direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Noordelijke Bedrijventerreinen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00023-0004

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Ruimtelijk-functioneel plan Noordelijke Bedrijventerreinen (2009)

In het Ruimtelijk-functioneel plan1 zijn de kaders voor de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de Noordelijke Bedrijventerreinen geschetst. Op structuurniveau omvat het plan een drietal basisuitgangspunten die de kwaliteit, het gebruik en toekomstwaarde van de bedrijventerreinen moet doen versterken:

  • De Noordelijke Bedrijventerreinen blijven in hoofdzaak bedrijfsmatig gebruikte werkgebieden. Echter, ook andere dan de bedrijfsmatige functie hebben de laatste jaren op diverse locaties een plek gevonden. Teneinde de bedrijfsmatige functie zoveel mogelijk te behouden, blijven de Noordelijke Bedrijventerreinen in hoofdzaak bestemd als bedrijventerrein. De inrichting en ambities ten aanzien van het ruimtegebruik en de kwaliteit, maar ook verkeer en infrastructuur sluiten aan op dit uitgangspunt.
  • De Noordelijke Bedrijventerreinen gaan zich sterker naar buiten toe presenteren. Daar waar de terreinen eerder vooral naar binnen gekeerd waren, zullen de terreinen zich in de toekomst naar buiten toe presenteren. Aspecten zoals de presentatierichting, ambities voor uitstraling en ontwikkelmogelijkheden zijn in de visie afgestemd op dit uitgangspunt.
  • Duidelijker gescheiden gebruik van openbare en private ruimte. In de huidige situatie komen veel problemen voort uit het oneigenlijk gebruik van de openbare ruimte voor parkeren en opslag door private partijen. De visie is gebaseerd op het principe dat private gebruikers parkeren en opslag op eigen terrein realiseren en hiervoor geen gebruik maken van de openbare ruimte.

In het Ruimtelijk-functioneel plan is een aantal inrichtingsprincipes opgenomen. Deze zijn in een overzicht in bijlage 1 van de plantoelichting weergegeven.

De ruimtelijke-stedenbouwkundige visie uit het Ruimtelijk-functioneel plan wordt in voorliggend bestemmingsplan zeer beperkt juridisch-planologisch vertaald. Het bestemmingsplan is namelijk opgebouwd vanuit een beheersmatige aanpak (conserverend van aard) . Dit wil zeggen dat in dit plan voornamelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd zonder ontwikkelingen.

In paragraaf 4.1.1 wordt beschreven welke onderdelen uit het Ruimtelijk-functioneel plan zijn meegenomen in onderhavig bestemmingsplan.

2.4.2 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer, verwoordt een negental opgaven die in de periode tot 2030 moet worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00023-0004_0005.png"  
Afbeelding 5: Kaart uit de Stadsvisie 2030  

Voor het bestemmingsplangebied is met name opgave 4 'balans tussen economische structuur en arbeidsaanbod realiseren' van belang. Om deze opgave te realiseren dient onder meer de aard en omvang van de werkgelegenheid zo goed mogelijk afgestemd te zijn op de eigen beroepsbevolking. Het bestemmingsplan voorziet in behoud en versterking van de economische functies en activiteiten op de Noordelijke Bedrijventerreinen en draagt daarmee bij aan de realisatie van deze opgave.

2.4.3 Transformatiestudie kantoorlocaties en functiemenging op bedrijventerreinen (2008)

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Transformatiestudie kantoorlocaties en de studie Functiemenging op bedrijventerreinen vastgesteld. Uit de eerstgenoemde studie is gebleken dat er in de komende twintig jaar een aantal bestaande kantoorlocaties (met name in en rondom het centrum van Zoetermeer) in aanmerking kan komen voor transformatie naar een andere functie, zoals bijvoorbeeld een woonfunctie. Daarnaast is het een optie om op enkele nog te ontwikkelen kantoorlocaties toch voor een andere functie te kiezen. De daadwerkelijke mogelijkheden zullen afhangen van de financiële haalbaarheid, alsook de wensen en eisen die er op de verschillende locaties gelden op het gebied van lucht- en geluidskwaliteit.

