direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Centrum, stationsgebied e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0753.BPcentrumstationeo-VG01

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Best 2030

De raad van de gemeente heeft op 9 mei 2011 de Structuurvisie Best 2030 vastgesteld. De structuurvisie schetst het toekomstbeeld van de gemeente tot 2030. De structuurvisie zorgt voor een onderlinge samenhang van toekomstige ontwikkelingen en de organisatie van ontwikkelingen met andere organisaties.

De gemeente beoogt met de structuurvisie verscheidene doelen te bereiken, de uitgangspunten zijn:

  • een integrale visievorming voor de lange termijn;
  • het bijeenbrengen en afwegen van belangen (inhoudelijk en procesmatig) het toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen;
  • basis voor uitwerking in sectoraal beleid en in juridisch-planologische kaders (zoals bestemmingsplannen);
  • basis voor uitvoering: zoals het stellen van locatie-eisen, verhalen bovenplanse kosten, vestigen voorkeursrecht.

In de Structuurvisie Best 2030 is een tweedeling gemaakt tussen de visie met het ontwikkelingskader en het uitvoeringsprogramma waarin het programma voor de korte en middellange termijn is benoemd. afbeelding "i_NL.IMRO.0753.BPcentrumstationeo-VG01_0006.jpg"

Afbeelding 5: Uitsnede visiekaart Structuurvisie Best.

In de structuurvisie wordt vermeld dat in het centrum van Best een omvangrijke herontwikkelingsopgave gaat plaatsvinden. Voor de herontwikkeling ligt het accent op detailhandel, leisure en wonen. Op de visiekaart is de locatie aangegeven als ontwikkeling stationsgebied en centrumzone. De opwaardering/herontwikkeling van het centrumgebied is een belangrijk speerpunt. Best wil ook de stationsomgeving opwaarderen. Verschillende functies kunnen hier een plek vinden waardoor de stationsomgeving zal dienen als entree naar het centrum. De stationsomgeving richt zich naast passeren ook op verblijven en heeft tot doel reizigers langer vast te houden in Best. Voorliggend plan sluit op aan op de verdere ontwikkeling van het centrum, door invulling te geven aan het uitwerkingsplan.

Daarnaast is dit bestemmingsplan conserverend, wat inhoudt dat nieuwe bebouwingsmogelijkheden behoudens het uitwerkingsplan niet zijn opgenomen. Op het moment dat afgeweken wordt van dit bestemmingsplan, zal de structuurvisie handvatten kunnen bieden. Als een bepaalde ontwikkeling passend is, kan een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld.

3.3.2 Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan (GVVP) en Nota Parkeernormen

Het Gemeentelijk Verkeers- en VervoerPlan (GVVP) van de gemeente heeft als doel het bevorderen van de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. In de visie wordt een eenduidige aanpak gehanteerd voor de knelpunten op het gebied van verkeer en vervoer. Het GVVP is door de gemeenteraad op 31 oktober 2011 vastgesteld.

Het GVVP fungeert als een toetsingskader voor toekomstige plannen, anderzijds bevat het een uitvoeringsprogramma met concrete maatregelen voor de komende jaren. Het GVVP is opgebouwd in drie deelnota's: de Inventarisatienota, Beleidsnota en Uitvoeringsnota. De drie deelnota's tezamen vormen het totale GVVP.

Het GVVP (uit 2008) geeft aan dat er voor het centrum parkeerbeleid gemaakt wordt. In het kader van de vaststelling van het Uitwerkingsplan Centrum is in 2011 door de gemeenteraad vastgesteld dat betaald parkeren in het centrum ingevoerd moet worden.

In het GVVP zijn in 2008 de parkeernormen voor Best vastgesteld. Deze zijn vervolgens herzien met de Nota Parkeernormen, die in 2011 is vastgesteld. De in de nota beschreven parkeernormen en werkwijze is van toepassing op alle toekomstige ruimtelijke plannen en projecten. Deze parkeernormen zijn overgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Het onderhavig plan sluit aan bij de geformuleerde uitgangspunten.

