direct naar inhoud van 3.3 Sectoraal beleid
Plan: Scheveningen Haven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-51VA

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Cultureel erfgoed

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

De Rijksdienst helpt gemeenten om hieraan te voldoen met de 'Handreiking erfgoed en ruimte'. Hierin staat hoe gemeenten zo'n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt in deze handreiking aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan, compleet met voorbeeldbepalingen.

“Het begrip cultuurhistorie heeft drie aspecten:

  • Historische (stede)bouwkunde / bovengrondse monumentenzorg; bijvoorbeeld kastelen, kerken, oude boerderijen of landhuizen, maar ook stedenbouwkundige elementen als beschermde stads- of dorpsgezichten.
  • Archeologie; sporen en vondsten die door mensen(werk) in het verleden in de grond zijn achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen in de grond die duiden op bewoning of infrastructuur. Een verzamelterm hiervoor is 'archeologische waarden'. Alle archeologische waarden bij elkaar zijn het 'bodemarchief'.
  • Cultuurlandschap/historische geografie: alle landschappelijke elementen die het gevolg zijn van menselijk handelen in het verleden, bijvoorbeeld verkavelingspatronen, pestbosjes, landgoederenzones of ontginningsassen.

Binnen het plangebied is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden. Deze zijn beschreven in 2.3 Cultureel erfgoed

Op grond van de geologische opbouw van de ondergrond is Scheveningen Haven een gebied waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht. In paragraaf 4.14 wordt nader op dit aspect ingegaan.

Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Scheveningen Haven grenst direct aan beschermde stadsgezichten. Het Statenkwartier aan de zuidzijde van het plangebied is rijks beschermd stadsgezicht. Het gebied werd op 25 juli 1996 definitief aangewezen. Scheveningen Dorp is op 6 maart 2003 door de gemeenteraad van Den Haag aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van het bevoegd gezag verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3 Cultureel erfgoed worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

3.3.2 Verkeer en infrastructuur
3.3.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.3.2.2 Algemeen gemeentelijk beleid

Haagse Nota Mobiliteit (2011)

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit”. De visie in de nota, vastgesteld op 22 september 2011, is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. Daarbij horen ook maatregelen om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen, met name binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

De Haagse Nota Mobiliteit verwoordt dat Den Haag wil dat haar bewoners en bezoekers gebruik kunnen maken van een goed en betrouwbaar vervoerssysteem. De gemeente geeft hierbij voorrang aan de bereikbaarheid van locaties waar nu en in de toekomst veel werkgelegenheid en/of voorzieningen zijn geconcentreerd. Scheveningen Haven is een van deze locaties, in de Haagse Nota Mobiliteit aangeduid als randstedelijke toplocatie. Bij een randstedelijke toplocatie hoort de volgende reistijdnorm: “Tussen de stadsrand (auto) of een intercity station (OV) enerzijds en de internationale en Randstedelijke toplocaties anderzijds, maximaal 20 minuten in de spits.” Indien nodig treft de gemeente maatregelen om aan de norm te voldoen. Bijvoorbeeld door te zorgen voor betere doorstroming van het verkeer of verbetering van het openbaar vervoer.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol. Het openbaar vervoer dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit. In dit streefbeeld is een studietraject voor een hoogwaardige openbaar vervoerverbinding naar Scheveningen Haven vastgelegd met een eindhalte nabij het Zuidelijk Havenhoofd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-51VA_0008.png"

In paragraaf 2.4.2 Verkeer en infrastructuur zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

Scheveningen Haven is via de Westduinweg en de Houtrustweg aangesloten op het regionale- en stedelijke hoofdwegennet (namelijk: Lozerlaan-Sportlaan-Segbroeklaan-Pres. Kennedylaan – Johan de Wittlaan - Teldersweg-Hubertustunnel-Noordelijke Randweg). Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u.

Door de voorgenomen activiteiten is het noodzakelijk de Houtrustweg op te waarderen van een erftoegangsweg (30 kilometer per uur, geen vrijliggend fietspad en geen voorrang op de Houtrustweg zelf) naar een wijkontsluitingsweg. De 'nieuwe' Houtrustweg heeft een maximum snelheid van 50 km/uur, een vrijliggend fietspad, asfalt (in plaats van klinkers) en wordt een voorrangsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-51VA_0009.jpg"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden.

