direct naar inhoud van Regels
Plan: Hotel en Residence Oranje c.a.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPZWhvoranje-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hotel en Residence Oranje c.a. als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0575.BPZWhvoranje-VA01 van de gemeente Noordwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-verbonden beroep en bedrijf

een beroep of bedrijf, dat door de bewoner in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bed & breakfast

een voorziening gericht op het - binnen een woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan maximaal 4 personen.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.18 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 congresfaciliteiten

faciliteiten gericht op het houden van congressen, conferenties, symposia en andere grote bijeenkomsten.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.23 evenement

een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak, waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende categorieën:

  • a. Kleine evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is 500 of minder bedraagt;
  • b. Middelgrote evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is tussen de 500 en 5.000 bedraagt;
  • c. Grote evenementen: evenement waarvan het (verwacht) aantal bezoekers dat tegelijkertijd op één evenementenlocatie aanwezig is 5.000 of meer bedraagt.
1.24 follie

een bouwwerk bedoeld ter verfraaiing, als blikvanger of oriëntatiepunt, niet noodzakelijkerwijs functioneel van aard.

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 horeca

een bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse te laten nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie waarbij de volgende specifieke vormen van horeca worden onderscheiden:

  • a. categorie 1 daghoreca: een bedrijf dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak en dranken met uitzondering van alcoholische dranken;
  • b. categorie 2 restaurant/cafetaria: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • c. categorie 3 café/bar: een zelfstandig(e), niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;
  • d. categorie 4 bar-dancing of dancing (discotheek): een zelfstandig(e), niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomend bedrijf waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij gelegenheid wordt geboden tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de grenzen van de lokaliteit voltrekt;
  • e. categorie 5 zaalaccommodatie: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het bieden van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • f. categorie 6 hotel: een bedrijf, waarvan de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het verstrekken van nachtverblijf en eventueel het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken en het leveren van goederen en diensten daaraan ondergeschikt is.
1.27 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 kantoor

een ruimte welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.

1.29 kolom

een verticale bouwkundige (ondersteunings)constructie met een ronde dwarsdoorsnede, die kan bestaan uit basis (voet), schacht (middendeel) en kapiteel (kopstuk).

1.30 kunstwerk

een bouwconstructie in op of over een weg, spoorlijn of watergang, waaronder begrepen zijn viaducten, bruggen, tunnels alsmede hiermee vergelijkbare bouwwerken; vliesconstructies en duikers daaronder niet begrepen.

1.31 luchtbrug

een brugverbinding tussen gebouwen en/of delen van gebouwen.

1.32 NAP

het genormaliseerde Amsterdams peil ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.33 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.34 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.35 ondergronds bouwwerk

elk bouwwerk beneden maaiveld.

1.36 overbouwing

een bouwwerk, of een deel van een bouwwerk dat in overwegende mate geen of nagenoeg geen steun vindt op het maaiveld, met als doel de functie van het maaiveld door te zetten, cq. met elkaar te verbinden.

1.37 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder niet wordt begrepen een carport.

1.38 peil
  • a. voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1': 10,28 + NAP;
  • b. voor gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 2': 7,20 + NAP;
  • c. voor de overige gebouwen: de gemiddelde hoogte van de kruin van de weg;
  • d. voor overige bouwwerken: de gemiddelde hoogte van omliggend afgewerkt maaiveld.
1.39 straatmeubilair

Onder straatmeubilair wordt in dit bestemmingsplan verstaan:

  • a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • b. telefooncellen, abri's, voorwerpen van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • d. afvalinzamelsystemen.
1.40 verblijfsruimte

een in een gebouw gelegen ruimte voor het verblijf van personen, zoals hotel-, woon-, en slaapkamers.

