direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Laakhavens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied Laakhavens op.

  • Artikel 3.1 eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeenteraad in het belang van een goede ruimtelijke ordening om voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vast te stellen. Daarnaast bepaalt het tweede lid van artikel 3.1 dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld. De vigerende bestemmingsplannen 'Laakhaven','Laakhaven tweede herziening', 'Rijswijkseweg / Bontekoekade' en het 'Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West' zijn allen ouder dan tien jaar (zie paragraaf 1.4). Voor de locatie Neherkade 2980 is nooit een bestemmingsplan vastgesteld. Deze zogenaamde 'witte vlek' was opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan 'Laakwijk-schipperskwartier'. Bij amendement heeft de raad op 9 juli 2009 besloten dat deze locatie buiten het bestemmingsplan 'Laakwijk-schipperskwartier' wordt gehouden.
  • Daarnaast maakt het bestemmingsplan Laakhavens een aantal ontwikkelingen mogelijk
    • 1. Calandblok: Het Calandblok is gelegen op de hoek van het Calandplein, Calandstraat, Calandkade en de 1e Van der Kunstraat. De eerste fase, de Caland Tower, is in aanbouw. De tweede fase van het Calandblok is een appartementencomplex met overwegend een hoogte van 6 bouwlagen. In totaal kunnen hier ongeveer 75 tot 100 woningen worden gebouwd, waarvan een groot deel reeds op basis van het vigerend bestemmingsplan mogelijk is. De ontwikkeling die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt, is het omzetten van de tweede bouwlaag van niet-woonfuncties naar woningen.
    • 2. Leeghwaterplein: Rondom de vijver aan het Leeghwaterplein kunnen ongeveer 700 studentenwoningen of 500 studentenwoningen en 100 starterswoningen verdeeld over drie bouwblokken worden gebouwd. De bouwblokken hebben een hoogte van maximaal 6 bouwlagen. Tussen het Leemansplein, de Stamkartstraat en het huidige pand van het Rode Kruis kan daarnaast een hoogteaccent van maximaal 70 meter worden gebouwd. In de plinten zijn ook niet-woonfuncties mogelijk.
    • 3. Hoek Leegwaterplein en Van der Kunstraat: Op deze locatie kunnen 48 appartementen tot 25 meter hoogte worden gerealiseerd in combinatie met functies op de begane grond en een in- en uitgang voor MegaStores.
    • 4. Station Hollands Spoor: Bij station Hollands Spoor worden diverse ontwikkelingen gerealiseerd. Het gaat om de realisatie van 2500 onbetaalde fietsparkeerplaatsen, het verlengen van de bestaande (nu doodlopende) perronpassage, het inpassen van toegangspoortje op het station en het afsluiten van de perronopgangen in de bestaande perrontunnel met interwijkfunctie, het toevoegen van 1600 m2 vvo detailhandel, horeca en/of dienstverlening nabij de ingang van de perronpassage en het via het nieuwe stationsplein verbinden van de perronpassage met het aangrenzende gebied Laakhaven.
    • 5. Hoek Calandstraat en Van der Kunstraat: op deze locatie is in onderhavig bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de functieverandering van bedrijven tot woningbouw. Nieuwbouw sluit aan op de Calandstraat en de MegaStores. Hier bestaat de mogelijkheid voor het bouwen van ongeveer 270 studentenwoningen of 150 studentenwoningen en 60 starterswoningen, met een maximale hoogte van 25 meter.
    • 6. Verplaatsing bedrijfsschepen Laakkanaal: Op 20 december 2012 is het bestemmingsplan Laakhaven West en Petroleumhaven vastgesteld. Besloten is om voor twee bedrijfsschepen, waarvan het niet wenselijk was dat deze in Laakhaven-West zouden blijven liggen, op zoek te gaan naar een alternatieve ligplaats. Onderhavig plangebied maakt de verplaatsing van beide bedrijfsschepen juridisch-planologisch mogelijk.

Een uitgebreide beschrijving van deze ontwikkelingen is opgenomen in paragraaf 5.2.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Laakhavens is drieledig:

  • a. het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader;
  • b. het bestemmingsplan maakt de in paragraaf 1.1 genoemde ontwikkelingen in het plangebied mogelijk en stelt randvoorwaarden aan deze ontwikkelingen. Voor de onder punt 5 genoemde ontwikkeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
  • c. ontwikkelingen in het plangebied die met toepassing van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, een projectbesluitprocedure of afwijking van het bestemmingsplan op basis van artikel 2.12, eerste lid onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn vergund, worden in de planvorming meegenomen.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied Laakhavens maakt onderdeel uit van de 'Haagse Havens' een gebied dat zich uitstrekt tussen het Hildebrandplein en de Maanweg in de Binckhorst. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Parallelweg, het Stationsplein, het Rijswijkseplein, de Van Maanenkade het spoor nabij Station Hollands Spoor, de Rijswijkseweg, het water van de Laakhaven, de Neherkade, het Calandplein, de Calandstraat, het spoor Den Haag-Rotterdam en de Fruitweg. Voor de MegaStores is een separaat bestemmingsplan opgesteld. Dit deelgebied maakt derhalve geen deel uit van onderhavig plangebied.

Twee kleine locaties, te weten een locatie ter hoogte van de kruising Parallelweg en Fruitweg en het benzinestation aan de Neherkade en tegenoverliggend braakliggend terrein, zijn toegevoegd aan het bestemmingsplan omdat ze eerder niet in een bestemmingsplan waren opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0001.png"

kaart 1: ligging in de stad

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Laakhavens vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd   onherroepelijk  
Laakhaven   1 juli 1993   22 februari 1994   23 januari 1996  
Laakhaven tweede herziening   10 mei 2001   18 december 2001    
Rijswijkseplein   16 december 2004   5 juli 2005   26 juli 2006  
Rijswijkseweg / Bontekoekade   9 maart 1995   11 juli 1995    
Stadsvernieuwingsplan Schilderswijk-West   9 maart 1987   3 november 1987   18 september 1989  
Het Oude Centrum, Vierde Herziening   6 november 2008   17 februari 2009   16 april 2009  

Voor de locatie Neherkade 2980 is nooit een bestemmingsplan vastgesteld.

1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.

De wijze waarop bestemmingsplan Laakhavens het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.

1.5 Leeswijzer

Nadat in dit eerste hoofdstuk de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan, de ligging en begrenzing van het plangebied en de vigerende planologische regelingen zijn beschreven wordt in het volgende hoofdstuk een beschrijving van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de beleidskaders die voor het plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschillende milieuaspecten. Hoofdstuk 5 geeft de planbeschrijving weer. In dat hoofdstuk wordt een integrale afweging gemaakt ten aanzien van alle relevante beleidsuitgangspunten en hoe deze 'vertaald' zijn naar het plan. In dat hoofdstuk worden tevens de relevante juridische aspecten beschreven, waaronder een artikelsgewijze toelichting op de regels. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 zijn de resultaten van overleg en inspraak verwerkt.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ligt in een gebied dat volgens de Nieuwe Geologische Kaart van Den Haag en Rijswijk wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onder natte omstandigheden afgezette bodemlagen. Klei en veen domineren de ondergrond. Er is hier sprake van een strandvlakte waarin duizenden jaren geleden tijdens overstromingen klei is afgezet. Omdat het terrein ook nadien laag en drassig bleef kon zich daarop in de loop van de eeuwen een veenpakket ontwikkelen.

In de pre- en vroeghistorische periodes kon op dit soort gronden niet worden gewoond. Ook in de latere historische perioden bleef bewoning achterwege. Vanaf de late middeleeuwen maakte het gebied deel uit van de 'Noortpolder'. Vanaf die tijd was alleen sprake van weilanden, van elkaar gescheiden door een uitgebreid stelsel van sloten. Dit bleef zo tot de aanleg van de spoorlijn Den Haag-Rotterdam midden negentiende eeuw en de bouw van het station van de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij, het latere station Hollands Spoor in 1843. De gemeentegrens tussen Rijswijk en Den Haag werd in 1844 verlegd van de Hoefkade naar de Laak. Verdere bouwactiviteiten tussen de spoorlijn en het riviertje de Laak bleven tot het einde van de negentiende eeuw uit.

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde de scheepsvaart zich tot belangrijk vervoersmiddel voor de opkomende industrie en voedselvoorziening van de groeiende bevolking. Doordat veel waterverbindingen in en bij Den Haag ondiep waren, moesten goederen van en naar Den Haag worden overgeladen op kleinere schuiten, die al snel de naam Haagvaarders kregen en zo ontstond de beurtvaart.

Een ander probleem was dat teveel schepen gebruik maakten van de Trekvliet, de verbinding tussen de Vliet en de binnenstad. Stremmingen van de vaarten, evenals aanvaringen waren aan de orde van de dag. In de loop van de tweede helft van de negentiende eeuw werd de situatie in de Haagse grachten steeds onhoudbaarder. Toen er ook stemmen opgingen om de grachten vanuit hygiënisch oogpunt te dempen, was de tijd rijp voor een rigoureuze oplossing.
Vanaf 1890 was Isaac Anne Lindo als directeur Gemeentewerken van grote betekenis voor de ontwikkeling van Den Haag. Hij speelde een belangrijke rol bij het verbeteren van het rioolstelsel, de waterbeheersing en de stedenbouwkundige uitleg van de stad. In zijn periode kwamen de Binnenhavens en de Scheveningse haven tot stand.

Lindo's eerste havenontwerp dateert van 1891. Het gebied ligt geheel geïsoleerd achter de spoorbaan met als enige uitweg spoorwegovergangen ter hoogte van de Vaillantlaan en de Rijswijkseweg. Pas in 1902 diende Lindo een definitief ontwerp voor heel Laakhaven in.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0002.png"

Aanleg van de Laakhaven 1895; foto Haags Gemeentearchief

De aanleg van de Laakhavens is in verschillende fasen gerealiseerd. Het eerste gedeelte, de zogenaamde voorhaven tussen de Trekvliet en de Rijswijkseweg, werd in 1898 aanbesteed en in 1901 voltooid. Een jaar later werd de eerste zijhaven tussen Fijnjekade en de Leeghwaterkade opgeleverd. In 1907 was de aanleg gevorderd tot aan de Leeghwaterbrug. In 1911 werd het verboden voor beurtvaarders om in de binnenstad een ligplaats te hebben en verhuisden zij naar de Laakhavens. Rond 1920 waren deze havens voltooid.

Pas in 1928 viel de beslissing over de Petroleumhaven. Het was Lindo, die als eerste het idee had geopperd om een gedeelte van Laakhaven te bestemmen voor de opslag van petroleum. Hierdoor zou de gevaarlijke brandstof uit de binnenstad kunnen worden geweerd.

Het Laakkanaal, de verbinding tussen de Laakhaven en de Loosduinsevaart werd pas in 1928-1932 gegraven. Dit kanaal diende als verbinding tussen de Loosduinsevaart en de Laakhaven voor het transport van tuinbouwproducten uit het Westland.

Tot 1960 werd de Laakhaven druk gebruikt, daarna werd het door de concurrentie van vrachtwagens en de steeds grotere schepen minder. In 1966 verliet het laatste beurtvaartschip de Laakhaven. Een jaar later werd de vaart op Scheveningen gestaakt.

Midden jaren negentig van de vorige eeuw begon de metamorfose van het Laakhaven gebied. De centrale ligging, goede bereikbaarheid en de aanwezigheid van cultureel erfgoed - met name de havens zelf - boden aanknopingspunten voor vernieuwing. In de herontwikkeling draaide het om drie functies: wonen, onderwijs en werken. In Nieuw Laakhaven zijn ruim 1.000 woningen gebouwd en het gebied biedt onderdak aan grote bedrijven. Ook de Haagse Hogeschool en het grootste overdekte winkelcentrum van Nederland, de Haaglanden MegaStores, zijn er ondergebracht. De schuin gelegen havenarm in het centrale deel van Laakhaven werd gedempt. De nieuwe locatie werd gebruikt voor bedrijfshuisvesting.
Een fietstunnel en een tramtunnel onder het spoor door hebben de bereikbaarheid van Laakhaven – lang gezien als de achterkant van Hollands Spoor – aanzienlijk verbeterd.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In de volgende subparagraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Laakhavens aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Binnen het plangebied Laakhavens is onderzoek verricht naar de cultuur historische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:

2.3.1.1 Bebouwingsstructuur

De waterstructuur van Laakhaven is van historisch en stedenbouwkundige waarde doordat deze een van de grootste gegraven binnenhavens van Europa uit de jaren twintig van de vorige eeuw is. Aan de Leeghwaterkade is het oorspronkelijke havenbekken nog duidelijk zichtbaar.

Grotere percelen zijn kenmerkend voor het gebied; deze volgen de lijnen van de havenaanleg en boden plaats aan industrie die er tot in de twintigste eeuw domineerde. Het stratenpatroon tussen de Neherkade en de Waldorpstraat volgt in hoofdopzet de oost-west georiënteerde richting van de havenaanleg met een drietal haaks hierop gelegen ontsluitingswegen naar aangrenzende wijken (Calandstraat-Slachthuislaan, Leeghwaterplein/Slachthuisstraat en Rijswijkseweg.

Van de oorspronkelijke bebouwingsstructuur is weinig overgebleven. Veel bouwblokken waren van origine ondiep waardoor bedrijven van twee zijden bereikbaar waren. Nadeel was dat hierdoor een rommelige situatie ontstond doordat achterkanten en voorkanten van bedrijven naast elkaar kwamen te liggen. De laatste decennia zijn echter diverse straten verdwenen. Het grootste deel van de Leeghwaterstraat werd vervangen door de MegaStores en de 1e, 2e en 3e Van der Kunstraat door wat nu de Van der Kunstraat heet. Ook de 2e Lulofsstraat verdween door de aanleg van een bedrijvencomplex met een tweede maaiveld.

2.3.1.2 Beschermd stadsgezicht

Laakhavens maakt geen deel uit van een beschermd stadsgezicht.

2.3.1.3 Gebouwde monumenten

In het plangebied zijn twee rijksmonumenten opgenomen in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988. Het gaat om Station Hollands Spoor aan het Stationsplein 25 en het Stationspostkantoor aan de Rijswijkseweg 19-21.

Station Hollands Spoor van de architect D.A.N. Margadant werd gebouwd tussen 1888 en 1893. Zowel het gebouw als de overkapping zijn aangemerkt als rijksmonument.
Het station heeft een koninklijke wachtkamer met beeldhouwwerk van Atelier Van den Bossche en Crevels, die niet meer in gebruik is. Deze typisch negentiende-eeuwse wachtkamer heeft een eigen luifel links van de hoofdingang.

Het stationspostkantoor staat aan het spoor, op de hoek van de Waldorpstraat en de Rijswijkseweg. Het gebouw is opgetrokken op een T-vormige plattegrond. Aangezien de PTT tot in 1989 een staatsbedrijf was, zijn lange tijd alle postkantoren ontworpen vanuit de Rijksgebouwendienst. Het stationspostkantoor is dan ook een ontwerp van G.C. Bremer, rijksbouwmeester van 1924 tot 1945. Bremer ontwierp het stationspostkantoor in 1939. Met de bouw werd in 1940 begonnen en nadat het werk in 1942 was stilgelegd, werd het na de oorlog weer hervat om in 1949 te worden voltooid.

Andere bijzondere architectonische hoogtepunten of hoogwaardige industriële gevelwanden kwamen in Laakhaven niet voor.

2.3.1.4 Molenbiotoop

De molenbiotoop van de Laakmolen aan de Trekweg 102 valt deels binnen de grenzen van Laakhavens. De uit 1621 daterende, maar bij herstel in 1699 grotendeels vernieuwde molen bemaalde tot 1938 de Noordpolder. De molen werd na een brand in 1986 gerestaureerd en heeft nu de functie van waterververser voor het Laakkwartier. Vanwege de slechte biotoop staat de molen stil. Ook het kruien gaat moeilijk. Het eigenlijke maalwerk wordt nu gedaan door een elektrisch gemaal naast de molen. De provinciale regelgeving ten aanzien van molenbiotopen is opgenomen in paragraaf 3.2.2.

2.3.2 Archeologie

Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door bodemlagen die onder natte omstandigheden zijn afgezet. Er is in dit gebied sprake van een strandvlakte waarin duizenden jaren geleden tijdens overstromingen klei is afgezet. Omdat het terrein ook nadien laag en drassig bleef, kon zich daarop in de loop van de eeuwen een veenpakket ontwikkelen.

In de pre- en vroeghistorische periodes waren sommige plaatsen in droge perioden bewoonbaar, maar als dit het geval is geweest dan zijn de sporen hiervan bij de aanleg van de havens in de twintigste eeuw verdwenen.

Vanaf de late middeleeuwen maakte het gebied deel uit van de Noortpolder. Vanaf die tijd was er sprake van weilanden, van elkaar gescheiden door een uitgebreid stelsel van perceleringsloten. Dit bleef zo tot het midden van de 19de eeuw. Toen pas werd het huidige spoortracé aangelegd en een station gebouwd.

Bovenstaande maakt duidelijk dat het hele plangebied een lage archeologische verwachting heeft. Er is daarom op de verbeelding geen sprake van een dubbelbestemming archeologie. Dat betekent dat er vanuit de archeologische monumentenzorg geen voorwaarden worden verbonden aan vergunningaanvragen voor activiteiten waarbij bodemverstoringen optreden.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Ruimtelijke structuur en verbindingen

Laakhaven ligt aan de zuidzijde van het Haagse centrum. Het plangebied beslaat Laakhaven Hollands Spoor, Laakhaven Centraal en een klein deel van Laakhaven West. Daarnaast maken ook Station Hollands Spoor, het Stationsplein en het Rijswijkseplein deel uit van het plangebied.
Laakhaven ligt ingesloten tussen het spoor en het water. Beide elementen vormen een grote barrière in de structuur van de stad. Juist door deze geïsoleerde ligging kon het gebied zich lange tijd handhaven als bedrijventerrein midden in de stad.

De structuur van Laakhaven wordt bepaald door de omliggende wegen. De Calandstraat, de Waldorpstraat, het Leeghwaterplein en de Rijswijkseweg zijn de ontsluitingswegen voor Laakhaven. De Calandstraat en de Neherkade maken deel uit van de CentrumRing, waarbij de nadruk ligt op doorstroming. De Calandstraat kan gezien worden als één van de entrees van de binnenstad. De Neherkade vormt door het drukke doorgaande verkeer een barrière richting Laakkwartier en Spoorwijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0003.jpg"

Deelgebieden bestemmingsplan Laakhavens


Richting Laakhaven West en Groothandelsmarkt ligt een belangrijke verbindingszone bestaande uit de openbare kades die tussen het Zuiderpark en Hollands Spoor een doorlopend wandelgebied vormen.

Laakhaven Hollands Spoor

De stedenbouwkundige structuur van Laakhaven Hollands Spoor vindt zijn oorsprong in de vorm van de haven. De havenarm vormt een centraal onderdeel in het gebied. Het gebied is herkenbaar aan grote bouwblokken in recente architectuur. De kwaliteit van de openbare ruimte en architectuur is goed. Onder een groot deel van de openbare ruimte is een parkeergarage gesitueerd. Het gebied heeft voor een groot deel vorm gekregen. Alleen enkele kavels aan het Leeghwaterplein zijn nog onbebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0004.jpg"

Haagse Hogeschool

Laakhaven Centraal

Laakhaven Centraal is een gebied met bedrijven, winkels, woningen, kantoren en onderwijs. Het gebied rond het Leeghwaterplein en de Waldorpstraat heeft een duidelijke relatie met het naastgelegen Laakhaven Hollands Spoor. Aan het Leegwaterplein bevindt zich het – buiten het plangebied Laakhavens gelegen – gebouw van ROC Mondriaan. In de spoorzone langs de Waldorpstraat bevinden zich twee recent gebouwde studentenflats. Daarnaast is hier een tweede vestiging van het ROC Mondriaan die met een loopbrug in verbinding staat met het andere schoolgebouw. Verder bevinden zich in de spoorzone een motorbrandstoffenverkooppunt – met uitzondering van LPG – en een nog onbebouwd kavel.

Tussen de Waldorpstraat en de Van der Kunstraat is het – eveneens buiten het plangebied Laakhavens gelegen – overdekte winkelcomplex MegaStores gevestigd. Dit complex beslaat ongeveer een derde van Laakhaven Centraal. In de MegaStores zijn grootschalige winkelvoorzieningen, aangevuld met enige horeca en dienstverlening alsmede een wijkwinkelcentrum gevestigd. Het winkelcomplex is voorzien van eigen parkeervoorzieningen op het dak van het gebouw. Aan de westelijke zijde van de MegaStores bevinden zich enkele bedrijfsruimten aan de Waldorpstraat en een kantoorgebouw van 6 bouwlagen aan de Calandstraat. Een kavel aan de Leeghwaterstraat is nog onbebouwd.

Het gebied ten zuiden van de MegaStores heeft een herkenbare structuur met twee grote bouwblokken die onder andere voortkomen uit de gedempte schuine havenarm. Het bebouwingsbeeld wordt bepaald door aaneengesloten bedrijfsruimten die een vrijwel gesloten straatwand vormen. Tussen de Lulofsstraat en de Verheeskade is een bijzondere bebouwingstypologie te vinden met een tweede maaiveld. Dit niveau is via hellingbanen bereikbaar. Aan het Calandplein en Calandstraat wordt het beeld bepaald door woonbebouwing met een hoogte van 20 tot 29 meter en een toren van 55 meter op de hoek met de Verheeskade. Aan de Verheeskade wordt het beeld bepaald door een dubbele laag bedrijfsbebouwing waarop twee kantoren zijn toegevoegd. Aan de overzijde van de Calandstraat bevinden zich enkele kavels die ontwikkeld worden of reeds in ontwikkeling zijn. Deze bebouwing is een spiegeling van de bestaande bebouwing.

Stationsplein en Rijswijkseplein

De zijde Stationsbuurt wordt van oudsher gezien als de voorkant van station Hollands Spoor. Het stationsgebouw, de tramhaltes en de looproute richting het centrum bevinden zich allen aan deze kant. Het Rijswijkseplein ligt in het verlengde van het Stationsplein. Dit plein en de kruising van het spoor met de Rijswijkseweg kunnen worden gezien als een belangrijke entree tot het centrum. Aan het Rijswijkseplein bevinden zich twee torens. De Struyck is een studentenflat met een hoogte van ruim 60 meter. De Haagse Toren, ofwel het 'Strijkijzer', is met een bouwhoogte van 130 meter een belangrijk oriëntatiepunt voor de omgeving.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Autoverkeer

De gebieden Laakhaven Centraal en Laakhaven Hollands Spoor worden omsloten door de Neherkade, de Calandstraat, de Rijswijkseweg en de Waldorpstraat. Laakhaven Centraal en Laakhaven Hollands Spoor zijn goed bereikbaar per auto vanaf de CentrumRing doordat de Neherkade en de Calandstraat onderdeel uitmaken van deze CentrumRing. Beide wegen zijn gekenmerkt als stedelijke hoofdweg.
De Waldorpstraat en de Rijswijkseweg zijn gekenmerkt als wijkontsluitingsweg. Op de Waldorpstraat is één van de twee in- en uitgangen van het parkeerdek van de Megastores gesitueerd. Op de Rijswijkseweg is één van de twee in en uitgangen van de Laakhavengarage gesitueerd.
Het Leeghwaterplein vormt de grens tussen Laakhaven Centraal en Laakhaven Hollands Spoor en is de verbinding tussen de Neherkade en de Waldorpstraat. Daarbij functioneert deze weg als aan- en afrijroute voor de Laakhavengarage onder het gebied Laakhaven Hollands Spoor, en naar het parkeerdek van de Megastores. Bovengenoemde wegen zijn 50 km/u wegen en zijn hoofdroutes voor nood- en hulpdiensten. De overige straten in deze gebieden zijn voor het merendeel 30 km/u of, en dit geldt voor nagenoeg heel Laakhaven Hollands Spoor, voetgangersgebied al dan niet met separate fietsvoorzieningen.

Fietsverkeer

Langs de Calandstraat, de Waldorpstraat, de Rijswijkseweg en het Leeghwaterplein liggen fietspaden die als hoofdfietsroute onderdeel uitmaken van het fietsnetwerk. De Waldorpstraat en het Leeghwaterplein maken daarbij onderdeel uit van de sterroute voor de fiets. Dit zijn de belangrijkste doorgaande fietsverbindingen in het gebied.

Openbaar vervoer

Station Hollands Spoor is een belangrijk OV-knooppunt van treinen, trams en bussen met dagelijks ongeveer 45.000 reizigers (2010).

Over het Leeghwaterplein rijdt tramlijn 1, 16 en 17. Deze lijnen worden intensief gebruikt door studenten van onder meer de Haagse Hogeschool, bezoekers van de MegaStores en door reizigers die van en naar Station Hollands Spoor of de binnenstad reizen. Over de Rijswijkseweg rijdt tramlijn 15. Bij station Hollands Spoor halteren aan de Waldorpstraat verschillende buslijnen. Aan de centrumzijde zijn tramhaltes van de lijnen 9. 11 en 12.

Met het station Hollands Spoor in de directe nabijheid en diverse bus- en tramlijnen die door de gebieden rijden, zijn Laakhaven Centraal en Laakhaven Hollands Spoor goed bereikbaar met het Openbaar Vervoer. De tramhaltes op het Stationsplein worden ingericht als zogenaamde top-haltes.

Parkeren

Er zijn twee openbare parkeergarages in het gebied. De parkeergarage op het dak van de Megastores en de Laakhavengarage onder het gebied Laakhaven Hollands Spoor. Op straat is betaald parkeren ingevoerd. De functies in Laakhaven Hollands Spoor zijn georiënteerd op de Laakhavengarage. De Megastores in Laakhaven Centraal heeft een eigen parkeerdek, maar functies in de omgeving kunnen hier ook gebruik van maken.

2.4.3 Water- en groenstructuur

Laakhaven is gelegen in bestaand stedelijk gebied en maakt onderdeel uit van het boezemgebied van Delfland. Het plangebied wordt aan één zijde begrensd door de Laakhaven. Dit water vormt de verbinding tussen de Trekvliet en het Laakkanaal. De Laakhaven is boezemwater met een waterpeil van NAP -0,43 m. Het water kan worden gekruist door bruggen van het Calandplein, het Leeghwaterplein en de Rijswijkseweg. De Laakhaven heeft als hoofdfunctie het afvoeren van het boezemwater naar het boezemgemaal P.H. Schoute in Scheveningen.

Het water is een belangrijke omgevingskwaliteit van Laakhaven. In Laakhaven Hollands Spoor is het water onderdeel van de structuur van het gebied. De bebouwing is grotendeels georiënteerd op het water. In het gebied liggen meerdere pleinen met verschillende inrichting. Bij de Haagse Hogeschool zijn de pleinen ingericht met een (half)verharding in combinatie met bomen of waterelementen. De vijver en het groen van het Leemansplein zijn een kwaliteit voor toekomstige ontwikkelingen eromheen. In het blok aan de Leeghwaterkade bevinden zich twee voor publiek toegankelijke binnenterreinen.

De Cruquiuskade en het Stamkartplein zijn groen ingericht met gras en bomen. De Cruquiuskade is onderdeel van het terrein van de Haagse Hogeschool. Het pad langs de passantenhaven is openbaar toegankelijk. Achter de Haagse Hogeschool waar de kade zich schegvormig verbreedt, wordt de groene inrichting versterkt door bomen.

Het water wordt ook op veel plaatsen gebruikt als aanlegplaats voor recreatievaart, als passantenhaven en als locatie voor horeca.

Op korte afstand van het plangebied ligt de Laak, een oud veenriviertje midden in het dichtbebouwde Laakkwartier. Tegenwoordig vormt het water met de oevers, graslanden en bomen er langs een natuurlijke oase in de stad. De Laak is daarnaast onderdeel van het netwerk van groene ecologische verbindingszones.

