direct naar inhoud van Artikel 20 Sport - Manege
Plan: Buitengebied 2011
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1

Artikel 20 Sport - Manege

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een manege, inclusief:
    • 1. horeca ten dienste van de manege en daarbij behorende dagrecreatieve voorzieningen;
    • 2. verblijfsrecreatieve voorzieningen in het kader van de manege met een vloeroppervlakte van niet meer dan 200 m2 per bestemmingsvlak en ten hoogste 5 kampeermiddelen in het kader van te houden ruiterkampen;
    • 3. dagrecreatieve nevenactiviteiten in de vorm van een midgetgolfbaan en een speeltuin met een oppervlakte van ten hoogste 700 m2 respectievelijk 200 m2, voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan de Vleutstraat 10;
  • b. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;

een en ander met daarbij behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen en sloten.

20.2 Bouwregels

Op de voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

20.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte mag voor zover het bestemmingsvlak is gelegen aan:
    • 1. de Brede Heide 4 niet meer bedragen dan 2.225 m2;
    • 2. de Vleutstraat 10 niet meer bedragen dan 3.490 m2;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,50 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;

20.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' ten hoogste het aantal woningen is toegestaan dat vermeld staat op de verbeelding;
  • b. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud legaal aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan en als maximum geldt;
  • c. ondergrondse gebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning mogen uitsluitend worden gebouwd onder de oppervlakte van de bedrijfswoning;

20.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 20.2.1  onder d mag de goothoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 20.2.1 onder e mag de bouwhoogte niet meer dan 5 m bedragen;

20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.

20.3 Nadere eisen
20.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

20.3.2 Afwegingskader

De in 20.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik;
  • d. ten behoeve van de milieusituatie;
  • e. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  • f. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

20.3.3 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 55.1 van toepassing.

20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Vergroting grondoppervlakte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.1  onder b ten behoeve van het uitbreiden van de gezamenlijke grondoppervlakte tot een maximum van 4.500 m2, onder de voorwaarden dat:

  • a. het bestemmingsvlak is gelegen aan de Vleutstraat 10;
  • b. de uitbreiding binnen het bestaande bouwblok wordt gerealiseerd;
  • c. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend inpassingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;

20.4.2 Advies

Met betrekking tot de toepassing van de in 20.4.1 genoemde bevoegdheid wordt advies ingewonnen bij de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport.

 

20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  • b. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels
20.6.1 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.5.1 onder b uitsluitend voor zover een bedrijfswoning aanwezig is, voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen of een deel van het bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat:

  • a. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  • b. de afhankelijke woonruimte in beginsel plaatsvindt in de woning; wanneer wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw onredelijke bezwarend is of niet haalbaar is, kan, met inachtneming van alle overige bepalingen, een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw of een deel van een bedrijfsgebouw gerealiseerd worden;
  • c. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 en een maximale inhoud van 240 m3.
    Deze maatvoering geldt ook wanneer de afhankelijke woonruimte in een deel van een bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd;
  • d. het bijgebouw of het deel van het bedrijfsgebouw waarbinnen de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staat en qua ligging een ruimtelijke eenheid met het hoofdgebouw vormt;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • f. per woning kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning voor het gebruik als afhankelijke woonruimte van kracht zijn.

Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, zodra de bij het verlenen van de voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.