Plan: | Morgenstond |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0265BMorgenstnd-51VA |
De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Morgenstond op.
Met deze ontwikkelingen is de Crisis- en herstelwet op dit bestemmingsplan van toepassing.
Doel van dit bestemmingsplan is om een actueel juridisch-planologisch kader te bieden waarmee enerzijds een goed beheer van het plangebied mogelijk wordt. De bestaande situatie vormt daarbij het vertrekpunt. De karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Het bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het beheer ervan in de toekomst. Anderzijds biedt zij een juridisch-planologisch kader te bieden waarmee een aantal ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden.
Het plangebied ligt in het zuidwestelijk deel van de gemeente Den Haag. De globale begrenzing van het plangebied is als volgt:
kaart 1:1 ligging in de stad
Het plangebied "Wapserveenstraat-west", dat onlangs werd vastgesteld, valt buiten dit plan.
Het plangebied kent drie deelgebieden: het noordelijk deel tot aan de Hengelolaan betreft Morgenstond-West, het deel tussen Hengelolaan en de Melis Stokelaan betreft Morgenstond-Midden en het deel ten zuiden van de Melis Stokelaan betreft Morgenstond-Oost.
Het bestemmingsplan Morgenstond vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | onherroepelijk | |||
A. | Uitbreidingsplan Morgenstond | 28 november 1950 | 7 december 1951 | geen bijzonderheden | ||
B. | Herziening Up Almeloplein | 29 september 1952 | 25 november 1952 | geen bijzonderheden | ||
C. | Herziening Up Hengelolaan | 22 juli 1957 | 28 november 1957 | geen bijzonderheden | ||
D. | Herziening Up Hengelolaan | 24 juni 1963 | 16 oktober 1963 | geen bijzonderheden | ||
E. | Bestemmingsplan 'Zuidlarenstraat' | 2 juli 1998 | 9 oktober 1998 | bij raadsbesluit van 8 november 2007 verlengd tot 2 juli 2018 | ||
F. | Bestemmingsplan 'Dedemsvaartweg II' | 6 oktober 1988, | 4 november 1989 | 10 augustus 1990 uitspraak door Raad van State; bij raadsbesluit van 8 november 2007 verlengd tot 6 oktober 2008 | ||
G. | Bestemmingsplan 'Winkelcentrum Leyweg' | 20 mei 1999 | 3 september 1999. | geen bijzonderheden | ||
H. | Bestemmingsplan 'Winkelcentrum Leyweg derde herziening Hengelolaan/hoek Leyweg' * | 24 april 2008 | 3 juli 2008 | geen bijzonderheden |
Op onderstaande kaart zijn de voorgaande bestemmingplannen en een aantal afwijkingen ingetekend.
kaart 1.2: voorgaande bestemmingsplannen en afwijkingen (genummerd) en toegelicht in paragraaf 1.4.3.
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
A) Het Uitbreidingsplan Morgenstond maakte een samenhangende ruimtelijke ontwikkeling mogelijk in het gebied dat globaal door het Florence Nightingale Park, het Zuiderpark, Moerwijk, het Erasmusveld en Bouwlust wordt begrensd. Het was gebaseerd op een rechthoekig grid van verkeerswegen, dat de wijk in zes buurten verdeelt. De wijkgedachte was de basis voor de opzet van Morgenstond: een hiërarchische structuur met een opbouw uit buurten die deel uitmaken van een groter geheel.
Gaandeweg werd van bepaalde ruimtelijke projecties afgeweken - deze zijn genummerd - dan wel middels de herziening van bestemmingsplannen mogelijk gemaakt - deze dragen de letter die in bovenstaande tabel is vermeld.
1) Zo werd op 11 september 1952 door B&W van het Uitwerkingsplan afgeweken vanwege de gewijzigde inpassing van een onderstation voor de elektriciteitsvoorziening. Dat noopte ertoe de indeling van het terrein tussen de Weerselostraat, de Loevesteinlaan, de Hengelolaan, de Maartensdijklaan en de Weerselostraat te herschikken: het station werd in het midden van het terrein geprojecteerd, geflankeerd door een bouwvlak met maximaal vier bouwlagen aan de westzijde en zes bouwlagen – in een groter bouwvlak - aan de oostzijde. Het terrein op de hoek van de Markelostraat en de Loevesteinlaan kreeg een bestemming voor openbare en bijzondere doeleinden toegewezen, die eerder op de oostzijde van het plein geprojecteerd was.
B) In de herziening van het Uitbreidingsplan Morgenstond, zoals vastgesteld op 29 september 1952, werd de opzet van het winkelcentrum op het Almeloplein gewijzigd. Het plein werd begrensd door de Meppelweg en de Markelostraat met gestapelde woonbebouwing waarin zich winkelstrepen bevonden. Bij nader inzien werd het geprojecteerde winkelcentrum vanuit het plein naar de Hengelolaan doorgetrokken. Het zicht vanuit het plein op het Zuiderpark werd daarmee verruimd.
2) Op 8 juli 1955 besloten B&W om de stedenbouwkundige opzet van de gronden tussen de Melis Stokelaan, de Leggelostraat, de Steenwijklaan en de Dedemsvaartweg te wijzigen, waarbij de lage flats, die haaks op de Dedemsvaartweg geprojecteerd waren, voor het grootste deel parallel aan de Dedemsvaartweg, de Steenwijklaan en de Leggelostraat geprojecteerd werden. Een van de twee flats aan de Leggelostraat kende een winkelstreep. Aan de Steenwijklaan werd de woonbestemming ten behoeve van een lage flat vervangen door een bestemming voor openbare en bijzondere doelen. Een weg met ten zuiden daarvan een sloot zorgde voor afstand tot de Steenwijklaan. Ook midden in het gebied werd een terrein deze bestemming aangewezen.
3) Op de kop van de Steenwijklaan, de Loevesteinlaan en de Melis Stokelaan was een lage flat met een winkelstreep geprojecteerd, met daarvoor een plein dat aansloot op de Loevesteinlaan. Bij besluit van B&W van 8 september 1955 werd dit winkelcentrum – dat ook voor een deel van Moerwijk betekenis zou gaan krijgen uit het Uitbreidingsplan genomen. Lage flats werden vervangen door een flat in zeven bouwlagen zonder winkelstreep, terwijl het plein voor bebouwing voor openbare of bijzondere doeleinden werd aangewezen.
4) Op de kop van de Weerselostraat, Loevesteinlaan en Hengelolaan was bebouwing in zes bouwlagen geprojecteerd. Bij het besluit van B&W van 18 oktober 1955 werd dit tot tien bouwlagen verhoogd.
C) In de herziening van het Uitbreidingsplan Morgenstond, zoals vastgesteld op 22 juli 1957, werd de groenvoorziening aan de Hengelolaan omgezet in een strokenverkaveling met een drietal lage flats en daarachter twee sportvelden en een locatie voor openbare of bijzondere bebouwing.
5) In de afwijking van het Uitbreidingsplan Morgenstond, besloten B&W op 2 januari 1961 om voor het terrein op de hoek van de Ddedemsvaartweg en de Melis Stokelaan de haaks op de Dedemsvaartweg geprojecteerde lage flatgebouwen te vervangen door een viertal flats in 15 bouwlagen verspreid in een open ruimte, waarin de geprojecteerde naastgelegen groenvoorziening betrokken werd.
6) Op 6 augustus 1962 besloten B&W om het geprojecteerde winkelcentrum met lage flatgebouwen op de noordelijke hoek van de Dedemsvaartweg en de Hengelolaan zodanig te wijzigen dat de winkelstreep verkleind werd en de bovengelegen woonflat zeven bouwlagen mocht gaan kennen.
D) In de herziening van het Uitbreidingsplan Morgenstond, zoals vastgesteld op 24 juni 1963, werd ten noorden van de Hengelolaan een van de sportvelden en het bestemmingsvlak voor openbare en bijzondere doeleinden samengebracht in een bestemming voor een schoolterrein. En er werd een ontsluitingsweg geprojecteerd, die later de naam Orveltestraat kreeg.
7) Met het nemen van een voorbereidingsbesluit op 5 oktober 1979 maakte de gemeenteraad het mogelijk om op het terrein van de voormalige broodfabriek ten noorden van de Ootmaarsumstraat 42 woningen te kunnen bouwen.
8) Het voorbereidingsbesluit dat door de gemeenteraad op 6 september 1990 genomen werd betrof het zuidelijk deel van het bouwblok tussen de Oosterhesselenstraat, de Loevesteinlaan, de Wapserveenstraat en de Maartensdijk. Het westelijk deel kende de bestemming 'schoolterrein', het oostelijk deel de bestemming 'openbare en bijzondere gebouwen'. In de laatste bestemming was een verzorgingstehuis gevestigd. Dit wenste aan haar zuidzijde 45 aanleunwoningen te realiseren. Het besluit beoogde dit toe te laten. Ze werden in deze bestemming gerealiseerd in een gebouw met een ovale grondvorm.
9) Het voorbereidingsbesluit van 6 oktober 1988 maakte het mogelijk dat tussen de vier woontorens tussen de Genemuidenstraat, het ten noorden van de Melis Stokelaan gelegen sportveld, de Melis Stokelaan zelf en de Dedemsvaartweg in in noordoost-zuidwestelijke richting een laag langwerpig gebouw met bejaardenwoningen gebouwd kon worden.
10) De bestemming "schoolterrein" aan de zuidzijde van de Steenwijklaan tegenover de Enschedelaan liet een drietal schoollocaties toe en daarachter een sportterrein. Door de bebouwing in de zestiger jaren werden op de nummers 8, 10 en 12 en op de nummers 20, 22, 24 en 26 twee schoolgebouwen in een grotere diepte gebouwd, terwijl de in het midden gelegen schoollocatie voor de bouw van een – eveneens diepere – sporthal werd aangewend. Op de nummers 20, 22, 24 en 26 wordt nu een nieuw schoolgebouw opgetrokken.
11) Op de locatie voor openbare en bijzondere doeleinden aan de Loevesteinlaan op de hoek met Erasmuslaan – zie afwijking 3 - werd op de nummers 885 en 885a een sportcentrum met ondergronds zwembad gebouwd.
12) Middels een voorbereidingsbesluit dat de gemeenteraad op 4 april 1984 nam, werden in de hele stad locaties voor complexen van seniorenwoningen aangewezen, een zelfstandige woonvorm. Een daarvan betrof de locatie op de hoek van de Melis Stokelaan en de Loevesteinlaan. Het lag op een terrein met een bestemming voor openbare en bijzondere doeleinden. Het daartoe opgerichte complex draagt de even huisnummers Loevesteinlaan 60 -140.
13) Op de locatie voor openbare en bijzondere doeleinden aan de Steenwijklaan tussen de Dedemsvaartweg en de Leggelostraat – zie afwijking 2 - vestigde zich een dependance van Parnassia. De bebouwing overschreed de bouwgrens, maar ook de bestemmingsgrens met de weg ten noorden van de sloot aan de noordzijde van de Steenwijklaan. Deze weg werd in deze bouwkavel met het huisnummer Leggelostraat 85 betrokken.
14) Op de locatie voor openbare en bijzondere doeleinden aan de Loevesteinlaan op de hoek met Steenwijklaan – zie afwijking 3 - werd op een complex voor begeleid wonen gebouwd met als oneven huisnummers 651-651p.
15) In een groenstrook aan de noordzijde van de Erasmusweg ten oosten van de Leyweg en ten westen van het hoofdpompgemaal van het Hoogheemraadschap werden begin negentig jaren van de vorige eeuw vier woontorens gebouwd. Het maaiveld tussen deze torens werd als parkeerterrein ingericht.
16) Op de locatie voor openbare en bijzondere doeleinden aan de Loevesteinlaan 481 op de hoek met de Markeloweg – zie de eerste herziening van het Uitbreidingsplan - werd een kinderdagverblijf gebouwd dat de bouwgrens overschreed.
17) De toename van de behoefte van kinderopvang in het begin van de negentig jaren van de vorige eeuw leidde ook op andere plaatsen tot gebruik dan wel bebouwing die afweken van de oorspronkelijke bestemming. Op het terrein met de bestemming “schoolterrein” aan de Maartensdijklaan nummer 494 en 498 vestigde in het gebouwencomplex een kinderopvang.
18) Verder vestigde zich op het noordelijk deel van een terrein met twee bestemmingsvlakken “schoolterrein” aan de Orveltestraat - zie de tweede herziening van het Uitbreidingsplan - een kinderopvang, dat het huisnummer 35 werd aangewezen.
19) Een aan de locatie van afwijking 18 aansluitend sportveld met de bestemming “sport” werd aan de westelijke zijde bebouwd met een flat, waarvan de appartementen de huisnummers 40 tot en met 68 droegen.
20) Op een locatie aan de Orveltestraat vestigde zich op huisnummer 30 een kantoor van een zorginstelling in de bestemming voor openbare en bijzondere doeleinden, waarbij het bebouwingspercentage werd overschreden.
21) De grondgebonden rijtjeswoningen aan beide zijden van de Dalfsenstraat en de Luttestraat en aan de noordzijde van de Weerselostraat werden gesloopt en vervangen door een kleiner aantal grondgebonden woningen met eren grotere vloeroppervlakte.
22) Een aan de locatie van afwijking 18 aansluitend sportveld met de bestemming “sport” werd aan de oostelijke zijde bebouwd met een flat en droeg de huisnummers 80 tot en met 103. Zij werd omgeven door een tuin en kende verder een eigen parkeerterrein.
23) Voor het gebied tussen de Zuidlarenstraat, de Exloostraat, de Zweeloostraat en de Gietenstraat , werd in de bestemmingsvlakken voor lage flats grondgebonden woningen gebouwd. In het kader van deze herinrichting werd het flatcomplex aan de zuidzijde van de Gietenstraat vervangen door een flatcomplex met diepere woningen.
24) Op 1 juli 2013 nam de gemeenteraad het besluit tot sloop van Raaltestraat 7 t/m 57 (oneven)
Raaltestraat 4 t/m 68 (even), Olststraat 4 t/m 68 (even) en Olststraat 5 t/m 61 (oneven) en medefinanciering van een nieuwbouwplan van circa 46 grondgebonden eengezinswoningen ter plaatse van de vier voormalige bouwstroken. De bebouwing aan de oostzijde van de Olststraat zou een ondergrondse parkeerlaag gaan kennen.
25) Teneinde ook sociaal-culturele activiteiten een plaats te geven, werd de kerkfabriek van de kerk aan de Fluitenbergstraat nummers 926, 928 en 930 bouwkundig gesplitst. Zij kende de bestemming “Bijzondere doeleinden” in het bestemmingsplan 'Winkelcentrum Leyweg'.
26) Op de locatie voor openbare en bijzondere doeleinden aan de Fluitenbergstraat werd in aansluiting op afwijking 8 - waarbij aanleunwoningen werden gerealiseerd- op het oostelijk deel het bestemmingsvlak “openbare en bijzondere gebouwen” ten westen van het verzorgingstehuis een flat met zelfstandige zorgwoningen gebouwd waarvan de appartementen de huisnummers 4-29 tot en met 4-76 kenden.
E) Bij de terreinen gelegen op de hoek van de Zuidlarenstraat en de Leyweg, en een aansluitend terrein dat grenst aan de Exloostraat, werd in het bestemmingsplan 'Zuidlarenstraat' de sportbestemming vervangen door een brede woonbestemming. Het terrein aan de Exloostraat - waar de bestemming "schoolterrein" gold werd een groenbestemming aangewezen.
F) Aan de Dedemsvaartweg werd in het bestemmingsplan 'Dedemsvaartweg II' de bestemming 'straat' aangewezen. Naast een doorgaande rijbaan met maximaal twee rijstroken en fiets- en voetpaden liet deze bestemming ook een eventuele trambaan, een openbaar vervoerbaan, parkeergelegenheid, water, groenvoorziening en verblijfsgebied met bijbehorende voorzieningen toe.
G) Een tamelijk deel van het plangebied – de terreinen van en rondom het winkelcentrum Leyweg – werden betrokken in het bestemmingsplan 'Winkelcentrum Leyweg'. Globaal werd het globaal begrensd door de Hengelolaan, de Orveltestraat, de Wijhestraat, de Holtenstraat, de Hengelolaan, de Maartensdijklaan, de Melis Stokelaan, en de Hoogeveenlaan. Naast de actualisering van de geldende detailhandelsbestemmingen, werden zij ook aanmerkelijk uitgebreid rondom de Leyweg tussen de Tinaarlo-/Tubbergenstraat en de Melis Stokelaan. Daar werd een winkelcomplex geprojecteerd.
27) Voor het gebied dat gelegen is in het westelijk deel van het middengebied van Morgenstond werd begin deze eeuw voor de bestaande woningbouwcomplexen een programma met vervangende woningbouw opgesteld en tot nu toe voor een groot deel ook uitgevoerd. Het betrof het gebied tussen de Hengelolaan, de Hoogeveenlaan, de Vledderstraat, Het winkelgebied aan de Leyweg, de Wapserveenstraat, de Hoogeveenlaan, de Bentelostraat en de Dedemsvaartweg. Vele lage flatgebouwen in vier bouwlagen werden vervangen door grondgebonden woningen met parkeren op de achtergelegen binnenterreinen.
28) Als compensatie van de vergroting van het winkelcentrum Leyweg werd het belendende wijkpark op de hoek met de Melis Stokelaan voorzien van waterpartijen en speelvoorzieningen.
29) Op de kop van de Hengelolaan, de Loevesteinlaan en de Coevordenstraat werd ter plaatse van het bestemmingsvlak met een bestemming voor woonbebouwing in zes bouwlagen, een torenflat gebouwd met als even huisnummers 844 tot en met 896 en met een ondergrondse parkeergarage.
30) De strook tussen de Vriezenveenlaan en de Loevesteinlaan werd in de bestemming voor lage flats aan de Vriezenveenlaan vervangende nieuwbouw in grondgebonden woningen met de even nummers 2 tot en met 46 gerealiseerd. Het hoekpand met de Steenwijklaan werd door een toren gevormd met op de eerste twee bouwlagen een kantoor voor een woningcorporatie. De flat aan de Loevesteinlaan werd in dat kader gerenoveerd. De op genoemde hoek vigerende detailhandelsfunctie verviel daarmee eveneens.
H) Door het buiten werking treden van het Bordeelverbod werd het bestemmingsplan 'Parapluherziening Seksinrichtingen' vastgesteld. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, werd hierin geïntegreerd en vervangen.
I) De inwerking treding van het Vuurwerkbesluit leidde tot de vaststelling van het bestemmingsplan 'Parapluherziening Detailhandel vuurwerk'.Daarin werd het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
J) De derde herziening van het bestemmingsplan Winkelcentrum Leyweg'. voor de bebouwing op de hoek van de Hengelolaan en de Leyweg leidde ertoe dat het bioscoopgebouw vervangen zou worden door een woontoren , waarvan de eerste twee bouwlagen voor dienstverlenende bedrijven, ambachtelijke bedrijven, horeca inrichtingen en sociaal-culterelen voorzieningen konden worden aangewend. Het pand is niet geraliseerd.
31) In het bedrijfsterreintje aan de Carelshavenstraat werd een bedrijfspand dat gebruikt werd door een elektrotechnisch installatiebureau in gebruik genomen door een organisatie met sociaal-culturele doeleinden en activiteiten. Het pand draagt de huisnummers Boekelostraat 5 en 7.
32) Het kerkgebouw met pastorie op de kop van de Leyweg, de Steenwijklaan en de Zwartesluisstraat dat de bestemming “Openbare en bijzondere doeleinden” was aangewezen, werd vervangen door een flatgebouw met op de begane grond ruimten voor maatschappelijke doeleinden.
33) Het schoolterrein aan de Paterswoldestraat 4 werd bebouwd met een sportcentrum. Het kende de bestemming “School”.
34) Ook het schoolterrein tussen de Leyweg, de Haveltestraat en de Coevordenstraat werd voor een ander doel aangewend. En wel met een complex bestaande uit een gemeentekantoor, een bibliotheek en daarboven veertig woningen. Ook op deze locatie gold de bestemming “schoolterrein”. Het complex kent de huisnummers Leyweg 807, 809 en 811, Haveltestraat 4 en Coevordenstraat 318 en 320.
35) De verhuizing van het stadsdeelkantoor naar de locatie onder 34 leidde tot leegstand van de voormalige schoollocatie aan de Genemuidenstraat 208. Deze werd middels omgevingsvergunningen verleend in september 2013 en maart 2014 heringericht tot kantoorverzamelgebouw, een biljartcentrum en een horeca-inrichting. Op deze locatie gold eveneens de bestemming “schoolterrein”.
36) Op de hoek van Genemuidenstraat en de Loevesteinlaan werd in de bestemming “openbare en bijzondere doeleinden” op grond waarvan aldaar een zwembad gerealiseerd was een woontoren opgericht, de 'Pharos'. Onder het gebouw werd een parkeerlaag gebouwd, op het dak van de parkeerlaag werd een tuin aangelegd.
37) Voor het gebied dat gelegen is in oostelijk deel van het middengebied van Morgenstond werd voor de bestaande woningbouwcomplexen een programma met vervangende woningbouw opgesteld en tot nu toe voor een groot deel ook uitgevoerd. Het betrof het gebied tussen de Dalerveenstraat, de Loevesteinlaan, de Genemuidenstraat en de Maartensdijklaan. Vele lage flatgebouwen in vier bouwlagen werden vervangen door grondgebonden woningen met parkeren op de achtergelegen binnenterreinen. Dit met uitzondering van de bebouwing ten noorden van de Genemuidenstraat en aan de Loevesteinlaan. Daar was gestapelde woningbouw geprojecteerd. Voor deze locaties zijn omgevingsvergunningen verleend. De bebouwing aan de Loevesteinlaan is nog niet gerealiseerd.
38) De leegstaande schoollocatie aan de Zuidlarenstraat 57 bood sinds 2009 plaats aan culturele activiteiten. Er is sprake van een filmhuis, kleinschalige creatieve bedrijven en een café annex restaurant. Hier gold de bestemming “schoolterrein”.
K) Door het inwerking treden van het bestemmingsplan 'Parapluherziening Archeologie' werd aan een drietal los van elkaar gelegen delen van het plangebied de medebestemming 'Waarde Archeologie 2' aangewezen. Ze heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en voorwaarden te stellen voor werken, geen bouwwwerken zijnde, die leiden tot een omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen. Het eerste plandeel betrof globaal het terrein tussen de Dedemsvaartweg, de Nijeveenstraat, de Orveltestraat en de Hengelolaan. Het tweede plandeel werd begrensd door de Hengelolaan, de Loevesteinlaan, de Steenwijklaan, de Vriezeveenstraat, de Maartensdijk, de Genemuidenstraat en de Leyweg. De Dedemsvaartweg, de Genemuidenstraat, de Hoogeveenstraat, de Melis Stokelaan, de Coevordenstraat, de Koekangestraat, de Steenwijklaan en de Eramusweg begrensden globaal het derde plandeel waarop deze parapluherziening van toepassing was.
39) Ook voor het areaal aan lage flats in het noordwesten van het plangebied werd een programma van vervangende nieuwbouw ontwikkeld. In dit gebied, dat globaal begrensd wordt door de Meppelweg, de Roldestraat, de Zuidlarenstraat en de Dedemsvaartweg, werd aan de Meppelweg en de Dedemsvaartweg gestapelde woningbouw gerealiseerd, terwijl de overige locaties voor grondgebonden woningen werden ingericht. Ook hier werden op de binnenterreinen parkeerterreinen ingericht dan wel overdekte gebouwde parkeerplaatsen ondergebracht. Het bouwblok op de hoek van de Meppelweg en de Dedemsvaartweg kende een verbijzondering op deze hoek en aan de zijde van de Zuidlarenstraat op de begane grond ruimten voor maatschappelijke activiteiten met daarboven gestapelde woningbouw. De locaties aan de Meppelweg ten oosten van de Gasseltsestraat moeten nog worden vergund. Hier gold de bestemming “gestapelde woningbouw” in specifieke bouwvlakken.
40) De oostzijde van de Exloostraat was in het Uitbreidingsplan gereserveerd voor vier scholen. Het middendeel van deze strook werd in het kader van het bestemmingsplan Zuidlarenstraat voor “Groen” bestemd en als park ingericht. Op de twee andere locaties – op de hoek met de Zuidlarenstraat en op de hoek met de Zweeloostraat werden scholen gerealiseerd. Laatstgenoemde verving jet schoolgebouw en kromp haar locatie in, zodat er tevens plaats ontstond voor 11 grondgeboden woningen met parkeerplaatsen op het binnenterrein.
41) Ten westen van Wapserveenstraat nummer 507 kwamen ten noorden van deze straat twee locaties vrij op een terrein dat de bestemming voor gestapelde woningbouw met winkelstreep was aangewezen. Het oostelijk deel zal gestapelde woningbouw gaan kennen met een parkeerterrein het westelijk deel betreft grondgebonden woningen. Dit deel is in het in procedure zijnde bestemmingsplan “Wapserveenstraat – West” opgenomen en valt buiten het plangebied.
42) Op de oostelijke hoek van de Leyweg en de Erasmuslaan werd een lage flat met winkelstreep vervangen door een flatgebouw met op de begane grond maatschappelijke voorzieningen.
In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Morgenstond aangegeven alsmede een bespreking van alle voorgaande planologisch-juridische regelingen. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangegeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande (en de te ontwikkelen) situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.
Den Haag Zuidwest is een grote stadsuitbreiding van Den Haag die na de tweede wereldoorlog: 'de Wederopbouwperiode' is gerealiseerd. Het is overwegend een woongebied met een beperkt aantal overige functies,
Om te duiden op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis van de wijk en de verdere ruimtelijke ontwikkeling van Morgenstond beschreven.
Morgenstond maakt deel uit van Den Haag Zuidwest. Morgenstond is de eerste wijk van het stadsdeel Den Haag Zuidwest welke grotendeels volgens het stedenbouwkundig plan van Dudok is aangelegd in de voormalige polder Eskamp.
De ruimtelijke hoofdstructuur van de wijk is afgestemd op de Haagse historisch-geologische gegevenheden; de structuur van parallelle strandwallen, met daartussen lager gelegen veengebieden. De hoofdverkeerswegen Erasmusweg, Melis Stokelaan, Hengelolaan en Meppelweg werden evenwijdig aan de strandwallen aangelegd, met haaks daarop een stelsel van dwarswegen: de Loevesteinlaan, de Leyweg en de Dedemsvaartweg. Zo weerspiegelt Morgenstond het orthogonale patroon dat de Haagse stadsvorm al van oudsher kenmerkt. Ook de groen- en waterstructuur volgt dit orthogonale patroon. Dit komt sterk tot uiting in de vorm van een groen assenkruis. Dat bestaat uit een langgerekte centrale groenzone langs de Melis Stokelaan, die dus evenwijdig ligt aan de strandwallen en die uitloopt in het Zuiderpark. In afbeelding 2.1 zijn de strandwallen in geel aangegeven.
Afbeelding 2.1 Morfologische situatie in het plangebied
De terreinen die paars of oranje ingekleurd zijn vormen de veengronden, die oker of donkergeel gekleurd zijn vormen de zandgronden en die bruin en groen gekleurd zijn vormen de kleigronden.
Haaks daarop de brede Dedemsvaartwegzone, ooit bedoeld voor sportvoorzieningen en voor een brede verkeersontsluiting inclusief een spoorlijn. De reservering voor spoor en verkeer is in de jaren tachtig opgeheven en in het kader van het “(Haags) internationaal woningbouwfestival 200.000-ste woning” deels bebouwd met experimentele woningen (1987-2002). Deze ruimtelijke ontwikkeling werd opgenomen in het bestemmingsplan "Dedemsvaartweg".
Door de orthogonale hoofdstructuur kreeg de wijk de herkenbare en overzichtelijke stedenbouwkundige opzet, die voor de stedenbouw van Dudok zo kenmerkend is. Daarnaast wordt de na-oorlogse stedenbouw van Dudok gekenmerkt door de open bouwblokken met collectieve tuinen. De zes buurten worden, binnen het grote orthogonale raster, opgedeeld door een stelsel van smallere veelal orthogonale woonstraten.
In het plangebied Haveltestraat e.o. zijn de Leggelostraat, de Coevordenstraat, de Koekangestraat en de Haveltestraat hier voorbeelden van, maar onderscheidt deze buurt zich door strokenbouw en de richting van de bebouwing.
Tot de aanleg van Morgenstond was de Leyweg een smalle polderweg met aan weerszijden boerderijen. Ten tijde van Dudok werd de Leyweg door toedoen van F. Bakker Schut, directeur Publieke Werken, aangewezen tot een brede centrale as, die moest dienen als de centrumzone van de wijk, met voorzieningen aan weerszijden.
Morgenstond was een wijk bestaande uit zes buurten. Elke buurt had zijn eigen buurt-winkelcentrum en scholen. Deze kleine buurtwinkelcentra's zijn in de loop der tijd grotendeels veranderd in straten met zorg- en dienstverlening, kleinschalige bedrijfjes, horeca en fitness-centra.