2.4.4 Bodem

De bodemopbouw op de locatie Laakhaven kenmerkt zich door een opbouw van klei en veen.
In Laakhaven is de bodem door de vroegere bedrijven plaatselijk sterk verontreinigd. Een deel van de verontreinigingen is gesaneerd. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Zie verder paragraaf 4.11.

2.4.5 Kabels en leidingen

Binnen of op korte afstand van het overige deel van plangebied zijn geen ondergrondse hoge druk aardgastransportleidingen van de Gasunie en kabels in beheer bij Tennet gelegen.
Net buiten het plangebied bij de Fruitweg bevindt zich een ondergrondse 150 kv hoogspanningsleiding. De leiding is door middel van een diepe gestuurde boring onder het water aangebracht. Eveneens net buiten het plangebied loopt, langs de Fruitweg een hogedrukaardgasleiding van de Gasunie. Deze leiding heeft een diameter van 12” en een werkdruk van 40 bar. Zie ook 4.3.3.

2.5 Functionele structuur

Het bestemmingsplangebied is een bijzonder gemengd gebied met een belangrijk station, een kantorenconcentratie, een bedrijventerrein, de Haagse Hogeschool, de ROC Haaglanden, de MegaStores en woongebouwen.

2.5.1 Bedrijven

De werkgelegenheid in bedrijven is geconcentreerd in Laakhaven Centraal tussen de Van der Kunstraat en de Verheeskade. De aard van de bedrijven loopt sterk uiteen. Zo zijn er onder meer groothandelsbedrijven, een grootschalige opslag en industriële bedrijven. Daarnaast zijn nog enkele bedrijven gevestigd tussen Van der Kunstraat en Waldorpstraat in het verlengde van de MegaStores.
LabS55 is een bedrijfsverzamelgebouw aan de Lulofsstraat 55 dat ruimte biedt aan creatieve bedrijven en ook voorzien is van muziekoefenruimtes.

2.5.2 Detailhandel

Kleinschalige winkels zijn gevestigd op en rond station Hollands Spoor. Voor een deel gaat het om winkels bedoeld voor reizigers. Op het Johanna Westerdijkplein bevinden zich enkele voorzieningen die gericht zijn op de studenten.

Op het Calandplein en aan de Neherkade zijn benzinestations gevestigd. Laatstgenoemde is een verkooppunt met LPG.

Binnen het bedrijvengebied tussen de van der Kunstraat en de Verheeskade zijn nog twee grootschalige bouwmarkten gevestigd.

Midden in het gebied ligt De "MegaStores', een complex bestaande uit overwegend grootschalige winkelvoorzieningen, aangevuld met enige horeca en wijkwinkelvoorzieningen en een tankstation. Voor dit complex is een separaat bestemmingsplan opgesteld: het bestemmingsplan Laakhaven MegaStores e.o. is op 17 oktober 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.

2.5.3 Dienstverlening

Op enkele plaatsen verspreid over het gebied zijn dienstverlenende bedrijven gevestigd. Het gaat onder meer om een autorijschool, een uitzendbureau en een reisorganisatie.

2.5.4 Horeca

Horecavestigingen zijn geconcentreerd rondom station Hollands Spoor en langs de Leeghwaterkade. Aan deze kade zijn bovendien drijvende terrassen van de aangrenzende horeca gelegen. Daarnaast bevinden zich horecavestigingen boven in de Haagse Toren en in woontoren De Struyck beiden gelegen aan het Rijswijkseplein. Aan de Van der Kunstraat bij één van de entrees van de MegaStores is een snackbar gevestigd.

2.5.5 Kantoren

In het plangebied zijn veel kantoren gelegen. Laakhaven Hollands Spoor – de zone langs de Waldorpstraat en Leeghwaterplein – wordt in de kantorenstrategie benoemd als Binnenstedelijke knooppuntlocatie. Belangrijke gebruikers zijn T-Mobile, Consumentenbond, Haag Wonen, UWV en Rode Kruis. Elders in het gebied zijn nog enkele solitaire kantoren en kantoorverzamelgebouwen aanwezig langs de Verheeskade en aan de Calandstraat.

2.5.6 Maatschappelijk

Aan het Johanna Westerdijkplein ligt het opvallende gebouw van de Haagse Hogeschool. Het gebouw biedt onderdak aan circa 14.000 studenten.

Aan het Leeghwaterplein ligt een vestiging van het ROC Mondriaan dat valt binnen het bestemmingsplan MegaStores. Een tweede schoolvestiging is recent gerealiseerd in de Spoorzone, aan de overzijde van de Waldorpstraat. Deze vestiging is met het eerste schoolgebouw verbonden via een loopbrug.

Op de hoek van de Goudriaankade en Rijswijkseweg is een diagnostisch centrum gevestigd.

2.5.7 Sport en recreatie

Achter de Haagse Hogeschool aan de Cruquiuskade, ligt in de Laakhaven het botenhuis van de Haagse studentenroeivereniging Pelargos.
Aan de Verheeskade 105 is een fitnessvoorziening gevestigd. Aan de Waldorpstraat 11 zijn diverse commerciële sportaanbieders, (fitness, klimwand en duikbassin) gevestigd.
Op het Leemansplein is een tijdelijke skatevoorziening opgenomen.

De Haagse Hogeschool bezit een sporthal die ook commercieel wordt geëxploiteerd.

De Verheeskade en Cruquiuskade kunnen worden gebruikt door recreatieschepen. Deze schepen mogen maximaal drie dagen achtereen aanmeren en mogen niet worden gebruikt als nachtverblijf. De Cruquiskade is dankzij diverse voorzieningen tevens geschikt als passantenhaven. Een en ander is opgenomen in de Verordening op de Binnenwateren voor de gemeente Den Haag (RIS 246305) en het Ligplaatsenplan (RIS 249285), dat hierop is gebaseerd.

2.5.8 Wonen

In het plangebied treffen we een diversiteit van voorzieningen aan, van bedrijvigheid tot onderwijsinstellingen. De aanwezigheid van het station en horeca in de direct nabij gelegen gebieden dragen bij aan de levendigheid van het gebied, dat zowel een verblijfsgebied als een doorgangsgebied is. En hoewel het wonen in het plangebied ondervertegenwoordigd is zien we diversiteit ook terug in de aanwezige woonfuncties zoals studentenwoningen, sociale woningbouw en koopappartementen. De aanwezige huishoudens bestaan vooral uit één- en tweepersoonshuishoudens zonder kinderen met een laag (60%) of midden (33%) inkomen.

De meest kenmerkende woonfunctie in het plangebied is studentenhuisvesting. Genoemd kunnen worden studentenflat de Struyck aan het Rijswijkseplein, het Klokgebouw aan de Rijswijkseweg, de studententoren op het Stamkartplein, containerwoningen aan het Leemansplein, studentenwoningen in de Haagse Toren en de meest recente ontwikkelde DUWO Torens aan de Waldorpstraat.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Laakhavens vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. Voor het voorliggende bestemmingsplan Laakhavens zijn de thema's die in de onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Laakhavens worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Laakhavens geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid
3.2.2.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Op 2 juli 2010 is de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.
3.2.2.2 Verordening Ruimte

In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten regels kunnen stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De Verordening Ruimte voorziet hierin. Doel van de verordening is om een aantal provinciale belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Daarmee is de verordening het enige provinciale instrument dat bindend is voor gemeenten. De nota stelt onder meer voorwaarden aan de hoeveelheid kantoren, bedrijfsruimten en detailhandel.

In de verordening zijn in artikel 2 algemene regels ter zake van bestemmingsplannen opgenomen. Lid 1 en 2 hebben betrekking op een nieuwe ontwikkeling met onder andere zelfstandige kantoren, detailhandel en woningen.

In het geval van bestemmingsplan Laakhavens is van nieuwe ontwikkelingen alleen sprake als het gaat om detailhandel en woningen. Een verantwoording in het kader van de ladder van duurzame verstedelijking is opgenomen in paragraaf 5.3. Het bestemmingsplan maakt geen kantoren mogelijk die op basis van het vigerend bestemmingsplan niet mogelijk zijn, waarmee er dus geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen.

3.2.2.2.1 Kantoren

Op de kaart in bijlage 5 blijkt dat het plangebied onderdeel uitmaakt van de kantorenlocatie Den Haag Holland Spoor. Relevant voor onderhavig bestemmingsplan is het bepaalde in artikel 7, kantoren, van de Verordening Ruimte.

De provincie kiest voor een 'strenge kantorenstrategie', gelet op de situatie op de kantorenmarkt. De kantorenmarkt wordt gekenmerkt door een toename van het structurele aanbod en een overmaat aan plancapaciteit. De provincie is van mening dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het ontwikkelen van nieuwe kantorenlocaties.

Lid 1

In lid 1 is het uitgangspunt opgenomen dat nieuwe kantoren alleen worden toegelaten binnen de invloedssfeer van de belangrijkste knooppunten van openbaar vervoer in de centra van de stedelijke gebieden. Deze locaties zijn opgenomen op kaart 5 (Zuidvleugelnet). Binnen de invloedssfeer van de haltes van het Zuidvleugelnet liggen gronden die binnen 10 minuten vanaf de haltes bereikbaar zijn te voet of met hoogfrequente bus- en tramverbindingen.

Laakhaven voldoet aan dit criterium: station Den Haag Hollands Spoor is gelegen in het plangebied. Desondanks wordt dit gebied in het beleid van de gemeente Den Haag niet meer beschouwd als uitbreidingslocatie voor kantoren.

Lid 4

In lid 4 is het principe van de 'SER-ladder' opgenomen, conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit wil zeggen dat de behoefte aan nieuwe functies onderbouwd moet worden. Lid 4 luidt: 'Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe zelfstandige kantoren met een bruto vloeroppervlak per vestiging van meer dan 1.000 m2 bevatten in de toelichting een verantwoording over de behoefte aan nieuwe kantoren als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag en een onderbouwing waarom deze behoefte niet kan worden ondervangen door hergebruik van bestaande kantoorgebouwen binnen de regio. Tevens moet onderzocht worden of ter compensatie elders de kantoorruimte kan worden beperkt door sloop of functieverandering van bestaande kantoren of het wegbestemmen van nog niet gerealiseerde kantoorbestemmingen'.

In paragraaf 5.4 is opgenomen hoe met dit beleid in het bestemmingsplan wordt omgegaan.

3.2.2.2.2 Detailhandel

Een bestemmingsplan dat detailhandel mogelijk maakt op gronden die zijn gelegen binnen bestaande en nieuwe winkelconcentraties, moet bij detailhandelsontwikkelingen die groter zijn dan 2.000 m² (bruto vloeroppervlak) vergezeld gaan van een distributieplanologisch onderzoek. Uit het onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).

In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de behoefte aan woningen en detailhandel op basis van de ladder van duurzame verstedelijking en hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot dit beleid.

3.2.2.2.3 Molenbiotoop

De provincie heeft de molenbiotoop regelgeving opgenomen in de verordening ruimte en in de Provinciale Structuurvisie. De molenbiotoop regelgeving dient in bestemmingsplannen te worden opgenomen. De molenbiotoop van de Laakmolen aan de Trekweg 102 valt deels binnen de grenzen van Laakhavens.

Molenbiotoop regelgeving

In het gebied rondom een molen is een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 400 meter vanuit het middelpunt van de molen.

A. Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek.

B. Binnen de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, moet voor wat betreft bebouwing en beplanting het volgende zijn geregeld:

  • In het buitengebied mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 100 regel);
  • In het stedelijk gebied mag de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel).


Molen in stedelijk gebied

Tot de grens van het buitengebied geldt de 1 op 30 regel. De maximaal toegestane bebouwings-/beplantingshoogte op deze grens wordt in het buitengebied horizontaal doorgetrokken tot daar, waar op grond van de berekening voor het buitengebied een grotere hoogte kan worden toegestaan (1 op 100 regel, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek).

In situaties waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing is afwijking van bovengenoemd criterium mogelijk, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt worden. De ontwikkelingen in Laakhavens leiden niet tot een verdere verslechtering van de molenbiotoop van de Laakmolen.

In paragraaf 5.5 is aangegeven hoe de regelgeving rondom de molenbiotoop is vertaald in het bestemmingsplan Laakhavens.

3.2.3 Regionaal beleid


Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken is een belangrijke regionale prioriteit. De ontwikkeling van Laakhaven is daar een duidelijk voorbeeld van.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Laakhavens is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan Laakhavens is gelegen in de kansenzone Het Centrum. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis zijn in het Coalitieakkoord “Aan de slag” (d.d. 21-05-2010) en het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2012 (d.d. 14-09-2011) nadere prioriteiten gesteld.

Met het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2012 (IpSO) biedt de gemeente duidelijkheid in welke projecten wordt geïnvesteerd en welke ambities worden nagestreefd. Markpartijen kunnen hier rekening mee houden en op anticiperen met hun investeringen. Uiteraard is het doorgaan van ontwikkelingen van meerdere factoren afhankelijk (o.a. economische conjunctuur), maar doordat de gemeente vasthoudt aan de ingezette koers en helderheid biedt voor welke projecten middelen worden gereserveerd wordt enige mate van stabiliteit en zekerheid geboden.

Het merendeel van het woningbouwprogramma moet binnenstedelijk worden gerealiseerd. Het centrumstedelijk milieu biedt daartoe de beste kansen. Prioriteiten zijn Scheveningen Haven, het centrum en Laakhaven.

De ruimtelijke strategie van Den Haag steunt op twee pijlers: “De Wereld in Den Haag” en “Den Haag in de Wereld”. De Wereld in Den Haag gaat over het verstevigen en robuust maken van de basis of het fundament van de stad met goede leefmilieus om te wonen, werken, ondernemen, recreëren. Tegelijkertijd werkt Den Haag aan het uitbouwen van de top (Den Haag in de Wereld), met als vaandel Den Haag Internationale Stad van Vrede en Recht.

De grote ruimtelijke en economische opgaven voor Den Haag bevinden zich in de bestaande stad. In het IpSO 2011 wordt de ruimtelijke focus van investeringen ten behoeve van Den Haag in de Wereld gelegd op de Centrale Zone, en beperkt tot Scheveningen Haven, Internationale Zone, het centrum (binnenstad), omgeving HS en de Rotterdamse Baan.
De centrale zone biedt de meeste kans om nieuwe inwoners naar de stad te trekken, en om de (centrum)stedelijke milieus toe te voegen waar de komende jaren vraag naar is. Juist het centrumstedelijke milieu biedt kansen voor Den Haag. Prioriteiten zijn Scheveningen-Haven, het centrum (binnenstad en omgeving) en Laakhaven (omgeving Hollands Spoor). Daar liggen de grootste kansen om hoogwaardige centrumstedelijke woonmilieus toe te voegen. Voor Laakhaven is bovendien het toevoegen van studentenhuisvesting van belang, om het zich ontwikkelende studentenmilieu te versterken. Daarnaast heeft Laakhaven(-West) prioriteit omdat het een van de gebieden in de stad is waar we de woningvoorraad kunnen uitbreiden.

3.2.4.2 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

Laakhaven is al vele jaren een goed voorbeeld van verdichting van een extensief bedrijventerrein tot een intensief stedelijk gebied. Er is sprake van meerlaagse bebouwing, waaronder ook bedrijven op een tweede maaiveld en kantoren daarboven. Parkeergarages werden onder water of boven op bedrijfsruimten gerealiseerd.

Hoe het beleid uit de Haagse Verdichting verwerkt is in het bestemmingsplan Laakhavens is opgenomen in paragraaf 5.5.

3.2.4.3 Stedenbouwkundig plannen

De Herziening Projectdocumenten Laakhaven (RIS 181995) van 6 december 2011 geeft een overzicht van plannen voor Laakhaven Hollands Spoor, Laakhaven Centraal (en Laakhaven West).

Laakhaven Hollands Spoor

Met uitzondering van het Leeghwaterplein/Leemansplein zijn alle gronden ontwikkeld en uitgegeven.
De aan het Leeghwaterplein beoogde kantoorontwikkeling komt in de huidige markt niet van de grond. Er is daarom bekeken of een realistischer programma voor dit planonderdeel mogelijk is. Daarbij is de ligging direct naast de Haagse Hogeschool bepalend geweest voor de keuze van studentenhuisvesting. De herziening beperkt zich tot dit planonderdeel.

Met NS Stations is een samenwerkingsovereenkomst gesloten om een nieuwe passage te realiseren tussen de Stationshal en de Waldorpstraat. Bij de nieuwe toegang is ook enige uitbreiding met detailhandel en horeca opgenomen.

Laakhaven Centraal

In Laakhaven Centraal bieden twee locaties ruimte voor ontwikkeling. Op de kavel op de hoek van de Calandstraat, Leeghwaterstraat en Van der Kunstraat wordt in onderhavig bestemmingsplan woningbouw alleen via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt. Op de onbebouwde kavel op de hoek van het Leeghwaterplein en de Van der Kunstraat wordt woningbouw mogelijk gemaakt. Hier wordt tevens de mogelijkheid geboden om een nieuwe entree te maken voor de MegaStores. Wanneer deze entree wordt gerealiseerd, zijn op de begane grond van het nu nog lege kavel, detailhandel, horeca en dienstverlening mogelijk.

De huidige en toekomstige ontwikkelingen zijn uitvoeriger beschreven in 5.2.

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Bebouwing

Beschermd stadsgezicht

Laakhaven maakt geen onderdeel uit van een rijks- of gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Monumentale gebouwen

Station Hollands Spoor en het Stationspostkantoor aan de Rijswijkseweg op de hoek van de Waldorpstraat zijn rijksmonumenten. Wijziging van deze monumenten is zonder een vergunning van het bevoegd gezag verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1.3 zijn deze monumenten nader beschreven.

3.3.2 Verkeer en infrastructuur
3.3.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.3.2.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden, moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is erop gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen, met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol. Het openbaar vervoer dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten.

Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

In paragraaf 2.4.2 zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0005.jpg"

Dankzij het station Hollands Spoor en diverse bus- en tramlijnen die door het plangebied rijden, is het plangebied goed bereikbaar met het Openbaar Vervoer. De tramhaltes op het Stationsplein worden ingericht als zogenaamde top-haltes.

Station Hollands Spoor

Station Hollands Spoor is een belangrijk OV-knooppunt van treinen, trams en bussen met dagelijks ongeveer 45.000 reizigers (2010). De overtuiging is dat de groei van de afgelopen periode door zal zetten. Om deze groei te faciliteren wordt onder meer door Haaglanden, HTM en de gemeente gewerkt aan diverse plannen. Station Hollands Spoor is en blijft daarmee één van de hoofdentrees van de stad en een belangrijk visitekaartje.
Een onderdeel van de visie uitwerking is om de centrale hal met een passage te verbinden met de Laakzijde. Hierdoor kunnen reizigers sneller van en naar hun bestemming komen. De voetgangers/ fietstunnel blijft bestaan als inter-wijkverbinding. De realisatie van een fietsenstalling aan de Laakzijde maakt tevens onderdeel uit van dit plan. Deze planvorming vindt plaats in samenwerking met ProRail.

Overig openbaar vervoer

De tramhaltes en spoorinfrastructuur worden geschikt gemaakt voor het nieuwe en bestaande trammaterieel. Door het invoeren van eenrichtingsverkeer voor motorvoertuigen op het Stationsplein ontstaat ruimte voor brede middenperrons, voorzieningen voor fietsers, voetgangers en op de Stationsweg terrassen voor de horeca.
Met deze inrichting zullen langzaam verkeer (fiets en voetganger), openbaar vervoer en bestemmings autoverkeer meer ruimte krijgen in de Stationsbuurt. Dit is vanuit onder meer de programma's voor Openbaar Vervoer en Fiets zeer gewenst.

Autoverkeer

De gemeente wil het gemotoriseerde verkeer zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0006.jpg"

Stationsplein en de Laakzijde van het station

Om het station als hoofdentree en visitekaartje te laten functioneren is herinrichting van het Stationsplein en omgeving noodzakelijk. Door invoering van eenrichtingsverkeer vanaf de Parallelweg richting Rijswijkseplein en in het brede deel Stationsweg ontstaat een rustiger verkeersbeeld met minder autoverkeer. Beide pleindelen krijgen een 30 km regiem. De overgangen worden gemarkeerd door een flauw verlopende drempel of plateau en een overgang van asfalt naar klinkers.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0007.jpg"

Het Leeghwaterplein en de Waldorpstraat maken onderdeel uit van de Sterroutes door Den Haag.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in bijlage Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen opgenomen.

In de gebruiksregels is het verder mogelijk om van de parkeernormen en/of het toepassingskader af te wijken indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fietsparkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

Bij de realisatie van de nieuwe passage tussen de stationshal en de Waldorpstraat zal ook een nieuwe fietsenstalling aan de Waldorpstraat worden gerealiseerd.

3.3.3 Wonen
3.3.3.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen per jaar. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel van het nieuwbouwprogramma zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar nu is het zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Wonen in Laakhaven

Het gehele Laakhavengebied is in de Woonvisie getypeerd als een centrumstedelijk milieu. De woonsfeer is te omschrijven als 'Metropolitaan wonen'. Wonen wordt een steeds belangrijkere functie in dit deel van de stad. Langs de Fijnjekade, Leeghwaterkade en Calanstraat zijn al veel nieuwe woningen gerealiseerd. Een groot deel van Laakhaven is in de Woonvisie aangewezen voor binnenstedelijke transformatie om nieuwe stedelijke woonmilieus en woonsferen toe te voegen.afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0008.jpg"

Laakhaven is ook bij uitstek geschikt voor studentenwoningen. Het aantal studenten in Den Haag groeit, onder andere door demografische groei maar ook door uitbreiding van het onderwijsaanbod van de Universiteit Leiden. Daarmee groeit de behoefte aan studentenwoningen. Uit recent onderzoek naar studentenhuisvesting in Den Haag (Atrivé, maart 2013; RIS260564) is een tekort naar voren gekomen van 2.800 studentenwoningen. Het college heeft 2 juli 2013 een nieuwe ambitie vastgesteld voor de periode tot 2020. In die periode wil het college 2000 tot 3000 extra studenteneenheden realiseren en daarmee het huidige tekort aan studentenwoningen inlopen.

Uit het onderzoek blijkt verder dat er vooral vraag is naar (semi)zelfstandige woonruimte. Het college wil verschillende type woonruimte realiseren om een gevarieerd aanbod te bieden aan studenten die tijdens hun studie willen wonen in Den Haag. Daarbij heeft het centrumgebied als locatie de voorkeur. Nabijheid van onderwijsinstellingen en een station zoals Hollands Spoor maken de locatie voor studenten bijzonder geschikt.

Laakhaven met de Haagse Hogeschool, station Hollands Spoor en de centrumvoorzieningen aan de andere kant van het station is daarmee een geschikte locatie voor studentenhuisvesting. De afgelopen jaren zijn er al grote complexen voor studenten in Laakhaven gerealiseerd.

Naast studentenhuisvesting zal in het plangebied de komende jaren verder ingezet blijven worden op een gevarieerd stedelijk woon-, werk- en leefmilieu. De woningen die in dit plangebied gerealiseerd (kunnen) worden, zijn bestemd voor mensen met een stedelijke leefstijl. Het gaat hier om één en tweepersoonshuishoudens, jongeren en andere starters op de woningmarkt. Er wordt ingezet op modern en vernieuwend bouwen; differentiatie in architectuur en woningtypologie. De nadruk ligt daarbij op appartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0009.jpg"

3.3.3.2 Werkwoningen

De werkwoning is een flexibel woonconcept waarbij de werk-, bedrijfs- of praktijkfunctie is gekoppeld aan of geïntegreerd in de woonfunctie. De werkwoning komt ook voor onder de naam atelier- bedrijfs-, of praktijkwoning. In de nota 'werkwoningen in de Haagse regio' (RIS 72582, 22-02-2000) worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor werkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, en gebieden langs doorgaande wegen en langs spoorwegen.

3.3.3.3 Kadebeleid Woon- en Bedrijfsboten

Conform het Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten (2000) telt Den Haag 17 locaties waar woonboten blijvend zijn afgemeerd. Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren is een regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is ook een berging en/of een terrasafscheiding mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse. Zo zijn gebruik voor opslag en reclame-uitingen alleen toegestaan op die plaatsen die daarvoor zijn aangewezen.

Op woonschepen zijn de 'Verordening op de Binnenwateren' (RIS 181486, oktober 2011) van de gemeente Den Haag, het B&W-besluit 'Aanwijzing van kaden' van 18 juni 2001, en de beleidsnota 'Bij het wonen op water' (januari 2000, RIS 72164), van toepassing.

Alleen langs de Van Maanenkade zijn woonboten toegestaan. Het water met de woonboten valt buiten het plangebied. Eventuele terrasafscheidingen en bergingen vallen wel binnen het bestemmingsplangebied Laakhavens.

Daarnaast worden langs de Verheeskade twee ligplaatsen voor bedrijfsboten mogelijk gemaakt (zie paragraaf 5.2.8).

3.3.4 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit”. Deze nota is door de Raad vastgesteld op 6 oktober 2011 (RV 126_2011, RIS 181227).
De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening) met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs, ondermeer met topopleidingen.

3.3.4.1 Bedrijven
3.3.4.1.1 Regionaal en provinciaal bedrijventerreinenbeleid

Verordening Ruimte

Het provinciale beleid (Verordening Ruimte) heeft een bedrijventerreinkaart vastgesteld met aangewezen gebieden voor bedrijventerreinen. Hier gelden de volgende spelregels voor:

  • nieuwe bestemmingen voor bedrijventerreinen zijn pas mogelijk als aangetoond is dat er behoefte is;
  • nieuwe bestemmingen voor (bedrijfs)woningen op bedrijventerreinen zijn niet mogelijk. Woonwerkeenheden mogen alleen onder strenge voorwaarden op delen van bedrijventerreinen;
  • de hoogst mogelijk milieucategorie uit de Staat van bedrijfsactiviteiten moet mogelijk zijn op bestemmingen voor bedrijventerreinen. Alleen onder voorwaarden kan hiervan afgeweken worden.

Voor de genoemde voorwaarden wordt verwezen naar de Verordening Ruimte.

Regionale bedrijventerreinenstrategie

De regionale bedrijventerreinenstrategie uit 2008 bevat naast de ruimtelijk-economische programmering van de regionale bedrijventerreinen ook een afspraak over compensatie van verlies van binnenstedelijk bedrijventerrein. De Haagse bedrijventerreinen Fruitweg, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Uitenhagestraat zijn opgenomen in de categorie “herstructurering ten behoeve van behoud van bedrijventerreinfunctie”. Binckhorst is opgenomen in de categorie “transformatie naar gemengd gebied”. Transformatie kan alleen plaatsvinden bij voldoende compensatie van bedrijfsruimte elders in de gemeente en/of regio. Aantasting van het huidige areaal bedrijventerrein wordt onderworpen aan een “nut-en noodzaakanalyse” met als insteek “nee, tenzij”.

Deze aanvullingen zijn opgenomen in het regionaal structuur plan (RSP). Het RSP geldt als een structuurvisie, zoals is omschreven in de Wet ruimtelijke ordening. Laakhaven Centraal is niet opgenomen in deze herstructureringsstrategie.

3.3.4.1.2 Stedelijk bedrijventerreinenbeleid

In de nota Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005 -2020 en Update bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2020 (rv 19, 2007) wordt aangegeven hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota maatregelen en voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van de meer dan vijftien bedrijventerreinen in Den Haag. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in drie categorieën:

  • 1. aanleg nieuwe bedrijfslocaties;
  • 2. herstructurering ten behoeve van het behoud van de bedrijvenbestemming;
  • 3. transformatie van verouderde bedrijfslocaties naar andere bestemmingen of meer gemengde gebieden

Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en het versterken van de ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers, die gebonden zijn aan de stad, in de stad zelf te faciliteren. Hiervoor zijn de bedrijventerreinen Uitenhagestraat, Fruitweg, Laakhaven-Centraal, en een gedeelte van Binckhorst (tot 2020) aangewezen.


