direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Buitengebied Doorn 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpDOObuitengebied-va02

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat:
    • 1. kwekerijen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwelafhankelijke vegetatie' of 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap',
    • 2. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', en
    • 3. kwekerij van bomen en andere houtgewassen uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt',
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele en ecologische waarden, waaronder hier in ieder geval zijn begrepen de landschaps- en natuurwaarden die hierna zijn vermeld bij de desbetreffende aanduiding:
    waarden   ter plaatse van de aanduiding  
    akkerplanten   'specifieke vorm van agrarisch met waarden - akkerplanten'  
    half-openheid van het landschap   'specifieke vorm van agrarisch met waarden - half-open landschap'  
    kwelafhankelijke vegetatie   specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwelafhankelijke vegetatie  
    openheid van het landschap   'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap'  
    reliëf van de bodem en aardkundige waarden   'specifieke vorm van agrarisch met waarden -reliëf'  
    verkavelingspatroon   'specifieke vorm van agrarisch met waarden - verkavelingspatroon'  
  • c. paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij',
  • d. agrarisch loonwerkbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf',
  • e. voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en picknickplaatsen,
  • f. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning',
  • g. watergangen en waterpartijen,
  • h. voorzieningen ten behoeve van flora en fauna, zoals faunapassages,
  • i. opslag binnen gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'opslag',
  • j. een paardenbak met bijbehorende andere bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenbak',
  • k. stallen van paarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenstal'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen binnen bouwvlakken uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen, binnen elk bouwvlak ten behoeve van één bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. bouwvlakken die ter plaatse van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, als één bouwvlak worden aangemerkt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - bedrijfsgebouwen uitgesloten' geen bedrijfsgebouwen zijn toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen en daarbij behorende bijgebouwen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', en
  • c. andere bouwwerken, niet zijnde lichtmasten behorende bij paardenbakken.
3.2.2 Toegestane bouwwerken buiten bouwvlakken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1, mogen buiten bouwvlakken uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere bouwwerken, niet zijnde bouwwerken voor mestopslag, kuilvoerplaten, sleuf- en andere silo's, tunnelkassenen, windmolens en lichtmasten behorende bij paardenbakken,
  • b. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning',
  • c. gebouwen ten behoeve van opslag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag',
  • d. paardenstallen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - paardenstal'.
3.2.3 Bouwbepalingen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de subleden 3.2.1 en 3.2.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan één of in voorkomend geval niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woonneenheden';
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van kassen met een bouwhoogte van meer dan 1 m mag binnen elk bouwvlak niet meer dan 300 m² bedragen;
  • d. de goothoogte en bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
    bouwwerken   max.
    goothoogte  
    max.
    bouwhoogte  
    bedrijfsgebouwen   6 m   10 m  
    bedrijfswoningen   4,5 m   8 m  
    bijgebouwen   3 m   6 m  
    bouwwerken voor mestopslag en kassen   -   6 m  
    silo's   -   12 m  
    erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlak   -   2 m  
    overige erf- of perceelafscheidingen   -   1 m  
    bouwwerken, binnen bouwvlak   -   10 m  
    overige, andere bouwwerken, buiten bouwvlak   -   2 m  
  • e. de inhoud van een recreatiewoning mag niet meer dan 250 m³ bedragen;
  • f. de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte van een gebouw als bedoeld in sublid 3.2.2, onder c, mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte;
  • g. in voorkomend geval artikel 28, lid 28.3 (Afstanden tot wegen en water), uitsluitend buiten bouwvlakken.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking mestopslag en andere silo's buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 3.2.2, ten behoeve van het op ten hoogste 25 m buiten een bouwvlak bouwen van:

  • a. ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1000 m³ en een bouwhoogte van 5 m;
  • b. andere silo's, dan voor mestopslag, en kuilvoerplaten tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van 2 m,