Het tweede uitbreidingsplan voor Morgenstond dateert uit 1949. De toenmalige gemeenteraad had wegens de schaarste aan cultuurgrond uitgesproken Morgenstond zo dicht mogelijk te bebouwen, wat naar het oordeel van de gemeenteraad inhield: geen eengezinshuizen; die waren er in Den Haag al genoeg.
Afbeelding 2.2 Het uitbreidingsplan uit 1949
Van Rijkswege werden tot eind jaren '50 bij sociale woningbouw echter geen liften toegestaan en één en ander in aanmerking nemende, bleven er nog maar twee mogelijkheden over: 3 of 4 bouwlagen al dan niet op een half verdiepte laag met bergingen, of hele hoge woonflats. Om financiële redenen werd veelal gekozen voor vier lagen op een onderbouw, waardoor de variatie wel hoofdzakelijk moest komen van de plaatsing van openbare en bijzondere gebouwen, winkelpleintjes en/of afwisseling van bouwstroken met traditionele bouwblokken. Wel werd er aandacht besteed aan ornamenten bij de entrees van portieken, ramen in kopgevels en aan dakoverstekken en werden scholen verrijkt met kunstuitingen. Op twee plaatsen werd een zijmuur van flats van een kunstzinnig reliëf voorzien.
Morgenstond was voor een groot deel bebouwd met portiekwoningen in drie of vier bouwlagen gebouwd op een half verdiept souterrain met bergingen. Het zijn drie- en vierkamerwoningen, die onderling weinig variatie kennen. Aan dergelijke goedkope woningen, zowel in opdracht van de gemeentelijke woningdienst als door woningbouw-verenigingen gebouwd, bleek grote behoefte. Ondanks de druk van de woningnood en de éénzijdige vraag naar betaalbare sociale huurwoningen was men er toch in geslaagd om enige variatie in het woningaanbod aan te brengen. In het plangebied Haveltestraat e.o. is deze diversiteit ook waarneembaar: portiekwoningen langs de Melis Stokelaan, maisonnettewoningen bij het entreeplein aan de Leyweg en drie laagse galerijwoningen in het binnengebied met bijzondere kopbebouwing. Bij kruispunten van belangrijke doorgaande wegen als de Melis Stokelaan en de Leyweg is een hoogte van zeven bouwlagen toegepast.
Aannemers introduceerden, ook door tekort aan bouwmaterialen, nieuwe bouwmethodieken, die er toe hebben geleid dat Dudoks eerdere plannen niet altijd ongeschonden werden uitgevoerd. Ook was er in de plannen van Dudok geen groot winkelcentrum in Morgenstond gepland. F. Bakker Schut, directeur Publieke Werken, vond het onjuist dat een dergelijke voorziening centraal in de wijk ontbrak. Dit leidde tot het winkelcentrum Leyweg.
Begin jaren '60, toen Morgenstond bijna voltooid was, werd in het groene assenkruis een opvallend bebouwingsensemble aan de wijk toegevoegd. Dudok was toen al lang niet meer als stedenbouwkundige bij de wijk betrokken. Het project (Drentheplantsoen) bestond uit 4 torenflats met woningwetwoningen en behoorden bij de eerste in Nederland gerealiseerde woningwetwoningen in woontorens. De flats zijn 14 etages hoog en bevatten 284 woningen. Er werd bij de bouw gebruik gemaakt van glijbekisting, een voor die tijd revolutionaire bouwmethode.
Spectaculair was dat op die wijze het hoogste punt van een flat in 3 weken was bereikt.
Echter het plaatsen van de vloeren verliep door gebrek aan ervaring moeizaam en de kosten liepen uiteindelijk zo hoog op dat werd afgezien van de afwerklaag aan de buitengevel.
Door een sterke opwarming door de zon van de zuidzijde van de torens trad er torsie op, waardoor uiteindelijk de gevels losscheurden van de overige constructieve wanden.
In 1984 werd door de woningbouwvereniging 's-Gravenhage een bouwkundig onderzoek uitgevoerd, waarna de woningbouwvereniging concludeerde dat renovatie niet meer haalbaar was. De pas 20 jaar oude flats waren in 1987 allemaal ontruimd en klaar om afgebroken te worden.
Tegen die sloop waren vele tegenstanders, onder andere de toenmalige wethouder volkshuisvesting Van Otterloo, die tevens voorzitter was van de Stichting Hoogbouw. De gemeenteraad besloot de woningen alsnog te renoveren en het Gemeentelijk Woningbedrijf nam voor het symbolische bedrag van één gulden de flats over.
Het resultaat van de wederopbouw van Den Haag Zuidwest was een hoge dichtheid met kleine gestapelde woningen en weinig variatie. Den Haag Zuidwest telde oorspronkelijk circa 33.000 woningen; bestond uit 93 % appartementen en 7 % eengezinswoningen; waarvan 80 % van de appartementen corporatiebezit was. Slechts 12 % koopwoningen. Op het hoogtepunt van de Den Haag Zuidwest woonden hier ruim 100.000 inwoners. Rond 1995 was het aantal inwoners weer gedaald tot circa 62.500. Tegelijkertijd ging de koopkracht van Den Haag Zuidwest achteruit ten opzichte van andere delen van Den Haag. Het draagvlak voor scholen, winkels en voorzieningen werd steeds minder.
Vanaf de jaren '80 is er sprake van vernieuwing, gericht op particuliere woningverbetering en renovatie van de bestaande woningcomplexen, de zogenaamde Nieuwe Aanpak. Vanaf 1990 wordt er ingezet op meer ingrijpende vernieuwing van de verouderde woningvoorraad. Om recht te doen aan de toegenomen belangstelling van de marktsector werd in 1991 een publiek-private organisatie opgezet – de Ontwikkelingsmaatschappij Zuidwest in oprichting – waarin de gemeente, corporaties (Haagwonen, Vestia en Staedion) en marktpartijen samenwerkten. Vanaf de jaren '90 zijn de gemeente en de corporaties voortvarend geweest om met name de wijken Moerwijk, Morgenstond en Bouwlust-Vrederust te vernieuwen. Kleine woningen werden vaak samengevoegd.
De start van de vervanging begon in Morgenstond-West met de herstructurering van omgeving Dalfsenstraat (1993-1998), waar 136 kleine huur portiekflats werden vervangen door 74 ruime koop-eengezinswoningen, gevolgd door de bouw van 46 eengezinswoningen aan de Raalte- en Olststraat (2001-2005). Bij dit laatste plan werd in de verkaveling rekening gehouden met 3 aanwezige 'monumentale' Vleugelnootbomen op het binnenterrein en is het parkeren deels ondergebracht in een ondergrondse garage.
In de 90 'er jaren is tussen dit 'Zwembad Morgenstond' en de sloot naast de trambaan van de Melis Stokelaan een wooncomplex met ook woningwetwoningen gebouwd. Naast dit zwembad lag aan de Genemuidenstraat een school, later in gebruik als tijdelijk stadsdeelkantoor en deze herbergt nu een onderkomen voor een biljartvereniging en kleinschalige bedrijvigheid.
Eén van de eerste projecten was ook woningbouw op het terrein van de voormalige Hus fabriek aan de Ootmarsumstraat. En de bouw van 4 woontorens (opgeleverd 1997) door het pensioenfonds BPF-bouw met vrije-markt-huurappartementen in de groenstrook aan de Erasmusweg.
Parallel aan deze ontwikkeling is ten oosten de Vinexwijk Wateringseveld gebouwd, waardoor Morgenstond als geheel een meer binnenstedelijk gebied is geworden.
Morgenstond-Midden
Tussen 2000-2010 vond een grootse aanpak plaats van Morgenstond-Midden, gelegen tussen de Loevesteinlaan, Melis Stokelaan, Dedemsvaartweg en de Hengelolaan. Dit deel is sinds het begin van 21e eeuw vernieuwd met veel eengezinswoningen, waarbij ook hier het straten- en singel-patroon grotendeels is gehandhaafd en de meeste nieuwe bebouwing straatwanden vormt in een hoogte van 3, 4 en 5 bouwlagen met bijzondere en hogere bebouwing op strategische plekken.
Met de herstructurering naar (grotere) eengezinswoningen zijn de veelal de gemeenschappelijke tuinen opgesplitst in privetuinen. Daarom zijn op verschillende plekken openbare speel-/groenplekken aangelegd Ook is hier het parkeren op eigen terrein ruim ingevoerd om de openbare ruimte te ontlasten van geparkeerde auto's en daardoor de kwaliteiten van het gebied weer zichtbaarder te maken. In de tweede fase van dit proces is om financiële redenen het beoogde ondergrondse parkeren vaker ingeruild voor parkeren in de open lucht op de binnenterreinen. Dit is wel zo veel mogelijk leefbaar gemaakt door toevoeging van bomen en soms pergola's.
Na de grote bouwstroom in Midden kwam in Morgenstond-West ook het gebied Zuidlarenstraat e.o. in realisatie volgens een gezamenlijk stedenbouwkundig plan van gemeente en corporaties (buro PRO).
Dat vond plaats door nieuwbouw aan de Meppelweg, Dedemsvaartweg, Zuidlarenstraat, Wachtumstraat en Gietenstraat en door de verbouw van de school aan de Zuidlarenstraat tot multifunktioneel centrum met onder andere cultuurgerelateerde voorzieningen als Theater Dakota, voor muziekonderwijs, horeca en ruimtes voor ZZP-ers in reclame en vormgeving.
Met de bouw van onder andere 68 eengezinswoningen op de voormalige atletiekbaan aan de Zuidlarenstraat en 112 eengezinswoningen aan de Gasseltestraat en omgeving alsmede de nieuwbouw van een flat aan de Zweelostraat, is ter plekke van 2 voormalige schoolgebouwen aan de Exloostraat een buurtparkje aangelegd (periode 1993-2000) als compensatie voor het verdwijnen van de open ruimte van de atletiekbaan.
Afbeelding 2.3 Dalfsenstraat Borgerstraat Exloostraat
Door de gemeente Den Haag werd besloten de centrumfunctie van de Leyweg te versterken door de uitbreiding van winkelcentrum Leyweg en het deels autovrij te maken. Dit is geregeld in een apart bestemmingsplan "Winkelcentrum Leyweg". Het is verkeerskundig geen “barrière” meer tussen de onderlinge buurten. Doorgaand west-oost-autoverkeer gaat via de Dedemsvaartweg en Loevesteinlaan om de wijk heen. Het winkelcentrum heeft naar oost en west aan de Leyweg uitlopers die (nog) wel voor autoverkeer bereikbaar zijn. Fietsen door het Winkelcentrum Leyweg is niet toegestaan.
Aan de kant van de Hengelolaan is aan de kop van het winkelcentrum een grote ondergrondse parkeergarage en een busstation gerealiseerd. Aan deze zijde wordt ook een wekelijkse markt gehouden.
Aan de kant van de Melis Stokelaan is ook een ondergrondse parkeergarage verrezen, en krijgt de hier gelegen trambaan voor RandstadRail een Tophalte. Ter plekke van deze kant van de Leyweg zijn de winkels (en bovengelegen appartementen) dichter naar de Melis Stokelaan in het Groene Assenkruis gesitueerd, waardoor er een verbeterde looproute tussen Stadhuis, Tophalte en hoofdwinkelcentrum ontstaat. Tegenover dit deel van de Leyweg heeft ook het buurtpark in het Groene Assenkruis een metamorfose ondergaan, met extra water ( waterbergend vermogen) en een speeleiland.
Leegkomende scholen en kerken zijn veelal vervangen door woningen. Een buurtparkje op de plek van 2 voormalige scholen aan de Exloostraat is gecreëerd als compensatie voor het verdwijnen van de atletiekbaan, die verhuisde naar het Zuiderpark; winkelstrepen zijn veelal omgezet in woningcomplexen .
In mei 2002 is het stedenbouwkundig plan voor Morgenstond-Midden door het College van B&W vastgesteld. Er werden 5 uitgangspunten geformuleerd:
Aan het oostelijke andere uiteinde van het groene assenkruis is in 2010 ook een woontoren gebouwd ter plekke van het gesloopte overdekte zwembad Morgenstond aan de Loevesteinlaan tegenover het Zuiderpark; een opvallende 70 meter hoge woontoren (Pharos), ook wel “de transformer” genoemd. Achter (en onder) de toren ligt een volledig ondergrondse parkeergarage met een grasdak.
Bebouwingen in het groene assenkruis onttrekken zich aan het patroon van straatwanden door teruggelegen ligging, hoogte, hoekverdraaiingen en dergelijke waardoor de bijzondere positie van dit assenkruis herkenbaar blijft.
In Morgenstond-Oost vonden er kleinschaliger initiatieven plaats: een nieuwbouwcomplex op de hoek Melis Stokelaan/Loevesteinlaan, de renovatie en nieuwbouw nabij de Loevesteinlaan/Enschedelaan/ Steenwijklaan met daarin een nieuwbouwkantoor voor Vestia en daarboven nieuwbouw appartementen. Verder de nieuwbouw van een groot fitnesscentrum aan de Paterswolde-/Schipborgstraat en de verbouw met toevoeging van een ondergronds les-zwembad van Muldersport aan de Loevesteinlaan. Voorts de nieuwbouw van een school aan de Steenwijklaan; investeringen in (buiten)sportvoorzieningen achter de sporthal aan de Steenwijklaan; de bouw van een woon en dienstverlening-/bedrijfsruimte-complex ter plekke van een voormalige kerk aan de Leyweg.
Voor heel Den Haag Zuidwest is in 2004 de 'Structuurvisie Den Haag Zuidwest' (geldend tot 2020) vastgesteld waarin een aantal belangrijke doelen zijn geformuleerd. Onder andere dat in 2020 circa 20.000 van de 30.000 woningen moeten zijn geherstructureerd. Door de huidige recessie is het tempo van de vernieuwing achtergebleven.
Verder werd daar in 2011 de voormalige LTS aan de Leyweg vervangen door het tweede stadkantoor. Dit stadsdeelkantoor is hier gesitueerd om de werkgelegenheid in Zuidwest een boost te geven (werkplek voor ca. 1000 ambtenaren, er boven 49 appartementen) en om door de icoonfunktie Morgenstond en het stadsdeelwinkelcentrum Leyweg extra op de kaart te zetten.
Dit opvallende gebouw (icoon- 75 meter hoogte) is het winnende plan van een prijsvraag in 2005 en is de oostelijke begrenzing van het detailhandels centrum Leyweg. Het is een duurzaam gebouwd complex met onder andere een koude-warmte opslag in diepe bronnen op circa 250 meter diepte.
Den Haag Zuidwest is in 2007 aangewezen tot één van de Krachtwijken (minister Vogelaar). Het in dit gebied gelegen winkelcentrum Leyweg dient samen met het nieuwe stadskantoor, de bibliotheek en andere publieksfuncties uit te groeien tot hét voorzieningen cluster van stadsdeel Escamp.
Voor een deel van de vernieuwingen zijn bestemmingsplannen gemaakt. Veel andere plannen zijn uitgevoerd via de toenmalige artikel 19 procedure of nu via de uitgebreide wabo-procedure. Paragraaf 1.4 geeft daarvan een overzicht.
Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitnmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling'. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.
In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen.
Morgenstond is een naoorlogse uitbereidingswijk in het stadsdeel Escamp, Den Haag Zuid West. Voor het grondgebied van de wijk Morgenstond, gelegen in de vroegere Escamppolder, werd in 1930 een eerste uitbreidingsplan voor de polder gepresenteerd. Dit plan was een traditioneel stedenbouwkundig plan, symmetrisch van opzet. Door het uitbreken van de crisis in de jaren '30, is de uitleg van nieuwe stadswijken enkele jaren stil gelegd. In 1935, presenteerde W.M. Dudok een nieuw uitbreidingsplan voor Ockenburgh, Made- en Escamppolder. Dit plan werd door de provincie verworpen vanwege het (teveel) verloren gaan van de tuinbouwgronden. Pas na de Tweede Wereld oorlog, werden de plannen hervat. Dudok maakte een aangepast ontwerp. Het plan 'uitbreidingsplan Leyweg', werd in 1949 afgerond en omgedoopt tot Morgenstond, vernoemd naar boerderijen in de oorspronkelijke poldergebieden. Morgenstond is nagenoeg geheel volgens het stedenbouwkundige plan van Dudok aangelegd. Door de woningschaarste lag er een hoge tijdsdruk op de bouw van het plan, waardoor werd afgezien van het ophogen van de gronden. Tijdens de bouw is het oorspronkelijke plan verdicht met meer woningen, van 7.500 naar 9.500. De verdichting kreeg gestalte door op veel plaatsen een bouwlaag toe te voegen. De beoogde overgang tussen laag en hogere bouw, is slechts deels gerealiseerd.
Verder zijn er door dienst Stadsontwikkeling en Wederopbouw op verschillende plaatsen wijzigingen doorgevoerd. Zo is het Almeloplein verkleind ten gunste van meer woningen. Variatie in de structuur ontstond door een afwijkend plan van Rotterdamse architect W. van Tijen, voor twee delen in de wijk. Hij ontwikkelde in een eerste initiatief een plan voor 400 woningen in de bouwblokken tussen Loevesteinlaan, Weerselostraat, Maartendijkslaan en Markelostraat. Hier zijn de bouwblokken korter en staan haaks op de straat. Nadien werd deze manier van verkavelen ook toegepast in het buurtje tussen Dedemsvaartweg en de Exlostraat.
De Leyweg was van oorsprong een smalle polderweg met aan weerszijden boerderijen. Met het plan Morgenstond van Dudok werd de weg verbreed en ontstond een wijk met zes buurten, gelegen langs de hoofdstructuur van lange lanen evenwijdig aan de kust. De structuur is orthogonaal, overzichtelijk en grotendeels gelijkvormig in bouwmassa. Bouwblokken zijn drie tot vier lagen hoog en hebben over het algemeen platte daken. Het type woning dat het meeste voorkomt is de gestapelde portiekwoning met drie of vier kamers. Nabij het Zuiderpark staan tevens enkele vrijstaande en geschakelde eengezinswoningen.
Op enkele punten in de wijk zijn hogere 'accenten' aanwezig ter markering van een kruispunt of toegang tot de wijk. Deze zijn zes lagen. Uitzondering zijn de vier hoge woontorens van vijftien lagen aan het Drentheplantsoen, gebouwd in de jaren '60. Het ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid stemde in om de nog steeds grote woningnood verder op te lossen. De torens zijn naar ontwerp van architect C. Pet. De Leyweg was, nadat het eerst als buurtwinkelcentrum werd geprojecteerd, bestempeld als centrum voor de wijk, waarbinnen een pleinvormige ruimte zou ontstaan die aan de uiteinden door hoge bebouwing werd afgesloten. In het plan van Dudok was er alleen ruimte voor dagwinkels. Uiteindelijk heeft Gemeente Den Haag er voor gekozen om het winkelcentrum uit te breiden met een breder aanbod aan winkels en culturele voorzieningen. De uitwerking van het winkelcentrum is van de architecten C. Th. Nix en H.A. Tielman uit 1952.
De kwaliteit van de architectuur is uiteenlopend. Typische stijlkenmerken van wederopbouw zijn herkenbaar: asymmetrische puien, combinatie van beton, hout en metselwerk. De betonnen luifels zijn ter besparing van het gewicht vaak opgewerkt met ronde uitsparingen. Daarnaast is er beeldende kunst aanwezig, vaak op onverwachte plekken. Ogenschijnlijk 'sobere' blokken krijgen charme door kleurrijke mozaïeken aan weerszijden van de portieken. Voorbeeld is de westzijde van de Enschedelaan en het schoolplein aan de Holtenstraat.
Afbeelding 2.4 Zuidlarenstraat vlak na de oplevering - 1956
De bestemming van de bebouwing aan de Ootmarsumstraat werd in de jaren '50 gewijzigd voor de bouw van een broodfabriek. De fabriek werd in de jaren '70 gesloopt. Hier werd kleinschalige woonbebouwing rond een hof terug gebracht. In 1985 werden de torens aan het Drentheplantsoen ontruimd vanwege bouwtechnische gebreken. Bewoners wilden graag terugkeren; waardoor er werd overgegaan op grondige renovatie. Het uiterlijk werd gewijzigd en daarnaast werd er een strook woningen voor ouderen toegevoegd.
Afbeelding 2.5 Hoogbouw van architect C. Pet aan de Dedemsvaartweg / Drentheplantsoen - 1963
Eind jaren '80 werd er op grote schaal gerenoveerd in de wijk. Detaillering van de karakteristieke wederopbouw-architectuur bleek uiterst kwetsbaar en ging vaak verloren. Renovaties gingen vaak samen met het inpakken van gevels in een eigentijds kleurgebruik.
Bij de inrichting van het plangebied is veel aandacht bedteed aan de planmatige aanleg van groene ruimten. Zo liggen tussen de straten en bouwblokken collectieve tuinen. Groen was niet alleen door tuinen, maar ook door sportvelden, plantsoenen en oevers aanwezig. De sport- en speelvelden zijn midden tussen de bebouwing gelegen en in de nabijheid van scholen. Water was in het plan een hoofdelement in de vorm van singels en ondanks het feit dat het in eerste instantie een waterhuishoudkundige functie heeft.
Hoewel Morgenstond een unieke wederopbouwwijk is, zijn er binnen het plangebied geen Rijks- of gemeentelijk beschermd stadsgezicht gelegen.
In het plangebied zijn drie gebouwde monumenten aanwezig waarvan twee Rijksmonumenten zoals opgenomen in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988. Het betreft:
Het enige als gemeentelijk monument aangewezen gebouw in het plangebied betreft de door K.L. Sijmons ontworpen Nederlandse Hervormde Adventkerk aan de Hengelolaan 225.
Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in een deel van Den Haag dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onder natte omstandigheden afgezette bodemlagen. Klei en veen domineren de ondergrond, afgewisseld door zandkopjes. De zandkopjes zijn restanten van strandwallen die in de prehistorie onder invloed van overstromingen voor een deel zijn weggespoeld. De zandkopjes komen in ongeveer oost-west georiënteerde zones voor. In het plangebied komen enkele van die zandkopjes voor rond de Smildestraat en Emmenstraat, maar ook rond de Leggelostraat, Haveltestraat en Steenwijklaan en tussen de Leyweg, Lonnekerstraat, Tubbergenstraat en Maartensdijklaan. De strandwallen en de resterende zandkopjes waren in de prehistorie en daarna aantrekkelijke plaatsen om te wonen. Een tweede fenomeen dat dit deel van Den Haag kenmerkt is de aanwezigheid in de ondergrond van geulen die samenhangen met de Gantel. De Gantel was een getijdengeul die was ontstaan na een doorbraak van de zee rond 1000 voor Christus nabij de Maasmonding. Vanuit deze geul ontstond een wijdvertakt geulensysteem. De geulen verlandden in de loop van de tijd, maar bleven vaak als lichte verhoging, oeverwal genoemd, in het landschap zichtbaar. In de periode dat zij watervoerend waren, waren met name de oeverwallen van de geulen aantrekkelijke woonplekken. Na de verlanding was de verhoogde geulbedding zelf een te prefereren locatie.
Eén zo'n geul ligt in het plangebied ongeveer ter plaatse van de Loevesteinlaan tussen de Coevordenstraat en de Fluitenbergstraat. Niet alle geulen van het systeem zijn al in kaart gebracht, in het plangebied kunnen nog meer van dit soort verlande geulen in de ondergrond aanwezig zijn.
Door het krekensysteem van de Gantel kon het veen in het gebied afwateren en veraarden. Op dit veraarde veen kan in de middenijzertijd gewoond zijn. In of dichtbij het plangebied zijn twee vindplaatsen uit de ijzertijd bekend. De eerste aan de Hengelolaan (vindplaats 23), de tweede aan de Dedemsvaartweg (vindplaats 25). Deze vindplaatsen zijn niet intensief onderzocht, hoewel aan de Dedemsvaartweg sporen van de beschoeiing en versteviging van de oever van de geul zijn gedocumenteerd (Jaarboek Die Haghe 1990, p. 259). Sporen van huizen (plattegronden) of andere structuren, greppels of verkavelingssystemen, zijn vooralsnog niet ontdekt. Ten behoeve van een ontwikkeling op de hoek van de Zweeloostraat en Exloostraat is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd om bewoning op het veen aan te tonen. Aanwijzingen daarvoor werden niet gevonden (intern rapport ZWX12p).
Tussen de Hengelolaan, de Leyweg, de Bentelostraat en Dedemsvaartweg zijn verschillende booronderzoeken uitgevoerd (tussen 2000 en 2008) vooruitlopend op de sloop en nieuwbouw in het plangebied (o.a. aan de Norgstraat (2001-2002), Wapserveenstraat (2004 en 2005), Leyweg 2000, Tinaarloostraat 2007 en Vledderstraat 2008). Bij geen van deze onderzoeken zijn aanwijzingen gevonden dat er zandkopjes, verlande geulen of veraard veen in dat deel aanwezig zijn, maar juist wadafzettingen: klei afgewisseld met veen. Deze geologische bodemopbouw geeft aan dat dit deelgebied naar alle waarschijnlijkheid te drassig en onaantrekkelijk was om te wonen. Wel is aan de Norgstraat een klein aantal sporen uit de late middeleeuwen gevonden (vindplaats 175). De sporen waren niet zodanig dat verder onderzoek noodzakelijk was. Dit deel van het bestemmingsplangebied heeft daarom geen dubbelbestemming Waarde –Archeologie.
Rond de Zuidlarenstraat en rond de Windesheimstraat zijn ook vooronderzoeken uitgevoerd. In het laatste geval heeft dat geleid tot een proefsleuvenonderzoek waarbij een vindplaats met sporen uit het neolithicum en uit de Romeinse tijd is aangetroffen (vindplaats 169). Het gebied rond deze vindplaats heeft wel zijn dubbelbestemming behouden, de verwachting is dat er meer sporen van bewoning uit beide perioden bewaard kunnen zijn gebleven.
Dit geldt ook voor het gebied rond de Zuidlarenstraat. Hier zijn aanwijzingen voor de aanwezigheid van een vindplaats aangetroffen (RAAP-rapport 1555), maar deze aanwijzingen zijn nog niet verder onderzocht. Of hier daadwerkelijk sprake is van een vindplaats moet verder onderzoek nog uitwijzen.
Zoals in paragraaf 1.3 is aangegeven is Morgenstond is onder te verdelen in Morgenstond-West, Morgenstond-Midden en Morgenstond-Oost.
De structuur van de Morgenstond is op hoofdlijnen een ortogonale structuur, waarvan het straten- en singelpatroon bij de herstructurering grotendeels is gehandhaafd. De winkels zijn nu geconcentreerd in het winkelcentrum Leyweg.
Morgenstond laat zich daarmee typeren als een stedelijke uitbreidingswijk, met een groene inrichting en uitstraling. Het combineert de kwaliteiten van het leven in de stad: de nabijheid van voorzieningen; winkels, openbaar vervoer en Zuiderpark en de kwaliteiten van het leven in een buitengebied; rustige woongebieden; veel buitenruimte; geen verkeersdrukte en voldoende parkeerruimte.
De leef- en woonkwaliteit wordt sterk bepaald door het groene karakter van de openbare ruimte, met singels en volwassen straatbomen, openbare grasstroken en brede speeltrottoirs. Deze omgevings-kwaliteit wordt bereikt door binnen de bouwblokken voldoende parkeervoorzieningen op te nemen.
De stedelijkheid ontstaat uiteraard ook door de aanwezige voorzieningen als het winkelcentrum De Leyweg, het voorzieningen nivo in het Zuiderpark en de tramlijnen. Door het hoge terugbouwpercentage en de aanvullende parkeervoorzieningen is het totale bouwvolume toegenomen. Toch is het streven om de kwaliteit van de openbare ruimte zo groen, ruim en ontspannen mogelijk te houden en het bouwvolume verder compact gehouden.
Morgenstond wordt voor het autoverkeer ontsloten via de Meppelweg, Loevesteinlaan, Erasmusweg en Dedemsvaartweg . De Melis Stokelaan en Hengelolaan zijn wijkontsluitingswegen. Deze wegen maken tevens deel uit van het hoofdwegennet voor de hulpdiensten. De Maartensdijklaan, de Steenwijklaan en Leyweg maken ook deel uit van dit hoofdroutenet en zijn daarom 50 km/u wegen. Alle andere straten in het gebied zijn ingericht als verblijfsstraat - of gebied met een regime van 30 km/uur.
Voor de ontsluiting van de wijk met openbaar vervoer is voorzien door verschillende buslijnen en de tramlijnen 4, 9 en 16. Tramlijn 4 en over enkele jaren ook lijn 9 maken deel uit van het netwerk Randstadrail.
Tramlijn 4 ontsluit de noord-west zijde van het plangebied en loopt van Zoetermeer naar de Uithof via station Den Haag CS. De lijnen 9 en 16 lopen aan de zuidoost zijden van het plangebied. Lijn 9 loopt van Scheveningen naar Vrederust en doet beide hoofdstations in Den Haag aan, Tramlijn 16 rijdt over de Erasmusweg en verbindt Wateringseveld met het centrum van Den Haag en NS station Den Haag Centraal, via Laak en NS station Den Haag HS. Bij de stations Den Haag HS en Den Haag Centraal kan overgestapt worden op een groot aantal andere tramlijnen en buslijnen. Hierdoor is een groot gedeelte van de stad bereikbaar.