Convenant bedrijventerreinen

Met de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (VNO, KvK, MKB) is de bedrijventerreinenstrategie uitgewerkt in een 'Convenant bedrijventerreinen Den Haag'. Dit is op 9 maart 2006 getekend door de gemeente Den Haag en de drie partijen. Een belangrijke afspraak gaat over de stadsgebonden bedrijven. Dit zijn bedrijven die aantoonbaar maken dat hun afzetgebied of medewerkers in Den Haag zitten. Nieuw ten opzichte van de bedrijventerreinenstrategie is dat de gemeente in dit convenant heeft afgesproken zich in te spannen om deze bedrijven te huisvesten bij hun afnemers en werknemers. In dit verband is een speciale positie gevraagd voor Binckhorst en Laakhaven. Bij de uitgifte van bedrijfslocaties zullen de stadgebonden bedrijven, die weg moeten van hun standplaats, een voorkeurspositie krijgen, als ze passen in de nieuwe programma’s.

Havennota

In de Havennota, economisch perspectief Haagse havens (RIS158370 - 3 nov. 2008) wordt het toekomstig economisch kader voor de vier Haagse havens geschetst. Ingegaan wordt op de huidige economische functies in Scheveningen Haven, Bierkade, Laakhaven en Binckhorst, de verschillende potenties voor de toekomst en mogelijke externe ontwikkelingen die economisch van invloed kunnen zijn op het functioneren van de havens. De Havennota sluit aan bij de uitgangspunten van de ‘Structuurvisie Den Haag 2020, Wereldstad aan Zee’ en de verschillende masterplannen en ontwikkelingsvisies.

Actiepunten die zijn opgenomen in de Havennota hebben geen consequenties voor het bestemmingsplan Laakhavens.

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Optimalisering van het grondgebruik is daardoor noodzakelijk. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:

  • 1. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen;
  • 2. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben;
  • 3. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied.

Naast het mengen op de verschillende schaalniveaus is in de Functiemengingstrategie ook aangegeven door de gemeente Den Haag aan welke groottes gedacht kan worden op verschillende locaties als het gaat om functiemenging.

Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan +/-100 m2 mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen +/- 100- 500 m2 geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Groter dan 500 m² zou op bedrijventerrein of kantorenlocatie plaats moeten krijgen.


Bedrijven en milieuzonering

Standaard worden bedrijven op solitaire bedrijvenlocaties ingedeeld in de categorieën 1, 2 en 3 van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Bijlage 3 Staat van bedrijven op bedrijventerreinen'. Bij de vestiging van bedrijfsactiviteiten gecombineerd met andere (geluidgevoelige) functies moet voldoende afstand in acht worden genomen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zodat hinder en gevaar worden voorkomen en bedrijven hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. De werkelijke hinder en 'inpakbaarheid' van bedrijven moet uitwijzen welke bedrijven toelaatbaar zijn. Leidraad bij milieuzonering vormt het boek 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2007. Het rapport bevat een lijst van bedrijven die aanvaardbaar zijn in een gemengd gebied: de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging (Bijlage 2 Staat van bedrijven bij functiemenging). Gemengde gebieden zijn gedefinieerd als gebieden met een matige tot sterke functiemenging zoals stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies. De bijlage gaat uit van drie categorieën:

  • A. Bij categorie A kunnen bedrijfsactiviteiten aanpandig gevestigd worden: de eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • B. Bij categorie B kennen de bedrijfsactiviteiten een zodanige milieubelasting dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden. Dit betekent dat menging op pandniveau tot de mogelijkheden behoort. Voorbeelden in Den Haag van dergelijke oplossingen zijn 'Groenestein' aan de Loosduinseweg en 'De Lamel' aan de Neherkade.
  • C. Bij categorie C geldt hetzelfde als bij B, maar in verband met de verkeersaantrekkende werking moet een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur aanwezig zijn.

In paragraaf 5.5 is beschreven hoe dit beleid vertaald is in het bestemmingsplan.

3.3.4.2 Detailhandel

Regionaal beleid

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Detailhandelstructuurvisie Den Haag vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • Voor geclusterde perifere detailhandel (PDV) en grootschalige detailhandel is in Den Haag alleen in de Megastores de aangewezen locatie.
  • Tuincentra en bouwmarkten zijn onder voorwaarden toegestaan, vestigingen van meer dan 2.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest.
  • Detailhandel op trafficlocaties is onder 200 m² toegestaan en alleen op de provinciaal aangewezen knooppunten voor hoogwaardig openbaar vervoer.
  • Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd.
  • Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. In de Detailhandelsnota is verder vastgelegd dat periodiek een detailhandelsmonitor zal worden uitgevoerd, op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden. De monitor is een quickscan en wordt gehanteerd als relatief snelle methode om vast te stellen hoe de winkelgebieden in de hoofdwinkelstructuur er voor staan. Tevens ontstaat op hoofdlijnen inzicht in welke winkelgebieden kansrijk zijn om in te investeren vanuit markttechnisch perspectief.

Deze kennis is ingezet bij het opstellen van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011), waarin ook een actualisatie voor een deel van het detailhandelsbeleid is opgenomen. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse retailbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse binnenstadsplan. Daarnaast stimuleert de gemeente vernieuwende of bijzondere marktinitiatieven, de consument staat hierbij centraal. Bij perifere detailhandelinitiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Verder zet de gemeente in op het versterken en behouden van de bestaande bijzondere winkelgebieden, de zgn 'parels'. In de buurten en wijken voor behoud van de sterke winkelkwaliteit in het belang van sociale cohesie, identiteit en leefkwaliteit. Het verbeteren van de vestigingskwaliteit voor retailers speelt hier een belangrijke rol, zoals openbare ruimte, beheer, etc.

Bij Hollands Spoor komen nieuwe winkels en horeca gericht op reizigers en passanten bij de nieuwe passage 'De Schakel' tussen de stationshal en de Waldorpstraat. Het gaat hierbij om een toevoeging van maximaal 1600 m2 vvo detailhandel en horeca. In de huidige situatie is ca. 1000 m2 bvo detailhandel en horeca aanwezig.

De kavel op de hoek van het Leeghwaterplein en de Van der Kunstraat biedt bebouwingsmogelijkheden voor een woongebouw waarin ook een nieuwe entree van de MegaStores kan worden opgenomen. Op de begane grond is commercieel programma waaronder enige detailhandel en dienstverlening toegestaan als 'begeleiding' naar de nieuwe entree. De toevoeging van detailhandel bedraagt maximaal 800 m2.

In paragraaf 5.3 wordt deze toevoeging getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. In paragraaf 5.5 is beschreven hoe dit beleid en deze ontwikkelingen vertaald zijn in het bestemmingsplan.

3.3.4.3 Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 is op 4 februari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. De toekomstvisie geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties). Er zijn verschillende ontwikkelingen die vragen om een nieuw, toekomstgericht horecabeleid.

Op dit moment is er nog maar weinig ruimte beschikbaar op de meest aantrekkelijke horecalocaties. De horecaontwikkeling zit hierdoor teveel 'op slot'. Er wordt vanuit diverse plannen ingezet op verschillende ontwikkelingslocaties voor de middellange en lange termijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Scheveningen kuststrook, de Binnenstad, maar zeker ook aan locaties zoals de Binckhorst, het Beatrixkwartier en Laakhaven.

Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.
Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

Voor het opstellen van het bestemmingsplan Laakhavens is vooral het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) van belang. Centrum en Scheveningen zijn èn blijven de belangrijkste horecagebieden.
Laakhaven is een bijzonder gebied dat zich op veel plaatsen aan het water goed leent als verblijfsgebied. Langs de Leeghwaterkade is al een viertal horecavestigingen aangevuld met drie terrasboten aanwezig. Langs de Verheeskade is plaats voor maximaal 2 bedrijfsboten, waarop ook horeca toegestaan is, en bij de toekomstige ingang van de MegaStores aan het Leeghwaterplein is een enkele horecavestiging mogelijk gemaakt met een maximum van 200 m2 in totaal.

Zoals hiervoor aangegeven komen bij station Hollands Spoor nieuwe winkels en horeca gericht op reizigers en passanten. Het gaat hierbij om een toevoeging van maximaal 1600 m2 vvo detailhandel en horeca. In de huidige situatie is ca. 1000 m2 bvo detailhandel en horeca aanwezig.

Daarnaast is er ruimte voor horecavoorzieningen gericht op de grote aantallen studenten die er studeren en wonen. Locaties hiervoor zijn het Johanna Westerdijkplein en het Rijswijkseplein.

Hotelbeleid

De Hotelstrategie Den Haag (collegebesluit 16 juli 2013) 'Check in The Hague' is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verder diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. De uitgangspunten blijven hetzelfde als de vorige nota waar het gaat om het belang van toerisme in het algemeen en de bijdrage van een gezonde hotelsector hieraan. In de uitwerking maakt de gemeente echter scherpere keuzes. Het hotelbeleid is gepositioneerd binnen de grotere kaders van de internationale, economische en toeristische ambities van de stad: 'quality of life', kwaliteit en sterke clusters.

De Hotelstrategie is gericht op een mix van het actief en stimulerend optreden van de gemeente, het faciliteren van initiatiefnemers in het stedelijke gebied en waar mogelijk het wegnemen van belemmeringen bij de exploitatie van hotels. Er is minder ruimte voor kwantitatieve uitbreiding dan bij de vorige nota. Substantiële uitbreiding van het aantal hotelkamers wordt alleen actief ondersteund indien er marktruimte bestaat voor het betreffende hotelinitiatief of het initiatief zorgt voor extra (aanvullende) marktvraag. Het bieden van ruimte aan bijzondere en kleinschalige formules vormt één van de elementen in deze strategie.

Speerpuntgebieden in het hotelbeleid zijn de Binnenstad en Scheveningen. Het hotelbeleid wijst geen locaties aan en de strategie geeft slechts aan waar ruimte voor bestaat, met name in kwalitatieve zin. De gemeente zal in de toekomst slechts op strategische locaties actief opereren en de besluitvorming over het al dan niet faciliteren van een hotelinitiatief af laten hangen van het gebied, de locatie, het concept, de initiatiefnemer en de exploitant.

In de Hotelstrategie is de binnenstad en Scheveningen een van de speerpuntgebieden. Dat betekent dat de gemeente in beginsel positief tegenover initiatieven (ook uitbreidingsplannen van bestaande hotels) in deze gebieden staat. De gemeente faciliteert indien mogelijk door onder meer te wijzen op strategische locaties en functiewijzigingen mogelijk te maken. Het gaat dan om initiatieven die daadwerkelijk iets toevoegen aan het bestaande aanbod en bijdragen aan de ruimtelijk-economische structuur, zoals bijvoorbeeld de initiatieven in Scheveningen Haven. Deze zijn onderdeel van een reeds vastgesteld en lopende gebiedsontwikkeling.

Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente meer terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies. Uitzondering hierop vormt een á twee ontwikkelingen aan de snelweg.

De vestigingsmogelijkheden in Laakhaven zijn beperkt tot één hotel van maximaal 5.000 m2 aan de Waldorpstraat bij Station Hollands Spoor.

Ligplaatsenplan

Het Ligplaatsenplan, op basis van de Verordening op de Binnenwateren, dat is vastgesteld op 15 mei 2012 (RIS 249285) wijst locaties aan waar woon- en bedrijfsschepen, drijvende horeca-terrassen en recreatieschepen kunnen aanmeren.

Aan de Leeghwaterkade zijn maximaal drie drijvende horeca-terrassen toegestaan. Langs de Cruquiskade en de Verheeskade mogen recreatieschepen afmeren. Langs de Cruquiuskade mogen tevens passantenschepen aanleggen.

De Verheeskade biedt daarnaast plaats aan een coffeeshopboot en koffieboot die afkomstig zijn van de Calandkade.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0258FLaakhavens-50VA_0010.jpg"

detailkaart Ligplaatsenplan uit 2012

In paragraaf 5.5 is beschreven hoe dit beleid vertaald is in het bestemmingsplan.

3.3.4.4 Kantoren

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook op gericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. omgevingsvergunning worden toegevoegd.

In paragraaf 5.4 is een verantwoording opgenomen hoe in onderhavig bestemmingsplan met het kantorenbeleid wordt omgegaan.

3.3.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
3.3.5.1 Onderwijs

Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.
De toename van het aantal woningen in Laakhaven leidt niet tot een wijziging in dit beleid.

Laakhaven is tegenwoordig dé locatie voor het Hoger Beroepsonderwijs. Het ROC Mondriaan dat al aan het Leeghwaterplein gevestigd was, heeft een nieuwbouw project toegevoegd aan de overzijde van de Waldorpstraat. De Haagse Hogeschool aan het Johanna Westerdijkplein is nog regelmatig bezig met uitbreiding van onderwijslocaties.

Kinderopvang

Op 19 april 2001 heeft de gemeenteraad de 'Nota ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld. Geschikte locaties voor kinderopvang zijn moeilijk te vinden. De meeste bestemmingsplannen zijn niet afgestemd op deze grote groei van behoefte aan kinderopvangplaatsen. Met deze nota is een belangrijk instrument gecreëerd om geobjectiveerd en gestructureerd te beslissen over de vestiging van kindercentra. De belangen van omwonenden verliest het college daarbij niet uit het oog. De in de nota opgenomen voorwaarden (ruimtelijke criteria) staan borg voor een zorgvuldige afweging van belangen. In de nota staan de (stedenbouwkundige) voorwaarden waaraan locaties voor nieuwe kindercentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen) moeten voldoen om deze centra ruimtelijk in te kunnen passen in de stad. De volgende criteria zijn in de nota opgenomen:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)
  • kindercentra in vrijstaande of half vrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren

Aanvullend op de bovenstaande beleidsnota heeft wethouder Dekker in brieven (november 2007 en februari 2009) aan de Commissie Jeugd en Burgerschap aangegeven welke acties van de gemeente bij de uitbreiding van buitenschoolse opvang worden ingezet. De verwachting is dat de wachtlijsten verder zullen groeien. De gemeente zal als regisseur fungeren bij het vinden van geschikte locaties om zo de groeiende wachtlijsten te verkorten. Een bestemmingsplan is een instrument dat een dergelijke faciliterende rol kan vervullen.

In paragraaf 5.5 is opgenomen hoe dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan.

3.3.5.2 Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

3.3.5.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2.

In paragraaf 5.5 is opgenomen hoe dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan.

3.3.6 Cultuur en ontspanning
3.3.6.1 Cultuur

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.
Voor het publiek minder zichtbaar maar voor het kunstklimaat niet minder belangrijk, wordt daarnaast op tal van plaatsen, in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. In de periferie van de binnenstad bevindt zich een concentratie van dergelijke plekken.

3.3.6.2 Leisure

Den Haag streeft met de Leisurenota naar een optimaal en onderscheidend ontspanningspakket, zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau. Onder 'leisure' worden alle (concentraties van) publieksverzorgende, commerciële vrijetijdsvoorzieningen met een (boven-) stedelijke verzorgingsfunctie verstaan. Hierbij gaat het onder meer om horeca, attracties, kunst, cultuur, sport, spel, wellness, verblijfsaccommodaties en zakelijk toerisme. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Belangrijkste leisurelocaties zijn de kuststrook en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.

Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer.

3.3.7 Sport en recreatie
3.3.7.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties, maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Sportvoorzieningen zijn in Laakhaven beperkt tot een studentenroeivereniging en commerciële voorzieningen, waaronder sporthal van de Haagse Hogeschool, fitness en klimhal in gebouw 'De Globe' aan de Waldorpstraat en fitness aan de Verheeskade.

3.3.7.2 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 tot 150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 tot 600 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   > 750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dient de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.

In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:

  • 1. een centrale, sociaalveilige plek in de buurt, dus geen 'overhoek'
  • 2. woningen moeten gericht zijn op het spelen, sociale controle (belangrijk voor meisjes)
  • 3. speelruimte combineren met een ontmoetingsplek of groen
  • 4. verkeersveiligheid rondom een speelplek
  • 5. speelplekken dienen bruikbaar en toegankelijk te zijn voor kinderen met en zonder handicap.

In paragraaf 5.5 is opgenomen hoe dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen, water, bodem, archeologie, en gebiedsgericht milieubeleid.

4.2 Milieueffectrapportage

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit Milieueffectrapportage in werking getreden. Essentie van de wijziging is dat voor de beoordeling of een activiteit m.e.r.-plichtig is (de activiteit komt voor in de D-lijst) niet kan worden volstaan met toetsing aan de drempelwaarde maar dat ook rekening moet worden gehouden met de criteria in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als gevolg hiervan zijn in de D-lijst nu richtwaarden (in plaats van drempelwaarden) opgenomen en is in het nieuwe besluit bepaald dat voor gevallen die onder deze richtwaarden blijven, een eenvoudige m.e.r.-beoordeling kan worden uitgevoerd die volledig op gaat in de moederprocedure (bijv. bestemmingsplan). Het nieuwe besluit is daarmee in overeenstemming gebracht met de Europese m.e.r.-richtlijn.

In onderhavig bestemmingsplan wordt een aantal gemengde ontwikkelingen (woningen met niet-woonfuncties) mogelijk gemaakt. Daarmee valt dit bestemmingsplan in de categorie 'Aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2) in de D-lijst van het besluit. De drempelwaarden bij deze categorie worden met dit bestemmingsplan niet overschreden. Derhalve dient een beoordeling te worden gemaakt van het project aan de hand van de criteria (kenmerken van de activiteit, de plaats en de gevolgen van de van activiteit) in bijlage III van de Europese richtlijn (vormvrije mer-beoordeling).

Het woningaantal dat met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt onder de 2.000. Het gaat om maximaal 78 woningen (appartementen) en 970 studentenwoningen of 238 woningen (appartementen) en 650 studentenwoningen. Daarnaast wordt nog maximaal 1.800 m2 detailhandel toegevoegd (los van enkele kleine vestigingen).

Het totale volume dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt ruimschoots onder de richtwaarden van categorie D11.2 van het Besluit Milieueffectrapportage. Daarnaast geven ligging, kenmerken en omgeving van het bestemmingsplangebied geen aanleiding om te veronderstellen dat het bestemmingsplan zal leiden tot aanzienlijke negatieve (cumulatieve) milieueffecten.

In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich evenmin kwetsbare gebieden. Het plangebied is gelegen op ruime afstand van de Natura 2000-gebieden Meijendel en Berkheide, Westduinpark en Solleveld (hemelsbreed meer dan 1 kilometer). Significant negatieve effecten van dit bestemmingsplan op het Natura 2000-gebied mogen dan ook niet worden verwacht.

Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan Laakhavens niet zal leiden tot aanzienlijke negatieve (cumulatieve) milieueffecten. Het bestemmingsplan is derhalve niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

4.3 Externe veiligheid

Algemene beginselen externe veiligheid
Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar hooguit bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk).

De beoordeling van de externe veiligheid vindt plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas).

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

Voorlichting burgers bij (dreigende) calamiteit

In het kader van de 'wat doe je' campagne zijn folders gemaakt en voor het publiek beschikbaar gesteld via de stadsdeelkantoren en de brandweerkazernes in Den Haag. In deze folders wordt voor verschillende calamiteiten (brand, uitvallen nutsvoorzieningen) de te nemen maatregelen beschreven.

Het alarmeren van de bevolking vond tot voor kort plaats met behulp van sirenes en door middel van huis-aan-huis meldingen door de hulpdiensten, eventueel met een geluidswagen. Beide systemen hebben beperkingen: een sirene geeft geen informatie over de ramp, huis-aan-huis gaan of een geluidswagen inzetten kost tijd.

Sinds 11 juni 2012 kunnen bewoners van Den Haag snel geïnformeerd worden in geval van een (dreigende) calamiteit met gevaarlijke stoffen door de inzet van NL-Alert.

NL-Alert is een nieuw waarschuwings- en alarmeringssysteem van de overheid voor de mobiele telefoon dat die beperkingen kan ondervangen. Door middel van cell-broadcasting kunnen bewoners in de nabijheid van een risicovol object tijdig worden gealarmeerd in geval van een (dreigende) calamiteit via een sms-bericht. NL-Alert beperkt zich niet alleen tot het waarschuwen maar meldt ook dát er iets aan de hand is en wat mensen moeten doen. Via de meldkamer van de regionale Brandweer wordt het bericht naar de dichtstbijzijnde GPRS-zendmast gestuurd. Omdat het bericht naar een specifiek zendgebied wordt gestuurd, kan informatie toegesneden op de situatie worden geleverd.

De bevolking alarmeren met korte teksten naar mobiele telefoons is nieuw. De TU Delft heeft daarom via een webexperiment onderzocht wat voor type alarmberichten het duidelijks en effectiefst zijn. Een belangrijke voorwaarde is dat de berichten kort zijn. Om de ontvanger van een bericht tot actie te bewegen is van belang om in het tekstbericht de locatie van de (dreigende) ramp te vermelden.

NL-Alert en cell-broadcasting zijn nog geen bekende begrippen. Bekendheid met de techniek is een voorwaarde, zodat de bevolking weet onder welke omstandigheden een bericht op een mobiele telefoon kan worden ontvangen. Met de invoering van dit alarmeringssysteem is ook een voorlichtingscampagne in Haaglanden gestart.

4.3.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet bij een bestemmingsplan de risicobenadering worden toegepast.

In het kader van de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen definieert het Rijk momenteel een basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het basisnet beoogt daarbij de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te verminderen door het vaststellen van gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor de ruimtelijke ordening.

Op 1 november 2011 is de Handleiding Risicoanalyse Transport verschenen (concept). In deze handleiding zijn de effectafstanden 1%-letaliteit (invloedsgebieden) vastgelegd. In onderstaande tabel zijn de afstanden voor de meest gangbare stofcategorieën weergegeven.


Tabel - Invloedsgebieden vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Stofcategorie   Invloedsgebied [m]  
LF1   Brandbare vloeistoffen (diesel)   45  
LF2   Brandbare vloeistof (benzine)   45  
GF3   Brandbare gassen (propaan, LPG)   355  
GT3   Toxisch gas (ammoniak)   560  
LT1   Toxische vloeistof (acrynitril)   730  
LT2   Toxische vloeistof (propylamine)   880  
LT3   Toxische vloeistof (acroleïne)   > 4000  
LT4   Toxische vloeistof (methylisocyanaat)   > 4000  

Bron: bijlagenrapport Handleiding Risicoanalyse Transport (HART)

Met het in werking treden van de gewijzigde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, per 31 juli 2012 (Stcrt. 14687, 2012), is het gebruik van deze handleiding verplicht.

Rijkswegen
Voor omgevingsbesluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs wegen die deel uitmaken van het basisnet kan de berekening van het plaatsgebonden risico (PR) achterwege blijven. Bij het basisnet gelden namelijk de afstanden die in bijlage 2 bij deze circulaire zijn opgenomen. Tot het basisnet behoren in Den Haag de rijkswegen A4, A12 en A13.

De geprojecteerde bestemmingen liggen buiten de in bijlage 2 van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen genoemde veiligheidsafstanden voor de hierboven opgesomde wegen.

Om te voorkomen dat bij kleinere veiligheidszones de burger onvoldoende beschermd wordt tegen de mogelijke gevolgen van een incident met brandbare vloeistoffen zijn langs routes waarover veel brandbare vloeistoffen vervoerd worden plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aangewezen. Dit zijn gebieden tot 30 m van de weg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. De contour wordt gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook.

De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Zoeterwoude Dorp en de A13 zijn aangemerkt als een plasbrandaandachtsgebied. De A4 tussen Knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (afrit 12), de A12 en de A44-N44 hebben géén plasbrandaandachtsgebied.

Het plangebied ligt buiten plasbrandaandachtsgebieden.

Voor het vaststellen van het maximale invloedsgebied is gebruik gemaakt van de meest recente vervoerscijfers van Rijkswaterstaat. Hierbij zijn de volgende trajecten beschouwd:

  • A4, tussen knooppunt Prins Clausplein en knooppunt Ypenburg (Z8)
  • A4, tussen knooppunt Ypenburg en Den Haag Zuid (Z9)
  • A12, tussen knooppunt Prins Clausplein en afslag 3 (Utrechtsebaan)
  • A13, tussen knooppunt Ypenburg en afslag Delft (Z29)

Het plangebied ligt op circa 3.050 m vanaf de A4 en de A13 en circa 1.050 vanaf de A12. Voor de beoordeling van het groepsrisico zijn alleen de stoffen behorende tot categorie LT3 en LT4 van belang.

Voor deze wegvakken gelden de volgende vervoersfrequenties.

Tabel 2: Vervoersfrequenties LT3 en LT4 rijkswegen

Traject rijksweg   LT3   LT4  
Utrechtsebaan   0   0  
Z8   32   0  
Z9   0   0  
Z29   32   0  

Op grond van tabel 10 van het bijlagenrapport van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) ligt de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour op de weg (de drempelwaarde ligt ver boven de waargenomen transporten).

Ondanks de verwachte groei van de vervoersintensiteiten voor de stofcategorie LT3, gedurende de planperiode, is er sprake van een zeer lage vervoersintensiteit. Hoewel het groepsrisico in het onderhavige geval niet rekenkundig is vastgesteld, is het aannemelijk om te veronderstellen dat het groepsrisico laag zal zijn. De afstand van het plangebied tot de hier beschouwde rijkswegen is zo groot, dat de bijdrage van de geprojecteerde bestemmingen in het plangebied aan het groepsrisico nihil zal zijn.

Gelet op deze omstandigheid is het treffen van bouwkundige maatregelen (bijvoorbeeld het op een centrale plaats afsluiten van de ventilatie nij eventuele nieuwe ontwikkelingen) disproportioneel in relatie tot de kans op een ongeval en de gevolgen daarvan. Op een afstand van meer dan 3 km zullen de letale gevolgen beperkt zijn. Het gesloten houden van ramen en deuren zou een afdoende maatregel moeten zijn. Door een tijdige inzet van E-Alert (zie hierna) kunnen bewoners binnen het plangebied er voor zorgen dat zij geen nadelige gevolgen van een ramp zullen ondervinden.

Bevoorrading LPG-tankstation Neherkade

Aan de Neherkade 2980 is een LPG-tankstation gevestigd. Voor dit LPG-tankstation geldt een maximaal toegestane jaarlijkse doorzet van 1.000 m3 LPG. Aan de hand van deze gegevens is de vervoersfrequentie van en naar het LPG-tankstation bepaald (140 LPG-tankwagenbewegingen per jaar).

Ten behoeve van de milieueffectrapportage voor de infrastructurele wijziging van de Neherkade is een QRA uitgevoerd (rapport Tauw, d.d. 31 mei 2011). Onderdeel van de reconstructie is de aanleg van een ongelijkvloerse kruising ter plaatse van de Calandstraat/Slachthuislaan. Blijkens de QRA bedraagt het groepsrisico voor de bestaande situatie 0,54 maal de oriëntatiewaarde en 0,60 maal de oriëntatiewaarde voor de nieuwe situatie. Het groepsrisico wordt voornamelijk bepaald door de Haagse Hogeschool en de hoogteaccenten direct langs de Neherkade. De 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour ligt op de weg.

Voor de QRA is voor LPG een invloedsgebied van 325 m aangehouden. Voor de QRA is uitgegaan van de huidige bestemmingen in Laakhaven West. Ondanks de hogere bebouwingsdichtheid in de toekomstige situatie, zal de voor het groepsrisico maatgevende kilometer niet verschuiven. De Haagse Hogeschool en de woningbouw aan de overzijde van het kanaal zijn zeer bepalend voor het groepsrisico. Het groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde en zal vanwege ontwikkelingen in de naastgelegen gebieden Laakhaven West en Petroleumhaven niet toenemen.

