direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Beekse Akkers 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek heeft een positief besluit genomen om tot een logische stedenbouwkundige en programmatische afronding van de uitbreidingslocatie De Beekse Akkers te komen.

Deze afronding heeft betrekking op de deelgebieden A) het gebied in de oksel van de Lieshoutseweg en de Oranjelaan, B) het eiland in de bergingsvijver, C) de woonbuurt Merensteinplein langs de nieuwe aansluiting op de Lieshoutseweg en tot slot D) de zuidwestelijke afronding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0001.jpg"

Afbeelding: ligging deelgebieden,

De uitbreidingslocatie De Beekse Akkers is vastgelegd in het Bestemmingsplan De Beekse Akkers, Gemeente Laarbeek, vastgesteld bij besluit van de raad d.d. 31 januari 2008, onherroepelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 1 september 2008, nr. 1381292. Door de economische moeilijke jaren is de snelheid van de woningbouw afgenomen en is de vraag naar woningen veranderd. Dit heeft tot gevolg dat ook voor De Beekse Akkers de ontwikkeling trager is gegaan dan aanvankelijk was beoogd en het bestemde programma niet meer aansluit op de huidige gewenste vraag uit de markt. Nu de markt voorzichtig aantrekt ligt spoedige ontwikkeling voor de hand en wil de gemeente Laarbeek het planologisch kader scheppen om De Beekse Akkers te kunnen voorzien van een goede stedenbouwkundige afronding.

Om de uitbreidingswijk De Beekse Akkers op een logische manier te kunnen afronden is een herziening van de deelgebieden A en B gelegen binnen de plangrenzen van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk. Voor de herziening van deelgebied B is vooruitlopend op onderhavig plan een aparte procedure opgestart , de 1e Herziening De Beekse Akkers. Dit omdat er een concreet bouwplan ligt van een ontwikkelaar.

De deelgebieden C en D liggen buiten de plangrenzen van het vigerende bestemmingsplan. Voor deze deelgebieden is in de Verordening ruimte 2014 de aanduiding ‘Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kern in landelijk gebied’ opgenomen. Binnen de aanduiding zoekgebied stedelijke ontwikkeling (artikel 8 Vr) is stedelijke ontwikkeling -onder voorwaarden- afweegbaar. Onderhavige bestemmingsplan voorziet in dit juridisch-planologisch kader.

1.2 Vigerende bestemmingsplannen

In het bestemmingsplan De Beekse Akkers zijn de uitgangspunten uit het Masterplan De Beekse Akkers van september 2005 (zie ook paragraaf 3.3.2) vastgelegd. Het masterplan beschrijft het planconcept van een dorpse uitbreiding met woningen in een groene setting. De wijk dient niet geisoleerd te zijn, maar integraal deel uit te maken van Beek en Donk. Het masterplan bestaat uit fase 1,2 en 3. Het vigerende bestemmingsplan De Beekse Akkers heeft slechts betrekking op fase 1A, 1B en 1C, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0002.png"

Afbeelding: woonbuurten en fasering, Masterplan De Beekse Akkers september 2005

Het bestemmingsplan heeft een globaal karakter voor het gehele plangebied, uitgezonderd deelplan 1A. Voor dit deelplan zijn gedetailleerde bestemmingen vastgelegd met een directe bouwtitel voor 84 woningen (zie afbeelding deelplan 1A). Voor het overige deel van fase 1 zijn 5 uitwerkingsverplichtingen opgenomen met in totaal 345 woningen:

  • W-U1 met maximaal 55 wooneenheden
  • W-U2 met maximaal 70 wooneenheden
  • W-U3 met maximaal 80 wooneenheden
  • W-U4 met maximaal 65 wooneenheden
  • W-U5 met maximaal 75 wooneenheden

Voor fase 1 is er dus een totale plancapaciteit opgenomen van 429 woningen. Voor fase 2 en 3 was de agrarische bestemming gehandhaafd met 2 wijzigingsbevoegdheden om het masterplan in een later stadium verder uit te kunnen werken. Voor deze wijzigingsbevoegdheden is goedkeuring onthouden door GS.

GS waren van mening dat bebouwing van de fasen 2 en 3, gezien het toegestane bouwtempo, de bestemmingsplanperiode van 10 jaar zou overschrijden. In het GS-besluit is overigens nadrukkelijk opgenomen dat de provincie geen stedenbouwkundige bezwaren heeft tegen de ontwikkeling van de fasen 2 en 3 voor woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0003.jpg"

Afbeelding: bestemmingsplan De Beekse Akkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0004.jpg"

Afbeelding: bestemmingsplan De Beekse Akkers kaartblad 2 (deelplan 1A)

Het bestemmingsplan De Beekse Akkers is als volgt uitgewerkt:

  • W-U1 is uitgewerkt door middel van het Uitwerkingsplan Merensteinplein, vastgesteld 7 januari 2014
  • W-U2 is uitgewerkt door middel van het Uitwerkingsplan De Beekse Akkers fase 1, vastgesteld 7 september 2010
  • W-U3 is uitgewerkt door middel van het Uitwerkingsplan Isidorusplein, vastgesteld 4 augustus 2015
  • W-U4 is uitgewerkt door middel van het Uitwerkingsplan 2 De Beekse Akkers, vastgesteld 15 december 2009
  • W-U2 en W-U4, delen van deze uitwerkingverplichtingen zijn uitgewerkt door middel van het Uitwerkingsplan 3 De Beekse Akkers. Dit uitwerkingsplan is nog niet vastgesteld.
  • W-U5 is nog niet uitgewerkt.

Voor de ontsluiting van de woonwijk op de Lieshoutseweg is een separaat bestemmingsplan opgesteld (zie onderstaande korte toelichting). Ten westen en zuiden van het bestemmmingsplan De Beekse Akkers ligt het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Laarbeek, onherroepelijk 28 juni 2012. De gronden ter plaatste van planlocatie C en D zijn bestemd als ‘Agrarisch', ‘Waarde - Archeologie 2’ en Gebiedsaanduiding reconstructiewetzone - extensiveringsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0005.jpg"

Afbeelding: overzicht vigerende bestemmingsplannen

Bestemmingsplan De Beekse Akkers – Ontsluiting Lieshoutseweg

Zoals eerder toegelicht is door de economische moeilijke jaren de snelheid van de woningbouw afgenomen. Dit heeft tot gevolg dat ook voor De Beekse Akkers de ontwikkeling trager is gegaan dan aanvankelijk was beoogd. Voor De Beekse Akkers wordt daarom voorlopig alleen fase 1 ontwikkeld. Het woongebied wordt intern ontsloten door De Lanen. Conform het Masterplan De Beekse Akkers zijn De Lanen door middel van twee aansluitingen gekoppeld op de regionale wegenstructuur, in het noorden de Lieshoutseweg en in het oosten de Oranjelaan.

Om het bestaande woongebied op een adequate wijze te ontsluiten en fase 1 van De Beekse Akkers stedenbouwkundig zorgvuldig af te ronden is de nieuwe ontsluitingsweg in ontwikkeling gebracht.

Het bestemmingsplan maakt de realisering van een nieuwe ontsluitingsweg op de Lieshoutseweg, de Vrijenborgsedreef, mogelijk. Mede ingegeven door de vertraagde bouwsnelheid, is besloten om deze tweede ontsluitingsweg voor De Beekse Akkers op een andere locatie te gaan realiseren, dichter bij fase 1. De verplaatsing van de ontsluiting heeft wel tot gevolg dat het oorspronkelijke verkavelingsplan van “Woonbuurt 4” (Merensteinplein) is aangepast. In de onderstaande afbeelding is door middel van een zwarte pijl de oorspronkelijke situering van de ontsluitingsweg aan de Lieshoutseweg aangegeven, de groene pijl geeft de nieuwe situering weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0006.jpg"

Afbeelding: situering nieuwe ontsluitingsweg Lieshoutseweg

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie en de opgave beschreven. Hier wordt uitgelegd hoe het plan zich heeft ontwikkeld van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd, dit wordt extra verduidelijkt aan de hand van de huidige status van het woningbouwprogramma en de restcapaciteit van woningen. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 worden de stedenbouwkundige en architectonische randvoorwaarden waarbinnen de ontwikkelingen kunnen plaatsvinden beschreven. In hoofdstuk 5 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Hoofdstuk 7 gaat ten slotte in op de economische respectievelijk de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en opgave

2.1 Van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd.

De woningmarkt heeft een diepe crisis gekend, waar we nu weer geleidelijk uitkrabbelen. Een crisis die de overgang van een oude naar een nieuwe realiteit markeert. Jarenlang was de woningmarkt een bijzondere markt, bijzonder vanwege het sterk aanbodgedreven karakter. De dominantie van het aanbod verliest echter snel aan kracht. Behalve laag consumentenvertrouwen met als gevolg de kopersstaking, hebben banken en overheid de spelregels veranderd. Dit leidt tot een verschuiving op de woningmarkt van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd met een verlangen van consumenten naar meer invloed op haar woning en woonomgeving. Dit verlangen krijgt geleidelijk invulling als gemeenten en ontwikkelaars hun expertise inzetten ten behoeve van de woonconsument. Niet langer moeten gesprekken gaan over ‘wat’ & ‘waar’ wordt gebouwd, maar moeten we ons afvragen ‘voor wie’ & ‘onder welke condities’ nieuwbouw mogelijk is. Door de woonwens als uitgangspunt te nemen van een ontwikkeling ontstaan wijken die duurzamer zijn, omdat ze beter toegesneden zijn op de leefstijlen van haar bewoners.

Het masterplan en bestemmingsplan van De Beekse Akkers is in 2005-2006, net voor de crisis, opgesteld. Zoals in de aanleiding al benoemd, is de gemeente geconfronteerd met een vertraging in de planvorming. Nu 10 jaar later blijkt het aanbodgestuurde plan voor een aantal deellocaties van De Beekse Akkers niet meer realiseerbaar op basis van de vigerende uitgangspunten. Daarnaast is het door de gekozen fasering, op basis van eigendomsgrenzen en doorloop naar fase 2 en 3, ruimtelijk gezien niet tot een kwalitatieve ruimtelijke afronding gekomen. Fase 1 is immers niet bedoeld als eindbeeld.

Heroverweging:

Het feit dat er sprake is van een vraaggestuurde markt betekent dat er op een nieuwe manier naar de ontwikkeling van de Beekse Akkers moet worden gekeken. Dit heeft een aantal consequenties voor de wijze waarop de consumenten worden benaderd en hoe de planvorming van De Beekse Akkers wordt afgerond.

  • In een vraaggestuurde markt moeten de kopers worden geënthousiasmeerd voor het plan en willen een grote stem hebben in hun directe leefomgeving en het type woning.
  • Om te kunnen voldoen aan de vraag van de kopers moet er een hechte samenwerking zijn tussen gemeente, ontwikkelaar en toekomstige koper.
  • Omdat de planvorming inmiddels 10 jaar oud is moet dit opnieuw tegen het licht worden gehouden en worden geactualiseerd. Dit betreft zowel de systematiek van het bestemmingsplan als het woningbouwprogramma.

De vraaggestuurde markt heeft voor een groot deel bepaald hoeveel van de capaciteit aan wooneenheden gebruikt is, maar ook het ruimtebeslag wat daar voor nodig was.

Zoals wordt beschreven in de paragraaf 'status van de woningbouwcapaciteit' blijkt er geen vraag naar appartementen maar naar grondgebonden woningen te zijn. Het ruimtebeslag van grondgebonden woningen is groter dan het ruimtebeslag van appartementen. Een gevolg van deze marktverandering is dat in De Beekse Akkers niet voldoende ruimte is maar dat er wel woningbouwcapaciteit is.

2.2 Status van de woningbouwcapaciteit

Als gevolg van de veranderende markt is er nu sprake van een vraaggestuurde markt. Binnen deze markt is de vraag naar appartementen afgenomen. Hierdoor zijn er minder woningen (appartementen) gerealiseerd maar is de beschikbare fysieke ruimte wel benut door de bouw van de grondgebonden woningen. Door deze ontwikkeling is sprake van een restcapaciteit van het woningbouwprogramma.

Uit paragraaf 3.1.3 en paragraaf 3.3.4 is op te maken dat er wel een aantoonbare behoefte is aan woningbouw in de komende 10 jaar. Daarom wordt in het voorliggende bestemmingsplan nieuwe ruimte voor woningbouw planologisch geregeld. Hierbij gebruikmakend van de bestaande planologische plancapaciteit. Dit bestemmingsplan voegt dus geen nieuwe woningaantallen toe aan het overeengekomen woningbouwprogramma voor de gemeente Laarbeek.

In de afgelopen 8 tot 10 jaar is een groot gedeelte van fase 1 o.a. door middel van uitwerkingsplannen gerealiseerd of vergund. Ook zijn meerdere locaties in handen van ontwikkelaars welke aan de slag zijn of gaan met de ontwikkeling van deze locaties.

In de volgende paragrafen wordt voor deelplan 1A en de 5 uitwerkingsgebieden een korte toelichting gegeven op de huidige stand van zaken met betrekking tot de realisering en vergunde situaties. Waarbij wordt aangegeven wat de restcapaciteit is per deelgebied. De restcapaciteit is het verschil tussen het aantal wooneenheden met een vergunde harde plancapaciteit conform het vigerend bestemmingsplan en de werkelijk gerealiseerde wooneenheden. Deze capaciteit is onder meer ontstaan door de veranderde vraag.

De restcapaciteit zal worden ingezet in het 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kern in landelijk gebied'. Het doel hiervan is de De Beekse Akkers een goede stedenbouwkundige en landschappelijke afronding te geven.

2.2.1 Deelgebieden

Deelplan 1A (met planlocatie B, eiland bergingsvijver)

In dit deelplan zijn nog vier bouwkavels beschikbaar, tussen De Ruijterweg en de Nassaustraat. Dit betreft een particuliere ontwikkeling. De andere bouwkavel is het eiland in de bergingsvijver (planlocatie B). Voor de locatie is een directe bouwtitel opgenomen met de bestemming Wonen gestapeld. De afgelopen 10 jaar zijn er verschillende ontwikkelaars geweest die de locatie hebben onderzocht, maar de ontwikkeling van 12 appartementen met een verdiepte garage blijkt financieel en markttechnisch niet haalbaar. Een ontwikkelaar wil graag op de locatie 6 grondgebonden woningen realiseren met parkeren op het maaiveld. Dit betekent een andere typologie en ruimtebeslag dan waar het vigerend bestemmingsplan in voorziet. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een herziening van de bestemming noodzakelijk. Omdat voor het wooneiland een concreet bouwplan ligt wordt deze ontwikkeling vooruit getrokken ten opzichte van de ontwikkelingsmogelijkheden in onderhavig bestemmingsplan. Voor de ontwikkeling van deze locatie wordt een separaat bestemmingsplan opgesteld.

Door het omzetten van 12 appartementen naar 6 grondgebonden woningen ontstaat op deze locatie een restcapaciteit van 6 woningen.

Wonen - Uit te werken bestemming -1 (planlocatie C, Merensteinplein))

Voor Wonen uit te werken bestemming -1 is het Uitwerkingsplan Merensteinplein opgesteld. Binnen dit plan is de volledige harde plancapaciteit van 55 woningen bestemd. Het deelgebied is volop in ontwikkeling. Hurks Bouw en Van Stiphout zijn beiden bezig met de realisatie en voorbereiding voor meerdere woningen. De vrijstaande en 2 onder 1 kap woningen worden door de gemeente als zelf (collectief) bouwkavels aangeboden.

Het uitwerkingsplan Merensteinplein grenst niet aan de nieuwe ontsluitingsweg Vrijborgsedreef. Om de woonbuurt stedenbouwkundig goed te kunnen afronden en een voorkant te geven aan de nieuwe ontsluitingsweg is de ontwikkeling van planlocatie C noodzakelijk.

Wonen - Uit te werken bestemming -2

Voor Wonen uit te werken bestemming -2 is het Uitwerkingsplan De Beekse Akkers fase 1 en Uitwerkingsplan 3 De Beekse Akkers opgesteld. Het binnengebied aan het plantsoen Ter Boort is reeds in 2011/2012 gerealiseerd. De woningen aan de Lanen (Blokskampsedreef en Rijbroeksedreef) waren destijds een projectmatige ontwikkeling van Ballast Nedam. Van deze projectmatige ontwikkeling zijn slechts een paar woningen gerealiseerd. Het plan is vanuit een aanbodgestuurde markt opgezet en markttechnisch niet afzetbaar gebleken. Het gebied ligt daardoor nog steeds braak. De Lanen ziijn een belangrijke identiteitsdrager van het plan en tevens één van de entrees van de woonwijk. Voor de beeldkwaliteit van de woonomgeving is het niet goed dat deze kavels al zo lang onbebouwd blijven. Ook de openbare ruimte kan niet woonrijp worden gemaakt. Dit gaat ten koste van de woonkwaliteit en uitstraling. Inmiddels wordt de ontwikkeling van het gebied weer opgepakt. Het college heeft ingestemd met een volledige overdracht van de bouwclaim van Ballast Nedam naar Van Wanrooij. Er is hiervoor een nieuwe samenwerkingsovereenkomst getekend, waarin o.a. wordt opgenomen dat het plangebied binnen 3 jaar gerealiseerd moet zijn.

Wonen - Uit te werken bestemming -3 (planlocatie D, zuidwestelijke afronding)

Voor Wonen uit te werken bestemming -3 is het Uitwerkingsplan Isidorusplein opgesteld. Deze locatie is herverkaveld. De appartementen hebben plaats gemaakt voor grondgebonden woningen met een groter plantsoen en ruimere opzet van de kavels met ruimte voor starterswoningen in plaats van senioren woningen.

Het plangebied is volop in ontwikkeling. De eerste rijwoningen rondom de Brink, het plantsoen en De Lanen Rijbroeksedreef en Middenakkerdreef zijn gebouwd. De vrijstaande en 2 onder 1 kap woningen worden door de gemeente als zelf bouwkavels aangeboden.

In dit deelgebied zijn/worden daardoor in plaats van 80 woningen 56 woningen gerealiseerd. Door het omzetten van typologiën ontstaat op deze locatie een restcapaciteit van 24 woningen.

Wonen - Uit te werken bestemming -4

Voor Wonen uit te werken bestemming - 4 is het Uitwerkingsplan 2 De Beekse Akkers en Uitwerkingsplan 3 De Beekse Akkers (langs Blokkampsedreef) opgesteld. Het binnengebied is reeds in 2010/2011 gerealiseerd. De woningen aan De Lanen (Blokskampsedreef ) zijn nog een projectmatige ontwikkeling .Van deze projectmatige ontwikkeling zijn nog geen woningen gerealiseerd. Het plan is vanuit een aanbodgestuurd markt opgezet en markttechnisch niet afzetbaar gebleken. Het gebied ligt daardoor nog steeds braak. Zoals reeds onder Wonen - Uit te werken bestemming -2 beschreven is het voor de beeldkwaliteit van de woonomgeving niet goed dat deze kavels al zo lang onbebouwd blijven. Ook de openbare ruimte kan niet woonrijp worden gemaakt. Dit gaat ten koste van de woonkwaliteit en uitstraling. Ook voor dit plan is de samenwerkingsovereenkomst van toepassing, waarin o.a. wordt opgenomen dat het plangebied binnen 3 jaar gerealiseerd moet zijn.