De figuur toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte. Onderdeel van het net van 'sterroutes' is de aanleg van een sterfietsroute vanuit het centrum langs het Verversingskanaal en de Houtrustweg naar de kust. Het eindpunt van deze sterroute is bij de strandopgang ter hoogte van de Derde Haven bij het Zuidelijk Havenhoofd in Scheveningen Haven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-51VA_0010.jpg"

Parkeren

In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen. Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning.

Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.3.2.3 Verkeer plangebied

De huidige- en toekomstige ontsluiting voor autoverkeer en randstadrail zijn weergegeven in onderstaande afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-51VA_0011.jpg"

Verkeersontsluiting huidig

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0253DSchevHaven-51VA_0012.png"

Verkeersontsluiting toekomst

De belangrijkste veranderingen in de ontsluiting hangen samen met de ruimtelijke ontwikkeling op het voormalige Norfolkterrein en het Noordelijk Havenhoofd. Deze veranderingen volgen uit het beleid dat in de voorgaande paragrafen is beschreven. Voor de toekomstige hoofdontsluiting voor auto, openbaar vervoer en langzaam vervoer geldt:

  • De hoofdontsluiting van het havengebied is vanaf de Noordwestelijke hoofdroute via de Houtrustweg en de Westduinweg. Het Norfolkterrein sluit vanaf de Duindorpdam aan op de Houtrustweg via twee ontsluitingswegen (inprikkers): de Houtrustweg (50 km) en de Kranenburgweg (30 km).
  • De Houtrustweg wordt vanaf de kruising met de Nieboerlaan richting het strand opgewaardeerd naar een wijkontsluitingsweg (50 km/uur, vrijliggend fietspad, asfalt en voorrangsregeling).
  • Op het Noordelijk Havenhoofd worden bedrijfsverkeer en toeristisch verkeer zoveel mogelijk gescheiden om de mogelijkheden voor de bedrijfsvoering van de vissector te optimaliseren. Voor toeristisch verkeer komt de verbinding tussen de Strandweg en de Visafslagweg ter hoogte van het Adriaan Maasplein te vervallen.
  • Langs het Verversingskanaal en de Houtrustweg is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het doortrekken van een tramverbinding naar het Norfolkterrein.
  • Aanleg van een sterroute voor fietsers vanuit het centrum langs het Verversingskanaal naar de kust.
  • Voor voetgangers en fietsers wordt de circulatie door het havengebied verbeterd door toevoeging van een (beweegbare) brug over de Pijp en door het maken van een langzaam verkeersverbinding tussen de havenhoofden (aanduiding op de plankaart).


Hoofdstuk vijf geeft een nadere toelichting op de aanpassing van de verkeersstructuur die samenhangt met de ontwikkelingen op het Norfolkterrein en het Noordelijk Havenhoofd.

Ontsluiting en inrichting Dr. Lelykade

In bestemmingsplan Scheveningen Haven (1998) is beleid opgenomen ten aanzien van bouwlocaties rond de Tweede Haven en daarmee samenhangend de ontsluiting van de Dr. Lelykade rond de Tweede Haven en de inrichting hiervan. Dit beleid heeft de afgelopen jaren geleid tot uitvoering van diverse bouw- en openbare ruimte projecten en zal de komende jaren worden gecontinueerd. Dit zal leiden tot de volgende veranderingen in de ontsluiting van de Dr. Lelykade:

  • de hellingbaan waarmee de Dr. Lelykade aansluit op de Westduinweg zal worden verlegd als gevolg van de rooilijnverlegging die door het bestemmingsplan uit 1998 is mogelijk gemaakt. De nieuwe hellingbaan gaat aansluiten op de Schokkerweg en wordt ingericht als eenrichtingsweg (aansluitend op het eenrichtings-regime op de Schokkerweg).
  • Het vervallen van bovengenoemde aansluiting tussen de Dr. Lelykade en de Westduinweg wordt gecompenseerd door aanpassing van de Van Bergenstraat tot tweerichtingsstraat tussen de Westduinweg en de Dr. Lelykade.
  • De hellingbaan tussen de Dr. Lelykade en de Zeesluisweg komt te vervallen als de bouwontwikkeling start op de nog te ontwikkelen bouwlocatie op het Schiereiland aan de zijde van de Tweede Haven (locatie De Vierde Mast). De hellingbaan ter hoogte van de Pijp tussen de Dr. Lelykade en de Tweede Zeesluis Dwarsweg blijft bestaan. Hierdoor blijft de Dr. Lelykade goed ontsloten, ook wanneer de kade langs de de Eerste haven (de Vissershavenweg) is afgesloten in verband met laad- en losactiviteiten.