De eerstelijns bebouwing binnen het plangebied ligt op meer dan 45 m van de Neherkade en daarmee buiten het invloedsgebied van het transport van benzine en diesel. Vaarwegen worden niet meegenomen in de beoordeling van het groepsrisico. Een nadere verantwoording is daarom niet noodzakelijk.

4.3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet bij een bestemmmingsplan de risicobenadering worden toegepast. Dit geldt wanneer de ontwikkeling binnen 200 m van de spoorweg, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, is gesitueerd.

Op het spoortraject Den Haag-Leiden (baanvak 67) vindt geen regulier vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Onder bijzondere omstandigheden (omleidingen als gevolg van herstelwerkzaamheden ter plaatse van een ander baanvak) is het vervoer van gevaarlijke stoffen met behulp van spoorketelwagens mogelijk (omleidingscenario).

In opdracht van de gemeente Leidschendam-Voorburg heeft adviesbureau AVIV BV een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor het hierboven omschreven omleidingscenario.

Voor elk van de stofcategorieën A (propaan), B2 (ammoniak), B3 (chloor) en D4 (acroleïne) is met het rekenmodel RBM II een berekening uitgevoerd met 50 ketelwagens per jaar. Het onderzoeksgebied wordt in de lengterichting begrensd door de Utrechtsebaan en Duivenvoorde (circa 1,5 km vanaf de Haagse gemeentegrens richting Leiden). Met name in het Haagse deel van het invloedsgebied is sprake van een hoge populatiedichtheid langs het spoor (Nationale Nederlanden, Siemens en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).

Uit het rapport van 17 januari 2012 (kenmerk 112138) blijkt dat het plaatsgebonden risico binnen het baanvak blijft.

De berekeningen voor stofcategorie C3 (pentaan) en D3 (acrynitril) hebben niet geleid tot een groepsrisico. Dit wil zeggen dat de kans op 10 of meer slachtoffers kleiner is dan 10-9 per jaar. Het groepsrisico vanwege de stofcategorieën A (propaan), B2 (ammoniak), B3 (chloor) en D4 (acroleïne) is nihil (ver onder de 0,1 maal de oriëntatiewaarde).

Het plangebied ligt buiten het onderzoeksgebied van voornoemde studie. Toch biedt dit onderzoek meerwaarde voor de risicoanalyse van dit bouwplan. De populatiedichtheid langs het spoor in de hierboven besproken studie is vergelijkbaar met de populatiedichtheid in het plangebied. Het groepsrisico blijft voor het hele spoortraject op Haags grondgebied zeer laag.
Een nieuwe kwantitatieve risicoanalyse biedt in dat verband geen meerwaarde.

4.3.3 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

De meest zuidwestelijke hoek van het plangebied is gelegen nabij de Fruitweg en Groenteweg. Ter plaatse van deze wegen is de buisleiding W-509-06 van de Gasunie gelegen. Een deel van het plangebied ligt daarmee binnen het invloedsgebied van deze buisleiding.

Ten behoeve van het bestemmingsplan Moerwijk zuidoost en het bestemmingsplan Transvaal zijn kwantitatieve risicoanalyses (hierna QRA) uitgevoerd. De invloedsgebieden van deze gebieden vallen samen met het hierboven beschreven deel van de buisleiding. Uit de QRA voor het bestemmingsplan Moerwijk zuidoost, opgesteld door de KEMA (rapport van 25 september 2009, kenmerk 66912927-GCS 09.M.50246) (zie bijlage 1), blijkt dat het groepsrisico ter plaatse van de maatgevende kilometer 0,47 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. De maatgevende kilometer strekt zich van het Erasmusplein tot aan de Fruitweg. Voor dit onderzoek is nog gebruik gemaakt van het rekenmodel Pipesafe van de Gasunie.

Vanwege het hoge groepsrisico in Transvaal (markt aan de Herman Costerstraat) worden saneringsmaatregelen getroffen. Hiertoe is recent door DNV KEMA Energy & Sustainability een nieuwe QRA uitgevoerd (rapport van 20 februari 2013, kenmerk 74102362- GCS 13.R.53532) (zie bijlage 2). Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van het voorgeschreven rekenmodel Carola. Uit dit onderzoek blijkt dat het groepsrisico ter hoogte van de Fruitweg 0,3 maal de oriëntatiewaarde is.

Aangezien de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en binnen het invloedsgebied van de leiding geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt (het groepsrisico neemt niet toe) is een nadere verantwoording niet noodzakelijk.

Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren die voor dit plan van belang zijn.

4.3.4 Inrichtingen

Indien een nieuw bestemmingsplan de bouw of vestiging van kwetsbare objecten mogelijk maakt geldt dat de in artikel 5 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gestelde grenswaarden in acht dienen te worden genomen. Is er sprake van de (voorgenomen) bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten dan dient er rekening met de gestelde richtwaarden te worden gehouden. Deze grens- en richtwaarden laten zich vertalen in veiligheidsafstanden. Deze afstanden zijn voor verschillende risicobronnen in de Regeling externe veiligheid inrichtingen vastgesteld.

De hierboven bedoelde grens- en richtwaarden behoeven overigens alleen in acht te worden genomen met betrekking tot de bestemming van grond, voor zover die grond ligt binnen het invloedsgebied van een inrichting waarvoor het Bevi van toepassing is (artikel 2, lid 2 Bevi). Met andere woorden, als de geprojecteerde bestemming buiten het invloedsgebied ligt, behoeven de grenswaarden dan wel richtwaarden niet in acht te worden genomen. Voor het plangebied is het LPG tankstation aan de Neherkade 2980 van belang.

Het bestemmingsplan maakt binnen het invloedsgebied van dit tankstation geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel zijn binnen het invloedsgebied kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het gaat hier om reeds bestaande (vergunde en gebouwde) objecten.

4.3.4.1 LPG-tankstation Neherkade

Het invloedsgebied van het LPG tankstation aan de Neherkade 2980 reikt tot binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. In het kader van het bestemmingsplan 'Laakhaven - west' is door AVIV een onderzoek uitgevoerd (rapport van 13 september 2012, kenmerk
122362). Hieruit volgt het volgende groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde:

  huidig   toekomst  
Bevoorrading overdag   1,12   1,12  
Bevoorrading 's avonds   1,57   1,98  

Met het vaststellen van het bestemmingsplan 'Laakhaven - West en Petroleumhaven' is het toekomstig scenario mogelijk gemaakt, waarmee dit toekomstig scenario voor onderhavig bestemmingsplan als huidig scenario geldt.

Wettelijk kader
Het wettelijk kader voor de beoordeling van de externe veiligheid rondom het LPG Tankstation bestaat uit het hierboven reeds aangehaalde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Deze geven de kaders voor de beoordeling van de externe veiligheidsaspecten van aangewezen inrichtingen. De criteria zijn gedefinieerd op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De consequenties van de toetsing zijn in het Bevi vastgelegd.

Plaatsgebonden risico (PR)
Het PR geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen (met uitzondering van verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal twee per hectare en dienst- of bedrijfswoningen).

Groeprisico (GR)
Het GR is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitgrens: de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor LPG-tankstations wordt het invloedsgebied echter bepaald door de 100% letaliteitsgrens: de afstand waarop alle blootgestelden komen te overlijden. Deze afstand bedraagt 150 m en is vastgelegd in de Regeling externe veiligheids inrichtingen (Revi). Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve. Het ijkpunt voor het groepsrisico wordt aangeduid als oriëntatiewaarde. Deze waarde vormt niet een harde wettelijke grens maar is een maat waarmee lokaal een afweging moet worden gemaakt. Niet alleen bij de overschrijding van de oriëntatiewaarde maar ook bij een toename onder de oriëntatiewaarde moet deze afweging worden gemaakt. In de verantwoordingsnotitie groepsrisico wordt beschreven welke overwegingen bij de afweging zijn gebruikt en welke maatregelen worden genomen om het groepsrisico te beperkingen. De Veligheidsregio heeft een wettelijke adviestaak met betrekking tot het groepsrisico, met name daar waar het gaat om bestrijdbaarheid van een incident en zelfredzaamheid van aanwezige personen.
Voor een LPG-tankstation wordt het groepsrisico met name bepaald door een ongeval waarbij de gehele inhoud van de tank in een keer vrijkomt. Dit wordt een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) genoemd. De gehele inhoud kan vrijkomen doordat de tank ernstig beschadigd raakt door de mechanische impact ten gevolge van een botsing (een zogenaamde koude BLEVE) of doordat een tank met brandbaar gas wordt opgewarmd door een brand in de directe omgeving (een zogenaamde warme BLEVE). Door de opwarming van de inhoud van de tank, neemt de druk toe, totdat deze te hoog is en de tank alsnog bezwijkt. De tankwand wordt niet gelijkmatig opgewarmd als de tankwagen niet geheel gevuld is. De warmteafgifte naar de tankwand boven het vloeistofniveau is lager dan ter plaatse van de vloeistof. Naast de snelheid van het verdampingsproces is de hoeveelheid gas en de snelheid waarmee dat vrijkomt, bepalend voor de kracht van de BLEVE.

Bij een warme BLEVE zal in een straal van 150 m iedereen in de omgeving dodelijk getroffen zijn vanwege de enorme warmtestraling en zullen ook alle gebouwen in dit gebied (grotendeels) verwoest worden. Tot op een afstand van ruim 300 m kunnen mensen gewond raken en zal er schade aan gebouwen optreden.


LPG Convenant
Het Rijk heeft een convenant gesloten met de LPG-branche om de veiligheid op en rond bestaande LPG tankstations te verbeteren. De belangrijkste maatregel is het aanbrengen van een hittewerende bekleding op de LPG-tankwagens. De maatregel stelt de hulpdiensten in staat om het gebied rondom het tankstation tijdig te ontruimen in geval van een brand in de nabijheid van de LPG-tankwagen. Het convenant voorziet ook in de realisatie van een verbeterde vulslang. Door het toepassen van deze vulslang op LPG-tankauto's wordt de kans op een lekkage of breuk lager ingeschat.
Vanzelfsprekend moet het LPG-tankstation ook voldoen aan de veiligheidsafstanden volgens het Revi en de voorschriften in de bijlage behorende bij het Besluit LPG-tankstations milieubeheer en de voorschriften in de vigerende milieuvergunning. De branche heeft zich gecommitteerd om het groepsrisico tot onder de oriëntatiewaarde te brengen (peildatum 27 oktober 2004) en zonodig de verkoop van LPG te beëindigen indien dit niet haalbaar blijkt te zijn.
Niet alle vervoerders van LPG hebben het convenant LPG-Autogas ondertekend. Daarom introduceert de wetgever een bepaling waarbij zodanige maatregelen worden getroffen dat gedurende tenminste 75 minuten, na het ontstaan van een plasbrand op de opstelplaats van de LPG-tankwagen, geen warme BLEVE kan optreden. Tot de maatregelen behoren het hittewerend bekleden van de tankwagens en het ter plaatse van de opstelplaats van de LPG-tankwagen aanbrengen van een automatische deluge-installatie. De bepaling is opgenomen in artikel 5 van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer 2013. De ontwerptekst is gepubliceerd in de Staatscourant van 21 mei 2012 (nr. 9588). Het ontwerpbesluit is zowel aan de Eerste als de Tweede Kamer verstuurd. Bij het in werking treden van dit besluit vervalt het Besluit LPG-tankstations milieubeheer.

Het onderhavige LPG-tankstation wordt bevoorraad door tankwagens voorzien van een hittewerende bekleding. In geval van een plasbrand hebben de hulpdiensten voldoende tijd om het gebied rondom het tankstation te ontruimen (zie onder voorlichting en alarmering burgers).

Beschrijving bestaande situatie
De doorzet van het tankstation aan de Neherkade 2980 bedraagt maximaal 999 m3 LPG per jaar. Dit is in de milieuvergunning vastgelegd. De afgelopen jaren bedroeg de jaarlijkse doorzet ongeveer 700 m3  LPG.

Tot 2009 was het LPG-tankstation voorzien van een ondergronds reservoir met een inhoud van 40 m3. De ondergrondse tank voldeed aanvankelijk niet aan de nieuwe veiligheidsafstanden volgens het Revi. Het groepsrisico lag bovendien net boven de oriëntatiewaarde. De tank is in 2009 vervangen door een kleinere tank (20 m3) en verplaatst, zodat thans aan alle voorschriften wordt voldaan en het groepsrisico ongeveer gelijk is aan de oriëntatiewaarde.
In haar notitie 'Onderbouwing van effectiviteit hittewerende coating' beveelt het RIVM aan om altijd een minimale afstand van 25 m rondom een LPG-vulpunt vrij te houden zodat hulpverleners de situatie aan alle kanten goed kunnen waarnemen om de ernst ervan te kunnen beoordelen en de brand te kunnen bestrijden. In het onderhavige geval is het LPG-vulpunt op ruime afstand vanaf de Neherkade zichtbaar. Hoewel de opstallen van het tankstation op minder dan 25 m van het vulpunt zijn gelegen, is het zicht toch vrijwel onbelemmerd.

Zelfredzaamheid
Behalve de vraag of zelfredding mogelijk is gezien de verschillende effectscenario's, zijn de fysieke eigenschappen van bewoners, bezoekers, gebouwen en omgeving van invloed op de vraag of die zelfredding optimaal kan plaatsvinden. Binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation bevinden zich geen bijzonder kwetsbare groepen (scholen voor kinderen onder de 12 jaar, verpleeghuizen).
Vluchtroutes moeten personen direct van de calamiteit wegleiden. Voor het gehele plangebied geldt dat er voldoende vluchtwegen aanwezig zijn om het plangebied in geval van calamiteit te ontvluchten. De zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied wordt dan ook voldoende geacht.


Te nemen maatregelen voor het beperken van het groepsrisico

Bronmaatregelen
Hiervoor zijn de maatregelen in het kader van het convenant besproken. Daarnaast zijn nog andere maatregelen aan de risicobron te nemen. Deze maatregelen kunnen zijn:

  • Stoppen met de verkoop van LPG bij dit tankstation, waardoor het geen risico meer vormt.
    Het LPG vulpunt is in 2007 verplaatst en voldoet thans aan de normen en regels. Op 9 juni 2010 is een herziene milieuvergunning afgegeven en er is geen reden om de milieuvergunning in te trekken. De enige mogelijkheid om de verkoop van LPG te beëindigen, is het zogenaamde wegbestemmen en het zo nodig onteigenen van het tankstation. Deze oplossing vraagt naast een lange tijdsduur ook een grote financiële inspanning van de gemeente. Bovendien is de huidige locatie van dit tankstation passend. Dit laatste staat ook zo geschreven in de Nota motorbrandstofverkooppunten (RIS 170330) die op 20 januari 2011 door gemeenteraad is vastgesteld en op 20 december 2012 heeft de gemeenteraad het tankstation bij recht bestemd in het bestemmingsplan 'Laakhaven - West en Petroleumhaven'.
    Daarnaast is het mogelijk om te trachten tot een minnelijke oplossing met BP te komen. In 2011 hebben verkennende gesprekken plaatsgevonden met BP over het staken van de verkoop van LPG. BP heeft echter te kennen gegeven geen aanleiding te zien tot het aanpassen van de wijze van exploiteren van het tankstation. Deze uitspraak sluit aan op de inspraak van BP op de nota motorbrandstofverkooppunten.
  • Verplaatsen van het vulpunt naar een andere locatie, waar de personendichtheid lager ligt dan nu reeds het geval is. Deze verplaatsing is erg kostbaar en ook dan dient het groepsrisico, waarbij echter de oriëntatiewaarde niet overschreden wordt, verantwoord te worden.
  • Venstertijden aanbrengen voor het afleveren van LPG, waardoor de levering alleen overdag mag plaats vinden wanneer er minder personen aanwezig zijn. De gemeente neemt een inspanningsverplichting op zich om zogenaamde venstertijden voor de aanlevering van LPG bij het LPG-tankstation op te nemen. Bevoorrading van het tankstation dient overdag plaats te vinden. Hierdoor zal een verbetering van het groepsrisico plaatshebben. Om uitvoering te geven aan deze inspanningsverplichting wordt overleg gevoerd met de exploitant en leverancier van het tankstation en wordt de inzet van juridische middelen onderzocht.

Stedenbouwkundige afweging en maatregelen
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation mogelijk. Daardoor is het nemen van stedenbouwkundige maatregelen niet mogelijk.

Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat het groepsrisico als gevolg van het LPG-tankstation geen belemmering hoeft te zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan 'Laakhavens'. Bovendien maakt dit bestemmingsplan binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

In het bij het bestemmingsplan 'Laakhaven - West en Petroleumhaven' behorende raadsvoorstel heeft het college aangegeven een inspanningsverplichting op zich te nemen voor de invoering van venstertijden voor de aanlevering van LPG bij het LPG tankstation aan de Neherkade 2980 (bevoorrading overdag in plaats van 's avonds).

4.3.5 Vuurwerk

Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit (Stb.33) in werking getreden. Dit besluit strekt tot integrale herziening van het Vuurwerkbesluit Wet Milieugevaarlijke stoffen, waarbij zowel de regelgeving voor consumentenvuurwerk, als die voor professioneel vuurwerk in één nieuwe algemene maatregel van bestuur worden geïntegreerd. Dit besluit beoogt de gehele keten van het invoeren dan wel vervaardigen of assembleren, verhandelen, uitvoeren, opslaan, bewerken en afsteken van vuurwerk te reguleren, met inbegrip van bepaalde vervoershandelingen met vuurwerk.

Sinds eind 2004 is voor het grondgebied van Den Haag het bestemmingsplan "Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk" van kracht. Middels dit bestemmingsplan geldt voor heel Den Haag een samenhangend beleid ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. In afwijking van de bovenomschreven regeling in het Vuurwerkbesluit is in Den Haag als uitgangspunt de omvang van de opslag van vuurwerk gesteld op maximaal 10.000 kg.

In totaal zijn in Den Haag 75 detailhandelsbedrijven in vuurwerk toegestaan:

  • 7 vestigingen met een opslag van meer dan 1.000 tot maximaal 10.000 kg. met bij voorkeur als uitgangspunt één vestiging per bedrijventerrein, zoveel verspreid over de stadsdelen en daarmee Den Haag, met uitzondering van het stadsdeel Centrum;
  • 68 vestigingen met een opslag van maximaal 1.000 kg., met inachtneming van de volgens bijlage 2 "Lijst van bestaande detailhandelsbedrijven in (consumenten)vuurwerk" toegestane afwijking van de maximaal toegestane opslag in kg., alsmede met inachtneming van de aantallen vestigingen per stadsdeel zoals aangegeven op de plankaart (S 10421) (zie "Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk).

Binnen het plangebied zijn momenteel geen detailhandelsbedrijven in vuurwerk aanwezig.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. De geluidsgevoelige gebouwen, naast woningen zijn:

  • een onderwijsgebouw;
  • een ziekenhuis;
  • een verpleeghuis;
  • een verzorgingstehuis;
  • een psychiatrische inrichting;

Daarbij is niet elke ruimte geluidsgevoelig. Voor onderwijsgebouwen gaat het bijvoorbeeld alleen om les- en theorielokalen.

Als geluidsgevoelig terrein worden aangewezen:

  • een woonwagenstandplaats;
  • een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer.

Wegverkeers- en spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven in het kader van de Wet Geluidhinder niet in het onderzoek te worden betrokken. In het kader van een goede ruimtelijke ordening worden deze echter wel betrokken in akoestische onderzoeken.

4.4.1 Wettelijk kader

In het Besluit geluidhinder zijn geluidhindernormen voor toelaatbare equivalente geluidniveaus opgenomen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in buitennormen (geluidbelasting op de gevel) en binnennormen (binnenwaarde). De geluidhindernormen gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelegen binnen de geluidzone van een (spoor)weg. Een geluidzone is een aandachtsgebied aan weerszijden van een (spoor)weg en rondom een industrieterrein waarbinnen de geluidhindernormen van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.

Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder

Het college van de gemeente Den Haag heeft ten behoeve van het vaststellen van overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarden een flankerend beleid, vastgelegd in ‘Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder, definitief, februari 2010’ vastgesteld.

Hierin zijn samengevat de volgende uitgangspunten geformuleerd die van belang zijn voor onderhavig project en bestemmingsplan:

  • Hoofddoelstelling van het geluidbeleid is het zoveel mogelijk beperken en verminderen van het aantal (ernstig) geluidgehinderden. Het uitgangspunt van de Wgh is dat de verlening van een ontheffing hogere grenswaarde geen regel maar uitzondering is. Daarbij moet wel worden aangetekend dat het in een stad als Den Haag regelmatig niet mogelijk of doelmatig zal blijken geluidsreducerende maatregelen door te voeren tot de voorkeursgrenswaarde en zal regelmatig gebruik moeten worden gemaakt van de ontheffingsmogelijkheid die de wet biedt;
  • Wanneer een hogere grenswaarde noodzakelijk is, dan wordt deze niet hoger vastgesteld dan voor de betreffende situatie nodig is;
  • Bronmaatregelen hebben de voorkeur boven overdrachtsmaatregelen;
  • Ontheffingsbesluiten worden altijd bij een bestemmingsplan gevoegd zodat duidelijk is met welke randvoorwaarde de verdere uitwerking van een plan rekening moet worden gehouden;
  • Een hogere grenswaarde kan wettelijk alleen worden verleend als de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting. In het Actieplan Omgevingslawaai (2009) heeft het College een zogenaamde plandrempel van 68 dB vastgelegd. Overschrijding van deze plandrempel wordt door het College in bestaande situaties ongewenst geacht en is aanleiding tot het treffen van maatregelen om de geluidsbelasting terug te dringen. Om te voorkomen dat in de toekomst nieuwe overschrijdingen van de drempelwaarde ontstaan (en dus saneringssituaties ontstaan waar achteraf maatregelen moeten worden getroffen), werkt de plandrempel ook door in het hogere grenswaardenbeleid. Een directe doorwerking van de plandrempel van 68 dB als maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting leidt voor bouw- en bestemmingsplannen in hoogbelaste gebieden echter tot ongewenste knelpunten en een blokkade voor deze plannen. Om tegemoet te komen aan plannen in hoogbelaste gebieden wordt de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting gesteld op 69,5 dB.
4.4.2 Akoestisch onderzoek

Door LBP Sight is onderzoek gedaan voor de ontwikkelingen aan het Leeghwaterplein, de wijzigingsbevoegdheid op de hoek van de Van der Kunstraat en Calandstraat en het toevoegen van woningen op de tweede bouwlaag aan het Calandplein naar weg- en railverkeerlawaai. Dit onderzoek is bij dit bestemmingsplan gevoegd en maakt daar onderdeel van uit (zie bijlage 4).

De ontwikkellocaties worden allen geluidbelast door het railverkeer op de spoorlijn Delft – Den Haag Hollands Spoor, het wegverkeer op de omliggende gezoneerde wegen en het tramverkeer op het Leeghwaterplein, de Parrallelweg en de Rijswijkseweg. Tevens is, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, de geluidbelasting vanwege van de omliggende 30 km/u wegen in kaart gebracht.

Uit de resultaten blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor weg- en railverkeer, ter plaatse van alle ontwikkellocaties, wordt overschreden. Tevens wordt voor de ontwikkeling aan het Calandplein (noordoostgevel), de ontwikkeling met wijzigingsbevoegdheid (zuidwestgevel), de ontwikkeling naast de Megastores (noordoostgevel) en de woningbouwontwikkeling aan het Leeghwaterplein (zuidwestgevel) de maximale ontheffingswaarde voor wegverkeer van 63 dB overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 68 dB voor railverkeer wordt op geen enkele gevel van de genoemde bestemmingen overschreden. In principe kunnen de gevels waarop de geluidbelasting hoger is dan de maximale ontheffingswaarde “doof” worden uitgevoerd. Een dove gevel is een gevel zonder ventilatievoorzieningen en met lichtopeningen die niet geopend kunnen worden en een karakteristieke geluidwering heeft die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting op die constructie en 33 dB. Hierdoor is deze gevel geen gevel volgens de Wet geluidhinder en hoeft de geluidbelasting niet getoetst te worden aan de geluideisen.

Tevens wordt op de noordoostgevel direct aan de Calandstraat van de ontwikkeling aan deze weg en de zuidwestgevel van de wijzigingsbevoegdheid de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting (plandrempel) Lcum van 69,5 dB overschreden. Achter deze gevels mogen geen geluidgevoelige bestemmingen worden opgenomen. Op de overige gevels van de beoogde bestemmingen vindt er geen overschrijding van de maximale ontheffingswaarde en de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting (plandrempel) Lcum plaats.

In principe dienen maatregelen - bijvoorbeeld een geluidreducerend wegdek of een geluidscherm - getroffen te worden om de geluidbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Echter zijn deze in de onderhavige situatie niet doeltreffend en stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige en verkeerskundige aard.

Voor de woningen waarbij de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, moet door B&W van de gemeente Den Haag een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Een overzicht van de te verlenen hogere waarden is per bestemming en per geluidbron gegeven in tabel 5.1 van het rapport.

Opgemerkt wordt dat bij invulling van het bestemmingsplan op bouwplanniveau beoordeeld moet worden of de woningplattegronden voldoen aan het Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder van de gemeente Den Haag. Hierbij zal voor alle bestemmingen eveneens rekening moeten worden gehouden met de genoemde dove gevels. Verder wordt opgemerkt dat bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet worden aangetoond of aan de gestelde eisen van de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructies van de woningen wordt voldaan. Volgens het Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder van de gemeente Den Haag moet deze geluidwering worden gebaseerd op de gecumuleerde geluidbelasting.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

In het plangebied spelen de volgende ontwikkelingen:

  • 1. Sigma: 319 studentenwoningen vergund
  • 2. Sigma: 266 studentenwoningen
  • 3. Calandblok 1e fase (Calandtoren): 102 woningen vergund
  • 4. Calandblok 2e fase: 75-100 woningen vergund, met dien verstande dat circa 30 woningen extra kunnen worden toegevoegd op de tweede bouwlaag
  • 5. Leeghwaterplein/Leemansplein: 700 studentenwoningen of 500 studentenwoningen en 100 starterswoningen
  • 6. Leeghwaterstraat / Van der Kunstraat: 48 woningen
  • 7. Leeghwaterstraat: 270 studentenwoningen of 150 studentenwoningen en 60 starterswoningen, beiden via wijzigingsbevoegdheid

Juridische situatie

Het bestemmingsplan maakt de onder 4, 5 en 6 genoemde ontwikkelingen direct mogelijk. Voor de onder 7 genoemde ontwikkeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het bestemmingsplan maakt daarmee (indirect) maximaal 238 woningen en 650 studentenwoningen of 78 woningen en 970 studentenwoningen mogelijk.

De verschillende ontwikkellocaties zijn gelegen over een groter gebied, waarmee er sprake is van meerdere ontsluitingswegen. Het totaal aantal woningen dat juridisch mogelijk wordt gemaakt is lager dan de 3.000 woningen, die als categorie is aangehouden in geval van twee ontsluitingswegen. Bovendien ligt de verkeersgeneratie van studentenwoningen beduidend lager dan voor reguliere woningen. In de publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het CROW wordt voor 'kamerverhuur studenten niet zelfstandig' een verkeersgeneratie aangehouden van 1,2 per eenheid in een vergelijkbaar gebied als Laakhaven, voor een etagewoning is dat minimaal 3,6. Op basis van deze gegevens kan worden aangegeven dat de nieuwe ontwikkelingen die in het bestemmingsplan Laakhavens juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt Niet In Betekende Mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Worst case

In de worst case situatie wordt, naast de juridische situatie ook de reeds vergunde, maar nog niet aanwezige ontwikkelingen meegenomen. In totaal betreft het maximaal 410 woningen en 1235 studentenwoningen of 250 woningen en 1555 studentenwoningen, met dien verstande dat voor de bouw van 270 studentenwoningen of 150 studentenwoningen en 60 starterswoningen, de procedure van het wijzigingsplan doorlopen zou moeten worden. Ook hier geldt dat sprake is van meedere ontsluitingswegen en dat de verkeersproductie van studentenwoningen beduidend lager lift dan van regulieren woningen. Daarmee kan ook in de worst case situatie worden geconcludeerd dat bovenstaande ontwikkelingen Niet In Betekende Mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (zie ook bijlage 2 van de Wet Milieubeheer) vormen geen beletsel voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen.

