Plan: | Verde Vista Santhorst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0638.BP00013WY001-VAS1 |
In de afgelopen jaren hebben de gemeenten Zoeterwoude, Leiden en Leiderdorp met de provincie Zuid-Holland, het (toenmalige) Ministerie van VROM en Rijkswaterstaat, gewerkt aan het W4-project. Dit project omvat de integrale planvorming voor de verbeterde inpassing van de verbrede en verdiepte A4 ter hoogte van de genoemde gemeenten en de hieraan gekoppelde ontwikkeling van de naastgelegen gebieden. Hiertoe is in 2002 een overeenkomst gesloten. Omdat in de tussentijd bovendien de economische situatie veranderde, is in 2011 een nieuwe insteek gekozen. Uitgangspunt daarbij is dat een globale bestemmingslegging is vastgelegd in bestemmingsplannen voor afzonderlijke deelgebieden. Hierin worden de uitgangspunten van de stedenbouwkundige visie verankerd, maar wordt de concrete inrichting en functieverdeling niet specifiek vastgelegd. Deze vorm van bestemmen biedt meer flexibiliteit, hetgeen in deze situatie gewenst is, zonder de benodigde rechtszekerheid aan te tasten.
Voor de gronden waar nog bestaande functies aanwezig waren ten tijde van het opstellen van het vigerende bestemmingsplan is ervoor gekozen te werken met wijzigingsbevoegdheden. Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling is een dergelijke wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met de wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen om woningbouw mogelijk te maken. Inmiddels worden de plannen om tot herontwikkeling van dit gebied te komen steeds concreter. Dit is de reden dat voorliggend wijzigingsplan wordt opgesteld. Op deze manier wordt de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding. Met voorliggende toelichting wordt aangetoond dat de beoogde (her)ontwikkeling inpasbaar is in de omgeving en sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat.
Het plangebied is gelegen ten zuiden van de A4 en aan de noordzijde van de wijk Meerburg in Zoeterwoude-Rijndijk. Ter plaatse van het plangebied is deels nog bebouwing aanwezig. Het overige deel is reeds braakliggend. Rondom het gebied zijn woonpercelen aanwezig. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Stadhouderslaan en aan de oostzijde door de Meerburgerwatering. Aan de zuidzijde vormt het water de grens en aan de westzijde de Laan de Goede Herder. In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven op een luchtfoto.
Figuur 1.1 Ligging plangebied weergegeven op een luchtfoto (Bron: Google Earth)
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014', vastgesteld door de gemeenteraad van Zoeterwoude op 30 januari 2014. Het plangebied is voorzien van de bestemmingen 'Detailhandel', 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' en kent een dubbel bestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Daarnaast is het plangebied voorzien van een gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied', zie figuur 1.2.
Alleen ter plaatse van de bestemming 'Wonen' zijn reeds woningen toegestaan. De woningbouw ontwikkeling is daarmee niet rechtstreeks mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan, doordat het grootste deel niet binnen deze bestemming valt. Wel kan met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid de voorgenomen ontwikkeling – onder voorwaarden – mogelijk worden gemaakt. Voorliggend wijzigingsplan is opgesteld om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Deze toelichting is opgebouwd uit zeven hoofdstukken. De opbouw is als volgt:
Ter plaatse van het plangebied is in de huidige situatie een viertal woningen met bijbehorende schuurtjes/garage aanwezig, zie figuur 1.1. Deze bebouwing wordt gesloopt. De bedrijfsbebouwing die hier gevestigd was is al gesloopt. Het resterende deel van het plangebied is reeds braakliggend.
Figuur 2.1 Plangebied in de huidige situatie (Bron: https://verdevistasanthorst.nl/)
In de beoogde situatie wordt het plangebied opgedeeld in twee eilanden met in totaal 56 woningen. Een dorpse schaal en een uitstraling passend bij Zoeterwoude-Rijndijk. Elk eiland heeft een eigen en unieke uitstraling met authentieke detaillering. Hierbij is de lokale architectuur een inspiratiebron geweest voor de nieuwe woningen. Op deze manier wordt er samenhang met de bebouwing in de omgeving gecreëerd.
Er zijn per eiland veel verschillende woningtypes. Om tot een eenduidig beeld te komen zijn er een aantal expliciete keuzes gemaakt. Allereerst is er gekozen voor duidelijk onderscheid in hoofdvolumes tussen de eilanden. Eiland 1 bestaat uit woningen met schilddaken, terwijl eiland 2 bestaat uit woningen met zadeldaken. Ten tweede zijn er specifiek per eiland elementen vormgegeven die dienen als herkenbare stedenbouwkundige accenten, zie figuur 2.3. Bij eiland 2 zijn de schoorstenen een kenmerkend accent welke nauwkeurig zijn gepositioneerd bij de entree van het eiland. Bij eiland 1 zijn de glas-in-lood 'torentjes' ontworpen die de entree begeleiden en op duidelijke zichtassen zijn georiënteerd. Er is variatie in de accenten, maar deze zijn wel duidelijk familie van elkaar. Ten derde is er gekozen voor eenheid in materiaalkeuze. Alle woningtypes per eiland hebben dezelfde materialisering.
Stedenbouwkundig zijn de eilanden zodanig opgebouwd dat de woningen zoveel mogelijk aan het water liggen. Een aantal woningen heeft tevens de beschikking over een steiger. Het parkeren van de auto's gebeurd in de woonstraat. Door de voortuinen aan de straatzijde en de achtertuinen aan het water wordt op stedenbouwkundig niveau aangesloten op de gemoedelijke dorpse sfeer. Een extra aandeel hierin zijn de doorlopende vlonders in de achtertuinen. De optie van een kleinschalig boothuis in de achtertuin van de woningen aan de Meerburgerwatering draagt ook bij aan dit karakter. De entree van de eilanden wordt volledig door groen begeleid en ingekaderd door de mee ontworpen tuinmuren. Ook wordt er een speeltuin gerealiseerd. Elke overgang tussen de openbare ruimte en woonpercelen op de eilanden, is verzorgt door middel van tuinmuren of hagen. De ontwikkeling is in nauwe samenspraak met de gemeente tot stand gekomen en de omgevingsvergunninaanvraag zal moeten voldoen aan de stedenbouwkundige visie en de welstandsnota (zie ook hoofdstuk 3). Hiermee is de ruimtelijke kwaliteit/uitstraling gewaarborgd voor in de toekomst.
Figuur 2.2 Indicatieve indeling plangebied
Figuur 2.3 Indeling toekomstige situatie (Bron: https://verdevistasanthorst.nl/)
In het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' is bepaald dat burgemeester en wethouders de bestemming en de bebouwingsbepalingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' kunnen wijzigen in de bestemming 'Woongebied' met dien verstande dat wordt voldaan aan een aantal criteria. Een weergave van het beoogde plan met hierbij de contour van het wijzigingsgebied is te zien in figuur 2.4. Daarop zijn eveneens de nabijgelegen gasleiding (middels een rode lijn) en de waterkering (middels een paars gestippelde lijn) binnen het plangebied (geel gearceerd) weergegeven.
Figuur 2.4 Indicatieve inrichtingstekening beoogde plan met als zwarte stippellijn de contour van het wijzigingsgebied
Het wijzigingsplan voldoet aan de bij de wijzigingsbevoegdheid behorende criteria. In de volgende tabel is dit nader toegelicht.
