direct naar inhoud van 4.9 Luchtkwaliteit
Plan: Stormpolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0542.BPStormpolder-oh01

4.9 Luchtkwaliteit

4.9.1 Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer (Wmb). De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.12. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg / m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  • 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wmb kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • De bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht;
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl 2007), is beschreven op welke plaatsen de luchtkwaliteit in de buitenlucht getoetst dient te worden. De standaard toetsingsafstand bedraagt voor NO2 en PM10 maximaal 10 m van de wegrand en bij inrichtingen vanaf de terreingrens. De luchtkwaliteit dient beoordeeld te worden voor een punt waar de hoogste concentraties voorkomen waaraan de bevolking kan worden blootgesteld gedurende een periode die in vergelijking met de middelingtijd van de betreffende grenswaarde significant is.

In de Rbl 2007 is aangegeven dat de luchtkwaliteit op de volgende locaties niet getoetst hoeft te worden:

  • locaties die zich bevinden in gebieden waartoe leden van het publiek geen toegang hebben en waar geen vaste bewoning is;
  • terreinen waarop één of meer inrichtingen zijn gelegen, waar bepalingen betreffende gezondheid en veiligheid op arbeidsplaatsen van toepassing zijn;
  • op de rijbaan van wegen en op de middenberm van wegen, tenzij voetgangers normaliter toegang tot de middenberm hebben.
4.9.2 Onderzoek

Referentiesituatie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de Monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan inzicht worden gegeven in de luchtkwaliteit langs maatgevende wegen. In de volgende twee figuren is de concentratie stikstofdioxide (maatgevende stof voor verkeer) in beeld gebracht in de referentiesituatie voor de jaren 2011 en 2015 (bron: Monitoringstool). Uit de Monitoringstool blijkt het volgende:

  • in 2011 wordt in het plangebied zelf voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2. Langs de N210 wordt voldaan aan de grenswaarde die momenteel geldt tot en met 2014 (60 µg/m³), maar nog niet overal aan de toekomstige grenswaarde die geldt vanaf 2015 (40 µg/m³).
  • in 2015 wordt in het plangebied en langs de ontsluitende wegen (N210) ruimschoots voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 die dan geldt. Langs de N210 is sprake van de hoogste concentratie. Op de rekenpunten langs de N210 waar de concentratie meer dan 35 µg/m³ bedraagt, ligt deze in het algemeen tussen de 35-36 µg/m³. Op één rekenpunt is de concentratie hoger7, namelijk 37,8 µg/m³.
  • zowel in 2011 als in 2015 wordt ruimschoots voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 (dit is niet in de volgende figuren opgenomen). Ook bedraagt het aantal overschrijdingsdagen van de grenswaarde voor het 24 uursgemiddelde voor fijn stof (ruimschoots) minder dan 35.

De bijdrage van overige bronnen, zoals industrie, is in de achtergrondconcentratie verwerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPStormpolder-oh01_0024.jpg"

Figuur 4.13: Resultaten Monitoringstool jaargemiddelde concentratie NO2 in 2011

afbeelding "i_NL.IMRO.0542.BPStormpolder-oh01_0025.jpg"

Figuur 4.14: Resultaten Monitoringstool jaargemiddelde concentratie NO2 in 2015

Milieueffecten ontwikkelingsmogelijkheden bestemmingsplan

Om de luchtkwaliteitsgevolgen in beeld te brengen vanwege de verkeersaantrekkende werking zijn berekeningen met het CARII-programma uitgevoerd voor het wegvak Industrieweg (wegvak Parallelweg-N210) als worst case situatie (zie Bijlage 6):

  • Gerekend is met de maximale ontwikkelingsmogelijkheden (zie paragraaf 4.7), terwijl deze in de praktijk niet benut zullen worden.
  • Op dit wegvak wordt nagenoeg bijna alle verkeer vanaf Stormpolder verwerkt. Daarna verspreidt het verkeer zich in twee richtingen over de N210. Bovendien is op de N210 sprake van een hogere verkeersintensiteit: hierdoor zal de toename aan luchtverontreinigende stoffen kleiner zijn als gevolg van de ontwikkelingsmogelijkheden op Stormpolder.

Uit de berekeningen blijkt het volgende:

  • De concentratie stikstofdioxide (en fijn stof) voldoet langs de Industrieweg, ook na een (theoretische) realisatie van de maximale ontwikkelingsmogelijkheden ruimschoots aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
  • Als gevolg van de maximale ontwikkelingsmogelijkheden neemt de concentratie stikstofdioxide langs de Industrieweg als worst case situatie met 1,6 µg/m³ toe. Op de ontsluitende wegen in de verdere omgeving zal de toename aan de concentratie stikstofdioxide als gevolg van de maximale ontwikkelingsmogelijkheden op Stormpolder kleiner zijn. Dit komt omdat het verkeer zich vervolgens verspreidt in verschillende richtingen (bijvoorbeeld op de N210 richting N474 en richting Capelle aan den IJssel) en de verkeersintensiteiten op deze ontsluitende wegen hoger is, waardoor de toename geringer zal zijn. Gelet op de Monitoringstool zal hierdoor de concentratie stikstofdioxide op de ontsluitende wegen in de verdere omgeving de grenswaarde van 40 µg/m³ in 2015 niet overschrijden (op het rekenpunt met de hoogste concentratie uit de Monitoringstool bedraagt de concentratie in totaal 39,4 µg/m³ als worst case situatie op worst case situatie8). Er wordt dan ook voldaan aan de normen uit de luchtkwaliteitswetgeving.