Wonen - Uit te werken bestemming -5 (planlocatie A)

Planlocatie A is een uitbreidingslocatie als onderdeel van de totale uitbreidingswijk De Beekse Akkers. Door de crisis is de ontwikkeling van planlocatie A achterop geraakt. De locatie is nog niet gerealiseerd of vergund en er is nog geen gebruik gemaakt van de uitwerkingsbevoegdheid. De afgelopen 10 jaar is de locatie in handen geweest van een ontwikkelaar, maar de ontwikkeling van de locatie met kleine kavels in een hoge dichtheid met appartementen blijkt financieel en markttechnisch niet haalbaar. De locatie is nu in eigendom van de gemeente. Op de locatie is een dorpse, kwalitatieve invulling wenselijk als visitekaartje voor de woonwijk De Beekse Akkers. Dit betekent een andere typologie en ruimtebeslag waar in het vigerend bestemmingsplan niet in is voorzien.

Op de locatie is een ruimtelijke invulling met circa 30 grondgebonden woningen wenselijker en beter passend. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met de mogelijke doorstromingsmaatregelen voor de N615. Er zal een strook moeten worden gereserveerd die ook naar verkeersdoeleinden kan worden omgezet. Hierbij moet ook rekening worden gehouden met de betreffende geluidszone. Voor de invulling van de planlocatie blijft dus een kleiner uitgeefbaar gebied over. In paragraaf 4.2 is een toelichting gegeven op het ruimtelijk raamwerk en de mogelijke stedenbouwkundige invulling.

In dit deelgebied zijn/worden daardoor in plaats van 75 woningen 30 woningen gerealiseerd. Door het omzetten van typologiën ontstaat op deze locatie een restcapaciteit van 45 woningen.

2.2.2 Harde plancapaciteit

In het vigerende bestemmingsplan is een harde plancapaciteit opgenomen van totaal 429 wooneenheden. De afgelopen 10 jaar zijn een groot aantal woningen al gerealiseerd, vergund of in ontwikkeling.

Door de veranderde markt zijn er meer grondgebonden woningen en minder appartementen gerealiseerd en wenselijk dan in het woningbouwprogramma was opgenomen. Door deze ontwikkeling is de fysieke ruimte wel benut maar met minder wooneenheden dan beoogd was in het programma.

Door de veranderde markt worden er op 3 locaties minder woningen gerealiseerd en/of zijn er wenselijk. Dit betekent dat er binnen de huidige plangrenzen van het vigerende bestemmingsplan nog een onbenutte harde plancapaciteit is van 111 wooneenheden:

  • W-U5 (planlocatie A) van 75 wooneenheden
  • Deelplan 1a (planlocatie B) van 12 wooneenheden
  • W-U3 van 24 wooneenheden.

Van deze harde plancpaciteit van 111 woningen zullen er circa 36 woningen (30 deelgebied A en 6 deelgebied B) nog worden gerealiseerd binnen de plangrenzen van het vigerend bestemmingsplan. Binnen de grenzen van het vigerende plan is het niet mogelijk om alle nog te realiseren woningen, afkomstig uit de harde plancapaciteit, in te passen. De 75 woningen zullen elders worden ingepast, de zogeheten restcapaciteit. Daarom zal ruimte moeten worden aangewend binnen het 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kern in landelijk gebied', (deelgebied C en D). Op locatie C is ruimte voor circa 28 woningen en op locatie D is ruimte voor circa 47 woningen.

2.3 Conclusie

In het vigerende bestemmingsplan is een harde plancapaciteit opgenomen van totaal 429 wooneenheden. De afgelopen 10 jaar is het grootste gedeelte van woningen gerealiseerd/vergund of in ontwikkeling.

Door de veranderde markt is de vraag appartementen afgenomen en de vraag naar grondgebonden woningen toegenomen. Door de verandering van het type woning veranderd het ruimtebeslag. De grondengebonden woningen nemen meer ruimte in beslag waardoor er minder eenheden gerealiseerd kunnen worden.

Dit betekent dat er een onbenut hard planaanbod overblijft van 75 wooneenheden. Deze woningen kunnen niet op een goede ruimtelijke manier binnen het plangebied van het vigerende bestemmingsplan worden ingepast. Daarom is het wenselijk de onbenutte harde planaanbod van 75 wooneenheden in te zetten als een goede ruimtelijke afronding van De Beekse Akkers binnen het zoekgebied verstedelijking. Deze woningen worden op de locatie C & D, ''zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kern in landelijk gebied', ingepast.

Deze restcapaciteit/stille capaciteit wordt ingezet, niet om een stedelijk ontwikkeling te realiseren waar geen vraag naar is, maar de capaciteit te gebruiken om vraaggestuurd te ontwikkelen met grondgebonden woningen met een dorps karakter en om een kwalitatieve landschappelijke afronding van de wijk mogelijk te maken. Immers vraaggestuurd ontwikkelen bepaald hoeveel van de capaciteit per planlocatie gebruikt gaat worden.

In het nieuwe bestemmingsplan De beekse Akkers 2017 worden in totaal 105 wooneenheden mogelijk gemaakt. Binnen het stedelijk gebied worden 30 wooneenheden in deelgebied A (W-U5) mogelijk gemaakt. In het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling worden 75 wooneenheden mogelijk gemaakt. 28 woningen worden verdeeld over planlocatie C en 47 woningen over planlocatie D.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0007.jpg"

Afbeelding: heroverweging programma over 4 deelgebieden

Ruimtelijke kwaliteit

Omdat het bestemmingsplan uitgaat van een maximale flexibiliteit, worden er geen gedetailleerde bestemmingen geformuleerd voor de woongebieden. Binnen de vooraf vastgelegde hoofdstructuur , het ruimtelijk/landschappelijk raamwerk, zijn er veel mogelijkheden voor specifieke invulling en zal veel inpasbaar blijken. Alleen het bestemmingsplan is daarbij de bindende leidraad. Dat geeft zekerheid over de hoofdopzet van het plan, met zijn kenmerkende structuur voor hoofdontsluiting, groen en water en verbinding naar het buitengebied. Omdat de plancapaciteit verdeeld kan worden over de drie verschillende locaties is het belangrijk naast het ruimtelijk raamwerk per deelgebied stedenbouwkundige randvoorwaarden te stellen die de ruimtelijke kwaliteit in het plan borgen. Het ruimtelijk raamwerk en stedenbouwkundige randvoorwaarden per deelgebied zijn toegelicht in hoofdstuk 4 Planbeschrijving.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk komen alle relevante nationale, provinciale en gemeentelijke beleidsdocumenten aan de orde, voor zover deze in het vigerende bestemmingplan niet aan de orde komen, c.q. er op basis van het voorgenomen plan een afwijking of frictie bestaat. Per beleidsdocument worden de relevante aspecten behandeld.

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn.


Nederland moet concurreren en daarnaast bereikbaar, leefbaar en veilig zijn, dat is het streven van het Rijk. Het Rijk voorziet dit met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. De ruimtelijke structuur van Nederland heeft zich ontwikkeld van steden in een landelijk gebied naar stedelijke regio's in interactie met landelijke en cultuurhistorische gebieden. Dit maakt Nederland sterk en onderscheidend in de wereld. Die samenhang van het internationale en regionale schaalniveau wil het Rijk behouden, laten groeien en versterken. Nederland heeft met zijn internationale orientatie en open economie een hoog welvaartsniveau opgebouwd. Een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen van weg, spoor, water en lucht, met daarbinnen de mainports als belangrijke knooppunten is de basis voor die internationale concurrentiepositie. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
3.1.1.1 Conclusie

Aan de ambities en richtlijnen die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zijn opgenomen wordt in de onderhavige planontwikkeling voldaan.

3.1.2 Barro

Op 30 december 2011 is het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) in werking getreden. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet het bestemmingsplan drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast. Het plangebied is niet gelegen binnen de invloedsfeer van het Barro.

3.1.2.1 Conclusie

Het plangebied is niet gelegen binnen een invloedssfeer van het Barro

3.1.3 Bro

Ladder duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de Ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). Deze schrijft voor dat gemeenten bij iedere nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting bij een bestemmingsplan moeten beschrijven (en onderbouwen) dat een voorgenomen ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. En vervolgens moet er aangetoond worden dat die behoefte niet kan worden voorzien door benutting van gronden in bestaand stedelijk gebied door herstructurering, transformatie of anderszins.

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare ronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locatie die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.”

Op grond van artikel 1.1.1 lid 1 onder h van het Bro wordt onder ‘bestaand stedelijk gebied’ verstaan:

“bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij horende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”

Ingevolge artikel 1.1.1. lid 1 onder i van het Bro wordt verstaan onder ‘stedelijke ontwikkeling’:

“ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.”

De Ladder geeft de kaders aan voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen, zoals bestemmings- en inpassingsplannen.

3.1.3.1 Onderbouwing Ladder

Aan de Stecgroep is advies gevraagd of motivering aan de hand van de Ladder voor dit plan noodzakelijk is. In het advies van de Stecgroep d.d 1 juli 2016 Bijlage 1 Ladderadvies Stec-Groep geven zij aan dat een Laddermotivering voor onderhavige planvorming verplicht is. Daarnaast hebben zij dit advies per trede van de Ladder de betreffende conclusies en adviezen uitgewerkt in Ladderkansen en –risico’s. Welke op basis van de bij de Stecgroep beschikbare informatie is bezien. Op basis van het advies van de Stecgroep is de Laddermotivering verder uitgewerkt.

Trede 1 actuele regionale behoefte

Kwantitatieve behoefte

Voor het bepalen van de kwantitatieve behoefte van de ontwikkellocaties, zijn de gegevens van de provinciale richtgetallen, de regionale woonafspraken Zuidoost Brabant en de verdeling van plancapaciteit over de verschillende kernen van Laarbeek geinventariseerd.

In de provinciale richtgetallen, zie onderstaande tabel, is te zien dat de toename van de bevolking van laarbeek in de periode 2014 – 2025 415 is. Dit betekent een groei index 2014 – 2024 (2014 = 100) 101,9.

Indicatie toename bevolking gemeente Laarbeek 2005 – 2030  
Feitelijke bevolking
 
Prognose bevolking  
2005
 
2010   2014   2020   2025   2030  
21.640
 
21.580   21.800   22.120   22.215   22.170  

Bron: De bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant - Actualisering 2014

In de Regionale Agenda Wonen Deel A van 30 november 2016 zijn de kwantitatieve regionale woningbouwafspraken 2015-2024 vastgelegd. Voor de periode 2016 - 2025 wordt daarin aangegeven dat voor Laarbeek de netto toe te voegen woningen aan de bestaande woningvoorraad in totaal 1.110 bedraagt.

In Hoofdstuk 2 Huidige situatie en opgave is uitvoerig ingegaan op de onderbouwing van het aantal harde en zachte plancapaciteit voor de ontwikkeling van de wijk De Beekse Akkers. In onderstaand schema is de plancapaciteit verder verdeeld naar de verschillende kernen en ontwikkellocaties. Voor Laarbeek betekent dit dat er voor 655 wooneenheden een hard planaanbod is. 152 Wooneenheden zijn toebedeeld aan potentiële ontwikkelingen waarvoor nog geen vastgesteld bestemmingsplan geldt. Voor 448 wooneenheden is binnen Laarbeek nog geen ontwikkellocaties toegewezen.

Kern   Plan   Aantal
harde capaciteit  
Aantal
zachte capaciteit  
Aarle-Rixtel   Het Klavier
Kannelustweg
Asdonkseweg
 
36
2
2  
 
Beek en Donk   De Beekse Akkers
De Beekse Akkers (afronding)
De Hoge Regt
Voorzieningencluster Donk
Voorzieningencluster Beek

 
155

160
40
80  

75



 
Lieshout   Franciscushof (+57 minus 32)
Nieuwenhof-2014
Vogelenzang
Moreeshof

 

40

24
 
25

40  
Mariahout
 
D'n Hoge Suute   92    
Totaal     631   140  

Tabel plancapaciteit per kern en ontwikkellocatie, opname 27 juli 2016

Aan de hand van de beschikbare cijfers taxeren we dat er een additionele kwantitatieve behoefte bestaat van circa 600 woningen in de gemeente Laarbeek – de marktregio (zie Bijlage 1 Ladderadvies Stec-Groep, trede 0 marktregio). Zie onderstaande tabel voor een overzicht. In het bestemmingsplan ‘De Beekse Akkers 2016’ worden 105 woningen mogelijk gemaakt, 30 woningen binnen het stedelijk gebied en 75 woningen binnen het zoekgebied voor verstedelijking. Dit past kwantitatief dan ook ruim binnen de regionale behoefte. De 30 woningen voor deelgebied A zijn onderdeel van het harde planaanbod van 155 woningen op basis van het vigerende bestemmingsplan De Beekse Akkers, Gemeente Laarbeek, vastgesteld bij besluit van de raad d.d. 31 januari 2008, onherroepelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 1 september 2008, nr. 1381292.

Ook de 75 wooneenheden (deelgebied C en D) zijn kwantitatief bestemd in het vigerende bestemmingsplan, echter worden de woningen niet gerealiseerd binnen het plangebied van het vigerende bestemmingsplan, maar is het een uitbreiding aan de zuidoostelijke rand van De Beekse Akkers in het zoekgebied voor verstedelijking. Daarom is de plancapaciteit vooralsnog in het overzicht opgenomen als zachte plancapaciteit. De ontwikkeling voorziet in een kwantitatieve regionale behoefte. Zie ook paragraaf 3.3.4 Woonvisie 2011-2016 gemeente Laarbeek 

Woningvoorraad 2015   9.225  
Woningvoorraad 2024   10.330  
Toegestane groei (verschil)   1.105  
Benodigde capaciteit/vraagprognose   1.255 (1105 +150)  
Hard planaanbod   655  
Additionele behoefte   600 (1255 – 655)  
Behoefte verdeeld zachte capaciteit   152  

Tabel toegestane groei woningvoorraad gemeente Laarbeek periode 2015 t/m 2024

Kwalitatieve behoefte

De Ladder vraagt naast de kwantitatieve behoefte ook aandacht voor de kwalitatieve behoefte.Het bestemmingsplan beoogt vraaggestuurd te ontwikkelen met grondgebonden woningen met een dorps karakter. Daarnaast beoogt het binnen dit kader een maximale flexibiliteit, en worden er geen gedetailleerde bestemmingen en bouwvlakken meer geformuleerd voor deze ontwikkeling. Door middel van ‘flexibele bestemmingen met stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het borgen van de gewenste kwaliteit’, kiest de gemeente ervoor om de precieze invulling van het woningbouwprogramma open te laten, zodat het bestemmingsplan optimaal kan inspelen op diverse kwalitatieve woonvoorkeuren. De ontwikkellocaties in De Beekse Akkers zijn divers en laten ruimte voor verschillende doelgroepen, zoals starters en gezinnen. Deze vraaggestuurde ontwikkeling sluit daarom goed aan op de beleidsdoelstellingen uit de woonvisie; 1) voorzien in de behoefte van de lokale bevolking en 2) het verhogen van de kwaliteit (zie ook paragraaf 3.3.4 Woonvisie 2011-2016 gemeente Laarbeek).

Tevens past het vraaggestuurd ontwikkelen goed bij het gedachtegoed van de nieuwe Omgevingswet. De insteek van de Omgevingswet is bescherming van de fysieke leefomgeving met onder andere minder en eenvoudiger regels, minder programma en meer uitnodiging. De overheid zou minder moeten toetsen en meer goede initiatieven moeten faciliteren. Dit vraagt om flexibel bestemmen en meer doelbeschrijvingen dan kaders. Op 23 juni 2016 is bekend geworden dat de minister van Infrastructuur en Milieu de Ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening aan wil passen. Sinds 2012 is de Ladder van toepassing voor vrijwel alle stedelijke ontwikkelingen. Sindsdien is volgens de minister een aantal knelpunten ervaren met de toepassing van de Ladder, namelijk: onduidelijkheid over de in de Ladder gehanteerde begrippen, de toepassing van de Ladder bij globale en flexibele bestemmingsplannen, de onderzoekslasten en de regionale afstemming. Het onderhavige bestemmingsplan anticipeert op deze trend.

Voor zover de ontwikkeling van ‘De Beekse Akkers’ uiteindelijk niet in alle doelgroepen zal voorzien, biedt de kwantitatieve planruimte (vraagprognose minus hard planaanbod) naar onze inschatting nog voldoende ruimte om ook in de andere kwalitatieve woonvoorkeuren (op andere locaties) te voorzien.

Trede 2 locaties binnen stedelijk gebied

Volgens de Verordening ruimte 2014 maakt planlocatie A deel uit van bestaand stedelijk gebied (BSG). Deze locatie krijgt een passende en kwalitatieve invulling die aansluit op de vraag uit de markt. Dit deel van 30 woningen op de ‘oude’ uit te werken locatie ligt in BSG. Deze locatie ligt binnen een bestaand samenstel van bebouwing. Daarnaast is de locatie reeds voorzien voor een stedelijke functie in een uitwerkingsplicht, namelijk woningbouw.

Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied (BSG) vraagt de Ladder te motiveren waarom de ontwikkeling niet binnen BSG kan landen. Op basis van de definitie uit het Bro en recente jurisprudentie ligt het deel van 75 woningen dat wordt gerealiseerd op gronden met een vigerende agrarische bestemming buiten BSG. Ten behoeve van een zorgvuldige ruimtelijke ordening is er beoordeeld of er alternatieve mogelijkheden zijn voor het plan.

Geschikte inbreidingsmogelijkheden zijn er in Mariahout, Lieshout en Beek en Donk niet meer. In Lieshout en Beek en Donk zijn de laatste decennia alle hoeken en gaten al benut, behoudens de zogenaamde Groene long tussen BEEK en DONK, maar dat is cultureel, politiek en maatschappelijk een no go-area. Dat laatste geldt ook voor het open hart van de kleine kern Mariahout (Donut-structuur). Beek en Donk is een dorp waarbij het goene wonen in een landelijke omgeving centraal staat. Bovendien een dorp met een relatief hoog voorzieningenniveau. Deze aantrekkelijkheid wordt bedreigd door het verdwijnen van steeds meer groen. Daarom vindt in de groene long van Beek en Donk geen woningbouw plaats.

Enkel in Aarle-Rixtel zijn nog in theorie vijf inbreidingsmogelijkheden beschikbaar die zijn aangeduid op onderstaande afbeelding.

  • 1. Locatie Mariëngaarde
  • 2. Locatie Kanaaldijk
  • 3. Bedrijventerrein Torenakker
  • 4. Locatie Artex
  • 5. Aarle-Rixtel zuid (Buizerdstraat)
  • 6. Aarle-Rixtel zuidoost (Broekeling straat/ De Trompetter)
  • 7. Locatie Jan van Rixtelstraat
  • 8. Locatie Kannelustweg
  • 9. Aarle-Rixtel noordwest (Hoge Akkers)

Locaties 5, 6 en 9 zijn in strijd met de Provinciale Verordening, want het betreffen geen stedelijke zoekgebieden. De locaties 2, 8, 10 worden onderzocht op geschiktheid.

De locatie 4 is niet realistisch in verband met de noodzakelijke verplaatsing van een groot bedrijf (ARTEX; 200 medewerkers). Locatie 1 is twijfelachtig omdat dit park in eigendom is van zorginstelling De Zorgboog.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0008.jpg"

Overzicht ontwikkellocaties

Er is dus slechts een beperkt aantal alternatieve locaties beschikbaar die een mogelijk alternatief vormen voor de beoogde ontwikkeling. Omdat het kwantitatieve aanbod binnen de gemeente Laarbeek ruim voldoende is, resteert na vaststelling van het plan voor ‘De Beekse Akkers’ voldoende Ladderruimte om inbreidingslocaties eventueel ‘te vullen’ met woningbouw.