De studie Functiemenging op bedrijventerreinen concludeert dat een woonfunctie op de bestaande bedrijventerreinen vaak moeilijk te realiseren is en ook niet wenselijk in verband met onder andere geluidhinder, stank- en verkeersoverlast. Binnen specifieke, kleine deelgebieden van de bestaande bedrijventerreinen kunnen daarentegen wel mogelijkheden ontstaan om gericht aantrekkelijke – en gewilde – bedrijfswoningen toe te voegen. De studie ziet verder een duidelijke kans in het verplaatsen van nu nog in of aan de rand van woonwijken gesitueerde bedrijven, zoals bijvoorbeeld autodealers, naar de bestaande bedrijventerreinen. Op die manier kunnen er enkele plekken vrijkomen die aantrekkelijk zijn voor een woonfunctie. Op de lange termijn (de komende twintig jaar) houdt de studie een volledige transformatie van één van de bestaande bedrijventerreinen naar een woonfunctie als optie open. De kans hierop is afhankelijk van de mogelijkheden om thans gevestigde bedrijven te verplaatsen naar nieuwe locaties elders in de stad.

Uitvoeringsplan Transformatie Kantoorlocaties Zoetermeer (2011)}
Het Uitvoeringsplan Transformatie Kantoorlocaties Zoetermeer volgt op de Transformatiestudie en is in maart 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Uitvoeringsplan voorziet in een aanpak om op een verantwoorde manier aan de slag te gaan met het uitvoeren van de transformatieopgave. Het benoemt de maatregelen en acties die nodig zijn om als gemeente transformaties binnen de stad te stimuleren, faciliteren en in de komende jaren daadwerkelijk de gewenste resultaten te kunnen boeken

In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe zelfstandige grootschalige kantoorontwikkelingen mogelijk gemaakt en worden, conform de provinciale Verordening, geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. Op dit moment bestaan er ook geen concrete plannen en/of initiatieven voor transformatie van bestaande delen van de bedrijventerreinen naar andere functies. Het bestemmingsplan, dat overwegend een conserverend karakter heeft, voorziet hierin ook niet.

2.4.4 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)

Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid wordt doorgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:

  • 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
  • 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
  • 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.

Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden. In het bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven positief bestemd.

2.4.5 Welstandsnota 2010

Op 25 maart 2010 is de nieuwe Welstandsnota Zoetermeer van kracht geworden. In de Welstandsnota staan de criteria waarop de Stadsbouwmeester zijn advies over bouwplannen baseert. Er worden drie beleidsniveaus onderscheiden, die aan een gebied kunnen worden toegekend, te weten; intensief, regulier en een luw welstandsbeleid. Deze drie niveaus geven de kwalitatieve ambities en de mate van vrijheid aan in het omgaan met de bestaande structuur en het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundig en architectonisch. Ze zijn vertaald in algemene criteria, die naar gelang het niveau hoger is, uitgebreider worden.

Voor de binnenterreinen van de bedrijventerreinen geldt een luw welstandsbeleid. Dat wil zeggen dat de basiskwaliteiten van het gebied uitgangspunt zijn. Verandering van structuur en bebouwingsbeeld is mogelijk.

Voor de randen van de bedrijventerreinen, langs de Zegwaartseweg, de Oostweg, de Australiëweg, de Bleiswijkseweg en de A12 geldt een intensief welstandsbeleid. Dit houdt in dat behoud of zelfs herstel van de structuur en het bebouwingsbeeld uitgangspunt is. Er worden hoge eisen gesteld aan het ontwerp en de relatie met de omgeving. Er dient te worden voortgebouwd op de oorspronkelijke context, dit kan traditioneel of vernieuwend, met gebruikmaking van nieuwe interpretaties.

2.4.6 Hoogbouwvisie (2004)

De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vraag waar in de stad hoogbouw -gebouw van 30 meter of hoger- mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een 'zoneringsplan' en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw -ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedebouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen.

Op kaart XV van de Hoogbouwvisie is het bedrijventerrein Zoeterhage aangeduid als 'suburbane zone: accent op laagbouw'. In dit gebied ligt het accent op laagbouw en is slechts in incidentele gevallen hoogbouw mogelijk als daar vanuit de plek aanleiding toe is ter ondersteuning van de stedenbouwkundige structuur. Hoogbouw zal altijd beoordeeld moeten worden in relatie tot de opbouw van de omgeving. De bedrijventerreinen Hoornerhage en Rokkehage zij op dezelfde aangeduid als 'stedelijke kernzone: hoogbouw mogelijk'. Dit gebied leent zich voor een intensief gebruik van de ruimte met vernieuwende stedelijke programma's. Dit maakt toepassing van hoogbouw in deze dynamische zone zeer wel mogelijk en zelfs wenselijk. De Zegwaartseweg is aangeduid als 'oude lintstructuren: hoogbouw niet wenselijk'. Deze historische structuur is kenmerkend voor de ontwikkeling en beeldbepalend voor de stad. In deze kleinschalige en kwetsbare omgeving is hoogbouw niet wenselijk.