1.41 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 eigen bouwhoogte

vanaf de onderzijde tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels, de scheidingsvloeren en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 verticale bouwdiepte van een bouwwerk

het laagste punt van het bouwwerk, met inbegrip van de fundering van een bouwwerk en met uitzondering van ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk en heipalen, gemeten in NAP-hoogte.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 3

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca-activiteiten van categorie 2 en 3 uitsluitend op de begane grond, waarbij facilitaire functies, zoals garderobe, toiletten en keukens tevens op de verdiepingen of in de kelder zijn toegestaan;
  • b. horeca-activiteiten van categorie 5;
  • c. horeca-activiteiten van categorie 6;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – residence', tevens wonen op de verdiepingen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens wonen op de begane grond;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - binnentuin', uitsluitend een (overdekte) binnentuin ten behoeve van de hotel- en congresexploitatie;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - domein', kleine gebouwen, zoals kiosken, paviljoens en follies;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - verbinding', tevens voor luchtbruggen en ondergrondse verbindingen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer – op- afrit uitgesloten' is een op- en/of afrit vanaf de openbare weg naar het eigen terrein of vice versa niet toegestaan;
  • j. een bij de bestemming behorende ondergrondse parkeergarage, die tevens gebruikt mag worden t.b.v openbaar gebruik;
  • k. laad- en losfaciliteiten;
  • l. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder groen, water, erven, wegen, tuinen en paden;
  • m. geluidwerende voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn buiten het bouwvlak ondergrondse gebouwen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' en ondergrondse verbindingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - verbinding';
  • c. ondergrondse gebouwen dienen volledig ondergronds te liggen en zijn toegestaan tot maximaal 2 bouwlagen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mogen ondergrondse gebouwen ter plaatse van bouwvlakken en binnen de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - domein' boven maaiveld uitsteken;
  • e. in aanvulling op het bepaalde onder c zijn ondergrondse constructies toegestaan die noodzakelijk zijn voor de fundering of ten behoeve van de ondergrondse waterhuishouding of ten behoeve van liftputten mits de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - residence' bedraagt de bruto vloeroppervlakte voor het in lid 3.1 onder a tot en met e genoemde gebruik ten hoogste 25.000 m2;
  • g. de bouwhoogte van het dak of van de kapconstructie van de in lid 3.1 onder f genoemde (overdekte) binnentuin mag niet hoger zijn dan de bovenzijde van de verdiepingsvloer van de eerste verdieping danwel 4,8 m boven het peil;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - domein' mag de hoogte van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van de in lid 3.1 onder g en l genoemde bouwwerken, ten hoogste 1,0 m onder het peil bedragen;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder h. mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - rand' de hoogte van gebouwen en overkappingen, met uitzondering van de in lid 3.1, onder g en l genoemde bouwwerken, ten hoogste 2,5 m onder het peil bedragen;
  • j. de in- en uitgang van een parkeergarage mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - in- en uitrit' worden gerealiseerd;
  • k. de goothoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven;
  • l. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd- verbinding' mogen luchtbruggen en ondergrondse verbindingen worden gebouwd en gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van de luchtbrug bedraagt ten hoogste 8,0 m;
    • 2. de vrije ruimte tussen de luchtbrug en het onderliggend maaiveld (bovenkant bestrating) bedraagt ten minste 4,2 m;
    • 3. de ondergrondse verbinding ligt ten minste 0,5 m onder het maaiveld ter plaatse.
  • n. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - domein' gebouwen en overkappingen gebouwd worden, zoals bedoeld in lid 3.1 onder g, met dien verstande dat:
    • 1. het gezamenlijk oppervlak van de in lid 3.1, onder g genoemde kleine gebouwen ten hoogste 100 m2 bedraagt;
    • 2. de eigen bouwhoogte ten hoogste 4,1 m bedraagt;
  • o. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – overkapping' een overkapping toegestaan met een maximale eigen bouwhoogte van 6,0 m.