Uit de plantoelichting van onderhavig bestemmingsplan wordt duidelijk dat de ontwikkeling ‘De Beekse Akkers’ een afronding moet worden van de bestaande, ‘geamputeerde’ woonwijk. De ontwikkeling van de afzonderlijke deelgebieden, in het bijzonder de afronding in zoekgebied stedelijke ontwikkeling, is niet geschikt als solitaire ontwikkeling elders, maar hangt samen met de bestaande woonwijk De Beekse Akkers. Daarnaast zijn de overige inbreidingslocaties qua omvang niet geschikt om het (samenhangende) programma van (grondgebonden) woningen te faciliteren.

Beek en Donk is een dorp waarbij het goene wonen in een landelijke omgeving centraal staat. In de ontwikkellocaties C en D kan aan deze kwalitatieve behoefte worden voldaan, zie paragraaf 4.4 Deelgebied D zuidelijke landschappelijke afronding voor de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Voor de deelgebieden C en D wordt gebruik gemaakt van het 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling'. Met de voorgenomen dorpse invulling van het gebied wordt het programma en de gewenste stedenbouwkundige afronding van de uitbreidingswijk optimaal ingezet, waarbij er slechts voor een beperkt deel een extra beslag gelegd wordt op gronden in het landelijk gebied. Door het optimaal inrichten van het plangebied wordt voldaan aan de gewenste karakteristiek van de wijk en het uitgangspunt om eerst bestaande stedelijke locaties te benutten voor stedelijke ontwikkeling.

Trede 2 goed ontsloten

Het plangebied De Beekse Akkers heeft een goede ontsluiting aan de Noord- en Oostzijde. Met betrekking tot het openbaar vervoer ligt aan de Noordzijde (Lieshoutseweg N615) van het plangebied een bushalte/verbinding die het vervoer tussen Eindhoven en Uden regelt (oost-west verbinding). Aan de oostzijde (Oranjelaan N612) ligt een bushalte/verbinding die het vervoer regelt tussen Helmond en Veghel (noord-zuid verbinding). Verder is het plangebied goed per fiets bereikbaar en bestaan er diverse fietspaden naar de nabijgelegen winkel-en onderwijsvoorzieningen. Daarmee kan gesteld worden dat er sprake is van een multimodale ontsluiting van het betreffende plangebied.

3.1.3.2 Conclusie

Het plan is getoets aan de ladder voor duurzame verstedelijking en voldoet hieraan. De ladder voor duurzame verstedelijking levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014

De Wet ruimtelijke ordening vraagt overheden om hun belangen helder in een structuurvisie te definiëren en aan te geven hoe zij deze willen realiseren. De structuurvisie geeft aan welke ambities de provincie heeft en hoe zij deze wil realiseren voor de periode tot 2025, met een doorkijk naar 2040.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant.


Bij de ruimtelijke keuzes zijn de kernkwaliteiten van de provincie sturend. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. In het gebied rond Beek en Donk wil de provincie ruimte geven aan een optimale en duurzame ontwikkeling van de boomteelt. Verder wordt aandacht gegeven aan een robuust water- en natuursysteem en duurzame energie. In de structuurvisie wordt uitgegaan van concentratie van verstedelijking. Bovenregionale bedrijventerreinen woningbouwopgaven worden opgelost in het stedelijk concentratiegebied. In het overig stedelijk gebied is verdere verstedelijking alleen mogelijk om te voorzien in eigen behoefte.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0009.jpg"

Afbeelding; structuurvisie ruimtelijke ordening 2014


Het plangebied is gelegen binnen het gemengd landelijk gebied met de aanduiding zoekgebied verstedelijking. De provincie beschouwt het hele landelijk gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is: het gemengd landelijk gebied. De mate van menging varieert daarbij van de gebieden waarbinnen meerdere functies in evenwicht naast elkaar bestaan tot gebieden waar de land- en tuinbouw de dominante functie is.

De kern Beek en Donk en de uitbreidingswijk De Beekse Akkers valt onder “kernen in landelijke gebieden”. Direct ten zuidwesten van de kern Beek en Donk ligt het aanduidingsgebied 'zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kern in landelijk gebied'.De provincie vindt het belangrijk dat gemeenten aandacht geven aan de wijze waarop stedelijke ontwikkelingen het eigen karakter van de kernen en de relatie met het landschap kunnen versterken. De stedelijke ontwikkelingen passen qua maat en schaal bij de kern. De ontwerpopgave hangt daarnaast samen met de historisch gegroeide identiteit van de kern en omliggend landschap en met de fase van verstedelijking van de kern (suburbaan, dorps of plattelandskern).

De kernen in het landelijk gebied bouwen voor de eigen woningbehoefte volgens het principe van “migratiesaldo-nul”. Er is daarnaast ruimte beschikbaar voor specifieke verbeterprojecten van enige omvang. Het gaat om kwalitatieve verbeteringen in bestaand stedelijk gebied zoals het saneren van milieuhinderlijke bedrijvigheid in de kern en het behouden van vrijkomende cultuurhistorisch waardevolle complexen.

De zuidwestelijke afronding van de uitbreidingswijk De Beekse Akkers is gelegen in het zoekgebied voor verstedelijking. In paragraaf 3.2.2.2 wordt dit onderdeel verder uitgelicht.

Gebiedspaspoorten

Het landschap van Brabant verschilt van streek tot streek. In de Uitwerking Gebiedspaspoorten beschrijft de provincie 12 Brabantse landschapstypen. Voor elk geeft zij de kenmerkende landschapskwaliteiten en haar ambitie om deze kwaliteiten te versterken bij nieuwe ontwikkelingen. Hiermee wil de provincie gemeenten en initiatiefnemers stimuleren om de kwaliteit van het Brabantse landschap te versterken. De Uitwerking gebiedspaspoorten is niet verplichtend maar biedt een handreiking.

Bij de ruimtelijke keuzes zijn de kernkwaliteiten van de provincie sturend. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De provincie wil de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken.

Voor het zandlandschap betekent dit het versterken van het mozaïeklandschap door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. In het gebied rond Beek en Donk wil de provincie ruimte geven aan een optimale en duurzame ontwikkeling van de boomteelt. Verder wordt aandacht gegeven aan een robuust water- en natuursysteem en duurzame energie.

Kenmerken Peelrand

In de structuurvisie zijn de deelgebieden gelegen in het gebiedspaspoort Peelrand met als hoofd kernkwaliteiten, Oud ontginningslandschap op flanken Peelhorst.

De natuurlijke basis

Het deelgebied De Peelrand maakt onderdeel uit van het dekzandplateau en vormt de flanken van de Peelhorst. De Maas heeft hier in het verleden grove zanden afgezet. Door het westelijk gedeelte van de Peelrand loopt van noordwest naar zuidoost de Peelrandbreuk. Langs de Peelrandbreuk vindt nog steeds beweging plaats. Dit zorgt soms voor aardbevingen (1992, 1999). De verschuiving van de slenk ten opzichte van de horst gaat nog steeds door (2 a 4 mm per jaar). Aan het aardoppervlak leidt dit tot een hoogteverschil van enkele meters, zodat de breuklijn plaatselijk in het landschap te volgen is. Door vergravingen en dekzandafzettingen is het hoogteverschil veelal gemaskeerd. Langs deze breuklijn komt kwel aan de oppervlakte (wijst). Het bijzondere van wijst is dat de hoger gelegen kant van de breuk (de horst) nat is en het lager gelegen deel (de slenk) droog. Deze natte delen vormen het brongebied van de bovenlopen van de Aa. Daarnaast liggen er diverse stroomgeulen als gevolg van het water dat afstroomde van de Peelhorst naar de centrale slenk. De oostzijde van de Peelhorst wordt eveneens door een breuk begrensd. Het noordelijke gedeelte van de Peelhorst is een vlak gebied met plaatselijk dekzandruggen en bevat een gradiëntrijke overgang naar het Maaskantgebied waar kwel aan de oppervlakte komt.

Het ontginningslandschap

De Peelrand is een overwegend oud en gevarieerd zandlandschap met een kralensnoer van agrarische nederzettingen, akkercomplexen, weilanden en bossen. Tussen de dorpen liggen vaak oude bebouwingslinten, van waaruit het gebied is ontgonnen. In het gebied komen peelrandontginningen voor die grenzen aan de Peelkern, en oude zandontginningen, die met name grenzen aan Meierij en Kempen. Deze ontginningen zijn ook te vinden in de omgeving van Helmond, Deurne, Someren. Het oude zandlandschap rond Stiphout met bolle akkers, beemden, hakhoutbosjes en –wallen is cultuurhistorisch karakteristiek. Ook de verspreid in het gebied liggende oude kloostercomplexen en buurtschappen zijn cultuurhistorische dragers van de Peelrand. Alleen in het zuiden en noorden van de Peelrand liggen enkele jonge heideontginningen en grotere bos- en stuifzandcomplexen. Het westelijke gedeelte van de Peelrand bestaat uit het open beeklandschap van de Aa. Vergraven beken en gegraven waterlopen doorsnijden de Peelrand. In het oostelijke deel van de Peelrand liggen tussen de dorpen kleine jonge boscomplexen.

Het moderne landschap

Het westelijke gedeelte van de Peelrand, is ten opzichte van de oostrand, sterker verstedelijkt. Hier liggen grotere plaatsen als Helmond, Deurne, Uden en Oss en dorpen als Someren, Gemert en Heesch. De hieraan gekoppelde infrastructuur bestaat uit de A67 en A50, regionale wegen en de Zuid-Willemsvaart. Het oostelijk gedeelte van de Peelrand wordt gekenmerkt door een kralensnoer van kleine dorpen als Schaijk, Mill, Sint Anthonis en Overloon. De infrastructuur wordt hier bepaald door enkele regionale wegen.

Het grootste gedeelte van de Peelrand is primair en grootschalig agrarisch gebied, met de landbouw (intensieve veehouderij en glastuinbouw) als ruimtelijk dominante functie. Aan de randen van het gebied liggen "mixlandschappen" met landbouw, natuur en wonen -gemengd landelijk gebied- (omgeving Oss, Heesch, Schaijk, Nistelrode, Beek en Donk en Helmond). De landbouw is divers, van verbrede tot intensieve vormen van landbouw. Agrarische lintbebouwingen tussen de dorpen hebben een multifunctioneel karakter gekregen.

Ambitie Peelrand

De kleinschalige ontginning van de Peelrand als contramal van De Peelkern

  • 1. Versterken kleinschalig en afwisselend karakter van het landschap van de Peelrand. Dit kan door:
    • a. ontwikkeling van het provinciale landschap De Maashorst gericht op versterking van natuur- en landschapswaarden in samenhang met de ontwikkeling van nieuwe economische dragers, een betere recreatieve toegankelijkheid en verbinding met omliggende natuurgebieden als het Herperduin en de Stippelberg;
    • b. ruimte te geven aan verbreding van de landbouw, recreatie, landgoedontwikkeling en andere vormen van wonen binnen de oude zandontginningen en met name in agrarische bebouwingslinten in combinatie met investeringen in het kleinschalige karakter van het landschap;
    • c. ruimte te geven aan ontwikkeling van intensieve vormen van landbouw (boomteelt, intensieve veehouderij) en het verbeteren van de agrarische structuur in combinatie met investeringen in het kleinschalige karakter van het landschap;
    • d. het versterken van de recreatieve verbindingen tussen de bosgebieden en de omliggende kernen: Oss-Heesch en Uden met provinciaal landschap de Maashorst; Helmond-Deurne met bosgebieden Brouwhuise Heide, Zandbos, Bakelse Heide en Beemden;
    • e. het patroon van oostwest lopende stroomgeulen en waterlopen tegenover noord-zuid lopende wegen en linten als basis te nemen bij ontwikkelingen, met zorg voor groene overgangen tussen stad en land, in kernrandzones en agrarische bebouwingslinten;
    • f. in het oostelijk deel van de Peelrand het kleinschalige karakter van de kernen en linten als uitgangspunt te nemen bij nieuwe ontwikkelingen.
    • g. herstel van de natuurlijke processen in bovenloop en brongebied van het beeksysteem van de Aa.
  • 2. De cultuurhistorische waarden van de Peelrand in hun samenhang verder ontwikkelen, beschermen en toeristisch-recreatief ontsluiten. Dit geldt in het bijzonder voor de Peel-Raamstelling en voor het cultuurhistorisch landschap "Oud zandlandschap bij Stiphout" (ook deels in gebiedspaspoort Kempen);
  • 3. 3. Het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief (o.a. door afstemming van het gemeentelijk archeologiebeleid) van de archeologische landschappen: "Peelhorst Oost" en "Dekzandeiland Asten-Deurne".
  • 4. 4. Aandacht voor behoud en herstel van het voor Brabant unieke verschijnsel wijst en de zichtbaarheid daarvan in het landschap. Dit kan door bij ontwikkelingen en bij inrichting- en beheersmaatregelen in de Peelrand, de Peel en de Maashorst rekening te houden met het verschijnsel wijst.
  • 5. Het versterken van de ecologische waarden van het landschap door te sturen op te behouden of te ontwikkelen kenmerken van het landschap, waarbij kenmerkende plant- en diersoorten van halfopen landschap met bomenlanen (zoals de geelgors, de akkerleeuwenbek en de knoflookpad), het kleinschalig besloten landschap (zoals de nachtegaal en de das) en sloten en vaarten (kroeskarper) goede indicatoren zijn. De natuurkern van de Maashorst ontwikkelen met ecologische verbindingen naar de omgeving en specifiek het verbinden van de natuur in de Maashorst met die van de Stippelberg via de oostrand van de Peelrand.
3.2.1.1 Conclusie

De beoogde ontwikkeling in het plangebied omvat het realiseren van maximaal 111 grondgebonden woningen. De ontwikkeling van De Beekse Akkers past goed binnen de ambities van de provincie om de identiteit van de landschappelijke kernen te behouden. Voor de uitwerking van de deelgebieden zijn de uitgangspunten van het masterplan De Beekse Akkers leidend (zie ook paragraaf 3.3.2 Masterplan De Beekse Akkers). De beoogde ontwikkeling sluit aan bij het bestaand stedelijk gebied waardoor openheid van het landschap blijft behouden. De inrichting van het groen is geïnspireerd op het landelijke/ agrarische karakter van het gebied en de omgeving met een verwijzing naar de oude akkers met de houtsingels en bijzondere Hoeves langs De Lanen en een parkensnoer. Basis voor de inrichting is een agrarisch authentieke beplanting. De zuidwestelijke rand zal een meer open karakter krijgen in combinatie met natuurlijke inrichting en met zicht op het buitengebied. De ontwikkeling past daarmee binnen de beleidsdoelen als verwoord in de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014.

3.2.2 Verordening ruimte 2014

Op 17 december 2010 hebben Provinciale Staten de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 vastgesteld. Omdat er jaarlijks wijzigingen zijn op het gebied van ruimtelijke ordening actualiseert de provincie de verordening ieder jaar. Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben in hun vergaderingen van 7 februari 2014 en 14 maart 2014 de Verordening ruimte 2014 vastgesteld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten in hun vergadering van 18 maart 2014 besloten de Verordening ruimte 2014 op onderdelen te wijzigen.

In 2017 is de geconsolideerde versie van de Verordening vastgesteld.

De Verordening bevat regels over verschillende onderwerpen zoals stedelijke ontwikkeling, intensieve veehouderij, ecologische hoofdstructuur en glastuinbouw. De onderwerpen die zijn opgenomen in de Verordening werken door in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Het onderwerp stedelijke ontwikkeling is van toepassing op onderhavige visie, omdat hiermee een woningbouwontwikkeling wordt beoogd.

Uit de uitsnede van de kaart behorende bij de Verordening ruimte 2014 blijkt dat het plangebied is aangemerkt

als:

  • structuur . gemengd landelijk gebied (paarse blokarcering)
  • aanduiding .- beperkingen veehouderij (bruine arcering)
  • aanduiding - zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kern in landelijk gebied (licht geel)

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0010.jpg"

Afbeelding; Verordening ruimte 2014 (uitsnede planlocatie)

3.2.2.1 Gemengd landelijk gebied en beperking veehouderij

Gemengd landelijk gebied

Het gehele plangebied is aangeduid als gemengd landelijk gebied en beperking veehouderij.

In het landelijk gebied stimuleert de provincie het mengen van functies voor een sterke plattelandseconomie. Hierbij is vooral de ontwikkeling van landbouw van belang, naast andere vormen van bedrijvigheid, natuur, landschap, recreatie en wonen.

Een bestemmingsplan dat is gelegen in gemengd landelijk gebied bepaalt dat nieuwbouw van een burgerwoning is uitgesloten. Indien sprake is van een bebouwingsconcentratie kan een Ruimte-voor-Ruimte woning worden gebouwd of een landgoed worden opgericht indien voldaan kan worden aan de voorwaarden in de Verordening.

Voor het plangebied geldt de aanduiding zoekgebied stedelijke ontwikkeling. Indien toepassing wordt gegeven aan de mogelijkheden voor stedelijke ontwikkeling geldt bovengenoemde bepaling niet.


Beperkingen veehouderij

Ter plaatse van de aanduiding Beperkingen veehouderij geldt dat geen uitbreiding, vestiging, omschakeling naar veehouderij of toename van de bestaande bebouwing is toegestaan. Voor de bestaande grondgebonden veehouderij geldt dat een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte is toegestaan indien maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij.

3.2.2.2 Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kern in landelijk gebied

Stedelijke ontwikkeling is als hoofdregel alleen mogelijk binnen vastgesteld bestaand stedelijk gebied. Binnen de aanduidingen zoekgebied stedelijke ontwikkeling (artikel 8) is stedelijke ontwikkeling -onder voorwaarden- afweegbaar. Voor de deelgebieden C en D is in de Verordening ruimte 2014 de aanduiding ‘Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kern in landelijk gebied’ opgenomen. Daarmee is het beleidsmatige kader voor de ontwikkeling van de zuidelijke afronding van de uitbreidingswijk De Beekse Akkers geborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0011.jpg"

Afbeelding; Verordening ruimte 2014 (uitsneDeelgenied thema stedelijke ontwikkeling)

De provincie ziet de stedelijke concentratiegebieden en de daarbij behorende zoekgebieden als ruimtelijk samenhangende verstedelijkte gebieden. Binnen deze gebieden liggen mogelijkheden voor verdere verstedelijking. Bij de begrenzing van de concentratiegebieden is aangesloten op bestaande, veelal historisch gegroeide, grote stedelijke concentraties alsmede de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Daarnaast is de ligging aan belangrijke wegen, spoorwegen en vaarwater van belang omdat de stedelijke concentraties ook in de toekomst goed bereikbaar moeten zijn.

Het bundelingsbeleid heeft directe gevolgen voor de groeimogelijkheden in de kernen in het landelijke gebied. In en rondom deze kernen staat het voorkomen van verdere aantasting van het buitengebied centraal. Voor deze kernen geldt in het algemeen dat er nieuwe woningen alleen mogelijk zijn als dat nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei. Dat wil zeggen dat nieuwkomers in de kernen en vertrekkende huidige inwoners niet meetellen (migratiesaldo-nul).

3.2.2.3 Verantwoording

Aanduiding: zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, kern in landelijk gebied

In afwijking van het bepaalde dat uitsluitend stedelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden in het bestaand stedelijk gebied (artikel 4.2 VR 2014) kan een plan, ter plaatse van de aanduiding 'Zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling', voorzien in een stedelijke ontwikkeling (artikel 8.1 lid 1 VR 2014).

