direct naar inhoud van Regels
Plan: De Beekse Akkers 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Beekse Akkers 2017 met identificatienummer NL.IMRO.1659.BPBDdba2017-VG01 van de gemeente Laarbeek.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding.

1.6 aaneengesloten woningen

Blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen;

1.7 Aan huis gebonden beroep

Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, ontwerptechnisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch of daarmee naar de aard gelijk te stellen gebied, dat ondergeschikt aan de woonfunctie thuis kan plaatsvinden;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bijbehorende bouwwerken:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is van het hoofdgebouw.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.20 geschakelde woningen

Woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen met elkaar verbonden zijn;

1.21 gestapelde woningen

Twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen;

1.22 halfvrijstaande woning

Een woning met ten hoogste één gemeenschappelijke wand met een andere woning dan wel met een bijgebouw van een andere woning;

1.23 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.24 perceelsgrens

Een grens tussen twee (bouw)percelen;

1.25 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.26 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.27 voldoende parkeergelegenheid

voorzien in parkeergelegenheid waarbij rekening is gehouden met de parkeerkencijfers, zoals opgenomen in de laatste uitgave 'parkeerkencijfers en verkeersgeneratie' van het CROW;

1.28 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.29 vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;

1.30 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand tot de bestemmingsgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de bestemmingsgrens.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) (achterste) perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) (achterste) bouwperceelgrens.

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.4 de breedte van bouwpercelen:

tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelgrens.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidingsmuren).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten;
  • b. fiets- en voetgangerspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. watergangen;
  • f. voorzieningen van openbaar nut.

3.2 Bouwregels

Op de tot Verkeer - Verblijfsgebied bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen

zijnde, ten dienste van de bestemming en de verkeerstechnische uitrusting van wegen en paden, daaronder begrepen abri's, evenwel met uitzondering van motorbrandstofverkooppunten, met dien verstande dat:

  • a. de hoogte van de abri's ten hoogste bedraagt 3 m;
  • b. de oppervlakte per abri ten hoogste bedraagt 10 m2;
  • c. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste bedraagt 9 m.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal 28 woningen;
  • b. wonen, in de vorm van vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen;
  • c. bijgebouwen ten behoeve van de onder a. genoemde functie;
  • d. groenvoorzieningen, water en speelvoorzieningen;
  • e. aan huis gebonden beroepen;
  • f. erven en tuinen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de tot Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, met dien verstande dat:

4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen uitsluitend binnen het op de plankaart aangeduide bouwvlak mogen worden gebouwd, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen;
  • b. ter plaatste van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen en halfvrijstaande woningen toegestaan,
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen 'zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen toegestaan,
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd 'zijn uitsluitend aaneengesloten woningen toegestaan,
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw ten hoogste 6 m mag bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte' over de helft van de lengte van de voorgevel uitsluitend de minimale goothoogte van 6 m mag worden gerealiseerd;
  • f. de hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 30° en ten hoogste 60° met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum dakhelling (graden), minimum dakhelling (graden)' de aangeduide dakhelling geldt;
  • g. een bouwperceel behorende bij een woning mag worden bebouwd tot ten hoogste 50%;
  • h. de afstand tussen vrijstaande woningen en 1 zijdelingse perceelsgrens bedraagt tenminste 3 m.

4.2.2 Bijgebouwen en aanbouwen

Voor bijgebouwen, aanbouwen van de woning en bouwwerken geen gebouw zijnde, gelden de navolgende regels:

  • a. bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' en bouwvlak op de plankaart;
  • b. aanbouwen en uitbouwen van de woning mogen niet voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd, bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 3 m achter de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • c. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning per woning bedraagt ten hoogste:
    • 1. 50 m2 voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250 m2;
    • 2. 80 m2 voor bouwpercelen groter dan 250 m2 en kleiner of gelijk aan 500 m2;
    • 3. 110 m2 voor bouwpercelen groter dan 500 m2 en kleiner of gelijk aan 1.000 m2;
    • 4. 140 m2 voor bouwpercelen groter dan 1.000 m2.

met dien verstande dat het totale bouwperceel bebouwd mag worden tot ten hoogste 50%;