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak dient te zijn aangetoond;
  • 2. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, mogen daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • 3. in voorkomend geval artikel 28, lid 28.3 (Afstanden tot wegen en water).
3.4 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in lid 3.1, voor:

  • a. boogkassen;
  • b. opslag van hooirollen buiten bouwvlakken;
  • c. permanente bewoning van 'bed and breakfast'-appartementen, recreatiewoningen, vakantie-appartementen, pension en kampeerboerderij.
3.4.1 Gebruik als paardenbak

Het gebruik als paardenbak op gronden zoals bepaald in lid 3.1 onder j en lid 29.6 is toegestaan, mits:

  • a. de oppervlakte van de bij de woning behorende gronden ten minste 1 ha bedraagt, en
  • b. de lengte niet meer dan 40 m, de breedte niet meer dan 20 m en de oppervlakte niet meer dan 800 m² bedraagt.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking kwekerijen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van het toestaan van kwekerijen, mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, en
  • b. daardoor de waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwelafhankelijke vegetatie' of 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - open landschap' niet onevenredig worden aangetast.
3.5.2 Afwijking kleinschalige nevenactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1 en sublid 3.2.1, ten behoeve van het gebruiken van gronden en gebouwen binnen een bouwvlak waar sprake is van agrarische bedrijvigheid als hoofdactiviteit, voor de volgende niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit:

  • a. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
  • b. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
  • c. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
  • d. opslag- en stallingsbedrijven;
  • e. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  • f. bezoekers- en cursuscentrum;
  • g. atelier, museum, galerie en kunsthandel;
  • h. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
  • i. horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
  • j. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
  • k. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van 'bed and breakfast'-appartementen, vakantie-appartementen, pension en kampeerboerderij en in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
  • l. sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord;
  • m. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning gelden de volgende bepalingen:

  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf mag niet worden vergroot, voorzover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • 2. binnen eenzelfde bouwvlak mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de hiervoor genoemde niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten niet meer dan 300 m² bedragen;
  • 3. onverminderd het bepaalde onder 2, mag binnen eenzelfde bouwvlak de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 50 m² bedragen;
  • 4. voor verblijfsrecreatieve voorzieningen gelden bovendien de volgende bepalingen:
    • a. de inhoud van een 'bed and breakfast'-appartement of vakantie-appartement mag niet meer dan 250 m³ bedragen;
    • b. standplaatsen voor kampeermiddelen zijn ook buiten een bouwvlak toegestaan tot een afstand van 25 m uit de grens van het bouwvlak, mits daardoor de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden aangetast;
    • c. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bouwvlak voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;
  • 5. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast;
  • 6. in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • 7. het parkeren behorende bij het andere gebruik dient binnen het betreffende bouwvlak plaats te vinden;
  • 8. het andere gebruik mag door de visuele aspecten, zoals buiten-opslag en -stalling, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten; ter bewerkstelliging van een redelijke visuele inpassing van een en ander in het landschap kunnen eisen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  • 9. het andere gebruik mag, voor zover het betreft bouwvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-stiltegebied' of op minder dan 30 m van gronden met die aanduiding, de geluidsbelasting in het stiltegebied niet wezenlijk nadelig beïnvloeden.
3.5.3 Afwijking boogkassen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.4, onder a, ten behoeve van het gebruik van gronden voor boogkassen, mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond,
  • b. daardoor de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, niet onevenredig worden aangetast.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging verschuiving en vergroting bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat op de gronden als bedoeld in lid 3.1, de grens van een bouwvlak elders op die gronden wordt aangegeven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond;
  • b. het wijzigen mag slechts geschieden, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  • c. het bouwvlak dient voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden te blijven omvatten als ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan;
  • d. geen gebouw mag door het wijzigen buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. de oppervlakte van het bouwvlak mag door het wijzigen tot 1,3 ha worden vergroot en indien de oppervlakte van het bouwvlak ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan meer dan 1 ha bedraagt, mag die oppervlakte met ten hoogste 30% worden vergroot, onverminderd het bepaalde onder g en h;
  • f. in geval vergroting als bedoeld onder e, een bouwvlak betreft ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied':
    • 1. dient de noodzaak daarvan uit oogpunt van dierwelzijn te zijn aangetoond,
    • 2. mag het aantal dierplaatsen niet worden vergroot, en
    • 3. dient te zijn aangetoond dat huisvesting van dieren elders binnen gebouwen of uitbreidingen daarvan binnen het bestaande bouwvlak niet mogelijk is;
  • g. in geval van een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', mag de oppervlakte van het bouwvlak door het wijzigen eenmalig worden vergroot met:
-   ten hoogste 30% van de bestaande oppervlakte van het bouwvlak, plus  
-   ten hoogste 30% van 200% van de gezamenlijke oppervlakte van de bij het betreffende agrarisch bedrijf behorende, rechtens toegestane, bestaande bedrijfsgebouwen die direct aansluitend buiten het bouwvlak staan,  
mits:  