Op kaart XVI zijn de Australiëweg en een deel van de Oostweg aangeduid als secundaire assen waarvoor een maximale bouwhoogte geldt van 60 meter. Daarnaast is de kruising van deze twee wegen aangeduid als secundair knooppunt waardoor een bouwhoogte van maximaal 90 meter is toegestaan. De zone langs de A12 is aangeduid als primaire as waarvoor een maximale bouwhoogte van 90 meter geldt.

In paragraaf 4.2.3 wordt nader ingegaan op de uitgangspunten die binnen onderhavig bestemmingsplann gehanteerd worden met betrekking tot de bouw- en goothoogten.

2.4.7 Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.

Een ander aandachtspunt uit het Waterplan is de waterkwaliteit. De kaderrichtlijn water (KRW) voorziet in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.

Voor onder andere de stedelijke wateren als singels en vijvers zijn specifieke streefbeelden geformuleerd. Het streefpeil ligt op - 5,90 meter NAP en de waterdiepte bij voorkeur circa 1,3 meter. Daarnaast gelden geringe peilfluctuaties en voldoende doorstroming.

Naast beleidskaders is er geldende regelgeving van toepassing op het bestaande watersysteem. In de leggers van de Hoogheemraadschappen van Rijnland en Schieland en de Krimpenerwaard zijn oppervlaktewateren en waterstaatkundige werken (boezemkeringen, dijken) opgenomen. Op deze oppervlaktewateren en waterstaatswerken is de Keur van de Hoogheemraadschappen van toepassing.

In paragraaf 5.4 van de plantoelichting wordt nader ingegaan op de wijze waarop binnen het bestemmingsplan rekening is gehouden met de waterhuishouding

2.4.8 Rapportage 'De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer' (2003)

In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. In deze gebieden is het zonder vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden verboden om :

  • graafwerk te verrichten op een diepte van meer dan 0,50 meter onder het maaiveld;
  • aanwezige (delen van) fundamenten of andere, met de archeologische structuren verband houdende zaken af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
  • met een metaaldetector te zoeken tussen 0 en 0,50 meter onder het maaiveld.

De rapportage omvat een kaart met in totaal 14 archeologische waardevolle gebieden. In het bestemmingsplangebied ligt één beschermd arceheologisch waardevol gebied: de Zegwaartseweg. In paragraaf 3.2 van de plantoelichting wordt hierop nader ingegaan.

2.4.9 Gemeentelijke Erfgoedverordening (2010)

In de gemeentelijke Erfgoedverordening, vastgesteld op 15 november 2010 en gewijzigd op 23 april 2012, is een verbod opgenomen om een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen. Voorts is het verboden om zonder vergunning van het bevoegd gezag een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen alsmede te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van het monument, zoals het verrichten van bouwhistorisch of ander onderzoek. De rijksmonumenten vallen onder het regime van de Monumentenwet. De gemeente verleent de vergunningen voor rijksmonumenten.

In het plangebied zijn verschillende panden aangewezen als gemeentelijk monument (zie paragraaf 3.2.2).

2.4.10 Stadsnatuurplan (1999)

Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur. Eén van de manieren om dit te bereiken is het beter afstemmen van het beheer op de lokale variatie in bodem, water en reliëf en het betrekken van de bewoners bij hun directe leefomgeving.Hiertoe is onderscheid gemaakt in elf natuurtypen.

In of nabij het plangebied komen natuurtypen voor langs de oude en de nieuwe linten. De Zegwaarsteweg en de Bleiswijkseweg hebben als gewenst natuurtype water. De Australiëweg en de Oostweg hebben als gewenst natuurtype hooi- en weiland. In de overige gedeelten van het plangebied wordt ingezet op natuur in de wijk. Mogelijkheden hiervoor zijn bijvoorbeeld de buitenruimte natuurlijker inrichten, verharding vervangen door halfverharding of gevelbegroeiing.