3.3.3 Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg (2011)

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg en de daaruit voortvloeiende wijziging van de Monumentenwet heeft de gemeente de plicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met het archeologisch erfgoed. Doel van het beleid is om archeologische waarden te beschermen, aangezien zij een bron van kennis van het verleden zijn. Uitgangspunten van het beleid zijn:

  • De bekende archeologische waarden en verwachtingen worden zoveel mogelijk ontzien. In die gebieden waar kans is op de aanwezigheid van belangrijke waarden/verwachtingen, wordt hier vroegtijdig rekening mee gehouden, zodat bouwprojecten e.d. het erfgoed zo min mogelijk schaden;
  • Het tweede uitgangspunt is dat archeologie geen belemmering mag zijn voor ontwikkeling en gebruik van de grond, om welke reden werkzaamheden wegens onvoldoende vooronderzoek ook niet vertraagd mogen worden door onverwachte vondsten;
  • Derde uitgangspunt is dat archeologisch onderzoek waar dat kan, moet leiden tot kwaliteitsvolle beeldvorming en kennisvermeerdering over het verleden van gemeente. Deze beeldvorming moet tevens toegankelijk zijn voor de inwoners/publiek;
  • De bijbehorende archeologische beleidskaart is afgeleid van de waarden- en verwachtingenkaart, maar zijn qua kaartbeeld vereenvoudigd en geschematiseerd. De beleidskaart is overgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan.

Op de archeologische verwachtingen kaart van de gemeente heeft het plangebied de volgende archeologische verwachtingswaarden:

  • 1. Categorie 3: Gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern
  • 2. Categorie 4: Gebied met een hoge archeologische verwachting
  • 3. Categorie 5: Gebied met een middelhoge archeologische verwachting
  • 4. Categorie 7: Gebied zonder archeologische verwachting

Het onderhavig plan sluit aan bij de geformuleerde uitgangspunten, door het overnemen van de archeologische verwachtingswaarden. Voor de verdere bescherming van archeologie wordt verwezen naar 5.2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0753.BPcentrumstationeo-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 6: Archeologische beleidskaart, gemeente

3.3.4 Erfgoedverordening Gemeente Best 2010

Naast het archeologiebeleid heeft de gemeente ook een erfgoedverordening (2010). De bepalingen van de Monumentenwet en de daarin gekozen systematiek vormen de basis voor de bepalingen van de verordening. De volgende hoofdpunten zijn in deze verordening geregeld:

  • 1. de regelgeving omgevingsvergunning (Wabo) voor beschermde gemeentelijke monumenten, beschermde gemeentelijke dorps- of stadsgezichten en monumentale zaken;
  • 2. de aanwijzing van zaken tot gemeentelijk beschermd monument, waaronder ook archeologische monumenten;
  • 3. de verwijzing naar het vergunningenstelsel voor beschermde rijksmonumenten in de Monumentenwet 1988;
  • 4. het vergunningenstelsel voor de gemeentelijke beschermde monumenten;
  • 5. de aanwijzing van beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten;
  • 6. de aanwijzing van gemeentelijke monumentale zaken;
  • 7. een vergunningenstelsel ter bescherming van archeologische waarden en verwachtingen.

Het onderhavig plan sluit aan bij de geformuleerde uitgangspunten. Voor de verdere bescherming van cultuurhistorie zie paragraaf 5.2.2.