Criteria | Beoordeling | |
a | De bestemmingsregels zoals bepaald in Artikel 11 van toepassing worden op deze gronden. | De gronden worden voorzien van een bestemming zoals bepaald in artikel 11 Woongebied. |
b | Het aantal woningen binnen het wijzigingsgebied ten hoogste 60 bedraagt, waarbij het maximum toegestaan aantal van 245 woningen uit Artikel 11 niet overschreden wordt. | Het aantal woningen binnen het wijzigingsgebied bedraagt 56. In de regels is dit aantal vastgelegd. Daarbij is artikel 11 van toepassing. Hiermee is geborgd dat het totaal aantal van 245 niet wordt overschreden. |
c | In afwijking van het bepaalde onder b, mag het aantal woningen binnen het wijzigingsgebied ten hoogste 66 bedragen wanneer in ieder geval de 6 extra woningen in de sociale sector gerealiseerd worden. | Aangezien aan criteria b wordt voldaan hoeft hier niet aan te worden getoetst. |
d | De bouwhoogte van hoofdgebouwen ten hoogste 13 m bedraagt, gemeten vanaf peil zoals bedoeld in lid 1.32 onder a. | De bouwhoogte is gemaximaliseerd op 13 meter. |
e | Per woning wordt voorzien in parkeergelegenheid op basis van de volgende normering: - 1,4 parkeerplaats per woning voor woningen in de goedkope sector; - 1,6 parkeerplaats per woning voor woningen in de middeldure sector; - 1,8 parkeerplaats per woning voor woningen in de dure sector; met dien verstande dat een particuliere garage als 0,5 parkeerplaats wordt meegeteld en parkeergelegenheid op de oprit als 0,8 parkeerplaats wordt meegeteld. |
Voor de ontwikkeling is een parkeerbalans opgesteld, zie paragraaf 4.2. Daaruit volgt dat aan de van toepassing zijnde parkeernormen wordt voldaan en voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. |
f | In afwijking van het bepaalde onder e wordt voor startersappartementen met een vloeroppervlak tot 50 m² voorzien in 1 parkeerplaats. | Aangezien niet wordt voorzien in startersappartementen is toetsing hieraan niet aan de orde. |
g | Uit bodemonderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Detailhandel' de bestemmingswijziging niet in de weg staan. | Ten behoeve van de beoogde herontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie paragraaf 4.8. Daaruit volgt dat de bodemkwaliteit ter plaatse niet leidt tot belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. |
h | In overeenstemming met het Waterplan wordt voorzien in voldoende watercompensatie. | Voor de gehele ontwikkeling is reeds een watervergunning verleend. Deze vergunning heeft ook betrekking op het aspect watercompensatie. Hiermee is geborgd dat er wordt voorzien in voldoende watercompensatie, zie ook paragraaf 4.9. |
i | Samen met het wijzigingsplan een exploitatieplan wordt opgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is geregeld. | Ten behoeve van de ontwikkeling (inclusief het wijzigingsplan) is een anterieure overeenkomst afgesloten. Hiermee is het kostenverhaal voldoende geregeld. |
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.
Toetsing
Het SVIR en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Stedelijke ontwikkeling
Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) blijkt dat voor wonen de lijn is, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In dit geval worden in het uitwerkingsplan 60 tot 66 woningen rechtstreeks mogelijk gemaakt.
Bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.
De locatie is onderdeel van het bestaand stedelijk gebied door de ligging in de kern Zoeterwoude.
Beschrijving behoefte
Uit de actuele provinciale Woningbehoefteprognose (WBR 2016) blijkt dat de woningbehoefte in de regio Holland Rijnland groot is. In de WBR 2016 is aangegeven dat in de periode 2017 - 2027 zijn in de subregio Holland-Rijnland Oost tussen de 5400 en 5700 woningen nodig.
Volgens de WoningBehoefteRaming ligt de woningbehoefte in Zoeterwoude in de periode 2017 tot en met 2021 tussen de 39 en 468 woningen. Daarna zou er volgens deze prognose geen woningbehoefte meer zijn. Met de vaststelling van de nieuwe Regionale Woonagenda 2017 Holland Rijnland (RWA 2017) is Zoeterwoude "verhuist" naar de subregio West. Volgens de RWA 2017 is de behoefte aan woningen in deze regio hoger dan in Oost. In de subregio West zijn er voor de eerste vijf jaar de nodige plannen voor de behoefte. De jaren erna blijft het aanbod ver achter bij de behoefte.
De locatie zal gelet op de ligging op de grens met Leiden mede invulling geven aan de grote woningbehoefte vanuit Leiden. Ook wordt invulling aan de vraag van regionaal woningzoekenden. Er wordt daarmee niet alleen voorzien in de behoefte van de lokale Zoeterwoudse woningzoekende.
Uitsnede woningbouwbehoefte zoals opgenomen in RWA 2017
Kwalitatieve behoefte
Het plangebied is aangemerkt als dorps wonen, zoals te zien in onderstaande figuur; het plangebied is gelegen in het lichtgroene deel.
Woonmilieus (bron: staat van Zuid-Holland)
In de Woningmarktverkenning regio's Zuid-Holland 2016 is voor de regio Holland-Rijnland een grote behoefte aan dorps wonen geconstateerd. Dit wordt tevens duidelijk in onderstaande figuur dat uit de hiervoor benoemde Woningmarktverkenning komt.
Woningmarktverkenning (bron: staat van Zuid-Holland)
Uit de RWA 2017 blijkt dat het gebied ook wel wordt gezien als een suburbane ontwikkeling. Het gebied is namelijk aangewezen als een woonmilieu 'woonwijk laagbouw'. Een dergelijke buurt kenmerkt zich door veel eengezinswoningen en is vaak aan de buitenkant van een plaats gelegen. De buurt is rustig en ruim opgezet, kinderen kunnen er goed spelen.
Conclusie
Uit de bovenstaande toetsing blijkt dat met de ontwikkeling sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. De binnenstedelijke transformatie in een dorps woonmilieu in combinatie met het woonmilieu woonwijk laagbouw voldoet aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het rijksbeleid staat de ontwikkeling niet in de weg.
Sinds 1 juli 2018 is de Wet Voortgang Energietransitie (Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet, hierna: Wet Vet) van kracht. Bij deze wet is bepaald dat de gasaansluitplicht voor nieuwbouw vervalt. Dit betekent dat vanaf 1 juli 2018 projectontwikkelaars, aannemers en gemeenten rekening moeten houden met het feit dat nieuw te bouwen bouwwerken niet meer mogen worden aangesloten op het gasnet. Een uitzondering op aardgasloos bouwen is mogelijk, maar is aan voorwaarden onderhevig.
Toetsing
De woningen worden aardgasloos. Hiermee wordt voldaan aan de Wet Voortgang Energietransitie.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. Bij de VRM horen: de Visie Ruimte en Mobiliteit, de Verordening Ruimte, het Programma Ruimte en het Programma Mobiliteit.
In de VRM zijn 4 rode draden te onderscheiden:
Wonen
De provincie stelt de Woningmarktverkenning Zuid-Holland vast als uitgangspunt voor de woningbehoefte in de regionale woonvisies. Voor woonmilieus gaat de provincie uit van de indeling in woonmilieus uit de Woningmarktverkenning Zuid-Holland.
Toetsing
Dit project geeft invulling aan het hoofddoel en het project geeft mede invulling aan rode draad 2. De ontwikkeling past binnen de provinciale visie Ruimte en Mobiliteit. De provincie zet in op kwaliteitsverbetering en het beter benutten van de ruimte.
Uit de actuele provinciale woningbehoefteraming en woningmarkt verkenning blijkt dat er behoefte is aan nieuwe woningen. De figuur hieronder geeft middels een roze kleur het gebied aan dat als bebouwde ruimte is aangewezen. Dit gebied zou beter benut moeten worden. Het plangebied ligt in dit gebied.
Uitsnede kaart 'beter benutten bebouwde ruimte' (Bron: Visie ruimte)
In samenhang met de structuurvisie en het programma ruimte is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de ontwikkeling van het plangebied is onderstaande van toepassing.
Artikel 2.1.1 Stedelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Toetsing:
Artikel 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
Toetsing
Opgemerkt wordt dat omdat de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit en zorgvuldig wordt ingepast is het treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen niet nodig.
Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
Toetsing
Van bovenstaande uitgangspunten is geen sprake, dit lid is niet van toepassing.
Lid 5 Afstemming op specifieke regels
Toetsing
Deze regel is niet van toepassing op de onderhavige ontwikkeling.
Artikel 2.4.2 regionale waterkeringen
Lid 1 Bestemming waterkering
Een bestemmingsplan voor gronden waarop een regionale waterkering ligt en waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 11 Waterveiligheid, bestemt die waterkering als zodanig.
Lid 2 Bestemming of gebiedsaanduiding van beschermingszones
Een bestemmingsplan voor gronden die deel uitmaken van een beschermingszone langs een regionale waterkering, bestemt die beschermingszone als zodanig of duidt die als zodanig aan.
Lid 3 Omvang waterkering en beschermingszones
De omvang van de gronden, bedoeld in het eerste lid en in het tweede lid, is aangegeven in de door de beheerder van de waterkering vastgestelde legger.
Lid 4 Regels voor regionale waterkering en gronden in de beschermingszone
Met betrekking tot de gronden waarop een regionale waterkering of een beschermingszone ligt, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering.
Lid 5 Advies watersysteembeheerder
Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen als bedoeld in het vierde lid wordt advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
Toetsing
De regels van het bestemmingsplan Meerburgerpolder Noord 2014 blijven met dit wijzigingsplan van toepassing, zo ook de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering. Daarbij is door het Hoogheemraadschap van Rijnland reeds een watervergunning afgegeven voor de gehele ontwikkeling van Meerburg. Gezien voorgaande wordt aan artikel 2.4.2 voldaan.
Artikel 2.4.4. Archeologie en Romeinse Limes
Lid 4 Archeologische verwachtingswaarde binnen de Romeinse Limes
Een bestemmingsplan voor gronden binnen de Romeinse Limes met een hoge of zeer hoge archeologische verwachtingswaarde, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op Kaart 12 Archeologie, bevat bestemmingen en daarbij behorende regels die de verwachte archeologische waarden beschermen.
Lid 5 Archeologisch onderzoek
De regels als bedoeld in het vierde lid voorzien in elk geval in de voorwaarde van archeologisch onderzoek bij werken of werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² waarbij de bodem tot meer dan 30 centimeter onder het maaiveld wordt geroerd en de voorwaarde, dat gehandeld wordt in overeenstemming met de uitkomsten van dat onderzoek.
Toetsing
De regels van het bestemmingsplan Meerburgerpolder Noord 2014 zijn onverkort van toepassing in onderhavig wijzigingsplan. In de bestemming 'Woongebied' is opgenomen dat voor een bouwwerk groter dan 100 m2 waarvoor grondwerkzaamheden (uitgezonderd heien) dieper dan 1,3 m nodig zijn, het bevoegd gezag voorschriften verbindt aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, gericht op het begeleiden van de bouwactiviteiten door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Daarmee wordt aan artikel 2.4.4. voldaan.
In de regionale Woonagenda hebben de gemeenten afspraken met elkaar en met de provincie gemaakt over:
De aanvullende behoefte aan woonmilieus verschillen tussen de gemeenten en tussen de subregio's, vanwege het karakter van de verschillende delen van de regio. In West is grote behoefte aan rustig stedelijk grondgebonden wonen.
Een beperkt aantal locaties heeft een bijzondere status gekregen van de provincie vanwege hun specifieke (boven)regionale opvangfunctie. Voor de ontwikkeling van deze locaties zijn bestuurlijke afspraken gemaakt tussen provincie en gemeente(n). De lijst met deze categorie 4 plannen is limitatief en er komen geen nieuwe plannen meer bij. Het plangebied is onderdeel van de door de regio aangewezen projecten voor een (sub)regionale vraag (project A4/W4).
Woonmilieus regio Holland Rijnland
In de subregio West is het plan aanbod in 'woonwijken laagbouw' ten opzichte van de behoefte volgens de WBR in balans.
Toetsing
Het regionale woningbouwprogramma is in 2017 geactualiseerd en met de provincie afgestemd. Het plangebied is onderdeel van de door de regio aangewezen projecten voor een (sub)regionale vraag (project A4/W4). Zoeterwoude valt onder de subregio West.
Het project valt in het suburbane woonmilieu (woonwijk laagbouw), waaraan binnen de regio grote behoefte is.
Met de gemeentelijke planlijst wordt voorkomen dat er meer dan 468 woningen worden gerealiseerd in de periode 2017-2021.
Binnen de regio Holland Rijnland hebben gemeenten hun ambities en doelstellingen rondom klimaat/energie uitgesproken. De regionale ambitie is om in 2050 een energieneutrale regio te zijn en daarmee bij te dragen aan de nationale en internationale doelstellingen op het gebied van klimaat en energie. Het streven is om toekomstige ontwikkelingen energieneutraal te realiseren. Dit gaat verder dan de toekomstige wettelijke wijziging van nieuwbouw. Vanaf 1 januari 2020 moeten alle woning en utiliteitsplannen voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG). Tevens is afgesproken nieuwbouw niet meer aan te sluiten op het gas, aangezien het aardgas eindig is. Ook wordt energieneutrale bouw gestimuleerd. In navolging van deze ambitie is het advies aan gemeenten en initiatiefnemers daarom om nieuwbouwprojecten die gepland staan zonder gasaansluiting te realiseren.
Toetsing
De woningen worden aardgasloos gebouwd. Gestreefd wordt naar een EPC van 0. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een warmteterugwinningunits en luchtwarmtepompen. Dit sluit aan bij de ambities van het Regionaal Energieakkoord.
De structuurvisie Zoeterwoude-Rijndijk is in februari 2013 vastgesteld. De visie omvat de hoofdlijnen van de voorziene ontwikkelingen van Zoeterwoude-Rijndijk voor de komende 15 jaar en het ruimtelijk beleid dat de gemeente Zoeterwoude gaat voeren voor de kern Rijndijk. De visie vormt niet direct een uitvoeringsagenda voor de gemeente zelf, in die zin dat zij de beoogde ontwikkelingen niet zelf ter hand zal nemen. De visie is wat dat betreft meer bedoeld om het gemeentebestuur een instrument te geven waarmee zij de burgers en maatschappelijke organisaties actief kan informeren over en betrekken bij de ruimtelijke visie op het bebouwde gebied.
Eén van de voornaamste uitgangspunten uit de visie is het behoud van het landelijke, groene en dorpse karakter. Nieuwe ontwikkelingen zullen zodoende bij dit uitgangspunt aan moeten sluiten. Welke ontwikkelingen gewenst zijn en in welke vorm zij binnen bovengenoemd uitgangspunt passen, wordt in de visie per deelgebied beschreven. De ontwikkeling van Verde Vista Meerburg wordt daarbij als gegeven aangemerkt, gezien het vergevorderde stadium waarin de plannen zich bevinden en het traject dat hieraan vooraf is gegaan. Voor wat betreft de inrichting van het gebied wordt verwezen naar het Beeldkwaliteitplan, opgesteld door Bureau Khandekar. Dit beeldkwaliteitsplan is geactualiseerd in 2013, zie ook paragraaf 3.3.4.
Toetsing
De ontwikkeling maakt onderdeel uit van Verde Vista Meerburg, zoals opgenomen in de structuurvisie. Er wordt voldaan aan de woning aantallen die daarin zijn beschreven. Er wordt dan ook voldaan aan de uitgangspunten van de visie.