Een stedelijke ontwikkeling strekt ertoe dat (artikel 8.1 lid 2 VR 2014):

  • a. de stedelijke ontwikkeling aansluit bij bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing; De beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen de C en D sluit aan op het bestaand stedelijk gebied. Een visie op de ontwikkeling van de verschillende deelgebieden is opgenomen in Hoofdstuk 4 Planbeschrijving waarin de aansluiting met de in ontwikkeling zijnde uitbreidingswijk De Beekse Akkers (het bestaand stedelijk gebied) is weergegeven.
  • b. bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen, door deze in de planontwikkeling te betrekken; Bij de inrichting zal rekening worden gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving. De belangrijke ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zijn landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied en de historische ontwikkeling. De omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, in het bijzonder wat betreft de omvang van de beoogde bebouwing, past in de omgeving. De visie is gericht op wonen in een lage dichtheid met een gedifferentieerde kavelgrootte en bouwmassa’s aansluitend op de bestaande bebouwing van Beek en Donk. Door middel van een groene inpassing zal een stedenbouwkundige overgangszone worden gevormd naar het landelijk gebied, waardoor openheid van het landschap blijft behouden. De inrichting van het groen is geïnspireerd op het landelijke/ agrarische karakter van het gebied en de omgeving met een verwijzing naar de oude akkers met de houtsingels. Basis voor de inrichting is een agrarisch authentieke beplanting. De zuidwestelijke rand zal een meer open karakter krijgen met zicht op het buitengebied. Daarmee zal de ruimtelijke kwaliteit van het gebied tevens worden versterkt. Een visie/randvoorwaarden op de ontwikkeling van de verschillende deelgebieden is opgenomen in Hoofdstuk 4 Planbeschrijving 
  • c. voor zover een bestemmingsplan voorziet in een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, is artikel 2, vierde lid (zwaarste regime geldt) niet van toepassing en heeft het tweede lid, onder b voorrang op de beschermingsregels die elders in deze verordening zijn opgenomen, behoudens in geval dat artikel 5 (EHS) van toepassing is; Op het plangebied is artikel 5 niet van toepassing.

In artikel 8.1 lid 3 VR 2014 is aangegeven dat een plan als bedoeld in het eerste lid de bepalingen uit artikel 4.3 tot en met artikel 4.11 van overeenkomstige toepassing zijn. In artikel 4.3 zijn regels opgenomen voor nieuwbouw van woningen.

Artikel 4.3

  • 1. De toelichting bij een bestemmingsplan gelegen in bestaand stedelijk gebied dat voorziet in nieuwbouw van woningen bevat een verantwoording over de wijze waarop:
    • a. de afspraken die daarover zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg bedoeld in artikel 37.4, onder b, worden nagekomen;
    • b. de beoogde nieuwbouw zich verhoudt tot de afspraken bedoeld onder a, en tot de beschikbare harde plancapaciteit voor woningbouw.
  • 2. Onder harde plancapaciteit voor woningbouw als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan de capaciteit voor nieuw te bouwen woningen waarover een gemeente beschikt, die:
    • a. wordt uitgedrukt in aantallen woningen;
    • b. is opgenomen in een vastgesteld bestemmingsplan waarvan de bestemming nog niet is verwezenlijkt.

Het onderzoek naar de behoefte van woningen wordt door de provincie Noord-Brabant strak geregisseerd. Dit is verankerd in artikel 37 van de provinciale Verordening ruimte (Vr). In Artikel 37.1, lid 1, Vr is bepaald dat er regionale ruimtelijke overleggen (RRO) zijn voor de volgende gebieden: West-Brabant, Midden-Brabant, Noordoost-Brabant en Zuidoost-Brabant.

De gemeente Laarbeek is ingedeeld bij de regio Zuidoost-Brabant. Volgens artikel 37.4, aanhef en lid b, onder 1, Vr, plegen de deelnemers aan het RRO regionale afstemming en maken afspraken over de programmering en planologische voorbereiding van de bouw van woningen; informeren elkaar over de voortgang van hiervoor bedoelde voornemens en afspraken (lid c); en hebben een monitoringssysteem waarin de voortgang van de woningbouw wordt bijgehouden (lid d).

Artikel 37.6 Vr bepaalt dat Gedeputeerde Staten ten minste eens per bestuursperiode een bevolkings- en woningbehoefteprognose opstellen en deze voorleggen aan het RRO (lid 1). Deze prognose wordt opgesteld per RRO-gebied, uitgesplitst naar het stedelijk concentratiegebied en kernen in landelijk gebied en met de mogelijkheid deze onder te verdelen per gemeente (lid 2, onder a), en is richtinggevend voor het maken van afspraken in het RRO (lid 2, onder c). Voornoemde afspraken worden ieder jaar uiterlijk 31 december gemaakt (lid 3, onder a); hebben betrekking op de aantallen te bouwen woningen per gemeente (lid 3, onder b); kunnen betrekking hebben op de aard van de te bouwen woningen waaronder begrepen woningen ten behoeve van bijzondere doelgroepen, alsmede de woningbouwcategorieën als geregeld in artikel 3.1.2, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (lid 3, onder c); kunnen betrekking hebben op één of meer woningbouwlocaties waaraan vanuit regionaal verband de voorkeur wordt gegeven (lid 3, onder d); worden gemaakt in samenhang met het bepaalde van zorgvuldige ruimtegebruik als bepaald in artikel 3.1, tweede lid (lid 3, onder e); houden rekening met het uitgangspunt dat ten behoeve van kernen in landelijk gebied zoveel woningen mogen worden gebouwd als nodig is voor de natuurlijke bevolkingsgroei (lid 3, onder f). De Vr voorziet er aldus in dat de in een RRO gemaakte afspraken voor wat betreft nieuwbouw van woningen hun doorwerking krijgen in concrete bestemmingsplannen. Verder moeten ze onderdeel zijn van de bijbehorende plantoelichting.

Regionaal Ruimtelijk Overleg (RRO) Zuidoost-Brabant.

Gemeente Laarbeek maakt deel uit van het RRO-gebied Zuidoost-Brabant. (21 gemeenten) en de Metropool Regio Eindhoven (MRE). Via de RRO's geven de Brabantse gemeenten jaarlijks inzicht in hun woningbouwplannen. Hiertoe actualiseren de gemeenten jaarlijks hun 'overzicht woningbouwcapaciteiten per gemeente', kortweg de matrix genoemd. De actuele regionale woningbouwafspraken zijn vastgesteld in het RRO van december 2015 voor de periode 2015 t/m 2024 en vastgelegd in de Regionale Agenda Wonen 2016.

Woonvisie

In de gemeentelijke woonvisie worden de aantallen te bouwen woningen, de kwalitatieve aspecten en de aard van de te bouwen woningen, waaronder de bouw ten behoeve van bijzondere doelgroepen, nader onderbouwd, zie paragraaf 3.3.4 Woonvisie 2011-2016 gemeente Laarbeek

Algemene regels – Artikel 3 Bevordering ruimtelijke kwaliteit

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Niet iedereen heeft dezelfde ideeën over ruimtelijke kwaliteit. In het algemeen houdt ruimtelijke kwaliteit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan.

Een plan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid en dat toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Kwalitetsverbetering landschap/ Landschapsinvesteringsregeling

Het principe voor kwaliteitsverbetering van het landschap is van toepassing op alle ruimtelijke ontwikkelingen die plaatshebben buiten het bestaand stedelijk gebied, zoals begrensd in de Verordening ruimte 2014 (hierna te noemen: Vr). In artikel 3.2 van de Vr is onder lid 5. opgenomen dat 'de toelichting van een bestemmingsplan een verantwoording kan bevatten over de wijze waarop de afspraken over de kwaliteitsverbetering van het landschap, die zijn gemaakt in het regionaal ruimtelijk overleg, bedoeld in artikel 37.4, onder b, worden nagekomen'.

De regionale afspraken met betrekking tot kwaliteitsverbetering zijn vastgelegd in de Landschapsinvesteringsregeling gemeente Laarbeek, d.d. 2 oktober 2012.

Systematiek Landschapsinvesteringsregeling:

Artikel 3.2 stelt dat elke ruimtelijke ontwikkeling, buiten het "bestaand stedelijk gebied" (zoals is aangeduid in de Vr) gepaard moet gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze zogenaamde landschapsinvesteringsregeling (LIR) is van toepassing op alle ontwikkelingen in het buitengebied die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, maar waaraan vanuit ruimtelijke overwegingen toch medewerking kan worden verleend. De verplichting om de kwaliteit te verbeteren komt bovenop de 'basis'-verplichting om de zorgen voor de (handhaving) van de ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied, zoals is opgenomen in artikel 3.1 van de Verordening Ruimte.

De Verordening Ruimte schrijft niet voor hoe en in welke mate ontwikkelingen aan de kwaliteit van het landschap moeten bijdragen. Nadrukkelijk heeft de provincie zich daarbij op het standpunt gesteld dat de gemeenten dit zelf mogen bepalen, zij het dat de provincie wel minimale eisen stelt. Deze eisen zijn opgenomen in een handreiking, waarin door de provincie wordt geschetst op welke manieren met de eis uit de verordening ruimte kan worden omgegaan en wat het verwachtingsniveau is ten aanzien van de verwachte inspanning. Op grond van de Verordening Ruimte worden investeringen in:

  • 1. de kwaliteit van bodem/water/natuur/landschap/cultuurhistorie
  • 2. in extensieve recreatieve mogelijkheden beschouwd als investeringen in de kwaliteit van het landschap.

De gemeente Laarbeek vindt het van belang dat de wijze waarop met de LIR wordt omgegaan onderling wordt afgestemd. Er wordt daarbij gestreefd naar een zoveel als mogelijk uniforme aanpak, waarbij elke gemeente afzonderlijk accenten kan leggen. In deze notitie, die ontleend is aan de Landschapsinvesteringsregeling De Kempen, is concreet gemaakt hoe deze uniforme aanpak eruit ziet. Deze landschapsinvesteringsregels zijn van toepassing op de locaties C en D.

Niet alle ontwikkelingen hebben een even grote negatieve impact op de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Bovendien is een onderscheid te maken tussen ontwikkelingen die echt thuishoren in het buitengebied en ontwikkelingen die dat minder doen, zoals wonen of niet-agrarische bedrijfsfuncties. De impact wordt onder meer bepaald door:

  • de omvang van de ontwikkeling (is daarvoor vergroting bestemmingsvlak of bouwvlak nodig);
  • is er sprake van nieuw ruimtebeslag of wordt er gebruik gemaakt van bestaande bebouwing;
  • de aard van de locatie en de omgeving;
  • de aard van de ontwikkeling en de mogelijke hinder voor de omgeving (verkeersaantrekkende werking, geluid, milieucategorie);
  • betreft het een (traditioneel) gebiedseigen of gebiedsvreemde ontwikkeling;
  • de “gewenstheid” van een ontwikkeling vanuit een (sectorale) beleidswens.

Rekening houdend met deze impact op de omgeving worden categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen onderscheiden. Afhankelijk van de impact wordt bepaald hoe invulling wordt gegeven aan artikel 3.2. van de Verordening Ruimte (VR).

  • Categorie 1. Ruimtelijke ontwikkelingen die geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap vereisen.
  • Categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in een goede landschappelijke inpassing.
  • Categorie 3: Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de basisinspanning voor kwaliteitsverbetering wordt genormeerd in euro's (op basis van forfaitaire bedragen).

De beschrijving en verantwoording van de maatregelen ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap, zowel op basis van categorie 2 als 3, dienen opgenomen te worden in de ruimtelijke onderbouwing. Onderbouwd dient te worden dat de kwaliteitsverbetering in verhouding staat tot de ontwikkeling, en inzichtelijk dient te zijn, uit een deugdelijk landschappelijk inpassingsplan en een beschrijving van maatregelen, dat aan het afsprakenkader wordt voldaan. De ontwikkeling van planlocatie C en D valt onder categorie 3.

Categorie 3: Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij de basisinspanning voor kwaliteitsverbetering wordt genormeerd in euro's (op basis van forfaitaire bedragen).

Dit zijn alle ontwikkelingen die niet passen in de categorieën 1 of 2. Het gaat om ontwikkelingen waarbij de basisinspanning voor kwaliteitsverbetering van het landschap genormeerd wordt. De minimale investeringsverplichting betreft in elk geval het voorzien in een goede landschappelijke inpassing (zoals de ontwikkelingen die zijn opgenomen in categorie 2). Afhankelijk van de hoogte van de basisinspanning, die op basis van normen wordt vastgesteld, zal in een aantal gevallen nog een aanvullende investering nodig zijn. Dit betreft veelal ontwikkelingen die wel ruimtelijk inpasbaar zijn maar die een beduidende invloed hebben op de omgeving. Daarbij gaat het om ontwikkelingen waarbij vergroting van de vigerende bouwmassa/-oppervlakte, vergroting van het vigerende bestemmingsvlak en/of bestemmingswijziging aan de orde is.


Voor een deel van de ontwikkelingen zal de inspanning beperkt blijven tot een investering in een verplichte landschappelijke inpassing indien deze nog niet aanwezig is, zeker bij kleinschalige ontwikkelingen. Uit oogpunt van doelmatigheid wordt ervoor gekozen om een drempel te bepalen, waaronder geen verdere investering wordt gevraagd. Initiatieven die wel vallen onder categorie 3, maar waarvan de basisinspanning lager is dan € 1000, worden beoordeeld als een initiatief in categorie 2: er moet alleen landschappelijk worden ingepast.

2. Methodiek bepalen tegenprestatie categorie 3 gevallen

Deze paragraaf beschrijft voor de ruimtelijke ontwikkelingen behorend tot categorie 3 de methodiek waarmee kwantitatief de minimale omvang bepaald wordt van de investering die gedaan moet worden ten behoeve van kwaliteitsverbetering van het landschap.

In aansluiting op de recente ontwikkeling van de locatie Nieuwenhof 2014 wordt tevens voor de deelgebieden C en D van De Beekse Akkers per vierkante meter uit te geven bouwgrond € 5,-- gestort in een landschapsontwikkelingsfonds. Met de gelden uit dit fonds worden elders in het buitengebied projecten ontwikkeld, gericht op vergroting van de natuurlijke en landschappelijke waarde van het buitengebied.

3. Investeren in kwaliteitsverbetering van het landschap

Nadat bepaald is welk bedrag in de kwaliteitsverbetering van het landschap moet worden geïnvesteerd, is de vraag waarin moet worden geïnvesteerd. De gemeente Laarbeek heeft de voorkeur om investeringen te laten plaatsvinden aansluitend op of in de nabijheid van het initiatief. Dit is juridisch ook het beste vast te leggen. Het is echter mogelijk dat investeringen niet in de nabijheid gerealiseerd kunnen worden (bijvoorbeeld vanwege een gebrek aan grond). Op dat moment kan die investering worden ingezet elders binnen de gemeente, om gemeentelijke beleidsdoelen met betrekking tot kwaliteitsverbetering van het landschap te realiseren. In de structuurvisie heeft de gemeente vastgelegd welke landschapsprojecten hiermee worden gerealiseerd.

Er kan op meerdere wijze geïnvesteerd worden in kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit kan betreffen een:

  • a. landschappelijke inpassing van bebouwing- en bestemmingsvlakken;
  • b. aanleg of herstel van natuur- en landschapselementen ter versterking van de landschapsstructuur;
  • c. aanleg recreatieve voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik(bankjes, wandelpaden, bebording, etc);
  • d. fysieke inrichtingsmaatregelen gericht op behoud en herstel van cultuurhistorie en archeologie;
  • e. sloop van (niet cultuurhistorisch waardevolle) gebouwen/stallen/kassen en verwijderen verharding;
  • f. verkleinen/ophefffen van bestemmingsvlakken/bouwvlakken;
  • g. fysieke bijdrage aan realisering Ecologische hoofdstructuur (EHS) en ecologische verbindingszones (EVZ's).

Exploitatiebegroting kwaliteitsverbeteringen:

Op basis van het ruimtegebruik blijkt dat er voor deelgebied C circa 6495 m² uitgeefbaar gebied zal worden gerealiseerd en voor deelgebied D 14953 m2 uitgeefbaar gebied zal worden gerealiseerd. Op basis van het investeringsmodel, leidt dit ertoe dat €107.240- aantoonbaar in het landschap dient te worden geïnvesteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0012.jpg"

Afbeelding ruimtegebruik, uitgeefbaar terrein

De voorkeur van de gemeente is de kwaliteitsverbetering van het landschap te realiseren in de nabijheid van de ontwikkeling. Een deel van de ingrepen vinden plaats binnen de grenzen van de ontwikkeling, de overige investeringen in het landschap zullen elders worden gedaan. De fysieke ingrepen in de nabijheid van de planotwikkeling bestaan uit het toevoegen van groen- en landschapselementen die samen een landschappelijk raamwerk vormen. Het raamwerk bestaat uit de volgende onderdelen:

  • houtsingels
  • landschappelijke zone; In het plan wordt een zone gerealiseerd van circa 25 meter diep ten behoeve van de benodigde waterretentie en een groene dorpsafronding met hobbymatige paardenweide en boomgaard .

Bij de verdere uitwerking van het plan wordt voor het landschappelijk raamwerk een beplantings- en beheerplan opgesteld en toegevoegd aan het bestemmingsplan of uitwerkingsplan. Hierbij is aandacht voor de inrichting en voor de diverse boom- en plantsoorten die worden toegepast.

Borging kwaliteitsverbetering van het landschap:

De kwaliteitsverbetering van het landschap moet (door de initiatiefnemer) worden verzekerd. Dit kan door het sluiten van een overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer (privaatrechtelijk).

In de privaatrechtelijke overeenkomst dient naast een boetebeding zowel de aanleg als de instandhouding van de kwaliteitsverbetering te worden vastgelegd.

De borging in het bestemmingsplan of uitwerkingsplan kan door middel van een voorwaardelijke verplichting.

Zorgvuldig ruimtegebruik

Binnen de kern Beek en Donk zijn nog slechts een beperkt aantal stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied gelegen. 3.1.2 Barro, ladder duurzame verstedelijking.

Deze gebieden zijn gerealiseerd of in ontwikkeling. De gemeente wil daarom aanspraak maken op het zoekgebied verstedelijking ten zuiden van Beek en Donk om een uniek woonmilieu in een lage dichtheid aan de kern te kunnen toevoegen en de wijk op een goede manier te kunnen afronden. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik houdt in ieder geval in dat ingeval van stedelijke ontwikkeling toepassing is gegeven aan artikel 3.1.6 tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame ontwikkeling). Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder kent drie treden die achter elkaar worden doorlopen. De informatie over duurzame verstedelijking is opgenomen in paragraaf 3.1.2 Barro.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Laarbeek 2010 - 2020

In de structuurvisie van de gemeente Laarbeek is de visie op de verdere ontwikkeling van de gemeente Laarbeek voor een periode van 10 jaar vastgelegd. Deze visie op hoofdlijnen gaat onder meer in op 'bufferzone en bebouwingsvrije gebieden' en 'volkshuisvesting'.

Bufferzone en bebouwingsvrije gebieden

Om het karakter van de kernen te kunnen behouden is de instelling van een duurzame bufferzone van buitengewoon belang. Elke kern en gehucht moet zelfstandig waarneembaar blijven. Laarbeek mag niet het visueel-ruimtelijke imago krijgen van een aaneengesloten landelijke agglomeratie.

Op een lager schaalniveau is de aanwijzing van bebouwingsvrije gebieden eveneens noodzakelijk om het lokale woon- en leefklimaat te kunnen bewaken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0013.jpg"

Afbeelding: structuurvisie Laarbeek, bufferzone en bebouwingsvrije zone

In Beek en Donk vormt de 'Groene Long', de groene beekdalzone tussen de kernen Beek en Donk, de belangrijkste groene ruimte die bebouwingsvrij moet blijven. De bufferzone is gelegen ten zuiden van de uitbreidingwijk De Beekse Akkers. Uit functioneel en stedenbouwkundig oogpunt dienen beide terreinen voor toekomstige generaties gevrijwaard te blijven van bebouwing. De locaties vormen een belangrijke groene spil in het publieke leven.

