direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Hoekse Park
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0072-VAST

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • a. agrarische bedrijven, met uitzondering van niet-grondgebonden agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met dienstverlening op sociaal-cultureel en/of educatief gebied;
  • b. behoud en versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde;
  • c. natuurontwikkeling;
  • d. water;
  • e. extensief recreatief medegebruik;

ten dienste van de doeleinden onder a en e:

  • f. erven, groen;
  • g. nutsvoorzineingen
  • h. parkeren en laad- en losruimten;
  • i. bestaande ontsluitingswegen;

ten dienste van de doeleinden onder e:

  • j. wandel-, fiets- en ruiterpaden.

3.1.2 Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn de gronden mede bestemd voor één agrarische bedrijfswoning per agrarisch bedrijf.

3.1.3 Verkeersaantrekkende werking en parkeren

Vestiging van nieuwe agrarische grondgebonden bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten dan wel uitbreiding van bestaande agrarische grondgebonden bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten is slechts toegestaan voor zover:

  • a. de verkeersaantrekkende werking hiervan in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • b. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

3.1.4

De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 300 mm en een druk van ten hoog-ste 40 bar. In de eerste plaats is daarbij het bepaalde in artikel 16 van toepassing.

3.1.5

De voor 'Leiding-Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een warmwatertransportleiding. In de eerste plaats is daarbij het bepaalde in artikel 18 van toepassing.

3.1.6

De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologi-sche (verwachtings)waarden. In de eerste plaats is daarbij het bepaalde in artikel 19 van toe-passing.

3.1.7

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterhuishouding met de daarbij behorende bouw-werken, werken en werkzaamheden. In de eerste plaats is daarbij het bepaalde in artikel 20 van toepassing.

3.1.8

De voor 'Waterstaat-Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering en de waterhuishouding met de daarbij behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden. In de eerste plaats is daarbij het bepaalde in artikel 21 van toepassing.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

3.2.1 Algemeen
  • a. voor het bouwen de hierna opgenomen bepalingen onder 3.2.1 tot en met 3.2.6 gelden;
  • b. voor het bouwen gelden de aangegeven aanduidingen;
  • c. gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • d. het bebouwingspercentage per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage'; indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' ontbreekt, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan, respectievelijk, 4 m en 6 m, tenzij in een bouwvlak met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven;
  • b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg ten minste 5 m bedraagt, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen ten minste 5 m bedraagt.

3.2.3 Bedrijfswoning
  • a. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan, respectievelijk, 7 m en 11 m, tenzij in een bouwvlak met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' een andere maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt exclusief aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 750 m3;
  • c. ondergrondse bouwwerken ten dienste van een bedrijfswoning zijn toegestaan binnen de gevels van die woning en tellen wat betreft de inhoud daarvan niet mee in de toegestane totaalinhoud;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg ten minste 5 m bedraagt, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen ten minste 5 m bedraagt.

3.2.4 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
  • a. Bij iedere bedrijfswoning mogen aan de achtergevel van het hoofdgebouw (de woning) aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte gemeten uit de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • b. Bij iedere bedrijfswoning mogen aan de zijgevel van het hoofdgebouw (de woning) aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de diepte gemeten uit:
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
      • de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 2. de afstand tot:
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw niet minder dan 1 m zal bedragen;
      • de grens met het naburige erf ten minste 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • de grens met het openbaar gebied ten minste 2 m zal bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m tot een maximum van 4 m;
    • 4. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • c. iedere bedrijfswoning mogen vrijstaande bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, waarbij geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, gemeten ten opzichte van het aansluitende terrein;
    • 2. de afstand tot:
      • de achtergevelbouwgrens van het hoofdgebouw ten minste 6 m zal bedragen;
      • de (lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw minimaal 1 m zal bedragen;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m zal bedragen, tenzij de uitbreiding wordt gerealiseerd op de perceelsgrens;
      • de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m zal bedragen, indien deze grenst aan het openbaar gebied;
      • de zijgevel ten minste 1 m zal bedragen;
    • 3. voldaan dient te worden aan het bepaalde in sub d;
  • d. de gebouwen en andere bouwwerken als bedoeld onder a, b en c mogen slechts worden opgericht, indien de maximale grondoppervlakte van de gebouwen en andere bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2 (welk oppervlak niet wordt meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage).