In de stedenbouwkundige visie voor Verde Vista Meerburg zijn vier gebieden te onderscheiden binnen het project. In onderstaande figuur zijn deze weergegeven en als volgt genummerd:
Figuur 3.1 Deelgebieden Verde Vista Meerburg (Bron: BDP Khandekar)
Het plangebied maakt onderdeel uit van het deelgebied Santhorst (III). Daar wordt ingezet op één nieuwe functie: wonen. Er wordt op het bestaande aangrenzende woongebied aangesloten met nieuwe laagbouwwoningen. In dit gebied is ook een voorname rol weggelegd voor nieuwe watergangen, die het karakteristiek water vanuit de Meerburgerwatering tot in het plangebied brengen.
Toetsing
Met de beoogde ontwikkeling wordt invulling gegeven aan één van de te onderscheiden deelgebieden. Het mogelijk maken van woningen die aansluiten bij de bebouwing in de omgeving en worden omsloten door water is in lijn met de stedenbouwkundige visie.
Gemeente Zoeterwoude richt zich met het woonbeleid op vier pijlers:
Toetsing
De ontwikkeling van VerdeVista Meerburg is vanuit het oogpunt van levensvatbaarheid en diversiteit van voorzieningen een gewenste ontwikkeling, die de gemeente ondersteunt.
De welstandsnota bevat beleidsregels met welstandscriteria en welstandskaders op grond waarvan adviezen worden gegeven bij nieuwe ontwikkelingen.
Voor het plangebied geldt een gebiedsgericht beoordelingskader. Verde Vista is hierin aangemerkt als een ontwikkelingslocatie voor kantoren, woningen en leisure.
Toetsing
Voor dit gebied maakt het op 27-06-2013 door de raad vastgestelde Beeldkwaliteitplan “Verde Vista Meerburg” april 2013, deel uit van de welstandsnota. Het bouwplan zal hierbij aansluiten en ook hieraan worden getoetst, zie ook paragraaf 2.2.
In het eerdere vastgestelde bestemmingsplan Meerburgerpolder Noord 2014 (NL.IMRO.0638.BP00013-GRU1) wordt verwezen naar de energievisie opgesteld in 2006. Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek is, dat deze locatie zeer geschikt voor de toepassing warmte- en koudeopslag (WKO, energieopslag in de bodem) gecombineerd met warmtepompen. Inmiddels is de energietransitie in volle gang, en dient deze herzien te worden. Momenteel wordt gewerkt aan een lokale warmtevisie. Hierin wordt opgesteld waar de verschillende wijken genoemd worden waar gestart wordt met duurzame alternatieven voor de huidige verwarming door aardgas in de bebouwde omgeving. De gemeente kijkt samen met ontwikkelaars, woningeigenaren, huurders en de samenwerkingspartners welke oplossing het beste past bij dit initiatief.
Gemeente Zoeterwoude vindt duurzaam bouwen belangrijk. Duurzaam bouwen is zodanig bouwen dat zo min mogelijk negatieve effecten op het milieu en de menselijke gezondheid ontstaan, gedurende de hele levensloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving. Zoeterwoude streeft er naar bij elk bouwplan de schade aan het milieu op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de ontwikkelingen op een zo hoog mogelijk niveau brengen.
De ambitie van de gemeente is energieneutraal en klimaat bestendig te zijn. Alle huidige en toekomstige ontwikkelingen zullen daar aan bij moeten dragen. Immers wat nu al voldoet hoeft niet meer aangepast te worden voor 2050. Alle woningen en gebouwen (oud en nieuw) zullen een bijdrage moeten leveren aan deze doelstelling door energie te besparen en/of duurzaam op te wekken. Het advies is om toekomstige ontwikkelingen energieneutraal te realiseren. Dit gaat verder dan de toekomstige wettelijke wijziging van nieuwbouw.
Toetsing
Voor het project Verde Vista Santhorst wordt gestreefd naar een EPC van 0. Daarnaast worden de woningen gasloos, wordt gebruik gemaakt van een warmteterugwinningssysteem, luchtwarmtepomp en zonnepanelen. Hiermee wordt voldaan aan het Bouwbesluit, de duurzaamheidsambities, zoals ze opgenomen zijn in de anterieure overeenkomst én aan de uitgangspunten van de energievisie.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het plan is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken. In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten hiervan beschreven.
Toetsingskader
De nieuwe wijk Verde Vista Meerburg is in ontwikkeling. Binnen de wijk wordt het plangebied Santhorst nader ingevuld. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid, verkeersgeneratie en parkeren voor de ontwikkeling in het plangebied Santhorst. Voor de onderzoeken is gebruik gemaakt van de in 2014 uitgevoerde verkeersonderzoeken voor het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014'.
Bereikbaarheid
Gemotoriseerd verkeer
Voor gemotoriseerd verkeer vindt de ontsluiting van het plangebied plaats via de Stadhouderslaan. Dit is de centrale boulevard door de nieuwe wijk Verde Vista Meerburg (Meerburgerpolder Noord). In het zuiden sluit de Stadhouderslaan aan op de Molentocht die vervolgens ten westen van de A4 (middels een viaduct over de A4) aansluit op de Willem van der Madeweg. In het oosten sluit de Stadhouderslaan aan op de Hoge Rijndijk.
Op de wegen binnen de wijk Verde Vista Meerburg geldt een 30 km/uur-regime, zo ook voor de wegen binnen het plangebied Santhorst. Deze wegen zullen ook als zodanig worden ingericht conform het Duurzaam Veilig-principe.
Langzaam verkeer
Langs de Stadhouderslaan komt een doorgaande fietsverbinding. Deze loopt in oostwestelijke richting centraal door de nieuwe wijk Verde Vista Meerburg langs de boulevard en sluit aan de buitenranden van het gebied aan op de bestaande doorgaande fietsstructuren. Over het viaduct dat over de A4 loopt is eveneens een fietspad aanwezig. Hierdoor vindt aansluiting plaats met de Leidse wijk Roomburg en ontstaat een directe verbinding met de binnenstad van Leiden. Dit fietspad loopt in zuidelijke richting door tot het bestaande woongebied ten zuidoosten van Verde Vista Meerburg. In het verlengde van de Stadhouderslaan en nagenoeg evenwijdig aan de A4 loopt het Graaf van Bylandtpad. Via de brug over de Oude Rijn vormt het Graaf van Bylandtpad de verbinding naar Leiderdorp.
Openbaar vervoer
Nabij het plangebied, ter hoogte van het viaduct over de A4, is een bushalte gelegen langs de Hoge Rijndijk, halte Laan de Goede Herder. Hier halteert Arriva met de lijnen 169 en 187 tussen Alphen aan de Rijn en Leiden en tussen Leiden en Gouda. Aan de zuidwest zijde van de nieuwe wijk Verde Vista Meerburg (Blauwmutsenpad) is een busverbinding (busbaan) aanwezig met een halte ter hoogte van de Stadhouderslaan voor lijnbus 187.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De ontwikkelingen in zowel Meerburgerpolder Noord als Zuid zullen leiden tot extra verkeer. Met behulp van het RVMK (Regionale Verkeers Milieukaart) zijn in 2015 verkeersprognoses opgesteld voor het gebied in en rond de plangebieden. Hierbij is uitgegaan van zowel de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen als de infrastructuur. Het plangebied Santhorst is meegenomen in de verkeerprognoses en de daarmee uitgevoerde onderzoeken. Voor het plangebied Santhorst is destijds uitgegaan van maximaal 60 woningen. Conform het plan van mei 2018 (Van Rhijn Bouw en BPD) worden 56 woningen gerealiseerd. Doordat er minder woningen worden gerealiseerd dan waar eerder rekening mee is gehouden heeft het geen nadelige gevolgen voor de uitkomsten van de in 2014 uitgevoerde onderzoeken.