Buslijnen 21, 23, 25 en 26 hebben een tracé via Morgenstond. Lijn 21 verbindt Vrederust met het Noorderstrand in Scheveningen en doet het HAGA-ziekenhuis aan. Over de Loevesteinlaan rijdt buslijn 23 van de HTM, deze lijn heeft een halte bij de Cannenburglaan. Buslijn 23 is een lange lijn en doet een groot gedeelte van de stad aan. Lijn 23 rijdt van Kijkduin naar Scheveningen Noorderstrand en vice versa via het Leyenburg Ziekenhuis/ OV-knoop Leyweg, winkelcentrum Leyweg, Morgenstond, Rijswijk, Voorburg, Bezuidenhout, Benoordenhout en Scheveningen. Bij het Leyenburg Ziekenhuis/OV-knoop Leyweg kan overgestapt worden op verschillende bus- en tramlijnen naar onder andere het Westland. Ook op andere haltes is overstappen mogelijk.
Lijn 25 rijdt via de Lozerlaan en de Hengelolaan naar de Vreeswijkstraat en verder tot de Grote Markt.
Ook buslijn 26 ontsluit Morgenstond, deze buslijn heeft een halte bij station Den Haag Moerwijk. Buslijn 26 verbindt Kijkduin met het NS station Voorburg. Vanuit station Voorburg kan onder andere overgestapt worden op de stoptrein naar Zoetermeer en Gouda. Buslijn 26 verbindt Morgenstond verder met het Leyenburg Ziekenhuis/OV-knoop, Rustenburg Oostbroek, Laak, NS station Den Haag HS en bedrijventerrein De Binckhorst.
De Melis Stokelaan, Erasmusweg, Hengelolaan, Meppelweg en Loevesteinlaan/Schaapweg maken deel uit van het hoofdroutenetwerk voor de fiets. Deze wegen hebben over het algemeen vrijliggende fietspaden. Op een deel van de Melis Stokelaan is een fietsstrook aanwezig.
Voor voetgangers zijn geen specifieke voorzieningen in het gebied aanwezig. Langs alle wegen zijn trottoirs aanwezig zodat voetgangers de voorzieningen en openbaar vervoer haltes in het gebied kunnen bereiken. Een klein aantal paden is gereserveed voor voetgangers en dat geldt ook voor het voetgangersgebied rondom het winkelcentrum Leyweg.
Het parkeren vond oorspronkelijk grotendeels plaats op openbare straat. Zowel in Morgenstond Midden als Noord zijn er plannen voor gebiedsontwikkelingen gerealiseerd of gepland. Na uitvoering van de gebiedsontwikkelingen zal het parkeren geheel of grotendeels op eigen terrein plaatsvinden in gebouwde parkeervoorzieningen. Op deverse plaatsen in de wijk zijn parkeerboxen aanwezig,
Centraal loopt evenwijdig aan de Melis Stokelaan een groene zone, die met de sportvelden langs de Dedemsvaartweg het zogenaamde Groen Assenkruis vormt, ecologisch van belang als verbinding tussen de Uithof (stadsrand) en het Zuiderpark. Morgenstond is daarmee bijzonder goed gesitueerd rondom groenvoorzieningen.
beeld sportvelden achter Dedemsvaartweg
De rijen bomen langs de Melis Stokelaan maken deel uit van die stedelijke groene hoofdstructuur, als aangegeven in de beleidsnota 'Groen kleurt de stad'(pagina 28) . Maar ook de bomen/singels/watergangen langs de Hengelolaan, de Meppelweg en de Erasmusweg, Dedemsvaartweg, Leyweg en Loevesteinlaan behoren tot deze structuur.
Binnen het plangebied staan op de volgende locaties monumentale bomen:
In het plangebied komen - op grond van de Flora- en faunawet - beschermde (muur)planten voor. Het betreft in ieder geval de gewone dotterbloem (tabel 1), de rietorchis (tabel 2) en de tongvaren (tabel 2). Het zwaartepunt bevindt zich in het groen tussen de Genemuidenstraat en de Melis Stokelaan en gebied rond de Coevordenstraat. Voor tabel 1-soorten geldt een vrijstelling, mits de zorgplicht in acht wordt genomen. Daarnaast komen zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3/Bijlage IV Habitatrichtlijn) en diverse soorten broedvogels voor. Mogelijk zijn beschermde vissoorten aanwezig.
Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om chemische wasserijen, garagebedrijven, schildersbedrijven, benzinestations, brandstoffenhandels, timmerwerkplaatsen en een drukkerij. Verder hebben bij veel woningen en overige gebouwen ondergrondse huisbrandolietanks gelegen. De meeste olietanks zijn inmiddels verwijderd.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat het plangebied is gelegen in bodemkwaliteits zone 2. In deze zone is de bovengrond (0,0-0,5 m-maaiveld) gemiddeld licht verontreinigd met kwik, lood en PAK (teerachtige stoffen). De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gemiddeld licht verontreinigd met kwik en zink. Zie verder paragraaf 4.5.
Morgenstond is onderdeel van de Eshofpolder. De polder is op orde (Hoogheemraadschap Delfland). Het peil van het oppervlaktewater is NAP -1,75 m.
De polder wordt bemalen door een gemaal aan de Erasmusweg, hoek Loevesteinkade. Daar ligt een duiker naar de zuidzijde van de Erasmuslaan.
De watergangen zijn als primaire polderwateren in de Legger van het Hoogheemraadschap opgenomen. Er zijn geen waterkeringen in het gebied. Er is wel een waterkering grenzend aan het plangebied ten zuiden van de Erasmusweg. Ter plaatse van de Loevesteinlaan bevindt zich een rioolpersleiding.
Lichtblauw met onderbroken zwarte lijn: primair polderwater.
Paarse lijn: grens peilvak
Cijfers: streefpeil oppervlaktewater per peilgebied
Een veelheid van kabels en leidingen voor het transport van energie en (warm) water is in het plangebied aanwezig. Enkele daarvan zijn grotere leidingen met een regionale betekenis voor het transport van (afval)water. Langs Morgenstond – Midden is in de Loevesteinlaan een effluentleiding aangelegd, een hoofdrioolverbinding tussen de rioolinstallaties van de Houtrust en die in de Harnaschpolder. Onder de Leyweg, het westelijk deel van de Hengelolaan en onder het oostelijk deel van de Erasmusweg zijn hoofddrinkwaterleidingen gelegen.
Paarse lijn: rioolpersleiding t.p.v. de Loevesteinlaan
Verder liggen er nog enkele grotere buisleidingen in het plangebied, waarmee water wordt getransporteerd (Dunea). Het betreft buizen onder de Leyweg, Loevesteinlaan, de Melisstokelaan, de Erasmusweg, de Meppelweg en de Dedemvaartwetweg.
Een klein deel van het plangebied ligt binnen een risicozone van een hogedrukaardgasleiding die net buiten het plangebied - de hoek tussen Loevesteinlaan en Erasmusweg volgend - gelegen is. Zie verder hoofdstuk 4 (externe veiligheid).
Uit de onderstaande functie kaart komt het volgende beeld naar voren. Morgenstond is een woonwijk, waarbij de winkels en horeca sterk zijn geconcentreerd in het stadsdeelcentrum Leyweg en directe omgeving. Ook op Almeloplein is een beperkte concentratie. Verder valt op dat de maatschappelijke en culturele voorzieningen evenwichtig over de wijk zijn verdeeld. Het aantal bedrijfs- en kantorenfuncties is beperkt.Tot slot zijn er vrij veel losstaande en geschakelde garageboxen bij de stapelde bouw aanwezig, naast de talrijke parkeerterreinen (15) en parkeergarages (5).
Binnen het plangebied is een beperkt aantal bedrijven aanwezig; zowel solitair, geclusterd als ook gemengd met andere functies. De twee solitaire bedrijfslocaties betreffen een benzine station (geen lpg) en een gemaal aan de Loevesteinlaan. Van de voormalige bedrijvencluster aan de Boekelostraat is nog een enkel bedrijf over. Verder zijn er binnen het plangebied ook een aantal bedrijfjes in de voormalige winkelstrips aanwezig, het gaat vooral om dienstverlenende bedrijven. Tot slot is er een schoonmaakbedrijf in de Coevordenstraat, een computerreparatiebedrijf en pakket- en transportbedrijf aan de Leggelostraat gelegen.
In de Zuidlarenstraat is een dependance gevestigd van het Filmhuis Den Haag. In het complex is ook horeca gevestigd en is er ruimte voor innovatieve, creatieve bedrijvigheid. In de categorie ontspanning is de aanwezigheid van diverse dansscholen en een groot biljardcentrum (Genemuidenstraat) vermeldenswaardig.
In Morgenstond zijn de winkels geconcentreerd in winkelcentrum Leyweg, dat inmiddels een functie heeft op stadsdeelniveau. Er zijn nog een aantal voormalige winkelstrips, die een gemengde functie hebben (Steenwijklaan en Leggelostraat). Dit zijn gemengde blokken met in de plint functies als detailhandel, horeca en dienstverlening. Wat betreft de detailhandel gaat het vooral om allochtone buurtwinkeltjes die deels voorzien in dagelijkse behoeften en aanvullend zijn op het aanbod van winkelcentrum De Leyweg. De uitstraling van de winkelstrips is matig.Verder is er nog een buurtwinkelcentrum aan het Almeloplein, hiervoor is een upgrading voorzien.
In en nabij het centrum aan de Leyweg en in de voormalige winkelstrips zijn de (commerciële) dienstverleningsfuncties gevestigd. Belangrijke voorzieningen in het centrum zijn het postkantoor, gezondheidscentrum en bibliotheek bij het stadskantoor. In de winkelstrips gaat het vaak om meer kleinschalige dienstverlening zoals kapper, nagelstudio, makelaarskantoor en servicebureau. De dienstverlenende functies nemen langzamerhand toe in deze voormalige winkelstrips.
In het plangebied zijn circa 15 horecavestigingen aanwezig, meestal in of nabij het stadsdeelcentrum Leyweg gesitueerd. Het overgrote deel zijn restaurants en cafetaria's, en een enkele bar.
In Morgenstond bevinden zich twee omvangrijke kantoren, te weten het nieuwe Stadskantoor aan de Leyweg en het kantoor van de woningbouwvereniging Vestia aan de Steenwijklaan.
In het plangebied zijn de volgende scholen gevestigd:
Binnen het plangebied is een Ontmoetingscentrum aanwezig op het 1e Eeldepad 3. Stichting Morgenstond organiseert hier al zo'n veertig jaar activiteiten voor jonge en oude buurtbewoners. Veel bewoners werken mee als vrijwilliger. In het gebouw aan de Leggelostraat 85 hebben meerdere maatschappelijke voorzieningen hun onderkomen (Psyq, Parnassia, Stichting De Jutters).
Aan de Loevesteinlaan is een seniorencentrum gelegen, het Woonzorgcentrum Loevestein van Stichting Florence. Florence heeft bekend gemaakt dat Woonzorgcentrum Loevestein per 1 januari 2015 gesloten wordt.
Met de aanwijzing tot krachtwijk is geld gegenereerd om in het naastgelegen Zuiderpark een nieuw topsportcentrum te realiseren. Onderdeel van dit topsportcentrum is nieuwe bebouwing voor de schoolinstellingen als de Haagse Opleiding voor Lichamelijk Onderwijs (Halo, onderdeel van de Haagse Hogeschool) en sportgerelateerde onderdelen van het ROC Mondriaan. In Morgenstond zelf zijn sportvoorzieningen aanwezig aan de Steenwijklaan (sporthal en sportterreinen) en aan de Bentelostraat (sportveld).
Grenzend aan Morgenstond zijn er sportvelden in het Groene Assenkruis langs de Dedemsvaartweg en volkstuinverenigingen in de Ersamuszone.
Bestaande fitnessvoorzieningen zijn gevestigd aan de Schipborchstraat/Paterswoldestraat en aan de Loevesteinlaan (incl. een ondergronds les-zwembad). Aan de Genemuidenstraat is in een oorspronkelijk schoolgebouw/voorheen stadsdeelkantoor een biljartvereniging ondergebracht.
Aan de Loevesteinlaanzijde van het Zuiderpark is tevens een manege gevestigd.
In het gebied zijn bij de volgende straten speelplekken aanwezig:
Morgenstond is, zoals eerder vermeld, begin jaren vijftig gebouwd. Er staan circa 10.000 woningen. Het merendeel van de woningvoorraad bestaat uit appartementen (90%) en ongeveer 70% van de woningen is in het bezit van corporaties. Het overige deel is voornamelijk eigenaar-bewoner (24 %), slechts een klein percentage is particuliere verhuur (6%).
Het aandeel eenpersoonshuishoudens is groot in Morgenstond (55%). Ongeveer een kwart bestaat uit gezinnen en 20% bestaat uit tweepersoonshuishoudens. Met name het aandeel gezinnen is toegenomen in 10 jaar (in 2.000 was het aandeel gezinnen 11%). De bevolkingsopbouw (in leeftijd) is vergelijkbaar met het gemiddelde in Den Haag. Wel wonen er in Morgenstond iets minder jonge kinderen (tot 4 jaar) en iets meer ouderen van 65 jaar en ouder dan gemiddeld in Den Haag. Het percentage huishoudens met een laag inkomen is met 60% redelijk de laatste 10 jaar stabiel gebleven Het aandeel middeninkomens is echter wel enigszins toegenomen en komt uit op een kleine 30% .
De meeste bewoners zijn tussen de 20 en 64 jaar. Qua etnische afkomst is de verhouding tussen allochtone en autochtoon gelijkmatig verdeeld.
Sinds begin deze eeuw tot heden is er veel geherstructureerd in Morgenstond. Dit heeft geresulteerd in bijna een verdubbeling van het aantal grondgebonden woningen: van circa 400 woningen naar ruim 970 grondgebonden woningen in 2013. En het aandeel eigenaar-bewoners is daarmee eveneens aanzienlijk gestegen: van ruim 11% in 2000 naar 22% in 2013.
Kortom, het plangebied is sinds 2000 meer gemengd geworden op het terrein van: eigendomsverhouding (meer koop), grondgebondenwoningen en huishoudenssamenstelling (iets meer gezinnen).
Het aantal werkende personen is in de periode 1995 – 2004 met bijna 25% toegenomen van 8.800 tot 10.860. Veel van die werkgelegenheid komt voor rekening van het onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg. Semi-overheidsinstellingen zijn daarmee een belangrijke drager voor de werkgelegenheid in Zuidwest. Het merendeel van de over het algemeen kleinschalige bedrijven vallen in de sector commerciële consumentverzorgende en zakelijke dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid en opslag. Veel van deze werkgelegenheid heeft huisvesting gevonden in voormalige winkelstrepen.
Het bestemmingsplan Morgenstond vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid.
De paragraaf 3.2 gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet. De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de regels en op de verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.3.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Morgenstond worden afgewogen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in de gemeenten van Haaglanden in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.
Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.
In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.
De Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014) is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen. Bij het werk aan deze ambities is het vinden van de balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit voor maatschappelijke initiatieven een continue opgave.
De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.
Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:
Deze indeling maakt ook duidelijk waar de vier 'rode draden' het nadrukkelijkst doorwerken in het beleid: het beter benutten en het vergroten van de agglomeratiekracht hoofdzakelijk bij 'mobiliteit en bebouwde ruimte', het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoofdzakelijk bij 'kwaliteit van landschap, groen en erfgoed' en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij 'water, bodem en energie'.
Samenhang tussen visie, programma's en verordening
De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden. Tot slot bevat het beleid een herziene ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.
De Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte hebben beide de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Visie Ruimte en Mobiliteit heeft ook de status van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer, paragraaf 3 (“Het provinciale verkeers- en vervoerplan”), artikel 5 en 6. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte 2014, het inpassingsplan en de aanwijzing) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. Van groot provinciaal belang is dat regionale vraag en aanbod van de functies wonen, bedrijven, detailhandel en kantoren goed op elkaar worden afgestemd.
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:
Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.
Voor Den Haag/dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen.
Voor de verschillende beleidsectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.
Het bestemmingsplan Morgenstond is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020. Sinds 1 januari 2015 is het Stadsgewest opgeheven; een aantal de beleidtaken zijn overgenomen door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).
Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).
Morgenstond ligt gedeeltelijk in de kansenzone Centrumvleugel. een van de ambities is het ontwikkelen van een icoon voor Den Haag Zuid West, om de uitstraling en het imago van Zuid West te verbeteren. Verder het vergroten van het draagvlak van het winkelcentrum Leyweg. Als aanjager van het gebied fungeert het stadskantoor en bibliotheek. naast de herstructurering van de woningvoorraad.
Het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) (Rv 98 november 2014; RIS 276321) geeft inzicht in de ruimtelijke agenda van Den Haag en de bijbehorende fysieke investeringsprojecten. Het programma is gebaseerd op het coalitieakkoord “Vertrouwen op Haagse Kracht” (RIS 273442).
Het IpSO 2015 biedt een samenhangend overzicht van de lopende projectenportefeuille en kijkt vooruit naar nieuwe investeringen.
De Haagse bevolking groeit, maar de economische ontwikkeling en de banengroei blijft daarbij achter. Den Haag staat voor de uitdaging om de bevolkingsgroei op te vangen, economische ontwikkeling en banengroei te stimuleren en tegelijkertijd de kernkwaliteiten van Den Haag te behouden en te versterken.
De gemeente zet in op nieuwe duurzame groei. Voorheen lag het accent van de investeringen op gebouwen. Nu gaat het ook om investeringen in de buitenruimte en de bereikbaarheid van de stad. Enkele gebieden bieden specifieke kansen voor werkgelegenheid en ondernemerschap. De zogeheten kerngebieden. Het gaat om de Binckhorst, het Centraal Station, Hollands Spoor, Laan van NOI, de Haagse kust, de Internationale Zone, Spuikwartier en de Leyweg. In andere gebieden vervult de gemeente een faciliterende rol en nodigt zij anderen uit om in Den Haag te investeren.
Om de herstructurering van Den Haag Zuidwest door te kunnen laten gaan is op 12 juni 2013 een raamovereenkomst ondertekend en wordt het traject ingegaan van de oprichting van de WijkOntwikkelingsMaatschappij (WOM). Daarmee wordt bereikt dat een belangrijk deel van de herstructureringsaanpak in Den Haag Zuidwest mogelijk blijft. De WOM omvat de herstructurering van maximaal 1.000 woningen en 250 grootschalige renovatie. De verwachting is dat de WOM voor Den Haag Zuidwest een aanjaagfunctie zal hebben.
In het Coalitieakkoord 2014-2018 is opgenomen dat de gemeente doorgaat met de ontwikkeling van brede buurtscholen, waarin kinderopvang, peuterspeelzalen, onderwijs en andere maatschappelijk partners in de buurt samenwerken.
De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.
De Agenda voor Haagse Verdichting houdt in dat invulling wordt gegeven aan:
Verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een extra dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In paragraaf 5.2 wordt gemotiveerd waar wel en waar geen dakopbouwen zijn toegestaan. Daarna wordt bekeken of op de gekozen locaties aan de bezoningsnormen wordt voldaan.
Bezonningsnorm
In januari 1996 is door de toenmalige raadscommissies voor Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing en Volkshuisvesting en voor Verkeer en Vervoer, Binnenstad en Monumenten, een norm vastgesteld voor bezonning in de omgeving van een geprojecteerde ontwikkeling. De Haagse bezonningsnorm gaat er vanuit dat de ondergrens op tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden, moet liggen. In afwijking van de lichte TNO-norm is in de Haagse norm de bezonning van gevels maatgevend, onafhankelijk van de plaats van de ramen. Bij de lichte TNO-norm werd namelijk de bezonning op het midden van de vensterbank van de binnenkant van het raam gerekend .Bij besluit van het college op 9 februari 2010 is deze norm geactualiseerd. Dit is besproken met de raadscommissie Ruimte op 22 september van dat jaar. Het besluit behelst de bestaande bezonningsnorm (uit 1996) op hoofdlijnen te handhaven en - waar nodig - aan te passen en aan te scherpen. Onderzoek is vereist indien sprake is van een bouwhoogte van meer dan 25 meter of als de nieuwbouw ten minste 1½ keer de hoogte heeft van de gemiddelde hoogte van de omgeving. Het betreft onder meer gevels van hoofdgebouwen, waarin, in de breedste zin, wordt gewoond. Bij de gevel van een woning is in de berekening sprake van bezonning, indien een denkbeeldig punt (het 'meetpunt') op de gevel in de zon ligt. Het meetpunt ligt op 0,75 meter hoogte, op het midden van de gevel. Bij besluit van 14 juni 2011 (Ris 180461) heeft de gemeenteraad besloten dat de excessenregeling uitsluitend bij dakopbouwen en niet bij nieuwbouwsituaties gehanteerd mag worden. Het bezonningsonderzoek vormen de bijlage 1, 2, 3 en 4 bij de toelichting.
Bezonning op de voor- en achtergevel mag bij elkaar worden opgeteld. Als woningen in de bestaande situatie al minder dan 2 uur zon hebben, geldt als uitgangspunt dat de bezonning op de gevels van deze woningen er niet op achteruit mag gaan.
Excessenregeling
De Haagse bezonningsrichtlijn (2-uurs norm) waarborgt dat ook na realisatie van de dakopbouwen bij de omliggende woningen een goed leefklimaat resulteert. Toepassing van de Haagse bezonningsnorm kan er echter in specifieke situaties toe leiden dat de mogelijkheid om een dakopbouw te realiseren tot gevolg heeft dat er sprake is van een aanzienlijke afname van de bezonning op de gevels van enkele woningen op 19 februari (en 21 oktober). Bijvoorbeeld: een achterliggende woning ontvangt nu 6 uur zon op de normdata en na realisatie van een dakopbouw 2,5 uur. De consequenties van de mate van
afname zijn onlangs nader onderzocht. Uit dit onderzoek is gebleken dat de mate van fname (in percentage uitgedrukt) bij dakopbouwen in de tijd gezien snel en sterk afneemt. De mate van afname is drie weken na 19 februari nog slechts de helft. Na zes weken is de mate van afname als gevolg van de te realiseren dakopbouw verwaarloosbaar. Dat komt door de combinatie van de beperkte hoogte van dakopbouwen en de in februari/maart snel stijgende zonnestand.
Om excessen te voorkomen wordt in vast te stellen bestemmingsplannen echter een excessenregeling opgenomen. Deze regeling heeft als doel om te voorkomen dat er een excessieve afname van de bezonning op woningen plaatsvindt als gevolg van de realisatie van dakopbouwen. Hiervan is in de ogen van het college sprake bij een afname van de bezonningsduur van meer dan 50% op de normdata (RIS180461).
Woningsplitsing
Op 28 februari 2014 is door Burgemeester en Wethouders de beleidsregel vastgesteld die bepaald dat in een periode van tien jaar na het verkrijgen van een Omgevingsvergunning voor het vergroten van een woning door middel van een dakopbouw ten behoeve van het gebruik zij geen medewerking verlenen aan een aanvraag tot splitsing van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen.
De Structuurvisie Den Haag Zuidwest (Rv 136 -2004; RIS 116497) legt de ruimtelijke hoofdstructuur en programmatische hoofdthema's vast als samenhangend kader voor de periode tot 2020. Den Haag Zuidwest bestaat uit de wijken Moerwijk, Morgenstond, Bouwlust en Vrederust en is met ruim 32.000 woningen een de van grootste naoorlogse woongebieden van Nederland.
De essentie van de Structuurvisie is het vastleggen van de ruimtelijke hoofdstructuur en programmatische hoofdthema’s als samenhangend kader voor de ontwikkeling van deelgebieden en projecten. De visie is het kader waarbinnen afwegingen tussen belangen kunnen worden genomen en prioriteiten worden gesteld. De Structuurvisie geeft sturing vooraf door het stellen van randvoorwaarden voor het opstellen van gebiedsvisies, de ontwikkeling van deelgebieden en thematische beleidsnota’s. Ook fungeert de Structuurvisie als toetsingskader van nieuwe initiatieven.
De integrale visie omvat 4 kernbegrippen: positioneren zorgt voor een goede inbedding in de stad: waarderen zorgt voor behoud van de bestaande kwaliteiten; differentiëren zorgt voor meer variatie in woningtypen, woonmilieus en inkomensopbouw; intensiveren tenslotte voor behoud van draagvlak voor voorzieningen in de wijk.
De Structuurvisie vormt het toetsingskader voor herstructureringsplannen in Den Haag Zuidwest.
In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het Bro gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is het meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.
De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing.
De bestaande aaneensluitende bebouwing op de locatie Meppelweg nr.339 en Zuidwoldestraat nr.25 - de technische school 'Sint Paulus' - en op de locatyie Leyweg 926 - 930 en Lonnekerstraat 6 - de Heilge Antonius en en Lodewijkkerk - zijn Rijksmonumenten.
Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.
De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.
De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld: http://www.zuid-holland.nl/regioprofielen.
De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie (paragraaf 5.7.4). Zo zijn op de Kwaliteitskaart van de structuurvisie de topgebieden en kroonjuwelen voor cultureel erfgoed aangegeven.
Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening.
De oude binnenstad van Den Haag maakt onderdeel uit van 'topgebied 4'.
Daarnaast zijn er voor de thema's molens, archeologie en landgoederen specifieke provinciale richtlijnen.
Het plangebied behoort niet tot een van de zestien topgebieden, kent geen molens en landgoederen.
De Structuurvisie Den Haag 2020 (blz. 16) benoemd vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Het wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.
Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1.4 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven. De bebouwing aan de Hengelolaan 225, hoek Orveltestraat - de Adventkerk - is een gemeentelijk monument.
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:
Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.
De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.
De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.
Meer informatie over het archeologiebeleid van de gemeente Den Haag is te vinden op http://www.denhaag.nl/home/bewoners/to/Beleidsnota-Archeologie-20112020.htm.
De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
In de nota zijn een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur" opgenomen. De bomen op de Meppelweg, Dedemsvaartweg, Melis Stokelaan, Erasmusweg, Leyweg (tussen de Meppelweg en Holtenstraat), Leyweg (tussen Bentelostraat en Melis Stokelaan), Loevesteinlaan en Hengelolaan zijn onderdeel van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur en van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.
De groenstrook tussen de Melis Stokelaan - Benthelostraat en de Melis Stokelaan – Genemuidenstraat is gemeentelijk groen en behoort tot de Stedelijke Groene Hoofdstructuur en tot de bestaande Ecologische Hoofdstructuur.
In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven. De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.
Er zijn ecologische maatregelen getroffen op de kruisingen van de Dedemsvaartweg en Hengelolaan, de Melis Stokelaan en de Leyweg, de Loevesteinlaan en Melis Stokelaan en in het Drentheplantsoen.
De groenstrook tussen de Melis Stokelaan - Benthelostraat en de Melis Stokelaan – Genemuidenstraat behoort tot de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur.
Groene assen
De ecologische ambities in Morgenstond zijn de groene assen. Dit zijn de Dedemsvaartweg, Melis Stokelaan en Erasmusweg. Deze assen vormen een kralensnoer van kleine groeneenheden en lijnvormige elementen. Zij dienen natte en vochtige vegetaties (water, oevers, kruidlaag en struweel) te omvatten met lijnvormige elementen, versterkt door o.a. bomenrijen en verder voorzien van bosplantsoen voor op vochtige voedselrijke bodem (klei/veen).
Karakteristiek
De Groene Assen liggen in een na-oorlogs deel van Den Haag, dat aangelegd is in de periode 1949 tot 1963. Kenmerkend is de ruime opzet, zowel in de bebouwing als in het groen. Het gaat om het Groene Assenkruis, gevormd door de groenzones rondom de sportvelden en volkstuinen langs de Melis Stokelaan en de Dedemsvaartweg. Al deze groene assen zorgen voor een verbinding tussen het Zuiderpark en De Uithof en een verbinding tussen de Erasmuszone en het Florence Nightingale-park.
De inrichting van de Groene Assen bestaat vooral uit waterlopen met waar mogelijk natuurvriendelijke oevers en aansluitend gras met veel bloemen. Karakteristiek zijn ook de bomenrijen met hier en daar bosjes of struweel, het zogenaamde bosplantsoen. Deze inrichting past bij de omringende grote groengebieden die door de Groene Assen worden verbonden: namelijk Madestein, De Uithof en het Zuiderpark.
Op sommige plaatsen verhinderen wegen, steile oevers of krappe duikers het optimaal functioneren als ecologische verbindingszone.
Karakteristiek van de kerngebieden die de Groene Assen in Zuidwest verbinden
De Groene Assen verbinden de kerngebieden Madestein, de Uithof en het Zuiderpark. Dit zijn recreatiegebieden die tevens van belang zijn voor de natuurwaarden.
Ambitieniveau
De verschillende groenstroken in Den Haag Zuidwest worden grotendeels natuurvriendelijk beheerd. Door aanpassingen in de structuur en de aanleg van natuurvriendelijke oevers kan de natuurwaarde verder toenemen. Verkeerswegen die de groene assen onderbreken en krappe duikers vormen een barrière voor diersoorten. Dit beperkt het ambitieniveau. De inzet is om bij reconstructies zo veel mogelijk van deze barrières op te heffen, onder meer door de aanleg van (eco)tunnels voor dieren.