    • 1. de behoefte aan verschuiving of vergroting wordt aangetoond aan de hand van een deugdelijk ondernemingsplan, en
    • 2. de inpassing van de voor intensieve veehouderij ingerichte gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende natuur- en landschapswaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk dient te worden voorkomen;
  • h. in geval van een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', mag de oppervlakte van het bouwvlak, zoals die is of mag zijn door de vergroting als bedoeld onder g, door het wijzigen eenmalig extra worden vergroot met ten hoogste 30%, mits:
    • 1. de behoefte aan verschuiving of vergroting wordt aangetoond aan de hand van een deugdelijk ondernemingsplan,
    • 2. de inpassing van de voor intensieve veehouderij ingerichte gebouwen in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende natuur- en landschapswaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk dient te worden voorkomen;
  • i. de waarden als bedoeld in lid 3.1, onder b, mogen door het wijzigen niet onevenredig worden aangetast;
  • j. in voorkomend geval artikel 28, lid 28.3 (Afstanden tot wegen en water).
3.6.2 Wijziging omschakeling naar intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig, dat op de gronden als bedoeld in lid 3.1, in een bouwvlak de aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt aangegeven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het bouwvlak dient te zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied';
  • b. het wijzigen mag slechts geschieden, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  • c. de inpassing van de voor intensieve veehouderij ingerichte gebouwen in het landschap dient op zorgvuldige wijze plaats te vinden aan de hand van een deugdelijk inrichtingsplan, waarbij onevenredige aantasting van in de directe omgeving voorkomende natuur- en landschapswaarden en van de waterhuishouding en waterkwaliteit ter plaatse zoveel mogelijk dient te worden voorkomen.
3.6.3 Wijziging naar 'Wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 3.1, geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 16 (Wonen), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bij elke wijziging wordt tegelijkertijd het betreffende bouwvlak verwijderd;
  • b. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning worden gronden tot een oppervlakte van ten hoogste 800 m² aangewezen met de bestemming als bedoeld in artikel 16 (Wonen);
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • d. het bepaalde in artikel 16 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing;
  • e. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten;
  • f. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • g. het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden vergroot.
3.6.4 Wijziging naar 'Wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf; één extra woning toegestaan in een voormalige boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 3.1, geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 16 (Wonen), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bij elke wijziging wordt tegelijkertijd het betreffende bouwvlak verwijderd;
  • b. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning worden gronden tot een oppervlakte van ten hoogste 800 m² aangewezen met de bestemming als bedoeld in artikel 16 (Wonen);
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • d. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten;
  • e. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, is één woning extra toegestaan, mits:
    • 1. dat duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing, en
    • 2. vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak de overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden, worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen, die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen ter zake in artikel 16 (Wonen), als zodanig mogen worden aangemerkt;
  • g. het bepaalde in artikel 16 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in lid 16.2.2, onder b, van dat artikel, de totale inhoud van de bestaande woonruimte plus de extra woning zoveel mag bedragen als de totale inhoud van de hiervoor onder f bedoelde aaneengesloten bebouwing;
  • h. op geen van de gevels van de extra woning mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden.
3.6.5 Wijziging naar 'Wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf; grotere inhoud woning toegestaan in monumentale / cultuurhistorisch waardevolle boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 3.1, geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 16 (Wonen), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bij elke wijziging wordt tegelijkertijd het betreffende bouwvlak verwijderd;
  • b. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning worden gronden tot een oppervlakte van ten hoogste 800 m² aangewezen met de bestemming als bedoeld in artikel 16 (Wonen);