In het plangebied zijn de volgende gemeentelijke en rijksmonumenten aanwezig:

Overzicht Rijks- en gemeentelijke monumenten  
Type monument   Monumentnummer   Adres   Oorspronkelijke functie  
Rijksmonument   9437   Heilig Hartstraat 1   boerderij, molen  
Rijksmonument   512321   Hoofdstraat 33   kerk  
Rijksmonument   512322   Hoofdstraat 35   pastorie  
Rijksmonument   512361   Hoofdstraat 35   beeld  
Rijksmonument   512329   Hoofdstraat 68   woonhuis  
Gemeentelijk monument   n.v.t.   Raadhuisplein 1   gemeentehuis (alleen het oude deel)  
3.3.5 Beleidsnotitie aan huis verbonden beroep en bedrijvigheid aan huis

De 'Beleidsnotitie aan huis verbonden beroepen en bedrijvigheid aan huis' is op 24 mei 2011 vastgesteld. De Beleidsnotitie volgt de 'Beleidsnotitie aan huis gebonden beroepen/bedrijven' (2002) op en sluit aan bij de 'Economische ontwikkelingsvisie' (2006).

De beleidsnotitie dient als toetsingskader voor aan huis gebonden beroepen of kleinschalige bedrijvigheid. Daarnaast dient de beleidsregel voor doorvertaling in de planregels van de te actualiseren bestemmingsplannen.

Economische activiteiten in de vorm van een beroep aan huis gaan in beginsel goed samen met de woonfunctie. De vermenging van deze functies mag echter geen afbreuk doen aan het woongebied. Van belang is daarom dat sprake is van kleinschaligheid en ondergeschiktheid aan de woonfunctie.

Het onderhavig plan sluit aan bij de in deze beleidsnotitie geformuleerde uitgangspunten.

3.3.6 Woonvisie 2008

De Woonvisie 2008 van de gemeente betreft een actualisering van de woonvisie uit 2004. In de Woonvisie 2008 wordt het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid geactualiseerd naar de huidige ontwikkelingen en toekomstverwachtingen.

De woonvisie 2008 richt zich op de meest relevante thema's en omvat geen uitputtende visie over alle aspecten van het wonen. Een groot gedeelte van het wonen in Best behoeft geen overheidsingrijpen. Daarnaast is in het kader van de "Integrale Wijkontwikkeling" voor vele "woon"-onderwerpen de bevolking eerst zelf aan zet.

In de Woonvisie wordt de geplande nieuwbouw van ouderenwoningen in het Centrumplan genoemd. Met de ligging van specifieke zorgwoningcomplexen in het centrum wordt daarmee ingezet op het centreren van de ouderenvoorzieningen in het centrum van Best. Het onderhavig plan sluit aan bij de woonvisie.

3.3.7 Bodembeheerplan

Het Bodembeheerplan van de gemeente bepaalt hoe de gemeente zaken aanpakt die te maken hebben met het gebruik van de bodem om op te wonen, te werken, te recreëren en voor de winning van delfstoffen en drinkwater. Het bodembeheerplan bestaat uit twee delen.

In deel I staat informatie over het gemeentelijke beleid met betrekking tot duurzaam bodemgebruik en -beheer in relatie tot ruimtelijke ordening. Tevens bevat dit deel een beschrijving van de beschikbare bodeminformatie die betrekking heeft op het grondgebied van de gemeente.

In deel II staat informatie over het grondstromenbeleid. In dit deel is de gebiedseigen bodemkwaliteit van de gemeente bepaald en zijn regels opgesteld voor het toepassen van vrijgekomen grond als bodem. Dit beleid is gebaseerd op de Vrijstellingsregeling grondverzet behorende bij het Bouwstoffenbesluit.

3.3.8 Bodemkwaliteitskaart

De gemeente is al enige tijd geleden gestart met het proces van Actief Bodembeheer. Doelstelling van de bodemkwaliteitskaart is om een actueel dekkend beeld te krijgen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit van de gemeente. De bodemkwaliteitskaart is bruikbaar voor het gemeentelijk bodembeleid, waaronder de toepassing van de Vrijstellingsregeling Grondverzet.

