direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Zorghart
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0637.BP00013-0004

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030 is op 15 december 2008 vastgesteld door de gemeenteraad en verwoordt de opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven. In de Stadsvisie wordt gestreefd naar het realiseren van een levensloopbestendige woonomgeving. Daarnaast biedt 't Lange Land Ziekenhuis bovenlokale zorgvoorzieningen. In de Stadsvisie is aangegeven dat het ziekenhuis zal uitbreiden om zijn taak ook in de toekomst (met het oog op de vergrijzing en daarmee samenhangende toename van de behoefte aan zorg) goed te kunnen vervullen. Het ziekenhuis heeft door de paragraaf 1.3 van deze plantoelichting genoemde omstandigheden zijn plannen moeten bijstellen door af te zien van een uitbreiding van het ziekenhuis. Alhoewel de fysieke uitbreiding niet doorgaat, hecht de gemeente groot belang aan een goed functionerend ziekenhuis, opdat het ziekenhuis in staat is haar taak op een goede wijze in te vullen.

2.4.2 Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer, het indertijd nog bestaande waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is.

Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet er meer ruimte voor water worden gecreëerd. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding, regenwateropvang op gebouw- of buurtniveau of het realiseren van vegetatiedaken.

In het Waterplan Zoetermeer is tevens aangegeven dat er gestreefd wordt naar een hoge belevingswaarde van het water. Hiermee wordt bedoeld dat water er aantrekkelijk uitziet, goed zichtbaar is, niet stinkt en past in de stedelijke omgeving. Water biedt aantrekkelijke recreatiemogelijkheden en zorgt voor afwisseling in het landschap. Door variatie van de oevers kan de belevingswaarde van het water vergroot worden.

Een ander aandachtspunt uit het waterplan is de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.

Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden.

In paragraaf 5.7 zijn de gevolgen van dit plan voor de waterhuishouding in beeld gebracht.

2.4.3 Duurzaam Zoetermeer (2007)

De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer zijn afspraken opgenomen om Zoetermeer in de toekomst leefbaar te houden. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. De basis voor het programma Duurzaam Zoetermeer ligt in het collegeprogramma 2006-2010. Daarin staat dat Zoetermeer een groene, schone en milieuvriendelijke stad moet zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer.

De mogelijkheden die in dit bestemmingsplan zijn voorzien zijn niet in strijd met de doelstellingen van het programma Duurzaam Zoetermeer.

2.4.4 Milieubeleidsplan (2005)

Het gemeentelijk Milieubeleidsplan, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2005, heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders worden gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst is om deze kwaliteiten te behouden en verder uit te bouwen. Dit geldt met name bij het behalen van de ambities in het masterplan Zoetermeer, het handhaven van een inwoneraantal van 130.000 en 70.000 arbeidsplaatsen met bijbehorende voorzieningen.

Dit bestemmingsplan voorziet in geen ontwikkelingen die in strijd zijn met het Milieubeleidsplan.

2.4.5 Nota Duurzaam Bouwen (2009)

De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad op 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie moet uitwerken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor zes locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpe ambities gelden op energiebeleid. Geen van de genoemde locaties ligt in het plangebied.

2.4.6 De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer (2003)

In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. Op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer is het verboden om in een archeologisch monument de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.

Het plangebied ligt niet in één van de gebieden die in deze rapportage zijn aangewezen als archeologisch waardevolle gebieden. In paragraaf 3.1 van de plantoelichting zal nader ingegaan worden op de historische ontwikkeling van het gebied en de archeologische waarden van het gebied.

2.4.7 Welstandsnota (2010)

Op 25 maart 2009 is de Welstandsnota Zoetermeer van kracht geworden. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid.

Voor het plangebied geldt een regulier welstandsbeleid.

2.4.8 Stadsnatuurplan (1999)

Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. De centrale vraag die met het Stadsnatuurplan wordt beantwoord is: hoe wil de gemeente omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe zou het nog beter kunnen? Er is een onderscheid gemaakt in drie niveaus met een eigen ambitieniveau: regio, stad en wijk.

In het plangebied is geen natuur op regioniveau aanwezig. De groenstrook aan de westzijde langs de Aziëweg en de groenstrook gelegen tussen de Toneellaan en de RandstadRail zijn aangeduid als natuur op stadsniveau, als zijnde natuur van ruigte en struweel. Als benodigde ingrepen worden genoemd het versterken van het aaneengesloten karakter van ruigte en struweel. Gebieden met natuur op stadsniveau zijn wisselend van vorm en omvang, bijvoorbeeld grote en kleine parken, spoorlijnen en stadswegen. In deze gebieden is natuur niet de hoofdfunctie. De ambities zijn minder hoog dan voor natuur van de regio. Doel is om droge natuur met veel soorten te creëren door de bestaande leefgebieden te handhaven en te versterken, door de samenhang tussen de leefgebieden veilig te stellen en door lokale variatie in bodem, water en reliëf te benutten voor de natuur. Op zowel stads- als wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.