2.4.11 Milieubeleidsplan (2005)

Het gemeentelijk Milieubeleidsplan heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Hiertoe moeten aspecten van duurzaamheid een volwaardige afwegingsfactor zijn bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst toe is om deze kwaliteiten te behouden en waar mogelijk verder uit te bouwen.

2.4.12 Programma Duurzaam Zoetermeer (2011)

De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer (uitvoeringsprogramma 2012-2016) zijn maatregelen opgenomen om Zoetermeer te verduurzamen. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. Zoetermeer zal een groene, schone en milieuvriendelijke stad moeten zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer. De doelstellingen voor 2030 zijn:

  • een gezond leefmilieu in Zoetermeer: in 2030 komt langs de hoofdwegen geen ernstige geluidhinder voor (< 65 dB(A)), zijn de woonwijken rustig (<55 dB(A)) en is de luchtkwaliteit 20% beter dan de huidige EU norm;
  • Zoetermeer is in 2030 CO2-neutraal;
  • een natuurlijk Zoetermeer: in 2030 is Zoetermeer nog steeds een gemeente met ruimte voor veel in het wild levende plant- en diersoorten.  Het beleid is erop gericht dat het aantal bijzondere soorten minimaal gelijk is gebleven aan dat van 2007; 
  • een innovatief Zoetermeer: stimuleren van innovaties die kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.
2.4.13 Nota Duurzaam Bouwen (2009)

De Nota Duurzaam Bouwen besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie moet uitwerken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd.

2.4.14 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)

De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2025. Vanuit een realistische aanpak, voortbouwend op en optimaal gebruik makend van de kwaliteiten van Zoetermeer is een uitvoeringsprogramma opgesteld.

In het plangebied zijn alle infrastructurele projecten die voortvloeien uit de Nota Mobiliteit Zoetermeer gerealiseerd. In paragraaf 4.1.1 wordt hierop nader ingegaan.

2.4.15 Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer (2012)

De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid.  Als basis voor het parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd op welke wijze wordt omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers. 

In paragraaf 4.2.5 wordt nader ingegaan op de uitgangspunten ten aanzien van het parkeren binnen het bestemmingsplangebied.

2.4.16 Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels (2012)

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels vastgesteld. In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren. De parkeernormen zijn gelieerd aan de bouwverordening. Bij de toetsing van bouwplannen dient altijd getoetst te worden aan de bouwverordening en daarmee aan de parkeernormen.

2.4.17 Fietsplan (1998)

Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van het fietsnetwerk in Zoetermeer en de nieuwe plannen die voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. Het Fietsplan beoogd daarmee het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden.

De voorstellen en maatregelen uit het Fietsplan zijn inmiddels grotendeels geïmplementeerd, soms in aangepaste vorm. In het bestemmingsplan blijven de bestaande fietsroutes onveranderd. Wel is het kruispunt Fokkerstraat - Bleiswijkseweg - Binnenweg in 2011 veiliger en fietsvriendelijker ingericht.

2.4.18 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010

Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de detailhandel gezond te houden. Op grond van de Structuurvisie Detailhandel worden buiten winkelcentra alleen bepaalde vormen van perifere detailhandel wenselijk geacht. Het betreft de volgende vormen van detailhandel:

  • volumineuze of brand- en explosiegevaarlijke detailhandel die niet inpasbaar is in centrumgebieden (zoals: vuurwerk en brandstoffen, auto's, boten, caravans, machines, keukens en sanitair, bouwmaterialen, tuincentra (waaronder detailhandel in dieren, dierbenodigdheden en - voeding), bouwmarkten en meubelbedrijven met in ondergeschikte mate woninginrichtingartikelen, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten);
  • in omzet en oppervlak ondergeschikte detailhandel binnen een bedrijf waarvan de hoofdfunctie niet valt onder detailhandel. Het assortiment houdt verband met de hoofdfunctie.
  • bedrijventerrein- en verkeersknoop-ondersteunende detailhandel, zoals een kleinschalige winkel in dagelijkse goederen bij een station.

Deze vormen van detailhandel mogen gevestigd worden op de Noordelijke Bedrijventerreinen .

2.4.19 Horecanota (2004-2008)

De Horecanota dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat alle voor de horeca relevante aspecten, zoals regelgeving, vergunningen, handhaving, ontwikkelingsvisie en organisatie.