Het uitgangspunt voor de inrichting van de kades is een multifunctionele inrichting met een heldere zonering voor het rijdende verkeer, en het parkeren en een laad- en loszone langs het water. In het bestemmingsplan uit 1998 is de los- en laadzone ook als zodanig bestemd. In het nieuwe bestemmingsplan is gekozen voor een globalere bestemming. De huidige inrichting blijft gehandhaafd en wordt ook doorgezet bij herinrichting van het laatste deel van de Dr. Lelykade op het Schiereiland. Met het oog op het recreatieve gebruik en de toegenomen verblijfsfunctie van de kades rond de Tweede Haven zal de gemeente de mogelijkheid tot het instellen van 30 km/h regime onderzoeken.

3.3.3 Wonen
3.3.3.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten met een eenzijdige woningvoorraad vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast wordt een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Scheveningen Haven

Scheveningen Haven is in ontwikkeling. De bedoeling is dat het gebied uitgroeit tot een bijzonder woon- en verblijfsgebied, en een publiekstrekker van formaat. Door dit unieke profiel levert het een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de ambitie van Den Haag 'Internationale Wereldstad aan Zee'.

Het plangebied valt binnen de Woonvisie grotendeels in het centrum stedelijk woonmilieu, gekenmerkt door een mix aan wonen werken, en (recreatieve) voorzieningen. De woonsfeer is te karakteriseren als 'wonen aan de kust'. De nabijheid van de zee, strand en duinen is een belangrijke bepalende factor in de woon en leefomgeving. De kust is in dit gebied duidelijk zichtbaar en voelbaar door de aanwezigheid van de jachthaven, en de visserij. De afgelopen jaren zijn er in het plangebied al de nodige hoogwaardige appartementen aan de voorraad toegevoegd, vooral gericht op een- en tweepersoonshuishoudens. Vernieuwing richt zich vooral op de toevoeging van woningen en appartementen voor stedelijk georiënteerde huishouden, zoals empty nesters en gezinnen. Ook recreatieve woonvormen krijgen een plek in het plangebied. Gestreefd wordt naar een intensief stedelijk woonmilieu met de nodige differentiatie in woningvoorraad. Op het Norfolkterrein wordt woningbouw gerealiseerd met woningen in diverse typologieën en prijsklassen. Het gebied herbergt diverse woonsferen: nabij het levendige havengebied, met vergezichten op zee en duingebied, aan statige lanen en een kleinschalig opgezet gebied achter de kadebebouwing. Voor de bewoners zijn voorzieningen als entertainment, eten en drinken, winkelen, haven en strand altijd binnen handbereik.

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 700 woningen mogelijk op het voormalig Norfolkterrein. De bestaande woningvoorraad in het overige deel van het plangebied is positief bestemd. Daar waar mogelijk zijn dakopbouwen toegestaan. Zoals in paragraaf 5.3.3 is toegelicht wordt hiermee invulling gegeven aan het gemeentelijk beleid dat erop is gericht dat bewoners zoveel mogelijk hun wooncarrière in hun eigen wijk kunnen maken.

3.3.3.2 Werkwoningen

De werkwoning is een flexibel woonconcept waarbij de werk-, bedrijfs- of praktijkfunctie is gekoppeld aan of geïntegreerd in de woonfunctie. De werkwoning komt ook voor onder de naam atelier- bedrijfs-, of praktijkwoning. In de nota 'werkwoningen in de Haagse regio' (RIS 72582, 22-02-2000) worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor werkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, en gebieden langs doorgaande wegen en langs spoorwegen.

In de bestemming "Wonen" is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt verstaan: het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een ambacht geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk. Voorbeelden hiervan zijn een architect, schoonheidsspecialiste of edelsmid. Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan op voorwaarde dat de woonfunctie van het perceel daardoor niet wordt aangetast.

3.3.4 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit”. Deze nota is door de Raad vastgesteld op 6 oktober 2011 (RV 126_2011, RIS 181227).
De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat.

Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening) met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs, ondermeer met topopleidingen.