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • d. het bepaalde in artikel 16 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing;
  • e. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten;
  • f. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • g. uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, mag de inhoud van de woonruimte worden vergroot tot de totale inhoud van die aaneengesloten bebouwing, indien de betreffende boerderij is aangemerkt als een beschermd monument in de zin van de Monumentenwet 1988 of de gemeentelijke monumentenverordening, mits:
    • 1. een en ander duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing, en
    • 2. vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak de overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen die als bijgebouwen bij de woning worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen ter zake in artikel 16 (Wonen), als zodanig mogen worden aangemerkt;
  • h. het bepaalde in artikel 16 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in lid 16.2.2, onder b, van dat artikel, de totale inhoud van de woonruimte zoveel mag bedragen als de totale inhoud van de hiervoor onder g bedoelde aaneengesloten bebouwing;
  • i. op geen van de gevels van de extra woning mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden.
3.6.6 Wijziging naar 'Wonen' na beëindiging agrarisch bedrijf; één extra vrijstaande woning toegestaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 3.1, geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 16 (Wonen), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het wijzigen mag slechts geschieden, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  • b. bij elke wijziging wordt tegelijkertijd het betreffende bouwvlak verwijderd;
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • d. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten;
  • e. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. binnen een voormalig bouwvlak is één extra vrijstaande woning toegestaan, mits:vooraf vaststaat dat:
    • 1. binnen het betreffende bouwvlak voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', ten minste 1000 m² aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
    • 2. binnen het betreffende bouwvlak voor zover gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied', ten minste 800 m² aan voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, en
    • 3. binnen het betreffende bouwvlak de overige voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden, worden gesloopt, met uitzondering van voormalige bedrijfsgebouwen, die als bijgebouwen bij de woningen worden aangemerkt en, gezien de oppervlaktebepalingen ter zake in artikel 16 (Wonen), als zodanig mogen worden aangemerkt;
  • g. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning en de extra woning worden gronden tot bij elke woning een oppervlakte van ten hoogste 800 m² aangewezen met de bestemming als bedoeld in artikel 16 (Wonen);
  • h. het bepaalde in artikel 16 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing;
  • i. op geen van de gevels van de extra woning mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden.
3.6.7 Wijziging naar 'Bedrijf' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 3.1, geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 4 (Bedrijf), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het wijzigen mag slechts geschieden, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  • b. bij elke wijziging wordt tegelijkertijd het betreffende bouwvlak verwijderd;
  • c. behoudens ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - akkerplanten' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwelafhankelijke vegetatie', worden ten behoeve van elk bedrijf ten hoogste de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden binnen het betreffende, voormalige bouwvlak aangewezen als 'Bedrijf' als bedoeld in artikel 4,
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. elke wijziging dient in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak te omvatten;
  • f. de agrarische gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de onder c bedoelde gronden worden nader bestemd voor:
    • 1. zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
    • 2. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een palingrokerij, wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
    • 3. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schil-dersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
    • 4. landbouw verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, loonwerkbedrijf; niet zijnde landbouwmechanisatiebedrijven;
    • 5. opslag- en stallingsbedrijven;
    • 6. sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord, of
    • 7. bedrijven, die in ruimtelijk opzicht en gezien de gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kunnen worden gesteld;