3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. overige bouwwerken, geen overkapping of overbouwing zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de eigen bouwhoogte van overige bouwwerken, geen overkappingen, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1,0 m voor erf- en terreinafscheidingen, niet zijnde terrasschermen, voor de naar de Koningin Wilhelmina Boulevard gerichte voorgevel tot 1,0 m achter (het verlengde van) deze voorgevel;
    • 2. 2,0 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 2,0 m voor terrasschermen;
    • 4. 10,0 m voor vlaggenmasten;
    • 5. 3,5 m voor geluidwerende voorzieningen;
    • 6. 3,0 m voor andere overige bouwwerken.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Aantallen en vloeroppervlakten

Voor het gebruik van gronden en gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal hotelkamers mag ten hoogste 267 bedragen;
  • b. het aantal appartementen mag ten hoogste 76 bedragen;
  • c. het totale vloeroppervlak ten behoeve van horeca-categorie 5 dat dient voor de berekening van de parkeerbehoefte mag ten hoogste 2.755 m2 bedragen;
  • d. het gezamenlijke vloeroppervlak ten behoeve van horeca categorieën 2 en 3 dat dient voor de berekening van de parkeerbehoefte mag ten hoogste 1.656 m2 bedragen met dien verstande dat het vloeroppervlak voor horeca categorie 2 dat dient voor de berekening van de parkeerbehoefte ten hoogste 1.110 m2 mag bedragen.

3.3.2 Afwijking aantallen en vloeroppervlakken
  • a. in afwijking van de onder 3.3.1 lid a, c en d genoemde aantallen en vloeroppervlakken geldt dat deze mogen worden vergroot indien dit niet leidt tot toename van de parkeerbehoefte;
  • b. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de onder 3.3.1 lid a, c en d genoemde aantallen en vloeroppervlakten, indien dit leidt tot toename van de parkeerbehoefte. Deze omgevingsvergunning kan worden verleend indien wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 10.2 en 11.2.

3.3.3 Onderbouw zijde Koningin Wilhelmina Boulevard en Vuurtorenplein

Voor het gebruik van de gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - plint' geldt, dat besloten functies, zoals congreszalen, wonen, kantoren, parkeren en opslag niet op de begane grond zijn toegestaan. In uitzondering hierop is niet-openbare (besloten) horeca wel toegestaan.

3.3.4 Voorwaardelijke verplichting

Er is in elk geval sprake van strijdig gebruik met de bestemming 'Gemengd-3' indien niet voldaan wordt aan een van de volgende zaken:

  • a. het aantal parkeerplaatsen dat nodig is voor de parkeerbehoefte die met bijlage 1 van deze regels kan worden vastgesteld voor het gebruik van de in lid 3.3.1 a t/m d genoemde functies, dient te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden in de parkeergarage zoals genoemd in lid 3.1 onder j. Indien de parkeergarage niet gebruikt mag worden gelet op het bepaalde in 3.3.4 sub c. is er geen sprake van het instandhouden van de parkeerplaatsen zoals bedoeld in dit sublid.
  • b. indien de parkeergarage, zoals genoemd in lid 3.1 onder j, gebouwd wordt om te voldoen aan het gestelde onder a, dan wordt boven op het aantal parkeerplaatsen bedoeld onder a. een zodanig aantal extra parkeerplaatsen aangelegd, dat het totaal aantal parkeerplaatsen binnen de bestemming minimaal 500 bedraagt. Deze extra parkeerplaatsen dienen te worden aangelegd in de parkeergarage zoals genoemd in lid 3.1 onder j en zijn mede bedoeld om te voorzien in de parkeerbehoefte van eventuele toekomstige functiewijzigingen en/of bouwplannen binnen het plangebied;
  • c. het gebruik van de parkeergarage onder 3.3.4 sub a. is uitsluitend toegestaan indien een geluidswerende voorziening gerealiseerd en in stand wordt gehouden ten behoeve van en zolang een bestemming die een geluidgevoelige functie toelaat, op het perceel Vuurtorenplein 47 geldt;
  • d. de laad- en losfaciliteiten, zoals bedoeld in artikel 3.1 onder k dienen inpandig gerealiseerd en in stand te worden gehouden;
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorwaardelijke verplichting 1', geldt dat:
    • 1. uitsluitend gestart mag worden met de bouw van de appartementen (vanaf de eerste verdieping), nadat gestart is met de (ver)bouw van het hotel-congrescentrum ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorwaardelijke verplichting 2' en;
    • 2. de appartementen niet eerder in gebruik genomen mogen worden dan dat minimaal 20.500 m2 bvo (exclusief kelder) van het hotel-congrescentrum ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - voorwaardelijke verplichting 2' is gerealiseerd;
  • f. het bouwen en/of gebruiken van woningen is uitsluitend toegestaan indien de geluidbelasting op de gevel lager of gelijk is aan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder of;
    • 2. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (de hogere waarde) ingevolge het besluit hogere waarden zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels;
  • g. in aanvulling op het bepaalde in dit lid onder f. geldt dat:
    • 1. bij een gevelbelasting van meer dan 53 dB moet ten minste een van de tot de woning behorende buitenruimten gelegen zijn aan één geluidluwe zijde met een geluidbelasting van maximaal 48 dB. Bij woningen met een hogere gevelbelasting dan 53 dB moet gestreefd worden naar het realiseren van ten minste één stille zijde.
    • 2. als de geluidbelasting van een buitenruimte in de onder 1 bedoelde situatie niet tot 48 dB teruggebracht kan worden moet de buitenruimte afsluitbaar gemaakt worden.