Inrichtingseisen
Herinrichting en maatregelen voor het opheffen van barrières richten zich op het creëren van schuilplekken en tijdelijke verblijfplaatsen voor de doelsoorten. De bestaande structuur is uitgangspunt. Dit kan worden gecombineerd met voet- en fietspaden, maar ook de omlijsting van de sportcomplexen hoort daarbij.
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 en verder, is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. In het plangebied bevinden zich negen monumentale bomen verspreid over twee locaties (Zuidlarenstraat, Oldestraat).
Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater.
In de motie Groenbeleving wijken (RIS 181878) heeft de gemeenteraad uitgesproken het van belang te achten om de achter- en zijtuinen van woningen zo groen mogelijk te houden In die afweging betrekt zij de werking van het Besluit omgevingsrecht en dringt in het geval dit Besluit niet van toepassing is, aan op vermindering van het bebouwingspercentage van gebouwen van 50%.
In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije regeling te geven voor het bouwen aan aanbouwen en bijgebouwen. In dit bestemmingsplan wordt bij deze regeling aangesloten.
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Ten aanzien van de waterveiligheid draagt zij zorg voor de waterkeringen en ten aanzien van de waterkwaliteit draagt zij de verantwoordelijkheid voor de leverantie van afvalwater vanuit rioolstelsels via rioolpersleidingen aan rioolwaterzuiveringinstallaties en voor de werking van deze installaties. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf en het bestemmingsplan. In deze waterparagraaf is de gepleegde afstemming verwerkt.
Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.
Nationaal
De Vierde Nota Waterhuishouding geeft aan dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde duurzame watersystemen. Om de veerkracht van watersystemen te vergroten dient waterconservering en waterbuffering te worden bevorderd. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden.
Vanuit het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) worden voor zowel waterkwantiteit als waterkwaliteit twee drietrapsstrategieën gehanteerd, om afwenteling op gebieden benedenstrooms te voorkomen. Deze strategieën zijn voor waterkwantiteit: vasthouden, bergen, afvoeren en voor waterkwaliteit: schoonhouden, scheiden, zuiveren.
Provinciaal
In het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 staat uitgebreid beschreven hoe de provincie, samen met waterschappen en andere partners, een duurzame en klimaatbestendige delta zal realiseren en behouden, waar het veilig en aangenaam wonen, werken en recreëren is. De opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan zijn vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
Hoogheemraadschap van Delfland
Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.
In 2003 hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) getekend, waarin het waterbeleid is vastgelegd met als doel om in 2015 de waterhuishouding op orde te hebben. Eén van de instrumenten daarbij is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Delfland heeft de Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. De Handreiking watertoets is te vinden op de site: https://www.hhdelfland.nl/overheid/ruimtelijkeplannen/watertoets. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.
Beleid Hoogheemraadschap en gemeente
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied.
De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.
In de door de gemeenteraad vastgestelde visie 'Toekomstbestendig Haags water!' - RIS 280008 - is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:
Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018 (zie ook paragraaf 3.4.2)
Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (zie paragraaf 3.4.2) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (Rv 147 - 2010; RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.
Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het extra toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.
Waterkwantiteit in het plangebied
Op basis van de Waterbergingsvisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Er geldt gezien de afspraken uit de Waterbergingsvisie geen waterbergingsopgave voor het plangebied. Wel dient bij ruimtelijke projecten het "stand still"beginsel gehanteerd te worden, wat betreft de verhardingen. Deze mogen niet toenemen op grond van een herziening van een bestemmingsplan.
Waterkwaliteit in het plangebied
Voor Morgenstond kan worden geconstateerd dat het plan geen negatief effect heeft voor de waterkwaliteit, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.
Veiligheid en waterkering
Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.
In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.
Ecologie / Kaderrichtlijn Water
Bij ecologie in combinatie met water gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen, het plangebied ligt wel in een ecologische verbindingszone van rijk, provincie of gemeente. Bij de inrichting van het gebied hoeft met ecologische factoren dan ook rekening te worden gehouden.
Afvalwater en Riolering
Dit plan heeft geen negatief effect op de waterkwaliteit. Bij de uitwerking van de ontwikkeling dient te worden aangeven op welke wijze de eventuele verslechtering van de waterhuishouding gecompenseerd wordt.
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.
De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen
In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Deze nota is de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.
Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.
Verkeer algemeen
Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.
Het parkeerbeleid is erop gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen, met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.
In paragraaf 2.4.2.2. zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.
Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.
Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.
In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.
Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.
Parkeernormen
De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.
Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.
De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is als bijlage 5 in de regels opgenomen.
In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.
Fiets parkeren
De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.
Projectdocument Herinrichting Leyweg tussen Steenwijklaan en Genemuidenstraat en tophalte
In juli 2014 heeft de gemeenteraad ingestemd met inhoud en de financiering van het Projectdocument Herinrichting Openbare Ruimte en Tophalte Leyweg. Daarbij is voor de inrichting van de openbare ruimte de ambitie vastgelegd dat het gebied van de Leyweg, tussen de Steenwijklaan en het winkelcentrum Leyweg, integraal wordt heringericht. Daarnaast is de ambitie aangegeven de openbaar vervoerhalte op te waarderen tot Tophalte, conform de Stedenbouwkundige visie Tophaltes (RIS 260827).
Nu het stadsdeelkantoor en de bibliotheek zich gevestigd hebben ten zuiden van de Melis Stokelaan en het winkelcentrum en daartussen aan de Melis Stokelaan de tramhalte wordt heringericht tot tophalte, wordt ernaar gestreefd om het centrumkarakter van het stadsdeelwinkelcentrum langs de Leyweg door te trekken tot aan de kruising met de Steenwijklaan. De verschillende wegvakken worden meer op elkaar aangesloten.
Dat betekent onder meer dat de in dat wegvak van de Leyweg verspreid gelegen groenvoorzieningen vervangen worden door een doorgaande bomenrij vanaf het kruispunt aan de Steenwijklaan tot net voorbij de T-kruising met de Genemuidenstraat. Is er sprake van een verbrede Leyweg, dan worden daar parallelle bomenrijen aangebracht, te weten:
Ook worden - om het doorgaande karakter van de Leyweg te benadrukken - de duikers over de kruisende sloten bij de Steenkamplaan en de Melis Stokelaan voorzien van parallel aan de Leyweg te plaatsen frontmuren. Ze vervangen de grastaluds.
Voorts worden de verbindingen tussen de delen van de Leyweg maar ook met daarbuiten verbeterd:
Bovendien loopt de voetgangersroute parallel aan het doorgaande deel van de Leyweg, die voor gemotoriseerd verkeer in gebruik blijft. Om de route ruimtelijk af te bakenen van dat deel en de wandelomgeving te verbeteren, worden aan haar oostelijke zijde plantsoenen met bomenrijen en een vijver omgeven door frontmuren aangelegd.
Evenzo worden de beide tramhalten op delfde lijn in verschillende rijrichting geconcentreerd. De beide tramplatforms worden tegenover elkaar gelegd om als tophalte te gaan functioneren. De doorgaande bomenrijen in Melis Stokelaan blijven daarbij behouden. Op het naastgelegen kruispunt met de Leuweg worden bomen bijgeplant om de doorgaande bomenrij op de Leyweg voort te zetten en ook de parallelle bomenrijen langs het voetgangerstracé gestalte te geven. Tevens worden de daarmee de doorgaande bomenrijen op de Melis Stokelaan ondersteund.
Projectdocument doortrekking Kloosterveenstraat en de Bentelostraat
Bij de herinrichting van het gebied tussen de Tinaarlostraat en de Wapserveenstraat Oost met woningen en de vervanging van de school aan de Bentelostraat is de doortrekking van de Kloosterveenstraat vanaf de Vledderstraat tot de Bentelostraat voorzien. Verder bevat de herinrichting aan de Tinaarlostraat ook nog de aanleg van een langzaamverkeer verbinding.
Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.
Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.
Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.
Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur.
Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.
Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.
Beschrijving plangebied
Morgenstond heeft een zwakke positie op de Haagse woningmarkt als gevolg van een incourante woningvoorraad (overwegend kleine portiekappartementen met weinig comfort). Om te kunnen voldoen aan de toekomstige woningvraag is de fysieke aanpak van de woningvoorraad in combinatie met het verbeteren van de woonomgeving gewenst. De wijk zal gevarieerder van opzet moeten worden waardoor buurten met meer een eigen karakter ontstaan.
Het plangebied is in de Haagse Woonvisie aangewezen als herstructureringsgebied en daarmee op het (verder) versterken van de wijk. De woningvoorraad is al aanzienlijk vernieuwd en verbeterd de afgelopen jaren. De komende tijd ligt de focus op het afronden van de stedelijke vernieuwing in deze wijk. Dit zal meer dan in het vorige decennium plaats vinden via ingrijpende verbetering van de bestaande woningvoorraad (woontechnische verbeteringen en energiebesparende maatregelen). Maar ook door middel van kleinschalige (sloop) nieuwbouw van corporatiebezit, en het bieden van kansen voor particulier opdrachtgeverschap krijgt de vernieuwing gestalte.
De ontwikkelingsrichting voor het plangebied zoals opgenomen in de Haagse Woonvisie is (modern) groenstedelijk wonen, met als woonsfeer 'groen en ontspannen wonen in de stad'. Dit houdt in dat de gemeente in dit vernieuwingsgebied inspeelt op de populariteit van het groenstedelijk milieu om een positief woonimago tot ontwikkeling te brengen, en in haar plannen meer ruimte biedt voor grondgebonden woningen. Op project- en woningniveau dient de vraag en de specifieke woonwensen van (groen)stedelijk georiënteerde huishoudens centraal te staan.
De vernieuwing van de woningvoorraad blijft een continue proces. In paragraaf 3.7.2. worden de meest recente behandeld.
Woningbehoefte en de Verordening Ruimte en Mobiliteit
Zoals in de Provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit is aangegeven is er in Haaglanden (en in Den Haag) nog een grote behoefte aan woningen. Ten opzichte van de vigerende woningbouw programma's 2010-2020 berekent WBR2013 dat er in Haaglanden 16000 meer woningen nodig zijn dan voorzien. De projecten in Morgenstond, gelegen in bestaand stedelijk gebied, maken deel uit van het vigerende woningbouwprogramma.
Meppelweg
In 2008 is besloten tot uitvoering van de gebiedsontwikkeling van de Zuidlarenstraat e.o.. Met het project wordt beoogd een bijdrage te leveren aan de versterking van het woonmilieu door de verouderde, eenzijdige woningvoorraad te vervangen door een mix van appartementen (huur en koop), zorgwoningen en eengezinswoningen.
Een groot deel van de gebiedsontwikkeling is gerealiseerd. De beoogde sloop/nieuwbouw van de bebouwing aan de Meppelweg stond op stapel, maar werd vanwege problemen bij de opdrachtgever tijdens de laatste fasen stopgezet. Zo weerden grondgebonden woningen met een bouwhoogte van 10 meer gebouwd in het gebied dat begrensd wordt door de Zuidlarenstraat, de Exloostraat en de Gietenstraat. Inmiddels is de Wijkontwikkelingsmaatschappij Den Haag Zuidwest bv (WOM DHZW) opgericht, die ook de rest van fase 3 zal realiseren. Het gaat om 96 appartementen 6 lagen in de rooilijn van de eerdere fase aan de Meppelweg. Ook de drie flats aan de Dedemsvaartweg zijn in deze gebiedsontwikkeling betrokken en zullen op termijn vervangende nieuwbouw gaan kennen.
Tinaarlostraat/Wapserveenstraat Oost
Staedion en Era Contour zijn gezamenlijk voornemens op het kavel dat wordt ingesloten door de Hoogeveenlaan, Tinaarlostraat, Bentelostraat en de Wapserveenstraat woningbouw te realiseren. Staedion realiseert aan de zijde van de Tinaarlostraat twee appartementengebouwen met 43 appartementen en acht grondgebonden woningen, allen in de sociale sector. Era-Contour aan de zijde van de Wapserveenstraat 30 eengezinswoningen in de vrije sector.
Het plan betreft de vervanging van zes bestaande blokken rondom een gemeenschappelijke binnentuin. Het geeft invulling aan de gemeentelijke visie op Morgenstond midden en is een van de sluitstukken van de herstructurering. De gemeentelijke visie beschrijft voor deze locatie een structuur van gesloten bouwblokken binnen het bestaande stratensysteem. Dit plan voegt zich naadloos in dit systeem.
De hoofdontsluiting geschiedt via de Hoogeveenlaan. Aan de andere zijde grenst het plangebied aan het voetgangersgebied van het winkelcentrum Leyweg. Aan de zijde van het winkelcentrum wordt een nieuwe verbindingsstraat gecreëerd ten behoeve van een goede verkeerscirculatie. Tevens is in het plan een autovrije verbindingsstraat opgenomen tussen de school aan de Tinaarlostraat en het buurtparkje aan de Wapserveenstraat.
Op basis van het programma (38 eengezinswoningen > 101-160 m2, , 43 appartementen 70-100 m2) bedraagt de totale parkeerbehoefte 97 parkeerplaatsen. In het project wordt in deze behoefte voorzien door 42 parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. De overige plekken worden gerealiseerd in het kader van het herinrichten van de openbare ruimte van de Wapserveenstraat, Tinaarlostraat en de realisatie van de nieuw te realiseren tussenstraat. Op basis van het door de gemeente Den Haag opgestelde Definitief Ontwerp herinrichting openbare ruimte uit 2010 kunnen in totaal maximaal 101 plekken in deze straten worden gerealiseerd. Daarmee is sprake van een overschot van 46 plekken in de parkeerbalans.
Bentelostraat- Hoogeveenlaan
De kop die grenst aan de Hoogeveenlaan krijgt een woonbestemming die overeenkomt met de hoogte van de reeds gerealiseerde eengezinswoningen en bebo's aan de Hoogeveenlaan, waardoor dit singelprofiel in zijn geheel kan worden afgerond.
Uit overleg met de realisatoren van de geprojecteerde woontoren ter plaatse van de Eurocinema met op de eerste en tweede bouwlaag dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen I, lichte horeca en sportvoorzieningen – zie de bestemming “Gemengd-1” – is gebleken dat zij ook woningen op de eerste twee bouwlagen wensen te realiseren. Dat laatste wijkt af van het geldend bestemmingsplan. Het belang van de realisatie van de woontoren wordt zwaarder geacht dan de vestigingsmogelijkheid voor de genoemde bedrijven en voorzieningen op beide bouwlagen op deze locatie.
Als onderdeel van het beleid van minister Vogelaar (Wonen, Wijken en Integratie) sloegen gemeenten en het Rijk in 2008 de handen ineen om aan de slag te gaan in veertig wijken, waarvan vier Haagse wijken: de Stationsbuurt, de Schilderswijk, Zuidwest en Transvaal. In deze wijken was sprake van een cumulatie van fysieke, sociale en economische problemen. De problematiek in (delen van) deze wijken was tweemaal zo groot als gemiddeld in Den Haag.
Samen met partners in de wijken zoals woningbouwcorporaties, maatschappelijke instellingen, bedrijven en bewoners is beoogd over een periode van 10 jaar een stevige impuls te geven aan het oplossen van de meest dominante problemen. Als onderdeel van de eerste fase van de wijkaanpak leidde een inventarisatie in 2007 tot een gemeenschappelijke aanpak voor de Haagse krachtwijken die de basis vormde voor het maatregelenpakket.
In oktober 2011 vond een herprioritering plaats ten gevolge van het veranderende Rijksbeleid en de economische situatie. In grote lijnen hield de herprioritering in dat er in de tweede fase 15 miljoen euro werd ingezet voor urgente problemen in de wijken. Dit leidde tot de volgende vijf pijlers in de tweede fase:
Op het beleidsterrein wonen vindt het kabinet het belangrijk dat wooncarrières in de wijken mogelijk worden gemaakt en dat er voor de lagere inkomens voldoende betaalbare huisvesting is van goede kwaliteit. Daarom is het bevorderen van een gevarieerde, kwalitatief goede woningvoorraad met daarbij aandacht voor de leefbaarheid in de wijk (voldoende voorzieningen en woningen voor ouderen en kwalitatief groen en openbare ruimte) van groot belang. Deze kwaliteiten zullen in dit bestemmingsplan dan ook zoveel mogelijk gewaarborgd blijven of juist mogelijk worden gemaakt.
De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit”. Deze nota is door de Raad vastgesteld op 6 oktober 2011 (RV 126_2011, RIS 181227).
De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.
De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:
Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.
Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.
Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is ook veel veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.
De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.
Provinciaal beleid
Het provinciale detailhandelsbeleid, opgenomen in de Visie Ruimte en Mobiliteit, is gericht op een gezonde detailhandelsmarkt, waarbij leegstand wordt voorkomen. Ook wordt gestreefd naar levendige, qua functies gemengde stads-fn en dorpsgebieden met een aantal krachtige en kwalitatief onderscheidende centra. In het algemeen spoort het planaanbod niet met de gewijzigde maatschappelijke vraag en neemt de leegstand toe. Haaglanden is hierin een uitzondering.
Digitale ontwikkelingen hebben een enorme, blijvende impact op detailhandel. De omvang van het winkeloppervlak zal teruglopen. De gezamenlijke inspanning van de provincie en andere partijen is gericht op het terugbrengen van het winkelvloeroppervlak en de planvoorraad op die plaatsen waar ruimtelijk gezien de minste vraag is. Toevoeging van winkelmeters kan slechts in enkele perspectiefrijke onderdelen van de bestaande provinciale detailhandelstructuur aan de orde zijn. Veel locaties met perifere detailhandelsvestigingen (PDV-locaties) functioneren ondermaats. Op provinciaal niveau zal hun aantal vanuit ruimtelijke overwegingen verminderd worden.
Buiten de centra van steden, dorpen en wijken wordt alleen ruimte geboden aan enkele specifieke branches die vanwege hun schaalgrootte of de aard van de goederen niet goed inpasbaar zijn in de centra zelf. Dit zijn de perifere branches die in het Programma Ruimte nader worden omschreven.
Stadsdeelcentrum de Leyweg is een van de centra die onderdeel uitmaakt van de hoofdwinkelstructuur. Het winkelcentrum Almeloplein kan gezien worden als een zogenaamde winkelconcentratiepunt. Buiten deze centra is de vestiging van nieuwe winkels niet gewenst.
De Verordening Ruimte biedt in artikel 2.1.4.1.c de gelegenheid om nieuwe detailhandel toe te laten binnen een bestaande winkelconcentratie in de centra van onder meer wijken, waarbij in artikel
2.1.4. 2.a de eis wordt gesteld dat zulks mogelijk is indien de ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in het Programma Ruimte beschreven ontwikkelingsperspectief voor de overige aankoopplaatsen.
In paragraaf 2.3.4 van het Programma Ruimte stelt de provincie omtrent de overige aankoopplaatsen dat zij niet in omvang kunnen groeien omdat zij minder toekomstperspectief bieden. Zij komen dan in aanmerking voor herstructurering voor leefbaarheid voor buurten. Voor deze categorie centra kan eventueel groei van het winkeloppervlak in onder meer de volgende situaties aan de orde zijn:
Het Programma stelt als voorwaarde dat ingegaan moet worden op:
Regionaal beleid
Het Stadsgewest Haaglanden heeft op 27 november 2013 de Regionale structuurvisie detailhandel 2013-2020 vastgesteld. Het Stadsgewest streeft naar kwalitatieve versterking van het winkelaanbod in de regio, om ruimte te bieden aan (de groei van) de consumentenvraag vanuit Haaglanden en omgeving en het bieden van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bewoners en bedrijven. Vanuit deze visie op detailhandel adviseert het Stadsgewest de provincie Zuid-Holland over detailhandelsontwikkelingen en –initiatieven in de regio.
Plannen van meer dan 2.000 m² bvo in bestaande en nieuwe winkelconcentraties en ontwikkelingen op perifere locaties groter dan 1.000 m² bvo worden getoetst door het Stadsgewest Haaglanden.
Nieuwe initiatieven dienen te passen binnen de volgende doelstellingen:
In hoofdstuk 5 wordt beschreven hoe het bestemmingsplan zich verhoudt tot dit regionale beleid.
Gemeentelijk beleid
Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld (RIS127850). De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinklelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.
Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2013 (RIS 270670 maart 2014) maken 68 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2.
In het buurtwinkelcentrum aan het Almeloplein in het noorden van het plangebied, is thans een supermarkt gevestigd. In de gemeentelijke Detailhandelsnota Den Haag (2005) wordt met betrekking tot het buurtwinkelcentrum aan het Almeloplein gesteld dat de dagelijkse sector dient te worden versterkt. De uitbreiding van aldaar aanwezige supermarkt past in dit beleid. In het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011) wordt onder andere ter plaatse van het buurtwinkelcentrum aan het Almeloplein een impuls nodig geacht van de belangrijkste vastgoedeigenaar.
Ambulante handel is onder te verdelen in warenmarkten en straathandel/venten. Omtrent de ambulante handel op vaste standplaatsen buiten warenmarkten, merkt de Detailhandelsnota op dat het in winkelstraten de levendigheid vergroot en daarop een belangrijke aanvulling kan zijn. De nota streeft een beperkt aantal standplaatsen per winkelconcentratie na. De Straathandelsverordening Den Haag laat vaste standplaatsen voor straathandel toe indien het bestemmingsplan dat toelaat.
Herontwikkeling van een supermarkt aan het Almeloplein 75.
De huidige supermarkt is gevestigd in een vrijstaand gebouw dat vóór de winkelstrip gelegen is.
De exploitant wenst deze supermarkt te slopen en een nieuwe, grotere, supermarkt te realiseren. De huidige supermarkt heeft een te klein winkeloppervlak voor een duurzame exploitatie in de toekomst. De vitaliteit van het winkelcentrum komt daarmee in gevaar. Met het extra vloeroppervlak wordt met name beoogd om klanten comfortabeler te laten winkelen. Ook wordt de dienstruimte voor het personeel en de magazijnruimte verruimd.
De nieuwe supermarkt zal deels in de bestaande winkelstrip geschoven worden. Om dit mogelijk te maken worden enkele zittende ondernemers verplaatst naar momenteel leegstaande units in het winkelcentrum. Door de nieuwbouw zullen, naast de uitbreiding van het winkeloppervlak van de supermarkt, verschillende kleinere winkelunits evenals een kiosk verdwijnen, zodat de langdurige leegstand wordt verminderd. Dit verklaart de geringe omvang van de uitbreiding. De nieuwbouw betekent een toename van circa 212 m2 bruto vloeroppervlakte ten opzichte van de bestaande situatie.De supermarkt ktijgt een omvang van circa 900 m2. De voorgevel van de nieuwe supermarkt ligt parallel aan de voorgevel van de winkelstrip.
In paragraaf 5.3 is weergegeven hoe het detailhandelsbeleid is verwerkt in het bestemmingsplan.
Toekomstvisie Horeca 2010-2015
De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 ((RV 16; RIS 249287) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.
Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.
Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de zgn. horecaconcentratiegebieden.
Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.
Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.
In winkelgebieden heeft horeca een ondersteunende functie op het winkelaanbod. Medio 2013 is de notitie 'Verhouding detailhandel – horeca in winkelstraten' vastgesteld. Hierin is aangegeven dat wanneer het percentage uit de Toekomstvisie van maximaal 30% horecavestigingen wordt vertaald in concrete aantallen dit veelal aan de hoge kant is. Daarom is nadere invulling gegeven aan de Toekomstvisie door het percentage horecavestigingen in winkelstraten vast te stellen op maximaal 20%.
Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook op gericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar andere functies gestimuleerd.
Volgens het provinciale beleid (Verordening Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.
In Morgenstond worden geen nieuwe kantoren toegestaan maar zijn wel enkele grotere kantoorlocaties aanwezig, te weten het gemeentekantoor aan de Leyweg en kantoor in de plant van een woonflat op de hoek van de Steenwijklaan en de Loevesteinlaan.
Daarnaast biedt dit bestemmingsplan de mogelijkheid om leegkomende kantoren te faciliteren in hun transformatie naar andere functies. Zie verder paragraaf 5.3.
De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.
De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.
In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.
Een aparte staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).
Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
Zie voor de ruimtelijke afweging de tekst in paragraaf 5.3.
Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.
Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.
Voor het stadsdeel Escamp is een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs vastgesteld.
Projectdocument Bentelostraat
Aan de Bentelostraat komt nieuwbouw voor een bredebuurtschool; in samenwerking tussen gemeente, schoolbesturen van de basisschool de Krullevaar aan de Tinaarlostraat en een nieuw te bouwen school voor speciaal onderwijs de Haagse beek, kinderopvang DAK , nieuwbouw voor de maatschappelijke instelling Jeugd en Gezin, stichting Mooi, een sportzaal op de eerste verdieping ter grote van 2 gymlokalen en op de begane grond ruimten voor een DOJO/dans- en bewegingsruimte.
Oorspronkelijk was hier een 2-laagse Mondriaan-school gevestigd, waarvoor nieuwbouw is gerealiseerd aan de Waldorpstraat nabij de Haagse Hogeschool.
De huidige onderkomens van de Stichting Mooi en Jeugd en Gezin worden gesloopt, waardoor de huidige smalle doorgang tussen Bentelostraat en Tinaarlostraat kan worden verbreed naar een normale breedte met voldoende ruimte voor verkeersafwikkeling voor (vracht)auto's, fietsers en voetgangers.
De locatie is gunstig gelegen t.o.v. het winkelcentrum Leyweg, de openbaarvervoer-voorzieningen op de Leyweg/Melis Stokelaan en de sportvelden in het groene assenkruis aan de overzijde van de Bentelostraat.
Deze nieuwbouw wordt ook 2 lagen hoog, maar door de op de eerste etage gelegen sportzaal varieert de hoogte tussen ca. 5, 8 en 11.5 meter, en sluit goed aan op de 3 laagse bebouwing in de Tinaarlostraat. Het hogere deel, de sportzaal, is grotendeels gelegen in het verlengde van en boven de tussenstrook die die een verbinding vormt met de school de Krullevaar. De boven de Krullevaar gelegen woningen liggen grotendeels terzijde van de sportzaal. De tussenruimte tussen de sportzaal en de galerij van de woningen/school wordt in vormgeving verbijzonderd.
De nieuwbouw komt zoveel mogelijk op de plek van huidige bebouwing, waardoor zoveel mogelijk bestaande beplanting en bomen kunnen worden ingepast.
De Bentelostraat kent momenteel aan 2 zijden langsparkeren, voldoende voor de dag- en avondbehoefte van het complex. Fietsenstallingen worden op eigen terrein gerealiseerd.
Peuterspeelzaalwerk
De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd. In het plangebied liggen GOA-basisscholen.
Kinderopvang
De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.
Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:
De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn opgenomen in het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning 'Zorg voor elkaar' 2011-2014 (Rv 66 - 2011; RIS 180162). Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat Hagenaars actief deelnemen en voor elkaar klaarstaan, zich inzetten voor een ander, de buurt of een vereniging.
Het Meerjarenbeleidsplan heeft het karakter van een kadernota, waarin in grote lijnen de missie, hoofddoelen, centrale thema's en het financiële raamwerk worden geschetst. Het vormt daarmee de paraplu voor verschillende (nog op te stellen) uitvoeringsprogramma's, waarin de kaders per beleidsgebied worden vertaald in concrete doelen, activiteiten, tijdsfaseringen en financiële middelen.
De volgende hoofddoelen zijn geformuleerd:
1. Het bevorderen van de participatie van Hagenaars;
2. Het ondersteunen van de meest kwetsbare Hagenaars.
Bij participatie gaat het om het aanbieden van faciliteiten om deelname van Hagenaars in wijken
& buurten én in stedelijke netwerken te bevorderen. Bij ondersteuning gaat het om het bieden van voorzieningen voor Hagenaars in kwetsbare posities, om zo zelfstandig mogelijk deel te kunnen nemen aan de samenleving.
In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.
Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.
Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.
Buurthuis van de Toekomst
Het college wil accommodaties in de stad optimaal benutten door verschillende functies met elkaar te combineren zoals bibliotheken, zorg, welzijn, onderwijs en sport. Daarnaast wil het college de kracht van onder meer sportverenigingen beter benutten voor behoeften en vraagstukken uit de buurt. In het Buurthuis van de Toekomst werken sportclubs, scholen, culturele instellingen en andere organisaties in de wijk met elkaar samen. Zie ook paragraaf 3.9.1, projectdocument Bentelostraat.
Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. In Morgenstond is voldoende ruimte voor gebedsruimten.
Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.
Broedplaatsen
In september 2005 zijn de notities 'Creatieve stad Den Haag' en 'Broedplaatsen' uitgebracht. Hierin spreekt het college de intentie uit gedurende een aantal jaren expliciet aandacht te schenken aan de creatieve stad en broedplaatsen. Eén van de instrumenten is locatiebeleid; het signaleren van kansrijke gebieden met gemengde 'rommel'milieus, de zorg voor voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijk milieu en het scheppen van ruimte voor creatieve milieus in bestemmingsplannen.
Met het programma Creatieve Stad Den Haag stimuleert de gemeente sinds 2005 de creatieve sector in de stad. Voor de creatieve industrie zijn gebieden met gemengde 'rommelige' milieus en voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijke omgeving favoriet als vestigingsplaats. In dit bestemmingsplangebied is een geschikt milieu voor de creatieve sector aanwezig. Dat moet gekoesterd worden.
Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.
De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.
Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.
Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:
leeftijdscategorie | aantal kinderen per speelplek | actieradius | speeloppervlakte | ||
0 tot 6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 150 meter | 200 m² | ||
7 tot 12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 500 meter | 500 m² | ||
13 tot 18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1.000 meter | 750 m² |
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.
Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen, water, bodem en gebiedsgericht mlieubeleid.
Externe veiligheid kan gedefinieerd worden als de veiligheid voor de omgeving van een gevaarlijke inrichting of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi) en het op 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarbij kunnen de volgende bronnen worden onderscheiden:
1. Inrichtingen: risico's van onder andere tankstations met LPG, PGS-15-opslagplaatsen, ammoniakkoelinstallaties en aardgasreduceerstations;
2. Transport van gevaarlijke stoffen over de weg;
3. Transport van gevaarlijke stoffen per buisleiding;
4. Transport van gevaarlijke stoffen per spoor;
5. Transport van gevaarlijke stoffen over het water.
Het Bevi en het Bevb hebben als doel burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. De besluiten hanteren daartoe verplichte afstanden en grens- of richtwaarden en gaan uit van twee normen:
Het 'Plaatsgebonden Risico' (PR) is de kans dat een denkbeeldige persoon, die zich continu en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Dit risico mag onder normale omstandigheden voor burgers nergens groter zijn dan één op één miljoen (10-6) per jaar. Het plaatsgebonden risico kan door middel van contouren op een kaart worden aangegeven.
Het 'Groepsrisico' (GR) is de kans op een ongeval met veel dodelijke slachtoffers. Hierbij wordt gekeken naar de werkelijk aanwezige bevolking en de verspreiding van die bevolking rond een risicobron. Bepaald wordt hoe groot de kans is op tien, honderd of meer slachtoffers tegelijk onder die bevolking. Het groepsrisico is afhankelijk van de omvang van het ongeval. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet het groepsrisico worden verantwoord (VGR). Naast de berekende waarden voor het GR moeten hierbij de zelfredzaamheid van burgers en de beheersbaarheid (door hulpverleningsorganisaties) van ongelukken worden beschouwd en onderbouwd. De risicomaten zijn vastgelegd in diverse besluiten en beleidsnotities en -nota's. Verder onderscheiden het Bevi en het Bevb kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Zo wordt een woonwijk als een kwetsbaar object en twee woningen op één hectare als een beperkt kwetsbaar object omschreven.
In dit geval wordt het plangebied uitsluitend beïnvloed door een hoge druk aardgasleiding die aan de zuidoostzijde van het plangebied raakt. In het navolgende wordt daarom uitsluitend op het met deze hoge druk aardgasleiding samenhangende risico ingegaan.
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten. De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
2. wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010. Het plangebied ligt voor een beperkt deel binnen het invloedsgebied van een 40-bar aardgastransportleiding (W-509-06). Door het Ingenieursbureau Den Haag is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek (zie bijlage 5 bij de toelichting) zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico vastgesteld. Uit de berekeningen is gebleken dat er zich geen (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour van de aardgastransportleiding bevinden. Hiermee wordt voldaan aan de normen die in het Besluit externe veiligheid buisleidingen worden gesteld ten aanzien van het plaatsgebonden risico. Voor wat betreft het groepsrisico is gebleken in de bestaande situatie het groepsrisico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde ligt. Nu het bestemmingsplan enige ontwikkelingen mogelijk maakt die elk maar ook gezamenlijk niet van invloed zijn op dit groepsrisico, biedt het bestemmingsplan voldoende waarborgen voor een goede ruimtelijke ordening op dit punt.
Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht. Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet bij een bestemmingsplan de risicobenadering worden toegepast.
In het kader van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen definieert het Rijk momenteel een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening.
Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1 %-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.
Tabel 1: Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Stofcategorie | Invloedsgebied (m) | |
LF1 | Brandbare vloeistoffen (diesel) | 45 |
LF2 | Brandbare vloeistof (benzine) | 45 |
GF3 | Brandbare gassen (propaan, LPG) | 355 |
GT3 | Toxisch gas (ammoniak) | 560 |
LT1 | Toxische vloeistof (acrynitril) | 730 |
LT2 | Toxische vloeistof (propylamine) | 880 |
LT3 | Toxische vloeistof (acroleïne) | > 4000 |
LT4 | Toxische vloeistof (methylisocyanaat) | > 4000 |
Rijkswegen
Voor omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs wegen die deel uitmaken van het basisnet kan de berekening van het plaatsgebonden risico (PR) achterwege blijven. Bij het basisnet gelden namelijk de afstanden die in bijlage 2 bij deze circulaire zijn opgenomen. Tot het basisnet behoren in Den Haag de rijkswegen A4, A 12 en A 13.
De geprojecteerde bestemmingen liggen buiten de in bijlage 2 van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen genoemde veiligheidsafstanden voor de hierboven opgesomde wegen.
Om te voorkomen dat bij kleinere veiligheidszones de burger onvoldoende beschermd wordt tegen de mogelijke gevolgen van een incident met brandbare vloeistoffen zijn langs routes waarover veel brandbare vloeistoffen vervoerd worden plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aangewezen. Dit zijn gebieden tot 30 m van de weg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De contour wordt gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook.
De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Zoeterwoude Dorp en de A 13 zijn aangemerkt als een plasbrandaandachtsgebied. De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (afrit 12), de A12 en de A44-N44 hebben géén plasbrandaandachtsgebied.
De geprojecteerde ruimtelijke ontwikkeling ligt buiten plasbrandaandachtsgebieden. Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn de volgende trajecten beschouwd:
- A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg (Z8)
- A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9)
- A12, tussen knooppunt Prins Clausplein en afslag 3 (Utrechtsebaan)
- A 13, tussen knooppunt Ypenburg en afslag Delft (Z29).
Het plangebied ligt op circa 3.100 m vanaf de A4 en de A 13 en circa 2.150 vanaf de A 12. Voor de beoordeling van het groepsrisico zijn alleen de stoffen behorende tot categorie LT3 en LT4 van belang. Voor deze wegvakken gelden de vervoersfrequenties als vermeld in tabel 2.
Ondanks de verwachte groei van de vervoersintensiteiten voor de stofcategorie L T3, gedurende de planperiode, is er sprake van een zeer lage vervoersintensiteit. Hoewel het groepsrisico in het onderhavige geval niet rekenkundig is vastgesteld, is het aannemelijk om te veronderstellen dat het groepsrisico laag zal zijn. De afstand van het plangebied tot de hier beschouwde rijkswegen is zo groot, dat de bijdrage van de geprojecteerde bestemmingen in het plangebied aan het groepsrisico nihil zal zijn.
Gelet op deze omstandigheid is het treffen van bouwkundige maatregelen (bijvoorbeeld het op een centrale plaats afsluiten van de ventilatie) disproportioneel in relatie tot de kans op een ongeval en de gevolgen daarvan. Op een afstand van meer dan 3 km zullen de letale gevolgen beperkt zijn. Het gesloten houden van ramen en deuren zou een afdoende maatregel moeten zijn. Door een tijdige inzet van E-Alert (zie hierna) kunnen bewoners binnen het plangebied er voor zorgen dat zij geen nadelige gevolgen van een ramp zullen ondervinden.
De vervoersfrequenties voor deze wegvakken en de overige wegen waarover vervoer van routeplichtige stoffen plaatsvindt, staan in onderstaande tabel.
Tabel 2: vervoersfrequenties gevaarlijke stoffen rijkswegen Haaglanden
wegvak | GF3 | GF0 | GT4 | LF1 | LF2 | LT1 | LT2 | LT3 | |
A4 | Pr. Clausplein - Zoeterwoude dorp (Z7) | 4000 | 395 | 0 | 4931 | 17324 | 29 | 214 | 66 |
A4 | Pr. Clausplein - Knp. Ypenburg (Z8) | 3743 | 304 | 34 | 7167 | 29356 | 219 | 719 | 34 |
A4 | Knp. Ypenburg - afrit 12 (Z9) | 1000 | 0 | 0 | 1478 | 2102 | 0 | 93 | 0 |
A12 | Pr. Clausplein – afrit 4 (Z16a) | 1500 | 0 | 0 | 1182 | 2036 | 0 | 0 | 0 |
A12 | Afrit 4 - afrit 3 (Z16b) | 1000 | 0 | 0 | nb | nb | 0 | 0 | 0 |
A13 | Knp. Ypenburg - afruk 9, Delft (Z29) | 3639 | 300 | 300 | 6507 | 26145 | 299 | 521 | 34 |
Bron: Tellingen AVIV (databestand Rijkswaterstaat)
Binnen het plangebied is op de Maartensdijklaan een vuurwerkopslag aanwezig. Voor deze vuurwerkopslag zijn in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, dat daarop van toepassing is, eisen gesteld aan de minimale afstand tussen deze opslag en omliggende (beperkt) kwetsbare objecten. Deze afstand mag niet kleiner zijn dan 8 meter. In dat geval moeten maatregelen genomen moeten worden die het risico tot een aanvaardbaar minmum beperken. Het bestemmingsplan beperkt de locatie. Daarmee wordt met het plan wat betreft de vuurwerkopslag voldoende waarborg voor de externe veiligheid geboden.
Op grond van de Wet milieubeheer moeten inrichtingen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken, voldoen aan algemene regels die voorschriften met betrekking tot de bescherming van het milieu bevatten of beschikken over een milieuvergunning. Daarnaast kunnen algemene regels of een vergunningplicht gelden voor lozingen op het oppervlaktewater ingevolge de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of voor lozingen in de bodem ingevolge de Wet bodembescherming. Het op 1 januari 2008 in werking getreden 'Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer' (het Activiteitenbesluit) bevat algemene regels voor inrichtingen. Deze algemene regels zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer en op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. De verkoop van LNG valt onder dit besluit.
Er zijn geen LPG-tankstations, propaantanks of andere inrichtingen voor de opslag van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het gebied aanwezig of geprojecteerd waarvan de veiligheidscontouren op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende regeling geheel of gedeeltelijk in het plangebied zijn gelegen. Opslagplaatsen voor gevaarlijke stoffen en installaties van LPG-tankstations liggen op meer dan 150 m vanaf de grens van het plangebied. Een nader onderzoek naar het groepsrisico is niet vereist.
Wel kent het zwembad van Sportschool Mulder volgens de provinciale de risicokaart een opslag van chloorbleekloog.
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vijf gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichtingen.
3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
- Structuurvisieniveau > Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
- Bestemmingsplanniveau > Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
- Bouwplanniveau: > Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit vereist ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:
Wegverkeers- en spoorweglawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.
De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:
Reconstructie van wegen
Indien het bestemmingsplan verkeersbestemmingen aanwijst die leiden tot een wijziging van de geluidbronnen van het wegverkeerslawaai, dient eveneens akoestisch onderzoek uitgegevoerd te worden naar de geluidbelasting op de geluidgevoelige bestemmingen. Een zodanige wijziging van een weg, noemt men een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Industrielawaai
In het geval een bestemmingsplan de verstiging van grote lawaaimakers toelaat, dan verplicht de Wet geluidhinder tot het vaststellen van een geluidcontour.
Toetsing
Wat betreft spoorweglawaai kan worden opgemerkt dat dat vanwege de afstand geen invloed heeft op het plangebied. Het plangebied kent verder geen grote lawaaimakers en het bestemmingsplan laat deze ook niet toe. Voor de delen van het bestemmingsplan die een conserverend karakter hebben is het wegverkeerslawaai van geen invloed.
Het bestemmingsplan laat de volgende nieuwe ontwikkelingen toe.
In paragraaf 5.2 wordt daarop ingegaan. Daarin wordt getoetst of aan de grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder moet worden voldaan en in voorkomend geval zal worden aangegeven of een verzoek Hogere Grenswaarden moet worden aangevraagd.
Industrielawaai
In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen aanwezig waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.
Procedure hogere waarden
Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden, is parallel aan de bestemmingsplanprocedure een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder noodzakelijk. De hogere waarde procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes met een diameter kleiner dan 10 ìm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden. Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.
Met het bestemmingsplan Morgenstond worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de lokale luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan laat geen aanvullende ontwikkeling van woningen, kantoren of overige functies toe die een zodanige verkeersgeneratie tot gevolg hebben, dat daardoor de luchtkwaliteit wordt beïnvloed. Het bestemmingsplan is daarom in overeenstemming met hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer en biedt bovendien voldoende waarborgen voor een goede ruimtelijke ordening op dit punt.
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.
Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij de samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd.
Volgens de Handleiding behoort het plangebied tot het gebiedstype 'Wonen'. Bij conflicten tussen verschillende functies in het gebied de woonfunctie en de bijbehorende milieukwaliteitseisen doorslaggevend zijn.
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
De volgende ambities zijn voor het gebiedstype van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.
Thema | Welk ambitietype? | Maatregelen |
Bodem | Extra | Bij wonen en intensief gebruik van (openbaar) groen ten aanzien de kwaliteit van de grond en van het grondwater functiegerichte verwijdering in plaats van functiegericht beheer. |
Externe veiligheid | Maximaal | Een verwaarloosbaar plaatsgebonden risico en groepsrisico. Geen transport van gevaarlijke stoffen over de weg. Bij buisleidingen wettelijke afstanden aanhouden. Geen vestiging van bedrijven met een extern veiligheidsrisico. Vuurwerkbedrijven moeten voldoen aan het Vuurwerkbesluit en het bestemmingsplan "Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk". |
Geluid | Maximaal | Concentreren van verkeersstromen op de hoofdwegen. Binnenniveau als gevolg van geluid buiten op de gevel moet voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Aandacht voor geluidsbelasting vanwege inrichtingen die grote lawaaimakers kunnen worden. |
Lucht | Maximaal | Handhaving van bestaande niveaus, concentratie NO2 lager dan 36 µg/m 3 en bij fijn stof ook, waarbij bij deze stof maximaal 35 maal sprake mag zijn van een overschrijding van het 24-uurs gemiddelde. |
Mobiliteit | Extra | Kleinschalige autovrije gebieden, bevordering doorstroming en tegengaan milieueffecten van verkeer, sturend parkeerbeleid bij woningen, beperken van de toegankelijkheid voor vrachtverkeer, verdichten netwerk openbaar vervoer, fietsers en voetgangers gelijkwaardig aan gemotoriseerd verkeer. |
Schoon | Extra | Plaatsen van afvalbakken en voldoende ruimte voor veegwagens. |
Natuur | Extra | natuur over het algemeen ondergeschikt, op enkele plaatsen leidend bij ontwikkelingen, verbeteren natuurwaarden van het bestaande groen en van het groen langs waterlopen, versterken bomenstructuur. |
Klimaat | Maximaal | wonen: renovatie met een levensduur tot 40 jaar 75% CO2, reductie ten opzichte van 2004. |
In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 worden de vertaling in het bestemmingsplan van in het plan opgenomen ontwikkelingen nader toegelicht. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.3 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.4 en de bestemmingen globaal beschreven worden.
In Morgenstond West wordt het schoolgebouw aan de Zuidwoldestraat 24 - dat uitloopt op de Meppelweg 339 en 341 - in de verkoop gebracht teneinde het voor bewoning in te richten. Het pand is een Rijksmonument. Verder bestaat er een initiatief om te komen tot vervangende nieuwbouw op het terrein tussen de Dedemsvaartweg en de Gietenstraat. Dat geldt ook voor de locatie aan de Meppelweg tussen de Schoonebeekstraat en de Roldestraat .Aan het Almeloplein ten slotte wordt gedacht aan vergroting van het dagelijks aanbod en daarmee samenhangend herinrichting van het plein.
In Morgenstond oost bestaat de wens om het schoolgebouw op Steenwijklaan nummers 8, 10 en 12 te vervangen door een nieuw schoolgebouw.
Een aantal ontwikkelingen heeft een definitieve vorm aangenomen en wordt behandeld bij vervangende woningbouw (paragraaf 5.2.1), functiewijziging (5.2.2) of herinrichting openbare ruimte (paragraaf 5.2.4).
Winkelstrepen
Het Uitbreidingsplan kende een tamelijk aantal verspreid gelegen winkelstrepen. Een groot deel is verdwenen als gevolg van vervangende woningbouw. Een klein deel bestaat nog steeds. Het betreft op redelijke afstand van het winkelcentrum Leyweg in Morgenstond verspreid gelegen winkelstrepen aan het Almeloplein, de Maartensdijklaan, op de hoek van de Hengelolaan en de Dedemsvaartweg en de Leggelostraat. Ook is er sprake van concentraties van winkelstrepen, die in het gebied dat aan dat winkelcentrrum Leyweg ten noorden van de Hengelolaan en het gebied ten zuiden van de Melis Stokelaan gelegen zijn. In het Uitbreidingsplan zijn deze winkelstrepen uitsluitend voor detailhandel bestemd en het in bestemmingsplan voor het winkelcentrum Leyweg zijn enkele mede voor detailhandel bestemd. Op het Almeloplein en de hoeken van de Melis Stokelaan en de Leyweg na zijn deze winkelstrepen geen onderdeel meer van het detailhandelsconcentratiebeleid en is gezocht naar een herbestemming. De winkelstrepen houden met de herbestemming hun openbare karakter, met dien verstande dat hier meerdere daarvoor in aanmerking komende functies geconcentreerd kunnen worden die de bewoners van deze woonwijk dienen en hier door hen bereikt kunnen worden.
Uit de beschrijving van de bestaande situatie blijkt dat in de meeste winkelstrepen een of twee detailhandelsvestigingen te vinden zijn, zodat deze vestigingen een bepaald maximaal deel van de oppervlakte van elk bouwvlak mogen beslaan. Bij het Almeloplein en de twee winkelstrepen op beide hoeken van de Leyweg ten zuiden van de Melis Stokelaan, die hun winkelfunctie behouden, is dat deel hoger. Ze kennen geen bepaald maximum.
De plafonds van winkelstrepen zijn niet op de beperking van aanmerkelijke geluidsoverdracht vanuit de winkelstrepen berekend.
Overeenkomstig het horecabeleid is het toegestaan een bepaald maximaal deel van de oppervlakte van elk bouwvlak te benutten voor vestigingen in de categorie lichte horeca. Ook maatschappelijke voorzieningen I - zoals consultatieburo's, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang - leveren hun bijdrage aan winkelstrepen als concentratielocatie en zijn toelaatbaar. In het algemeen worden in winkelstrepen naast detaihanndel ook dienstverlenende bedrijven toelaatbaar geacht, zoals schoenmakerijen en wasserettes. In winkelstrepen, die de detailhandelsfunctie grotendeels verloren hebben, passen dienstverlenende bedrijven echter ook. Sportvoorzieningen vormen eveneens een goede aanvulling en komen voor vestiging in aanmerking.
Ze zijn de bestemming "Gemengd- 1" aangewezen.
De winkelstrepen op het Almeloplein en de hoeken van de Melis Stokelaan en de Leyweg behouden hun detailhandelsfunctie, ze zijn de bestemming "Gemengd - 6" aangewezen.
Herontwikkeling van een supermarkt aan het Almeloplein 75
Toetsing aan de Verordening ruimte
Toename leegstand
De nieuwe supermarkt zal deels in de bestaande winkelstrip geschoven worden. Om dit mogelijk te maken worden enkele zittende ondernemers verplaatst naar momenteel leegstaande units in het winkelcentrum. Door de nieuwbouw zullen, naast de uitbreiding van het winkeloppervlak van de supermarkt, verschillende kleinere winkelunits evenals een kiosk verdwijnen, zodat de langdurige leegstand wordt verminderd.
Ruimtelijke kwaliteit van het verzorgingsgebied
Met de herinrichting zal door het bouwen in en vannuit de winkeslstrip het winkelcentrum een meer samenhangende stedelijke structuur verkrijgen. De aanleg van een parkeerterrein voor de nieuwe vestiging zal de parkeerdruk verminderen. Het laden en lossen wordt nu een aansluitend onderdeel van de bedrijfsvestiging, terwijl tot nu toe het laden en lossen op afstand vanuit de openbare ruimte moest plaatsvinden waardoor het langzaam verkeer verstoord werd.
Saldering
De netto toevoeging van 212m2 bruto vloer oppervlakte aan winkelruimte ten behoeve van de uitbreiding van de supermarktvestiging aan het Almeloplein vormt een vergroting met circa 18 van het totale aantal bestaande winkelmeters van de huidige vestiging en minder dan 4% van het totaal aan wegbestemde detailhandel in het bestemmingsplan Morgenstond.
Toetsing aan omgevingsfactoren
De ontwikkelingslocatie aan het Almeloplein 75 ligt buiten het invloedsgebied van de hogedruk aardgastransportleiding.
In het bestemmingsplan wordt bij deze ontwikkeling het “standstill”-beginsel wat betreft verhardingen gerespecteerd.
Geluid
Bij de nieuwvestiging van een supermarkt dient te worden bezien of sprake is van aanvaardbare geluidsniveau. Als geluidsbronnen zijn daarbij de auto's van de bezoekers, de winkelwagentjes en het laden en lossen van belang. Van de eerste twee genoemde geluidsbronnen is in de bestaande situatie reeds sprake. Gezien de beperkte uitbreiding van de supermarkt zal op deze punten geen sprake zijn van een significante toename van de geluidsniveaus. Met betrekking tot het laden en lossen geldt dat dit in de nieuwe situatie dichterbij de gevel van de supermarkt zal plaatsvinden. Bovendien is er geen noodzaak voor de vrachtwagens om achteruit te rijden, zodat er van lawaai van de achteruitrijdbeveiliging geen sprake is. Tot slot dient te allen tijde te worden voldaan aan de eisen op grond van het Activiteitenbesluit.
Luchtkwaliteit
De ontwikkeling voorziet in de sloop en nieuwbouw van een Lidl supermarkt. Omdat de herontwikkeling van de supermarkt slechts een beperkte uitbreiding betreft, zal het aantal motorvoertuigbewegingen in de toekomstige situatie niet wezenlijk toenemen. Er zal derhalve geen sprake zijn van een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Het berekenen van de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Parkeren
De uitbreiding van het vloeroppervlak leidt tot een grotere parkeerbehoefte. Daarnaast is er in de bestaande situatie reeds sprake van een tekort aan parkeerplaatsen. Op het Almeloplein worden circa 35 parkeerplaatsen aangelegd. Hiermee is sprake van voldoende parkeercapaciteit.
Rioolwaterpersleiding
De ontwikkeling zal net als het bestaande winkelpand de beschermingszone van een rioolwaterpersleiding van het Hoogheemraadschap overschrijden. Deze leiding loopt parallel aan de Loevesteinlaan en onder het westelijk trottoir van deze weg. De rooilijn van het bestaande gebouw wordt niet overschreden, terwijl het aantal vierkante meters van het nieuwe gebouw in de zone zal verminderen in vergelijking met de huidige situatie
Vervangende woningbouw
De ontwikkelingslocatie tussen de Meppelweg en de Zuidlarenstraat ligt buiten het invloedsgebied van de hoge druk aardgastransportleiding. De geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai overschrijdt de vookeurs grenswaarde. Een verzoek hogere grenswaarde is ingediend. Het akoestisch rapport is opgenomen in 8 bij de toelichting. Een bezonningsonderzoek vormt bijlage 9 en toont aan dat de bezonningsnorm niet wordt overschreden. Aan de locatie zijn de bestemmingen "Wonen-1" en "Wonen-2" aangewezen.
De Wapserveenstraat Oost/Tinaarlostraat ligt buiten het invloedsgebied van de hoge druk aardgas transportleiding. De geluidbelsting vanwege het wegverkeers lawaai op geluidzoneringsplichtige wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde niet zodat geen verzoek hogere grenswaarde hoeft te worden ingediend. Hert akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 7 van de toelichting. Van een bezonningsonderzoek is afgezien omdat de maximale bouwhoogten niet afweken van de maximale bouwhoogten van de omliggende woonbebouwing. Het project ligt buiten het invloedsgebied van de hoge druk aardgastransportleiding. Aan de locatie zijn de bestemmingen "Wonen-1" en "Wonen-2" aangewezen.
Hoogeveenlaan/Bentelostraat ligt buiten het invloedsgebied van de hoge druk aardgastransportleiding. Van een bezonningsonderzoek is afgezien omdat de maximale bouwhoogten niet afweken van de maximale bouwhoogten van de omliggende woonbebouwing. Een akoestisch onderzoek is in de wijzigingsbevoegdheid als voorwaarde opgenomen.
In dit bestemmingsplan wordt hbij deze ontwikkelingen het "stand still"beginsel wat betreft de verhardingen gerespecteerd.
De grootschalige kantoorlocatie aan de Steenwijklaan op de hoek met de Loevesteinlaan kan met de hantering van de wijzigingsbevoegdheid, als vermeld in artikel 33.5 van de regels, van "Gemengd - 3" gewijzigd worden in "Wonen - 2".
Een daartoe uitgevoerd akoestisch onderzoek (bijlage 6 bij de Toelichting) geeft aan dat een verzoek hogere grenswaarde zal moeten worden verleend, maar dat de hantering van de wijzigingsbevoegdheid in dat opzicht past binnen een goede ruimtelijke ordening. Deze locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgas transportleiding buisleiding bij de hoek Erasmulaan-Loedesteinlaan, maar wel in de nabijheid hiervan. Verder ligt ze op meer dan 880 meter van het traject Z9 van de A4 en daarmee buiten het invloedsgebied. De locatie ligt buiten de effectafstand 1% letaliteit (90 meter) van de opslag van chloorbleekloog bij het zwembad van Sportschool Mulder.
De geprojecteerde woontoren op de locatie van Eurocinema op de hoek van de Leyweg en de Hengelolaanging uit van een begane grondlaag en eerste verdieping met dienstverlening en lichte horeca. De projectontwikkelaar heeft de wens uit gesproken om deze lagen ook met woningen in te richten.In de bestemming "Gemengd-1" is hiertoe de mogelijkheid geboden.
Uit het dossier blijkt dat ten behoeve van dit onderliggende plan een onderzoek is uitgevoerd naar de geluidbelasting in het toekomstige maatgevende jaar. Dit onderzoek is indertijd door DSB/M&V uitgevoerd en heeft als kenmerk 9R5721.03 (datum 21 feb 2008). Uit de bijlagen bij dit rapport kan worden opgemaakt dat de geluidbelasting van de eerder genoemde eerste twee bouwlagen beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor het Lden ligt. Daarom hoeft voor de beoogde bouw en gebruik van deze bouwlagen als woonruimte, met het nu in voorbereiding zijnde bestemmingsplan geen ontheffing van deze voorkeursgrenswaarde aangevraagd te worden. Een en ander is na te slaan in bijlage 3 bij het akoestisch onderzoek van het voorgaande bestemmingsplan. De locatie ligt buiten het invloedsgebied van de hoge druk aardgas transportleiding.
De herinrichting van de bebouwing aan de Bentelostraat tot een Brede Buurtschool vindt plaats op een locatie buiten de invloedsfeer van de hoge druk aardgastransportleiding. Het akoestisch onderzoek bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning toont geen noodzaak voor een verzoek hogere grenswaarde.Daarom is daar vanaf gezien. Van een bezonningsonderzoek wordt afgezien omdat de nieuwbouw niet hoger wordt dan de omliggende woonbebouwing. Aan deze locatie is de bestemming "Maatschappelijk - 2" aangewezen. De bebouwing op de hoek met de Hoogeveenlaan kan met een wijzigingsbevoegdheid (artikel 33.4 van de regels) voor grondgebonden woningen worden aangewend - de bestemming "Wonen - 1".
In dit bestemmingsplan wordt bij deze drie projecten het "stand still" beginsel voor de verhardingen gerespecteerd.
De doortrekking van de Kloosterveenstraat vanaf de Wapserveenstraat naar de Tinaarlostraat leidt tot de aanwijzing van de bestemming "Verkeer-verblijfsstraat". Ook deze bestemming behoeft geen akoestisch onderzoek. De verdere doortrekking van deze straat tot aan de Bentelostraat is middels een wijzigingsbevoegdheid (artikel 33.3 van de regels) geregeld.
Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven volgt uit de Structuurvisie en de Agenda voor de Haagse Verdichting dat langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van vijf bouwlagen of het aanbrengen van dakopbouwen op bestaande woningen.
Uitgangspunt van het beleid is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het stedenbouwkundig niet verantwoord is. Een dakopbouw is een uitbreiding van de onderliggende woning. Per bestemmingplangebied wordt een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. Bij deze stedenbouwkundige verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:
Het plangebied van de wijk bestond oorspronkelijk nagenoeg geheel uit gestapelde woningbouw in vier bouwlagen. Vanaf de zeventiger jaren werden deze veelvuldig vervangen door grondgebonden woningen. En als er sprake was van vervangende gestapelde woningbouw, dan vond dat in meer dan vijf bouwlagen plaats. De wijk kent een gridstructuur waarbij vele - vaak ruim opgezette - doorgaande wegen het plangebied doorkruisen. Genoemde oorsponkelijke bebouwing begeleidt dit stelsel van wegen. Het vormt een aanmerkelijk areaal aan mogelijkheden voor de uitbreiding van bestaande woningen, dan wel de woningvoorraad en komt ook nog eens voor een extra bouwlaag in aanmerking.