Het merendeel van het verkeer van het plangebied Santhorst zal gebruik maken van de Hoge Rijndijk. Door het extra verkeer van het hele gebied Verde Vista Meerburg zal de intensiteit op de Hoge Rijndijk toenemen tot circa 10.500 mvt/etmaal in 2023. De Hoge Rijndijk is enkele jaren geleden heringericht en heeft voldoende capaciteit om dit verkeer te kunnen verwerken. Het verkeer dat zich via de Stadhouderslaan Oost zal afwikkelen op de Hoge Rijndijk, zal gebruik maken van de bestaande ontsluiting.
Conform het kruispuntonderzoek in het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' is de verkeersafwikkeling op het kruispunt Stadhouderslaan en Hoge Rijndijk voldoende gewaarborgd. Een I/C–verhouding van <0,80 (80%) wordt gezien als een goede verkeersafwikkeling. Voor het kruispunt Stadhouderslaan en Hoge Rijndijk is de I/C-verhouding gemiddeld 0,36.
Parkeren
De parkeerbehoefte van het plangebied wordt berekend conform de parkeerkencijfers opgenomen in het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' (hoofdstuk 2, artikel 11.4 lid b). In het plangebied worden woningen gebouwd in de goedkope, middeldure en dure sector. Hierbij is uitgegaan dat woningen in de goedkope sector een bvo hebben van < 100 m², middeldure woningen tussen de 100 en 150 m² bvo en dure woningen een oppervlakte hebben van > 150 m² bvo. In tabel 4.1 is de normering per type woning aangegeven. De totale parkeervraag voor de woningen in het plangebied komt uit op 97 parkeerplaatsen.
Tabel 4.1 Parkeervraag plangebied Santhorst
Aantal woningen | Kencijfer | Parkeervraag | |
Woningen goedkope sector | 7 | 1,4 pp/woning | 9,8 |
Woningen middeldure sector | 6 | 1,6 pp/woning | 9,6 |
Woningen dure sector | 43 | 1,8 pp/woning | 77,4 |
Totaal | 97 |
In het plangebied worden parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd en in de openbare ruimte. Conform de bestemmingsplanregels voor 'Meerburgerpolder Noord 2014' wordt een particuliere garage meegeteld als 0,5 parkeerplaats. Een oprit telt als 0,8 parkeerplaats. Daarbij wordt conform de normen van het CROW onderscheid gemaakt tussen enkele en lange opritten. In tabel 4.2 is opgenomen wat de daadwerkelijke parkeeraanbod is in het plangebied.
Tabel 4.2 Parkeeraanbod in het plangebied
Parkeervoorziening | Theoretisch aantal | Berekenings aantal | Parkeeraanbod |
Woning met een garage | 23 | 0,5 | 11,5 |
Woning met enkele oprit (> 5 meter) | 3 | 0,8 | 2,4 |
Woning met lange oprit (> 10 meter) | 17 | 1,6 | 27,2 |
Woning met eigen parkeerplaats | 1 | 1 | 1 |
Openbare parkeerplaats | 57 | 1 | 57 |
Totaal | 99 |
De parkeergelegenheid op eigen terrein zorgt voor een parkeeraanbod van 41 parkeerplaatsen. Eén woning krijgt een eigen parkeerplaats toegewezen. Daarnaast worden in de openbare ruimte 57 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het totale parkeeraanbod voor het plangebied komt daarmee uit op 99 parkeerplaatsen. Het plan voldoet aan de parkeervraag.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is voor de verschillende vervoerswijzen goed te noemen. Het extra verkeer ten gevolge van de ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling op de ontsluitende wegen. Ten aanzien van parkeren worden er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Toetsingskader
De Wet geluidhinder (Wgh) beoogt de burger te beschermen tegen hoge geluidbelastingen. In deze wet zijn onder meer normen voor geluid van wegverkeers- en spoorweglawaai vastgelegd. Bij ruimtelijke plannen dient daarom rekening te worden gehouden met de in de Wgh genoemde grenswaarden en bepalingen.
In de Wgh gelden voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden voor de gevelbelastingen op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals in dit geval nieuw te bouwen woningen. Overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan, mits voldoende onderbouwd. Het bevoegd gezag, in dit geval het college van burgemeester en wethouders van Zoeterwoude, bepaalt of een overschrijding daadwerkelijk mag plaatsvinden. Dit wordt 'het verlenen van een ontheffing van de voorkeurswaarde' of 'het vaststellen van een hogere grenswaarde' genoemd. Het gaat hierbij om het vaststellen van een hogere grenswaarde dan de voorkeurswaarde en is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan de bron of tussen bron en ontvanger niet doelmatig zijn of financiële of stedenbouwkundige bezwaren ondervinden.
Indien hogere grenswaarden worden aangevraagd en een locatie is gelegen binnen de zones van meerdere geluidbronnen, dient tevens onderzoek gedaan te worden naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen (de cumulatieve geluidbelasting). Er dient te worden aangegeven op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij het bepalen van de te treffen maatregelen. Wanneer ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden is in principe geen bouw van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk tenzij deze worden voorzien van dove gevels of andere maatregelen.
Wegverkeerslawaai
Conform artikel 74 van de Wgh (zones langs wegen) hebben alle wegen een zone, uitgezonderd een aantal situaties waaronder wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. De zone is een gebied waarbinnen een nader akoestisch onderzoek verplicht is. De breedte van de zone, aan weerszijden van de weg, is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buiten stedelijk).
Bij het plangebied is sprake van stedelijk gebied. Het plangebied ligt in de geluidzone van de A4, de Hoge Rijndijk en de Willem van der Madeweg.
Met betrekking tot de binnen het plangebied te bouwen woningen kan voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste respectievelijk 53 en 68 dB worden vastgesteld (zie ook onderstaande tabel), mits aan de in het geluidbeleid opgenomen criteria wordt voldaan. Dit is bijvoorbeeld het geval voor woningen die in een gemeentelijke structuurvisie worden opgenomen of woningen die door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen of woningen die ter laatste gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing.
Tabel 4.3 Voorkeursgrenswaarde en ontheffingswaarden per weg
Weg | Functie | Voorkeursgrenswaarde [dB] | Max. ontheffingswaarde [dB] |
A4 | Wonen | 48 (art. 82 lid 1 Wgh) | 53 (art. 83 lid 1 Wgh) |
Alle overig beschouwde wegen | Wonen | 48 (art. 82 lid 1 Wgh) | 68 (art. 83 lid 2 Wgh) |
Op de berekende geluidsbelastingen mag conform artikel 110g van de Wgh een correctie worden toegepast. Zoals is omschreven in artikel 3.4 van het RMG 2012, is de te hanteren aftrek afhankelijk van de representatief te achten snelheid en de maximale geluidbelasting.
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De nieuwe woningen zijn geluidgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is indien deze binnen de geluidzone van een gezoneerde weg conform de Wgh liggen. De geplande woningen vallen binnen de geluidzone van de A4, de Hoge Rijndijk en de Willem van der Madeweg. Er is dan ook een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 1. Dit onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode II (SRM II) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de Rijksweg A4 wordt overschreden. De geluidbelasting ten gevolge van de andere om het plangebied gelegen gezoneerde wegen, overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet. Voor de niet-gezoneerde (30 km/uur)wegen geldt dat de richtwaarde van 48 dB wel wordt overschreden. Aangezien dit een niet-gezoneerde weg betreft, hoeven hiervoor geen hogere waarden worden aangevraagd. De maximaal aanvaardbare waarde wordt te allen tijde niet overschreden in het plangebied, waardoor sprake is van een akoestisch aanvaardbaar klimaat.
Conclusie
Uit het onderzoek volgt dat de met dit wijzigingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt voldaan aan de geldende normen uit de Wet geluidhinder. Wel is vanwege de geluidbelasting ten gevolge van de Rijksweg A4 een hogere waarde aangevraagd (zie bijlage 2). Aangezien sprake blijft van een goed akoestisch woon- en leefklimaat is er vanuit het oogpunt van geluid dan ook geen belemmering om het plan te realiseren.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.
Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Onderzoek
Ter plaatse van het plangebied worden 56 woningen gebouwd. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate, onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de A4. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Figuur 4.1 Luchtkwaliteit (2016) rond het plangebied (rode cirkel) (Bron: NSL-monitoringstool 2017)
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
Binnen het bestemmingsplan Meerburgpolder Noord 2014 is het plangebied en directe omgeving van het plangebied aangemerkt als een gebied voor functiemenging. Ten oosten van het plangebied is het autoservicebedrijf Van der Horst gevestigd. Ter plaatse van deze bedrijfsfunctie zijn volgens het geldende bestemmingsplan diverse functies mogelijk tot categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. In categorie B1 zijn bedrijfsactiviteiten direct naast of beneden woningen toegestaan. De activiteiten zijn zodanig weinig milieubelastend dat de eisen uit het Bouwbesluit toereikend zijn.
Daarnaast geldt voor een autoservicebedrijf een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. De afstand tot het plangebied bedraagt 50 meter. Ook aan de richtafstand voor een autoservicebedrijf in een rustige woonwijk wordt voldaan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Bestuurlijk kader externe veiligheid Holland Rijnland
In het Bestuurlijk kader heeft de Omgevingsdienst West-Holland haar uitgangspunten en werkafspraken vastgelegd. Hierin is een beslismodel opgenomen op basis van zonering van het groepsrisicodiagram (het fN-diagram, f= kans op calamiteit, N=aantal slachtoffers). Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de groepsrisicocurve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of de ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.
Onderzoek
Inrichtingen
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen. De ontwikkeling valt dan ook niet binnen een invloedsgebied van een risicovolle inrichting. Het wijzigingsplan maakt dergelijke inrichtingen ook niet mogelijk.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen vaarwegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de omgeving loopt de spoorlijn Leiden-Alphen aan den Rijn. Volgens de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen worden getoond, wordt dit spoor niet gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het plangebied ligt op een afstand van circa 100 meter van de A4. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl), waarop relevante risicobronnen zijn weergegeven, heeft deze weg een PR 10-6 contour van 0 meter. Het maatgevende invloedsgebied van het GR is 355 meter waar het plangebied binnen valt. Tevens ligt op circa 800 meter ten zuiden van het plangebied de N11 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied valt niet in het invloedsgebied van de N11.
In het vigerende bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' is een groepsrisicoberekening voor o.a. de A4 gemaakt waarin ook de beoogde ontwikkeling van dit wijzigingsplan is meegenomen. Uit dit onderzoek blijkt dat het GR onder de oriëntatiewaarde blijft. Bij het bestemmingsplan is ook een verantwoording gegeven van het GR dat volstaat voor dit wijzigingsplan.
Buisleidingen
Ten noorden van het plangebied op een afstand van 12 meter loopt de hogedrukaardgasleiding W-535-11. Deze leiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 16 inch. Hiervoor geldt een belemmeringenzone van vier meter aan weerszijden van de leiding. Het invloedsgebied van het GR is 170 meter waar het plangebied binnen valt. In het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' is een berekening gemaakt van het GR. In deze berekening is de beoogde ontwikkeling van dit wijzigingsplan meegenomen. Uit de berekening blijkt dat het GR ruimschoots voldoet aan de oriëntatiewaarde. Ook is een verantwoording gegeven van het GR. Hierdoor voldoet deze berekening en is aanvullend onderzoek, advies en verantwoording niet nodig.
In bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' is een verantwoordingsnotitie opgenomen en als verantwoording overgenomen. Hierin wordt onder andere aandacht besteed aan risicoreducerende maatregelen (zoals bron-, ruimtelijke en bouwkundige maatregelen, waarbij rekening is gehouden met de relevante rampscenario's), de rampenbestrijding door hulpdiensten, de bereikbaarheid van het gebied en de zelfredzaamheid van de aanwezige mensen. De gemeente vindt de betreffende ontwikkeling in het licht van externe veiligheid verantwoord. Dit wijzigingsplan valt onder deze verantwoording.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de hogedrukgasleidingen W-535-11 en de A4. In bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' is voor beide risicobronnen het GR berekend en een verantwoording voor het GR opgesteld. Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling blijft het GR onder de oriëntatiewaarde. Uit de verantwoordingsnotitie blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in of nabij het plangebied geen risicovolle activiteiten aanwezig die een belemmering vormen.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.
In de provincie Zuid-Holland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (figuur 4.2). Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied de Wilck, ligt op een afstand van circa 3 kilometer. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied betreft het Meijendel en Berkheide en is gelegen op circa 8 kilometer. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op een afstand van circa 730 meter (zie figuur 4.3).
Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden (Bron: AERIUS Calculator)
Figuur 4.3 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden en NNN (Bron: Geo-loket provincie Zuid-Holland)
Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Vanwege de geringe ontwikkeling en de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied de Wilck, genereert de bestemmingswijziging (en naar verwachting ook de beoogde ontsluitingsweg) qua stikstofdepositie eveneens geen problemen. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Gezien bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming 2017 en het beleid van de provincie, de uitvoering van het plan niet in de weg.
Soortenbescherming
Door Royal Haskoning DHV is een Natuurtoets (oktober 2017) uitgevoerd voor het plangebied (zie bijlage 3). Hieruit kwam naar voren dat de voorkomende beschermde soorten in of nabij het plangebied zijn:
Vleermuizen
Uit de natuurtoets volgt dat de woningen en garages/schuurtjes aan de Stadshouderlaan 6, 7a, 7b en 8 mogelijk vleermuisverblijven bevatten. Nader onderzoek is noodzakelijk om verblijfplaatsen uit te kunnen sluiten. Het kassencomplex en aanwezige groen is geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen en is niet geschikt als vliegroute.
Jaarrond beschermde vogelnesten
Daarnaast volgt uit het onderzoek dat het voorkomen van jaarrond beschermde nesten van de huismus en gierzwaluw op voorhand niet is uit te sluiten. Nader onderzoek naar de woningen en garages/schuurtjes met dakpannen aan de Stadhouderslaan 6, 7a, 7b en 8 was daarom noodzakelijk. Het aanwezige groen en het kassencomplex is geen essentieel onderdeel van het leefgebied van de huismus.
Broedvogels
Algemene vogels kunnen in de bomen broeden. Verstoring of vernietiging van nesten is mogelijk als er in het broedseizoen wordt gewerkt, dit zal voorkomen worden door maatregelen te treffen en/of alleen buiten het broedseizoen te werken.
Overig beschermde soorten
Voor de overige beschermde soortgroepen zijn overtredingen van verbodsbepalingen uitgesloten.
Voordat de woningen en bijbehorende schuurtjes/garage aan de Stadhouderlaan 6, 7a, 7b en 8 gesloopt konden worden moet een nader soortgericht onderzoek worden uitgevoerd. In figuur 4.3 zijn deze huizen weergegeven (rood omlijnd).
Het nader soortgericht onderzoek is in 2018 uitgevoerd door Adviesbureau Mertens, zie ook bijlage 4. Uit dit onderzoek volgt dat effecten op beschermde planten- en diersoorten kunnen worden uitgesloten. De beoogde ontwikkeling is dan ook niet in strijd met de Wet natuurbescherming. Het aspect ecologie vraagt daarmee niet om nadere aandacht.
Het kassencomplex en de houten schuur met plat dak ten westen van de kas en ook de woningen en bijbehorende schuurtjes zijn inmiddels reeds - buiten het broedseizoen - gesloopt. Het nog aanwezige groen kan buiten de broedtijd grotendeels worden gekapt en verwijderd.