4.6 Milieu-invloed bestaande bedrijven

In het bestemmingsplan is een aantal momenteel nog binnen het plangebied gehuisveste bedrijven ingepast. Deze aanwezige functies zullen daarom met de nieuw te realiseren functies moeten worden verweven. In dat kader is door het Ingenieursbureau Den Haag een onderzoek uitgevoerd naar de beïnvloeding van de omgeving door deze bedrijven. Dit onderzoek heeft zich op de volgende milieucompartimenten gericht: geluidhinder, geurhinder en externe veiligheid. De rapportage van het onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd en maakt daar onderdeel van uit (zie bijlage 5). De milieu-invloed van de bestaande bedrijven wordt in het bestemmingsplan in juridisch-planologische zin geborgd. De bestaande bedrijven zijn om die reden voorzien van een maatwerkbestemming. De relevante milieucontouren zijn in de planregeling verwerkt. De mate van overlast wordt voor het overige gereguleerd via het spoor van de Wet milieubeheer.

4.7 Bezonning

In januari 1996 is door de toenmalige raadscommissies voor Ruimtelijke Ordening, Stadsvernieuwing en Volkshuisvesting en voor Verkeer en Vervoer, Binnenstad en Monumenten, een norm vastgesteld voor bezonning in de omgeving van een geprojecteerde ontwikkeling. De Haagse bezonningsnorm gaat er vanuit dat de ondergrens op tenminste twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober, uitgaande van een zonhoogte van meer dan 10 graden, moet liggen. In afwijking van de lichte TNO-norm is in de Haagse norm de bezonning van gevels maatgevend, onafhankelijk van de plaats van de ramen. Bij de lichte TNO-norm werd namelijk de bezonning op het midden van de vensterbank van de binnenkant van het raam gerekend.

Bij besluit van het college op 9 februari 2010 is deze norm geactualiseerd. Dit is besproken met de raadscommissie Ruimte op 22 september van dat jaar. Het besluit behelst de bestaande bezonningsnorm (uit 1996) op hoofdlijnen te handhaven en - waar nodig - aan te passen en aan te scherpen. Onderzoek is vereist indien sprake is van een bouwhoogte van meer dan 25 meter of als de nieuwbouw ten minste 1½ keer de hoogte heeft van de gemiddelde hoogte van de omgeving. Het betreft onder meer gevels van hoofdgebouwen, waarin, in de breedste zin, wordt gewoond. Bij de gevel van een woning is in de berekening sprake van bezonning, indien een denkbeeldig punt (het 'meetpunt') op de gevel in de zon ligt. Het meetpunt ligt op 0,75 meter hoogte, op het midden van de gevel.

In het plangebied wordt op één locatie bebouwing met een bouwhoogte groter dan 25 meter mogelijk gemaakt. Het gaat om de ontwikkeling aan het Leeghwaterplein. Grenzend aan de Stamkartstraat kan een woontoren met een hoogte van maximaal 70 meter worden gerealiseerd. Uit een analyse van de schaduwwerking van het beoogde bouwvolume blijkt dat in de directe omgeving, binnen de begrenzing zoals vastgelegd in de normstelling, geen schaduw bij woonbebouwing te verwachten is op toetsingsdatum 19 februari. Het uitvoeren van een meer gedetailleerd onderzoek, waarbij de afname van de bezonningsduur bij woningen wordt beoordeeld op basis van absolute grenswaarden, is derhalve niet nodig.

4.8 Windhinder

De beoordeling van het windklimaat met betrekking tot windhinder en windgevaar, is in Nederland vastgelegd in de norm NEN 8100 en deze wordt door de gemeente Den Haag gehanteerd (zie RIS 170509 d.d. 11 februari 2010). In de NEN 8100 wordt voor de beoordeling van het windklimaat derhalve onderscheid gemaakt tussen verschillende activiteitenklassen. Bij hogere windsnelheden kan tevens sprake zijn van gevaarlijke situaties zoals evenwichtsverlies bij het passeren van gebouwhoeken en dergelijke. Windhinder is iets wat in geen geval geheel te voorkomen is: als het stormt is de wind hinderlijk, wat voor maatregelen er ook getroffen worden. Het is daarom ook de kans op windhinder, die maatgevend gehouden wordt voor de beoordeling van het windklimaat. Voor windhinder wordt een drempelwaarde aangehouden van 5 m/s uurgemiddelde windsnelheid op loop- of verblijfsniveau. Afhankelijk van de activiteitenklasse wordt de waardering van het lokale windklimaat gekwalificeerd met 'goed', 'matig' of 'slecht'. Bij een goed windklimaat ondervindt men geen overmatige windhinder. In een situatie zonder overmatige windhinder heeft het merendeel van het publiek onder normale omstandigheden geen last van windhinder. Bij een matig windklimaat ervaart men af en toe overmatige windhinder. In een slecht windklimaat ervaart men regelmatig overmatige windhinder. In een dergelijke situatie heeft het merendeel van het publiek last van windhinder. Er wordt dan ook gestreefd om binnen de verschillende activiteitenklassen, een goed, eventueel nog matig windklimaat te realiseren.

Door bureau Peutz is een onderzoek verricht naar de te verwachten windklimaatsituatie rondom de geplande hoogbouw aan het Leeghwaterplein. Uit de resultaten volgt dat op de bouwlocatie aan het Leeghwaterplein rondom de geprojecteerde laagbouw, zonder de aanwezigheid van de hoogbouw, een overwegend als goed te beoordelen windklimaat te verwachten is. Rondom de bestaande doorgangen richting de Leeghwaterkade is plaatselijk sprake van een aanzienlijk ongunstigere windsituatie, met een hinderkans van 18% beoordeeld als matig voor loopgebied.

Door de realisatie van de geplande hoogbouw neemt de hinderkans in het gebied rondom de hoogbouw plaatselijk enigszins toe. Er blijft overwegend sprake van een beoordeling goed. Verder blijft de windsituatie in de omgeving en ter plaatse van de doorgangen naar de Leeghwaterkade vrijwel gelijk aan die in de situatie zonder de hoogbouw. Er treedt derhalve geen significante verslechtering van de windsituatie op door realisatie van de hoogbouw.

In onderzoeksgebied is nergens sprake van een beoordeling slecht. Tevens wordt het gevaarcriterium niet overschreden.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient dit verder uitgewerkt te worden. In het bestemmingsplan wordt aan het college een bevoegdheid toegekend om nadere eisen te kunnen stellen aan de situering van gebouwen ter verbetering van het windklimaat. Daarnaast is een algemene afwijkingsregel opgenomen voor het treffen van bijvoorbeeld windschermen.

Het onderzoek is als bijlage bijgevoegd en maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan (zie bijlage 3) .

4.9 Groen

Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
De Cruquiuskade en het Stamkartplein zijn groen ingericht met gras en bomen. De Cruquiuskade is onderdeel van het terrein van de Haagse Hogeschool. Het pad langs de passantenhaven is openbaar toegankelijk. Achter de Haagse Hogeschool waar de kade zich verbreedt, wordt de groene inrichting versterkt door bomen.
Het 'industriële' karater van het Laakhavengebied heeft tot gevolg dat de hoeveelheid groen beperkt is. Bij de inrichting van de openbare ruimte rond de Haagse Hogeschool is er voor gekozen om dit karakter terug te laten komen in de materiaalkeuze van de openbare ruimte en daarbij aansluiting te zoeken met het aanwezige water.
Het water van de Laakhaven zelf vormt overigens een belangrijk element van de Groene Hoofdstructuur: Het beleid is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Bovendien is het beleid voor het “water van belang voor de groenstructuur” het verbeteren van de natuurwaarde en de ruimtelijke en landschappelijke betekenis en het beschermen van muurvegetaties.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen.

De dichtstbijzijnde ecologische zone is de op korte afstand van het plangebied gelegen Laakzone, een groengebied langs de Laak, een oud veenriviertje midden in het dichtbebouwde Laakkwartier. Tegenwoordig vormt het water met de oevers, graslanden en bomen er langs een natuurlijke oase in de stad.

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

De ontwikkellocaties bestaan uit braakliggende stukken grond zonder specifieke waarden. Om die reden staat de Flora- en Faunawet de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, niet in de weg.

Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. (Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.

Er bevinden zich geen Natura2000-gebieden in of nabij het plangebied.

Omgevingsvergunning voor kappen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Monumentale bomen hebben een hogere beschermingsstatus. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden: www.denhaag.nl/bomen.

Binnen het plangebied Laakhavens zijn geen monumentale bomen.

4.10 Water

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland. Door het Hoogheemraadschap wordt zorg gedragen voor schoon oppervlaktewater, veilige dijken en het waterpeil in sloten en vaarten.

4.10.1 Beleidskader

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • zorgen voor mooi en schoon water;
  • waarborgen waterveiligheid;
  • ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.

Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging, verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Wateragenda en Waterbergingsvisie Den Haag

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op ruimtelijke ontwikkelingen, economie, recreatie en cultuurhistorie richt.

De lange-termijn-doelstelling voor het Haagse waterbeleid luidt als volgt: “Het realiseren van een duurzaam, schoon, veilig en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners, bedrijven en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan”.

In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterberginsgvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.

Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

4.10.2 Planbeschrijving
4.10.2.1 Waterkwantiteit

Het plangebied is gelegen binnen de boezem van Delfland. Het waterpeil bedraagt 0,43 m – NAP. De kademuur van de Calandkade heeft een hoogte van 0,50 m + NAP.

Samen met het Hoogheemraadschap is een Watervisie opgesteld, waarin met name gekeken wordt naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Op basis van de Watervisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt. Als bij nieuwe ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt, dan moet extra waterberging gerealiseerd worden.

Voor de vraag of er sprake is van een toename van het verhard oppervlak moet een vergelijking worden gemaakt met de situatie voor de herstructuering van Laakhaven Centraal en Laakhaven Hollands Spoor. Beide gebieden waren oorspronkelijk bedrijventerreinen waar, met uitzondering van het spoortalud en de Laakhaven zelf, vrijwel geen onverharde plekken aanwezig waren. Bij de herstructurering van Laakhaven Centraal is de oude bedrijfsbebouwing vrijwel geheel vervangen door nieuwbouw waarbij geen sprake was van toevoeging van onverharde openbare ruimte. Bij de herstructurering van het gebied Laakhaven Hollands Spoor is dat wel op ruime schaal gebeurd. Genoemd kunnen worden: het groengebied rond de studententoren aan het Leeghwaterplein, een deel van de verblijfsgebieden Johanna Westerdijkplein, het Antonia Korvezeepark, het schegvormige gebied langs de Cruquiuskade, de binnentuinen bij de kantoren (Consumentenbond en UWV) en de binnentuinen aan de Fijnjekade. Laatstgenoemde locatie is voorzien van speciale bakken die de afvoer van hemelwater verbeteren. Per saldo is hierdoor sprake van een ruime toevoeging van onverhard oppervlak ten opzichte van de vroegere situatie. Na het toevoegen van de ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt, is er daarmee nog steeds sprake van minder verharding in vergelijking met de oorspronkelijke bedrijventerreinen Laakhaven Centraal en Laakhaven Hollands Spoor.

Bovendien kan in de uitwerking van bouwplannen gebruik gemaakt worden van groene daken of andere vormen van retentie. Ontwikkelaars zullen worden aangespoord om dergelijke voorzieningen in hun bouwplannen op te nemen.

4.10.2.2 Waterkwaliteit en ecologie

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “De Leidraad Riolering” en de “Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken”. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad Riolering en de Beslisboom.

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. In de bestaande situatie zijn in het plangebied geen natuurvriendelijke oevers aanwezig.

4.10.2.3 Veiligheid en waterkering

In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. Net buiten het plangebied aan de Neherkade is wel een waterkering gelegen, waarvan de beschermingszone deels samenvalt met onderhavig plangebied. Voor het bouwen nabij de waterkering is de Algemene Keur van Delfland van toepassing. Het geldende profiel mag niet door ondergrondse bebouwing en kabels en leidingen in de langsrichting worden doorkruist. Dit legt beperkingen op ten aanzien van ondergronds bouwen. Ondergrondse bebouwing moet buiten het dwarsprofiel van de waterkering worden gesitueerd. Daarnaast is de Keur van Delfland van toepassing op de naast de kernzone gelegen beschermingszone. Deze heeft een breedte van 15 m, horizontaal gemeten uit de begrenzing van de kernzone. De beschermingszone is op de verbeelding aangeduid.

4.10.2.4 Afvalwater en Riolering

In het plangebied zijn geen afvalwatertransportleidingen, overstorten, bergbezinkbassins of zuiveringen aanwezig die in beheer zijn bij Delfland. In het plangebied bevindt zich voor het grootste deel een gescheiden rioolstelsel, voor een klein deel een gemengd rioolstelsel. In het gemeentelijk Rioleringsplan is voor de periode 2011-2015 de aanleg van een gescheiden rioolstelsel in de delen die nu nog een gemengd stelsel hebben, niet voorzien.

4.10.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning: de watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

Voor de verplaatsing van twee horecaboten vanuit het naastgelegen gebied Laakhaven-West dient een watervergunning te worden verleend. Ook het Ligplaatsenplan van de gemeente Den Haag zal hierop worden aangepast.

Het Hoogheemraadschap Delfland heeft haar zorgen geuit over de beperking van de doorstroming van het Laakkanaal door de verplaatsing van de horecaboten. De effecten op de doorstroming zijn in september 2013 onderzocht door Arcadis. Uit dit onderzoek blijkt dat toename van het verhang in het Laakkanaal het gevolg is van het verbreden van de Neherkade. Het verplaatsen van de horecaboten naar de Verheeskade leidt niet tot een extra toename van het verhang (zie ook paragraaf 5.2.8 en bijlage 6).

4.11 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Plangebied

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodem bedreigende activiteiten hunvestiging (gehad). Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om een spoorwegemplacement, benzineservice-stations, benzinebewaarplaatsen, autoherstelbedrijven, verfspuitinrichtingen, een chemische fabriek,benzinepompen, steenkolen breek en zeefbedrijf, een chemische wasserij, metaalbewerkingsinrichtingen,constructiewerkplaatsen en een verffabriek. Daarnaast zijn meerdere ondergrondse brandstoftanks bekend, deze zijn vrijwel allemaal verwijderd.

In en direct aangrenzend aan het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat er in het plangebied sprake is van circa 40 gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Enkele van deze gevallen liggen deels buiten het plangebied of bestaan uit meerdere verontreinigingskernen. Een aantal van deze gevallen is reeds gesaneerd of de sanering is in uitvoering. Ter plaatse van een deel van de gesaneerde gevallen zijn restverontreinigingen achtergebleven waardoor er op deze locaties gebruiksbeperkingen zijn. De gesaneerde locaties zijn wel geschikt voor het huidige gebruik.

Het bestemmingsplan maakt op vier locaties (indirect) de ontwikkeling van woningen al dan niet gecombineerd met commerciële functies mogelijk. Het gaat om:

  • 1. het Calandblok, gelegen op de hoek van het Calandplein, Calandstraat, Calandkade en de 1e Van der Kunstraat.
  • 2. het Leeghwaterplein
  • 3. de hoek van het Leegwaterplein en de Van der Kunstraat
  • 4. de hoek van de Calandstraat en de Van der Kunstraat

Voor deze locaties zijn verkennende onderzoeken uitgevoerd naar de bodemkwaliteit van deze vier potentiële ontwikkellocaties. De verkennende onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen 7 tot en met 10. Voor de locatie genoemd onder 1 is een omgevingsvergunning en een bodemkwaliteitsverklaring afgegeven. Alle terreinen zijn gesaneerd. Na de sanering hebben er op de onderzochte locaties geen activiteiten meer plaatsgevonden.

Buiten de ontwikkellocaties geldt dat nog niet alle verdachte deellocaties in het plangebied voldoende zijn onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, moet bodemonderzoek worden uitgevoerd en moet er eventueel gesaneerd worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien er voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn moeten de bodemonderzoeken geactualiseerd worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de grond (0-2,0 m-maaiveld) in het plangebied gemiddeld matig verontreinigd is met lood, zink en PAK (teerachtige stoffen) en licht verontreinigd met cadmium, koper en kwik. Het gebied kan derhalve geheel als verdacht worden aangemerkt. In het gebied is geen grondverzet mogelijk op basis van de bodemkwaliteitskaart.

4.12 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet 1988, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Laakhavens.

4.12.1 Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: terreinen waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente - als daartoe aanleiding bestaat - hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten;
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen;
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In het plangebied worden geen archeologische waarden verwacht (zie 2.3.2).

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53, Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht staat op zichzelf, en is niet opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

4.13 Gebiedsgericht Milieubeleid

Tien voor milieu

De nota Tien voor milieu (2006) is het richtinggevend document voor de hoofdlijnen van milieubeleid van de gemeente Den Haag in de periode 2006-2010. In deze contourennota zijn ambities vastgesteld voor de speerpunten lucht, klimaat, water en geluid en voor de aandachtspunten vergunningverlening en handhaving, externe veiligheid, afval, binnenmilieu, bodem en sturing.

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Gemengd wonen'

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype 'Gemengd wonen' van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Welk ambitieniveau?   Wordt de ambitie of worden de ambities in het plan gerealiseerd?   Toetsing  
Bodem:   Extra   Ja   De bestaande bebouwing blijft gehandhaafd, zodat er geen functiegerichte verwijdering hoeft plaats te vinden. Voor de nieuwbouwlocaties zijn verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. De betreffende terreinen zijn gesaneerd. Na de sanering hebben er op de onderzochte locaties geen activiteiten meer plaatsgevonden.  
Externe veiligheid:   Maximaal   Ja   Er vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over het spoor plaats. De Neherkade is een ontheffingsroute voor gevaarlijke stoffen in verband met de bevoorrading van tankstations met LPG.
Het bestemmingsplan maakt binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Neherkade geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het bij het bestemmingsplan 'Laakhaven - West en Petroleumhaven' behorende raadsvoorstel heeft het college aangegeven een inspanningsverplichting op zich te nemen voor de invoering van venstertijden voor de aanlevering van LPG bij het LPG tankstation aan de Neherkade 2980 (bevoorrading overdag in plaats van 's avonds).
Bedrijven met een extern veiligheidrisico mogen niet worden gevestigd. De opslag en verkoop van vuurwerk is uitsluitend via een afwijking mogelijk gemaakt.  
Geluid:   Extra   n.v.t.   Het plangebied wordt omsloten door drukke doorgaande straten als de Neherkade, Calandstraat en Waldorpstraat. Daarnaast zorgt het spoor voor extra geluidsoverlast.
Voor de ontwikkellocaties worden hogere waarden verleend, omdat stedenbouwkundige of bronmaatregelen niet of onvoldoende mogelijk zijn.  
Lucht:   Extra   Ja   De ontwikkelingen in het plangebied dragen niet in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer vormen daarom geen belemmering voor dit project.  
Mobiliteit:   Extra   Maximaal   Het plangebied kent een zeer gunstige ligging ten opzichte van een van de belangrijkste openbaar vervoerknooppunten van Den Haag, dan wel Nederland. Daarnaast zijn er voor de fietser duidelijke fietsroutes door het gebied opgenomen die direct aansluiten op de doorgaande stedelijke fietsroutes. Langs de Waldorpstraat is een tweerichtingen fietspad opgenomen in het verlengde van de fietsroute in Laakhaven Centraal
Voor de voetganger zijn korte aantrekkelijke verbindingen met belangrijke functies als de MegaStores, bushaltes en treinstations gerealiseerd.

Het plangebied maakt de realisatie mogelijk van een groot aantal studentenwoningen en enige appartementen. Deze ontwikkelingen zijn conform het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IPSO) 2011, dat als input heeft gefungeerd voor de studies Rotterdamsebaan en Neherkade. Rotterdamsebaan en Neherkade zijn beide van belang voor de verkeersafwikkeling vanuit Laakhaven richting het snelwegennet. Om de doorstroming te verbeteren wordt een groot deel van de Neherkade verbreed en wordt een ongelijkvloerse kruising gerealiseerd bij het Leeghwaterplein.

De gevolgen van de realisatie van woningen in Laakhaven hebben een marginaal effect op de verkeersstromen op deze hoofdroute richting de snelweg. Een exacte verdeling tussen studentenwoningen en appartementen is vooralsnog niet aan te brengen. De verdeling kan variëren tussen 78 appartementen en 970 studentenwoningen tot 238 appartementen en 650 studentenwoningen tussen de spoorlijn en het Laakkanaal. Dit betekent een maximum aantal van circa 1.700 autobewegingen per dag die voor een belangrijk deel via de Neherkade zullen plaatsvinden. Gelet op de totale capaciteit van 50.000 motorvoertuigen per dag die door de Neherkade kunnen worden gefaciliteerd en de verwachte circa 33.500 auto's leveren de ontwikkelingen een zeer beperkte bijdrage. Studentenwoningen aan de andere zijde van Hollands Spoor (maximaal 585 op de Sigma-locatie) zullen vooral aangewezen zijn op ontsluiting via Rijswijkseweg en Weteringkade.
De geplande ontwikkeligen zorgen niet voor problemen in de verkeersafwikkeling.  
Schoon:   Maximaal   n.v.t   Bij wijzigingen in de inrichting van het plangebied dient rekening gehouden te worden met de ambities binnen dit thema. Het bestemmingsplan staat mogelijke maatregelen niet in de weg.  
Water:   n.v.t   n.v.t.   Het plan heeft geen nadelige effecten op de waterkwaliteit.  
Natuur:   Basis   n.v.t.   Er zijn geen beplantingen met natuurwaarden in het plangebied.  
Klimaat:   Maximaal   Nee   Het klimaatbeleid van de gemeente Den Haag richt zich op de uitstoot van CO2 . In 2050 dient de gehele gemeente CO2-neutraal te zijn. Nieuwe ontwikkelingen worden op bouwplanniveau getoetst aan het gemeentelijk beleid.
Verder wordt met dit bestemmingsplan een bijdrage geleverd aan de beperking van de uitstoot van CO2 door de beperking van het autogebruik, omdat op korte afstand van een Intercitystation verschillende functies worden gelokaliseerd en geïntensiveerd.  

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. In paragraaf 5.3 wordt aan de hand van de ladder van duurzame ontwikkeling gemotiveerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. In paragraaf 5.4 wordt vervolgens voor de vigerende rechten voor kantoren aangegeven hoe deze rechten in het bestemmingsplan zijn verwerkt.

Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.5 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.6 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Nieuwe ontwikkelingen

Laakhaven Hollands Spoor en Laakhaven Centraal hebben voor een groot deel vorm gekregen. Recente ontwikkelingen zijn studentenwoningen aan het Enthovenplein, de uitbreiding van ROC Mondriaan en de bouw van de 70 meter hoge studententorens aan de Waldorpstraat. Verder heeft de MegaStores het aanbod van woonwinkels uitgebreid met een winkelaanbod afgestemd op de omliggende wijken.

Onderstaand een overzicht van de ontwikkelingen die spelen in het plangebied. Per ontwikkeling is aangegeven of de ontwikkeling met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt of op basis van een andere juridische-procedure reeds mogelijk was of mogelijk wordt gemaakt.

5.2.1 Sigma locatie

De Sigmalocatie ligt tussen het Stationsplein, de Hofwijckstraat en het spoorwegtracé in. Het Sigmagebouw bestaat uit bouwmassa's met een verschillende hoogte als overgang tussen het station en de woontoren de Haagse Toren. Het Sigmagebouw biedt ruimte aan ongeveer 585 studentenwoningen met detailhandel en horeca in de plint.

Omdat dit bouwplan in strijd was met het geldende bestemmingsplan is reeds voor een deel van het plan afgeweken van het bestemmingsplan op basis van artikel 2.12, eerste lid onder a sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

5.2.2 Station Hollands Spoor

Bij station Hollands Spoor worden diverse ontwikkelingen gerealiseerd. Het gaat om:

  • de realisatie van 2500 onbetaalde fietsparkeerplaatsen in een gebouwde stalling;
  • het verlengen van de bestaande (nu doodlopende) perronpassage;
  • het inpassen van toegangspoortjes op het station en het afsluiten van de perronopgangen in de bestaande perrontunnel met interwijkfunctie;
  • het toevoegen van 1600 m2 vvo detailhandel, horeca en/of dienstverlening nabij de ingang van de perronpassage;
  • het via het nieuwe stationsplein verbinden van de perronpassage met het aangrenzende gebied Laakhaven.

De nieuwe passage sluit aan de binnenstadzijde aan op het project de “rode loper” op de Stationsweg: de verbetering van de route tussen Hollands Spoor en de binnenstad. De tramhalte Hollands Spoor is aangewezen als Tophalte. Deze halte op het Stationsplein is het startpunt van de “rode loper”. Tophalte Hollands Spoor is, met 50.000 tot 70.000 in- en uitstappende reizigers per dag, aangemerkt als (inter)nationale entree van de stad. De huidige halte zal worden aangepakt om het verblijfsklimaat aantrekkelijk te maken en de herkenbaarheid en de kwaliteit van de openbare ruimte te versterken.

Bestemmingsplan Laakhavens maakt bovenstaande ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk.

Het bestemmingsplan maakt ook de ontwikkeling van het gebied tussen ROC Mondriaan en het nieuwe stationsplein mogelijk. Het viaduct van de hoge Waldorpstraat wordt ruimtelijk losgekoppeld waardoor er aan de zijde van het station op maaiveldniveau een veilige looproute kan ontstaan tussen 'de Globe' en het ROC Mondriaan. Onderdeel van deze ontwikkeling is dat tussen het viaduct en de toekomstige nieuwbouw ruimte wordt gereserveerd om een veilige looproute langs deze zijde van de Waldorpstraat te kunnen garanderen. Dit kan door middel van een onderdoorgang of door bebouwing voldoende terug te leggen vanaf de Waldorpstraat zodat ruimte voor een trottoir behouden blijft. Hierdoor wordt het mogelijk om het langzaam verkeer vanuit het station direct in zuidwestelijke richting te kunnen leiden in plaats van over te laten steken en vervolgens nabij het Leegwaterplein weer over te laten steken.

5.2.3 Calandblok

Het Calandblok is gelegen op de hoek van het Calandplein, Calandstraat, Calandkade en de 1e van der Kunstraat. De eerste fase, de Caland Tower, is inmiddels in aanbouw. Deze toren heeft 16 verdiepingen met 7 appartementen per laag en heeft een hoogte van ongeveer 50 meter.

De tweede fase van het Calandblok is een appartementencomplex met overwegend een hoogte van 25 meter. In totaal kunnen hier ongeveer 75 tot 100 woningen worden gerealiseerd. Het complex heeft een poort ter hoogte van de 1e Lulofsdwarsstraat. Aan de appartementen wordt kwaliteit toegevoegd door hoven met daktuinen.

Bestemmingsplan Laakhavens maakt het juridisch-planologisch mogelijk om ook op de eerste verdieping (de tweede laag van de plint) woningen te ontwikkelen.

5.2.4 Parkeergarage Calandstraat

Op de hoek van de Calandstraat en de 1e van der Kunstraat wordt een parkeergarage gerealiseerd. De stallingsgarage is zo ontworpen dat deze gefaseerd kan worden gebouwd. De garage wordt gebouwd ten behoeve van de ontwikkeling van het Calandblok. Onderhavig bestemmingsplan maakt het mogelijk om op de begane grondlaag enkele commerciële voorzieningen te realiseren.