De planontwikkeling van locatie C en D conflicteerd niet met deze zones. De zuidwestelijke afronding van de uitbreidingswijk De Beekse Akkers laat zelf nog voldoende ruimte tussen de uitbreidingswijk en de bufferzone.

Op basis van de resultaten van lotingen, de input van Woningstichting Laarbeek (WoCom), diverse projectontwikkelaars en regionale woningmarktonderzoeken is ten tijde van het opstellen van de Structuurvisie een goed beeld geschetst van de woningmarkt. Voor de komende jaren bestaat in Laarbeek de volkshuisvestelijke opgave met name uit de volgende toevoegingen:

- sociale huurwoningen voor starters;

- sociale koopwoningen voor starters al of niet op basis van Collectief Particulier Opdrachtgeverschap;

- grondgebonden seniorenwoningen;

- appartementen voor één- en tweepersoonshuishoudens met merendeels een maximaal bvo van 100 m²;

- halfvrijstaande woningen met een maximale perceelsgrootte van 325 m²;

- vrijstaande woningen (bij voorkeur zelfbouwkavels) met een maximale perceelsgrootte van 600 m².

Dit betekent niet dat de woningbouwopgave kan worden beperkt tot deze toevoegingen. Differentiatie blijft nadrukkelijk noodzakelijk om een verhuisketen (doorstroming) tot stand te kunnen brengen.

Locatie 19 wordt gezien als een laatste afronding van het plan De Beekse Akkers. De zuidelijke stedenbouwkundige afronding (planlocatie C en D van onderhavig bestemmingsplan) sluit aan bij de gemeentelijke volkshuisvestingsopgave. Daarmee past het planvoornemen binnen het beleid van de structuurvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0014.png"

Afbeelding: structuurvisie Laarbeek

3.3.2 Masterplan De Beekse Akkers

Het Masterplan De Beekse Akkers van september 2005 beschrijft het planconcept van een dorpse uitbreiding met woningen in een groene setting. De wijk dient niet geisoleerd te zijn, maar integraal deel uit te maken van Beek en Donk. Het planconcept komt voort uit de ligging van het plangebied op de overgang van Beek en Donk naar het landschap Het Laar en de Reijbroekseloop. Ten zuiden en westen van het plangebied ligt het landelijk gebied tussen de dorpen Beek en Donk, Aarle-Rixtel en Lieshout. Daarbij spelen een aantal zaken een rol die in het Masterplan zijn uitgewerkt:

1. De planstructuur van de wijk op basis van duurzame landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten.

2. In het ontwerp van de woonwijk dient de landschappelijke en hydrologische situatie leidraad te zijn.

3. Een herkenbaar vormgegeven woongebied op de dekzandgronden.

4. De relatie tussen het woongebied en Beek en Donk.

Samenhang in de ruimtelijke hoofdstructuur

Het planconcept Linten en Parkensnoer onderscheidt een aantal structurerende elementen welke zijn gebaseerd op de kenmerken van de dorpen, op landschapselementen en op de landschappelijke ondergrond. Het Masterplan gaat

uit van kenmerkende eigenschappen zoals riante bomenlanen in de stijl en sfeer van de Koppelstraat, groene woonmilieus, brede bermen, hagen en gevarieerde lintbebouwing. Er is een duidelijke hiërarchie waarneembaar in de groenclusters.

1. De Lanen

2. Parkensnoer

3. De Hoeves

4. De Buurten

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0015.jpg"

Afbeelding 1 De Lanen, 2 Parkensnoer, 3 De Hoeves, De 4 buurten

De ontsluitingsweg op de Lieshoutseweg, de Vrijenborgsedreef, vormt een onderdeel van De Lanen en is reeds opgenomen in het Masterplan De Beekse Akkers. Mede ingegeven door de vertraagde bouwsnelheid, is besloten om deze tweede ontsluitingsweg vooruitlopend op de ontwikkeling van fase 2 te realiseren voor een betere bereikbaarheid van De Beekse Akkers. Daartoe is de tweede aansluiting dichter bij fase 1 gelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0016.jpg"

Afbeelding: Masterplan De Beekse Akkers 2005

De huidige planopzet van fase 1 doet niet volledig recht aan uitgangspunten van het Masterplan. Door de rare grens van fase 1 heeft de wijk nu geen logische afronding. In Hoofdstuk 4 Planbeschrijving worden de knelpunten en kansen voor afronding van de wijk verder toegelicht in het gedachte goed van het Masterplan uit 2005.

Conclusie

Masterplan is door de tijd ingehaald. Maar het concept blijft - ondanks de compactere einduitvoering met grondgebonden woningen - gehandghaafd. De structurerende elementen worden verlegd zonder afbreuk te doen aan de aanvankelijke uitgangspunten. De uitgangspunten uit het Masterplan De Beekse Akkers zullen dan ook een verdere uitwerking vinden in de goede stedenbouwkundige en landschappelijke afronding van de wijk.

3.3.3 Masterplan Openbare ruimte De Beekse Akkers

Dit Masterplan Openbare ruimte De Beekse Akkers van december 2009 is een uitwerking van de beeldkwaliteitprincipes voor de openbare ruimte vastgesteld in het Masterplan De Beekse Akkers van september 2005. In dit Masterplan openbare ruimte zijn uitgangspunten ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte opgenomen en worden de kernkwaliteiten neergelegd voor het totale plangebied waaruit duidelijk wordt hoe de openbare ruimte is opgebouwd. Het vastleggen van deze uitgangspunten dient tot doel om in deelfasen van de planontwikkeling inzicht te geven in de inrichting van de openbare ruimte. Hiermee wordt het eerder in het proces uitgesproken hoge ambitieniveau van de nieuwe wijk concreet vertaald in inrichtingsvoorstellen voor de toekomstige leefomgeving. Integraal met het beeldkwaliteitsplan vormt dit inrichtingsplan de uitwerking van het stedenbouwkundig plan. De samenhang tussen deze beide documenten levert een totaalbeeld waarbij omgeving, bebouwing en openbare ruimte in samenhang met elkaar worden ontwikkeld.

Er is hiërarchisch verschil tussen hoofdwegen, buurtontsluitingswegen en woonstraten. De hiërarchie in het stratenpatroon komt vooral tot uitdrukking in de breedte van het wegprofiel en de boomplaatsing. Door het aanbrengen van nuanceringen in de verharding, boomsoort en verlichting kan er onderscheid gemaakt worden tussen de verschillende wegen.

De Lanen vormen de belangrijkste hoofdstructuur in het plangebied. Dit zijn lijnvormige elementen die het plangebied doorsnijden en de verbinding vormen tussen het plangebied en de omgeving. In het masterplan waren in totaal 5 belangrijke lanen in het gebied.

  • 1. Middenveldsedreef
  • 2. Middenakkerdreef
  • 3. Blokskampsedreef
  • 4. Rijbroeksedreef
  • 5. Vrijenborgsedreef.

De Lanen hebben een profiel van 23,5 meter en zijn onderverdeeld in een rijbaan met aan weerszijde fietssuggestiestroken, brede groenstroken met bomen en trottoirs. Door de aangepaste afronding van De Beekse Akkers komt de laan De Middenveldsedreef te vercallen.

Bij de verdere uitwerking van de deelgebieden wordt rekening gehouden met de richtlijnen uit het Masterplan Openbare ruimte.

Concusie

Het masterplan is door de tijd ingehaald. Maar het concept blijft - ondanks de compactere einduitvoering met grondgebonden woningen - gehandghaafd. De structurerende elementen worden verlegd zonder afbreuk te doen aan de aanvankelijke uitgangspunten. De uitgangspunten uit het Masterplan De Beekse Akkers zullen dan ook een verdere uitwerking vinden in de goede stedenbouwkundige en landschappelijke afronding van de wijk.

3.3.4 Woonvisie 2011-2016 gemeente Laarbeek

In de Woonvisie 2011-2016 (2012) is de woonmissie voor de gemeente Laarbeek vertaald naar beleidsdoelen:

  • 1. voorzien in de behoefte van de lokale bevolking.
    • a. Ambitie: een zodanige variatie aan woningen dat alle huishoudens van Laarbeek goed kunnen wonen. Bij het bereiken van dit doel spelen de huidige economische omstandigheden een grote rol. De maatregelen zijn daarop afgestemd;
  • 2. adequaat huisvesten van de bijzondere doelgroepen.
    • a. Ambitie: het goed huisvesten van de groepen die dat zelfstandig niet kunnen, zoals huishoudens met een laag inkomen, mensen met een beperking, statushouders;
  • 3. behouden en versterken van de vitaliteit van de kernen.
    • a. Ambitie: levensloopbestendige kernen, waar jong en oud, valide of zorgbehoeftige moet kunnen (blijven) wonen;

  • 4. verhogen van de kwaliteit.
    • a. Ambitie: energetische en ruimtelijke kwaliteit vergroten en dorpse karakter behouden;

5. ontwikkelen van een aantrekkelijke woonomgeving en woningaanbod voor zogenoemde kenniswerkers.

Beleidsdoel 1: Voorzien in de behoefte van de lokale bevolking

Onderdeel van de Woonvisie is een nieuwbouwprogramma tot 2020. Het bouwprogramma betekent dat er de komende jaren gemiddeld 72 woningen per jaar aan de voorraad worden toegevoegd (645 woningen in negen jaar). In de kern Lieshout gaat het daarbij om maximaal 76 woningen. Daarbij worden de volgende randvoorwaarden gehanteerd:

- minimaal 35% in de sociale sector (huur en koop);

- zo evenredig mogelijke verdeling over de kernen (naar rato van het huidige inwoner-aantal);

- nieuwbouw moet aansluiten bij de behoefte van de verschillende groepen;

- een zo groot mogelijke mix: klein en groot, huur en koop, goedkoop en duur, waar mo-gelijk geschikt voor meerdere doelgroepen (multifunctioneel) en niet uitsluitend wonin-gen, maar ook kavels (zowel individueel als collectief (CPO)).

Laarbeek wil tot 2020 in aanmerking komen voor de realisatie van een bovennormatief aantal te bouwen woningen omdat er de afgelopen jaren in de gemeente te weinig woningen gebouwd zijn, wat tot een vertrek van huishoudens heeft geleid. De gemeente wil zich blijven richten op een maximale woningvoorraad op 1 januari 2020 van 9.230 woningen. Uitgaande van de huidige woningvoorraad (8.504 woningen per 1 januari 2011) betekent dit een jaarlijkse toevoeging van gemiddeld 81 woningen. Het gemeentebestuur probeert de woningbouw zo evenredig mogelijk over de vier kernen te verdelen, naar rato van het aantal inwoners per kern, omdat het belangrijk is dat alle kernen zich autonoom kunnen ontwikkelen.

Het woningbouwprogramma voor Lieshout is dermate omvangrijk, dat dit niet alleen op eventuele inbreidings- en/of herstructureringslocaties zal kunnen worden gerealiseerd. De ontwikkeling van een nieuwe uitbreidingslocatie is noodzakelijk om te kunnen blijven voorzien in de woningbehoefte van de kern Lieshout. Op de locatie Nieuwenhof 2014 zullen derhalve 4 woningen per jaar worden gerealiseerd. Uitgaande van de lokale woningbehoefte en een planperiode van 10 jaar is het volgende woningbouwprogramma voor de locatie Nieuwenhof 2014 vastgelegd:

Inspelen op veranderende behoefte, nieuwbouw versus herstructurering 50% binnen stedelijk, maximaal 50% buiten de bestaande kern.

Kansrijke ontwikkeling per kern: voor Beek en Donk jongerenhuisvesting in met name uitbreidingslocaties en ouderenhuisvesting op herstructureringslocaties

Beleidsdoel verhogen van de kwaliteit

Dorps karakter behoudenHet dorpse karakter van Laarbeek is een belangrijk aspect van de kwaliteit. Dit dorpse karakter uit zich bijvoorbeeld in korte straten, lage bebouwingsdichtheden, bouwen in maximaal vijf bouwlagen, groen, slingerende wegen en hofjes. Voor het dorps karakter zijn vooral de randen van de kernen belangrijk. Daarom zal de gemeente waarborgen dat die randen dorps blijven. Dit betekent bijvoorbeeld dat daar niet in hoge dichtheden wordt gebouwd

3.3.5 Conclusie

De ontwikkellocaties in De Beekse Akkers zijn divers en laten ruimte voor verschillende doelgroepen, zoals starters en gezinnen. Deze vraaggestuurde ontwikkeling sluit daarom goed aan op de beleidsdoelstellingen van de gemeente Laarbeek.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Onderdeel van het geheel

4.1.1 Geamputeerde wijk

Het Masterplan uit 2005 is opgezet in 3 fasen. De eerste fase is in ontwikkeling en grotendeels gerealiseerd. De grens van de 1e fase is gebaseerd op grondeigendommen en niet op een ruimtelijke logische grens. Immers bij het bepalen van de eerste fase werd er van uitgegaan dat fase 2 en 3 conform het Masterplan De Beekse Akkers gerealiseerd zouden worden.

Doordat fase 2 en 3 geen doorgang meer vinden lijkt fase 1 op een geamputeerde wijk, waar deels een ander programma is gerealiseerd, anders dan we in 2005 dachten te doen. Als we kijken naar de huidige situatie kunnen we een aantal knelpunten benoemen die niet in lijn zijn met de voorgestelde kwalitatieve uitgangspunten uit het Masterplan De Beekse Akkers van 2005. Deze knelpunten staan hieronder beschreven. Door twee deelgebieden binnen de vigerende bestemmingsplangrenzen te herzien (locatie A en B) en een goede nieuwe dorpse afronding te maken (locatie C en D), ontstaan er kansen om De Beekse Akkers op een kwalitatieve manier af te ronden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0017.jpg" Afbeelding beperkingen

In Bijlage 2 Masterplan-reeks is een kaartenreeks opgenomen waarin inzichtelijk is gemaakt op het niveau van het Masterplan De Beekse Akkers uit 2005 hoe de wijk oorspronkelijk is bedoeld naar de huidige situatie met de geamputeerde wijk en de gewenste kwalitatieve afronding.In de kaartenreeks is de ligging van de wijk in zijn omgeving duidelijk afleesbaar. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de beperkingen die er zijn met het huidige stedenbouwkundig plan en de mogelijkheden binnen de vigerende bestemmingsplannen. Vervolgens worden de kansen bij een planherziening nader toegelicht.

4.1.2 Beperkingen binnen de huidige kaders

Doodlopende laanstructuur

De Lanen zijn naast de hoofdontsluiting van de wijk ook een belangrijke identiteitdrager van De Beekse Akkers. Door de abrupte afronding van fase 1 loopt de Laan Rijbroeksedreef in het zuiden dood.

Stedelijke invulling

De noordelijke kop, in de oksel van de Oranjelaan en Lieshoutseweg is het visitekaartje van de woonwijk De Beekse Akkers, maar ook van de Kern Beek en Donk. De locatie ligt in de zichtlijn van belangrijke routes en vormt één van de entrees van het dorp. De oorspronkelijke verkavelingsopzet heeft een stedelijke invulling met een hoge dichtheid in combinatie met appartementen. Dit beeld en programma sluiten niet meer aan bij de huidige vraag en een dorpse groene invulling passend bij de landelijke kern Beek en Donk.

Geen ruimtelijke aansluiting Lieshoutseweg

Voor de Beekse Akkers is een tweede ontsluiting voorbereid ter plaatste van de Lieshoutseweg. Woonbuurt Merensteinplein ligt met zijgevels met daartussen een braak liggend terrein aan de Laan. De bebouwing langs de Lanen kan niet worden doorgezet om de verkeersstructuur te begeleiden.

Onderbroken parksnoer

"Linten en parkensnoer" is een belangrijk thema in het Masterplan. Het parkensnoer zorgt voor een groene kwalitatieve woonomgeving en trekt het landschappelijk karakter van het buitengebied naar binnen toe. Door de abrupte afronding van fase 1 kan het parkensnoer niet op een goede manier worden doorgezet.

Abrupte overgang naar het buitengebied

Omdat fase 1 niet bedoeld was als stedenbouwkundige en landschappelijke afronding van de wijk, vormt het woonbuurtje Isidorusplein nu een abrupte overgang naar het buitengebied, waar achterkanten van huizen en tuinen naar het landschap zijn gericht.

4.1.3 Kansen voor een een kwalitatieve afronding van De Beekse Akkers

Deelgebied A kop

De noordelijke kop, in de oksel van de Oranjelaan en Lieshoutseweg is het visitekaartje van de woonwijk De Beekse Akkers, maar ook van de kern Beek en Donk. De locatie ligt in de zichtlijn van belangrijke routes en één van de entrees van het dorp. Voor de 'kop' worden de volgende randvoorwaarden vastgesteld:

  • minder stedelijk programma passend binnen Beek en Donk en de regionale behoefte;
  • realiseren van een Hoeve (special) binnen het thema van het masterplan, een bijzonder woonmilieu als visitekaartje van de wijk De Beekse Akkers;
  • ruimte voor uitbreiding van kwalitatief groen en water;
  • versterken routestructuur voor langzaamverkeer
  • ruimtereservering voor verkeerkundige aanpassing (kruising) Lieshoutseweg

Een uitgebreide toelichting is opgenomen in de planbeschrijving van paragraaf 4.2 Deelgebied A oksel van de Oranjelaan en Lieshoutseweg.

Deelgebied B het wooneiland

Het eiland is gelegen in de zichtlijn van de Lieshoutseweg, een belangrijke doorgaande route. Voor 'het wooneiland' worden de volgende randvoorwaarden vastgesteld:

  • woonvorm op een eiland
  • minder stedelijk programma passend binnen Beek en Donk
  • realiseren van een Hoeve (special) binnen thema van het masterplan
  • oriëntatie van het gebouw zowel aan de Lieshoutseweg als aan de De Ruijterweg

Voor dit deelgebied is een apart bestemmingsplan opgestart, 1e herziening De Beekse Akkers.

Deelgebied C afronding woonbuurt Merensteinplein

Door invulling van deelgebied C wordt het woonbuurtje rondom het plantsoen Merensteinplein afgerond. De nieuwe woningen zorgen voor de bebouwingswand aan de zuidwestrand van het plantsoen. Daarnaast ontstaat door het doortrekken van de bebouwing langs de Vrijenborgsedreef een kwalitatieve entree aan de Lieshoutseweg. Hier kan de sfeer van de Lanen met vrijstaande en 2 onder 1 kap woningen worden doorgezet. Een uitgebreide toelichting is opgenomen in de planbeschrijving van paragraaf 4.3 Deelgebied C afronding woonbuurt Merensteinplein.

Deelgebied D zuidelijke landschappelijke afronding 

Door ontwikkeling van deze locatie wordt het mogelijk de 'geamputeerde' wijk een kwalitatieve en landschappelijke afronding te geven.

  • Doorzetten van de laanstructuur. In het deelgebied komt een nieuwe ontsluitingsweg die de Lanen Middenakkerdreef en Rijksbroeksedreef verbindt
  • Met de nieuwe woningen wordt eeen landschappelijke afronding aan de zuidrand van De Beekse Akkers gemaakt, woningen in een lagere dichtheid, met weides en een landschappelijke zone en houtopstanden die de verbinding maken met buitengebied
  • Het concept 'Linten en parkensnoer" uit het Masterplan 2005 kan nu worden doorgezet vanuit de Blokkampsedreef via de nieuwe woonbuurt naar de landschappelijke zone en het buitengebied.