De ontwikkeling van Scheveningen is cruciaal voor Den Haag als Wereldstad aan Zee. De toeristenindustrie is een belangrijke bron van werkgelegenheid die gekoesterd en zo mogelijk versterkt moet worden. Een belangrijke doelstelling is het verhogen van de bezoekersaantallen in de niet-zomermaanden en verhoging van de gemiddelde besteding per bezoeker. De kracht van Scheveningen Haven zit in de visserij en de zeil- en watersporten. Dit zijn specifieke en onderscheidende clusters voor Den Haag. Versterking van deze clusters in combinatie met de verdere inzet op toerisme zorgen voor een verdere versterking van de aantrekkingskracht van het gebied.

3.3.4.1 Bedrijven

Regionaal en provinciaal bedrijventerreinenbeleid

De regionale productie en werkgelegenheid is voor ruim een kwart aangewezen op bedrijventerrein. Behoud en uitbouw van dit segment van de economie van Haaglanden vraagt dus ook voor de toekomst om een gevarieerd aanbod aan ruimte.

De regionale bedrijventerreinenstrategie bevat naast de ruimtelijk-economische programmering van de regionale bedrijventerreinen ook een afspraak over compensatie van verlies van binnenstedelijk bedrijventerrein. De Haagse bedrijventerreinen Fruitweg, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Uitenhagestraat zijn opgenomen in de categorie “Herstructurering ten behoeve van behoud van bedrijventerreinfunctie”. Binckhorst is opgenomen in de categorie “Transformatie naar gemengd gebied” (p. 148). Transformatie kan alleen plaatsvinden bij voldoende compensatie van bedrijfsruimte elders in de gemeente en/of regio. Aantasting van het huidige areaal bedrijventerrein wordt onderworpen aan een “nut-en noodzaakanalyse” met als insteek “nee, tenzij”. (p. 145)

Deze aanvullingen zijn opgenomen in het regionaal structuur plan (RSP). Het RSP geldt als een structuurvisie, zoals is omschreven in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Over Scheveningen Haven is in de tekst van het RSP opgenomen dat gezien het specifieke karakter het te transformeren zeehaventerrein in Scheveningen Haven gecompenseerd kan worden in de Rijnmond.

Het provinciale beleid (Verordening Ruimte) heeft een bedrijventerreinkaart vastgesteld met aangewezen gebieden voor bedrijventerreinen. Op deze kaart staat Scheveningen Haven vermeld, met weglating van het Norfolkterrein. Hier gelden de volgende spelregels voor:

  • 1. nieuwe bestemmingen voor bedrijventerreinen zijn pas mogelijk als aangetoond is dat er behoefte aan is;
  • 2. nieuwe bestemmingen voor (bedrijfs)woningen op bedrijventerreinen zijn niet mogelijk. Woonwerkeenheden mogen alleen onder strenge voorwaarden op delen van bedrijventerreinen en
  • 3. de hoogst mogelijk milieucategorie uit de Staat van bedrijfsactiviteiten moet mogelijk zijn op bestemmingen voor bedrijventerreinen. Alleen onder voorwaarden kan hiervan afgeweken worden.

Voor de genoemde voorwaarden wordt verwezen naar de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland.

Daarnaast hebben de gemeenteraden van Den Haag, Delft, Rijswijk, Midden-Delfland en Pijnacker-Nootdorp met elkaar afspraken gemaakt in vorm van een intentieovereenkomst om werkgelegenheid in de regio te behouden en uit te breiden. De samenwerking kent een aantal fasen:

1. gezamenlijk onderzoek 'mismatch' en kennisdeling

2. gezamenlijke aanpassing programmering en planning van bedrijventerreinen

3. gezamenlijke, meer onderscheidende profilering bedrijventerreinen. Meer focus op middensegment ("werkterreinen") en minder op het hoogwaardige of topsegment.

De komende tijd staat in het teken van een veranderende werkwijze (gezamenlijk in plaats van individueel en vraaggericht in plaats van aanbodgericht) en gezamenlijke proactieve acquisitie.

Stedelijk bedrijventerreinenbeleid

Bedrijventerreinen zijn belangrijk voor de werkgelegenheid binnen de gemeente Den Haag. Van de ruim 255.000 arbeidsplaatsen in de stad bevinden er zich ruim 34.000 op de bedrijventerreinen, hetgeen neerkomt op ruim 13% van de totale werkgelegenheid (op 1 januari 2012).

Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers die gebonden zijn aan de stad in de stad zelf te faciliteren. Hiervoor zijn de bedrijventerreinen Uitenhagestraat, Laakhaven-Centraal en een gedeelte van de Binckhorst (tot 2020) aangewezen. Voor de niet direct aan de stad gebonden bedrijvigheid zijn de bedrijventerreinen Forepark-Middenweg, de bedrijfslocaties in de wijk Ypenburg, Westvlietweg I, II en III, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Scheveningen-Haven aangewezen. Deze gebieden fungeren als opvang voor bedrijven die niet makkelijk zijn te mengen met andere functies zoals wonen.

Door de in het verleden doorgevoerde scheiding van functies wordt de stad gekenmerkt door monofunctionele gebieden. Binnen de woonwijken is weinig ruimte voor werkfuncties gecreëerd en de bedrijventerreinen zijn gebieden waar overdag nog wel sprake is van een zekere levendigheid, maar waar 's avonds nauwelijks activiteiten zijn. De toenemende leegstand van vooral kantoorpanden op de bedrijventerreinen zorgt voor minder activiteiten en voor troosteloze plekken op de bedrijventerreinen. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om op de bedrijventerreinen te komen tot meer menging van functies. Dat kunnen functies zijn in de sfeer van horeca, wonen en logies. Het mengen moet wel op een dusdanige wijze gebeuren dat de verschillende functies elkaar niet in de weg zitten en er mag geen sprake zijn van oneigenlijke concurrentie met vestigingen in bijvoorbeeld de binnenstad (logies). Om de bestaande bedrijventerreinen vitaal te houden wordt niet alleen aandacht besteed aan functiewijziging, maar ook aan herstructurering ten behoeve van het behoud van de bedrijvenbestemming.
Om de economische structuur van de gemeente vitaal te houden is er ook aandacht voor het realiseren van nieuwe bedrijfslocaties. In de nota Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005 -2020 en de Update bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2020 (rv 19, 2007) wordt aangegeven hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur vitaal te houden voor de periode tot 2020.

Havennota

In de Havennota, economisch perspectief Haagse havens (RIS158370 - 3 nov. 2008) wordt het toekomstig economisch kader voor de vier Haagse havens geschetst. Ingegaan wordt op de huidige economische functies in de vier havens, de verschillende potenties voor de toekomst en mogelijke externe ontwikkelingen die economisch van invloed kunnen zijn op het functioneren van de havens. De Havennota sluit aan bij de uitgangspunten van de ‘Structuurvisie Den Haag 2020, Wereldstad aan Zee’ en de verschillende masterplannen/ontwikkelingsvisies.

De visserij hoort bij Scheveningen en speelt een belangrijke rol, niet alleen historisch gezien, maar ook vandaag de dag. Het is een bedrijfstak die werkgelegenheid genereert (ook voor de onderste helft van de arbeidsmarkt) en de haven bovendien kleur en levendigheid geeft, wat attractief is voor toeristen. Uitgangspunt is dan ook het behouden en actief versterken van het visserijcluster in Scheveningen. In 2009 hebben het bedrijfsleven en de gemeente het Vispact ondertekend om de visserijsector duurzaam te verankeren en te versterken in de haven.


Functiemengingstrategie, bedrijven en milieuzonering

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave zoals verwoord in de Structuurvisie Den Haag 2020. Optimalisering van het grondgebruik is daardoor noodzakelijk. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:

  • 1. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen;
  • 2. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben;
  • 3. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied.

Naast het mengen op de verschillende schaalniveaus is in de Functiemengingstrategie ook aangegeven door de gemeente Den Haag aan welke groottes gedacht kan worden op verschillende locaties als het gaat om functiemenging.

Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan +/-100 m2 mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen +/- 100- 500 m2 geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Groter dan 500 m² zou op bedrijventerrein of kantorenlocatie plaats moeten krijgen.

De algemene richtafstandenlijst uit de VNG-handreiking, vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met een afstandstap worden verminderd. Deze staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies), mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Het kan daarbij gaan om bestaande gebieden met functiemenging en om gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd. Een specifieke staat van Bedrijfsactiviteiten is wenselijk omdat de activiteiten in dergelijke functiemengingsgebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op bedrijventerreinen.