5.2.5 Leeghwaterpleinlocaties

Aan het Leeghwaterplein zijn twee ontwikkellocaties, die op basis van het bestemmingsplan Laakhavens juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt. Kenmerkend aan het Leeghwaterplein is dat hier is gekozen voor een stevige hoofdbebouwing met daarvoor kleine, zelfstandige bebouwing in een vrije setting, waar met nieuwbouw op kan worden aangesloten. Dit is onder andere terug te zien in de architectuur van het ROC Mondriaan.

5.2.5.1 Leeghwaterplein/Leemansplein

Rondom de vijver en het groen van het Leeghwaterplein is een campusmilieu aan het ontstaan. Hier kunnen ongeveer 700 studentenwoningen of 500 studentenwoningen en 100 starterswoningen verdeeld over twee bouwblokken worden toegevoegd. De bouwblokken hebben een hoogte van maximaal 6 bouwlagen. Tussen het Leemansplein, de Stamkartstraat en het huidige pand van het Rode Kruis kan daarnaast een hoogteaccent van maximaal 70 meter worden gebouwd. Het Leemansplein vormt een verbinding tussen de openbaar vervoer halte aan het Leeghwaterplein en de Haagse Hogeschool. Een levendige plint langs deze route is daarom gewenst. Voorzieningen dienen aan te sluiten bij het 'studentenmilieu'. De plannen voor deze locatie worden nog uitgewerkt. In de plinten wordt een aantal functies mogelijk gemaakt: enkele detailhandel- en horecavstigingen, maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige bedrijven conform de functiemengingsstrategie.

5.2.5.2 Leeghwaterplein / Van der Kunstraat

De looproute van het station Hollands Spoor naar het Leemansplein en de MegaStores kan worden versterkt door de ontwikkeling van het kavel op de hoek van de Leegwaterstraat en de Van der Kunstraat. Op deze locatie kan een nieuwe entree naar de MegaStores komen die wordt geaccentueerd met bebouwing. Op het kavel kunnen 48 appartementen tot 25 meter hoogte worden gerealiseerd in combinatie met commerciële functies in de plint.

5.2.6 Calandstraat / Van der Kunstraat

Op de hoek van de Calandstraat en Van der Kunstraat is in onderhavig bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de functieverandering van bedrijven tot woningbouw. Nieuwbouw sluit aan op de Calandstraat en de MegaStores. Hier bestaat de mogelijkheid voor het bouwen van ongeveer 270 woningen of 150 studentenwoningen en 60 starterswoningen, met een maximale hoogte van 25 meter. In de wijzigingsregels zijn ook enkele voorwaarden opgenomen om ervoor te zorgen dat er geen bedrijven (meer) aanwezig zijn die een te grote milieubelasting voor de woonfunctie veroorzaken.

5.2.7 Onderwijs Poseidon-gebouw

In het Poseidon-gebouw aan de Waldorpstraat is in afwijking van het bestemmingsplan een onmgevingsvergunning verleend om 1.500 m2 kantoor om te zetten naar onderwijs ten behoeve van de Haagse Hogeschool. Daarnaast wordt de mogelijkheid onderzocht om nog 8.000 m2 kantoor om te zetten naar onderwijs.

5.2.8 Ligplaatsen bedrijfsschepen

Op 20 december 2012 is het bestemmingsplan Laakhaven West en Petroleumhaven vastgesteld. In dat bestemmingsplan wordt onder andere de herontwikkeling van het gebied ten westen van de Calandstraat mogelijk gemaakt. In dat plangebied is de coffeeshopboot Happy Smile gelegen.
Tijdens de vergadering van de gemeenteraad op 13 december 2007 is de 'motie inzake het stedenbouwkundig plan Laakhaven West en Petroleumhaven' aangenomen (RIS 151206). De gemeenteraad heeft met het aannemen van die motie uitgesproken het onwenselijk te vinden dat coffeeshops om andere redenen dan voortvloeiend uit het coffeeshopbeleid gedwongen worden hun activiteiten te staken. Het college is opgedragen er zorg voor te dragen dat de stedelijke ontwikkeling in Laakhaven niet tot vermindering van het aantal coffeeshops leidt.

Op dat moment werkte de gemeente met de Ontwikkelings Combinatie Laakhaven West (OCLW) samen aan de herontwikkeling van het gebied Laakhaven West en Petroleumhaven. Partijen waren van mening dat handhaving van de coffeeshopboot nadelige gevolgen heeft voor de verkoopbaarheid van het te ontwikkelen vastgoed, de programmatische invulling van het stedenbouwkundig plan en de gemaakte financiële afspraken. Verplaatsing van de coffeeshopboot leek een optie waaraan de eigenaar van de boot bereid is mee te werken, maar was in de periode na het aannemen van de genoemde motie niet mogelijk volgens het coffeeshopbeleid. Daardoor was een situatie ontstaan waarvoor geen oplossing voorhanden leek. Het coffeeshopbeleid is eind 2009 gewijzigd. Het gewijzigde coffeeshopbeleid biedt coffeeshops in de overconcentratiegebieden Zeeheldenkwartier en Weimarstraat de gelegenheid tot verplaatsen naar een andere locatie. Onder verwijzing naar de 'motie inzake stedenbouwkundig plan Laakhaven West en Petroleumhaven' is besloten om voor de coffeeshop in Laakhaven West eenzelfde lijn te volgen en deze in aanmerking te laten komen voor verplaatsing naar een locatie elders in de stad.

Het afstandscriterium tussen coffeeshops en scholen voor voortgezet onderwijs is in overeenstemming gebracht met de landelijke norm van 350 meter die per 1 januari 2014 geldt. Hierdoor werden de twee coffeeshops in het stadsdeel Laak, waar de gemeenteraad in de motie aan heeft gerefereerd, niet gedwongen de verkoop van softdrugs te staken en konden zij hun bedrijfsvoering voortzetten. Als gevolg van de wijzigingen in het coffeeshopbeleid is verplaatsing van de coffeeshop daarmee mogelijk geworden.

Naast de coffeeshopboot wordt tevens koffieboot 'De Laak' vanuit het naastgelegen Laakhaven-West verplaatst. Ook voor deze boot is een zone op te verbeelding opgenomen. Voor deze 'reguliere' horecavestiging geldt het afstandscriterium niet en om die reden is een ruimere zone aangehouden.
Bovendien moet voor beide schepen een watervergunning worden verleend door het Hoogheemraadschap van Delfland.

Regeling in bestemmingsplan

In onderhavig bestemmingsplan is langs de Verheeskade een zone opgenomen waarbinnen twee bedrijfsboten een plaats kunnen krijgen. De coffeeshopboot kan niet positief worden bestemd. Het is immers een bedrijf dat in strijd met de Opiumwet handelt, maar gedoogd wordt.

De exacte ligplaats van de bedrijfsschepen zal worden bepaald via en worden vastgelegd in het ligplaatsenplan. Het ligplaatsenplan wijst, op basis van de Verordening op de Binnenwateren locaties aan waar woon- en bedrijfsschepen kunnen aanmeren. In die procedure zal ook rekening worden gehouden met het afstandscriterium tussen coffeeshops en scholen.

5.2.8.1 Doorstroomonderzoek

Om de gevolgen voor de doorstroming van het Laakkanaal door de verplaatsing van beide bedrijfsschepen te onderzoeken, heeft Arcadis een onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de verplaatsing niet leidt tot een toename van het verhang. Het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 6.

5.3 Behoefteonderzoek op basis van ladder duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma. Als er (nog) geen regionaal programma is vastgesteld dan kan uit een positief advies van de regio blijken dat regionale afstemming heeft plaatsgevonden. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Ook in de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland (2013) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Gesteld wordt dat 'een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen rekening houdt met de navolgende voorkeursvolgorde:

  • het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 (kaart 4a, Verordening ruimte, 2013);
  • het benutten van locaties aansluitend aan bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 (kaart 4a, Verordening ruimte, 2013).

Volgens de kaart uit de Provinciale verordening Ruimte maakt Laakhaven onderdeel uit van het 'bestaand stads- en dorpsgebied 2010'. Daarmee wordt voldaan aan de eerste stap in de voorkeursvolgorde uit de verordening. Tevens wordt voldaan aan de regionale programmering. In de regio Haaglanden worden de behoeften voor wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen onderling afgestemd en regelmatig geactualiseerd. Daarnaast hebben de Haaglanden gemeenten een Regionaal Structuurplan 2020 ontwikkeld. Hiermee is de ladder duurzame verstedelijking voldoende geborgd. Dit wordt voor de verschillende thema's nader onderbouwd in hoofdstuk 3 van de toelichting en in de hierna volgende tekst.

Ontwikkeling en beleidsnota's

Het bestemmingsplan maakt voornamelijk de realisatie van woningen mogelijk. Daarnaast zijn er beperkte mogelijkheden voor detailhandel, horeca en dienstverlening.

Woningen

Het aantal studenten in Den Haag groeit, onder andere door demografische groei maar ook door uitbreiding van het onderwijsaanbod van de Universiteit Leiden. Daarmee groeit de behoefte aan studentenwoningen. Uit recent onderzoek naar studentenhuisvesting in Den Haag (Atrivé, maart 2013; RIS260564) is een tekort naar voren gekomen van 2.800 studentenwoningen. Het college heeft 2 juli 2013 een nieuwe ambitie vastgesteld voor de periode tot 2020. In die periode wil het college 2000 tot 3000 extra studenteneenheden realiseren en daarmee het huidige tekort aan studentenwoningen inlopen (zie ook 3.3.3).

Gelet op de ligging ten opzichte van de Haagse Hogeschool en het ROC Mondriaan is Laakhaven een zeer geschikte locatie voor studentenwoningen. Uit het onderzoek blijkt verder dat er vooral vraag is naar (semi)zelfstandige woonruimte. Het college wil verschillende type woonruimte realiseren om een gevarieerd aanbod te bieden aan studenten die tijdens hun studie willen wonen in Den Haag.

De komende jaren zal verder ingezet worden op een gevarieerd stedelijk woon-, werk- en leefmilieu. Naast studentenhuisvesting zullen in het plangebied woningen gerealiseerd (kunnen) worden die bestemd zijn voor mensen met een stedelijke leefstijl. Het gaat hier om één en tweepersoonshuishoudens, jongeren en andere starters op de woningmarkt. Er wordt ingezet op modern en vernieuwend bouwen; differentiatie in architectuur en woningtypologie. De nadruk ligt daarbij op appartementen. Hierbij wordt aangesloten op de marktbehoefte- en vraag.


Detailhandel en horeca

De situatie op de winkelmarkt noopt tot een zeer terughoudend beleid als het gaat om uitbreidingsmogelijkheden. In het bestemmingsplan Laakhavens zijn deze voorzieningen daarom vrijwel overal beperkt tot wat reeds aanwezig is. Hierop zijn in dit bestemmingsplan twee uitzonderingen. De eerste uitzondering vormt de locatie aan het Leeghwaterplein naast het ROC waar, in geval van nieuwbouw, ook een nieuwe entree voor de MegaStores kan worden gerealiseerd. In geval van een nieuwe entree is op de begane grond een uitbreiding van detailhandel, horeca en dienstverlening mogelijk. Het gaat hierbij om maximaal 800 m2 detailhandel en 200 m2 horeca en dienstverlening. Wanneer deze entree er niet komt, is een invulling van de begane grond met woningen of bedrijven die goed te mengen zijn met woningen aan de orde. De detailhandel is bedoeld als aanvulling op de detailhandel in het wijkwinkelcentrum. Door de koppeling aan de entree van de Megastores zal deze detailhandel een versterkend effect hebben voor de Megastores en de bestaande detailhandelsstructuur niet verstoren.

De tweede uitzondering betreft de stationsvoorzieningen die na aanleg van de nieuwe passage kunnen worden toegevoegd. Laakhaven is door de aanwezigheid van Hollands Spoor, een station dat dagelijks ca. 45.000 reizigers verwerkt, de concentratie van kantoren, onderwijsinstellingen en de grootschalige MegaStores een bijzonder gebied dat grote aantallen bezoekers trekt.

Naar verwachting zal het aantal reizigers nog verder groeien. HS zal met een nieuwe passage worden verbonden met de Laakzijde. De nieuwe entree zal vervolgens worden voorzien van de gebruikelijke stations faciliteiten in de vorm van maximaal 1600 m2 aan detailhandel, horeca en dienstverlening. Dit betreffen detailhandelsvoorzieningen met een andere doelgroep dan de detailhandel elders in en rondom het plangebied en om die reden is niet te verwachten dat deze toevoeging een verstorend effect heeft op bestaande detailhandel.


Conclusie

Op grond van behoefteraming is toevoeging van woningen voor studenten en andere doelgroepen onderbouwd. De toevoeging van detailhandel en horeca is gekoppeld aan versterking van het station Hollands Spoor en verbetering van de entree van de MegaStores. Hiermee voldoen deze ontwikkelingen binnen het plangebied aan de criteria van de SER-ladder.

5.4 Verantwoording kantoren

Een flink gebied ten zuiden van het station Hollands Spoor is in het verleden aangewezen als kantorenconcentratiegebied. Vooral tegenover het station werden grootschalige kantoren gerealiseerd. Middelgrote kantoren verrezen langs het Leeghwaterplein, de Verheeskade en een klein deel van de Van der Kunstraat. In de vigerende bestemmingsplannen 'Laakhaven' en 'Laakhaven tweede herziening' zijn ruime bestemmingen opgenomen, die veel ruimte bieden om kantoren te realiseren.

Later werd besloten om het kantorenprogramma in te perken. Naast de MegaStores werden in plaats van kantoren onderwijsvoorzieningen en op de hoek van de Cruquiuskade en het Leeghwaterplein studentenwoningen gerealiseerd. Gelet op de huidige kantorenmarkt is een grote toename van kantoren niet langer wenselijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt in deze paragraaf gekeken naar herstructurering, intensivering of transformatie. Ook wordt gekeken naar de mogelijkheden om ter compensatie elders kantoorruimte te beperken door sloop of functieverandering van bestaande kantoren of het wijzigen van de bestemming van nog niet gerealiseerde kantoorbestemmingen.

In het plangebied zijn twee onbebouwde locaties waar in het vigerend bestemmingsplan kantoren mogelijk zijn. Dit betreft de spoorzone en de locatie aan de Waldorpstraat naast station Hollands Spoor.

Spoorzone

Voor de spoorzone geldt dat in het vigerend plan een maximale bouwhoogte van 5 meter is opgenomen terwijl daarnaast is bepaald dat kantoren uitsluitend op verdieping zijn toegestaan. Dit leidt er toe dat hier alleen sprake kan zijn van kleinschalige kantoren, waarmee een beperkt marktsegment wordt bediend.

Locatie aan de Waldorpstraat naast station Hollands Spoor

Voor deze locatie is op basis van het vigerende bestemmingsplan alleen een invulling met kantoren mogelijk. De ook toegestane metrages voor detailhandel en horeca zijn reeds in andere bestemmingsvlakken ingevuld. Daarnaast is via een afwijking een invulling als hotel mogelijk.

Het wijzigen van de nog niet gerealiseerde kantoorbestemming is in onderhavig geval geen optie, omdat een alternatieve invulling ontbreekt, nog los van het eventuele risico op planschade. Door de ligging langs het spoor zorgt milieuregelgeving ervoor dat geluidsgevoelige bestemmingen, zoals wonen of onderwijs niet (zonder meer) te realiseren zijn. De gemeente spant zich in om samen met de grondeigenaar te zoeken naar een andere invulling van deze gronden. Te denken valt aan woningbouwplannen voor jongeren en starters op de woningmarkt – dit als aanvulling op de studentenwoningen die er in de omgeving al zijn – waarbij het aan de ontwikkelaar is om aan te tonen dat een dergelijk plan goed inpasbaar en milieutechnisch haalbaar is. Een dergelijke invulling kan echter ook weer ten koste gaan van transformaties van bestaande kantoren naar wonen in de omgeving, waardoor een dergelijke invulling niet altijd bijdraagt aan een aanpak van kantorenleegstand en daarmee aan het met de verordening ruimte beoogde resultaat.

Overige locaties

Met het opstellen van het bestemmingsplan heeft de gemeente reeds op verschillende plaatsen bestaande planologische bouwmogelijkheden voor kantoren beperkt. Voorbeelden zijn de gronden aan het Calandplein en de Calandstraat (bestemd als Gemengd - 2) en aan het Leeghwaterplein waar in het vigerende bestemmingsplan onbeperkt kantoren konden worden opgericht. Daarnaast wordt voor het Poseidongebouw momenteel onderzocht of een transformatie van in totaal 8000 m2 kantoor naar onderwijs in onderhavig bestemmingsplan mogelijk kan worden gemaakt. Via een Wabo-procedure is reeds een transformatie van 1500 m2 planologisch mogelijk gemaakt. Door het zoveel mogelijk opnemen van ruime gemengde bestemmingen is verdere transformatie in de toekomst zonder planologische procedure mogelijk.

5.5 Keuze en verantwoording van bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge verbeelding is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2000.

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de verbeelding zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP 2008, bijlage 9, opgenomen. De waarde op de verbeelding geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.

Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Ruimtelijk  
In de Verordening Ruimte is de molenbiotoop van de Laakmolen aan de Trekweg 102 opgenomen. Deze regelgeving dient in bestemmingsplannen overgenomen te worden. Binnen de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel).   De Laakmolen is gelegen op meer dan 100 meter, maar minder dan 400 meter van het plangebied.
De dichtsbijzijnde bebouwing bevindt zich op circa 310 meter van het middelpunt van de molen. Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' opgenomen. In de regels wordt de 1 op 30 regel opgenomen. Binnen deze zone wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt.  
De Structuurvisie / Haagse Verdichting houdt voor Laakhavens in dat invulling wordt gegeven aan:  
langs doorgaande wegen en groen wordt uitgegaan van vijf bouwlagen.
 
De Calandstraat en het Calandplein, Rijswijkseplein en Rijskwijkseweg zijn aangewezen als doorgaande wegen. De bebouwing langs deze wegen is reeds vijf lagen of hoger of in het bestemmingsplan is bebouwing in ten minste vijf lagen mogelijk gemaakt. Ook de Neherkade is aangewezen als doorgaande weg. Deze weg is weliswaar buiten het plangebied gelegen, maar de bebouwing aan de overzijde van het Laakkanaal, bezien vanuit de Neherkade, is wel gelegen in het plangebied. Ook deze bebouwing is reeds vijf lagen of hoger.
Tenslotte is ook de Slachtshuislaan aangemerkt als doorgaande weg. Op hoek van de Slachthuislaan en Neherkade kan bebouwing worden toegevoegd. Deze bebouwing moet gezien worden als een uitbreiding van het aangrenzende gebouw (de Lamel). Dit gebouw bestaat, grenzend aan de ontwikkellocatie, uit een 12 meter hoge plint. In dit geval is de architectonische waarde doorslaggevend en is op deze locatie geen bebouwing in vijf lagen mogelijk gemaakt.  
optoppen (dakopbouwen   Binnen het plangebied worden geen dakopbouwen mogelijk gemaakt, aangezien de aanwezige woonbebouwing overal bestaat uit meerlaagse gestapelde bebouwing.  
verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;   Binnen het plangebied bevinden zich alleen gestapelde woningen. Voor deze woningen is in de vigerende bestemmingsplannen geen aan- en bijgebouwenregeling opgenomen. In het bestemmingsplan Laakhavens is een aan- en bijgebouwenregeling niet mogelijk, omdat de gronden rondom woongebouwen niet in eigendom van bewoners zijn.  
functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);   Het grootste deel van de bestemmingen in het plangebied bestaat uit gemengde bestemmingen. Daarmee is functiewijziging in brede zin mogelijk. Functiewijziging van kantoor naar wonen is mogelijk gemaakt aan het Leeghwaterplein. De aan het Leeghwaterplein beoogde kantoorontwikkeling komt in de huidige markt niet van de grond. Om die reden is voor deze gronden een woonbestemming opgenomen.  
Verkeer en parkeren  
Auto, fiets
Het Verkeersplan (zie paragraaf 3.3.2) hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.  
De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is toegekend aan de Waldorpstraat, Calandstraat, Rijswijkseplein, het Leeghwaterplein en het Callandplein. De bestemming Verkeer - Straat is toegekend aan de Van der Kunstraat, 1e van der Kunstraat, Verheeskade, Lulofstraat, Lobattostraat, Wentholtstraat, een deel van het Rijswijkseplein en Van Maanenkade.
Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat. Verblijfsgebieden zijn als Verkeer-Verblijfsgebied aangegeven; het gaat om het Stationsplein, een deel langs de Van Maanenkade, Enthovenplein, Johanna Westerdijkplein, Fijnjekade, Stamkartplein en een deel rondom de tweede fase van het Calandblok.  
Openbaar vervoer
Het beleid is gericht op een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerslijnen  
Binnen het plangebied is station Hollands Spoor gelegen en bestemd als Verkeer - Openbaar vervoerstation. De nieuwe passage is binnen deze bestemming mogelijk gemaakt. Het tracé van de tramlijnen voor het station is bestemd als Verkeer - Verblijfsstraat, het tramtracé langs de Parallelweg is bestemd als Verkeer - Openbaar vervoerstation. De sporen van ProRail zijn opgenomen binnen de bestemming Verkeer - Railverkeer. Ook binnen de bestemmingen Verkeer - Hoofdverkeersweg en Verkeer - Straat zijn openbaar vervoerstroken toegestaan.  
Parkeren
Het beleid gaat uit van het stellen van parkeereisen  
In het plangebied wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein met een parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernorm Den Haag, inlegvel parkeernormen, die in bijlage 4 bij de regels is opgenomen. De regels voor parkeren zijn opgenomen in artikel 27 en 28.  
Wonen  
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen   In de bestemming Wonen is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf.
Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan op voorwaarde dat de woonfunctie van het perceel daardoor niet wordt aangetast.  
Economie  
De Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet.   In het bestemmingsplan Laakhavens is toegestane detailhandel beperkt tot reeds aanwezige vestigingen. Hierop zijn twee uitzonderingen.
De bestemming Gemengd - 3 staat 800 m2 bvo detailhandel toe, als begeleiding van een nieuwe entree naar MegaStores. Dit betreft een bestaande winkelconcentratie. Daarnaast is een uitbreiding met 1600 m2 vvo detailhandel en horeca mogelijk gemaakt rondom de nieuwe passage onder station Hollands Spoor. Dit betreffen vestigingen die zijn bedoeld voor reizigers. Deze detailhandel is opgenomen in de bestemming Verkeer - Openbaar vervoerstation.
Voor kantoren zijn uitsluitend de bestaande rechten en vestigingen bestemd binnen de bestemming Kantoor en de diverse gemengde bestemmingen. Indien mogelijk zijn planologisch mogelijke, maar nog niet gerealiseerde kantoren niet in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen. Zie verder paragraaf 5.3.  
De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan. Op dit moment is er nog maar weinig ruimte beschikbaar op de meest aantrekkelijke horecalocaties. Belangrijk zijn Scheveningen kuststrook, de Binnenstad, maar ook de Binckhorst, het Beatrixkwartier en Laakhaven.   In het bestemmingsplan zijn de bestaande vestigingen vastgelegd. Passend in de lijn van de toekomstvisie wordt op enkele plaatsen ruimte geboden voor extra horeca. Het gaat om het Johanna Westerdijkplein, aan weerszijden van het Leeghwaterplein, aan de zuidkant van het Calandplein en bij de nieuwe passage onder station Hollands Spoor. Het gaat hierbij om lichte en middelzware horeca. Aan het Leeghwaterplein in de bestemming Gemengd - 3 is ook zware horeca toegestaan. Op vier locaties, namelijk Johanna Westerdijkplein 70, Leeghwaterkade 190, aan het Rijswijkseplein in de Haagse Toren en in het Sigmagebouw is tevens zware horeca mogelijk. Deze zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'horeca'.
 
De Hotelstrategie Den Haag 'Check in The Hague' is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De Hotelstrategie is gericht op een mix van het actief en stimulerend optreden van de gemeente, het faciliteren van initiatiefnemers in het stedelijke gebied en waar mogelijk het wegnemen van belemmeringen bij de exploitatie van hotels. Speerpuntgebieden in het hotelbeleid zijn de Binnenstad en Scheveningen. Buiten de toeristische kerngebieden geldt het 'nee, tenzij principe'.
 
In het bestemmingsplan (bestemming Verkeer - Openbaar vervoerstation) is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarmee een hotel met een maximaal oppervlak van 5.000 m2 mogelijk gemaakt kan worden. Initiatieven zullen altijd beoordeeld worden op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.
 
In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden: op pandniveau, op blokniveau of op deelgebiedniveau.
Naast het mengen op de verschillende schaalniveaus is in de Functiemengingstrategie ook aangegeven door de gemeente Den Haag aan welke groottes gedacht kan worden op verschillende locaties als het gaat om functiemenging.
Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan +/-100 m2 mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen +/- 100- 500 m2 geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Groter dan 500 m² zou op bedrijventerrein of kantorenlocatie plaats moeten krijgen.  
Combinatie van wonen met bedrijven of voorzieningen is mogelijk gemaakt:
- aan weerszijden van het Leeghwaterplein binnen de bestemmingen Gemengd - 3 en Wonen (met de aanduiding gemengd)
- aan weerszijden van de Calandstraat en het Calandplein met de bestemming Gemengd - 2);
- aan weerszijden van de Waldorpstraat binnen de bestemming Gemengd - 4;
- in de Haagse Toren via de bestemming Gemengd - 5;
- in het Sigmagebouw met de bestemming Gemengd - 6.
Daarnaast is binnen de bestemming Wonen op diverse plaatsen op de verbeelding een functieaanduiding opgenomen voor reeds aanwezige van wonen afwijkende functies en is voor de locatie Leeghwaterstraat / Calandstraat een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee functiemenging van wonen en bedrijven mogelijk is.  
Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.   De toevoeging van winkels gericht op reizigers en passanten bij de passage onder station Hollands Spoor is opgenomen in de bestemming Verkeer - Openbaar vervoerstation. Het aantal vierkante meter detailhandel is beperkt tot maximaal 2.000 m2 bvo.
De kavel op de hoek van het Leeghwaterplein en Van de der Kunstraat is bestemd als Gemengd - 3. Binnen deze bestemming is bepaald dat de hoeveelheid detailhandel niet meer mag bedragen dan 800 m2. Voor het gebruik van de begane grondlaag voor detailhandel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Het gebruik van de gronden voor detailhandel is alleen toegestaan indien een in- en uitgang voor voetgangers ten behoeve van de aan de oostzijde van het bestemmingsvlak gelegen MegaStores wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

Perifere detailhandelsbedrijven zijn toegestaan in de bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2. Daarbij zijn grootschalige meubelbedrijven, en
detailhandel in zeer volumineuze goederen: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering niet toegestaan. Het beleid is er op gericht om dergelijke bedrijven te huisvesten in de MegaStores. Daarnaast is detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen ook niet toegestaan.  
In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.
Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.  
In paragraaf 5.4 is een verantwoording opgenomen hoe in onderhavig bestemmingsplan met het beleid voor zelfstandige kantoren wordt omgegaan.
Kantoren zijn opgenomen binnen de bestemmingen Gemengd - 1 (ter plaatse van de aanduiding), Gemengd - 2, Gemengd - 4, Kantoor en binnen de bestemming Wonen en Verkeer - Openbaar vervoerstation ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' op de verbeelding. Hierbij gaat het in alle gevallen om vigerende rechten. Nieuwe kantoren worden in het bestemmingsplan Laakhavens niet mogelijk gemaakt.  
Bedrijven en Milieuzonering  
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd.   Bestaande en in het vigerende bestemmingsplan toegestane bedrijfsvestigingen zijn bestemd als Bedrijf en Gemengd - 1. Binnen de bestemming Bedrijf zijn bedrijven in de categorieën 1, 2 en 3 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen toegestaan. De belangrijkste locatie bevindt zich tussen de Lulofsstraat en de Van der Kunstraat.
Binnen de bestemming Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 3 zijn bedrijven in de categorieën A, B en C van de Staat van bedrijven bij functiemenging toegestaan. Het gaat hierbij om de gebieden weerszijden van de Calandstraat, ahet gebied tussen de Lulofsstraat en Verheeskade, langs de Waldorpstraat tegenover de MegaStores en de kavel op de hoek van de Van der Kunsstraat en het Leeghwaterplein. Het gaat hierbij deels om nieuwe bedrijven en deels bedrijven Dit betreffen zowel bedrijfsactiviteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd als activiteiten met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden. Omdat deze locaties relatief dicht bij bestaande of toegestane woningbouwlocaties zijn gelegen, is gekozen om de Staat van functiemenging aan te houden. Bedrijven in categorie C zijn toegestaan, omdat het een goed ontsloten bedrijventerrein betreft.
Op de kavel op de hoek van de Van der Kunstraat en Calandstraat is de bestemming Bedrijf opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid. Hierbij kan de bestemming gewijzigd worden in een gemengde bestemming, waarbij bedrijven in de categorieën 1 en 2 zijn toegestaan, alsmede woningen.
Bedrijven in categorie 3 zijn toegestaan, indien uit nader onderzoek blijkt dat aan de beperkingen die op grond van de Wet milieubeheer en haar uitvoeringsbesluiten gelden, kan worden voldaan of indien uit nader onderzoek blijkt dat – in afwijking van de hiervoor genoemde beperking – sprake zal zijn van een acceptabel geurhinderniveau, zoals bedoeld in de Nederlandse emissieRichtlijnen lucht (NeR) vanwege het in werking zijn van de inrichting en indien de met de voorgaande voorwaarden samenhangende te treffen maatregelen als wettelijk voorschrift in het kader van de Wet milieubeheer zijn vastgesteld.
 