Het centrum van Best is opgenomen in de bodemkwaliteitszone II. In bodemkwaliteitszone II “Centrum, Wilhelminadorp, Batadorp” is een hoge variatiecoëfficiënt voor zink en PAK mogelijk te verklaren door de heterogene bodemkwaliteit als gevolg van de lange gebruikshistorie en bodembelasting door menselijke activiteiten. Hier is geen clustering van hoge gehalten geconstateerd. Voor deze zone is onderscheidt gemaakt tussen de kwaliteit bovengronds en ondergronds:

Bovengrondzones (0,0 – 0,5 m-mv)

Dit is de meest verontreinigde zone. De 95-percentielwaarden van cadmium, koper, lood, zink, arseen en PAK overschrijden de SW1. Van de gemiddelde waarden overschrijden zink en PAK de SW1. Deze zone kan worden gekarakteriseerd als licht verontreinigd.

Ondergrondzones (0,5 – 2,0 m-mv)

De 95-percentielwaarden van cadmium, zink en PAK overschrijden de SW1. Alle gemiddelde waarden liggen onder de SW1. De zone kan worden geclassificeerd als schoon. Voor een verder beschrijving van de bodemkwaliteit in het gebied zie 5.1.2.

3.3.9 Welstand

Naar aanleiding van de gewijzigde Woningwet heeft de gemeente op 29 september 2003 de nota 'Welstand met beleid' vastgesteld. De nota maakt deel uit van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid, dat gericht is op het tot stand brengen van een betekenisvolle fysieke omgeving en betrekking heeft op alle aspecten daarvan: de esthetische en de functionele kwaliteit, de duurzaamheid en de cultuurhistorische betekenis.

In aanloop naar de welstandsnota zijn voor afzonderlijke gebieden reeds beleidsregels opgesteld. Deze beleidsregels zijn in de integrale welstandsnota voor de gemeente opgenomen. Dit heeft voor de terugbouwlocatie aan de Stationsstraat inmiddels geleid tot welstandscriteria.

In de Nota 'Welstand met beleid' is de gemeente opgedeeld in gebieden met verschillende welstandsniveaus. De Nota onderscheidt de industriegebieden, de Rijksweg/Ekkersweijer, het Buitengebied en de Wijken. Onderhavig bestemmingsplan valt onder het gebied, 'de wijken'. In het huidige welstandsbeleid wordt voor het centrumgebied nog volstaan met algemene criteria. Voor de centrumontwikkelingen wordt het gewenste beeld nader geconcretiseerd. Verder geldt voor het winkelgebied een aanvulling voor de plaatsing van rolluiken.

3.3.10 Beleidsplan Energie en materiaaltransitie 2012-2015

In 2011 heeft de gemeenteraad een pro-actieve ambitie voor het te voeren klimaatbeleid geformuleerd. Omdat klimaatbeleid met name over het bereiken van energiebesparing en duurzame opwekking van energie gaat, krijgt de term energietransitie de voorkeur. Energietransitie biedt kansen voor de locale economie, omdat het zich vertaalt in innovaties, nieuwe markten, synergie tussen bedrijven en verbeterde concurrentieposities. Energietransitie is daardoor belangrijk om ecologische en economische doelstellingen te bereiken en het is de rol van de gemeente om burgers en bedrijven hierbij te ondersteunen. De gemeente pakt dit op door duurzaamheid in dit beleidsplan te vertalen in zes speerpuntprojecten:

  • Duurzaamheid in meerjarenonderhoudsplannen van gemeentelijke gebouwen;
  • Duurzame warmte uit biomassa voor de wijk Dijkstraten;
  • Prijsvraag energie-nulwoningen;
  • Energiebesparing openbare verlichting;
  • Duurzame revitalisering bedrijventerreinen via het Cradle to Cradle principe;
  • Infrastructuur voor elektrisch vervoer.