  • d. per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;
  • e. de goothoogte respectievelijk nokhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m/5 m, de goothoogte respectievelijk nokhoogte van aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3,2 m/6 m;
  • f. de gezamenlijke diepte van een hoofdgebouw en een aangebouwd bijgebouw mag maximaal 15 m bedragen, met dien verstande dat indien een hoofdgebouw een diepte heeft van minimaal 11 m, de gezamenlijke diepte van hoofdgebouw en aangebouwd bijgebouw maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw plus 4 m;
  • g. de breedte van de gezamenlijke dakkapellen op het dakvlak van de voorgevel van een gebouw bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van dat dakvlak;
  • h. op de gronden, voorzover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 2 m, 8 m respectievelijk 15 m mag bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. op de gronden, voorzover gelegen voor de voorgevelrooilijn, mag de hoogte van pergola's maximaal 2,5 m, de hoogte van vlaggenmasten maximaal 5 m. en de hoogte van andere bouwwerken maximaal 1 m bedragen;
  • b. in afwijking van het onder a bepaalde, mag bij hoekpercelen waar sprake is van meer dan één voorgevelrooilijn, de hoogte van een erfafscheiding bij situering voor de voorgevelrooilijn van de zijstraat ook maximaal 2 m. bedragen, mits de erfafscheiding is gelegen op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw.
4.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de detaillering, de kapvorm en de nokhoogte, van de in lid 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het Beeldkwaliteitsplan "De Beekse Akkers", De Lanen, Woonbuurt 3 en Hoeve Isidorusplein;
    • 2. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
    • 3. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. Nadere eisen, als bedoeld onder a. kunnen tevens worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van:

  • a. van het bepaalde in lid 4.2.1 onder h. voor een bebouwingspercentage van ten hoogste 60% bij aaneengebouwde woningen, onder de voorwaarden dat:
    • 1. het stedenbouwkundige beeld niet wordt aangetast;
    • 2. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefklimaat.
  • b. van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a ten behoeve van de bouw van een entree alsmede erkers, mits:
    • 1. de afstand tot de voorperceelsgrens tenminste 1 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,25 m en van een entreeportaal niet meer dan 2 m;
    • 3. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 6 m2;
    • 4. de breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw;
    • 5. de goot- respectievelijk nokhoogte niet meer bedraagt dan 3m/3,5m.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Aan huis gebonden beroep

Tot een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt bedoeld het gebruik voor aan huis gebonden beroepen.

4.5.2 Voorwaardelijke verplichting verkeer en parkeren

Alvorens een omgevingsvergunning, gericht op (bouw)werkzaamheden in het kader van de doeleinden zoals bedoeld in 4.1 verleend kan worden, dient:

  • a. inzichtelijk te worden gemaakt dat zal worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen, waarbij geldt dat:
    • 1. de door de gemeente vastgestelde parkeernormen in acht moeten worden genomen;
    • 2. nieuwe hoofdgebouwen niet eerder in gebruik mogen worden genomen ten behoeve van de functie(s), die op grond van de desbetreffende bestemming is (of zijn) toegelaten, dan nadat ten behoeve van die hoofdgebouwen voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd, conform de parkeernormen als bedoeld in 4.5.2 sub a onder 1.

4.5.3 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap
  • a. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten
    nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder dat
    invulling is gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap conform artikel 3.2 van de Verordening Provincie Noord-Brabant;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 4.1 opgenomen
    bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen ten behoeve van de kwaliteitsverbetering van het landschap.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in 4.5.1 voor aan huis gebonden beroep, onder de voorwaarden dat:

  • a. het wonen als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. maximaal 40 m2 van het hoofdgebouw en de bijgebouwen voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten mag worden benut;
  • c. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt;
  • d. detailhandel slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft tot een ondergeschikte verkoop en in direct verband staat met de uitoefening van beroepsmatige activiteiten.

Artikel 5 Wonen - Uit te werken 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 1' gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de onder b. genoemde functie;
  • c. groenvoorzieningen, water en speelvoorzieningen;
  • d. aan huis gebonden beroepen;
  • e. erven en tuinen en parkeervoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen in de vorm van (erftoegangs)wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeerplaatsen;
  • g. verkeersvoorzieningen ten behoeve van verkeerkundige aanpassing (kruising) Lieshoutseweg;
  • h. nutsvoorzieningen.
5.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de in lid 5.3 opgenomen bouwregels en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse is aangegeven;
  • b. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.
5.3 Bouwregels

Op de tot 'Wonen - Uit te werken 1' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

5.3.1 Woningen
  • a. de goothoogte van grondgebonden woningen ten hoogste 6 m bedraagt;
  • b. de goothoogte voor gestapelde woningen ten hoogste 10 m bedraagt
  • c. de hoofdgebouwen van een kap dienen te worden voorzien met een dakhelling van tenminste 30o en ten hoogste 60o;
  • d. een bouwperceel behorende bij een woning bebouwd mag worden tot ten hoogtse 50%;
  • e. aan- en uitbouwen (bijbehorende bouwwerken) en overkappingen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden geplaatst;
  • f. aan- en bijgebouwen en overkappingen niet zijn toegestaan voor de voorgevel van een hoofdgebouw;
  • g. vrijstaande bijgebouwen op een afstand van ten minste 3m achter de voorgevel of het verlengde daarvan en op een afstand van tenminste 3m tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen worden geplaatst;
  • h. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning per aaneengebouwde woning ten hoogste bedraagt:
    • 1. 50m² voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250m²;
    • 2. 80m² voor bouwpercelen groter dan 250m² en kleiner dan of gelijk aan 500m²
    • 3. 110m² voor bouwpercelen groter dan 500m² en kleiner of gelijk aan 1000m²;
    • 4. 140m² voor bouwpercelen groter dan 1000m²,

waarbij geldt dat het totale bouwperceel ten hoogste bebouwd mag worden tot het in sub c. aangegeven percentage;