Door de vervanging van de oorspronkelijke bebouwing zijn er een aantal buurten ontstaan waarin de woonsfeer door de laagbouw van grondgebonden woningen in twee of drie bouwlagen wordt bepaald. Ze omringen beperkt bemeten binnenterreinen. Daarnaast zijn er bestaande buurten, waarin de bebouwing op redelijk korte afstand van elkaar gebouwd is.
Het verder verhogen van woningen met drie woonlagen met een dakopbouw ligt om woontechnische redenen niet voor de hand. Het behoud van de woonsfeer en het in stand houden van de binnenterreinen aldaar ook niet. De woningen in twee bouwlagen komen wel voor dakopbouwen in aanmerking.
Vanuit het stedenbouwkundig aspect “binnenterrein” wordt voor de tweelaagse woning Buinerveenstraat 37 voorgesteld de dakopbouw vanwege de korte ligging op achtertuinen en bijbehorende woningen aan de Oosterhesselenstraat, te beperken tot een dakopbouw die ten minste 3 meter terug ligt uit de kopgevel.
In het gebied Gietenstraat-Zweeloostraat-Exloostraat, de Vrienzeveenlaan en de Olst- en Raaltestraat zijn met de hoofdgebouwen ook de dakopbouwen opgericht. De toe te laten bouwvorm van dakopbouwen is daarbij geintegreerd in het bouwvlak.
Ook de schaduwhinder is een aspect. De selectie van de in aanmerking komende bouwvlakken was in het voorontwerp in bijlage 1 bij de Toelichting op kaart gezet. Het bezonningsonderzoek kwam na de vooroverlegfase in de procedure beschikbaar en is in het ontwerp van het bestemmingsplan opgenomen ter vervanging van de bijlage 1 van de Toelichting. Het draagt de titel 'Bezonningsonderzoek dakopbouwen concept' van 29 september 2014.
Het onderzoek onderscheidt een zevental aandachtsgebieden, waar aan de beide criteria niet wordt voldaan. Op die plekken adviseert het onderzoek een beperking van de omvang van de te projecteren dakopbouwen aan te brengen (dit wordt in bijlage 7 in dit rapport in beeld gebracht).
Bij aandachtsgebied 1 is er op drie plekken een overschrijding, Twee daarvan zijn aanbouwen en deze tellen in de systematiek niet mee. Dit wordt gecorrigeerd. Op de hoek van de Zuidwoldestraat en de Leyweg echter is wel sprake van een overschrijding. De projectie van dakopbouwen op de bebouwing aan de Meppelweg is daarop aangepast. Ook de voorgevels van de hoek kennen een overschrijding en wel vanwege de dakopbouwen op de westzijde van de Leyweg. Hier is een beperking geadviseerd die de ensemblewaarde gezien vanuit de straatzijde ernstig zou verminderen. Om die reden is de projectie van dakopbouwen op dit bouwvlak geschrapt. Aandachtsgebied 2,3,4,5 en 6 nopen tot beperking van de dakopbouwen op de panden respectievelijk aan de Leyweg, de Meppelweg, de hoek tussen de Meppelweg en de Leyweg, de Orveltestraat en de Hengelolaan. Aandachtsgebied 7 betreft een beperking van het trappenhuis. Dat heeft geen betrekking op de geprojecteerde dakopbouwen. Hierbij kan aanpassing achterwege blijven.
Een eventuele toename aan de behoefte aan parkeerplaatsen is volgens het onderzoek naar de parkeerdruk (bijlage 10 van de Toelichting) Morgenstond Oost, gelet op de parkeerdruk uitgesloten. In de drie andere deelgebieden ligt de situatie anders. De parkeerdruk laat aldaar de projectie van dakopbouwen in beperkte mate toe. In Morgenstond Zuid zijn 500 dakopbouwen mogelijk, en worden er in het bestemmingsplan 343 geprojecteerde. In deelgebied Morgenstond West 1, mogen maximaal 160 dakopbouwen opgericht, en worden maar 143 dakopbouwen in het bestemmingsplan toegestaan. In het deelgebied West 2 ten slotte, worden 55 dakopbouwen toegelaten en is de parkeerdruk maar 80%.
Het aanbrengen van dakopbouwen kent daarom een rechtstreeks bouwrecht in de deelgebieden Morgenstond Zuid, West 1 en West 2. In de bestemmingen "Wonen - 1" en "Wonen - 2" en de bestemmingen waar wonen op verdieping is toegelaten zijn de daarvoor in aanmerking komende bouwvlakken op de plankaart met de bouwaanduiding 'sba-dob' op de plankaart aangeduid. Dat betekent: 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw'.
De stedenbouwkundige afweging leidt vooral tot een keuze tot verhoging van de oorspronkelijke gestapelde woningbouw langs doorgaande wegen in vier bouwlagen met een extra bouwlaag tot vijf bouwlagen. De woningvoorraad is daar niet op berekend: liftschachten en trappenhuizen zouden verhoogd moeten worden. Dat ligt niet in de verwachting. Een uitbreiding van onderliggende woningen ligt meer voor de hand. Om die reden is gekozen voor het toelaten van dakopbouwen op die plekken die langs doorgaande wegen gelegen zijn.
De toelating van woningsplitsingen is in de jurisprudentie afhankelijk gemaakt van de hoogte van de van de parkeerdruk in de openbare ruimte in de omgeving van de te splitsen woningen. Onderzoek van de afdeling verkeer en infrastructuur van de gemeente Den Haag toont aan dat deze parkeerdruk in het plangebied in het representatieve tijdvak - in de nacht- gemiddeld nogal fluctueert. Wonigsplitsing moet er toe leiden dat daaruit ontstane woningen een vloeroppervlakte van minimaal 45 m2 moeten kennen. Genoemd onderzoek is opgenomen in bijlage 10 van de toelichting.
De herinrichting van de Leyweg, tussen de Steenwijklaan en de Genemuidenstraat, van de tramhalte bij de kruising van de Leyweg en de Meliss Stokelaan - de zogenaamde tophalte- , en van de entree van het winkelcentrum bij de Gevenbergstraat heeft geen akoestische betekenis, omdat het de aanleg van verblijfsstaten betreft. Ten aanzien van het "stand still" beginsel gelden de volgende oppervlakten.
Er is gemeten binnen de plangrens zoals aangegeven op de tekening Voorontwerp (zie projectdocument). Totale oppervlakte binnen de plangrens is 33.032 m2
Oppervlakten | groen/onverhard | water | verhard | aantal bomen |
huidige situatie | 4.472 m2 | 224 m2 | 27.336 m2 | 60 |
nieuwe situatie | 7.515 m2 | 474 m2 | 24.023 m2 | 136 |
Van de huidige bomen moeten er 35 gerooid worden; in de nieuwe situatie worden er 111 nieuw geplant.
Hiermee wordt ruimschoots aan het "stand still" beginsel voor wat betreft verhardingen voldaan.
Met betrekking tot het wegverkeerlawaai wordt opgenomen dat de Leyweg een bestemming is aangewezen, die geen akoestisch onderzoek noodzakelijk maakt. Het kruispunt met de Melis Stokelaan behoudt haar verkeersbestemming zodat ook hiervoor geen akoestisch onderzoek nodig is.
Thema | Welk ambitietype? | Maatrtegelen in het bestemmingsplan |
Bodem | Extra | Met het bestemmingsplan Morgenstond worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die ertoe leiden dat functies op de begane grond worden toegelaten die bescherming van bodemvervuiling noodzakelijk maken. Indien er sprake is van vervuiling wordt dit in de verlening van de omgevingsvergunning nader afgewogen. |
Externe veiligheid | Maximaal | Bij de hoge druk aardgastranportleiding bevinden zich in het plangebied geen (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour. Voor wat betreft het groepsrisico is gebleken in de bestaande situatie het groepsrisico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde ligt. De mogelijke wijziging van de twee kantoorlagen in het hoekpand tussen de Steenwijklaan en de Loevesteinlaan naar kantoren leidt door haar vervangend karakter en haar berperkte omvang niet tot een aanmerkelijke verhoging van die waarde. Dit geldt ook voor de vervangende nieuwbouw aan de Meppelweg, tussen de Wapserveenstraat oost en de Tinaarlostraat, op de hoek van de Hoogeveenlaan/Bentelostraat, en de wijziging van de projectie van de eerste bouwlagen van de bebouwing op de hoek van Leyweg en de Hengelolaan. Door uitsluiting van de verkoop van LPG in de bestemming "Bedrijf" is de externe veiligheid eveneens gewaarborgd. De maatgevende invloedsgebieden voor het transport gevaarlijke stoffen over de autosnelwegen liggen buiten het plangebied en ook het invloedsgebied van de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen. De verkoop van consumentenvuurwerk is slechts op een plek in het bestemmingsplan toegelaten en kent inpandig een bunker voor de opslag. Dit bestemmingsplan voldoet aan het Vuurwerkbesluit en neemt de werking van het bestemmingsplan "Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk" over. |
Geluid | Maximaal | In de juridische regelingen voor de ontwikkelingen is bij de winkelstrepen vermeld dat geen geluidgevoelige gebouwen mogen worden gevestigd - "Gemengd - 1". Bij de wijzigingsbevoegdheid voor het kantoor is een geluidsonderzoek verplicht gesteld - "Gemengd - 3". De nieuwbouwlocaties zijn getoetst aan de verplichtingen van de Wet geluidhinder. Dat geldt ook voor de wijzigingen in de opzet van het wegennet. Voor de Meppelweg is een verzoek hogere Grenswaarde ingediend. Dakopbouwen vormen een uitbreiding van bestaande woningen en vallen als zodanig niet onder de werking van de Wet geluidhinder. Het bestemmingsplan sluit in de bestemming "Bedrijf" bronnen van industrielawaai uit en zijn daarmee niet van invloed op de ontwikkelingen. |
Lucht | Maximaal | De voormalige winkelstrepen trekken met hun nieuwe functies minder gemotoriseerd verkeer dan met alleen maar winkels, De woningen die voor uitbreiding met dakopbouwen in aanmerking komen kennen een beperkt vloeroppervlakte, zodat de uibreiding geen of weinig aanleiding geeft tot toename van gemotiseerd verkeer. Ook de mogelijkheid tot omzetting van twee kantoorlagen in woningen zal - gelet op de behoefte aan woningen met een groot vloeroppervlakte - een verwaaloosbaar effect op de automobiliteit hebben. Ook de vervangende nieuwbouw leidt niet tot een substantiële toename van het autoverkeer. De nieuwe ontwikkelingen zullen daarom niet in betekenende mate de luchtkwaliteit verslechteren. |
Mobiliteit | Extra | Zoals al bij het vorige thema werd aangegeven, zal de automobiliteit niet of nauwelijks toenemen. Echter de parkeerbehoefte kan toenemen. Reden waarom het parkeren op eigen terrein gereguleerd is in de bestemmingen "Centrum - 1", "Centrum - 2", "Gemengd - 1", 'Gemengd - 3", "Gemengd - 4", "Gemengd - 5", "Gemend - 6", "Maatschappelijk", "Sport", "Wonen - 1" en "Wonen - 2" zijn vastgelegd. |
Schoon | Extra | In de Kadernota Openbare Ruimte (2004) zijn richtinggevende kwaliteitsniveaus voor de kwaliteit en onderhoud van de openbare ruimte gegeven: Residentiekwaliteit geldt voor de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte van alle woon- en werkgebieden. Op basis hiervan heeft het gemeentebestuur bepaald dat de wijk Morgenstond wordt schoongemaakt en schoongehouden op Residentiekwaliteit. Het plaatsen van afvalbakken is in de algemene bouwregels toegestaan. |
Natuur | Extra | De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, hebben geen gevolgen voor de groengebieden of natuurwaarden in dit gebied. |
Klimaat | Maximaal | Deze maatrgel kan niet niet middels regels in een bestemmingsplan worden geëffectueerd. |
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:
In het plangebied Morgenstond komen de eenheden 2 en 3 voor. Voor de gebieden in het bestemmingsplan waarvoor een archeologische verwachting geldt, gelden onderzoekseisen en vrijstellingsregimes, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten. Voor een belangrijk deel van het plangebied is eerder verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij is vastgesteld dat er in delen geen archeologische waarden aanwezig of behouden zijn. Voor een ander deel is tijdens het verkennende onderzoek de verwachting juist bevestigd. In dat deel kunnen nog archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Verwezen wordt naar paragraaf 5.3, tabel 3 rij c.
Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodem bedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om garagebedrijven, benzinestations, brandstofhandels en drukkerijen. Verder hebben bij veel woningen en overige gebouwen ondergrondse huisbrandolietanks gelegen.
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op negen locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).
In vijf van de negen gevallen betrof het een verontreiniging met minerale olie en/of vluchtige aromaten ten gevolge van het morsen van of lekkage van brandstof. Vier van deze gevallen zijn volledig gesaneerd, ter plaatse geldt geen gebruiksbeperking. Het vijfde geval (Genemuidenstraat 208), is niet geheel gesaneerd, in het grondwater is een restverontreiniging aanwezig die zich niet verplaatst.
De overige vier gevallen betreffen verontreinigingen met zware metalen of PAK ten gevolge van bijmenging met puin of koolas in de bodem. Deze gevallen zijn allen gesaneerd middels isolatie (leeflaag, bebouwing of verharding). Hier geldt een gebruiksbeperking, namelijk het in stand houden van de isolerende voorziening (leeflaag/bebouwing/verharding). Bij (de verwijdering van) enkele ondergrondse huisbrandolietanks is verontreiniging aangetroffen, die gesaneerd is. Op geen van deze locaties is sprake van een (beschikt) geval van ernstige bodemverontreiniging.
Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en zal eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) is gelegen in zone B2 en gemiddeld licht verontreinigd is met kwik en matig met PCB. De ondergrond (0,5-2,0 mmv.) is gelegen in zone 02 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB. Verwezen wordt naar paragraaf 5.3, tabel 12 rij a.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2.500.
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.
Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale verbeelding beslissend.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP 2012, in haar bijlage 9, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.
1) Voorgaande bestemmingsplannen | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Er is sprake van toegekende rechten uit voorgaande bestemmingsplannen. Daarnaast zijn omgevingsvergunningen verleend, die daar van afweken. | Bij de vertaling in n het bestemmingsplan wordt naast de toegekende rechten en verleende afwijkende omgevingsvergunningen ook uitgegaan van nieuwe richtinggevende ruimtelijke beleidsstukken en wettelijke verplichtingen, die kunnen leiden tot aanpassing van de bestemmingsomschrijvingen. |
b) De bestemming "Bedrijfsdoeleinden" komt alleen aan de Boekelostraat en de Carelshavenstraat voor. | Op de garageboxen en de maatschappelijke voorziening na worden de aldaar aanwezige opstallen tot "Bedrijf" bestemd. In de Carelshavenstraat is het bestaand bedrijf dat onder de woningen gelegen is, positief bestemd in de bestemming "Wonen - 2". |
c) In het plangebied staan een aantal trafogebouwtjes, die een grondoppervlakte van meer dan 15 m2 en/of een bouwhoogte van meer dan 3 meter kennen. De algemene bouwregels voor deze gebouwtjes zijn niet toereikend en de gebouwtjes zijn uitzonderingen: in die omvang worden ze niet meer gebouwd. | Om die reden zijn deze trafogebouwtjes in de bestemming “Wonen – 2” met een bouwaanduiding ingetekend. |
d) De afwijkingen onder de nummers 32, 39 en 42 van het Uitbreidingsplan 'Morgenstond' leiden tot de bouw van woonflats met op de begane grond maatschappelijke voorzieningen. | Deze drie locaties zijn in de bestemming "Gemengd - 2" ondergebracht. |
e) De afwijking onder nummer 38 van het bestemmingsplan aan de Zuidlarenstraat 57 en verder liet onder meer creatieve bedrijven toe. De afwijking onder nummer 35 van het bestemmingsplan en ook van de daaraan voorafgaande afwijkende bouwvergunning voor een stadsdeelkantoor aan de Genemuidenstraat 208 betrof een kantoorverzamelgebouw op verdieping, een biljartcentrum en een horeca-inrichting en noopt tot een specfieke bestemming. |
De omschrijving van de creatieve bedrijven is opgenomen in de 'Staat van creatieve bedrijfssoorten' in bijlage 3 bij de regels van het bestemmingsplan. Deze lijst is van TNO in een bijlage – bijlage A - bij dit fonds nader omschreven. Gezien het feit dat de bedrijfjes gevestigd zullen zijn in een oud schoolgebouw, zijn alleen die in categorie A toegelaten. De locatie is de bestemming "Gemengd - 4" aangewezen. De afwijking onder 35 betreft specifieke verzameling van functies, die de bestemming "Gemengd - 5" is aangewezen. |
f) Het bestemmingsplan “Winkelcentrum Leyweg” liet maximaal 6 kiosken toe, zonder ze op de plankaart aan te duiden. | De betreffende kiosken zijn ingetekend en in de bestemmingen "Verkeer - Straat", "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Verkeer - Verblijfsstraat" opgenomen. |
g) In het Uitbreidingsplan en haar drie herzieningen wordt onder meer de bestemming "Openbare en Bijzondere Doeleinden" gehanteerd waarmee ook bioscopen konden worden gebouwd. | De bijzondere doeleinden zijn vergelijkbaar met maatschappelijke voorzieningen I. Ook de toelating van culturele voorzieningen is mogelijk, maar noopt tot een beperking van deze functies tot culturele voorzieningen II. Tezamen vormen ze de bestemming "Maatschappelijk- 1 ". In het Uitbreidingsplan werden onder openbare doeleinden de telefooncentrale, een zendmast, een onderstation en het hoofdpompgemaal geschaard. De telefooncentrale, het schakelstation en de zendmast blijven in de bestemming "Maatschappelijk - 1" en zijn daarbij voorzien van een specifieke bestemmingsomschrijving. Het transformatorgebouw in de bestemming "Wonen - 2"en het hoofdpompgemaal zijn in de bestemming "Bedrijf" ondergebracht met een specifieke bestemmingsomschrijving in de regels. |
h) Het plangebied kent een groot aantal maatschappelijke voorzieningen met verschillende bestemmingen. Het bestemmingsplan “Winkelcentrum Leyweg” kende de bestemming “Bijzondere doeleinden”, waarin veel maatschappelijke voorzieningen toegelaten waren, waaronder ook scholen. | Deze bestemmingsregeling is overgenomen in de bestemming “Maatschappelijk -2 " en geldt voor de voorzieningen tussen de Hengelolaan, de Maartensdijklaan, de Melis Stokelaan en de Hoogeveenlaan. |
i) In het deel van het plangebied waar het Uitbreidingsplan nog gelegen is komt de bestemming "Schoolterrein" voor. | Deze zijn vertaald naar de bestemming "Maatschappelijk - 3" met onderwijs als enige toegelaten functie. |
j) De sportbestemming is – naast veldsporten, zaalsporten en zwembaden – bij een aantal afwijkingen verbreed met fitnessvoorzieningen, sportscholen en spa-activiteiten. | In die gevallen zijn zij alle in de bestemming "Sport" opgenomen. |
k) In het Uitbreidingsplan en de verschillende bestemmingen wordt de bouwhoogten van gebouwen uitgedrukt in het aantal bouwlagen. | In het bestemmingsplan zijn bouwhoogten uitgedrukt in meters. Daarbij wordt een woonlaag op 3 meter gesteld en een bouwlaag voor een niet- woonfunctie op 4 meter.Op deze wijze worden de lagen omgerekend naar bouwhoogten |
2) Ruimtelijke en functionele structuur | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Het gebruik van panden en gronden is op de functiekaart aangegeven. | In voorkomend geval is met het gebruik rekening gehouden bij de aanwijzing van de bestemming. |
b) De overdekte gebouwde pakeerplaatsen - geen garageboxen zijnde - zijn onder meer te vinden aan de Zuidlarenstraat 165 - 177, de Zuidlarenstraat 179-191, de Hoogeveenlaan 8 - 16, de Raaltesttraat 10 -38, de Meppelweg 790-820, de Loevesteinlaan 469-511 en op twee plekken onder de Leyweg. | Bij elk is een gebiedsaanduiding 'overige zone - parkeergarage' ingetekend op de plankaart waarbij in de regels is bepaald dat het aantal gebouwde overdekte parkeerplaatsen tevens het minimum aantal parkeerplaatsen vormt dat aanwezig was op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan. |
3) Beleidskader Ruimtelijk beleid | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan worden afgewogen. Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden. | Omdat rijksbelangen ontbreken wordt hier verder niet op ingegaan. |
b) De Provinciale Structuurvisie "Visie Mobiliteit en Ruimte" maakte 6 strategische keuzen. Een daarvan betreft de strategische inzet het beter aansluiten van vraag en aanbod is voor het plangebied van belang. De Verordening Ruimte 2014 stelt eisen aan de ruimtelijke ontwikkeling van wonen, kantoren, bedrijven en detailhandel. | Met dit bestemmingsplan blijft het stedelijk gebied behouden. Verder worden woontypen onderscheiden om aan te sluiten bij de vraag. Ruimtelijke ontwikkelingen spelen zich daarbinnen af en betreffen slechts de vergroting van bestaande woningen, de beperking van bedrijfsvestigingen, de beperking van kantoren, het beperken van detailhandel , zodat van strijdigheid met de Verordening geen sprake is. |
c) De Structuurvisie Wereldstad aan Zee streeft onder meer naar verdichting: langs doorgaande wegen en groen wordt bij bij herstructurering uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf bouwlagen en er komen ruimere mogelijkheden voor dakopbouwen. Verder deelt zij het plangebied in de kansenzone "Centrum' in. | De bouwhoogte van minimaal vijf bouwlagen langs doorgaande wegen en groenvoorzieningen en ruimere mogelijkheden voor dakopbouwen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen. Verwezen wordt naar paragraaf 5.2. In het kader van de Kansenzone zijn de centrumfuncties - het winkelcentrum en het stadsdeelkantoor, die beide Den Haag zuidwest bedienen, - positief bestemd in de bestemmingen "Centrum - 1", "Centrum - 2" en "Gemengd - 3". |
d) InvesteringsProgramma Stedelijke Ontwikkeling 2015 streeft in de krachtwijken, waaronder Morgenstond, naar een integrale aanpak van wonen en woonomgeving. | Het belang van de woonomgeving heeft er toe geleid dat de dat de kwaliteit inpuls in de woonomgeving in de naar gebruik geplitste bestigemmingsregelingen zo veel mogelijk wordt gewaarborgd. Identiek aan de bestemmingen voor de specifieke woningtypes, is het onderscheidene gebruik en inrichting van de openbare ruimte in specifieke bestemmingen vertaald: "Groen", "Verkeer - Straat", "Verkeer - Verblijfsgebied"en "Verkeer - Straat". |
e) De Agenda Haage verdichting streeft naar optoppen (dakopbouwen en minimaal vijf bouwlagen), verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen, functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw) en dubbel grondgebruik. |
In paragraaf 5.2 is op het eerste element ingegaan. De tuinen bij de grondgebonden woningen zijn verhoudingsgewijs klein. Een vergroting van de mogelijkheden is om die reden ongewenst. De verruiming van mogelijkheden voor het bouwen van aan- en bijgebouwen is mogelijk geworden door de inwerkingtreding vanhet Besluit Omgevingsrecht, dat op 1 november 2014 inging. Ze zijn daarmee op het achtererfgebied bouwvergunningsvrij. Bouwregels worden dientengevolge alleen nog maar voor de hoofdgebouwen en de bouwwerken geen gebouwen zijnde gesteld. In de bestemming "Gemengd - 3" zijn twee gevallen van grote kantoren met op verdieping woningen geregeld. Een van die kantoren kan met een wijzigingsbevoegdheid naar de functie 'Wonen'- 2' worden omgezet. |
d) Structuurvisie Zuidwest
De belangrijkste elementen waar de Structuurvisie Den Haag Zuidwest op inzet zijn: a)meer variatie in bebouwing (wonen) b)verdichting in combinatie met investeringen in de openbare ruimte. |
Er zijn in de afgelopen periode een groot aantal projecten gerealiseerd met een grote variatie in woningtype en prijsklasse. Het terugbouwpercentage is hoog. Het bestemmingsplan is hierop geactualiseerd. Daarnaast is een groter deel van de openbare ruimte ingericht als verblijfsgebied en als zodanig ook bestemd. |
3) Beleidskader Sectoraal beleid - cultuurhistorie | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Rijksbeschermd stadsgezicht | Het plangebied is niet als zodanig aangewezen. |
b) Monumentenwet | Om de bescherming van de monumentale waarde langs de weg van het bestemmingsplan te waarborgen, zijn de bestaande rooilijnen als bouwgrenzen en de bestaande bouwhoogten als maximum bouwhoogten in het plan opgenomen. Zij zijn de bestemming "Maatschappelijk" aangewezen. |
c) De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 3.3.2). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. | De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 3.3.2). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld. |
4) Beleidskader Sectoraal beleid - groen | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) De instandhouding en versterking van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur is het doel van de nota 'Groen kleurt de stad.' Zij strekt zich over de strook tussen de Melis Stokelaan en de Bentelostraat en, in het verlengde daarvan, de Gememuidenstraat. In de nota wordt verder een een aantal bomenrijen onderscheiden. | De bestaande ruimtelijke structuur weerspiegelt de instandhoudingsdoelstelling. Ze bestaat uit verhoudingsgewijs veel opppervlakterwateren die als "Water" bestemd zijn, de oevers daarvan die de "Groen" - bestemming zijn aangewezen, een park met gelijke bestemming, een terrein in de bestemming "Sport" dat voor veldsporten gereserveerd en een tweetal ondergronds gelegen parkeergarages, waarvan de daken voor een groot deel als tuin zijn ingericht. De tuinen behoren bij de naastgelegen bestemmingen "Centrum - 2" respectievelijk "Wonen - 2". De tuinen zijn als "Tuin" bestemd. Verder ook het Drentse Plantsoen. De flats aan de zijde van de Dedemsvaartweg kennen een doorzichtige opzet op de begane grondlaag. Deze is als bouwaanduiding 'onderdoorgang' in het bestemmingsplan gewaarborgd. De Melis Stokelaan kent een aantal parallele bomenrijen. Ze kennen de bestemming "Groen". De bomenrijen zijn in de verschillende verkeersbestemmingen gelegen. In de bestemmingsomschrijving zijn beplantingen opgenomen. |
b) De Ontwikkelingsvisie 'Ecologische verbindingszones' toont zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen die een structuur vormt, die op zijn beurt aansluit op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. Hierin vindt een uitwisseling van fauna en flora plaats, die de soortenrijkdom vergroot. Zij strekt zich over de strook tussen de Melis Stokelaan en de Bentelostraat en in het verlengde daarvan de Gememuidenstraat | De bestemmingsregeling voor deze strook waarborgt de uitwisseling van soorten. |
c) De Kapverordening | Deze verordening biedt de gelegenheid het behoud van bomen bij ruimtelijke projecten af te wegen en in voorkomend geval de kap te verbieden. |
D) De motie Groenbeleving wijken | Omdat het Besluit Omgevingsrecht het bouwen van bijbehorende bouwerken op het achtererfgebied vergunningsvrij laat en achter- en zijtuinen veelal ontbreken en voor het overige een gering grondoppervlakte kennen, is voor aan- en bijgebouwen geen regeling opgenomen. |
5) Beleidskader Sectoraal beleid - water | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) De waterlopen in het plangebied zijn allen in de Keur van het Hoogheemraadschap als 'primair polderwater' aangewezen. Dit betekent ook dat op de oevers daarvan een onderhoudsstrook moet worden aangehouden. | De waterlopen zijn de bestemming "Water" aangewezen, de oevers daarvan de bestemming "Groen". Bij beide is vermeld dat de bepalingen van de Keur van toepassing zijn. |
b) Het plangebied grenst ter hoogte van de Erasmuslaan hoek Loevesteinlaan aan de beschermingszone van een waterkering in de Erasmuszone. | Om de waarborging van een waterkering en haar beschermingszone door opname in een bestemmingsplan effectief te maken is de grens van deze gelijkgetrokken met bestemmingsgrens met het bestemmingsplan "Moerwijk". In het bestemmimngsplan "Moerwijk" is de gehele kering met zone in een keer opgenomen en gevrijwaard van bebouwing en beroering. |
c) Er ligt een gemeentelijke waterleiding onder en parallel aan het oostelijke deel van de Erasmuslaan. Verder ligt er nog een duiker van het Hoogheemraadschap tussen het hoofdpompgemaal en de waterloop in het Erasmusveld. Voorts ligt er een gemeentelijke waterleiding onder de Leyweg en onder het westelijk deel van de Hengelolaan. Ook Dunea beheert relevante waterleidingen . | Ze zijn ruimtelijke relevant en worden om die reden door de bestemming "Leiding - Water" beschermd voor bebouwing of beroering. De bestemming bestaat uit een vrijwaringszone op het maaiveld aan weerszijden van de ondergrondse leiding. Bij het hoofdpompgemaal kruisen twee leidingen elkaar, waardoor de vrijwaringszones aldaar in elkaar overlopen. |
d) Bestaande uitbouwen van woningen aan de Borgerstraat en de Hooghalenstraat strekken over de waterlopen heen. | Hier is de bestemming "Water" aangewezen met de bouwaanduiding 'aan- en bijgebouwen toegestaan'. |
e) In het plangebied is een rioolpersleiding gelegen tussen de Dedemsvaartweg - waar een rioolgemaal gelegen is - via een particuliere kavel naar de Meppelweg, van waaruit de leiding naar het oosten loopt naar de kruising met de Loevesteinlaan. Daar loopt de leiding onder deze laan naar het zuiden. | Deze is ruimtelijke relevant en wordt om die reden door de bestemming "Leiding - Riool" beschermd voor bebouwing of beroering. De bestemming bestaat uit een vrijwaringszone op het maaiveld aan weerszijden van de ondergrondse leiding. Bij de kruising Loevesteinlaan en de Erasmuslaan kruist deze leiding de gemeentelijke waterleiding , en dientengevolge de vrijwaringszones van elk van deze leidingen. |