3.2.5 Andere bouwwerken
  • a. andere bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, waarbij geldt dat;
    • 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m bedraagt;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 bedraagt de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van een bedrijfswoning maximaal 1 m;
    • 3. de hoogte van (voeder)silo's en hooibergen bedraagt maximaal 10 m;
    • 4. de hoogte van damwanden, mest en kuilplaten bedraagt maximaal 1,50 m;
    • 5. de hoogte van overige andere bouwwerken, geen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 5 m.
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen buiten het bouwvlak andere bouwwerken tot 1 m hoogte worden gebouwd;

3.2.6 Bestaande bouwwerken

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 3.2.1 tot en met 3.2.5 zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de landschappelijke inrichting;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. het behoud van parkeervoorzieningen;
  • e. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
  • f. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • g. het milieu;
  • h. welstand.
3.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bouwregels voor:

3.4.1 Algemeen
  • a. de bouw van gebouwen en andere bouwwerken buiten het bouwvlak ten dienste van de doeleinden genoemd in lid 3.1 tot een maximaal grondoppervlak van 200 m2 en een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • b. het vergroten van de grondoppervlakte van de bestaande bebouwing met maximaal 10%.

3.4.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
  • a. de bouw van een vrijstaand bijgebouw en/of overkapping op een kortere afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw indien de diepte van het perceel gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw minder dan 9 m bedraagt;
  • b. de bouw van een kap op een aanbouw waarbij:
    • 1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan de dakhelling van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de goothoogte van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. de bouw van een kap op een vrijstaand bijgebouw op voorwaarde dat:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een hoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.

3.4.3 Andere bouwwerken binnen het bouwvlak

Het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale hoogte van 3 m, mits:

  • a. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
  • b. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft.

3.4.4 Algemene randvoorwaarden ontheffing

De genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de landschappelijke inrichting;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. dit voldoet aan redelijke eisen van welstand;
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 24 leden 24.1 en 24.2 'Algemene gebruiksregels' , wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:

  • a. gronden en/of bouwwerken voor de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf (waaronder begrepen een intensieve veehouderij en glastuinbouw) of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in lid 3.1 is toegestaan;
  • b. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, verwerken en/of herstellen van goederen en/of producten, uitgezonderd goederen en/of producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • c. gronden en/of bouwwerken voor het verkopen of ter verkoop aanbieden van goederen en/of producten, uitgezonderd de verkoop of het ter verkoop aanbieden van agrarische producten afkomstig van het betrokken agrarisch bedrijf;
  • d. bouwwerken, niet zijnde de bedrijfswoning, voor bewoning;
  • e. gronden en/of bouwwerken voor de stalling van caravans;
  • f. gronden en/of bouwwerken als sport- en/of wedstrijdterrein.

3.5.2 Dienstverlening op sociaal-cultureel en/of educatief gebied

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 24 leden 24.1 en 24.2 'Algemene gebruiksregels', wordt gerekend het gebruik van gedeelten van bouwwerken en/of gronden voor dienstverlening op sociaal-cultureel en/of educatief gebied, zoals resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg, een zorgboerderij en kinderopvang, voor zover niet aan de volgende randvoorwaarden wordt voldaan:

  • a. de agrarische functie dient in overwegende mate gehandhaafd te blijven;
  • b. de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag per perceel niet meer dan 25% bedragen met een maximum van 50 m2;
  • c. de dienstverlenende activiteiten dienen binnen de bestaande bebouwingsmogelijkheden plaats te vinden;
  • d. de dienstverlenende activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • e. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu en/of de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden in de omgeving;
  • f. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • g. de activiteiten mogen geen negatieve gevolgen in het kader van de Wet milieubeheer hebben voor (bedrijven in) de omgeving;
  • h. in het kader van de dienstverlenende activiteiten mogen geen overnachtingen plaatsvinden;
  • i. er mogen geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
  • j. op eigen terrein wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de bedrijfsfunctie.

3.5.3 Bij de beoordeling van bouwaanvragen voor bedrijfsgebouwen geldt:
  • a. de eis dat vrachtwagens op eigen terrein moeten kunnen keren of er moet een in- en een uitgang aanwezig zijn, waardoor het keren niet noodzakelijk is;
  • b. een parkeernorm volgens de ASVV 2004.