Figuur 4.4 Woningen en schuurtjes/garage waar aanvullend soorten onderzoek nodig is (Bron: Natuurtoets Royal Haskoning DHV, oktober, 2017)
Conclusie
Het plan leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Ook kunnen significant negatieve effecten op beschermde soorten uitgesloten worden. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij een functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd en nader onderzoek asbest uitgevoerd voor het gehele plangebied (zie bijlage 5). Hieruit blijkt dat de toplaag op het terrein in lichte mate verontreinigd is met zware metalen, PAK, OCB en PCB. In de ondergrond en het grondwater zijn geen noemenswaardige verontreinigingen aangetoond. Echter was het in tijde van het uitgevoerde onderzoek niet mogelijk om in de kas nader onderzoek te doen naar specifiek het aspect asbest door sterke begroeiing en vallend glas.
Na de sloop van de kas is er een aanvullend verkennend onderzoek naar asbest uitgevoerd ter plaatse van de locatie van de voormalige kas (zie bijlage 7). Uit de geanalyseerde grondmengmonsters is naar voren gekomen dat er geen asbest aanwezig is in de bodem.
Voor het oostelijke deel van het plangebied is door Soilution B.V. een aanvullend verkennend bodemonderzoek asbest, met kenmerk 181186 d.d. 25 maart 2019, uitgevoerd (zie bijlage 8). Uit dit onderzoek blijkt dat er geen asbest aanwezig is in de bodem op een deel van het perceel B nummer 5464 gelegen aan de Stadhouderslaan te Zoeterwoude. De resultaten van het aanvullend verkennend onderzoek geven geen aanleiding voor nader onderzoek naar asbest.
Conclusie
Gelet op het voorgaande staat het aspect bodem de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.
Toetsingskader
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling en is reeds een watervergunning afgegeven.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Hierna wordt nader ingegaan op het lokale waterbeleid.
Waterschapsbeleid
Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
Keur en uitvoeringsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Sinds 1 juli 2015 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Er gelden minder regels voor burgers en bedrijven in Rijnland. Het aantal vergunningen en meldingen is ongeveer gehalveerd. Zo geeft Rijnland verantwoordelijkheid, flexibiliteit en vertrouwen waar dat kan, maar stelt het regels waar dat moet.
Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kunnen een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
De Keur en uitvoeringsregels zijn te vinden op: https://www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels.
Riolering en afkoppelen
Voor het plan is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
Onderzoek
Huidige situatie
De locatie werd voorheen gebruikt door een tuinbouwbedrijf. De bedrijfsvoering is inmiddels beëindigd, het kassencomplex is reeds gesloopt en op dit moment zijn alleen de woningen, schuren en garages nog aanwezig. Het plangebied is grotendeels verhard. Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Zoeterwoude ligt is de bodem en grondwatertrap van het plangebied niet gekarteerd. In de directe omgeving is er sprake van kalkrijke poldervaaggronden (zware zavel) en grondwatertrap Vb. Grondwatertrap Vb wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen de 0,25 meter en 0,40 meter beneden maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand 1,20 meter beneden het maaiveld ligt.
Waterkwantiteit
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn verschillende watergangen aanwezig zoals te zien in figuur 4.5. Ten zuiden van het plangebied loopt een primaire watergang. Binnen het plangebied zijn een aantal overige watergangen aanwezig. De beschermingszone van de primaire watergang is vijf meter en van de overige watergangen twee meter, dit voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie van de watergangen.
Figuur 4.5 Watergangen ten opzichte van het plangebied (rode cirkel) (Bron: Legger waterschap Rijnland)
Veiligheid en waterkeringen
In en rond het plangebied lopen twee regionale waterkeringen met een beschermingszone waar het plangebied binnen valt. Eén daarvan loopt door het plangebied heen. Voor ontwikkelingen binnen de beschermingszones en kern van de waterkeringen geldt een vergunningsplicht.
Figuur 4.6 Waterkeringen en beschermingszones ten opzichte van het plangebied (rode cirkel) (Bron: Legger waterschap Rijnland)
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Toekomstige situatie
In de beoogde situatie bevinden zich ter plaatse van het plangebied 56 woningen en 101 parkeerplaatsen. Rond het westelijk woningeiland worden er twee watergangen aangelegd en de overige wateren ter plaatse van de woningeilanden worden gedempt.
Waterkwantiteit
In de beoogde situatie worden de overige watergangen verplaatst zodat rond het westelijke deel van het plangebied omringd wordt door water dit resulteert in een toename in wateroppervlak. Het dempen en aanbrengen van de watergangen gebeurd in de beschermingsgebied van een regionale waterkering. Hiervoor is een watervergunning verleend. Bij het dempen en het aanleggen van de watergangen moet rekening gehouden worden met de voorschriften die gesteld zijn in de watervergunning.
Bij een toename verhard oppervlak van 500 m² of meer geldt een compensatie eis vanuit het Hoogheemraadschap. Voor het bestemmingsplan Meerburgerpolder Noord 2014 is reeds een waterplan opgesteld waar dit wijzigingsplan onderdeel van is. In dit waterplan zijn compensatie maatregelen opgenomen waarvoor reeds een watervergunning is verleend. Verdere watercompensatie is voor dit wijzigingsplan dan ook niet vereist.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen, zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
Voor het bouwen binnen de beschermingszone en de kernzone van een regionale waterkering is een vergunning nodig die de veiligheid waarborgt. Voor dit wijzigingsplan is de bouw in de kern- en beschermingszone alsmede een tijdelijke waterkering vergund. Bij het bouwen in de beschermingszone en de kernzone van de regionale waterkering moet rekening gehouden worden met de voorschriften die gesteld zijn in de watervergunning.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Voor de sloop van de bestaande gebouwen, de realisatie van de nieuwe woningen, het dempen en aanbrengen van watergangen binnen het beschermingsgebied en kernzone van de waterkering is een vergunning op basis van de Keur noodzakelijk. Deze vergunning is toegevoegd in bijlage 6. De vergunning heeft mede betrekking op de ontwikkeling die met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt. Verdere vergunningen op grond van de Keur zijn niet nodig.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Erfgoedwet
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe 'de verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Besluit ruimtelijke ordening
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Cultuurhistorische kaart van Zuid-Holland
De cultuurhistorische kaart van de provincie Zuid-Holland geeft een overzicht van cultuurhistorische kenmerken en waarden. Het is een overzicht op hoofdlijnen om onder andere te laten zien waar gebieden gelegen zijn met een archeologische verwachtingswaarde. In het plangebied zijn er geen terreinen van archeologische waarde gelegen (zie figuur 4.7). Echter ligt er wel ten noorden van het gebied resten van het klooster van Margaretha en ten zuidoosten van het plangebied de hoofdburcht van het voormalig kasteel Meerburg. Daarbij is sprake van een redelijk tot hoge trefkans op archeologische sporen.
Figuur 4.7 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart provincie Zuid-Holland
In 2012 heeft de gemeente Zoeterwoude in samenwerking met de toenmalige buurgemeente Rijnwoude archeologiebeleid opgesteld. Conform dit beleid kent het plangebied een 'Waarde archeologie 2'. Het beleid voor deze zone schrijft voor dat er bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm -Mv een archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. De omvang van de bodemingrepen overschrijdt deze grenzen en een archeologische onderbouwing met betrekking tot de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden is derhalve verplicht conform het vigerend gemeentelijk beleid.
Figuur 4.8 Gemeentelijke archeologische beleidskaart
Onderzoek en conclusie
Vanwege de verwachtingswaarde is er ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan Meerburgerpolder Noord 2014 een inventariserende archeologisch onderzoek uitgevoerd door RAAP (november 2003). Hieruit is een zoneringskaart naar voren gekomen met conclusies. Hieruit blijkt dat ter plaatse van het plangebied de werkzaamheden onder archeologische begeleiding moeten worden uitgevoerd, zie figuur 4.9. In overleg met het bevoegd gezag wordt afgestemd hoe hier invulling aan wordt gegeven. Naar verwachting staat dit de uitvoerbaarheid niet in de weg en levert het aspect cultuurhistorie en archeologie dan ook geen belemmeringen op voor de beoogde ontwikkeling.