De concentraties vervuilende stoffen nemen overigens af met de tijd, omdat auto's in de toekomst schoner (en zuiniger) zullen worden door technische ontwikkelingen. Bovendien is, zoals eerder reeds is aangegeven, uitgegaan van de maximale ontwikkelingsruimte op Stormpolder, die in de praktijk zeker niet geheel zal worden ingevuld. Er is dan ook sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Gevolgen van de mogelijke vestiging/uitbreiding/wijziging van planmer-plichtige bedrijven

Het is bekend dat bedrijvigheid kan zorgen voor een verhoogde concentratie luchtverontreinigende stoffen. Dit is vooral een lokaal effect. De uitstoot van luchtverontreinigende stoffen van individuele bedrijven is vooral afhankelijk van de aard van het bedrijf, de inrichting en de specifieke bedrijfsvoering. Hierover is in dit stadium van de planvorming nog niets bekend. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden aangetoond dat een inrichting van het bedrijventerrein mogelijk is waarmee voldaan wordt aan de normen voor luchtkwaliteit.

Gelet op de concentraties luchtverontreinigende stoffen direct in de omgeving van het industrieterrein (waarbij ruimschoots voldaan wordt aan de normen), is er nog meer dan voldoende ruimte voor de nieuwe bedrijvigheid om bedrijfsactiviteiten te ontplooien, waarbij nog steeds aan de luchtkwaliteitsnormen wordt voldaan (voor een nadere argumentatie zie het volgende kader). Dit geldt voor de gehele planperiode.

Bijdrage bedrijvigheid aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen
De daadwerkelijke uitstoot van bedrijfsactiviteiten zelf hangt sterk samen met de aard van de bedrijvigheid en de specifieke inrichting en bedrijfsvoering van het individuele bedrijf. Hierover is in het bestemmingsplanstadium logischerwijs nauwelijks informatie aanwezig. Op dit moment is het plangebied reeds in gebruik als bedrijventerrein. De verwachting is dan ook dat de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan die mogelijk zijn qua bedrijfsactiviteiten relatief weinig invloed op de luchtkwaliteit hebben. Over de mogelijke uitstoot van bedrijvigheid kan in het algemeen het volgende vermeld worden:

Uit onderzoek van de provincie Noord-Holland naar de uitstoot van NO2 door bedrijven met een provinciale milieuvergunning (dit betreffen de zwaardere bedrijvigheid) blijkt dat deze bijdrage varieert van maximaal 0,1 tot 0,2 µg/m³ voor de meeste onderzochte bedrijven tot maximaal 0,9 tot 1,6 µg/m³ voor een enkel bedrijf (verffabrikant, zetmeelfabriek). Overigens is de verwachting dat in het algemeen de emissie per bedrijf in de toekomst lager zal zijn dan uit het onderzoek blijkt: nieuwe bedrijven hebben nieuwe technieken en moeten voldoen aan de emissie-eisen uit de luchtkwaliteitswetgeving en de NeR (Nederlandse emissierichtlijn lucht). Bovendien zal uit kostenefficiency het energieverbruik (dat deels verantwoordelijk is voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen) in de toekomst alleen nog maar afnemen als gevolg van verbeterde technieken en andere maatregelen. Dit betekent dat de resultaten van dit onderzoek als worstcasesituatie beschouwd kan worden.

Uit onderzoek van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid naar de bijdrage van de uitbreiding van het industrieterrein het Plaatje in Sliedrecht met watergebonden bedrijvigheid aan de concentraties voor fijn stof en stikstofdioxide (uitbreiding van 6,5 ha bruto oppervlak met categorie 3 en 4-bedrijven) blijkt dat de bijdrage hiervan ten hoogste 1,1 µg/m³ (NO2) en 0,3 µg/m³ (PM10) bedraagt direct naast het bedrijventerrein. Voor Stormpolder zijn als worst casesituatie meer bouwmogelijkheden aanwezig: ca 13 ha aan percelen is momenteel nog leeg9 (bruto oppervlak, waaronder het EMK-terrein en het parkeerterrein tussen Hollandia en de penitentiaire inrichting). Van deze bouwmogelijkheden zal echter bij lange na geen gebruik worden gemaakt. Ervan uitgaande dat worst case alle lege percelen worden ingevuld, bedraagt het oppervlak twee maal zo veel als bij het Plaatje, waarbij voor een deel bedrijvigheid uit categorie 5 wordt gerealiseerd. Echter de relevante toetspunten buiten het industrieterrein liggen op veel grotere afstand dan bij het Plaatje. Vanaf de zwaardere bedrijvigheid is dit bijvoorbeeld meer dan 150 m tot woonbestemmingen. De N210, waar de concentratie NO2 als worst case situatie vanwege de verkeersgeneratie van de ontwikkelingen op Stormpolder op het meest kritische punt 39,4 µg/m³ bedraagt, ligt op meer dan 450 m vanaf het plangebied en op meer dan 750 m afstand vanaf de locaties waar zich in de representatieve situatie zware bedrijvigheid kan vestigen. Op deze afstand zal de bijdrage van nieuwe bedrijvigheid aan de concentratie NO2 nihil zijn.

Al met al blijkt uit de betreffende informatie dat ook na de bedrijfsmatige ontwikkelingen ruimschoots voldaan kan worden aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit.  
4.9.3 Conclusie

De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zorgen voor een relatief beperkte toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Ook na realisatie van deze ontwikkelingen wordt voldaan aan de normen die gelden voor luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitswetgeving staat de uitvoering van van het bestemmingsplan niet in de weg. Op het gebied van luchtkwaliteit zijn dan ook geen belangrijke negatieve milieugevolgen te verwachten.