In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien in de hiervoor genoemde groenstroken. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de doelstellingen uit het Stadsnatuurplan.

2.4.9 Duurzaam Veilig (1998)

De gemeente Zoetermeer heeft aangegeven haar wegennet te willen inrichten volgens de uitgangspunten en uitwerkingsprincipes van Duurzaam Veilig. Dit komt onder meer tot uiting in de nota Duurzaam Veilig 1e fase (1998). In het kader van Duurzaam Veilig wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies van wegen: stroomwegen, drukke gebiedsontsluitingswegen, stille gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

Aangenomen wordt dat het streven naar een duurzaam veilig verkeerssysteem in Zoetermeer leidt tot:

  • a. meer vrijliggende fietspaden: langs wegen met een stroomfunctie en langs drukke gebiedsontsluitingswegen;
  • b. meer afzonderlijke rijstroken, visueel herkenbaar (kleur deklaag, belijning);
  • c. meer (bijkomende) verkeersvoorzieningen: vooral bij kruisingen en nabij oversteekvoorzieningen moeten aanvullende verkeersvoorzieningen, waaronder snelheidsremmende maatregelen, bebording, belijningen, verkeersregelinstallaties, tot veiligere situaties leiden.

De extra voorzieningen die vanuit dit verkeersveiligheidsbeleid voortvloeien betekenen in algemene zin een verhoging van de beheerlast en een afname van groen. Hoe hoog dit zal zijn hangt af van de mate waarin de voorgestelde aanpassingen doorgang vinden.

In dit bestemmingsplan wordt voorzien in het verbeteren van de het kruispunt Toneellaan, Brechtzijde en Zijdewerf door de aanleg van een rotonde.

2.4.10 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)

De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid en geeft een doorkijk naar 2025. Elk jaar wordt in het kader van de Nota Mobiliteit een uitvoeringslijst met urgente verkeersmaatregelen vastgesteld welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de Nota Mobiliteit te kunnen bereiken. Modelonderzoek naar de situatie in 2011 laat zien dat er sprake is van een hoge verkeersdruk op het hoofdwegenstelsel en de aansluitingen op de A12. De huidige ringstructuur rust zwaar op maatregelen die het verkeer op bepaalde plekken vasthouden om het verkeer op de ring zelf te laten doorstromen, of verkeer snel van de ring te laten afvloeien.

De intentie van deze nota is het leveren van een substantiële bijdrage aan de bereikbaarheid van Zoetermeer. Een belangrijk onderdeel van de studie is het onderzoeken en aanbrengen van relaties tussen huidige, vastgestelde en potentiële uitbreidingslocaties voor voorzieningen, kantoren en wonen en de effecten daarvan op de interne en externe bereikbaarheid, verkeersroutes en de gevolgen die een aantal verkeersbeperkende maatregelen zal hebben op deze routes. Bovengenoemde aspecten worden in onderlinge samenhang bezien en zijn gerelateerd aan de Stadsvisie 2030.

In dit bestemmingsplan wordt voorzien in de aanleg van een rotonde op het kruispunt Toneellaan-Brechtzijde-Zijdewerf. Dit moet de verkeersveiligheid met name voor fietsers (schoolgaande jeugd) bevorderen. Deze rotonde is voorzien in het uitvoeringsprogramma van de Nota Mobiliteit.

2.4.11 Fietsplan (1998)

Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van het fietsnetwerk in Zoetermeer en welke nieuwe plannen voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. In het Fietsplan is het fietsnetwerk onderverdeeld in drie functies: hoofdnet, verbindend net en ontsluitend net. In het plangebied maakt het fietspad langs de Aziëweg onderdeel uit van het hoofdfietsnet en is tevens onderdeel van het regionale fietsroutenet. De fietspaden langs de Toneellaan en de Brechtzijde maken onderdeel uit van het verbindend netwerk (zie ook paragraaf 3.3.2 'Fietsverkeer').

2.4.12 Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties (2008)

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot verkeer en vervoer staat beschreven in de “Nota Mobiliteit Zoetermeer”. Mede op basis van deze nota over mobiliteit kan een aantal algemene randvoorwaarden en uitgangspunten voor verkeersregelinstalllaties en kruispunten gedefinieerd worden. In de Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties 2008 zijn deze standaard verkeerskundige bepalingen en randvoorwaarden vastgelegd.