3.3.5 Aan-huis-verbonden beroep en bedrijf

In een woning is het toegestaan om een aan-huis-verbonden beroep en bedrijf uit te oefenen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
  • b. uitsluitend activiteiten als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen zijn aan de genoemde categorieën zijn toegestaan;
  • c. de bedrijfs/beroepsactiviteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend;
  • d. maximaal 1/3de deel van het totale oppervlak van de woning, wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfs/beroepsactiviteiten, met een maximum van 50 m²;
  • e. horeca en/of detailhandel zijn niet toegestaan;
  • f. lichtreclame is niet toegestaan;
  • g. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste twee rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • d. bruggen en viaducten;
  • e. pleinen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. kunstwerken;
  • h. duikers;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. terrassen ten behoeve van direct aan de bestemming grenzende horecabedrijven;
  • l. evenementen;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verbinding', tevens ondergrondse verbindingen ten behoeve van de bestemming 'Gemengd – 3';
  • n. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals straatmeubilair, groen en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
  • a. voor het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken geldt dat uitsluitend nutsvoorzieningen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,0 m.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verbinding', gebouwd worden ten behoeve van een ondergrondse verbinding;
  • c. de ondergrondse verbinding ligt ten minste 0,5 m onder het maaiveld ter plaatse.

4.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt dat de eigen bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 5,0 m voor voorwerpen van beeldende kunst;
  • b. 2,0 m voor terrasschermen;
  • c. 10,0 m voor vlaggenmasten;
  • d. 4,0 m voor overige andere bouwwerken.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. kleine evenementen zijn toegestaan;
  • b. middelgrote en grote evenementen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de Koningin Wilhelmina Boulevard.

Artikel 5 Wonen -1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen;
  • b. aan het wonen gebonden (ondergrondse) parkeergarage;
  • c. bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder parkeerplaatsen, verhardingen, groen, water, erven, tuinen en paden.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is buiten het bouwvlak een ondergrondse parkeervoorziening toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', die boven maaiveld mag uitsteken tot ten hoogste 0,2 meter onder het peil;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • e. de in- en uitgang van een parkeergarage mag uitsluitend worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer in - uitrit';
  • f. ondergrondse gebouwen zijn toegestaan tot maximaal 1 bouwlaag;
  • g. in aanvulling op het bepaalde onder f zijn ondergrondse constructies toegestaan die noodzakelijk zijn voor de fundering of ten behoeve van de ondergrondse waterhuishouding of ten behoeve van liftputten mits de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • h. in aanvulling van het bepaalde onder sub b zijn ter plaatse van de 'specifieke aanduiding - ondergeschikte bouwdelen' trappen(huizen), galerijen, balkons, entreeportalen, balkonhekken en balustrades toegestaan.