3.5.4 Voor de inrichting van een in/uitrit geldt dat een maximale breedte mag worden gehanteerd van 10 m, waarbij er voor het overige een duidelijk onderscheid dient te zijn tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:

3.6.1 Dienstverlening op sociaal-cultureel en/of educatief gebied zoals bedoeld in lid 3.5.2

indien voortzetting van de agrarische functie om bedrijfseconomische redenen niet meer volledig mogelijk is, mag het totale bedrijfsvloeroppervlakte per perceel voor dienstverlening op sociaal-cultureel en/of educatief gebied worden vergroot tot 100%, waarbij voor het overige de bepalingen in lid 3.5.2 sub c tot en met j van toepassing zijn.

3.6.2 Parkeren

het aanleggen en in gebruik nemen van minder parkeerplaatsen dan de genoemde parkeernorm volgens de ASVV 2004, mits:

  • a. dit aantoonbaar voldoende is voor het betreffende bedrijf;
  • b. voor het aantal parkeerplaatsen goedkeuring is verleend door een verkeersdeskundige.

3.6.3 In- en uitrit

het aanleggen en in gebruik nemen van een bredere in/uitrit, mits:

  • a. dit als zodanig aantoonbaar noodzakelijk is vanwege de onmogelijkheid om anders vanaf de (openbare) weg het eigen terrein op te kunnen draaien;
  • b. er een duidelijk onderscheid is tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding;
  • c. goedkeuring is verleend door een verkeersdeskundige.

3.6.4 De ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel dat de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad. Vooraf kan hieromtrent schriftelijk advies worden ingewonnen bij een deskundige instantie.

3.6.5 Algemene randvoorwaarden ontheffing

De genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de landschappelijke inrichting;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
  • c. dit voldoet aan redelijke eisen van welstand;
  • d. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • e. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' met dien verstande dat:

  • a. voldaan wordt aan de doelstelling uit het Masterplan Hoekse Park (ontwerp vastgesteld in 2005, actualisatie vastgesteld op 15 december 2009) welke als bijlage bij dit plan is opgenomen;
  • b. voor het overige voldaan wordt aan de bepalingen zoals opgenomen in de bijlage “Bestemming 'Natuur' bij deze regels na toepassing wijzigingsbevoegdheid 1”.

3.7.2 Wijziginsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden gelegen binnen de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie-1' met de aanduidingen 'manege' en 'bedrijfswoning' met dien verstande dat:

  • a. aangesloten wordt op het landschapsontwerp zoals vastgelegd in het Masterplan Hoekse Park (ontwerp vastgesteld in 2005, actualisatie vastgesteld op 15 december 2009) welke als bijlage bij dit plan is opgenomen;
  • b. voldaan wordt aan de beeldkwaliteiteisen zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitplan bebouwing Hoekse Park welke als bijlage bij deze regels is opgenomen;
  • c. in aanvulling op de bepalingen in de bestemming 'Recreatie-1' tevens gebouwen mogen worden gebouwd, waarbij geldt dat gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • d. ten aanzien van de aanduiding “bedrijfswoning”:
    • 1. de bestaande (agrarische) bedrijfswoning wordt gehandhaafd;
    • 2. de maximale goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning niet meer bedraagt dan, respectievelijk, 7 m en 11 m;
    • 3. de inhoud van de bedrijfswoning, exclusief aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 4. de afstand van de bedrijfswoning tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg ten minste 5 m bedraagt, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 5. de afstand van de bedrijfswoning tot de perceelsgrenzen en/of andere bestemmingen ten minste 5 m bedraagt;
  • e. ten aanzien van de aanduiding “manege”:
    • 1. een manege en bijbehorende bedrijfsgebouwen mogen worden gebouwd;
    • 2. de maximale goot- en bouwhoogte van de manege en de bijbehorende bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan, respectievelijk, 7 m en 10 m;
    • 3. de gezamenlijke grondoppervlakte van de manege en de bijbehorende bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
    • 4. de afstand van de manege en de bijbehorende bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) naar de openbare weg ten minste 5 m bedraagt, mits de verkeersveiligheid gewaarborgd is;
    • 5. de afstand van de manege en de bijbehorende bedrijfsgebouwen tot de perceelsgrens(zen) en/of andere bestemmingen ten minste 5 m bedraagt.
  • f. ten aanzien van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen het bepaalde in lid 3.2.4 van toepassing is;
  • g. voldaan wordt aan de parkeernorm volgens de ASVV 2004.