Er is in de staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • A. Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • B. Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • C. Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Wanneer er wordt gekeken naar de functiemengingstaat die bijgevoegd is bij het bestemmingsplan dan kan er worden geconstateerd dat er ook detailhandel, hotels, leisure en horeca functies zijn opgenomen in deze functiemengingstaat. Voor deze functies geldt dat de functiemengingstaat niet als leidend gezien mag worden, maar is het vastgestelde beleid voor detailhandel, hotels, leisure en horeca.

De visserijsector met het visafslaggebouw, de koelhuizen, de verwerkingsbedrijven en de (detail)handel blijft geconcentreerd op het Noordelijk Havenhoofd. De visserijsector heeft aangegeven te willen uitbreiden en die ruimte krijgt ze op het Noordelijk Havenhoofd. Ook wil de sector zich meer richten op de consument en bezoekers, door te onderzoeken of (educatieve) publieksfuncties kunnen worden gerealiseerd die het verhaal van de visserijsector en van het product vis vertellen.

3.3.4.2 Detailhandel

Regionaal beleid

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Detailhandelstructuurvisie Den Haag vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • Voor geclusterde perifere detailhandel (PDV) en grootschalige detailhandel is in Den Haag alleen de Megastores de aangewezen locatie.
  • Tuincentra en bouwmarkten zijn onder voorwaarden toegestaan, vestigingen van meer dan 3.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest.
  • Detailhandel op trafficlocaties is onder 200 m² toegestaan en alleen op de provinciaal aangewezen knooppunten voor hoogwaardig openbaar vervoer.
  • Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd.
  • Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

Het afgelopen jaar is gewerkt aan een nieuw regionaal detailhandelsbeleid. Dit wordt naar verwachting in de zomer van 2013 vastgesteld. In de nieuwe visie worden plannen van meer dan 2.000 m2 bvo in bedoelde bestaande en nieuwe winkelconcentraties ter goedkeuring aan het stadsgewest. Dit betreft een hiermee een aanpassing van 1.000 m² naar 2.000 m². Het bestemmingsplan Scheveningen Haven speelt in op deze nieuwe beleidslijn.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinklelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. In de Detailhandelsnota is verder vastgelegd dat periodiek een detailhandelsmonitor zal worden uitgevoerd, op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden. De monitor is een quickscan en wordt gehanteerd als relatief snelle methode om vast te stellen hoe de winkelgebieden in de hoofdwinkelstructuur er voor staan. Tevens ontstaat op hoofdlijnen inzicht in welke winkelgebieden kansrijk zijn om in te investeren vanuit markttechnisch perspectief.

Deze kennis is ingezet bij het opstellen van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011), waarin ook een actualisatie voor een deel van het detailhandelsbeleid is opgenomen. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse retailbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het haagse binnenstadsplan. Daarnaast stimuleert de gemeente vernieuwende of bijzondere marktinitiatieven, de consument staat hierbij centraal. Bij perifere detailhandelinitiatiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel). Verder zet de gemeente in op het versterken en behouden van de bestaande bijzondere winkelgebieden, de zgn 'parels'. In de buurten en wijken voor behoud van de sterke winkelkwaliteit in het belang van sociale cohesie, identiteit en leefkwaliteit. Het verbeteren van de vestigingskwaliteit voor retailers speelt hier een belangrijke rol, zoals openbare ruimte, beheer, etc.

Scheveningen Haven maakt geen onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur. In het gebied zijn diverse (grotere) thematische winkels gevestigd in maritieme, watersportsegment. Daarnaast zijn er twee supermarkten gevestigd. De Aldi wordt in het bestemmingsplan bestendigd. De Jumbo wordt binnen het plangebied verplaatst naar een nieuwbouwlocatie. Een verhuizing was in het voorgaande bestemmingsplan al mogelijk gemaakt en is reeds eerder vergund.

Rond de Tweede Haven worden de reeds bestaande mogelijkheden in de geest van het voorgaande bestemmingsplan bestendigd. Er is een accentverschuiving in de thematisering; van maritiem naar niet-dagelijks. Met deze thematisering wordt ingezet op het toeristische karakter van het havengebied, aangezien een regulier wijkwinkelcentrum niet wenselijk is. Alleen rond de nieuwe Jumbo-vestiging is ook het segment dagelijks mogelijk. In de woonstraten zoals de Koppelstokstraat en aan de randen van het plangebied, zoals langs de Westduinweg is geen detailhandel mogelijk, behalve daar waar deze al gevestigd is.