6) Beleidskader Sectoraal beleid - mobiliteit | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en ontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie | De bestemming "Verkeer-Hoofdverkeersweg" is gericht op de hoofdverkeerswegen: de Meppelweg, de Loevesteinlaan, de Erasmusweg. De bestemming "Verkeer-Straat" ligt op het wegvak van de Leyweg tot aan de Hengelolaan. Ook op De Dedemsvaartweg, Melis Stokelaan, de Steenwijklaan, en de Maartensdijklaan Alle overige straten of wegvakken in het plangebied zijn de bestemming "Verkeer-Verblijfsstraat" aangewezen. Het voetgangersgebied in en rond het winkelcentrum Leyweg, en rond het stadskantoor, evenals de Nijeveenstraat en enkele voetpaden zijn de bestemming "Verkeer-Verblijfsgebied" aangewezen. |
b) De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte. De nota gaat uit an parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernormen Den Haag, Deze normen worden gehanteerd bij nieuwbouw. Bij woningen hangt het gemiddelde autobezit en daarmee de parkeerbehoefte af van de oppervlakte van de woning, de locatie in de stad en het type woning of wooneenheid. | Omdat dit bestemmingsplan de bestaande planologische-juridische situatie vastlegt, zijn - in het belang van het parkeren op eigen erf - de bestaande parkeerplaatsen op eigen terrein vastgelegd en gewaarborgd. Het betreft groepen autoboxen, gebouwde overdekte parkeerplaatsen bij of onder woningen, woningcomplexen en/of winkelcentra en parkeerterreinen bij woningen, woningcomplexen en maatschappelijke voorzieningen. Naast deze gezamenlijke voorzieningen kennen een aantal grondgebonden woningcomplexen parkeren op achter- of voorerf. De parkeerterreinen kennen de functieaanduiding 'parkeerterrein'. De garageboxen kennen de bouwaanduiding 'garagebox'. De gebouwde overdekte parkeerplaatsen zijn met de bouwaanduiding 'overige zone parkeergarage' aangeduid. Het parkeren op achter- of voorerf. is met de functieaanduiding 'erf' omschreven. Om de bereikbaarheid van parkeerterreinen en gebouwde overdekte parkeerplaatsen te garanderen, zijn hun ontsluitingen op de openbare weg in de bestemmingen geregeld en op de plankaart aangeduid.. De parkeernormen worden in de bestemmingen, gehanteerd. De in dit bestemmingsplan gewaarborgde parkeerplaatsen worden in de bepaling van deze norm betrokken. Naar verwachting zal het aanbrengen van dakopbouwen de vloeroppervlakte van de betreffende woningen niet in grote mate vergroten, omdat de plattegrond van de panden niet groot is. De met de dakopbouw samenhangende extra parkeerbehoefte zal beperkt zijn en met de aanwezige parkeerplaatsen kunnen worden opgevangen. In Morgenstond oost is deze druk te hoog en worden zij niet toegelaten. Dat geldt niet voor woningsplitsing: daarmee zal in he5t maximale geval de parkeerdruk te hoog worden. De parkeerdruk in de wijk is derhalve met afwijking toelaatbaar als er woningen met een vloeroppervlakte van niet minder dan 45 m2 ontstaan en de parkeerdruk in de omgeving een toename van de parkeerbehoefte aan kan. |
7) Beleidskader Sectoraal beleid - wonen | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) De kern van de Woonvisie 2009-2020 is dat Den Haag zich meer wil profileren als woonstad door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit te verhogen. | Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is het merendeel van de nieuwbouwontwikkelingen gerealiseerd in categorieën die afwijken van de aanwezige woningvoorraad. (koopwoningen, grondgebonden woningen). Het bestemmingsplan heeft deze situatie vastgelegd. |
b) Het Actieplan Krachtwijken koppelt fysieke ontwikkelingen aan de social-culturele component. Het is daarbij van belang dat de voorzieningenstructuur en de interactiemilieus op peil gehouden worden. De komende wijzigingen in de financiering van Rijkswege van woonzorg- en seniorencomplexen zal tot gevolg hebben dat bij het wonen in gewone woningcomplexen - als gevolg van het schrijden der jaren of de intrede van chronische ziekte bij de bewoners - niet meer tot herhuisvesting maar tot de toevoeging van een zorgcomponent bij de bestaande woning zal leiden. Een deel van die component behoeft eigen ruimten die in de buurt van de woningen gesitueerd kunnen worden. |
In het bestemmingsplan is in de bestemmingen voor de openbare ruimte gekozen voor de aanwijzing van verblijfsgebieden en in de bestemming "Maatschappelijk" worden de aanwezige voorzieningen gewaarborgd. De betreffende zorgcomponent is in het begrip 'maatschappelijke voorzieningen III' ondergebracht. Deze zijn toegelaten in de bestemmingen "Gemengd - 2" en "Wonen - 2". |
c) Projectdocumenten woningbouw | De volgende projecten zijn in het bestemmingsplan rechtstreeks geregeld. De Meppelweg, Wapserveenstraat-Tinaarlostraat Oost. De bebouwing op de hoek Hoogeveenlaan/Bentelostraat is via een wijzigingsbeboegdheid geregeld. |
8) Beleidskader Sectoraal beleid - economie | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Het boek Bedrijven en milieuzonering geeft indicaties omtrent de milieubelasting van bedrijfsoorten onder meer in woonomgevingen. Het leidt ertoe dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. | Solitaire bedrijfsvestigingen zijn onder de bestemming "Bedrijf"geschaard. Het betreft een omvangrijk transformatorstation aan de Wapserveenstraat, het motorbrandstoffenverkooppunt aan de Loevesteinlaan en het daarnaast gelegen hoofdpompgemaal. Op de locaties aan de Carlshavenstraat zijn bedrijfsactiviteiten in categorie A toegestaan, activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. Activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden - zijn categorie B. Bedrijfsvestigingen in de bestemmingen "Gemengd - 1 " (GD-1) en " Gemengd - 2- "(GD-2) en - met een aanduiding - in de bestemming "Wonen - 2" (Wo-2) zijn alleen in categorie A toegestaan. |
b) De Verordening Ruimte 2014 laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet. | Gelet op de vertalingen onder c) en d) is aan de verplichting omtrent detailhandel voldaan. De bestaande kantoren aan de Loevesteinlaan respectievelijk Leyweg zijn als zodanig bestemd. |
c) In de Detailhandelsnota Den Haag is het winkelcentrum Leyweg opgenomen als detailhandelsconcentratiegebied. Vanuit de markt is uitbreiding gewenst. Deze is echter alleen inpandig toegestaan. | De grotere betekenis van dit winkelcentrum in het stedelijk gebied van Den Haag leidt tot de aanwijzing van de bestemming "Centrum". Daarbinnen is detailhandel toegestaan. Als aanvulling op de werking van het winkelcentrum zijn lichte horeca en dienstverlenende bedrijven eveneens toegestaan, maar met een beperking in het totale vloeppervlakte van alle panden. |
d) In de Detailhandelsnota Den Haag wordt naast het winkelcentrum Leyweg alleen het Almeloplein als concentratiegebied genoemd. De overige winkelstrepen dienen geen uitbreiding te kennen. | Alle winkelstrepen buiten het winkelcentrum Leyweg kennen een bebouwingstype, waarbij de winkel vanaf de voorgevel niet over de hele diepte van het gebouw reikt. Achter alle winkels in deze winkelstrepen zijn woningen gelegen. In een groot deel van deze winkelstrepen bevinden zich nog een of twee detailshandelvestigingen. Deze soort vestigingen is middels een algemene regel omtrent het maximale totale vloeroppervlak gereguleerd. Deze regel geldt niet voor het Almeloplein en de twee winkestrepen aan de hoeken tussen de Melis Stokelaan en de Leyweg. De bouwkundige opzet en de beperking van detailhandel leidt tot de aanwijzing van de bestemming "Gemengd - 1". Zij laat ook dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen II en in beperkte mate lichte horeca toe. De winkelstrepen zonder detailhandelsvestigingen zijn in de bestemming "Gemengd - 2" ondergebracht. Het plangebied telt 9 kiosken, gebouwen die verpreid in de openbare ruimte zijn gelegen; bij het winkelcentrum Leyweg en het winkelgebied aan het Almeloplein. Ze zijn vin de erschillende verkeersbestemmingen waarin ze gelegen zijn aangewezen. Op verschillende plaatsen bevinden zich vaste standplaatsen voor straathandel. Deze zijn in de algemene gebruiksregels - artikel 30 - geregeld. |
e) functiemengingstrategie. In het kader van het streven naar verdichting wordt het mengen van functies mogelijk gemaakt, Vooral in combinatiegebouwen, met daarbij praktijk en kantoorruimte, wonen en bedrijfssoorten die een milieucategorie kennen die passen bij "rustige woonwijk". | In de voormalige winkelstrepen wordt mede op grond van dit beleid de winkelfunctie verbreed met dienstverlenende bedrijven,en bedrijfssoorten met een milieucategorie die passen bij een rustige woonwijk. |
9) Beleidskaders Sectoraal beleid - maatschappelijk | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) De gemeente heeft vanwege de Wet Publieke Gezondheid (WPG) een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. | De bestemmingen "Maatschappelijk-1" en "Maatschappelijk - 2" kent een uitwisselbaarheid van maatschappelijke functies. |
b) Buurthuis van de toekomst | Om dit gebruik te kunnen faciliteren worden bij de bestemming "Sport" toegevoegd: artikel 16 'Specifieke gebruiksregels' luidende: 'Aanvullend op de in lid 1 aangegeven bestemmingsomschrijving zijn binnen de bij de bestemming behorende bebouwing eveneens welzijnsvoorzieningen, waaronder maatschappelijk welzijn, en verenigingsleven toegestaan.' en artikel 16.31 Afwijken van de gebruiksregels; a. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 116.5 opdat de in dat lid genoemde functies ook buiten de bebouwing kunnen worden toegestaan. b. Aan een dergelijk besluit kunnen nadere eisen worden verbonden. |
c)Projectdocument Bredebuurtschool | Aan de Bentelostraat is de locatie voor de Brede buurtschool in de bestemming "Maatschappelijk - 2" ondergebracht. |
10) Beleidskaders Sectoraal beleid - cultuur en ontspanning | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) 'Creatieve stad Den Haag' en 'Broedplaatsen | In de bestemming "Gemengd - 4" is hieraan ruimte gegeven, hier bevindt zich ook een Filmhuis. |
11) Beleidskaders Sectoraal beleid - sport ontspanning | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Het gemeentelijk sportbeleid acht de instandhouding van de aanwezige sportvoorzieningen noodzakelijk. | De bestaande sportlocaties zijn als zodanig bestemd, waarbij in onderscheid gemaakt is tussen veldsporten, zaalsporten en zwemmen. |
b) nota Spelen in de Stad | Speelvoorzieningen zijn opgenomen in de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Groen". |
12) Milieu (hoofdstuk 4) | Vertaling in het bestemmingsplan |
a) Bodem | Met het bestemmingsplan Morgenstond worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die ertoe leiden dat functies op de begane grond worden toegelaten die becherming van bodemvervuiling mogelijk maken. |
b) Externe veiligheid | Bij de hoge druk aardgastranportleiding bevinden zich in het plangebied geen (geprojecteerde) kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour. Voor wat betreft het groepsrisico is gebleken in de bestaande situatie het groepsrisico ruimschoots onder de oriëntatiewaarde ligt. De functiewijziging van de twee kantoorlagen in het hoekpand tussen de Steenwijklaan en de Loevesteinlaan leidt door haar vervangend karakter ook niet tot een verhoging van die waarde. Door uitsluiting van de verkoop van LPG in de bestemming "Bedrijf" is de externe veiligheid eveneens gewaarborgd. De maatgevende invloedsgebieden voor het transport gevaarlijke stoffen over de autosnelwegen liggen buiten het plangebied. Ook het invloedsgebied van de gemeentelijke route gevaarlijke stoffen bereikt het plangebied niet. De verkoop van consumentenvuurwerk is slechts op een plek in het bestemmingsplan toegelaten en kent inpandig een bunker voor de opslag. Dit bestemmingsplan voldoet aan het Vuurwerkbesluit en neemt de werking van het bestemmingsplan "Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk" over. |
c) Geluid | In de juridische regelingen voor de ontwikkelingen is bij de winkelstrepen vermeld dat geen geluidgevoelige gebouwen mogen worden gevestigd - zie "Gemengd - 1". Bij de wijzigingsbevoegdheid voor het kantoor is een geluidsonderzoek verplicht gesteld - zie "Gemengd - 3". Uit het akoestisch onderzoek in 6 blijkt dat het mogelijk is met ontheffing deze bevoegdheid tot wijziging te hanteren. Dakopbouwen vormen een uitbreiding van bestaande woningen en vallen als zodanig niet onder de werking van de Wet geluidhinder. Het bestemmingsplan sluit in de bestemming "Bedrijf" bronnen van industrielawaai uit en daarmee is deze bestemming niet van invloed op de ontwikkelingen. |
d) Luchtkwaliteit | De voormalige winkelstrepen trekken met hun nieuwe functies minder gemotoriseerd verkeer dan met alleen maar winkels, De woningen die voor uitbreiding met dakopbouwen in aanmerking komen kennen een beperkt vloeroppervlakte, zodat de uibreiding geen of weinig aanleiding geeft tot toename van gemotiseerd verkeer. Ook de mogelijkheid tot omzetting van twee kantoorlagen in woningen zal - gelet op de behoefte aan woningen met een groot vloeroppervlakte - een verwaaloosbaar effect op de automobiliteit hebben. De ontwikkelingen zullen daarom niet in betekenende mate de luchtkwaliteit verslechteren. |
e) Gebiedsgericht milieubeleid | Verwezen wordt naar paragraaf 5.2 |
De regels zijn als volgt ingedeeld:
In artikel 1 'Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
- geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
- naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.
In artikel 2 'Wijze van meten' is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.
De bestemmingen zijn in het bestemmingsplan alfabetisch gerangschikt. Om ze op de plankaart te kunnen vinden is achter de bestemmingstitel de code vermeld.
Bedrijf (B)
De bestemming "Bedrijf" (artikel3) heeft betrekking op een aantal bedrijfsvestigingen die verspreid liggen in Morgenstond. Het zijn verschillende soorten bedrijven, zodat per bestemmingsvlak een specifieke bestemmingsomschrijving van toepassing is. Er zijn bouwregels gesteld voor de gebouwen en voor de bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Centrum - 1 en Centrum - 2 (C -1; C -2)
Het winkelcentrum Leyweg is geregeld in de bestemmingen "Centrum - 1" en "Centrum - 2" (artikelen 4 en 5). De delen van het winkelcentrum waarboven nagenoeg overal woningen gebouwd zijn, kennen de eerste bestemming, de delen waarbij geen of bijna geen woningen gelegen zijn, de tweede bestemming. Op de begane grond mogen in beide bestemmingen winkels gevestigd worden - omschreven als 'detailhandel', maar ook dienstverlenende bedrijven - een schoenmaker bijvoorbeeld - en - verspreid en in geringe mate aanwezig - lichte horecavestigingen - een lunchroom bijvoorbeeld. Er zijn bouwregels gesteld voor de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Gemengd - 1 (GD -1)
De winkelstrepen buiten het winkelcentrum Leyweg zijn geregeld in de bestemming "Gemengd - 1" (artikel 6). Op de verdiepingen van de strepen zijn er woningen. De bestemmingsvlakken aan het Almeloplein en aan de Leyweg tussen de Coevordenstraat en de Melis Stokelaan mogen in hun geheel voor winkelvestigingen gebruikt worden - zie de bestemming "Gemengd - 6", in de andere winkelstrepen wordt detailhandel beperkt en ander gebruik bevorderd. Alleen daar waar bij het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan winkels gevestigd waren, mogen winkels zijn. Dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen I, met uitzondering van geluidsgevoelige gebouwen, lichte horeca op niet meer dan 20% van de vloeroppervlakte van elk bouwvlak, sportvoorzieningen en wonen op minimaal 4 meter afstand van de voorgevel van de gebouwen op de begane grondlaag zijn eveneens toegestaan. Op de verdiepingen zijn woningen toegelaten.
Gemengd - 2 (GD - 2)
Op drie plekken bevinden zich in woningcomplexen aan de straat gelegen ruimten op de begane grond voor andere functies. Verder is er een solitair gebouwtje van oudere datum. Deze zijn in de bestemming "Gemengd - 2" (artikel 7) opgenomen. In de bestemmingsomschrijving laat deze ruimte voor dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke voorzieningen I, met uitzondering van geluidsgevoelige gebouwen, culturele voorzieningen II, maatschappelijke voorzieningen III, bedrijfsmatige activiteiten op een lijst in bijlage 2 van de regels - de zogenaamde 'staat' - en sportvoorzieningen en fitness toe en - indien er van verdiepingen sprake is - woningen daarboven.
Gemengd - 3 (GD - 3)
Op twee locaties zijn woningen boven kantoren gelegen: het gemeentekantoor aan de Leyweg en de vestiging van een woningcorporatie aan de Steenwijkaan. Deze zijn in de bestemming "Gemengd - 3" (artikel 8) opgenomen. Bij het gemeentekantoor mag eveneens een bibliotheek zijn gevestigd. Er zijn bouwregels gesteld voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het kantoor van de woningcorporatie kan via de daartoe opgenomen wijziging van het bestemmingsplan ook voor woningen worden aangewend.
Gemengd - 4 (GD - 4)
Het filmhuis Dakota, het centrum voor creatieve bedrijfsvestigingen, ruimten voor kunst- of muziekoefening en een café-restaurant zijn gezamenlijk gevestigd aan de Zuidlarenstraat 55, 57, 59, 61 en 63. Deze menging is de bestemming "Gemengd - 4" (artikel 9) aangewezen. Het filmhuis en de ruimten voor kunst- of muziekoefening is in de bestemmingsomschrijving als 'culturele voorzieningen I' repectievelijk 'culturele voorzieningen II' omschreven en de creatieve bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 3 van de regels. Het restaurant valt onder de omschrijving 'lichte en middelzware horeca'.
Gemengd - 5 (GD - 5)
Een biljartcentrum, een kantorencentrum en een lichte horecavoorziening zijn gevestigd aan de Genemuidenstraat nummer 208, Deze menging is de bestemming "Gemengd - 5" (artikel 10) aangewezen.
Gemengd - 6(GD - 6)
De winkelstrepen op het Almeloplein en de hoeken van de Melis Stokelaan en de Leyweg behouden hun detailhandelsfunctie, ze zijn de bestemming "Gemengd - 6" aangewezen (artikel 11).
Groen (G)
Het park aan de Exloostraat, het park aan de Melis Stokelaan en het park ten noorden van het Drentheplantsoen, de plantsoenen aan de Oosterhesselenstraat, de Wapserveenstraat en Drouwenstraat, meer dan vijftien grasvelden evenals de oeverbegroeiingen aan weerszijden van sloten en een vijver zijn in de bestemming "Groen" (artikel 12) ondergebracht. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Maatschappelijk - 1 (M-1)
De bestemming "Maatschappelijk - 1" (artikel 13) laat maatschappelijke voorzieningen I en culturele voorzieningen I toe.
Maatschappelijk - 2 (M-2)
De bestemming "Maatschappelijk - 2" (artikel laat maatschappelijke voorzieningen I toe. Het bestemmingsv.ak aan de Leggelostraat 14) laat uitsluitend maatschappelijke voorzieningen II toe.
Maatschappelijk - 3 (M-3)
Een aantal locaties met bestaande scholen is de bestemming "Maatschappelijk - 3" (artikel 15) aangewezen. Het gebruik als school is hierin geregeld.
Sport (S)
De sportvoorzieningen in Morgenstond betreffen twee sporthallen, twee sport- en fittnesscentra - waarvan er een met een zwembad - en twee veldsportterreinen. De variatie aan bestaand gebruik is in de bestemmingsomschrijving van de bestemming "Sport" (artikel 16) verwerkt.
Tuin (T)
Op een drietal plaatsen zijn een deel van de pariculiere kavels zo ingericht dat zij alleen maar begroeiingen mogen kennen. Deze bestemming legt dit vast. De gronden in de bestemming "Tuin" (artikel 17) behoren bij een bepaalde bebouwde kavel. In de bestemmingsomschrijving is dit per locatie vermeld. Gebouwen zijn nagenoeg uitgesloten. Twee van de drie locaties betreffen daktuinen op parkeerlagen. Om op die locaties de tuin en de onderliggende parkeerlaag intact te laten is voor werkzaamheden die dit aan kunnen tasten - afgraven bijvoorbeeld - een verbod opgelegd. Slechts na verkrijging van een aanlegvergunning mogen ze worden uitgevoerd.
Verkeer - Hoofdverkeersweg (V - HO)
De Meppelweg, de Loevesteinlaan en de Erasmusweg zijn doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen. Hieraan is de bestemming "Verkeer - Hoofdverkeersweg" (artikel 18) aangewezen.
Verkeer- Straat (V - STT)
Behalve op de bovengenoemde hoofdontsluitingswegen kent het autoverkeer ook op het wegvak van de Leyweg ten noorden van de kruising met de Hengelolaan, de Hengelolaan ten noorden van de sloot, de Maartensdijklaan, de Dedemsvaartweg en de Melis Stokelaan een maximum snelheid van 50 kilometer per uur. Deze wegen echter zijn geen hoofdontsluitingswegen, maar straten. Ze zijn om die reden de bestemming "Verkeer - Straat" (artikel 19) aangewezen. De kiosken in deze bestemmingsvlakken zijn ook in deze bestemming geregeld en mogen lichte horeca of detailhandel huisvesten.
Verkeer - Verblijfsgebied (V - VB)
Het gedeelte van de Leyweg tussen het zuidelijk deel van de Hengelolaan tot aan de Genemuidenstraat is ingericht op de afwikkeling van het winkelend voetgangersverkeer en het verblijf van personen aldaar en waaraan fietsverkeer ondergeschikt is en waar bij uitzondering het gemotoriseerd verkeer - met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en buurten - toegelaten is. Het wegvak is om die reden de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" (artikel 20) aangewezen. Dat geldt ook voor een aantal verspreid liggende wandelpaden. De kiosken in deze bestemmingsvlakken zijn ook in deze bestemming geregeld en mogen lichte horeca of detailhandel huisvesten.
Op één plaats bevinden zich ondergrondse gebouwen onder het verblijfsgebied. Deze gebouwen behoren bij de bestemming "Centrum - 2". Om die gebouwen te beschermen geldt in deze bestemming de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone' . De kiosken in deze bestemmingsvlakken zijn ook in deze bestemming geregeld en mogen lichte horeca of detailhandel huisvesten.
Verkeer - Verblijfsstraat (V - Vs)
De overige wegen zijn straten voor de afwikkeling van verkeer van een wijk en buurt, waarin de verkeersbewegingen van het gemotoriseerd verkeer ondergeschikt zijn aan het langzaam verkeer en het verblijf van personen aldaar. Om die reden zijn ze de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat" (artikel 21) aangewezen. Op één plaats bevinden zich ondergrondse gebouwen onder de verblijfsstraat. Deze gebouwen behoren bij de bestemming "Centrum - 2". Om die gebouwen te beschermen geldt in deze bestemming de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone'. De kiosken in deze bestemmingsvlakken zijn ook in deze bestemming geregeld en mogen lichte horeca of detailhandel huisvesten.
Water (W)
De sloten en vijvers met hun oevers in Morgenstond zijn in deze bestemming ondergebracht. Deze bestemming "Water" (artikel 22 ) staat het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de bestemming toe. Op de oevers geldt ook de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland.
Wonen -1 en Wonen - 2 (Wo - 1; Wo - 2)
Deze bestemmingen hebben betrekking op panden waarin op de begane grond en daarboven woningen gelegen zijn. Op kavels met maar een woning geldt de bestemming "Wonen - 1" (artikel 23). Zijn het woningen in een flat, dan geldt de bestemming "Wonen - 2" (artikel 24). Bewoners mogen de woning medegebruiken voor aan huis gebonden beroepen of aan huis gebonden bedrijven. In beide bestemmingen zijn regels opgenomen voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Ook kunnen dakopbouwen gebouwd worden op de kavels waaraan de plankaart de specifieke bouwaanduiding 'dakopbouwen' is aangeduid.
Leiding - Riool (L - R)
Een grote ondergrondse buisleiding zorgt voor de afvoer van vervuild huishoudelijk water naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Om deze buis te beschermen gelden voor het bouwen op het maaiveld en ook voor het doen van werken speciale regels. Deze staan vermeld in de bestemming "Leiding - Riool"(artikel 25). Waar deze bestemming is aangeduid is de buisleiding gelegen. Met de regels uit deze bestemming moet rekening gehouden worden bij de hantering van de bestemmingen voor het maaiveld.
Leiding - Water L - W)
Een aantal grote ondergrondse buisleidingen zorgt voor het transport van drinkwater, maar ook van boezemwater. Om deze buis te beschermen gelden voor het bouwen op het maaiveld en ook voor het doen van werken speciale regels. Deze staan vermeld in de bestemming "Leiding - Water" (artikel 26). Waar deze bestemming is aangeduid zijn de buisleidingen gelegen. Met de regels uit deze bestemming moet rekening gehouden worden bij de hantering van de bestemmingen voor het maaiveld.
Waarde - Archeologie (W-A)
Van een groot deel van Morgenstond wordt verwacht dat in de ondergrond archeologische waarden aanwezig zijn. Deze waarden moeten beschermd worden. Om deze waarden te beschermen gelden voor het bouwen op het maaiveld en ook voor het doen van werken speciale regels. Deze staan vermeld in de bestemming "Waarde - Archeologie" (artikel 27). Waar deze bestemming is aangeduid zijn worden deze waarden in de ondergrond verwacht. Met de regels uit deze bestemming moet rekening gehouden worden bij de hantering van de bestemmingen voor het maaiveld.
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing (artikel 28).
Algemene bouwregels
De algemene bouwregels - artikel 29- gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 32.
Algemene gebruiksregels
In artikel 30 is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.
Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:
Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.
Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.
Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.
Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.
Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.
Algemene aanduidingsregels
In het plangebied bevinden zich een aantal overdekte gebouwde parkeerplaatsen op eigen erf. Hierop is de bouwaanduiding 'overige zone parkeergarage' van toepassing. Dat parkeren kan op de begane grond of ondergronds plaatsvinden. Om ervoor te zorgen dat de openbare weg niet vol komt te staan met geparkeerde auto's, die het erf niet meer opkunnen, zijn de aantallen gebouwde overdekte parkeerplaatsen op de erven als minimum in die aanduiding omschreven en mag dat aantal niet verminderd worden. In een aantal gevallen lopen de parkeerlagen door onder andere bestemmingen. Daar geldt de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone'. Om op die locaties de tuin en de onderliggende parkeerlaag intact te laten is voor werkzaamheden die dit aan kunnen tasten - afgraven bijvoorbeeld - een verbod opgelegd. Slechts met aanlegvergunning zijn ze toelaatbaar. Artikel 31 bevat deze aanduidingsregels.
Algemene afwijkingsregels
De algemene afwijkingsregels wat betreft bouwen en gebruik staan vermeld in artikel 32.
Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval.Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt ook geregeld in de algemene afwijkingsregels. Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Algemene wijzigingsregels
Een aantal bestemmingen of functieaanduidingen kunnen worden gewijzigd. Waarin ze gewijzigd kunnen worden en onder welke voorwaarden staat vermeld in artikel 33. De procedure tot wijziging staat in artikel 34 vermeld.
Algemene procedureregels
De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij wil wijzigen.
Overige regels
In artikel 35 wordt vermeld dat indien in de regels van dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen betreft het wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen zoals deze luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
De overgangsregels in artikel 36 hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Slotregel
Artikel 37 geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Morgenstond'.
De econonische uitvoerbaarheid heeft betrekking op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, waarvoor drie elementen van belang zijn. Op de eerste plaats het kostenverhaal. Verder de financiële dekking en de noodzaak tot verwerving.
Kostenverhaal
Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie, maar biedt daarnaast op een aantal locaties nieuwe ontwikkelmogelijkheden. Voor deze gevallen is er beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, zie kader.
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:
de bouw van een of meer woningen;
de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m² bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m².