Deze uitgangspunten zijn geconcretiseerd in het uitwerkingsplan. In het uitwerkingsplan staat aangegeven dat een omgeving als het centrum, met een grote diversiteit aan functies volop perspectief biedt voor de toepassing van duurzame energieconcepten. Dat wil zeggen dat in dit kader zoveel mogelijk gezocht dient te worden naar potentiële synergie. Voorbeeld hiervan is het gebruik van restwarmte uit de detailhandel voor ruimteverwarming. Daarnaast bieden duurzame energieconcepten als grootschalige koude-warmte opslag in de bodem (KWO) in dit verband grote potentie. Immers, er is naast een behoorlijke vraag aan warmtelevering tevens een grote behoefte aan koeling (supermarkt, overige winkels, woningen). Aangezien de haalbaarheid van KWO-systemen in belangrijke mate wordt bepaald door een energetische balans verdient dit concept nader onderzoek in relatie tot de voorgenomen ontwikkelingen. Richting private partijen (ontwikkelaars, gebruikers) zal de gemeente in dit kader inzetten op actieve voorlichting teneinde partijen hiervoor te interesseren. Daarnaast zijn er in het uitwerkingsplan gelet op duurzaamheid gevraagd om een flexibele inrichting, met voldoende mogelijkheid voor het opvangen van functiewijzigingen. Met de toepassing van veel groen als ontwerpprincipe is daar in het stedenbouwkundige plan ruime aandacht aan besteed. Deze flexibiliteit is in voorliggend bestemmingsplan geboden door de mogelijkheid van groen voorzieningen op te nemen in de verkeersbestemming en door bij de geboden ontwikkelingsruimte flexibiliteit in het gebruik te bieden.

3.3.11 Milieubeleidsplan

Het Milieubeleidsplan 2012-2016 van de gemeente geeft de ambities en de richting aan van het te voeren milieubeleid. Speerpunten in het milieubeleidsplan zijn:

  • Het inzetten op een grote reductie van de hoeveelheid restafval en het nadrukkelijk bevorderen van hergebruik van producten en materialen;
  • Het streven naar een energieneutraal Best in 2030;
  • Stimulering van biodiversiteit in de ruimtelijke ontwikkeling, maar ook bij burgers, bedrijven en medewerkers.
  • Leefbaarheid staat hoog in het vaandel waarvoor ondermeer voor de thema's externe veiligheid, geur, water, geluid, lucht en bodem belangrijke doelen worden gesteld.

Het milieubeleidsplan besteedt ook aandacht besteed aan de samenhang tussen de verschillende milieuthema’s onderling en de milieuthema’s met andere beleidsvelden, met het volgende speerpunt:

  • Vroegtijdige en integrale benadering van alle aspecten van milieu in de (ruimtelijke) ontwikkeling, realisatie en het beheer van de gemeente te bewerkstellingen zodat deze thema’s elkaar versterken in plaats van belemmeren.

Het milieubeleidsplan heeft tot doel duidelijk richting gevend te zijn voor de nog op te stellen thematische milieubeleidsplannen. Die geven op hun beurt weer richting aan (beleidsplannen op het gebied van) vergunningverlening en handhaving en beslissingen die de gemeente moet gaan nemen over bijvoorbeeld ruimtelijke of duurzame ontwikkeling. Het onderhavig plan sluit aan op de speerpunten. Voor de verdere bescherming van het milieu zie hoofdstuk 5.

3.3.12 Beleidsnota Ontheffingenbeleid hogere waardeprocedure

Decentralisatie van de hogere waardeprocedure is onderdeel van de gewijzigde Wet geluidhinder die per 1 januari 2007 van kracht is geworden. Dit houdt in dat de bevoegdheden voor het vaststellen van hogere waarden voortaan bij het college van burgemeester en wethouders liggen. Dit geldt voor zones langs spoorwegen en wegen, bij reconstructie van wegen en voor gemeentelijke industrieterreinen.

Gedeputeerde Staten blijven overigens bevoegd om hogere waarden vast te stellen. Dit geldt voor de aanleg van (hoofd)spoorwegen, provinciale wegen en zones rond industrieterreinen van regionaal belang. Verder blijven Gedeputeerde Staten bevoegd wanneer de Minister van Infrastructuur en Milieu een weg c.q. spoorweg wil veranderen in situaties waarin de Tracéwet niet van toepassing is.