In de Horecanota is in een 'vlekkenplan' aangegeven waar in Zoetermeer de verschillende type horeca zich wel, en waar ze zich niet, kunnen vestigen. Op kaart 2 van de nota is de zone aan weerszijden van de Australiëweg aangegeven als Leisure-as. In deze zone is het beleid met name gericht op het mogelijk maken van leisure-voorzieningen, waarbij de horeca een ondersteunende functie heeft. Langs de Australiëweg is de vestiging van alle typen horeca (inclusief nachthoreca) mogelijk. Dit laatste geldt ook voor bedrijventerreinen.

In paragraaf 4.2.6 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan biedt voor horecadoeleinden.

2.4.20 Beleidskader Leisure

Eén van de speerpunten om de doelstellingen van de Toekomstvisie 'Zoetermeer, steeds ondernemend' te bereiken is leisure. Onder leisure wordt verstaan: alle openbaar toegankelijke vrijetijdsvoorzieningen en -activiteiten, zowel overdekt als in de openlucht. Dit kunnen grootschalige maar ook kleinschalige voorzieningen zijn. Het beleidskader Leisure geeft de hoofdrichting aan voor het Leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht. Kort samengevat komt dit neer op: welke locaties zijn kansrijk, welke voorzieningen en evenementen komen daar tot hun recht en hoe denken we een en ander te kunnen bereiken.

In het beleidskader is de zogenoemde Leisura-as één van de hoofdgebieden. Deze as loopt van de westkant van de stad via de Amerikaweg, Europaweg en Australiëweg naar oostkant van Zoetermeer en is op regionaal niveau een drager voor recreatieve en toeristische voorzieningen en functies. Een deel van de Leisure-as ligt in het plangebied. Het gaat daarbij om een zone ingeklemd tussen de Australiëweg en de Edisonstraat. Op dit moment zijn er voor die zone geen leisure-ontwikkelingen die voldoende concreet zijn en maatschappelijke dan wel financieel uitvoerbaar zijn. Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan wordt de huidige bestemming in die zone gehandhaafd.

2.4.21 Hotelnota 2001-2002

De Hotelnota Zoetermeer geeft een integrale visie op de gewenste hotelsituatie in Zoetermeer. Onderzoek toont aan dat er in Zoetermeer behoefte is aan een forse uitbreiding van het aantal hotelkamers. De Hotelnota geeft aan hoe die uitbreiding er kwalitatief en kwantitatief uit moet zien en hoe dit het best in planning kan worden gezet. Alhoewel het plangebied geschikt is als hotellocatie worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe hotels mogelijk gemaakt. Aan de Zegwaartseweg 31/31b bevindt zich een bestaand horecabedrijf met een gecombineerde restaurant- en hotelfunctie. De hotelfunctie is in dit bestemmingsplan positief bestemd.

2.4.22 Woonvisie (2009)

De in maart 2009 vastgestelde Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen. De Woonvisie omvat een aantal richtinggevende keuzen voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Zo wordt onder meer de kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen gesteld, en wordt een accent gelegd op het zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten. Bovendien zal op plekken waar in de toekomst nog woningbouw gaat of kan plaatsvinden, de behoefte van de wijken en buurten in eerste instantie leidend zijn bij het invullen van het woonprogramma.

Het bestemmingsplangebied is, met uitzondering van de percelen grenzend aan weerszijden van de Zegwaartseweg, in de provinciale Verordening Ruimte aangeduid als bedrijventerrein. In de gebieden met deze aanduiding worden conform het provinciaal beleid binnen onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe bedrijfswoningen toegestaan. In de paragraaf 4.2.4 wordt hierop nader ingegaan.

2.4.23 Visie Openbare Ruimte (2008)

De Visie Openbare Ruimte 2008 (VOR) omvat de belangrijke uitgangspunten voor de openbare ruimte in Zoetermeer. In de VOR zijn de doelstellingen voor de openbare ruimte afgestemd met andere beleidsterreinen en relevante beleidsnota's (waaronder de Stadsvisie 2030, Stadsnatuurplan). De VOR stelt als doel een vitale, veilige, plezierige, (be)leefbare, duurzame ingerichte en goed beheerbare openbare ruimte voor iedereen die er gebruik van maakt.