Indien het verkeer op een kruispunt geregeld moet worden, is het uitgangspunt dat, daar waar mogelijk, voor een rotonde wordt gekozen. Hierop zijn uitzonderingen van toepassing. De belangrijkste zijn:

  • terughoudend omgaan met toepassen van een meerstrooksrotonde bij kruisend langzaam verkeer. Met twee stroken oprijden is mogelijk; met twee stroken afrijden is niet acceptabel. Geen rotondes (zonder VRI) op de hoofdwegen (H-structuur), behoudens mogelijk op “uitlopers”;
  • op hoofdwegen (H-structuur) geldt doorstroming als belangrijk uitgangspunt en daarom worden op deze wegen bij voorkeur geen rotondes gerealiseerd. Bij rotondes is het namelijk niet mogelijk om op de gewenste doorstroming te sturen (meer groen, koppeling, groene golf) en kunnen openbaar vervoer en hulpdiensten niet met prioriteit worden afgewikkeld.

In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die in strijd zijn met deze uitgangspunten.

2.4.13 Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer (2012)

In voorbereiding is de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer. Deze zal naar verwachting in het tweede kwartaal van 2012 worden vastgesteld door de gemeenteraad. Deze notitie geeft uitwerking aan het parkeerbeleid.  Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers. 

2.4.14 Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels (2012)

In voorbereiding is de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels. Naar verwachting zal deze nota in het tweede kwartaal van 2012 worden vastgesteld door de gemeenteraad. In deze nota zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.

Ook voor de zorgvoorzieningen in het Zorghartgebied geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn. Het bestemmingsplan maakt dit ook mogelijk.

2.4.15 Nota lokaal gezondheidsbeleid (2001)

De gemeente heeft op het gebied van gezondheid verantwoordelijkheid voor het preventiebeleid, het facetbeleid en het zorgbeleid. Het preventiebeleid richt zich op het voorkomen van ziekten door het wegnemen van risico's en het bevorderen van gezond gedrag, alsmede de vroege opsporing en het beperken van de gevolgen van ziekten. Het facetbeleid is gericht op een actieve inbreng van gezondheidsaspecten in de bestuurlijke beslissingen op andere gebieden dan volksgezondheid, bijvoorbeeld milieu. Het zorgbeleid richt zich op het bevorderen van een hoog kwalitatief niveau van voorzieningen en het zo goed mogelijk afstemmen van de voorzieningen op de zorgvraag.

Nu het uitbreidingsplan van het ziekenhuis niet doorgaat, wil niet zeggen dat het niet mogelijk is goede kwalitatieve zorg te bieden. De bebouwingsmogelijkheden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen voor het ziekenhuis, bieden voldoende mogelijkheden voor het ziekenhuis om de voorzieningen af te stemmen op de zorgvraag.

2.4.16 Vervolgnota Lokaal Gezondheidsbeleid 2005-2006 Zoetermeer (2005)

In de Vervolgnota Lokaal Gezondheidsbeleid worden de beleidsvoornemens van 2001-2004 geëvalueerd en worden speerpunten benoemd voor de periode 2005-2006. Zoetermeer was met de nota Lokaal Gezondheidsbeleid één van de voorlopers van het uitbrengen van een gemeentelijke nota lokaal gezondheidsbeleid. De reden om geen nieuwe nota voor een periode van 4 jaar op te stellen is de komst van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2006 en de gevolgen hiervan voor het lokaal gezondheidsbeleid.

De regionale GGD heeft een belangrijke rol bij de uitvoering van de wettelijke taken. De GGD is bij uitstek de organisatie voor het bevorderen, beschermen en bewaken van de gezondheid van de inwoners van een gemeente. De GGD signaleert gezondheidsbedreigingen, adviseert de gemeente over gezondheidsbeleid, voert taken uit zoals de jeugdgezondheidszorg, de infectieziektebestrijding, de technische hygiënezorg, preventieprogramma's en stimuleert namens de gemeente andere organisaties zoals scholen om een bijdrage te leveren aan het bevorderen van de volksgezondheid.

De afgelopen jaren heeft het verpleeghuis Vivaldi ervoor gezorgd dat er anno 2004 geen wachtlijsten meer zijn voor verpleeghuisbedden en verzorgingshuisplaatsen. Een ziekenhuis met alle basisfuncties is voor de inwoners van de gemeente Zoetermeer van groot belang.

De gemeente ondersteunt de zorginstellingen bij hun plannen om zich in de (nieuwe) wijken te vestigen en het ketengericht werken te versterken.

2.4.17 Visie Openbare Ruimte (2008)

De Visie Openbare Ruimte 2008 is vastgesteld voor de middellange termijn en verwoordt alle belangrijke uitgangspunten voor de openbare ruimte in Zoetermeer. In de VOR zijn de doelstellingen voor de openbare ruimte afgestemd met andere beleidsterreinen en relevante beleidsnota's (waaronder de Stadsvisie, Stadsnatuurplan). De VOR stelt als doel een vitale, veilige, plezierige, (be)leefbare, duurzame ingerichte en goed beheerbare openbare ruimte voor iedereen die er gebruik van maakt.