Bron: Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro
In dit geval is er bij deze locaties sprake van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.2.1 Bro, waardoor de gemeente in beginsel verplicht is om een exploitatieplan op te stellen. De raad kan op basis van art. 6.12, tweede lid Wro echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen wanneer:
Dit kostenverhaal kan worden verzekerd via:
In het geval van de ontwikkeling van de scholen aan de Tinaarlostraat-Bentelostraat als ook aan de Steenwijklaan is er sprake van grond in gemeentelijk eigendom. Bij de ontwikkelingen aan de Tinaarlostraat-Wapserveenstraat als ook de Meppelweg is er sprake van gemeentelijke gronden welke in erfpacht zijn uitgegeven en meerwaardesuppletie in rekening gebracht kan worden. Derhalve is bij alle te ontwikkelen locaties het kostenverhaal verzekerd.
Voorts is het niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen als bedoeld in art. 6.13 eerste lid onder c, 4º en 5º, noch om eisen, regels of een uitwerking van regels te stellen als bedoeld in art. 6.13 tweede lid onder b, c en d van de Wro.
De herontwikkeling van een supermarkt aan het Almeloplein 75 betreft de uitbreiding van het bestaande gebouw met 212 m2 bruto vloeroppervlakte. Op basis van de definitie in artikel 6.2.1 van het Bro is daarmee geen sprake van een 'bouwplan' en hoeft de gemeenteraad op grond van artikel 6.12 Wro hiervoor geen exploitatieplan vast te stellen.
Financiële dekking
Naast de genoemde bouwprojecten dient in dit gebied ook te worden voorzien in financiële dekking van een drietal infrastructuurprojecten: de herinrichting van de Leyweg, de tophalte en de doortrekking van de Kloosterveenstraat.
Voor de herinrichting van de Leyweg en de tophalte is in een raadsbesluit in de financiële dekking voorzien.
De financiële dekking van de doortrekking van de Kloosterveenstraat wordt haar noordelijke zijde in de grondexpoitatie het project Tinaarlostraat e.o. verzorgd. De dekking van de zuidelijke zijde zal zijn geregeld op het moment van de vaststelling van het wijzigingsplan.
Verwerving
De verwerving van de gronden ten behoeve van de realisatie van het zuidelijk deel van de Kloosterveenstraat,evenals de projectie van woningen op de hoek Hoogveenlaan en de Bentelostraat zal worden geborgd voor de vaststelling van het wijzigingsplan. Voor het overige zijn geen verwervingen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan noodzakelijk.
Voor de herontwikkeling van een supermarkt aan het Almeloplein 75 zullen gronden in de openbare ruimte door de gemeente aan de initiatiefnemer verkocht worden en de zal de initiatiefnemer andere gronden leveren aan de gemeente teneinde de openbare ruimte op een andere plek te vergroten. Een deel van het nieuwbouw wordt in de bestaande winkelplint ondergebracht. Om de economische uitvoerbaarheid van het plan te waarborgen sluit de gemeente een gronduitgifteovereenkomst met de initiatiefnemer. Alle gemeentelijke kosten en opbrengsten van herontwikkeling van een supermarkt aan het Almeloplein 75 behoren dan tot de gemeentelijke grondexploitatie, waarbij eventuele risico's kunnen worden opgevangen door de Reserve Grondbedrijf.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Morgenstond is op 31 juli 2014 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
Van de onder 3, 7, 11, 13 en 25 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Waarvoor dank. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
3. Provincie Zuid-Holland
Dank u voor het invullen van het E-formulier aanbieden ruimtelijke plannen. Het E-formulier stelt vragen en de daarop gegeven antwoorden geven inzicht in de vraag of het ruimtelijke plan mogelijk strijdig is met het provinciaal beleid en dus door de provincie bekeken moet worden. Uit de door u ingevulde antwoorden blijkt dat het ruimtelijke plan niet hoeft te worden toegezonden.
3.1 Van deze reactie wordt kennisgenomen.
7. Hoogheemraadschap van Delfland
In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Morgenstond in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.
Advies
De meeste aspecten die in het kader van het informele vooroverleg zijn besproken en in twee mails van 15 april 2014 zijn toegestuurd, zijn prima verwerkt. Op enkele punten zien we de wateraspecten graag aangevuld of aangescherpt. Onderstaand is onze reactie opgenomen, geordend onder de thema's 'Algemeen', 'Voldoende water' en 'Afvalwater en riolering'.
Algemeen
• Wij verzoeken u om in paragraaf 3.5.1 'Beleidskader' in de laatste alinea het jaartal '2012' achter de Handreiking watertoets voor gemeenten weg te laten. De handreiking wordt steeds geactualiseerd als onderliggend beleid wijzigt. Wij verzoeken u daarom in plaats van het jaartal een verwijzing op te nemen naar de website van Delfland waar de actuele versie van deze handreiking te vinden is: www.hhdelfland.nl/watertoets.
7.1 Het jaartal '2012' is verwijderd.
• Delfland heeft recent de 'Beleidsnota beperken en voorkomen wateroverlast' vastgesteld (Delfland, juli 2014). Deze beleidsnota is van belang voor iedereen die plannen ontwikkelt die van invloed kunnen zijn op het functioneren van het watersysteem. In de beleidsnota zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
- Stand-still: De waterhuishouding mag niet verslechteren als gevolg van het ruimtelijke plan. Dit geldt voor de kans op wateroverlast, voor de structuur van het watersysteem, voor de hoeveelheid water dat uit het gebied wordt afgevoerd en voor het beheer en onderhoud van het systeem.
- 'De weg van het water': Het watersysteem kan op orde worden gebracht en gehouden door maatregelen te nemen in 'de weg van het water': van vasthouden waar de regen valt, opvangen in het watersysteem (bergen) tot afvoeren het gebied uit. Door voldoende water vast te houden en te bergen wordt voorkomen dat grote afvoerpieken afwentelen naar andere beheereenheden .
- Om wateroverlast te voorkomen is het gewenst om de laagste delen van een waterhuishoudkundige eenheid niet te bebouwen. Hierbij verdwijnt mogelijk waterberging op maaiveld en moet, conform het stand-still beginsel, worden voorkomen dat verslechtering van het functioneren van het watersysteem optreedt in het omliggende gebied.
7.2 De beleidsnota heeft betrekking op de effecten van de waterhuishouding door ruimtelijke ontwikkelingen. Het voorontwerp van het bestemmingsplan vormde een hernieuwde vaststelling van eerdere bestemmingsplannen, waarbij de de ruimtelijke ontwikkelingen van de Structuurvisie alleen op of in de bestaande bebouwing plaatsvonden. Deze zouden het functioneren vasn het watersysteem niet beinvloeden. In dit ontwerp echter zijn opgenomen een aantal vervangende woningbouworogramma's (Meppelweg, Tinaarlostraat/Wapserveenstraat Oost, Bentelostraat- Hoogeveenlaan) , een ruimtelijke ontwikkeling binnen een geprojecteerd pand (Eurocinema) en de herinrichting van openbaar ruimte (Leyweg tussen Steenwijklaan en Genemuidenstraat en tophalte aan de Melis Stokelaan) dan wel de aanleg van nieuwe wegen (doortrekking Kloosterveenstraat tot aan de Bentelostraat). In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op hun invloed op het watersysteem.
Voldoende water
• Voor eventuele toekomstige ontwikkelingen waarin kan worden afgeweken van dit bestemmingsplan, verzoeken wij u het waterbeleid te beschrijven wat daarop van toepassing is. Zie hiervoor ook de reactie van Delfland in het kader van het vooroverleg dd. 11 april 2014. De kaders t.a.v. de waterhuishouding die voor nieuwe ontwikkelingen gelden, zijn vastgelegd in:
- de Waterbergingsvisie Den Haag, deelgebied Eshofpolder, hoofdstuk 7 in de paragraaf 'nieuwe ontwikkelingen'.
- de Handreiking Watertoets voor gemeenten (stand-still beginsel) en de recent vastgestelde Beleidsnota beperken en voorkomen wateroverlast (Delfland, juli 2014). (Zie ook bovenstaande opmerking hierover onder 'Algemeen'.)
7.3 In paragraaf 5.2 wordt ingegaan op hun invloed op het watersysteem.
• Wij verzoeken u om de titel van paragraaf 2.4.4. 'Water' aan te passen naar 'Waterhuishouding' om verwarring met drinkwater te voorkomen.
7.4 De titel is gewijzigd in 'waterhuishouding'. De drinkwatervoorziening behoort echter ook tot deze huishouding.
• In de laatste alinea van paragraaf 2.4.4 Water staat 'Verder liggen er nog enkele grotere buisleidingen in het plangebied, waarmee water wordt getransporteerd. Dit herkennen wij niet. Mogelijk worden hier waterleidingen bedoeld met drinkwater? Als dat zo is verzoeken wij u het onder het kopje 2.4.6. 'Leidingen' te plaatsen en te melden dat het drinkwater betreft. Volgens onze gegevens zijn het geen buisleidingen met oppervlaktewater. Mocht dat wel zo zijn, dan treden we graag in overleg.
7.5 In paragraaf 2.4.6 wordt de effluentleiding uitdrukkelijk genoemd. De drinkwaterleidingen onder de Leyweg, het westelijk deel van de Hengelolaan en onder de oostelijke zijde van de Erasmusweg zijn niet eerder genoemd. Een kaart van de leidingen van Dunea is toegevoegd.
Waterzuivering en riool
Onder de Loevesteinlaan liggen 2 riooldrukpersleidingen, zie afbeelding. Wij verzoeken u deze op de verbeelding weer te geven, in de toelichting te benoemen en in de regels te verwerken. Zie ook het eerdere advies dd. 11 april 2014.
7.5 In paragraaf 2.4.6 wordt de effluentleiding uitdrukkelijk genoemd. In paragraaf 5.3 van de toelichting, in rij e is aangegeven dat ze de bestemming "Leiding - riool" was aangewezen en op de plankaart was ingetekend.
Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/vergunning-melding/.
7.6 Van deze reactie wordt kennis genomen.
11. Veiligheidsregio Haaglanden
Naar aanleiding van uw verzoek van 31 juli 2014 om advies uit te brengen in het kader van externe veiligheid over het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Morgenstond, te Den Haag, heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) het bestemmingsplan geanalyseerd. Op basis daarvan kan ik het volgende berichten.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen grote ontwikkelingen mogelijk. Het plangebied, gelegen in het Haagse stadsdeel Loosduinen, wordt begrensd door de Zuidwoldestraat, de Leyweg, de percelen aan de noordzijde van de Meppelweg, de percelen aan de noordzijde van het Almeloplein, de Loevesteinlaan, de Erasmusweg en de Dedemsvaartweg.
In het kader van fysieke en externe veiligheid is het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen, zoals:
• Transport van gevaarlijke stoffen, inclusief het transport door buisleidingen;
• Inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is.
Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. Tevens is geconcludeerd dat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet leidt tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's.
Voor wat betreft de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bestrijdbaarheid van incidenten is het van belang dat de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn (Voor de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de bluswatervoorzieningen is door Brandweer Nederland de 'Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid' ontwikkeld (november 2012)). De bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de bluswatervoorzieningen zijn onder normale omstandigheden, voldoende. Aanvullingen op de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, in verband met eventuele toekomstige wijzigingen binnen het plangebied, zullen worden gedaan op het moment dat de Veiligheidsregio Haaglanden bij de ontwikkelingen wordt betrokken.
De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis van bovenstaande besloten in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan. Het is belangrijk dat in de eventuele verdere uitwerking van het plangebied ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.
11.1 Van deze reactie wordt kennisgenomen.
13. HTM
Naar aanleiding van uw verzoek om commentaar op het ontwerp-bestemmingsplan Morgenstond ex art. 3.1.1. Bro, wil ik graag de volgende opmerkingen onder uw aandacht brengen.
Door het gebied rijden diverse tram- en buslijnen van HTM, hier zijn de opmerkingen dan ook op gericht:
- De Melis Stokelaan heeft de bestemming 'straat'; hier rijdt echter tram 9 die niet in de bestemming wordt vermeld. Graag de tram in de bestemmingsomschrijving van art. 17 opnemen.
13.1 Artikel 17.1.b is aangevuld met: 'tramtracés en/of'.
- Op de Loevesteinlaan (tussen Melis Stokelaan en Erasmusweg) is de trambaan in de bestemming 'groen' opgenomen d.m.v. een functieaanduiding 'OV'. Ik mis deze aanduiding echter in art. 12 van de regels.
13.2 In artikel 12.1.d is ingevoegd: 'tramtracés ter hoogte van de Loevesteinlaan tussen de Melis Stokelaan en de Erasmusweg'.
- Voor de halte Leyweg (tram 9 en 16) zijn voorbereidingen voor een zgn. Tophalte gaande. Of dit geheel binnen de bestemming 'straat' past of ook in de aangrenzende bestemming 'groen' valt, kan ik niet goed beoordelen, de Tophalte gaat in ieder geval wel uit van een grotere overkapping dan bij de reguliere halten.
13.3 De tophalte is in de bestemming "Verkeer - straat" ondergebracht. Het bestemmingsvlak is daartoe verbreed. De grootte van de overkapping is daarin toegelaten.
- De Leyweg en Maartensdijklaan (beide tussen de Meppelweg en Hengelolaan) hebben de bestemming 'verblijfsstraat', maar deze straten zijn ook onderdeel van een busroute, in tegenstelling tot de andere verblijfsstraten in het plangebied. Wellicht is voor deze tracés een bestemming 'straat' logischer, dan wel een aanduiding in art. 19 dat hier bussen rijden.
13.4 De Leyweg vanaf de Meppelweg tot aan de Hengelolaan, de Maartensdijklaan en het westelijk deel van de Genermuidenstraat is op de plankaart de bestemming "Verkeer - Straat" aangewezen. In artikel 19.1.h is opgenomen: 'lijnbusvervoer op de Genemuidenstraat en de Leyweg tussen de Genemuidenstraat en de Erasmusweg.'
- Tot slot een detail: in de toelichting (paragraaf 2.4.2.2, OV) staat dat bus 25 naar de Vreeswijkstraat rijdt. Dit klopt wel, maar de bus rijdt daarna door naar zijn eindpunt Grote Markt.
13.5 Het is aangevuld met: 'en verder tot de Grote Markt'.
Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
25. Omgevingsdienst Haaglanden
Hierbij zenden wij u het advies betreffende het Voorontwerp Bestemmingsplan Morgenstond.
Type advies vraag: In het kader van het wettelijk voor overleg ex artikel 3.1.1. Bro is de Omgevingsdienst Haaglanden gevraagd te adviseren. Het plan is beoordeeld op de volgende thema's:
Geluid:
In de toelichting is als bijlage 6 het akoestisch onderzoek bijgevoegd ter onderbouwing van de wijzigingsbevoegdheid van het kantoorgebouw, aan de Steenwijklaan, naar woningen. Het rapport is echter onvolledig en onvoldoende om beoordeeld te worden. De conclusie uit het rapport wordt door ons dan ook niet onderschreven.
25.1 De conclusie is niet gemotiveerd. Ook navraag leverde geen aanvullende motivering op. De wijzigingsbevoegheid biedt voldoende borg wat betreft de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting en blijft derhalve gehandhaafd.
Tevens moet ingevolge artikel 31.3 onder b onderzoek gedaan worden naar de mogelijkheid van woningsplitsing van "wonen -1" [wo-1] naar "wonen - 2" [wo-2].
25.2 In artikel 31.3.a.3 is de waarborg daartoe opgenomen.
Voorgesteld wordt de tekst in paragraaf 4.3 van de toelichting te vervangen door de onderstaande:
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten. Als geluidgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn in het besluit geluidhinder aangewezen:
a. een woning;
b. een onderwijsgebouw m.u.v. gymnastieklokalen;
c. een ziekenhuis;
d. een verpleeghuis;
e. een verzorgingstehuis;
f. een psychiatrische inrichting;
g. een kinderdagverblijf;
h. een woonwagenstandplaats
i. woonboten.
j. een onderzoeks- en behandelin sruimte, een ruimte voor patiëntenhuisvesting, alsmede een recreatie- en conversatieruimte van een ziekenhuis of een verpleeghuis, en
k. een onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, of conversatieruimte, alsmede woon- en slaapruimte van een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting of een kinderdagverblijf.
25.3 De tekst bevat geen toegevoegde waarde.
Geadviseerd wordt de, in artikel 1.45 en 1.46 van de begripsdefinities, genoemde besluiten (Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen) te vervangen door het besluit 'Besluit geluidhinder'.
25.4 De in artikel 1.45 en 1.46 van de begripsdefinities, genoemde besluiten (Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen en/of Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen) zijn vervangen door het besluit 'Besluit geluidhinder'.
Verder wordt geadviseerd:
• onder art. 7.1 onder b, onder 2, art. 8.1 onder 2, art. 9.1.1 onder a, onder 2, art. 11.1 onder a en art. 13.1 onder b, onder 6 - artikel 3.2 te wijzigen in artikel 1.2 van het besluit geluidhinder.
25.4 In de genoemde artikelen is 'artikel 3.2' door artikel '1.2' vervangen.
• Art 9.1.2 onder a, onder 2 aan te vullen met uitzondering van geluidgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder.
25.5 Deze aanvulling is aangebracht.
• Art. 31.3 onder b aan te vullen zodat hierop de Wet geluidhinder van toepassing is.
25.6 In artikel 31.3.a.3 is de waarborg daartoe opgenomen.
Externe Veiligheid:
De toelichting geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:
1. In paragraaf 4.2.2 (Transport over de weg) zijn verschillende tabellen opgenomen. Tabel 2 is verouderd; de gebruiksruimte GF3 voor het traject afrit3-afrit 4 van de A12 bedraagt 1.000 tankwagens per jaar. In deze tabel is ook het kopje 'veiligheidsafstanden' weggevallen.
2. De kolom GF3 in de derde tabel weglaten.
25.7 Paragraaf 4.2.2 is vervangen door de tekst: 'Advies vervoer gevaarlijke stoffen over de weg' uit de hierna vermelde bijlage bij uw reactie.
3. In paragraaf 4.2.4 de titel (Activiteitenbesluit) wijzigen in Risicovolle inrichtingen.
25.8 De titel is gewijzigd in: 'Riscovolle inrichtingen'.
7. Er moet ook getoetst worden aan het gemeentelijk beleid. De standaard tekst is in de bijlage bij deze brief gevoegd.
25.9 De tekst 'Gemeentelijk beleid' uit de hierna vermelde bijlage bij uw reactie wordt opgenomen in paragraaf 4.2.
8. In paragraaf 3.4.3 (Bomen) wordt abusievelijk naar bijlage 2 (rapport externe veiligheid) verwezen.
25.10 De zin is verwijderd.
Bijlage 2 van de toelichting (rapport van het Ingenieursbureau Den Haag van 22 juli 2014, kenmerk 95018256) geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:
4. Volgens de toelichting kan de grootschalige kantoorlocatie aan de Steenwijklaan op de hoek met de Loevesteinlaan met de hantering van de wijzigingsbevoegdheid, als vermeld in artikel 30.3.G van de regels, van "Gemengd - 3" gewijzigd worden in "Wonen - 2". Deze locatie ligt niet binnen het invloedsgebied van de buisleiding maar wel in de nabijheid hiervan. In de toelichting zal dit moeten worden verwoord.
25.11 In paragraaf 5.2.2 is deze zin vermeld.
5. De locatie genoemd onder punt 4 ligt op meer dan 880 meter van het traject Z9 van de A4 en daarmee buiten het invloedsgebied. Deze afweging moet wel in de toelichting worden gemaakt.
25.12 In paragraaf 5.2.2 is deze zin vermeld.
6. In het plangebied bevindt zich volgens de risicokaart het zwembad van Sportschool Mulder (opslag chloorbleekloog). De locatie genoemd onder punt 4 ligt buiten de effectafstand 1% letaliteit (90 m). Dit moet in paragraaf 4.2.4 worden verantwoord. De laatste alinea van deze paragraaf moet dienovereenkomstig worden aangepast.
25.13 In paragraaf 5.2.2 is de opslag vermeld. In 5.2.4 is de ligging buiten de effectafstand vermeld.
9. Het invloedsgebied van de buisleiding wordt niet expliciet vermeld. Impliciet is deze contour weergegeven in figuur 2 door middel van de plaatsgebonden risicocontour 10-8 per jaar.
10. In hoofdstuk 3 wordt onder het kopje Populatiegegevens verwezen naar bijlage 2. Deze bijlage ontbreekt (alsmede alle overige bijlagen). Controle van de gegevens is daardoor niet mogelijk.
11. De titel van figuur 5 verwijst naar de Haagse Markt (maatgevende kilometer). Dit is niet juist. De locatie uit de titel verwijderen.
12. In hoofdstuk 5 (Samenvatting en conclusies) wordt naar geluidsonderzoek verwezen. Dit is niet opportuun aangezien het betreffende rapport uitsluitend op externe veiligheid betrekking heeft.
25.14 In het rapport waarin de resultaten van de kwantitatieve risicoanalyse zijn beschreven, is naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de omgevingsdienst het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleiding vermeld, zijn de gebruikte populatiegegevens opgenomen en zijn de verwijzingen onder figuur 5 en hoofdstuk 5 redactioneel aangepast.
Lucht:
Dit thema geeft geen aanleiding tot opmerkingen.
25.15 Van deze reactie wordt kennis genomen.
Bodem:
Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodem bedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om garagebedrijven, benzinestations, brandstofhandels en drukkerijen. Verder hebben bij veel woningen en overige gebouwen ondergrondse huisbrandolietanks gelegen.
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op negen locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).
In vijf van de negen gevallen betrof het een verontreiniging met minerale olie en/of vluchtige aromaten ten gevolge van het morsen van of lekkage van brandstof. Vier van deze gevallen zijn volledig gesaneerd, ter plaatse geldt geen gebruiksbeperking. Het vijfde geval (Genemuidenstraat 208), is niet geheel gesaneerd, in het grondwater is een restverontreiniging aanwezig die zich niet verplaatst.
De overige vier gevallen betreffen verontreinigingen met zware metalen of PAK ten gevolge van bijmenging met puin of koolas in de bodem. Deze gevallen zijn allen gesaneerd middels isolatie (leeflaag, bebouwing of verharding). Hier geldt een gebruiksbeperking, namelijk het in stand houden van de isolerende voorziening (leeflaag/bebouwing/verharding). Bij (de verwijdering van) enkele ondergrondse huisbrandolietanks is verontreiniging aangetroffen, die gesaneerd is. Op geen van deze locaties is sprake van een (beschikt) geval van ernstige bodemverontreiniging.
Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en zal eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) is gelegen in zone B2 en gemiddeld licht verontreinigd is met kwik en matig met PCB. De ondergrond (0,5-2,0 mmv.) is gelegen in zone 02 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.
25.16 De tekst betreft een toetsing voor het plangebied. Daarom wordt zij opgenomen in paragraaf 5.2.7.
Bijlage externe veiligheid
Gemeentelijk beleid
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
1. De gemeente richt zich op het vasthouden en bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande bedrijvigheid en het ontwikkelen van nieuwe bedrijvigheid.
2. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op vier gebiedstypen: woongebieden, buitengebieden, gemengde gebieden, risicoarme bedrijventerreinen (inclusief buitengebieden) en bedrijventerreinen met risicovolle bedrijven/inrichti ngen.
3. Bij nieuwe ontwikkelingen in woongebieden staat de veiligheid voorop. In woongebieden worden dan ook geen nieuwe risicobronnen van betekenis, zoals LPG-tankstations, toegelaten.
4. Op de bedrijventerreinen hanteert de gemeente een minder streng veiligheidsregime en is de komst van inrichtingen met enige risicobelasting (lichtere vorm van risicovolle bedrijven) onder voorwaarden mogelijk.
5. Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
- Structuurvisieniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
- Bestemmingsplanniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
- Bouwplanniveau -> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
25.17 Deze tekst is in paragraaf 4.2.5 opgenomen.
Advies vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht. Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet bij een bestemmingsplan de risicobenadering worden toegepast.
In het kader van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen definieert het Rijk momenteel een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening.
Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1 %-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.
Tabel 1: Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
Stofcategorie | Invloedsgebied (m) | |
LF1 | Brandbare vloeistoffen (diesel) | 45 |
LF2 | Brandbare vloeistof (benzine) | 45 |
GF3 | Brandbare gassen (propaan, LPG) | 355 |
GT3 | Toxisch gas (ammoniak) | 560 |
LT1 | Toxische vloeistof (acrynitril) | 730 |
LT2 | Toxische vloeistof (propylamine) | 880 |
LT3 | Toxische vloeistof (acroleïne) | > 4000 |
LT4 | Toxische vloeistof (methylisocyanaat) | > 4000 |
Rijkswegen
Voor omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs wegen die deel uitmaken van het basisnet kan de berekening van het plaatsgebonden risico (PR) achterwege blijven. Bij het basisnet gelden namelijk de afstanden die in bijlage 2 bij deze circulaire zijn opgenomen. Tot het basisnet behoren in Den Haag de rijkswegen A4, A 12 en A 13.
De geprojecteerde bestemmingen liggen buiten de in bijlage 2 van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen genoemde veiligheidsafstanden voor de hierboven opgesomde wegen.
Om te voorkomen dat bij kleinere veiligheidszones de burger onvoldoende beschermd wordt tegen de mogelijke gevolgen van een incident met brandbare vloeistoffen zijn langs routes waarover veel brandbare vloeistoffen vervoerd worden plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aangewezen. Dit zijn gebieden tot 30 m van de weg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De contour wordt gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook.
De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Zoeterwoude Dorp en de A 13 zijn aangemerkt als een plasbrandaandachtsgebied. De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (afrit 12), de A12 en de A44-N44 hebben géén plasbrandaandachtsgebied.
De geprojecteerde ruimtelijke ontwikkeling ligt buiten plasbrandaandachtsgebieden. Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn de volgende trajecten beschouwd:
- A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg (Z8)
- A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9)
- A12, tussen knooppunt Prins Clausplein en afslag 3 (Utrechtsebaan)
- A 13, tussen knooppunt Ypenburg en afslag Delft (Z29).
Het plangebied ligt op circa 3.100 m vanaf de A4 en de A 13 en circa 2.150 vanaf de A 12. Voor de beoordeling van het groepsrisico zijn alleen de stoffen behorende tot categorie LT3 en LT4 van belang. Voor deze wegvakken gelden de vervoersfrequenties als vermeld in tabel 2.
Ondanks de verwachte groei van de vervoersintensiteiten voor de stofcategorie L T3, gedurende de planperiode, is er sprake van een zeer lage vervoersintensiteit. Hoewel het groepsrisico in het onderhavige geval niet rekenkundig is vastgesteld, is het aannemelijk om te veronderstellen dat het groepsrisico laag zal zijn. De afstand van het plangebied tot de hier beschouwde rijkswegen is zo groot, dat de bijdrage van de geprojecteerde bestemmingen in het plangebied aan het groepsrisico nihil zal zijn.
Gelet op deze omstandigheid is het treffen van bouwkundige maatregelen (bijvoorbeeld het op een centrale plaats afsluiten van de ventilatie) disproportioneel in relatie tot de kans op een ongeval en de gevolgen daarvan. Op een afstand van meer dan 3 km zullen de letale gevolgen beperkt zijn. Het gesloten houden van ramen en deuren zou een afdoende maatregel moeten zijn. Door een tijdige inzet van E-Alert (zie hierna) kunnen bewoners binnen het plangebied er voor zorgen dat zij geen nadelige gevolgen van een ramp zullen ondervinden.
De vervoersfrequenties voor deze wegvakken en de overige wegen waarover vervoer van routeplichtige stoffen plaatsvindt, staan in onderstaande tabel.
Tabel 2: vervoersfrequenties gevaarlijke stoffen rijkswegen Haaglanden
wegvak | GF3 | GF0 | GT4 | LF1 | LF2 | LT1 | LT2 | LT3 | |
A4 | Pr. Clausplein - Zoeterwoude dorp (Z7) | 4000 | 395 | 0 | 4931 | 17324 | 29 | 214 | 66 |
A4 | Pr. Clausplein - Knp. Ypenburg (Z8) | 3743 | 304 | 34 | 7167 | 29356 | 219 | 719 | 34 |
A4 | Knp. Ypenburg - afrit 12 (Z9) | 1000 | 0 | 0 | 1478 | 2102 | 0 | 93 | 0 |
A12 | Pr. Clausplein – afrit 4 (Z16a) | 1500 | 0 | 0 | 1182 | 2036 | 0 | 0 | 0 |
A12 | Afrit 4 - afrit 3 (Z16b) | 1000 | 0 | 0 | nb | nb | 0 | 0 | 0 |
A13 | Knp. Ypenburg - afruk 9, Delft (Z29) | 3639 | 300 | 300 | 6507 | 26145 | 299 | 521 | 34 |
Bron: Tellingen AVIV (databestand Rijkswaterstaat)
Conclusie:
Geadviseerd wordt de gemaakte opmerkingen over te nemen.
25.17 Deze tekst is in paragraaf 4.2.5 opgenomen.
Het ontwerp-bestemmingsplan zal een bepaalde termijn ter inzage worden gelegd en gedurende deze termijn kunnen zienswijzen bij de gemeenteraad worden ingebracht.