Om hogere waardebesluiten te kunnen nemen is -zonder dat er ontheffingenbeleid is- een uitgebreide motivatie nodig bij elke te verlenen hogere waarde. Om dit te voorkomen kan het college ontheffingenbeleid vaststellen, zodat de hogere waardeprocedure binnen het ruimtelijke ordeningproces, niet tot vertraging zal leiden. Door de vaststelling van het beleidsstuk heeft de gemeente hieraan voldaan. Het onderhavig plan sluit hierbij aan. Zie ook paragraaf 5.1.4 voor de bescherming omtrent akoestiek.

3.3.13 Luchtkwaliteitplan & inventarisatierapport luchtkwaliteitplan

Schone lucht is een belangrijke voorwaarde voor een gezond leefmilieu. Het langdurig inademen van relatief lagere concentraties luchtverontreinigende stoffen kan leiden tot gezondheidseffecten. In navolging op de toenemende problemen heeft de gemeente op 23 oktober 2008 het Inventarisatierapport luchtkwaliteitplan vastgesteld waarna het Luchtkwaliteitplan op 2 juli 2009 is vastgesteld.

Het inventarisatierapport brengt de stand van zaken in beeld waarbij gelet is op de bronnen van luchtverontreiniging, beleid en plannen van de gemeente. Het inventarisatierapport is een eerste stap naar het opstellen van het Luchtkwaliteitplan. In het kader van dit rapport hebben onderzoeken plaatsgevonden naar de concentraties van stikstofdioxide en fijn stof. Daarnaast is bekeken welk gemeentelijk beleid en welke gemeentelijke plannen van invloed kunnen op zijn of beïnvloed kunnen worden door het luchtkwaliteitsplan.

Het doel van het Luchtkwaliteitplan is het ontwikkelen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van luchtkwaliteit en het voldoen aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit. Verder speelt de communicatie en voorlichting over luchtkwaliteit een rol alsmede het toetsen van nieuwe ruimtelijke en infrastructurele ontwikkelingen binnen de gemeente. In het Luchtkwaliteitplan wordt onder andere ingezet op verkeersmaatregelen, het stimuleren van fietsgebruik en openbaar vervoer en maatregelen voor bedrijven.

Voor het centrumgebied wordt ingezet op het omleiden van het verkeer via de Oude Rijksweg en de Ringweg. In het centrumgebied dient het verkeer beperkt te worden tot bestemmingsverkeer. Het onderhavig plan daarmee sluit aan bij de geformuleerde uitgangspunten. Voor de verdere bescherming omtrent luchtkwaliteit zie paragraaf 5.1.5.

3.3.14 Waterplan Best

Het Waterplan Best is vastgesteld in oktober 2005 en dient als input en toetsingskader voor ontwikkelingen binnen het gemeentelijk grondgebied. Het Waterplan richt zich op het GRP, het beheer en onderhoud van stedelijk water en de mogelijkheden van afkoppelen. Als laatste geeft het Waterplan richting aan de invulling van toekomstige watersystemen van nieuw te ontwikkelen woonwijken.

In het Waterplan is een integraal waterstreefbeeld voor de gemeente opgesteld waarbij de nadruk ligt op lopende beleids- en planontwikkelingen. Daarnaast wordt het waterstreefbeeld doorvertaald naar een uitvoeringsprogramma.

In het bebouwde gebied wordt geen (grond)wateroverlast ondervonden. Open water (sloten, beken, waterpartijen) wordt door de inrichting en de wijze van het beheer als een meerwaarde voor de beleving van het stedelijke gebied ervaren.

3.3.15 Gemeentelijk rioleringsplan Best

In het gemeentelijk rioleringsplan van de gemeente worden de doelen van de rioleringszorg benoemd en worden daar eisen en maatstaven aan gekoppeld. De doelen geven de gewenste situatie weer voor het beheer van de bestaande rioleringsvoorzieningen en voor de aanleg van nieuwe voorzieningen.