5.2.2 Dakkapellen

Voor het bouwen van dakkapellen gelden de volgende regels:

  • a. bij meerdere dakkapellen op één dakvlak of op meerdere aaneengesloten dakvlakken zijn de dakkapellen regelmatig gerangschikt op horizontale lijn, dus niet boven elkaar;
  • b. de onderzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m en minder dan 1,0 m boven de dakvoet;
  • c. de bovenzijde van een dakkapel is meer dan 0,5 m onder de daknok;
  • d. de breedte van een dakkapel bedraagt niet meer dan 2/3de van de breedte van het dakvlak, gemeten tussen het hart van de woningscheidende bouwmuren of vanaf de buitenzijden van de gevels;
  • e. de hoogte van een dakkapel bedraagt niet meer dan 2,25 m, gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenzijde van het boeibord of de daktrim.

5.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. overige bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de eigen bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 1,0 m voor erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de naar de openbare weg gekeerde gevel;
    • 2. 2,0 m voor erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de niet naar de openbare weg gekeerde gevel;
    • 3. 2,0 m voor overige andere bouwwerken.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Aantallen woningen

Voor het gebruik van gronden en gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal appartementen bedraagt niet meer dan met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.

5.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Er is in elk geval sprake van strijdig gebruik met de bestemming 'Wonen -1' indien niet voldaan wordt aan het volgende:

  • a. het aantal parkeerplaatsen dat nodig is voor de parkeerbehoefte die met bijlage 1 van deze regels kan worden vastgesteld voor het gebruik van de in lid 5.1 a t/m c genoemde functies, dient te worden gerealiseerd en in stand te worden gehouden in de parkeergarage zoals genoemd in lid 5.1 onder b met uitzondering van de parkeerplaatsen voor bezoekers;
  • b. het bouwen en/of gebruiken van woningen is uitsluitend toegestaan indien de geluidbelasting op de gevel lager of gelijk is aan:
    • 1. de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder of;
    • 2. de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (de hogere waarde) ingevolge het besluit hogere waarden zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels;
  • c. in aanvulling op het bepaalde in dit lid onder b. geldt dat:
    • 1. bij een gevelbelasting van meer dan 53 dB moet ten minste een van de tot de woning behorende buitenruimten gelegen zijn aan één geluidluwe zijde met een geluidbelasting van maximaal 48 dB. Bij woningen met een hogere gevelbelasting dan 53 dB moet gestreefd worden naar het realiseren van ten minste één stille zijde.
    • 2. als de geluidbelasting van een buitenruimte in de onder 1 bedoelde situatie niet tot 48 dB teruggebracht kan worden moet de buitenruimte afsluitbaar gemaakt worden.

5.3.3 Aan-huis-verbonden beroep en bedrijf

Het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en bedrijf is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie gehandhaafd;
  • b. uitsluitend activiteiten als bedoeld in categorie 1 en 2 van de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen zijn aan de genoemde categorieën zijn toegestaan;
  • c. de bedrijfs/beroepsactiviteiten worden door de bewoner(s) uitgeoefend;
  • d. maximaal 1/3e deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfs/beroepsactiviteiten, met een maximum van 50 m²;
  • e. horeca en/of detailhandel zijn niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel;
  • f. buitenopslag ten behoeve van de activiteit is niet toegestaan;
  • g. lichtreclame is niet toegestaan;
  • h. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

6.2.2 Verlenen vergunning

Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning indien naar hun oordeel uit het KNA conform opgesteld archeologisch onderzoek, als bedoeld in lid 6.2.1 blijkt dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk worden beperkt door het in acht nemen van de bij de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden regels.

6.2.3 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.2.4 Uitgezonderde werkzaamheden

Lid 6.2.1, 6.2.2 en 6.2.3 zijn niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet worden uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 ;
  • c. er geen grondwerk wordt verricht dieper dan 50 cm onder maaiveld en er geen hei-of schroefwerkzaamheden worden verricht.

6.2.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien het bepaalde in lid 6.2.3 onder c van toepassing is, dan wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in lid 6.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen, dan wel te laten uitvoeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen;
  • g. landbouwactiviteiten die jaarlijks een deel van de grond afplaggen.

6.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en/of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop lid 6.2 van toepassing is;
  • b. het gebied van de werken een omvang heeft die kleiner is dan 500 m2 ;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • f. het werkzaamheden in de bodem betreft tot een bouwdiepte van 50 cm onder het maaiveld.