  • h. het bepaalde in artikel 4 (Bedrijf), is van overeenkomstige toepassing;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen en het totaal aantal woningen binnen het voormalige bouwvlak mogen niet meer bedragen dan de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie, met dien verstande dat:
    • 1. van de gezamenlijke oppervlakte van de op dat tijdstip bestaande bedrijfsgebouwen ten minste 50% dient te worden gesloopt, doch maximaal 500 m² mag blijven staan;
    • 2. het bepaalde onder 1 niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden;
  • j. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein waarbij voldaan dient te worden aan de parkeernormen uit de ASVV 2008;
  • k. de bedrijfsactiviteiten mogen:
    • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig aantasten,
    • 2. niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving, waarin het betreffende bedrijf voorkomt,
    • 3. geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhouden,
    • 4. geen opslag van goederen in de open lucht inhouden of met zich meebrengen,
    • 5. in vergelijking met het voormalige, agrarische gebruik geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden met zich meebrengen, en
    • 6. voor zover het betreft gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-stiltegebied' of op minder dan 30 m van gronden met die aanduiding, de geluidsbelasting in het stiltegebied niet wezenlijk nadelig beïnvloeden.
3.6.8 Wijziging naar 'Recreatie' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 3.1, geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 11 (Recreatie), met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. het wijzigen mag slechts geschieden, indien vaststaat dat daarvoor een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  • b. bij elke wijziging wordt tegelijkertijd het betreffende bouwvlak verwijderd;
  • c. ten behoeve van elk recreatiebedrijf of soortgelijke recreatieve voorziening worden ten hoogste de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden binnen het betreffende, voormalige bouwvlak aangewezen als 'Recreatie)' als bedoeld in artikel 11,
  • d. de onder c bedoelde gronden worden nader bestemd voor kampeerboerderij, vakantie-appartementen, kampeerterrein of daarmee gelijk te stellen recreatieve voorzieningen, met dien verstande dat vakantie-appartementen uitsluitend kunnen worden toegestaan, indien vooraf door middel van recent regionaal marktonderzoek de behoefte daaraan is aangetoond;
  • e. het bepaalde in artikel 11 (Recreatie), is van overeenkomstige toepassing;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen en het totaal aantal woningen binnen het voormalige bouwvlak mogen niet meer bedragen dan de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie, met dien verstande dat:
    • 1. van de gezamenlijke oppervlakte van de op dat tijdstip bestaande bedrijfsgebouwen ten minste 50% dient te worden gesloopt, doch maximaal 500 m² mag blijven staan;
    • 2. het bepaalde onder 1 niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden;
  • g. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein waarbij voldaan dient te worden aan de parkeernormen uit de ASVV 2008;
  • h. de bedrijfsactiviteiten mogen;
    • 1. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig aantasten,
    • 2. niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving, waarin het betreffende bedrijf voorkomt,
    • 3. geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhouden,
    • 4. geen opslag van goederen in de open lucht inhouden of met zich meebrengen,
    • 5. in vergelijking met het voormalige, agrarische gebruik geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden met zich meebrengen, en
    • 6. voor zover het betreft gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone-stiltegebied' of op minder dan 30 m van gronden met die aanduiding, de geluidsbelasting in het stiltegebied niet wezenlijk nadelig beïnvloeden.
3.6.9 Wijziging naar 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van gronden als bedoeld in lid 3.1, te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 10 (Natuur), met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat:

  • a. een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  • b. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • c. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd, en
  • d. de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden wijziging wensen.
3.6.10 Wijziging maximale goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in sublid 3.2.3, onder d, aan gegeven maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen van respectievelijk 6 m en 10 m te wijzigen in respectievelijk 7 m en 12 m, indien daaraan met oog op een doelmatige bedrijfsvoering van agrarische bedrijven behoefte blijkt te bestaan.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 34 (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven regels en uitzonderingen.