De doelen van het gemeentelijk rioleringsplan zijn:

  • Bescherming van de volksgezondheid
  • Bescherming van de bodem, het grond- en oppervlaktewater
  • Het op peil houden van de kwaliteit van de leefomgeving

Duurzaamheid speelt bij het behalen van de bovenstaande doelen een grote rol.

Voor de ontwikkeling van het centrum- en spoorzonegebied heeft de gemeente een visie geformuleerd. Het betreft de volledige herinrichting van de openbare ruimte in combinatie met de realisatie van diverse nieuwe gebouwen. In het nieuwe centrum krijgt de openbare ruimte een nieuwe inrichting boven de grond, maar ook onder de grond. Zo wordt onder andere de riolering vernieuwd. Het afkoppelen van verhard oppervlak wordt nagestreefd. Voor de afvoer van het regenwater is een hoofdafvoerroute voorgesteld die komt te liggen langs de Spoorweglaan. Dit in plaats van een afvoervariant via de Oranjestraat. Bij de toetsing van de basisinspanning is rekening gehouden met de mogelijkheid tot het afkoppelen van 10 ha aan bestaand verhard oppervlak in het centrum. Het onderhavig plan sluit aan bij de geformuleerde uitgangspunten (het beleid heeft bij de uitwerking van de centrumontwikkeling geleid tot aanpassingen, welke zijn verwoord in de waterparagraaf). Voor de verdere bescherming van water zie paragraaf 5.1.1.

3.3.16 Masterplan Centrum Best

Een doelstelling van het Masterplan is het maken van een integraal plan van het centrum. Daarbij is het doel om de leegte van de stationsomgeving om te buigen tot een ruimte waarbij het station opnieuw wordt geïntegreerd met het centrumgebied.

Het ruimtelijk probleem van het centrumgebied wordt omschreven als 'openbare leegte'. Verder is sprake van een maatschappelijke problematiek, namelijk ontbrekende aantrekkelijkheid voor uiteenlopende groepen burgers. Dit leidt uiteindelijk tot een slechter wordend economisch perspectief. Het Masterplan beoogt dus het maken van een duidelijk (h)erkenbaar en beleefbaar centrum, zowel ruimtelijk als functioneel.

Ten behoeve van de ontwikkeling van het centrum is na het masterplan een uitwerkingsplan opgesteld, zie paragraaf 4.2.

3.3.17 Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte

In 2002 heeft de gemeente het 'Kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte' (BOR) vastgesteld. In 2002 heeft de gemeente een kwaliteitsplan Beheer Openbare Ruimte vastgesteld. In de periode (2002-2007) is het kwaliteitsplan nader uitgewerkt waarbij initiatieven zijn gestart om de gewenste kwaliteit te bereiken. Vervolgens is het plan in 2007 geactualiseerd.

Het kwaliteitsplan draagt bij aan het opstellen van een kwaliteits- en streefbeeld, het sturen op kwaliteit van voorzieningen en de koppeling van beleids- en kwaliteitskeuzes aan beheer- en onderhoudskosten. De gemeente is verdeeld in structuurelementen (gebieden) met verschillende kwaliteitsniveaus. Het onderscheid in gebieden wordt gevormd aan de hand van gebruiksintensiteit, uitstraling en verwachting.

Onderhavig bestemmingsplan valt onder het centrumgebied (in Oud-Best) met de winkels en voorzieningen op gemeentelijk niveau. Opvallend bij de Hoofdstraat is de combinatie van ontsluiting met centrumfuncties. Het NS-station wordt tot het centrumgebied gerekend. De gebruiksintensiteit van dit gebied is hoog.

Het centrum moet het visitekaartje van Best zijn. De centrumontwikkeling dient deze ambitie te realiseren. Vanuit de vrees voor kapitaalvernietiging vormt deze ambitie nu een rem op de investeringen die aan de orde zijn. Het centrum voldoet daardoor niet aan de wenskwaliteit.