6.3.3 Toelaatbaarheid

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een KNA conform archeologisch onderzoeksrapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd waaruit naar hun oordeel genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel als mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

6.3.4 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

6.3.5 Vondsten tijdens de uitvoering

Indien het bepaalde in lid 6.3.4 onder c van toepassing is, dan wordt in de voorschriften van de omgevingsvergunning voor het bouwen geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de verbeelding als gebied of terrein 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden die, bij wijze van dubbelbestemming, bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen:

  • a. indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • b. of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
  • c. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • d. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

 

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor:

  • a. waterkering;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. kunstwerken;
  • d. de bij deze dubbelbestemming behorende bouwwerken, werken en werkzaamheden.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 1 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 7.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterstaatsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

 

Artikel 8 Waterstaat - Ondergrondsbouwen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Ondergrondsbouwen' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor:

  • a. het behoud van een evenwichtig grondwatersysteem;
  • b. het voorkomen van onevenredige grondwateroverlast.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd waarbij geldt dat de verticale bouwdiepte van (ondergrondse) bouwwerken niet lager mag zijn dan de verticale bouwdiepte zoals op de verbeelding met 'verticale bouwdiepte (m)' is aangegeven.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken lid 8.2, ten einde een verticale bouwdiepte van (ondergrondse) bouwwerken toe te staan, die lager is dan de verticale bouwdiepte zoals op de verbeelding met 'verticale bouwdiepte (m)' is aangegeven indien:‘:

  • a. uit een specifiek grondwateronderzoek is gebleken dat dit niet leidt tot een verstoring van het grondwater systeem;
  • b. uit een specifiek grondwateronderzoek is gebleken dat dit niet leidt tot grondwateroverlast in het nog te bouwen bouwwerk.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en aanduidingsgrenzen
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, aanduidings- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken, liften, liftschachten, glasdaken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens, de aanduidingsgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 m, buiten beschouwing gelaten.
  • b. In aanvulling op en afwijking van bovenstaand geldt bovendien dat de bouwgrenzen en aanduidingsgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
    • 1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's, balkonhekken, balustrades, lichtkoepels en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,0 m bedraagt;
    • 2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2,0 m bedraagt;
    • 3. in afwijking van lid a en b geldt ter plaatse van de aanduiding 'residence' dat de overschrijding voor tot gebouwen behorende balkons, loggia's, veranda's en afdaken, ten hoogste 4,0 m bedraagt;
    • 4. vlaggenmasten die met een eigen hoogte van ten hoogste 12,0 m op enig gebouw mogen worden geplaatst.
10.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. bij verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van Bijlage 1 bij deze regels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat een bestaand parkeertekort niet hoeft te worden gecompenseerd.
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
10.3 Bestaande bebouwing
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afmetingen en afstandsmaten afwijken van de in hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. indien de bestaande afmetingen groter zijn dan de genoemde afmetingen, de afmetingen van de bestaande bouwwerken de maximale afmetingen zijn;
    • 2. indien de bestaande afstandsmaten kleiner zijn dan de genoemde afstandsmaten, de afstandsmaten van de bestaande bebouwing de minimale afmetingen zijn;
  • b. in geval van herbouw is hetgeen vermeld in lid 10.3 onder a sub 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vlieg tuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal;
  • e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  • f. een gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
11.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet in gebruik worden veranderd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden t.b.v. dat nieuwe gebruik.
  • b. bij verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van bijlage 1 bij deze regels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat een bestaand parkeertekort niet hoeft te worden gecompenseerd.
  • c. bij verlening van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in het bestemmingsplan, en een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. de bouwregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 2 m, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bouwregels ten aanzien van de (bouw)hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • c. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 30 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 3 m (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, abri's, telefooncellen, muurtjes, standbeelden en straatmeubilair.
12.2 Randvoorwaarden toepassing omgevingsvergunning voor afwijken

Het bevoegd gezag verleend slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Hotel en Residence Oranje c.a.'.