Onderwijs, kinderopvang en levensovertuiging  
De aanwezige onderwijscluster dient behouden en versterkt te worden.   De Haagse Hogeschool en het ROC Mondriaan College zijn bestemd als Maatschappelijk. Binnen het Poseidon-gebouw is een afwijking verleend om kantoor om te zetten in onderwijs met een maximaal oppervlak van 1.500 m2. Dit metrage onderwijs is opgenomen in de bestemming Gemengd - 4.  
Op 19 april 2001 heeft de gemeenteraad de 'Nota ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld. Geschikte locaties voor kinderopvang zijn moeilijk te vinden. De meeste bestemmingsplannen zijn niet afgestemd op deze grote groei van behoefte aan kinderopvangplaatsen. Een bestemmingsplan is een instrument dat een dergelijke faciliterende rol kan vervullen.   In het bestemmingsplan Laakhavens is kinderopvang toegestaan in alle panden met de bestemming Maatschappelijk. Het bieden van extra mogelijkheden voor kinderopvang in andere bestemmingen kan alleen via een separate juridische procedure en indien een akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd, omdat een kinderdagverblijf een geluidgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder betreft.  
Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2.   Het bestemmingsplan Laakhavens biedt geen ruimte voor levensovertuiging. In het bestemmingsplan zijn alleen de Haagse Hogeschool en het ROC Mondriaan College bestemd als Maatschappelijk. Het bieden van ruimte voor levensovertuiging is strijdig met het onderwijsbeleid, waarin is opgenomen dat het aanwezige onderwijscluster behouden en versterkt dient te worden.  
Sport en recreatie  
Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten.
 
De sportvoorzieningen in het plangebied zijn met behulp van een aanduiding op de verbeelding toegestaan binnen de bestemming Gemengd - 1 (fitness aan de Verheeskade), Gemengd - 4 (fitness en klimhal in gebouw 'De Globe'), Gemengd - 6, Maatschappelijk (sporthal Haagse Hogeschool), de bestemming Wonen (een sportschool in studentenflat de Struyck), en Water (studentenroeivereniging).
 
In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden.   Speelvoorzieningen zijn mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied, Verkeer - Verblijfsstraat en Groen.
 
Water  
Veiligheid en waterkering   In het plangebied bevindt zich een heel klein deel van de waterkering aan de Neherkade. De beschermingszone van deze waterkering valt eveneens deels samen met onderhavig plangebied. De kernzone is bestemd als Waterstaat - Waterkering, de beschermingszone is op de verbeelding aangeduid met de aanduiding Waterstaat - beschermingszone.  
Waterkwaliteit en ecologie
Bepaalde grachten zijn in de Kaderrichtlijn Water (KRW) aangewezen als waterlichaam. Een aanzienlijk deel van de oevers van dergelijke wateren moeten op natuurvriendelijke wijze worden ingericht.  
In de bestaande situatie zijn in het plangebied geen natuurvriendelijke oevers aanwezig. Wel zijn binnen de bestemming Water oevers toegestaan. Daarmee staat het bestemmingsplan Laakhavens natuurvriendelijke inrichting van oevers niet in de weg.  
Groenvoorzieningen  
In het plangebied bevinden zich geen groenstructuren die deel uitmaken van de stedelijke groene hoofdstructuur, zoals is opgenomen in de nota 'Groen Kleurt de Stad' Ook zijn er in het plangebied geen bomen die op de lijst Monumentale Bomen in Den Haag 2006 staan.   De Laak is een belangrijke waterloop voor groen en natuur en bestemd als Water.  
Cultuurhistorie en archeologie  
Archeologie
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden (zie paragraaf 4.12). Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.  
De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 4.12). Het plangebied bevat geen bekende archeologische waarden. Daarnaast is de verwachting op het aantreffen van nog onbekende archeologische waarden laag. Daarom is het niet noodzakelijk om een dubbelbestemming voor archeologie op te nemen.  

5.6 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 22) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming, bouwregels en indien van toepassing gebruiksregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 26 tot en met 31) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels, algemene aanduidingsregels en algemene wijzigingsregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 32, de slotregel in artikel 33.
5.6.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
- geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
- naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.6.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de categorieën 1, 2 en 3 van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van bedrijven op bedrijventerreinen' toegestaan. Deze lijst is opgenomen in bijlage 3 van de regels. Ook groothandels zijn opgenomen op deze lijst en zijn, mits niet zwaarder dan categorie 3, toegestaan. Detailhandel is binnen de bedrijven de categorieën 1, 2 en 3 niet toegestaan, tenzij het een ondergeschikte nevenactiviteit betreft in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen. Daarbij mag de vloeroppervlakte niet meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte van het bedrijf met een maximum van 50 m2 bedragen. Het totaal aan vloeroppervlak voor productiegebonden detailhandel binnen de bestemming Bedrijf en de bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2 mag niet meer bedragen dan 500 m2;

Daarnaast zijn binnen deze bestemming ook bouwmarkten toegestaan. Het gezamenlijke bruto-vloeroppervlak van alle bouwmarkten in deze bestemming en in de bestemmingen Gemengd - 1 en Gemengd - 2 mag niet meer bedragen dan 16.000 m2.

De tankstations aan het Calandplein zijn op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', het tankstation aan de Neherkade 2980 met de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'. Uitsluitend bij laatstgenoemd tankstation is de verkoop van lpg toegestaan.

Op de de hoek van de Slachthuislaan en Neherkade tegenover het tankstation aan de Neherkade 2980 is eveneens een bedrijfsbestemming opgenomen. Hier zijn een showroom en opslag toegestaan. Eerstgenoemde functie is alleen op de begane grondlaag toegestaan.

Artikel 4 Gemengd - 1

Ook binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan, echter wordt hier de Staat van bedrijven bij functiemenging aangehouden, omdat deze bedrijven dicht op bestaande woningen of woningbouwlocaties zijn gelegen. De Staat van bedrijven bij functiemenging is opgenomen in bijlage 2 van de regels. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de categorieën A, B en C toegestaan. Voor productiegebonden detailhandel is dezelfde regeling opgenomen als in de bestemming Bedrijf.

De bestemming staat ook perifere detailhandelsbedrijven toe. In artikel 1.76 is bepaald wat onder perifere detailhandelsbedrijven moet worden verstaan. Hieronder vallen ook grootschalige meubelbedrijven. Beleidsmatig zijn deze niet gewenst (zie paragraaf 5.5), waardoor deze in artikel 4 zijn uitgezonderd.

Kantoren zijn aangeduid op de verbeelding en zijn toegestaan aan de Verheeskade en Waldorpstraat. Aan de Verheeskade betreffen dit met name bestaande kantoren. Voor de spoorzone aan de Waldorpstraat geldt dat hier de vigerende rechten zijn overgenomen. Kantoren zijn uitsluitend op verdieping toegestaan. Uitgaande van de toegestane maximale bouwhoogte van 5 meter is dit maximaal 1 bouwlaag. Sportvoorzieningen zijn op de verbeelding met een aanduiding opgenomen en alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan.

Het bedrijfsverzamelgebouw aan de Lulofsstraat 55 is met een aanduiding 'gemengd' op de verbeelding aangeduid. Hier zijn naast de al eerder toegestane functies ook ambachtelijke bedrijvigheid, ondernemingen in de creatieve industrie, muziekoefenruimtes, kantoren en dienstverlening toegestaan. De oppervlakte per vestiging mag maximaal 300 m2 bedragen, om ervoor te zorgen dat de bedrijfjes een kleinschalig karakter houden.

Artikel 5 Gemengd - 2

Binnen deze bestemming zijn, net als in de bestemming Gemengd - 1, bedrijven in de categorieën A, B en C van de Staat van bedrijven bij functiemenging toegestaan, evenals perifere detailhandelsbedrijven. Voor productiegebonden detailhandel binnen bedrijven is dezelfde regeling opgenomen als in de bestemming Bedrijf.

Het grootste deel van deze bestemming bestaat echter uit woningen, die vanaf een hoogte van 9 meter zijn toegestaan. In de gebouwen aan de zuidwestzijde van het Calandplein zijn woningen toegestaan vanaf een hoogte van 6 meter, ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.

Binnen deze bestemming zijn daarnaast nog een gezondheidscentrum met apotheek, praktijkruimte, dienstverlening, showroom en kantoren toegestaan, overeenkomstig de rechten opgenomen in het vigerend bestemmingsplan.

Op de begane grond van de de tweede fase van het Calandblok is aan de zuidoostzijde een horecagelegenheid in de categorie licht toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'horeca'.

Artikel 6 Gemengd - 3

Deze bestemming heeft betrekking op de nog onbebouwde kavel op de hoek van de Van der Kunstraat en het Leeghwaterplein. Op de begane grond zijn horeca, detailhandel en dienstverlening toegestaan, met dien verstande dat het gezamenlijke bruto-vloeroppervlak voor deze functies respectievelijk niet meer mag bedragen dan 200 m2, 800 m2 en 400 m2. Daarnaast zijn bedrijven in de categorieën A, B en C toegestaan, alsmede een in- en uitgang voor de naastgelegen Megastores. Voor het gebruik van de begane grondlaag voor detailhandel is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Het gebruik van de gronden voor detailhandel is alleen toegestaan indien een in- en uitgang voor voetgangers ten behoeve van de aan de oostzijde van het bestemmingsvlak gelegen MegaStores wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

In artikel 6 is een regeling opgenomen op basis waarvan het college nadere eisen kan stellen ten aanzien van de uitstraling, toegankelijkheid en maatvoering van gebouwen ten behoeve van de in- en uitgang van de Megastores. Indien het college gebruik maakt van deze regeling worden de volgende randvoorwaarden betrokken:

  • De uitstraling als hoofdentree dient te zijn gewaarborgd.
  • Vanaf het Leeghwaterplein dient de entree tot het wijkwinkelcentrum volledig zichtbaar en toegankelijk te zijn.

Artikel 7 Gemengd - 4

Deze bestemming is van toepassing op de bestemmingsvlakken aan de Waldorpstraat ten noordoosten van de kruising met het Leeghwaterplein. Binnen alle bestemmingsvlakken zijn kantoren en dienstverlening toegestaan. Wonen is uitsluitend op de verdiepingen en uitsluitend aan de Leeghwaterkade toegestaan. Horeca (in de categorieën licht, middelzwaar en zwaar) en detailhandel zijn uitsluitend aan de Leeghwaterkade en het Johanna Westerdijkplantsoen toegestaan en mogen uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping worden gevestigd. Daarnaast is voor The Globe een aanduiding 'gemengd' opgenomen waarmee (naast dienstverlening en sportvoorzieningen) ook detailhandel is toegestaan. Hieraan is een maximaal bruto-vloeroppervlak gekoppeld van 6.000 m2. Dit komt overeen met het bestaande gebruik. In de overige bestemmingsvlakken binnen deze bestemming zijn horeca en detailhandel niet toegestaan.

Artikel 8 Gemengd - 5

Het gebouw grenzend aan de Rijswijkseweg en het Rijswijkseplein, beter bekend als de Haagse Toren of het 'Strijkijzer', is bestemd als Gemengd - 5. In deze bestemming is de vigerende regeling overgenomen. De toren is uitsluitend bestemd voor wonen, met uitzondering van de onderste drie en bovenste vier bouwlagen, waar ook overige voorzieningen zijn toegestaan.

Artikel 9 Gemengd - 6

De bestemming Gemengd - 6 is van toepassing op de Sigmalocatie, gelegen tussen het Stationsplein, de Hofwijckstraat en het spoorwegtracé. Binnen deze bestemming zijn tot een hoogte van 9 meter gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding horeca- in de categorieën licht en middelzwaar, detailhandel, dienstverlening en sportvoorzieningen . Daarboven zijn woningen toegestaan. Ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduiding ' horeca' is tevens horeca op de begane grondlaag toegestaan.

Artikel 10 Groen

Deze bestemming is opgenomen voor de openbare groenvoorzieningen rondom het Stamkartplein. De gronden zijn bestemd voor groenvoorziening, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden

Artikel 11 Kantoor

De bestaande kantoren aan de Waldorpstraat, Van der Kunstraat en aan het Leeghwaterplein zijn bestemd als Kantoor.

Artikel 12 Maatschappelijk

De Haagse Hogeschool en het ROC Mondriaan College zijn bestemd als Maatschappelijk. Op de begane grondlaag grenzend aan het Johanna Westerdijkplein zijn ook detailhandel, dienstverlening en horeca- in de categorieën licht en middelzwaar toegestaan. Horeca in de categorie zwaar is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'horeca'.

Artikel 13 Verkeer - Openbaar vervoer

De bestemming Verkeer - Openbaar vervoer is toegekend aan de vrijliggende trambanen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor haltes ten behoeve van openbaar vervoer, openbaar vervoerstroken, railverkeer en perrons.

Artikel 14 Verkeer - Openbaar vervoerstation

Deze bestemming is opgenomen voor station Hollands Spoor. Naast de stationsvoorzieningen zijn binnen deze bestemming ook detailhandel, horeca, dienstverlening, openbare dienstverlening en fietsenstallingen toegestaan. Een deel van deze voorzieningen zijn verbonden aan de nieuwe stationstunnel die de perrons zal ontsluiten, en vormen daarmee een uitbreiding van de bestaande stationsvoorzieningen. De nieuwe stationstunnel is op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'onderdoorgang'. Ook de ontwikkeling van deTophalte is binnen deze bestemming mogelijk gemaakt. De nog niet gerealiseerde kantoormeters (zie paragraaf 5.4) is opgenomen met een aanduiding 'kantoor'.

Binnen de bestemming is aan afwijkingsbepaling opgenomen, waarmee het bevoegd kan afwijken van de regels binnen deze bestemming om een hotel met een maximaal bruto-vloeroppervlak van 5.000 m2 toe te staan.

Op de verbeelding is de aanduiding 'onderdoorgang' opgenomen. Ter plaatse van deze ondergang kan een onderdoorgang ten behoeve van een looproute tussen de Globe en het ROC Mondriaan worden gerealiseerd. Ook kan het college nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en vormgeving van gebouwen en onderdoorgangen om deze looproute te kunnen realiseren. Met deze looproute wordt voorkomen dat bijvoorbeeld studenten van ROC Mondriaan twee keer de Waldorpstraat moeten oversteken.

Artikel 15 Verkeer - Parkeergarage

Binnen deze bestemming kan een parkeergarage ten behoeve van de naastgelegen woningen, bestemd als Gemengd - 2, worden opgericht. Op de begane grondlaag zijn tevens horeca in de categorie licht, dienstverlening en detailhandel toegestaan, waarvan het totale bruto-vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 400 m2, met dien verstande dat het bruto-vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel niet meer mag bedragen dan 200 m2.

Artikel 16 Verkeer - Hoofdverkeersweg

De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is toegekend aan de Waldorpstraat, Calandstraat, Rijswijkseplein, het Leeghwaterplein en het Calandplein. De gronden zijn bestemd voor wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad, openbaar vervoerstroken, parkeerplaatsen en voet- en fietspaden. Viaducten en bruggen zijn met een aanduiding op de verbeelding aangeduid.

Artikel 17 Verkeer - Railverkeer

De spoorverbinding tussen Den Haag Hollands Spoor, Delft en Leiden is bestemd als Verkeer - Railverkeer. Binnen deze bestemming zijn spoorwegvoorzieningen toegestaan. Het station met bijbehorende voorzieningen maakt geen deel uit van deze bestemming, maar is bestemd als Verkeer - Openbaar vervoerstation.

Artikel 18 Verkeer - Straat

De bestemming Verkeer - Straat is toegekend aan de Van der Kunstraat, 1e van der Kunstraat, Verheeskade, Lulofstraat, Lobattostraat, Wentholtstraat, een deel van het Rijswijkseplein en Van Maanenkade. De gronden zijn bestemd voor wegen, openbaar vervoerstroken, railverkeer, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden.

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de gronden die met een aanduiding op de verbeelding zijn aangegeven:

  • ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' mag per woonboot maximaal 1 berging worden gebouwd met een maximale oppervlakte van 6 m2 en een maximale hoogte van 2,5 meter.
  • ter plaatse van de aanduiding 'horeca' aan de Van der Kunstraat naast de MegaStores is een horecavestiging met terras toegestaan. De bouwhoogte van het gebouw mag maximaal 3,5 meter bedragen.

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is toegekend aan alle langzaam verkeersverbindingen en pleinen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voet- en fietspaden, pleinen, toeganggebouwen ten behoeve van ondergronds gelegen parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en terrassen ten behoeve van aangrenzende horeca.

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsenstalling', waar een fietsenstalling mag worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 meter en de gronden waarvoor een bouwvlak is opgenomen.

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsstraat

De bestemming Verkeer - Verblijfsstraat is toegekend aan het Stationsplein en de Wentholtstraat. De gronden zijn bestemd voor wegen, pleinen, trottoirs, openbaar vervoerstroken inclusief tramsporen, haltes ten behoeve van openbaar vervoer, perrons, taxistandplaats, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden en speelvoorzieningen.

Artikel 21 Water

Het Laakkanaal en de vijver aan het Leeghwaterplein zijn bestemd als Water. Deze gronden zijn bestemd voor ligplaatsen t.b.v. pleziervaart langs de Verheeskade, waterhuishouding, scheepvaartverkeer, oever, (aanleg)steiger en vaarweg.

Aan de Leeghwaterkade zijn tevens maximaal vier terrasboten toegestaan binnen het vlak dat op de verbeelding is aangeduid met de aanduiding 'horeca'. In het Laakkanaal zijn aan de Cruquiuskade een clubgebouw en steiger toegestaan voor de studentenroeivereniging. Dit is op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'sport'.

Daarnaast zijn aan de Verheeskade twee ligplaatsen voor bedrijfsboten toegestaan.

Artikel 22 Wonen

Binnen deze bestemmingen zijn hoofdzakelijk woningen toegestaan. Daarbij is er geen onderscheid gemaakt tussen studentenwoningen en overige woningen. In de Struyck aan het Rijswijkseplein, in de woontorens aan de Fijnjekade, aan het Stamkartplein en in de nieuwbouwwoningen aan het Leeghwaterplein zijn op de begane grondlaag en in sommige gevallen op de eerste verdieping ook afwijkende functies toegestaan. Deze zijn aangeduid op de verbeelding.

Artikel 23 Leiding - Riool

Door het plangebied loopt een rioolpersleiding. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Riool gekregen. De gronden zijn primair bestemd voor een rioolpersleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.

Artikel 24 Leiding - Water

Door het plangebied lopen twee planologisch relevante waterleidingen. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Water gekregen. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de waterleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen

Artikel 25 Waterstaat - Waterkering

De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering (langs de Neherkade/Laakkanaal) zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een waterkering met de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

5.6.3 Algemene Regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 30.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 30.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

De Algemene aanduidingsregels hebben betrekking op een aantal gebiedsaanduidingen die op de verbeelding zijn opgenomen, te weten de gebiedsaanduidingen Veiligheidszone - lpg rondom het LPG-tankstation aan de Neherkade 2980, de gebiedsaanduiding Waterstaat - beschermingszone rondom de kernzone van de waterkering en de gebiedsaanduiding Parkeergarage ter plaatse van de centraal gelegen parkeergarage gelegen tussen de Rijswijkseweg, Leeghwaterkade, Leeghwaterplein en het Johanna Westerdijkplein. Tenslotte is voor de molenbiotoop rondom de Laakmolen een gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen.

Artikel 30 Algemene afwijkingsregels

het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 31 Algemene wijzigingsregels

In de Algemene wijzigingsregels is bepaald dat Burgemeester en wethouders, overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de van dit plan deel uitmakende gronden met de bestemming Bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' kunnen wijzigen in een gemengde bestemming, waarbij wonen en bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijven op bedrijventerreinen zijn toegestaan.

In de bestaande situatie is binnen het complex de spuiterij van Autobedrijf Janssen en Janssen gevestigd. Als deze daar blijft, kan deze een onaanvaardbaar geurhinderniveau tot gevolg hebben. Daarom is de regel opgenomen, dat alleen van de wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt kan worden, als deze inrichting wordt wegbestemd of behouden kan blijven, mits duidelijk gemaakt wordt dat daardoor geen planologisch onwenselijke situatie optreedt.

De hindersystematiek geur van de Nederlandse emissieRichtlijnen lucht (NeR) en een daarbij behorend geuronderzoek maakt geen onderdeel uit van het Activiteitenbesluit. Daarom is een regel sub a2) opgenomen op basis waarvan met een geurverspreidingsonderzoek kan worden aangetoond dat de spuiterij geen aanleiding zal geven tot ontoelaatbare geurhinder. Mochten er maatregelen (nageschakelde technieken) nodig zijn om tot een aanvaardbaar hinderniveau te komen, dan biedt lid a3 de waarborg dat dit als wettelijk voorschrift wordt vastgelegd, zodat daarmee alsnog een goede ruimtelijke ordening wordt geborgd.

Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee het college de bestemmingen Bedrijf, Gemengd - 1 en Gemengd - 2 kan wijzigen om tevens sportvoorzieningen en indoor speelvoorzieningen toe te staan. Het brutovloeroppervlak ten behoeve van bouwmarkten, tuincentra, sportvoorzieningen en indoor speelvoorzieningen mag binnen de bestemmingen Bedrijf, Gemengd - 1 en Gemengd - 2 niet meer bedragen dan 16.000 m2. Hiermee kan van de bestaande bouwmarkten maximaal 4000 m2 worden omgezet in sportvoorzieningen en indoor speelvoorzieningen.

5.6.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 33 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Laakhavens'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan maakt op verschillende locaties ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk. Voor deze nieuwe ontwikkelingen is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art. 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m² bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Bron: Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

De bouw van extra woningen in het Calandblok op de tweede bouwlaag, de bouw van woningen aan het Leeghwaterplein/Leemansplein en de bouw van woningen aan het Leeghwaterplein / Van der Kunstraat zijn aan te merken als 'de bouw van een of meer woningen' en daarmee als bouwplan. Ook voor de commerciële voorzieningen aan het Leeghwaterplein / Van der Kunstraat en aan het Leeghwaterplein / Leemansplein alsmede voor de ontwikkeling van de passage met bijbehorende commerciele functies onder station Hollands Spoor geldt dat deze zijn aan te merken als bouwplan. Voor deze ontwikkelingen is de gemeenteraad in principe verplicht om een exploitatieplan vast te stellen bij dit bestemmingsplan. De raad kan op basis van art. 6.12, tweede lid Wro echter besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen wanneer:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in art. 6.13, eerste lid, onder c, 4º en 5º, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels als bedoeld in art. 6.13, tweede lid onder b, c en d, niet noodzakelijk is.

Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen is kostenverhaal anderszins verzekerd. Met uitzondering van de passage onder station Hollands Spoor zijn de gronden gemeentelijk eigendom. Daarmee kan kostenverhaal plaatsvinden via de gemeentelijke gronduitgifte. Voor de ontwikkeling onder station Hollands Spoor is een samenwerkingsovereenkomst opgesteld, waarmee het kostenverhaal is verzekerd.

Daarnaast is het voor alle ontwikkelingen niet noodzakelijk om een tijdvak of fasering te bepalen als bedoeld in art. 6.13 eerste lid onder c, 4º en 5º, noch om eisen, regels of een uitwerking van regels te stellen als bedoeld in art. 6.13 tweede lid onder b, c en d van de Wro.

Voor de wijzigingsbevoegdheid op de hoek van de Calandstraat en Van der Kunststraat kan de beoordeling of er sprake is van een bouwplan en daarmee of de gemeente in principe verplicht is een exploitatieplan vast te stellen of op basis van artikel 6.12 Wro kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, worden uitgesteld tot gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid.

Conclusie
Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Omdat het kostenverhaal voor de ontwikkelingen anderszins is verzekerd is en aanvullende eisen niet noodzakelijk zijn wordt – op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro – besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 15 juli 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Ministerie van EL&I
  • 2. Provincie Zuid-Holland
  • 3. Stadsgewest Haaglanden
  • 4. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 5. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 6. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 7. Dunea
  • 8. Politie Haaglanden
  • 9. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer
  • 10. HTM Personenvervoer N.V.
  • 11. Veolia Transport Haaglanden
  • 12. NS Stations
  • 13. ProRail
  • 14. Stedin B.V.
  • 15. TenneT Regio West
  • 16. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 17. P1 Off Street B.V.
  • 18. Het bestuur van de Fietsersbond enfb
  • 19. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 20. Koninklijk Horeca Nederland
  • 21. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming voor 's Gravenhage e.o.
  • 22. Haags Monumentenplatform
  • 23. Stichting Vrienden van Den Haag
  • 24. Stichting BOOG
  • 25. EPAC Property Counselors B.V. / ING Real Estate
  • 26. Stichting Wijkberaad Laakhavens
  • 27. Stichting Wijkberaad Laak Centraal
  • 28. Bedrijvenvereniging Binckhorst Laakhaven Fruitweg (BLF)

Van de onder 2, 4, 5, 7, 10, 12, 13 en 25 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. De onder 16 genoemde instantie heeft te kennen gegeven dat het concept van het ontwerp hen (vooralsnog) geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Het advies van de instantie genoemd onder nummer 9 is verwerkt in paragraaf 4.3 van de toelichting. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

2. Provincie Zuid-Holland

Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is op een enkel punt niet conform dit beleid.

Economische Zaken, Detailhandel

In meerdere bestemmingen in het plan wordt detailhandel, onder andere bouwmarkten en tuincentra, mogelijk gemaakt. Onduidelijk is welk deel bestaand is en welk deel nieuw, Ook een onderbouwing en/of motivering van de nieuw te ontwikkelen detailhandel meters ontbreekt. Uit het plan is niet op te maken of het een en ander regionaal is afgestemd. Dit is in strijd met artikel 9, lid 4 en 5 van onze Verordening Ruimte.

Conclusie

Het plan houdt op bovengenoemd punt onvoldoende rekening met het provinciaal belang. Ik verzoek u daarom het plan aan te passen,

Daarnaast heeft de provincie per mail de volgende aanvulling gegeven

Over de Neherkade loopt een regionale waterkering. De (beschermingszone van) kering loopt door twee snippers van het gesplitste plangebied, maar is niet op de vebeelding aangegeven. Dit is niet i.o.m. de Verordening Ruimte en ik verzoek u het plan op dit onderdeel aan te passen.

