direct naar inhoud van Artikel 44 Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap
Plan: Buitengebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1

Artikel 44 Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van soorten van kleinschalig cultuurlandschap, waaronder begrepen:

  • a. houtwallen, kleine bosjes, hagen, boszomen en overgangen van bos naar agrarisch gebied, specifiek ten behoeve van het leefgebied van struweelvogels;
  • b. een afwisselend landschap met voldoende fourageermogelijkheden specifiek ten behoeve van het leefgebied van de das;
  • c. structuurrijke vegetaties met waardplanten specifiek ten behoeve van het leefgebied voor vlinders;
  • d. overwinteringsbiotopen (houtige elementen) en voortplantingsbiotopen (poelen) specifiek ten behoeve van het leefgebied voor amfibieën;

44.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
44.2.1 Verbod

Het is verboden om op of in de voor ' Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap ' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken, uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanleggen van een drainagestelsel en het aanbrengen van onderbemaling, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaand drainagestelsel door een gelijkwaardig stelsel, waaronder een peilgestuurd stelsel;
  • c. het aanleggen, dempen of wijzigen van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het verwijderen of rooien van bos- , natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • e. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen voor zover groter dan 200 m2 per ingreep;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedraagt;
  • g. het verwijderen of wijzigen van perceelsgrenzen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden, landschapselementen en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
  • h. het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter;
  • i. teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie.

44.2.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 44.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

44.2.3 Afwegingskader

De in 44.2.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

Onder de waarde van deze gronden wordt ondermeer verstaan:

  • a. de waarde als leefgebied voor vlinders, zoals deze waarde tot uitdrukking komt in de aanwezigheid van bossen, bloemrijke graslanden en ruigtekruidenvegetaties, heide, moerassen en vennen;
  • b. de waarde als leefgebied voor struweelvogels, zoals deze waarde tot uitdrukking komt in de aanwezigheid van lichtbeboste heide, bosranden en struweel, bosjes, hagen en houtwallen, kruidenrijke bermen en perceelsranden;
  • c. de waarde als leefgebied voor de das, zoals deze waarde tot uitdrukking komt in de aanwezigheid van verblijfslocaties (burchten en bijburchten), primair voedselgebied (vochtige graslanden, al dan niet binnen bijvoorbeeld een hoogstamboomgaard, en bos), secundair voedselgebied (akkers waarin dassen gedurende een beperkt deel van het jaar voedsel vinden van één bepaald type, zoals maiskolven), migratieroutes (wissels, meestal langs lijnvormige landschapselementen, waarlangs dassen zich verplaatsen tussen burcht en voedselgebied). Wanneer één van deze functies wegvalt door een ruimtelijke ingreep is sprake van onevenredige aantasting van het leefgebied van de das;
  • d. de waarde als leefgebied voor amfibieën, zoals deze waarde tot uitdrukking komt in de aanwezigheid van enerzijds poelen, vennen, plassen en natte laagtes en anderzijds overhoekjes, struwelen, bosjes, hagen en houtwallen;
  • e. de kleinschaligheid van het gehele kleinschalig cultuurlandschap;
  • f. de aanwezigheid van gradientsituaties.