Voor het centrumgebied is voor twee zaken extra aandacht vereist. Voor de kwaliteit van het aanwezige groen en voor het straatmeubilair en de openbare verlichting, de kwaliteit hiervan blijft lokaal achter. Omdat het slechts lokaal is haalt dit niet de score voor kwaliteit van het gebied als geheel omlaag. Wel zijn plaatsen aan te wijzen waar maatregelen genomen moeten worden.

De gemeente stelt momenteel een nieuw kwaliteitsplan op voor het beheer en onderhoud van de openbare ruimte. In het nieuwe plan wordt een afweging gemaakt tussen het gewenste beeld op straat en de kosten hiervoor. De raad behandelt de plannen naar verwachting in de raadsvergadering van december 2012. Begin 2013 worden de besluiten doorgevoerd en zal in de openbare ruimte volgens de nieuwe beelden worden gewerkt.

Dit heeft geen consequenties voor de wijze van bestemmen in dit bestemmingsplan.

3.3.18 Individuele Standplaatsenbeleid Gemeente Best 2010

Het grondgebied van Best is in verband met het innemen van standplaatsen verdeeld in drie deelgebieden, te weten:

  • Centrum (Nazarethstraat, Raadhuisplein);
  • Wilhelminaplein;
  • Winkelcentrum Heivelden.

Voor het deelgebied Centrum worden, in verband met de weekmarkt, voor zaterdag geen vergunningen verleend. Per deelgebied wordt een locatie aangewezen waarop per dag of dagdeel maximaal twee standplaatsen (met grote verkoopwagens, voertuigen of kramen) mogen worden ingenomen.

Het onderhavig plan sluit aan bij de geformuleerde uitgangspunten.

3.3.19 Integraal Handhaven gemeente Best 2006 - 2010

Het streven naar integrale handhaving past in een landelijke ontwikkeling die moet leiden tot een kwalitatief hoger niveau van handhaving in Nederland. Aansluitend op de landelijke ontwikkeling heeft de gemeente in 2006 het 'Integraal Handhavingsbeleidsplan 2006 -2010' opgesteld. In dit plan worden de integrale handhavingstaken gethematiseerd en geprioriteerd. Onder integrale handhaving wordt een betere afstemming en samenwerking tussen de verschillende handhavingstaken verstaan.

Het integrale handhavingsbeleid richt zich op het toezicht en de handhaving van de fysieke leefomgeving met als doel een bijdrage te leveren aan de naleving van gestelde normen en regels. De gemeente kiest er voor handhaving te plaatsen in de zogenaamde naleefketen. Het bevorderen van het naleefgedrag vraagt om een synergie van maatregelen.

Op basis van de Integrale prioriteitenstelling heeft een uitgebreide probleemanalyse van alle beleidsvelden plaatsgevonden. Op basis van deze probleemanalyses en prioriteitenstelling is het Integraal Werkprogramma 2006 opgesteld. Met behulp van dit Werkprogramma wordt de uitvoering van het 'Integraal Handhavingsbeleidsplan 2006 -2010' gewaarborgd.

In het Handhavingsbeleidsplan worden geen concrete gebieden aangewezen en behandeld. Het beleid heeft geen consequenties voor de wijze van bestemmen in dit bestemmingsplan.

3.3.20 Reclamenota

De Reclamenota is op 17 september 1991 vastgesteld. In de daaropvolgende jaren is de nota meerdere malen gewijzigd waarbij de laatste wijziging dateert van 15 januari 2002. De nota biedt een overzicht van verschillende reclamevormen met een melding op welke gronden daarvoor ontheffing, vergunning en bestemming is vereist.

In onderhavig bestemmingsplan zijn verschillende reclamevormen toegestaan. Welke vorm van reclame is toegestaan, verschilt per gebied. Wanneer sprake is van reclame-uitingen die zonder vergunning/privaatrechtelijke toestemming is geplaatst dan dient de reclame met het oog op de te beschermen belangen zo spoedig als mogelijk is te worden verwijderd.