Een uitgebreide toelichting is opgenomen in de planbeschrijving van paragraaf 4.3 Deelgebied C afronding woonbuurt Merensteinplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0018.jpg"

Afbeelding kansen

Ruimtelijk/landschappelijk raamwerk

De afronding van De Beekse Akkers moet erop zijn gericht om circa 10 jaar sturing te geven aan de gebiedsontwikkeling. Er zal dus sprake zijn van een plan dat in staat is om De Beekse Akkers op een vanzelfsprekende manier te ontwikkelen waarbij het groeitempo in de tijd kan vertragen of versnellen. Ook moet er een uitwisseling kunnen zijn tussen de verschillende woningtypen om in te kunnen spelen op de vraag uit de markt. Dit houdt een planvorm in die in staat is om onzekerheden te absorberen, maar toch een ontwikkeling op gang kan brengen en houden. Het bestemmigsplan voor de afronding van het plan voor De Beekse Akkers legt enkel een ruimtelijk raamwerk vast, als hoofdstructuur van de wijk, en geeft verder de vrijheid om op maat met de consument de woonvelden in te vullen. Daarmee biedt het maximale flexibiliteit om op veranderende marktomstandigheden in te spelen.

Om succesvol te kunnen zijn vraagt de gebiedsontwikkeling van De Beekse Akkers evenwel ook om een plan dat garanties biedt voor een sterke identiteit en een geliefde woonomgeving. Het plan is immers ook een marketinginstrument. De hoofdstructuur wordt opgenomen door middel van de primaire ruimtestructuur (hoofdwegen- en hoofdgroen- en waterstructuur) inclusief profielen. De secundaire ruimtestructuur (woonstraten, woonvelden, plantsoentjes) worden later uitgewerkt. Van belang is daarbij wel de essentialia ("spelregels") van deze secundaire structuur aan te geven welke de kwaliteit (mede) bepalen: bijvoorbeeld welke "dichtheid" wordt gehanteerd, wat vinden wij een maximale (secundaire) straatlengte etc. etc. Een dergelijk plan is niet alleen interessant voor de woonconsument, maar ook voor de samenwerkingspartners. De spelregels zijn in de navolgende paragrafen per deelgebied uitgewerkt in randvoorwaarden voor stedenbouw, het landschap en de beeldkwaliteit.

Voor het totale plangebied is een stedenbouwkundig plan gemaakt, waarin het ruimtelijk raamwerk is ontworpen en een indicatieve invulling is gegeven aan de woonvelden. Het stedenbouwkundig plan met daarin het ruimtelijk raamwerk is opgenomen in Bijlage 3 Stedenbouwkundig plan De Beekse Akkers.

Voor het bewaken van de kwaliteit van de invulling van de woonvelden is al sinds het begin van de ontwikkeling een supervisor aangetrokken die naast de kwaliteit van de gebouwen ook de samenhang in het stedenbouwkundig plan bewaakt.

4.2 Deelgebied A oksel van de Oranjelaan en Lieshoutseweg

Stedenbouwkundige en landschappelijke randvoorwaarden

De stedenbouwkundige en landschappelijke randvoorwaarden leggen het kwalitatieve raamwerk vast. Deze randvoorwaarden zijn geborgd in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan biedt flexibiliteit voor de verdere uitwerking.

In het Masterplan De Beekse Akkers vormen de Lanen en Parkensnoer belangrijke structurerende elementen in de wijk. Langs de Lanen en het Parkensnoer bevindt zich een aantal grotere elementen, Hoeves, die refereren naar de boerderijcomplexen die zich van oudsher langs de Brabantse landwegen bevonden. De Hoeves zijn kleinschalige wooncomplexen op een erf en vormen bijzondere elementen in de wijkstructuur. Elk van deze elementen kan een bijzondere architectonische uitstraling verkrijgen.

Het deelgebied in de oksel van de Oranjelaan en Lieshoutseweg vormt het visitekaartje van de nieuwe wijk en is vanuit alle hoeken goed zichtbaar. Het is dan ook logisch om op deze zichtlocatie een bijzonder element toe te voegen in de sfeer van de Hoeves. In het plan is reeds een 'hofboederij' en een 'boerenerf' gerealiseerd. In aanvulling hierop is voor het deelgebied gekozen voor het inspirerende thema van een slot. In de schetsverkaveling is een indicatieve invulling gegeven voor het gebied. Op de locatie zal de aangrenzende waterpartij langs de De Ruijterweg worden doorgezet in een slotgracht met daarin een vijfhoekig sloteiland. Het complex is te bereiken via de Mauritsstraat met een eigen toegangsbrug en poortgebouw. Rondom de slotgracht ligt een dijkje met een wandelpad, die aansluit op de bestaande wandelpaden in de directe omgeving en langs de waterpartij. Aan de noordoostkant van het deelgebied krijgt het landschap een open karakter met water en lage graslanden. De sfeer van de waterpartij langs De Ruijterweg en Lieshoutseweg wordt hier doorgezet en zorgt voor een vrij uitzicht op het slot en de dorpsrand langs de Mauritsstraat. De zuidoosthoek krijgt een besloten karakter met opgaand groen. Dit plantsoen zorgt voor een groen decor van het slot en het parkeren in de openbare ruimte kan hierdoor op een landschappelijke manier worden ingepast. Het parkeren wordt landschappelijk ingepast.

De bebouwing heeft een representatieve zijde naar de Oranjelaan, Mauritsstraat en Lieshoutseweg. De bouwhoogte bedraagt maximaal 2 bouwlagen met een kap. Ter plaatse van de entree van het slot is een stedenbouwkundig accent gewenst . Tot slot worden de achterkanten en erfafscheidingen zorgvuldig en duurzaam vormgegeven.

In het plan is ook een ruimtereservering voor verkeerkundige aanpassing (kruising) Lieshoutseweg opgenomen. De daadwerkelijk ruimtebeslag van deze strook is afhankelijk van te kiezen verkeerskundige aanpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0019.jpg"

Afbeelding; stedenbouwkundige randvoorwaarden deelgebied A

Randvoorwaarden Beeldkwaliteit

Het deelgebied A is conform het Masterplan gelegen in woonbuurt 1. Dit betekent dat het gebied conform de beeldkwaliteitcriteria uitgewerkt wordt op basis van het thema Delftse School. Door het gewijzigde plan naar grondgebonden woningen passend binnen het thema Hoeves van het Masterplan, zijn niet alle criteria zoals opgesteld in het beeldkwaliteitsplan meer actueel. In deze paragraaf wordt daarom kort de gewenste beeldkwaliteit beschreven en een aantal criteria herzien, zodat het aspect beeldkwaliteit weer afgestemd is op de nieuwe ontwikkeling.

Het plan is op onderdelen strijdig met de locatiegerichte criteria in het beeldkwaliteitsplan echter in het beeldkwaliteitsplan heeft de supervisor de mogelijkheid om, waar sprake is van een ruimtelijke verbetering, gemotiveerd af te wijken van deze criteria. De supervisor meent dat het voorstel te prefereren is boven de stedelijke invulling met appartementen. Hij onderschrijft dan ook het verkavelingsprincipe en de voorgestane woningtypologie. In deze paragraaf zijn in overleg met de supervisor de actuele beeldkwaliteitcriteria opgesteld voor het wooneiland met grondgebonden woningen. Na vaststelling van onderhavige bestemmingsplan zijn de criteria zoals opgenomen in deze beeldkwaliteitsparagraaf leidend en komen de criteria voor woonbuurt 1 te vervallen.

Voor het wooneiland met grondgebonden woningen gelden de volgende actuele criteria:

Bouwhoogte, Bouwblokken en typologie

  • Het wooneiland met de grondgebonden woningen, dat is gelegen in de vijver aan de Mauritsweg, vormt één ensemble en is tevens een belangrijk stedenbouwkundig accent voor de hele buurt en de omgeving
  • De situering van de woningen op het eiland heeft een asymmetrische opzet,
  • Het ensemble heeft een sprekende configuratie
  • Entree van het ensemble is voorzien van een stedenbouwkundig en architectonisch accent en is tevens zichtbaar vanaf de kruising Oranjelaan en Lieshoutseweg
  • De woningen hebben een representatieve gevel aan het water en openbare ruimte
  • De achterkanten en erfafscheidingen worden zorgvuldig en duurzaam vormgegeven.
  • De gekozen architectuurstijl sluit aan op de specials, de zogenaamde 'Hoeves', in het plan. De architectuurstijl is vrij maar heeft elementen in aansluiting op de reeds gerealiseerde architectuurstijl Delftse School.
  • Het parkeren vindt plaats zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare ruimte. Waar de plaatsten in het zicht zijn van de openbare ruimte worden de parkeerplaatsen groen ingepast, passend in hun omgeving.

Dakenlandschap

  • Voor de grondgebonden woningen wordt gekozen voor een afwijkende kapvorm met een vrije nokrichting.
  • Voor woonbuurt 1 geldt een uniforme kleur en materiaalgebruik voor de gevels en kappen. Om het wooneiland met grondgebonden woningen als stedenbouwkundig accent te benadrukken wordt gekozen voor een afwijkend kleur- en materiaalgebruik.

Erfafscheidingen

  • Duurzame en bouwkundig vormgegeven erfscheiding.

4.3 Deelgebied C afronding woonbuurt Merensteinplein

Stedenbouwkundige situatie

Door invulling van deelgebied C wordt het woonbuurtje rondom het plantsoen Merensteinplein afgerond. De nieuwe woningen zorgen voor de bebouwingswand aan de zuidwestrand van het plantsoen. Daarnaast ontstaat door het doortrekken van de bebouwing langs de Vrijenborgsedreef een kwalitatieve entree aan de Lieshoutseweg.

De buurt Merensteinplein is onderverdeeld in de sferen “De Lanen” en 'Woonbuurt 1'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0020.jpg"

Afbeelding woonsferen

De Lanen:

Langs de Vrijenborgsedreef en Middenakkerdreef wordt de sfeer van de Lanen met vrijstaande woningen en 2 onder 1 kap woningen doorgezet. Voor De Lanen geldt als uitgangspunt dat een dorps en sterk gevarieerd beeld wordt gecreëerd met riante bomenlanen in de stijl en sfeer van de bestaande Koppelstraat in Beek. Het beeld wordt bepaald door een breed profiel met riante bomen met daaraan een reeks van losstaande wooneenheden zoals tweekappers, vrijstaande woningen en korte rijtjes. Ter variatie van het straatbeeld kan in afwijking op het Masterplan in overleg met de supervisor af en toe een langere rij van maximaal 6 woningen worden toegestaan. De woningen krijgen verschillende architectonische stijlen op ruime kavels.

De stedenbouwkundige en architectonische criteria voor de woningen aan De Lanen hebben als doelstelling de in het straatbeeld nagestreefde variatie te vervatten onder de uitdrukking van verscheidenheid doch eenheid. Verscheidenheid wordt daarom toegepast binnen een vooraf bepaalde bandbreedte die is geformuleerd in de criteria voor beeldkwaliteit. Deze bandbreedte regisseert de verscheidenheid maar ook de samenhang voor de totale Lanen. Alle regelgeving met betrekking tot de architectuur en de spelregels met betrekking tot de architectenverdeling zijn hier een uitvloeisel van.

Het deelgebied De Lanen, dat gerealiseerd wordt in een tijdspanne van circa 15 jaar, moet met het gevarieerde beeld zich gaan manifesteren als één samenhangende laan. De bebouwing heeft een representatieve zijde met een gevarieerde rooilijn naar de Vrijenborgsedreef en vormt zo de nieuwe dorpsrand. De bouwhoogte bedraagt maximaal 2 bouwlagen met een kap met een statige uitstraling. De erfafscheidingen worden zorgvuldig en duurzaam vormgegeven.


Woonbuurt 1 met het thema Delftse School:

De bouwhoogte in deze woonbuurt bestaat uit één en twee lagen met een kap met een maximale bouwhoogte van 11 meter. Deze bouwhoogte sluit aan op de bouwhoogte van de omringende bestaande bebouwing. Hierdoor ontstaat een overwegend groen en kleinschalig beeld.

De woningen staan gegroepeerd rondom het plantsoen. De woningen worden in een eenduidige rooilijn geplaatst. Langs Merenstein is gekozen voor een minimale rooilijn van 3,5 meter. Aan het plantsoen mag vanwege de flexibiliteit bij de uitwerking van de bouwplannen de rooilijn gelegd worden op 1,5 uit de voorerfperceelsgrens. De sfeer van woonbuurt 1 is geïnspireerd op de traditionalistische architectuurbeweging Delftse School. Als uitgangspunt geldt dat voor de verschillende woningen een uniforme kapvorm gekozen dient te worden. Voor alle bebouwing (hoofdgebouwen, garages) is gekozen voor een zadelkap of daarmee vergelijkbaar. Er worden doorgetrokken topgevels toegepast waarbij het dakvlak tegen de topgevel aanloopt of over het metselwerk heen gaat, zodat de robuuste, en doelmatige hoofdvorm wordt benadrukt. De kappen van zowel de hoofdbebouwing als de nevengebouwen dienen dezelfde hoeken te hebben. In het plangebied komen stedenbouwkundige accenten voor in de vorm van hoeken van bouwblokken aan de openbare ruimte. Voor de vormgeving van de hoeken van de stedenbouwkundige bouwblokken wordt een tweezijdig georiënteerde bebouwing voorgestaan. De verbijzondering in de bouwmassa van deze hoekwoningen kan plaats vinden in de vorm van het uit de rooilijn schuiven van eindwoningen, een gedraaide kaprichting, een extra bouwlaag of iets hogere kap, etc.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0022.png"

Afbeelding; stedenbouwkundige randvoorwaarden deelgebieden C & D

Randvoorwaarden Beeldkwaliteit

De buurt Merensteinplein is onderverdeeld in de sferen “De Lanen” en Woonbuurt 1 met het thema Delftse School. ”. De criteria voor “De Lanen” worden beschreven in het beeldkwaliteitsplan De Beekse Akkers, De Lanen en Woonbuurt 3 en Hoeve Isidorusplein, gemeente Laarbeek van april 2015. De criteria voor “Woonbuurt 1” worden beschreven in het beeldkwaliteitsplan De Beekse Akkers, Deelplan 1A, gemeente Laarbeek van januari 2008. Beide beeldkwaliteitsplannen zijn opgenomen in Bijlage 4 Beeldkwaliteit De Lanen en Woonbuurt 3 en Bijlage 5 Beeldkwaliteit Woonbuurt 1. De supervisor bewaakt de variatie en samenhang ten aanzien van de gestelde criteria.

4.4 Deelgebied D zuidelijke landschappelijke afronding

Stedenbouwkundige situatie

Door invulling van deelgebied D wordt het mogelijk de 'geampurteerd' wijk een kwalitatieve en landschappelijke afronding te geven aan de zuidrand van De Beekse Akkers. De buurt is onderverdeeld in drie sferen “De Lanen”, 'Woonbuurt 3' en de landschappelijke afronding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0023.jpg"

Afbeelding woonsferen

De Lanen:

Langs de Middenakkerdreef wordt de sfeer van de Lanen met vrijstaande en 2 onder 1 kap woningen doorgezet. Voor De Lanen geldt als uitgangspunt dat een dorps en sterk gevarieerd beeld wordt gecreëerd met riante bomenlanen in de stijl en sfeer van de bestaande Koppelstraat in Beek. De bebouwing heeft een representatieve zijde met een gevarieerde rooilijn naar de Middenakkerdreef en vormt zo de nieuwe dorpsrand. De bouwhoogte bedraagt maximaal 2 bouwlagen met een kap met een statige uitstraling. Door invulling van deelgebied D kan de doodlopende laanstructuur van het plan worden doorgezet. In het deelgebied komt een nieuwe ontsluitingsweg die de Lanen Middenakkerdreef en Blokskampsedreef verbindt.

Woonbuurt 3 met het thema Nieuwe Haagse School:

De bouwhoogte in deze woonbuurt bestaat uit één en twee lagen met een kap met een maximale bouwhoogte van 12 meter. Deze bouwhoogte sluit aan op de bouwhoogte van de omringende bestaande bebouwing. Hierdoor ontstaat een overwegend groen en kleinschalig beeld.

De woningen staan gegroepeerd rondom een plantsoen of aan de straat. De woningen worden in een eenduidige rooilijn geplaatst. In woonbuurten geldt een minimale rooilijn van 3,5 meter. Aan het plantsoen mag vanwege de flexibiliteit bij de uitwerking van de bouwplannen de rooilijn gelegd worden op 1,5 uit de voorerfperceelsgrens. De sfeer van woonbuurt 3 is geïnspireerd op de traditionalistische architectuurbeweging Haagse School. Als uitgangspunt geldt dat voor de verschillende woningen een uniforme kapvorm gekozen dient te worden. Voor alle bebouwing (hoofdgebouwen, garages) is gekozen voor een zadelkap, schildkap of daarmee vergelijkbaar.

In het plangebied komen stedenbouwkundige accenten voor in de vorm van hoeken van bouwblokken aan de openbare ruimte. Voor de vormgeving van de hoeken van de stedenbouwkundige bouwblokken wordt een tweezijdig georiënteerde bebouwing voorgestaan. De verbijzondering in de bouwmassa van deze hoekwoningen kan plaats vinden in de vorm van het uit de rooilijn schuiven van eindwoningen, een gedraaide kaprichting, een extra bouwlaag of iets hogere kap, etc

Het concept 'Linten en parkensnoer" uit het Masterplan 2005 kan nu worden doorgezet vanuit Ter Lijnden en de Blokskampsedreef via de nieuwe woonbuurt naar de landschappelijke zone en het buitengebied.

Landschappelijke afronding

Met de nieuwe woningen wordt een landschappelijke afronding aan de zuidrand van De Beekse Akkers mogelijk gemaakt. In deze zone komen vrijstaande woningen in een lagere dichtheid, maximaal 11 woningen per hectare, met weides. Aangrenzend aan dit gebied komt een landschappelijke zone van 25 meter breed zonder bebouwingen. Hier wordt een landschappelijke inrichting voorgestaan passend bij de omgeving, die de verbinding maakt met het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0024.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0025.png"

Afbeelding; stedenbouwkundige randvoorwaarden deelgebieden C & D

Randvoorwaarden Beeldkwaliteit

De buurt is onderverdeeld in drie sferen “De Lanen”, 'Woonbuurt 3' en de landschappelijke afronding ”. De criteria voor “De Lanen” en "Woonbuurt 3" worden beschreven in het beeldkwaliteitsplan De Beekse Akkers, De Lanen en Woonbuurt 3 en Hoeve Isidorusplein, gemeente Laarbeek van april 2015, opgenomen in Bijlage 4 Beeldkwaliteit De Lanen en Woonbuurt 3. Voor de woonsfeer “landschappelijke afronding” zijn nog geen beeldkwaliteitcriteria opgesteld.

Onderstaand een eerste aanzet:

Bouwhoogte, Bouwblokken en typologie

  • grondgebonden woningen, iedere woning eigen stijl, individualiteit
  • de gekozen architectuurstijl is vrij, echter wel dorps/landelijk
  • diversiteit in rooilijnen
  • rooilijn minimaal 5 meter
  • een minimale afstand tussen de woningen/percelen voorschrijven
  • de grondgebonden woningen bestaan uit maximaal één bouwlaag met kap
  • voor de grondgebonden woningen wordt gekozen voor een vrije kapvorm met een vrije nokrichting
  • kleur en materiaalgebruik voor de gevels en kappen is vrij. Ingetogen passend in de omgeving
  • Het parkeren vindt plaats zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare ruimte. Waar de plaatsten in het zicht zijn van de openbare ruimte worden de parkeerplaatsen groen ingepast, passend in hun omgeving

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Milieuhinder

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.