Figuur 4.9 Archeologische advieskaart RAAP
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek
Zoals aangegeven in de paragraaf externe veiligheid ligt ten noorden van het plangebied een aardgasleiding met een veiligheidsstrook van 4 meter aan weerszijde van de leiding. In deze strook wordt dan ook niet gebouwd en wordt ruimte vrijgehouden voor onderhoud.
Verder zijn er binnen het plangebied en in de directe omgeving geen planologische relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 'een oppervlakte van 100 hectare of meer' of 'een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat' (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 56 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in voorgaande paragrafen zijn opgenomen volgt dat geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Het bevoegd gezag heeft een m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen, zie ook bijlage 10. Dit aspect staat het plan dan ook niet in de weg.
Zoals beschreven in de duurzaamheidsagenda en het daarbij behorende duurzaamheidsprogramma heeft de gemeente Zoeterwoude duurzaamheid hoog op de agenda staan en stimuleert de gemeente duurzame ontwikkelingen. Het is dan ook van belang om bij nieuwbouwplannen aandacht te besteden aan het aspect duurzaamheid. Denk hierbij aan energiezuinigheid en het gebruik van duurzame bouwmaterialen.
Stedenbouw
Het plan wordt in harmonie ontworpen met zijn natuurlijke omgeving, door aansluiting op bestaande schaal, groen, water, structuur, karakter en architectuur. Slimme oplossingen worden bedacht voor o.a. parkeren en blijvende openheid van het landschap (beperken van schuttingen e.d.), waarbij gestreefd wordt naar een goede verhouding tussen openbaar en uitgeefbaar.
Woonkwaliteit
Aandacht voor maatschappelijk, sociaal en veilig wonen, met logische aansluitingen tussen openbaar en privé. Er is een duidelijke hoofdstraat, als hart van de buurt, voor (langzaam) bestemmingsverkeer en voetgangers, waaraan alle woningen en erven herkenbaar zijn gelegen. De hoofdstraat biedt ruimte voor het rondje in en om de buurt en een avontuurlijke speelplek voor kinderen biedt speelgelegenheid. Bewoners kunnen hier prettig leven.
Woningniveau
De woningen zullen worden voorzien van zonnepanelen en worden gasloos. De exploitant zal zich inspannen om het gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen te verwerken, in de vorm van een EPC-norm van 10% beneden het niveau van het Bouwbesluit in het bouwplan. Gestreefd wordt naar een EPC van 0. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van een warmteterugwinningunits en luchtwarmtepompen. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde eisen inzake duurzaamheid.
Bij de technische uitwerking van het bouwplan zullen de te treffen maatregelen verder worden uitgewerkt ter voorbereiding op en als onderdeel van de omgevingsvergunningaanvraag.
Om de realisatie van woningen ter plaatse van het plangebied mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de in het moederplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In lijn met de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken wordt een wijzigingsplan opgesteld welke bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding. Wanneer dit wijzigingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het wijzigingsplan integraal deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' uit 2014.
Voorliggend wijzigingsplan is opgesteld conform de systematiek van het moederplan, met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012). In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd.
Dit wijzigingsplan maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' van de gemeente Zoeterwoude. Dit wijzigingsplan wijzigt het vigerende bestemmingsplan door het plangebied te voorzien van een nieuwe verbeelding met daarbij behorende regels. Als gevolg van het wijzigingsbesluit zijn de volgende artikelen uit het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' op het plangebied van toepassing:
Inleidende regels
In artikel 1 worden de regels van het bestemmingsplan 'Meerburgerpolder Noord 2014' van toepassing verklaard op het voorliggende wijzigingsplan en worden de wijzigingen ten opzichte van het plan aangegeven.
Bestemmingen
Artikel 2 Woongebied
De gronden zijn, conform de wijzigingsbevoegdheid, voorzien van de bestemming Woongebied waarbinnen de woningen, de bijbehorende tuinen/erven en de inrichting van het openbaar gebied worden toegestaan.
Door middel van bouwvlakken op de verbeelding is geregeld binnen welke grenzen bebouwing wordt toegestaan. Hoe de woningen binnen deze bouwvlakken worden gesitueerd, en in samenhang daarmee ook de bijbehorende tuinen/erven, is in het bestemmingsplan grotendeels vrij gelaten. De gemeente toetst initiatieven van ontwikkelaars op dat punt immers aan het Beeldkwaliteitplan.
Het aantal woningen is in de planregels gemaximeerd. De verdere regels per woning, bijvoorbeeld met betrekking tot het parkeren en de toegestane maten voor erfbebouwing, zijn afgestemd op het Beeldkwaliteitplan.
Daarnaast wordt voorzien in een regeling voor aan-huis-gebonden beroepen. Deze is afgestemd op de regeling van het moederplan.
Omdat archeologische vondsten niet geheel uitgesloten kunnen worden, is archeologische begeleiding geregeld voor een bouwwerk groter dan 100 m2 waarvoor grondwerkzaamheden (uitgezonderd heien) dieper dan 1,3 m nodig zijn.
Artikel 3 Waterstaat - Waterkering
De gronden waar een waterkering aanwezig is zijn voorzien van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Deze dient ter bescherming van de waterkering en staat bouwwerkzaamheden in de onderliggende bestemming uitsluitend toe voor zover hiermee het waterkeringsbelang niet wordt geschaad.
Slotregel
In de slotregel in artikel 4 is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het wijzigingsplan worden aangehaald.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen. Het voornemen is reeds in 2014 aangekondigd, doordat in het moederplan een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen. Hiermee is eenieder dan ook over de ontwikkeling geïnformeerd. Voorafgaand aan de terinzagelegging is in april 2018 door de initiatiefnemer reeds een informatiebijeenkomst georganiseerd, zodat (toekomstige) bewoners en omwonenden de gelegenheid hebben gekregen informatie in te winnen over de beoogde ontwikkeling. Het wijzigingsplan is conform het wettelijk vooroverleg aan de vooroverlegpartners toegezonden. Naar aanleiding daarvan zijn drie reacties binnengekomen van de Veiligheidsregio, het hoogheemraadschap en Rijkswaterstaat. De reacties zijn samengevat en voorzien van een reactie in een Nota vooroverlegreacties, zie bijlage 9. Geen van de reacties leidt tot aanpassing van het wijzigingsplan.
Zienswijze
Op de voorbereiding van een wijzigingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Het ontwerp-wijzingsplan heeft samen met de ontwerp-omgevingsvergunning vanaf 2 april tot en met 13 mei 2019 ter visie gelegen. Binnen deze termijn konden belanghebbenden schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen (conform artikel 3.9a Wro). Er zijn in deze periode twee reacties ontvangen:
Vaststelling
Het wijzigingsplan wordt vervolgens met in achtneming van de hiervoor beschreven wijzigingen vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Indien sprake is van een bouwplan en voor de goedkeuring van dit bouwplan een wijziging of afwijking van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is, is een gemeente verplicht om haar kosten op de initiatiefnemer en/of grondeigenaar te verhalen. Er moet een exploitatieplan worden vastgesteld ter verzekering van het verhaal van kosten. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn categorieën aangewezen waarbij deze verplichting van toepassing is. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan op basis van artikel 6.12 lid 2 onder a Wet ruimtelijke ordening worden afgezien als er op een andere wijze is voorzien in het verhaal van kosten.
Voor de onderhavige ontwikkeling worden de proceskosten, de ontwikkelingskosten en het risico op planschade gedragen door de initiatiefnemer. Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst afgesloten.
Er is om die reden geen aanleiding voor het opstellen van een exploitatieplan aangezien alle kosten op een andere wijze worden gedekt.