  • i. per woning ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd;
  • j. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste berdaagt 3m respectievelijk 5m;
  • k. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen ten hoogste bedraagt 3,2m respectievelijk 6m;
  • l. de gezamenlijke diepte van een hoofdgebouw een een aangebouwd bijgebouw ten hoogste 15m mag bedragen;
  • m. in afwijking van sub k. mag de gezamenlijke diepte van het hoofdgebouw en aangebouwd bijgebouw maximaal de diepte van het hoofdgebouw plus 4m bedragen, indien het hoofdgebouw een diepte heeft van meer dan 11m;
  • n. de breedte van de gezamenlijke dakkapellen op het dakvlak van de voorgevel van een gebouw ten hoogste 50% bedraagt van de breedte van dat dakvlak.

5.3.2 Nutsvoorzieningen
  • a. de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5 m.

5.3.3 Voorwerpen van beeldende kunst

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorwerpen van beeldende kunst ten hoogste 8m mag bedragen.

5.3.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover geplaatst achter de voorgevelrooilijn, ten hoogste mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, vlaggenmasten en antennemasten, waarvan de hoogte maximaal 2m, 8m, respectievelijk 15m mag bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover geplaatst voor de voorgevelrooilijn, ten hoogste mag bedragen voor:
    • 1. erfscheidingen: 1m;
    • 2. pergola's: 2,5m;
    • 3. vlaggenmasten: 5m;
    • 4. llchtmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 9m;
5.3.5 Voorlopig bouwverbod

Zolang en voor zover de in lid 5.2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, is bouwen verboden. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in dit lid op voorwaarde dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.

5.3.6 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
    • 2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. nadere eisen zoals bedoeld in dit lid onder a kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

Artikel 6 Wonen - Uit te werken 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 2' gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van vrijstaande, twee-aaneengebouwde en aaneengebouwde woningen;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de onder a. genoemde functie;
  • c. groenvoorzieningen, water en speelvoorzieningen;
  • d. aan huis gebonden beroepen;
  • e. erven en tuinen en parkeervoorzieningen;
  • f. verkeersvoorzieningen in de vorm van (erftoegangs)wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeerplaatsen;
  • g. nutsvoorzieningen.
6.2 Uitwerkingsregels
6.2.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders werken op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de in lid 6.3 opgenomen bouwregels en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'groen', zijn de gezamenlijke gronden, voor een oppervlakte van ten minste 4775 m2 uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen, hobbymatige dierenweide en boomgaard;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid;
  • d. het bepaalde in lid 4.5.3 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering landschap, onverminderd van toepassing wordt verklaard;
  • e. alvorens de bestemming Wonen - Uit te werken 2 wordt uitgewerkt dient, middels een waterhuishoudkundig plan, inzichtelijk te worden gemaakt dat een waterberging van 600 m3 is gerealiseerd in het bestemmingsplangebied, met diende verstande dat:
    • 1. er positief advies is ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder;
    • 2. de waterberging in stand gehouden moet worden.

6.2.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'groen' de aanduidingsgrens te verschuiven ten behoeve van het vergroten of verkleinen van het aanduidingsvlak met dien verstande dat;

  • a. de verschuiving van de aanduidingsgrens mag plaatsvinden over een afstand van ten hoogste 10 m;
  • b. de grens van het aanduidingsvlak welke samenvalt met de westelijke bestemmingsgrens niet mag worden verschoven;
  • c. er wordt voldaan het bepaalde onder 6.2.1 onder b en onder d.
6.3 Bouwregels

Op de tot 'Wonen - Uit te werken 2' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:

6.3.1 Woningen
  • a. de goothoogte van grondgebonden woningen ten hoogste 6 m bedraagt;
  • b. de hoofdgebouwen van een kap dienen te worden voorzien met een dakhelling van tenminste 30o en ten hoogste 60o;
  • c. een bouwperceel behorende bij een woning bebouwd mag worden tot ten hoogtse 50%;
  • d. aan- en uitbouwen (bijbehorende bouwwerken) en overkappingen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dienen te worden geplaatst;
  • e. aan- en bijgebouwen en overkappingen niet zijn toegestaan voor de voorgevel van een hoofdgebouw;
  • f. vrijstaande bijgebouwen op een afstand van ten minste 3m achter de voorgevel of het verlengde daarvan en op een afstand van tenminste 3m tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen worden geplaatst;
  • g. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning per aaneengebouwde woning ten hoogste bedraagt:
    • 1. 50m² voor bouwpercelen kleiner of gelijk aan 250m²;
    • 2. 80m² voor bouwpercelen groter dan 250m² en kleiner dan of gelijk aan 500m²
    • 3. 110m² voor bouwpercelen groter dan 500m² en kleiner of gelijk aan 1000m²;
    • 4. 140m² voor bouwpercelen groter dan 1000m²,

waarbij geldt dat het totale bouwperceel ten hoogste bebouwd mag worden tot het in sub c. aangegeven percentage;

  • h. per woning ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen mogen worden gebouwd;
  • i. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen ten hoogste berdaagt 3m respectievelijk 5m;
  • j. de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen ten hoogste bedraagt 3,2m respectievelijk 6m;
  • k. de gezamenlijke diepte van een hoofdgebouw een een aangebouwd bijgebouw ten hoogste 15m mag bedragen;
  • l. in afwijking van sub k. mag de gezamenlijke diepte van het hoofdgebouw en aangebouwd bijgebouw maximaal de diepte van het hoofdgebouw plus 4m bedragen, indien het hoofdgebouw een diepte heeft van meer dan 11m;
  • m. de breedte van de gezamenlijke dakkapellen op het dakvlak van de voorgevel van een gebouw ten hoogste 50% bedraagt van de breedte van dat dakvlak.

6.3.2 Nutsvoorzieningen
  • a. de oppervlakte van een nutsgebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • b. de goothoogte van een nutsgebouw bedraagt niet meer dan 5 m.

6.3.3 Voorwerpen van beeldende kunst

de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van voorwerpen van beeldende kunst ten hoogste 8m mag bedragen.

6.3.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover geplaatst achter de voorgevelrooilijn, ten hoogste mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, vlaggenmasten en antennemasten, waarvan de hoogte maximaal 2m, 8m, respectievelijk 15m mag bedragen;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover geplaatst voor de voorgevelrooilijn, ten hoogste mag bedragen voor:
    • 1. erfscheidingen: 1m;
    • 2. pergola's: 2,5m;
    • 3. vlaggenmasten: 5m;
    • 4. llchtmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 9m;
6.3.5 Voorlopig bouwverbod

Zolang en voor zover de in lid 6.2 bedoelde uitwerking geen rechtskracht heeft, is bouwen verboden. Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in dit lid op voorwaarde dat het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.

6.3.6 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de kapvorm en de goot- en bouwhoogte van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    • 1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals vastgelegd in het vastgestelde beeldkwaliteitsplan "De Beekse Akkers", De Lanen, Woonbuurt 3 en Hoeve Isidorusplein;
    • 2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • b. nadere eisen zoals bedoeld in dit lid onder a kunnen ook worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Ondergronds bouwen
8.1.1 Ondergrondse werken geen bouwwerken zijnde

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

8.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil.

8.1.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1.2

sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal

10 m¹ onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemene afwijkingen
9.1.1 Afwijkingsmogelijkheden

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden, zijn burgemeester en wethouders bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende regels van het plan voor:

  • a. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, zoals antennes, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m.

9.1.2 Toelaatbaarheid algemeen

De in 9.1.1bedoelde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.

9.1.3 Voorwaarden antennes en zendmasten

Burgemeester en wethouders kunnen bij de verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van antennes en zendmasten teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes en zendmasten ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Aantal woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het aantal woningen zoals aangegeven in artikel 4 , artikel 5 en artikel 6 te wijzigen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het totale aantal mag niet meer bedragen dan 105 woningen;
  • b. het aantal woningen zoals aangegeven in artikel 4 met ten hoogste 3 woningen kan worden verhoogd;
  • c. het aantal woningen zoals aangegeven in artikel 5 met ten hoogste 3 woningen kan worden verhoogd;
  • d. het aantal woningen zoals aangegeven in artikel 6 met ten hoogste 5 woningen kan worden verhoogd;
  • e. verhoging van het aantal woningen zoals bedoeld in lid b,c en d is alleen toegetaan ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw en voldoet aan de behoefte vanuit de markt.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

11.2 Gemeentelijke regelingen

Indien en voorzover in deze planregels of op de verbeelding wordt verwezen naar gemeentelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • c. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid onder a. omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde in dit lid onder 1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Beekse Akkers 2017'.