Beoordeling

Tussen de Oranjelaan en de Prins Hendrikstraat ligt een bedrijventerrein, ten oosten van het plangebied. Op dit terrein zijn bedrijven toegestaan in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bestemmingsplan Kom Beek en Donk 2012). Voor bedrijven in de categorie 3.2 wordt een afstand van bedrijven tot woningen van 100 meter geadviseerd. Een deel van deelgebied A ligt binnen deze contour. De voorgenomen woningbouw belemmerd de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering. Middels onderzoeken naar onder meer luchtkwaliteit en geluid wordt aangetoond of er sprake is een goed woon- en leefklimaat. Om deze wijze wordt een ligging van de woningen binnen de 100 meter contour nader onderbouwd.

Ten westen van dit bedrijventerrein zijn ter plaatse van de bestaande woningen aan de Oranjelaan 4 percelen bestemd met Bedrijf. Conform het bestemmingsplan Kom Beek en Donk (2012) zijn ter plaatse van deze bestemming alleen bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Er wordt voor deze categorie een richtafstand van 30 meter tot woningen geadviseerd. Het plangebied is niet gelegen binnen deze contour.

5.2 Geluid

Buro DB heeft in mei 2017 een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeer voor het planvoornemen. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 6.

5.2.1 Kader

De wet- en regelgeving omtrent het geluid in Nederland is vastgelegd in de Wet geluidhinder. In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich langs alle wegens een geluidszone bevindt. Uitzonderingen hierop zijn wegen waarvoor een wettelijk maximum snelheid geldt van 30 km/uur en woonerven.

De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg en de ligging van de weg in stedelijk of in buiten stedelijk gebied.

5.2.2 Onderzoek

De Lieshoutseweg en de Oranjelaan zijn 50 km/uur wegen en daarmee voor de Wet geluidhinder gezoneerd. De Lieshoutseweg bestaat uit twee rijstroken en op basis daarvan geldt een afstand van 200 meter als breedte van de geluidszone aan weerszijden van de weg. De deelgebieden A en C liggen geheel binnen deze zone en een aantal woningen in deelgebied D liggen binnen deze zone.

Voor de Oranjelaan geldt ook een wettelijke geluidszone van 200 meter. Alleen deelgebied A ligt binnen deze zone.

Binnen het plangebied zijn nog enkele 30 km/uur wegen aanwezig. Voor deelgebied A is voor de geluidssituatie alleen de Mauritsstraat relevant. Voor deelgebied C is de Vrijenborgsedreef een 30 km/uur weg om rekening mee te houden.

Ter plaatse van deelgebied D hebben de 30/km uur wegen alleen een verkeersfunctie voor direct aanliggende woningen.

In het akoestisch onderzoek zijn de Mauritsstraat en de Vrijenborgsedreef als voor de geluidssituatie relevante 30 km/uur wegen meegenomen.

5.2.3 Conclusie

Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing van het woningbouwplan in de Beekse Akkers is akoestisch onderzoek wegverkeer uitgevoerd. De te verwachten geluidsbelasting van de omliggende wegen is bepaald en getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. Daarnaast is de geluidssituatie beoordeeld aan de randvoorwaarden voor een goede ruimtelijke ordening.

Uit het onderzoek volgt dat er in deelgebied A en C woningen zijn waarbij de geluidsnorm (voorkeursgrenswaarde) wordt overschreden. Bij deelgebied A gaat het om 8 woningen ten gevolge van de Lieshoutseweg en om circa 16 woningen ten gevolge van de Oranjelaan. Bij deelgebied C gaat het om 8 woningen ten gevolge van de Lieshoutseweg.

Bij de woningen in deelgebied D komt geen normoverschrijding voor. In het gehele plan geldt dat de geluidsbelasting van de 30 km/uur-wegen voldoet aan de randvoorwaarden voor een goed woon- en leefklimaat.

Uit het onderzoek volgt dat het treffen van bronmaatregelen in de vorm van het toepassen van een geluidsreducerend wegdek op de Lieshoutseweg en Oranjelaan de geluidssituatie verbetert. Met name op de Lieshoutseweg is dit een maatregel met potentie. Het kunnen toepassen van deze maatregel is echter mede afhankelijk van medewerking van de provincie als wegbeheerder.

Het toepassen van een geluidsreducerend wegdek op de Oranjelaan zorgt niet voor het wegnemen van alle normoverschrijdingen. Na het toepassen van een stille wegdeksoort (-4 dB effect) is er voor nog circa 13 woningen sprake van een te hoge geluidsbelasting.

Het treffen van overdrachtsmaatregelen, door plaatsing van een geluidsscherm, leidt zowel bij deelgebied A als bij deelgebied C tot de conclusie dat deze niet doelmatig zijn. Om te kunnen voldoen aan de geluidsnorm is de omvang van de benodigde schermen (relatief) te groot.

Op basis van deze constateringen wordt aanbevolen om voor de woningen met een normoverschrijding ontheffing voor een hogere grenswaarde aan te vragen/te verlenen. Dit is mogelijk omdat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden. In totaal zijn er 29 ontheffingen nodig. Voor 16 woningen is ontheffing nodig ten gevolge van de Lieshoutseweg en voor 13 woningen is ontheffing nodig ten gevolge van de Oranjelaan.

Bij deelgebied C geldt er een aandachtspunt bij de ontheffingsverlening. Enkele van de geplande rijwoningen (toetspunten 104 en 106) en de meest noordelijke twee-onder-een-kap woning (toetspunten 116 en 117) beschikken niet over een geluidsluwe zijde (lager dan 48 dB). Aan weerszijden van deze woningen is de geluidsbelasting 51 dB. Mogelijk gelden hier aanvullende eisen ten aanzien van de situering van geluidsgevoelige ruimten binnen de woning.

Verder wordt aanbevolen om in het bestemmingsplan 'De Beekse Akkers 2017' op te nemen dat voor de gevels met een gecumuleerde geluidsbelasting van 53 dB of meer een verhoogde eis geldt ten aanzien van de minimale geluidwering van de geluidsbelaste gevels. De maximaal toelaatbare binnenwaarde is 33 dB en de eis ten aanzien van de minimale geluidwering van de gevel(s) is 20 dB.

Een lijst van toetspunten (gevels) waarbij de gecumuleerde geluidsbelasting hoger is dan 53 dB is opgenomen in tabel 5.2 van het rapport.

5.3 Luchtkwaliteit

Buro DB heeft in juni 2017 een onderzoek uitgevoerd naar luchtkwaliteit voor het planvoornemen. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 7.

5.3.1 Kader

In titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn bepalingen en voorschriften opgenomen betreffende luchtkwaliteit in Nederland. Bestuursorganen dienen op grond van artikel 5.16, eerste lid Wm, bij de uitoefening van in het tweede lid limitatief opgesomde bevoegdheden toepassing van wettelijke voorschriften, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik te maken van een of meer van de volgende gronden:

  • a. een project leidt niet tot overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project leidt per saldo tot gelijk blijven of verbetering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt '' niet betekende mate'' bij aan de concentratie van een stof;
  • d. een project is genoemd of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen

In de ''Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'' zijn de omstandigheden vastgelegd voor het gebruik maken van grond 'c' zoals hiervoor aangegeven. Ten aanzien van woningbouwlocaties is in deze ministeriële regeling vastgelegd dat een project niet in betekende mate bijdraagt als het project minder dan 1500 woningen betreft.

5.3.2 Onderzoek

Wettelijk gezien hoeft de luchtkwaliteit niet te worden onderzocht omdat er minder dan 1500 woningen worden gerealiseerd. Desondanks wordt voor de nieuwe woonwijk middels het onderzoek de luchtkwaliteit wel inzichtelijk gemaakt.

In het onderzoek zijn de wegvakken die door de gemeente Laarbeek de Provincie Noord-Brabant zijn opgenomen in de Monitoringstool (NSL) als uitgangspunt. Van deze wegen zijn alleen de Lieshoutseweg en de Oranjelaan van invloed op de luchtkwaliteit.

5.3.3 Conclusie

Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing van het woningbouwplan in de Beekse Akkers is er behoefte aan inzicht in de effecten van het plan op de luchtkwaliteit.

Het plan omvat de bouw van maximaal 105 woningen. De drie deelgebieden liggen binnen het invloedsgebied van twee drukke wegen, de Lieshoutseweg en de Oranjelaan. Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing is daarom een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd. De te verwachten concentraties stoffen ter plaatse van de nieuwbouw en de effecten van het aan het plan verbonden verkeer op de omgeving zijn bepaald en beoordeeld aan de hand van de wettelijke normen en streefwaarden.

Uit het onderzoek volgt dat het plan ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit geen substantiële nadelige effecten voor de leefbaarheid van de omgeving heeft. Het plan draag niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast voldoen de concentraties stoffen ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen aan de wettelijke normen en streefwaarden. Het plan voldoet ruimschoots aan de wettelijke bepalingen en kan zonder nadere maatregelen worden gerealiseerd.

5.4 Bodem

Bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan en/of bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan.
Voor een bestemming zoals wonen, gelden ander normen dan voor bijvoorbeeld de bestemming bedrijven. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand stillbeginsel.

AGEL adviseurs heeft in juni 2017 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 8.

De aanleiding voor het uitvoeren van het bodemonderzoek vormt de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling op de locatie. Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740. De doelstelling van het verkennend bodemonderzoek is inzicht te krijgen in de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en daarmee vast te stellen of er op de locatie verontreinigde stoffen in de grond of het freatisch grondwater aanwezig zijn.

5.4.1 Onderzoek

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740. De doelstelling van het verkennend bodemonderzoek is inzicht te krijgen in de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en daarmee vast te stellen of er op de locatie verontreinigde stoffen in de grond of het freatisch grondwater aanwezig zijn.

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek dient te worden vastgesteld of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem een belemmering vormt voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling van de locatie.

De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd conform de BRL SIKB 2000 (protocollen 2001 en 2002), waarvoor AGEL adviseurs erkend is door Rijkswaterstaat Leefomgeving.

Onderdeel van het verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 is het verrichten van een vooronderzoek conform de NEN 5725.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek zijn de onderzoekslocaties aangemerkt als voor bodemverontreiniging onverdachte locaties. Dit betekent dat conform de NEN 5740 de strategie ONV-GR-NL voor deellocatie C/D (Middenakkerdreef) en ONV-NL voor deellocatie A (Mauritsstraat) van toepassing is en er geen overschrijdingen van de streefwaarden respectievelijk lokale achtergrondwaarden worden verwacht. Voor dit onderzoek wordt het standaard analysepakket uit de NEN 5470 uitgebreid met arseen en chroom.


De aanwezige bouwweg is uitgesloten van het onderhavige bodemonderzoek, zijnde dat dit geen bodem betreft maar een recente puinverharding.


Uitvoering veld- en laboratoriumonderzoek

Het plaatsen van de boringen en peilbuizen is op 18 en 19 maart 2017 uitgevoerd conform de voorschriften en werkwijze van het protocol 2001. De monstername van het grondwater heeft plaatsgevonden op 2 april 2017 conform protocol 2002. Tijdens het uitvoeren van de veldwerkzaamheden zijn in de grond plaatselijk bijmengingen met baksteen, puin en plastic waargenomen. Dit betreffen overwegend sporen in de bovengrond. Op basis van de visuele waarnemingen is deze grond niet als asbest verdacht aangemerkt. Het betreft geen ongedefinieerd bouwpuin danwel betonpuin, maar eenduidig herkenbaar baksteen met kalkdeeltjes zonder verdenking op asbest.

Voor zover zintuiglijk waarneembaar zijn er bij de indicatieve inspectie geen asbestverdachte materialen op of in de bodem aangetroffen. Zintuiglijk zijn in en op de bemonsterde grond geen asbestverdachte materialen waargenomen.

De grond- en grondwatermonsters zijn geanalyseerd door het milieulaboratorium van OMEGAM Laboratoria te Amsterdam conform de accreditatie AS3000.

5.4.2 Conclusie

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

Deellocatie A Mauritsstraat

  • In zowel de bovengrond als in de ondergrond komen deels licht verhoogde gehalten aan zink voor. De kwaliteit van de boden komt overeen met de klasse Achtergrondwaarde;
  • In het grondwater is (plaatselijk) een sterk verhoogd gehalte aan zink aangetoond. Tevens zijn tevens licht verhoogde concentraties aan barium, cadmium en nikkel aangetoond. De waarden betreffen op basis van uit de regio bekende grondwatergegevens hoogstwaarschijnlijk verhoogde achtergrondwaarden ten gevolge van diffuse bodemverontreiniging. Er zijn geen aanwijsbare bronlocaties aangetroffen.

Deellocatie C en D Middenakkerdreef

  • De bovengrond is overwegend niet verontreinigd. Plaatselijk is er in de bovengrond een licht verhoogd gehalte aan zink en PCB aanwezig. De kwaliteit van de boden komt grotendeels overeen met de klasse Achtergrondwaarde. Plaatselijk wordt deze als Industrie aangemerkt;
  • In de ondergrond zijn geen van de geanalyseerde parameters verhoogd aangetoond;
  • In het grondwater zijn licht verhoogde concentratie met barium, cadmium en zink aangetoond.

De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek;

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt met de verkregen resultaten geen belemmering voor het voorgenomen gebruik van de locatie als Wonen.


Aanbevelingen en opmerkingen

Ondanks dat de bouwweg gelegen op de Middenakkerdreef hoogstwaarschijnlijk na 2010 is aangebracht en daarmee niet verdacht is op asbest wordt, doordat er geen herkomstverklaring bekend is, geadviseerd om hier nog een onderzoek naar asbest in de hier toegepaste puinverharding te verrichten.


Ten aanzien van de aanwezige grondwaterverontreiniging met zink kunnen gebruiksbeperkingen gelden. Geadviseerd wordt deze af te stemmen met het bevoegd gezag.

Indien bij de voorgenomen bouwactiviteiten grond van de locatie vrijkomt, dient er rekening te worden gehouden met beperkingen ten aanzien van hergebruik en afzet van de grond. Opgemerkt wordt dat dit onderzoek geen bewijsmiddel is zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit voor toepassing van grond elders. Voor de definitieve kwaliteitsbepaling van grond die vrijkomt van de onderzoekslocatie kan afhankelijk van de bestemming en toepassing bij afvoer van de grond een partijkeuring noodzakelijk zijn (AP04). De gemeente is bevoegd gezag inzake grondverzet en toepassing van grond binnen de restricties en voorwaarden van de bodemkwaliteitskaart. Hiervoor geldt een meldingsprocedure.

5.5 Flora en Fauna

Bureau Waardenburg heeft in april 2017 een quickscan flora en fauna uitgevoerd in het plangebied. Het rapport toebehorende aan dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 10.

Er is een onderzoek verricht naar de effecten van de geplande nieuwbouw in het plangebied in het kader van de Wet Natuurbescherming. Hiervoor is een oriënterend veldonderzoek en een bronnenonderzoek uitgevoerd.

Het plangebied van Beekse Akkers is eerder in 2004 en deels in 2016 door Bureau Waardenburg onderzocht. Het onderzoek is voor de deelgebieden A, C en D een actualisatie van het onderzoek uit 2004.

5.5.1 Kader

Wet Natuurbescherming

De Wet natuurbescherming onderscheidt bij de bescherming van soorten drie beschermingsregimes: ‘Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn’ (Wnb § 3.1), ‘Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn’ (Wnb § 3.2) en ‘Beschermingsregime andere soorten’ (Wnb § 3.3). In het ‘Beschermingsregime andere soorten’ staan soorten variërend van zeldzaam tot zeer algemeen, uit verschillende soortgroepen (planten, insecten, vissen).

5.5.2 Conclusie

In het plangebied komen geen soorten voor waarvoor geen vrijstelling geldt in het kader van ruimtelijke ontwikkeling onder de Wet natuurbescherming. Zodoende is geen ontheffing nodig.

Toelichting conclusie

Planten

Omdat er geen beschermde planten in de deelgebieden voorkomen, is het uitgesloten dat er effecten op beschermde planten optreden.

Vissen

Omdat er geen beschermde vissen voorkomen in de deelgebieden, is het uitgesloten dat er effecten optreden op beschermde vissoorten.


Grondgebonden zoogdieren

Voor de veldmuis geldt een vrijstelling voor overtreding van verbodsbepalingen bij ruimtelijke ingrepen. Een ontheffing voor overtreding van verbodsbepalingen is voor deze soort dus niet aan de orde.


Amfibieën

Ook voor algemeen voorkomende amfibieën als gewone pad en bruine kikker geldt vrijstelling onder de Wnb. Een ontheffing voor overtreding van verbodsbepalingen bij ontwikkeling van de plangebieden is voor deze soorten dus niet aan de orde.


Vogels

Verstoring van broedende vogels is niet aan de orde omdat vogels niet in de deelgebieden tot broeden komen.

5.6 Archeologie

In het verleden zijn al meerdere onderzoeken uitgevoerd naar het aspect archeologie. In 2004 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het vooronderzoek bestond uit een bureau- en booronderzoek en een Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in fase 1 en 2 van het plangebied De Beekse Akkers. In het onderzoek “IVO-proefsleuven fase 1 en 2, De Beekse Akkers”, is aangetoond dat op twee plekken binnen fase 1 sprake is van te behouden archeologische waarden. Medio 2006 is een definitief Archeologisch Onderzoek (DAO) uitgevoerd voor vindplaats B en C in het plangebied. In 2009 is een vlakdekkend uitgevoerd.

In Bijlage 9 is een publicatie opgenomen welke het verslag is van een proefsleuvenonderzoek en een opgraving op een gedeelte van de Beekse Akkers. Het onderzoek is niet alleen verricht met het oog op behoud ex situ, waarbij het documenteren van sporen en het verzamelen van sporen voorop staat, maar ook vanuit vraagstelling die verband houden met eerder archeologisch onderzoek in de micro-regio.

Uit de archeologische verwachtingskaart is op te maken dat voor het gebied een hoge archeologische verwachting geldt. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de erfgoed kaart opgenomen. Binnen het thema 'archeologisch landschap' behorende bij deze kaart is een kaart opgenomen waaruit op te maken is, in welke gebieden al archeologisch onderzoek is verricht. Uit deze kaart blijkt dat het gehele plangebied is onderzocht inzake archeologie, dit is in lijn met de hoge archeologische verwachting voor het gebied. Bij deze onderzoeken zijn archeologisch vondsten veilig gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0026.jpg"

Afbeelding uitsnede erfgoed kaart

5.7 Water

Alle ruimtelijke plannen hebben invloed op waterkwaliteit- en kwantiteit. Een toename van de hoeveelheid verhard oppervlak heeft gevolgen voor de waterhuishouding. Om te voorkomen dat er negatieve effecten optreden als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling zal in het planproces rekening gehouden moeten worden met water. Via de watertoets wordt de waterbeheerder betrokken bij het planproces. In de voorliggende paragraaf wordt het aspect water nader toegelicht. Het plangebied is gelegen binnen het beheergebied van waterschap Aa en Maas.

5.7.1 Kader

Gemeente

In 2012 is Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan+ (vGRp+) vastgesteld door de gemeente Laarbeek In dit vGRP+ is het Waterplan geïntegreerd om naast de wettelijke zorgplichten voor de gemeente de gezamenlijke doelstellingen van de gemeente Laarbeek en Waterschap Aa en Maas vast te leggen. In het vGRp+ zijn onder meer de strategie en activiteiten van de gemeente ten aanzien van het omgaan met afval- en hemelwater opgenomen.