Reactie

Detailhandel

In het plangebied zijn twee bouwmarkten gevestigd. Het gaat om een vestiging van Praxis aan de Verheeskade met een oppervlakte van ruim 11.000 m2 en een vestiging van Gamma aan de Van der Kunstraat van ruim 4.000 m2. Het toegestane metrage voor bouwmarkten en tuincentra van 16.000 m2  betreft dus reeds bestaande en aanwezige meters. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe detailhandelsmeters voor bouwmarkten en tuincentra mogelijk. Van strijd met artikel 9 van de Verordening Ruimte is dan ook geenszins sprake.

Overigens is ambtshalve het onderscheid tussen bouwmarkten en tuincentra komen te vervallen, omdat dit niet ruimtelijk relevant is.

Binnen het plangebied worden twee ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Het gaat om een uitbreiding van maximaal 800 m2 detailhandel naast de Megastores. Deze detailhandel is bedoeld om de entree van het wijkwinkelcentrum in de Megastores te versterken. Wanneer deze entree er niet komt, is een invulling van de begane grond met woningen of bedrijven die goed te mengen zijn met woningen aan de orde. De betreffende detailhandel is daarmee onlosmakelijk verbonden met de entree van de Megastores en uitsluitend bedoeld ter versterking van de Megastores.

De tweede ontwikkeling betreft het toevoegen van 1600 m2 vvo 'retail' aan de Laakzijde van station Hollands Spoor bij de te realiseren passage. NS wenst graag flexibiliteit te behouden tussen horeca en detailhandel. Om die reden is opgenomen dat in totaal 1600 m2 vvo detailhandel en horeca mag worden toegevoegd. Deze detailhandel is reizigersgebonden en concurreert daarmee niet met detailhandel in bijvoorbeeld de MegaStores.

Waterkering

Zowel de kernzone als beschermingszone van de regionale waterkering zijn opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. In respectievelijk artikel 25 en 29.2 zijn de daarbij behorende regels opgenomen.

4. Rijkswaterstaat Zuid-Holland

Hierbij ontvangt u de reactie van Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid op het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan dat tot 24 augustus 2013 ter inzage ligt.

Mobiliteitseffecten

Rijkswaterstaat is beheerder van de nabij uw plangebied gelegen rijksweg A12 en ziet toe op een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer.

Rijkswaterstaat verlangt dat bij nieuwe grootschalige ontwikkelingen een analyse wordt opgesteld van de verkeersintensiteiten waarbij de verkeerseffecten van het plan op de (aansluiting van) rijksweg A12 in beeld worden gebracht. Onder grootschalige ontwikkelingen valt in ieder geval een woningbouwontwikkeling van meer dan 250 woningen binnen 5 kilometer van een aansluiting op de rijksweg en/of 5.000 m2 kantooroppervlak. 10.000 of meer m2 detailhandel, horeca, toeristischrecreatieve voorzieningen met meer dan 100.000 bezoekers per jaar. De ontwikkelingen die uw plan mogelijk maakt, zijn dus grootschalig. Daarom dient genoemde analyse aanwezig te zijn maar deze ontbreekt.

Gelet hierop verzoek ik u een mobiliteitsparagraaf op te nemen in uw bestemmingsplan waarin de veranderingen in verkeersintensiteiten als gevolg van uw plan in beeld worden gebracht voor zowel de rijksweg A12 als het onderliggend wegennet. In deze paragraaf dient u inzicht te geven in: de mobiliteit die wordt gegenereerd, de gevolgen voor de rijkswegen, de ontsluiting (openbaar vervoer, wegen, transport over water), de consequenties van de verkeerstoename op de aansluitingen van de rijkswegen, de te treffen maatregelen om de bereikbaarheid te garanderen en om bereikbaarheidsproblemen in de omgeving te beheersen.

Bij negatieve effecten (nieuwe of grotere knelpunten in verkeersafwikkeling) dient u in deze analyse ook aan te geven welke maatregelen u daartegen treft en wat de financiële haalbaarheid is van die maatregelen en hoe de realisering hiervan is geborgd. Deze analyse dient u op te nemen in de toelichting van uw plan.

Tevens verzoek ik u over de uitgangspunten van uw analyse met Rijkswaterstaat in overleg te treden.

Reactie

Het plangebied maakt de realisatie mogelijk van een groot aantal studentenwoningen en enige appartementen. Deze ontwikkelingen zijn conform het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IPSO) 2011, dat als input heeft gefungeerd voor de studies Rotterdamsebaan en Neherkade. Rotterdamsebaan en Neherkade zijn beide van belang voor de verkeersafwikkeling vanuit Laakhaven richting het snelwegennet. Om de doorstroming te verbeteren zal een groot deel van de Neherkade worden verbreed en wordt een ongelijkvloerse kruising gerealiseerd bij het Leeghwaterplein.

Ten behoeve van het MER Neherkade is uitgebreid onderzocht wat de verkeersafwikkeling is in de huidige situatie, de referentiesituatie (wanneer de Neherkade niet wordt aangepast) en de plansituatie. Dit onderzoek is gedaan met een dynamische microsimulatieprogramma. Uit dit onderzoek is gebleken dat de doorstroming in de huidige situatie niet optimaal is. Als gevolg van de autonome ontwikkelingen die leiden tot groei van het verkeer op de Neherkade, zal de doorstroming op de Neherkade verslechteren. Dit is ongewenst. Als gevolg van de voorgenomen herinrichting verbetert de doorstroming sterk. Dit komt deels door de capaciteitsvergroting op de kruisingen, maar vooral ook door de aanleg van de ongelijkvloerse kruising ter hoogte van het Leeghwaterplein. Ook de doorstroming en stiptheid van het OV verbeteren als gevolg van de voorgenomen activiteiten. Door de onderdoorgang bij het Leeghwaterplein is geen sprake meer van grote stromen kruisend verkeer, en kunnen de trams daar ongehinderd doorrijden. Ook voor de bussen is op de Neherkade een positief effect waar te nemen.

De gevolgen van de realisatie van woningen in Laakhaven hebben overigens een marginaal effect op de verkeersstromen op deze hoofdroute richting de snelweg. Een exacte verdeling tussen studentenwoningen en appartementen is vooralsnog niet aan te brengen. De verdeling kan variëren tussen 78 appartementen en 970 studentenwoningen tot 238 appartementen en 650 studentenwoningen.

Voor de berekening van het aantal verkeersbewegingen wordt hier uitgegaan van ruim genomen aantallen, namelijk 1.000 studentenwoningen en 250 appartementen tussen de Waldorpstraat en de Neherkade. Tussen het Stationsplein en het Rijswijkseplein wordt een woongebouw gerealiseerd dat nog eens 585 studentenwoningen bevat. Aantakking op het snelwegennet loopt via Rijswijkseweg, Weteringkade en voor een zeer beperkt deel via de Neherkade.
Op basis van deze aantallen kunnen de bovengrenzen van verkeersbewegingen worden berekend:

  • De parkeernorm voor studenteneenheden zijn over de hele stad 0,1 per eenheid. 1000 mogelijk te ontwikkelen studenteneenheden kunnen maximaal 400 autoritten per dag generen ((1000 (studenteneenheden) x 0,1 (parkeernorm) =100 (parkeerplaatsen) x 4 (autoritgeneratie per woning per dag))
  • De parkeernorm voor woningen vallen voor dit gebied in de zone Centrum. Het is aannemelijk dat de norm per woning, door de bank genomen (gelet op type en aantal vierkante meters), 1,3 zal zijn. Uitgaande van ongeveer 250 woningen kunnen deze maximaal 1300 autoritten per dag generen ((250 (woningen) x 1,3 (parkeernorm woning incl. bezoekersaandeel) =325 (parkeerplaatsen) x 4 (autoritgeneratie per woning per dag))

Samenvattend: Uitgaande van deze twee rekenexercities die gebaseerd zijn op de mogelijk ruimtelijke ontwikkelingen gericht op het onderdeel woningen in dit betreffende gebied van Laakhavens, zijn er qua orde van grootte ongeveer 1.700 autobewegingen per dag te verwachten op de Neherkade. Dit los van de autoritten die zijn te verwachten van andere voorzieningen die door het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit programma is maximaal enkele duizenden vierkante meters en kent dus een beperkte toevoeging qua autobewegingen. Gelet op de totale capaciteit van 50.000 motorvoertuigen per dag die door de Neherkade kunnen worden gefaciliteerd en de verwachte circa 33.500 auto's leveren de ontwikkelingen een zeer beperkte bijdrage. Studentenwoningen aan de andere zijde van Hollands Spoor (maximaal 585 op de Sigma-locatie) zullen vooral aangewezen zijn op ontsluiting via Rijswijkseweg en Weteringkade.
De geplande ontwikkelingen zorgen niet voor problemen in de verkeersafwikkeling.

5. Hoogheemraadschap van Delfland

"In het kader van artikel 3.1.1 Bro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp bestemmingsplan Laakhavens in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp bestemmingsplan.

Advies

Wij geven u graag nog advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij nog opmerkingen over het thema 'beleid', 'waterkwantiteit' en 'afvalwater en riolering'.

Beleid

In paragraaf 4.9.1. 'Beleidskader' verwijzen jullie naar de Handreiking voor gemeenten uit 2007, wij verzoeken te verwijzen naar de nieuwe versie: 'Handreiking Watertoets voor gemeenten, 2012. (http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/watertoetsportaal/)

Waterkwantiteit

In deze paragraaf wordt het waterpeil benoemt, wij verzoeken u hieraan toe te voegen dat het plangebied binnen de boezem van Delfland gelegen is.


In paragraaf 4.9.1 wordt verwezen naar de waterbergingsvisie en de conclusie getrokken dat geen maatregelen voor waterberging genomen hoeven te worden. Echter wordt in de waterbergingsvisie (meestal in de paragraaf Toekomstige ontwikkelingen) aangegeven dat nieuwe inzichten in het waterbeheer zullen worden meegenomen in de planvorming. In 2012 heeft de 'Doorstroomstudie' (Delfland en Gemeente Den Haag) tot nieuwe inzichten geleidt. Daaruit blijkt dat in het boezemgebied in Den Haag bij langdurige hevige regen het water niet snel genoeg kan worden afgevoerd naar de gemalen en daarmee de kans op wateroverlast groter is dan voorheen werd aangenomen. Verdere belasting van het watersysteem is ongewenst. Daarom verzoeken we de tekst in paragraaf 4.9.1, waarin wordt aangegeven dat geen maatregelen voor waterberging genomen hoeven te worden, te wijzigen in:
'Als bij nieuwe ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt, dan moet extra waterberging gerealiseerd worden. '

Naar aanleiding van deze aanpassing verzoeken wij u ook aan te geven of door de nieuwe ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt en / indien van toepassing/ op welke wijze dit gecompenseerd zal worden. Compensatie wordt bij voorkeur gedaan door het aanleggen van open water open water. Maatregelen die kans op wateroverlast verminderen (zoals vasthouden en bergen) zijn ook mogelijk/ hiervoor treden wij graag in overleg.

Afvalwater en riolering

In de waterparagraaf geeft u aan dat er geen afvalwatertransportleidingen binnen het plangebied aanwezig zijn. Echter in het plangebied ligt een rioolpersleiding.

Wij verzoeken de rioolpersleiding als 'Leiding-Riool' op de verbeelding en in de regels op te nemen. De ligging van de rioolpersleiding is te zien op Figuur 1."

Reactie

Waterkwantiteit:

Aan deze paragraaf is toegevoegd dat het plangebied is gelegen binnen de boezem van Delfland. Daarnaast is overeenkomstig de reactie van het Hoogheemraadschap opgenomen dat als bij nieuwe ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt, extra waterberging gerealiseerd moet worden.

Voor de vraag of er sprake is van een toename van het verhard oppervlak moet een vergelijking worden gemaakt met de situatie voor de herstructuering van Laakhaven Centraal en Laakhaven Hollands Spoor. Beide gebieden waren oorspronkelijk bedrijventerreinen waar, met uitzondering van het spoortalud en de Laakhaven zelf, vrijwel geen onverharde plekken aanwezig waren. Bij de herstructurering van Laakhaven Centraal is de oude bedrijfsbebouwing vrijwel geheel vervangen door nieuwbouw waarbij geen sprake was van toevoeging van onverharde openbare ruimte. Bij de herstructurering van het gebied Laakhaven Hollands Spoor is dat wel op ruime schaal gebeurd. Genoemd kunnen worden: het groengebied rond de studententoren aan het Leeghwaterplein, een deel van de verblijfsgebieden Johanna Westerdijkplein, het Antonia Korvezeepark, het schegvormige gebied langs de Cruquiuskade, de binnentuinen bij de kantoren (Consumentenbond en UWV) en de binnentuinen aan de Fijnjekade. Laatstgenoemde locatie is voorzien van speciale bakken die de afvoer van hemelwater verbeteren. Per saldo is hierdoor sprake van een ruime toevoeging van onverhard oppervlak ten opzichte van de vroegere situatie. Na het toevoegen van de ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt, is er daarmee nog steeds sprake van meer verharding in vergelijking met de oorspronkelijke bedrijventerreinen Laakhaven Centraal en Laakhaven Hollands Spoor.

Overeenkomstig de reactie van het Hoogheemraadschap is de verwijzing aangepast.

Afvalwater en riolering:

De rioolpersleiding is als Leiding-riool op de verbeelding en regels opgenomen.

7. Dunea

“Naar aanleiding van uw concept bestemmingsplan Laakhavens delen wij u het volgende mee.
Binnen de grenzen van betreffend bestemmingsplan liggen de volgende belangrijke regionale watertransportleidingen met grote diameters van ons bedrijf.

  • Drinkwatertransportleiding van Grijs gietijzer met een inwendige diameter van 500 mm.
  • Drinkwatertransportleiding van Grijs gietijzer met een inwendige diameter van 450 mm.

Deze leidinginfra is van groot belang voor de levering van drinkwater aan een groot deel van ons voorzieningsgebied in de regio.
In de herziening van het bestemmingsplan zien wij de ligging van onze transportleidingen graag geborgd door middel van het bestemmen van de leidingstroken (4 meter aan weerszijde van de transportleidingen), vermelding op de plankaart en vermelding van de door de leidingbeheerder gestelde voorwaarden.

De genoemde strookbreedte is van groot belang. Op deze strook mogen geen bebouwing of andere belemmeringen aanwezig zijn. Binnen deze strookbreedte dient bij de uitvoering van werkzaamheden rekening gehouden te worden met de aanwezige transportleidingen.
In de bijlage hebben wij op de tekening de transportleiding in kleur geaccentueerd.

Voor verdere informatie betreffende voorwaarden, gewenste leidingstrookbreedtes en exacte ligging van de leidingen kunt u zich wenden tot ondergetekende.
Wij vertrouwen u met deze reactie voldoende te hebben geïnformeerd, Een reactie uwerzijds zien wij met belangstelling tegemoet.”

Reactie

De drinkwatertransportleidingen zijn als bestemming Leiding-Water op de verbeelding opgenomen.

10. HTM Personenvervoer N.V.
“Naar aanleiding van de door u geboden mogelijkheid tot het geven van commentaar op het ontwerp-bestemmingsplan Laakhavens, ex art, 3,1,1 Bro, deel ik u het volgende mee.
Op de kaart en in de diverse artikelen ontbreekt de tramtunnel nabij Hollands Spoor, die onder de NS-sporen door gaat van de Parallelweg naar het Leeghwaterplein. Tevens zijn de kaart en de regels niet volledig t.a,v, het spoor- en tramviaduct bij de Put.
Wat verder opvalt is dat de oostzijde van het Stationsplein voor een groot deel de bestemming V-OV heeft gekregen, waardoor ook de hier geplande taxistandplaats onder de OV-bestemming valt. Dit strookt niet met de tekst van art. 13. Het heeft de voorkeur de ruimte voor de taxi's door middel van een functieaanduiding vast te leggen binnen de OV-bestemming, of deze apart te bestemmen, Daarnaast worden binnen een paar jaar op het Stationsplein zgn. tophalten aangelegd, voorzien van een ruime overkapping; dit kan wellicht ook alvast geregeld worden in art. 13.
Ter hoogte van het Rijswijkseplein kruist het autoverkeer de OV-bestemming; op de kaart is dit aangegeven, maar in art. 13 van de regels ontbreekt informatie over de "functieaanduiding verkeer".

En als laatste: zowel de hoge en lage Waldorpstraat als de ongelijkvloerse tramsporen in de Parallelweg ter hoogte van de tramtunnel bij HS vind ik niet (of maar gedeeltelijk) terug in de regels. Mijn vraag is of dat nodig is.

Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen”.

Reactie

De regels, toelichting en verbeelding zijn aangepast voor de diverse verkeersbestemmingen.

De tramtunnel nabij station Hollands Spoor is gelegen, is op de verbeelding opgenomen met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tunnelbak'. De oostzijde van het station heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsstraat'. Daarmee zijn taxistandplaats, tramsporen en Parallelweg in dezelfde bestemming opgenomen en passen ook de zogenaamde tophaltes binnen deze bestemming.

Onderscheid tussen hoge en lage Waldorpstraat en tussen de ongelijkvloerse tramsporen in de Parallelweg is inderdaad grotendeels niet zichtbaar op de verbeelding of in de regels. Het viaduct van de hoge Waldorpstraat is wel als zodanig op de verbeelding aangegeven. Deze functies zijn echter wel degelijk toegestaan. In de regels wordt geen onderscheid gemaakt in de hoogte van de tramsporen: daarmee zijn ook elkaar ongelijksvloers kruisende sporen toegestaan.

12. NS Stations

“Wij hebben het concept voor het ontwerp·bestemmingsplan met belangstelling bekeken omdat wij zoals bekend in samenwerking met de gemeente en ProRail de realisatie van een nieuwe stationstoegang met fietsenstalling voor station Hollands Spoor voorbereiden. Ten aanzien van dat onderdeel van het plan valt ons het volgende op:

1. In hoofdstuk 1.1 en in hoofdstuk 5.2.2 staat de aanleiding voor het project HS·Laakhavens verwoord als veroorzaakt door de toegangspoorten. Dat is niet juist, ook al is dat door de gemeente ook zo verwoord in het stedenbouwkundig raamwerk. De belangrijkste aanleidingen zijn het toevoegen van fietsenstallingsplaatsen in combinatie met het realiseren van een tweede hoofdtoegang van het station.

2. Op de plankaart zijn in detail de contouren van het voorlopige schetsontwerp van het plan ingetekend. Dat plan is ook als schetsontwerp nog niet vastgesteld; onder andere zal de gevellijn zeker nog veranderen. Die gevellijn is in het plan tevens de begrenzing tussen de bestemmingen "verkeer: openbaar vervoerstation" en "verkeer: verblijfsgebied". Dat is vermoedelijk niet hanteerbaar omdat een deel van de bebouwing een overstek kent (de stalling steekt uit boven het plein). Het is niet uitgesloten dat te zijner tijd de contouren van het definitief ontwerp kunnen worden meegenomen in het ter inspraak voor te leggen bestemmingsplan, maar zeker omdat in de regels van het bestemmingsplan de bouwvlekken als onoverschrijdbare begrenzing worden beschouwd lijkt ons dat niet praktisch. Wij stellen voor om het hele plangebied de bestemming "verkeer: openbaar vervoerstation 2" te geven, met beperkingen ten aanzien van de (toe te voegen) bouwvolumes.

3. In hoofdstuk 5.2.2 heet de verlengde tunnel/passage "traverse". Dat begrip wordt doorgaans gereserveerd voor verbindingen over het spoor. Wij stellen voor om het begrip "passage" te hanteren.

4. In hoofdstuk 5.4 wordt gesteld dat de in het vigerende bestemmingsplan mogelijk gemaakte detailhandel en horeca voor de locatie tussen de nieuwe stationstoegang en Mondriaan inmiddels elders in het plangebied opgesoupeerd is. Bestuurders van gemeente en NS Stations hebben op 29 mei 2012 afgesproken dat er 800 m2 detailhandel/horeca wordt gerealiseerd binnen het project voor de nieuwe stations toegang, en dat er in totaal 1600 m2 detailhandel/horeca mogelijk blijft in en rond het station. Dat zou moeten betekenen dat er op de voornoemde locatie naast de nieuwe stations toegang ook 800 m2 detailhandel/horeca mogelijk moet zijn, zodat binnen het plangebied in totaal 1600 m2 detailhandel/horeca mogelijk blijft conform gemaakte afspraken.

5. Om de realisatie van de nieuwe stationstoegang mogelijk te maken moeten de op dat terrein nu aanwezige parkeerplaatsen ten minste tot 1 januari 2018 verschoven worden naar de nog te ontwikkelen locatie tussen het plangebied voor de nieuwe toegang en het gebouw van ROC Mondriaan. Wij stellen voor om deze verschuiving bijvoorbeeld via een overgangsbepaling te faciliteren in het nieuwe bestemmingsplan.

Aan de centrum zijde worden plannen voorbereid voor de aanpassing van de stationshal in combinatie met het verbeteren van de faciliteiten voor de logistiek, rekening houdend met uw plannen voor de herinrichting van het Stationsplein. In verband daarmee merken wij het volgende op:

6. De strook tussen de Koninklijke Wachtkamer en de "sigma"-locatie heeft de bestemming "verkeer: openbaar vervoerstation", maar zonder dat er bebouwing mogelijk is. In het kader van de zoektocht naar mogelijkheden om de aan- en afvoer van goederen en vuil van het station af te wikkelen met zo min mogelijk hinder voor het overige verkeer denken wij aan de mogelijkheid om bescheiden expeditie- en opslagfaciliteiten te realiseren in de kop van het bestaande talud, op eigen grond van NS. Het in dit bestemmingsplan mogelijk maken van dergelijke faciliteiten achten wij gewenst.”

Reactie
1. De omschrijving van het project in paragraaf 1.1 en 5.2.2 is aangepast.

2. Op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is het definitief ontwerp voor het project nog niet beschikbaar. Daarom is het inderdaad niet ondenkbaar dat gevellijnen nog zullen wijzigen. Om deze aanpassingen niet onmogelijk te maken met het bestemmingsplan Laakhavens komt het college tegemoet aan het verzoek van reclamant. De strook grond tussen Waldorpstraat en het station Hollands Spoor die in het concept-ontwerpbestemmingsplan als Verkeer-Verblijfsgebied is bestemd, wordt bestemd als Verkeer - Openbaar Vervoerstation. Bebouwing kan gereguleerd worden met de reeds aanwezige bouwvlakken. Om afwijkende gevellijnen mogelijk te maken, wordt in de bestemming 'Verkeer - Openbaar Vervoerstation de bepaling toegevoegd dat PM

3. Conform het verzoek van reclamant is het begrip 'traverse' vervangen door 'passage'.

4. In het vigerend bestemmingsplan hebben de gronden tussen de nieuwe stationstoegang en Mondriaan 'Kantoren, detailhandel, horeca en dienstverlenende bedrijven'. In de regels is bepaald dat de totale brutovloeroppervlakte voor detailhandel en horeca niet meer mag bedragen dan 500 m2. Omdat de betreffende bestemming op meer plaatsen in het plangebied is opgenomen, is de redenatie dat de in dit artikel toegestane metrage voor detailhandel en horeca inmiddels is 'opgesoupeerd', niet onjuist.

Dat neemt niet weg dat met NS Stations inmiddels een samenwerkingsovereenkomst is gesloten, op basis waarvan het college onder meer 800 m2 vvo detailhandel/horeca mogelijk wil maken rondom het station Hollands Spoor. Deze ontwikkeling maakt onderhavig bestemmingsplan mogelijk. Binnen de bestemming Verkeer - Openbaar Vervoerstation is in totaal 1600 m2 vvo horeca en detailhandel toegestaan.

5. Binnen de bestemming Verkeer - Openbaar Vervoerstation zijn ook (on)gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan. Indien het verplaatsen van de nu aanwezige parkeerplaatsen niet past binnen onderhavig bestemmingsplan, kan een tijdelijke afwijking op basis van de Wabo worden verleend, waarmee de gevraagde verschuiving alsnog mogelijk kan worden gemaakt.

6. Binnen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied, die aan de betreffende gronden in het ontwerpbestemmingsplan zijn toegekend, zijn laad- en losmogelijkheden toegestaan. Wel kunnen nadere eisen worden gesteld aan de exacte locatie.


13. ProRail
“Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Laakhavens dat wij middels uw brief d.d. 15 juli 2013 met kenmerk DSO_SO/2013.6876 ter beoordeling hebben mogen ontvangen geeft ons in dit stadium aanleiding de volgende opmerking te maken.

In dit hoofdstuk ontbreekt het geluidsonderzoek. Hierdoor is een goede beoordeling van dit punt van het bestemmingsplan niet mogelijk. Wij verzoeken u zorg te dragen voor een afgerond geluidsonderzoek en de resultaten hiervan op te nemen in het bestemmingsplan.

Wij nemen aan u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd en behouden ons het recht voor in het vervolg van de procedure aanvullende/nieuwe opmerkingen te maken. “


Reactie

Een akoestisch onderzoek is inmiddels uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 4.4. Het volledige rapport is opgenomen in bijlage 4.

25. EPAC Property Counselors B.V. / ING Real Estate

Naar aanleiding van de brief van 15 juli 2013 (DSO_SO/2013.6876) m.b.t. het concept bestemmingsplan Laakhavens en het vooroverleg dat wij met u collega's hebben gevoerd op maandag 19 augustus jl. berichten wij u als volgt.

Zoals aangegeven in onze brief van 16 juli 2013 aan het College van B&W en opnieuw toegelicht tijdens het vooroverleg zijn heldere randvoorwaarden bij de mogelijke invulling van het grondstuk aan het Leegwaterplein van groot belang voor de beoogde toekomstige hoofdingang van de Megastores en het Wijk Winkel Centrum (WWC). De toekomstige hoofdingang valt of staat bij zichtbaarheid, toegankelijkheid en een optimale uitstraling.

Zoals besproken bij het vooroverleg is het verstandig om deze randvoorwaarden van de toekomstige hoofdingang en toegang daar toe (looppad/plein) vast te leggen in het bestemmingsplan Laakhavens.

Naast de besproken punten die al zijn opgenomen, zoals geen supermarkt en geen concurrerende retail (met de MegaStores in het bijzonder het WWC) zouden wij dan ook graag de onderstaande randvoorwaarden / nader te stellen eisen willen opnemen:

  • De uitstraling als hoofdentree dient te zijn gewaarborgd.
  • Vanaf de straat (Leegwaterplein) een volledig zichtbare en toegankelijke hoofdentree.
  • Een ruim en breed opgezet looppad/plein, tenminste 10 meter breed, van het Leegwaterplein naar de hoofdentree.
  • Een ruime hoofdentree van tenminste 10 meter breed.
  • Voldoende mogelijkheid voor laden en lossen opnemen.

Wij hebben inmiddels contact gehad met de mogelijke ontwikkelaar van het grondstuk om te bekijken in hoeverre wij beide belangen kunnen verenigen om zo voor beide partijen tot het meest gewenste resultaat te komen.

Reactie

In de definitie van detailhandel (artikel 1.36) zijn supermarkten specifiek uitgesloten.

Het college begrijpt de wens van EPAC en ING voor een zichtbare, toegankelijke entree van het wijkwinkelcentrum en wil tegemoet komen aan het verzoek om een nadere eisenregeling op te nemen. De gevraagde randvoorwaarden voor de entree van het wijkwinkelcentrum zijn vertaald in een nadere eisenregeling, die is opgenomen in artikel 6.4:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • de situering van laad- en losmogelijkheden in verband met de verkeersveiligheid en/of vanwege van belang zijnde verkeerskundige maatregelen met het oog op de verkeersafwikkeling en doorstroming;
  • de uitstraling, toegankelijkheid en maatvoering van gebouwen ten behoeve van de onder 6.1 onder e genoemde in- en uitgang.