Stedelijk afvalwater wordt in de gemeente Laarbeek op een doelmatige en efficiënte wijze ingezameld en getransporteerd. Om dit te bereiken wordt gestreefd naar een zodanige bouwkundige kwaliteit van de onderdelen waaruit het rioolstelsel is opgebouwd, en een zodanig beheer daarvan, dat het hydraulisch functioneren niet belemmerd wordt.

Op het gebied van hemelwater streeft de gemeente Laarbeek naar het zoveel mogelijk afkoppelen van hemelwater ten behoeve van het realiseren van een robuust rioolstelsel. Op openbaar terrein worden voorzieningen voor de opvang van hemelwater gerealiseerd afkomstig van openbaar gebied, maar ook van particulieren.

Waterschap

In 2016 is het waterbeheerplan voor de periode 2016-2021 vastgesteld door het Waterschap Aa en Maas. In dit plan is opgenomen dat het Waterschap pro-actief wil deelnemen in ruimtelijke plan processen. Het is van belang dat water (beheer) belangen planologisch worden geborgd.

Het waterschap heeft een adviserende rol via de gemeentelijke verbrede rioleringsplannen (vGRP’s) ten aanzien van hemelwater, grondwater en rioleringszorg van de gemeente. Daarnaast hebben wij een adviserende rol richting ruimtelijke plannen (watertoetsproces). Wateropgaven die voortvloeien uit ontwikkelopgaven (woningbouw, bedrijven) komen in principe voor rekening van de ontwikkelende partij.

Keur oppervlaktewater en Keur waterkeringen

De keur is een set regels met betrekking tot oppervlaktewater of waterkering in beheer van het waterschap. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gedoogplichten, gebodsbepalingen en verbodsbepalingen. Het grondgebied ter plaatse van een watergang of waterkeringen of direct grenzend daaraan kent een aantal beperkingen.

Daarnaast zijn eigenaren en/of gebruikers verplicht een aantal activiteiten en werkzaamheden op hun terrein toe te staan die samenhangen met het beheer en onderhoud van het waterstaatswerk. De waterschapskeuren vormen een aanvulling op hogere regelgeving op landelijk en provinciaal niveau.

Afvoer hemelwater

De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Hetzelfde geldt voor situaties waar het hemelwater aanvankelijk niet op het oppervlaktewaterlichaam tot afvoer werd gebracht, en nu wel (afkoppelen). Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplichtig gesteld

Optimale inpassing/integrale afweging

Bij een uitbreiding van verhard oppervlak of het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak geldt als uitgangspunt dat bij het bepalen van de noodzakelijke compensatieopgave gekeken moet worden naar het huidig en toekomstig functioneren van het totale (deel)stroomgebied waar de ontwikkeling onderdeel van uitmaakt. Tevens geldt dat in de afweging oog moet zijn voor andere dan kwantitatief hydrologische aspecten. Dit betekent dat met het invullen van de compensatieopgave andere doelstellingen dan hydrologie kunnen worden gerealiseerd.

Het waterschap vindt een waterhuishoudkundig onderzoek noodzakelijk ter onderbouwing van de compensatieopgave en de wijze waarop deze wordt ingevuld. Het onderzoek, dat wordt uitgevoerd in opdracht van de aanvrager/initiatiefnemer, zal in overleg met het waterschap plaatsvinden en maakt bij voorkeur onderdeel uit van het watertoetsproces dat initiatiefnemer/aanvrager en waterschap gezamenlijk doorlopen.

De compensatieplicht is 600 m3 per hectare toename verhard oppervlak, tenzij uit het waterhuishoudkundig onderzoek blijkt dat minder compensatie nodig is. De benodigde capaciteit ligt tussen de kruinhoogte van de noodoverloopconstructie en de bodem van de voorziening. Indien de bodem van de voorziening lager ligt dan de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG), dan geldt de GHG als ondergrens.

5.7.2 Onderzoek

Waterhuishouding

Voor het woongebied Beekse Akkers is in 2006 al een waterhuishoudkundig systeem ontwerpen. Dit ontwerp blijft gehandhaafd en wordt ook gebruikt bij de verdere woningbouwontwikkeling in de Beekse Akkers.

Het plangebied is gelegen nabij de waterscheiding tussen het beekdal van de Goorloop en het beekdal van de Aa. De sloten die voorkomen in het plangebied zijn met name ondiepe slootjes die bij hevige of langdurige neerslag fungeren als afvoermiddel. Tijdens droge periode kunnen dergelijke slootjes droogvallen. Er is geen aanvoer van water afkomstig van buiten het plangebied.

In het plangebied is met betrekking tot de bodem, reliëf en grondwater sprake van een onderscheid in drie delen:

  • In het lage, oostelijke gedeelte zijn de ontwateringsdiepten (afstand tussen maaiveld en grondwaterstanden) zodanig klein dat er geen mogelijkheden zijn voor infiltratie of berging. Er zal een ontwateringssysteem moeten worden toegepast en / of ophoging van het maaiveld plaats moeten vinden om de gewenste ontwateringsdiepte ter plaatse van wegen en woningen te kunnen realiseren;
  • In het middengedeelte zijn de ontwateringsdiepten niet voldoende om ondergrondse infiltratie- en bergingsvoorzieningen toe te kunnen passen;
  • In het westelijke, hoge gedeelte zijn de ontwateringsdiepten voldoende groot om ondergrondse infiltratie- en bergingsvoorzieningen toe te kunnen passen.

Voor De Beekse Akkers is het uitgangspunt geformuleerd om een duurzaam watersysteem te realiseren. In De Beekse Akkers wordt het schoon hemelwater mogelijk in het plangebied geborgen en geïnfiltreerd. Het vuilwater wordt via een rioolstelsel afgevoerd. Uitgangspunt daarbij is het zo min mogelijk verstoren van het natuurlijke afvoerregiem. Er is aansluiting gezocht bij het bestaande waterhuishoudkundig systeem in het gebied, waarbij onder andere is gekeken naar de aanwezige hoogteverschillen en de grondwaterstanden. Voor het plangebied wordt gekozen voor een bewezen waterhuishouding systeem.

In deelgebied B wordt een bergingsvijver gerealiseerd. Vanuit de bergingsvijver zal een watergang worden aangelegd richting deelgebied A.

De afwatering in het plangebied vindt plaats in zuidelijke en noordelijke richting.

Riolering

De gemeente heeft het voornemen om het verharde oppervlak af te koppelen van de riolering, teneinde zoveel mogelijk neerslag in het plangebied te houden.

Toename verharding

Voor de deelgebieden C en D is de toename van de verharding berekend De kaart behorende bij deze berekening is opgenomen in Bijlage 11.

In deze deelgebieden neemt de verharding toe door de realisatie van woningen en de aanleg van infrastructuur. Het verhard oppervlak neemt toe met 17.566 m2.

Compensatie verhard oppervlak

Een deel van het verhard oppervlak is al gecompenseerd door maatregelen die al eerder zijn gerealiseerd. Waaronder de wadi langs de Lieshoutseweg en de bergingsvijver Merenstein. Gezien deze maatregelen kan er vanuit worden gegaan dat al gecompenseerd is en dat nog 10.000 m2 gecompenseerd dient te worden. Om de benodigde waterberging te bepalen is de rekennorm van het Waterschap Aa en Maas gehanteerd. Dit betekent dat het verhard oppervlak van 10.000 m2 vermenigvuldigd met 60 millimeter betekent dat er 600 m3 aan waterberging gerealiseerd dient te worden.

Een deel van deze toename wordt gecompenseerd doordat er een watergang wordt aangelegd tussen de bergingsvijver in deelgebied B en deelgebied A. Ook wordt er een nieuwe vijver aangelegd ter hoogte van deelgebied A tussen de Lieshoutseweg en de Oranjelaan. Via een sloot langs de Vrijenborgsedreef en langs de Lieshoutseweg kan het water richting de nieuwe vijver wordt geleid. Hiervoor moet een duiker worden aangelegd ter hoogte van de wadi langs de Lieshoutseweg om het water in de nieuwe vijver op peil te houden. De beoogde vijver biedt voldoende ruimte om te voldoen aan de opgave van 600 m3 aan te realiseren waterberging.

5.7.3 Conclusie

In het plangebied neemt de verharding toe. Conform de rekenmethoden van het waterschap moet er 600m3 aan waterberging worden gerealiseerd. Om dit bewerkstelligen wordt er onder meer een nieuwe vijver en een watergang aangelegd. Door het realiseren van deze voorzieningen wordt er voldoende ruimte gecreëerd om te voldoen aan de benodigde waterberging.

5.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de veiligheid van personen die niet zelf direct betrokken zijn bij risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen (risicobronnen) maar als gevolg van die activiteiten wel risico kunnen lopen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR), een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR).

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Er worden in dit kader twee normstellingen gehanteerd, te weten:

  • het plaatsgebonden risico: richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het groepsrisico: stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico

Het PR is het risico op een plaats nabij een risico bron, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als gevolg van een ongewoon voorval bij de risico bron. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven door middel van risico contouren rond de risico bron en is onafhankelijk van de aanwezige bevolking. Het PR plafond is vastgesteld op een kans van 10-6 per jaar.

Groepsrisico

Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de ontwikkelingen in het plangebied.

Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. Deze getallen gelden voor de oriëntatiewaarde in de omgeving van inrichtingen. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en via buisleidingen ligt de oriëntatiewaarde een factor 10 lager.

In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico. Behalve de hoogte van het groepsrisico zijn dat de noodzaak van de ruimtelijke ontwikkeling, risicoreducerende maatregelen en mogelijkheden tot rampenbestrijding.

Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het transport van gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet van toepassing. Voor buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) opgesteld.

In de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. In het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn geen inrichtingen, wegen of buisleidingen gelegen die mogelijkerwijs belemmeringen kunnen opleveren voor het realiseren van woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01_0027.jpg"

Uitsnede risicokaart externe veiligheid

In de nabijheid van het gebied zijn wel aantal inrichtingen en buisleidingen gelegen. Er wordt nader toegelicht of deze belemmeringen opleveren voor het realiseren van woningbouw.

Ten noordoosten van het plangebied aan de Burgstraat 2 is tankstation Vollenhoven De Brug gevestigd. Ter plaatse van dit station is ook een LPG installatie aanwezig. De afstand vanaf de noordoostelijke grens tot aan het tankstation bedraagt circa 215 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen de contour van het plaatsgebonden risico. Het invloedsgebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico benodigd is bedraagt 150 meter. Het plangebied is niet gelegen in dit gebied.

Ten zuiden van het plangebied, ter hoogte van het Wilhelminakanaal is een opslagplaats gelegen. Het plangebied ligt op geruimde afstand van de grens van de contour van het plaatsgebonden risico. Aan de overzijde van het kanaal is een buisleiding van Defensie gelegen. Voor deze leiding geldt geen plaatsgebonden risico. Het plangebied is op geruime afstand van de leiding gelegen.

Ten noordwesten van het plangebied is ook een buisleiding gelegen. De leiding betreft een aardgasleiding en de beheerder is Gasunie transport services. Voor de leiding geldt geen plaatsgebonden - of groepsrisico. De gasleiding loopt vanaf/ naar een gasdrukregel- en meetstation aan de Wijnkelderweg 1. Voor dit station geldt geen plaatsgebonden - of groepsrisico maar wel een veiligheidstafstand van 15 meter. Het plangebied ligt op geruimde afstand van de leiding.

Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor het planvoornemen om woningen te realiseren in de Beekse Akkers.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

Bij het opstellen van de planregels is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van bestemmen als

bedoeld in het bestemmingsplan De Beekse Akkers, Gemeente Laarbeek, vastgesteld bij besluit van de raad d.d. 31 januari 2008. Actuele inzichten ten aanzien van het nieuwe bestemmingsplan zijn mede betrokken bij het opstellen van de

planregels.

Het geheel is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 1 komen de 'Inleidende regels' aan bod. Het betreft hier de Begrippen

(artikel 1) en de Wijze van meten (artikel 2). In hoofdstuk 2 'Bestemmingsregels' zijn de planregels, behorende bij de

verschillende bestemmingen, opgenomen (artikel 3 tot en met 6). Hoofdstuk 3 'Algemene regels', bevat verschillende

algemene bepalingen die van toepassing zijn (artikel 7 tot en met 11). Tot slot zijn de Overgangs- en slotregels

opgenomen in hoofdstuk 4 (artikel 12 en 13).

De planregels zijn opgedeeld in:

1. de bestemmingsomschrijving: waarvoor mogen de gebouwen en gronden worden gebruikt;

2. bouwregels: een beschrijving van de toelaatbare bouwwerken;

2. Afwijken van de bouwregels

3. specifieke gebruiksregels: verbod op bepaald gebruik van gronden en

4. het afwijken van de gebruiksregels.

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Zowel woonstraten als voet- en fietspaden zijn binnen deze bestemming toegestaan. Ook parkeer-, speel-, en groenvoorzieningen, alsmede voorzieningen van openbaar nut mogen worden gerealiseerd. Ten dienste van de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan.

Artikel 4 Wonen
Naast vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en aaneengebouwde woningen biedt de bestemming tevens ruimte aan beroepsmatige activiteiten aan huis en aan tuinen, erven en bijgebouwen. Binnen de bestemming zijn de bebouwingsvlakken voor de hoofdbebouwing aangegeven, alsmede aanduidingen voor bijgebouwen, die via de regels bepalen welke de gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden zijn, zoals die gelden ten aanzien van de situering van de woningen, de bouwhoogte en de situering van bijgebouwen. Door middel van nadere eisen is een koppeling gemaakt met de geldende beeldkwaliteitsplannen. Door middel van een afwijking van de bouwregels kan worden afgeweken van het maximale bebouwingspercentage en een erker of entree voor de voorgevel worden toegestaan.

De kwalíteitsverbetering van het landschap opgenomen in de onderbouwing is planologisch-juridisch zeker gesteld door een voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap in de gebruiksregels. Gronden en bouwwerken kunnen worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 5 Wonen - Uit te werken 1,

Dit artikel heeft betrekking op deelgebied A, oksel van de Oranjelaan en Lieshoutseweg. Binnen de bestemming wonen - uit te werken bestemming w-u1, mogen grondgebonden en gestapelde woningen worden gebouwd. De goothoogte van eengezinswoningen bedraagt maximaal 6 meter en voor gestapelde woningen 10 meter. In de regels worden de woningen alsmede de oppervlakte aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning geregeld.

De totale bebouwingsomvang is nader bepaald door een maximum bebouwingspercentage per bouwperceel.

Tenslotte is een stelsel van nadere eisen opgenomen. Met behulp van deze regeling kunnen burgemeester en wethouders de situering en afmetingen van gebouwen nader sturen. Daarnaast kunnen eisen gesteld worden aan het materiaalgebruik, de dakbeëindiging detaillering, kapvorm en nokhoogte en zijn er regels opgenomen ten aanzien van

verkeer, water, groen en openbare nutsdoeleinden.

 Artikel 6 Wonen - Uit te werken 2

Dit artikel heeft betrekking op deelgebied D zuidelijke landschappelijke afronding. Binnen de bestemming wonen - uit te werken bestemming w-u2, mogen grondgebonden woningen worden gebouwd.

In de uitwerkingsregels zijn het maximaal aantal woningen van 50 vastgelegd. Daarnaast is het groene parkensnoer geborgd als groene verbinding tussen de woonbuurt en het buitengebied, met een wijzigingsbevoegdheid om te mogen schuiven. Vvoldoende parkeergelegenheid is geborgd en lid 4.5.3 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap van toepassing verklaard.

De goothoogte van eengezinswoningen bedraagt maximaal 6 meter. In de regels worden de woningen alsmede de oppervlakte aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbreidingen van de woning geregeld.

De totale bebouwingsomvang is nader bepaald door een maximum bebouwingspercentage per bouwperceel.

Tenslotte is een stelsel van nadere eisen opgenomen. Met behulp van deze regeling kunnen burgemeester en wethouders de situering en afmetingen van gebouwen nader sturen. Daarnaast kunnen eisen gesteld worden aan het materiaalgebruik, de dakbeëindiging detaillering, kapvorm en nokhoogte en zijn er regels opgenomen ten aanzien van

verkeer, water, groen en openbare nutsdoeleinden.

Artikel 12 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan. Het afwijkend gebruik mag worden voortgezet.

Artikel 13 Slotregel
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij ontwikkelingen die door middel van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Het exploitatieplan is de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om de aangewezen bouwplannen mogelijk te maken. Op basis van art. 6.2.4 Bro worden daartoe onder andere gerekend kosten van onderzoek en planvorming voor de bestemmingsplanherziening.


Hiervan kan worden afgeweken indien het verhaal van kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst. (art. 6.12 lid 2 Wro). Met de ontwikkelaars en particulieren zal een anterieure overeenkomst worden gesloten. De gemeente gaat over tot uitgifte van de grond op het moment dat uitzicht bestaat op een omgevingsvergunning voor bouwen. In de koopovereenkomst is het kostenverhaal derhalve anderszins verzekerd.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

ln het kader van het wetteli[k vooroverleg is de Provincie Noord-Brabant om een reactie gevraagd op het voorontwerp-bestemmingsplon 'De Beekse Akkers 2017'. ln de reactie van de provincie wordt alleen ingegaan op onderwerpen die op basis van het provinciaal ruimteliik beleid relevant zijn.

Het voorontwerp-bestemmingsplan voorziet in de duurzame stedenbouwkundige en programmatische afronding van de uitbreidingslocatie De Beekse Akkers.De kwalíteitsverbetering opgenomen in de onderbouwing is voldoende voor onderhavige ontwikkeling. ln het kader van de kwaliteítsverbetering wijst de provincie erop dat de kwaliteitsverbeterende maatregelen planologisch-juridisch dienen te worden zeker gesteld. Dit betekent dat voor de in dit plan opgenomen kwalíteitsverbetering voorwaardeliike gebruiksbepalingen moet worden opgenomen in de planregels voor de beslemming "Wonen".

Naar aanleiding van de reactie van de provincie is in Artikel 4 Wonen en in Artikel 6 Wonen - Uit te werken 2 een voorwaardeliike gebruiksbepalingen toegevoegd. De vooroverleg reactie van de provincie is opgenomen in Bijlage 12.

7.3 Zienswijzen

Overeenkomstig het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 3.8 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening heeft met ingang van maandag 3 juli 2017 tot en met maandag 14 augustus 2017 voor een ieder het ontwerp-bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017 ter inzage gelegen.

Inzake het ontwerp-bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017 zijn twee zienswijzen ontvangen, 1 van Ballast Nedam Ontwikkelingsmaatschappij B.V en 1 van het Waterschap Aa en Maas. In Bijlage 13 is de responsnota opgenomen waarin de ingediende zienswijzen samengevat zijn weergeven en voorzien zijn van een reactie.

De ingediende zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen in de regels van het ontwerp-bestemmingsplan;

  • In artikel 6.2.1 b is de term ''paardenweide'' vervangen door ''dierenweide'', omdat de eerst genoemde term een te krappe omschrijving was van de beoogde activiteiten binnen de aanduiding groen.
  • De wijzigingsbevoegdheid in artikel 6.2.2 is aangepast ter verduidelijking wat is toegestaan en aan welke voorwaarden voldaan dient te worden voldaan bij het toepassen van deze bevoegdheid.
  • Aan de uitwerkingsregels behorende bij artikel 6 ('Wonen - Uit te werken') is een 'voorwaardelijke verplichting' toegevoegd waarin is vastgelegd dat de uitwerking van de bestemming Wonen - Uit te werken 2 niet eerder mag plaats vinden dan wanneer is voorzien in de waterberging van 600 m3 elders in het bestemmingsplangebied.

Na de zienswijzenprocedure is het bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017 ter vaststelling aangeboden aan de raad. Op 12 oktober 2017 is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.

Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.