Op het Noordelijk Havenhoofd en rond de Derde Haven biedt het plan ruimte voor de toevoeging van detailhandel. Rond de Derde Haven wordt een aantrekkelijk woon- en verblijfsmilieu gerealiseerd met een aantal toeristische voorzieningen, een hotel en horeca. Detailhandel is een onderdeel van dit toeristisch gebied. Gelet op het karakter van het gebied wordt ingezet op de sports & outdoor en lifestyle. Er is 2.000 m² niet-dagelijkse detailhandel mogelijk gemaakt. Dit is aan de kade van de Derde Haven voorzien. De vorming van een winkelcentrum met dagelijks aanbod is uitgesloten. Het Noordelijk Havenhoofd is het domein van de visserij. Hier bevinden zich naast de bedrijvigheid enkele visrestaurants/winkels. Op het Noordelijke Havenhoofd wordt de visserij versterkt en krijgt deze de ruimte om te groeien. In de plannen speelt de visserijsector ook in op de ligging aan het strand met de watersporten, beachstadion. Zij ontwikkelt op het duinlichaam een indoorsportvoorziening, een indoorspeelvoorziening en FISH, een educatieve publieksvoorziening met alles rond het thema vis, visserij en Noordzee. Om dit profiel van de gebied te versterken is maximaal 1.850 m² bvo niet-dagelijkse detailhandel mogelijk, primair gericht op sportgerelateerde of visserijgerelateerde concepten. In een deel van dat programma kan ook horeca worden gevestigd.

Uit het bijgevoegde Distributie Planologisch Onderzoek blijkt dat er op dit moment marktruimte is voor bovengenoemd programma.

3.3.4.3 Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 vastgesteld. Bij Den Haag als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire voorzieningen. Dit vraagt om toekomstgericht beleid, dat beschreven is in de Toekomstvisie Horeca. Het gaat in deze visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur. Deze toekomstvisie geeft ook de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)? Horeca is een dynamische sector, dus hoe zorgt Den Haag op dit gebied voor flexibiliteit.

Centrum en Scheveningen zijn èn blijven de belangrijkste horecagebieden. Voor Scheveningen Haven is er in de toekomst ruimte voor thematische concepten bij herontwikkeling van het Noordelijk Havenhoofd, zoals visrestaurants. Uitbreiding is mogelijk tot en met categorie Middelzwaar. Zie Bijlage Staat van Horeca-categorieën voor een beschrijving van de categorieën. Ook is er ruimte rond de Derde Haven voor horecaconcepten die het toekomstige verblijfsgebied met onder andere vrijetijdsvoorzieningen en winkels ondersteunen. Primair wordt ingezet op de categorie Licht, uitbreiding in de categorie Middelzwaar is mogelijk. Nachthoreca is niet mogelijk.

Hotelbeleid

Het hotelbeleid staat in de nota 'Roomservice' die in juni 2000 is vastgesteld. Dit vormt nog steeds het vigerende beleid van de stad. Periodiek wordt een voortgangsbericht vastgesteld dat de resultaten van de afgelopen jaren evalueert, recente ontwikkelingen in de sector beschrijft en de ambitie van Den Haag op het gebied van de hotelsector plaatst binnen het grotere kader van de internationale en toeristische ambities van de stad.

Het hotelbeleid van de gemeente Den Haag is globaal geformuleerd en geeft ruimte voor een op de marktsituatie aangepaste strategie bij de uitwerking. Deze is gericht op een mix van het actief en stimulerend optreden van de gemeente, het faciliteren van initiatiefnemers in het bestaande stedelijke gebied en waar mogelijk het wegnemen van belemmeringen bij de exploitatie van de bestaande hotels. Substantiële uitbreiding van het aantal hotelkamers wordt alleen actief ondersteund indien er marktruimte bestaat voor het betreffende hotelinitiatief of het initiatief zorgt voor extra (aanvullende) marktvraag.

Speerpuntgebieden in het hotelbeleid zijn de Binnenstad en Scheveningen. Het hotelbeleid wijst geen locaties aan en de strategie geeft slechts aan waar ruimte voor bestaat, met name in kwalitatieve zin. Het bieden van ruimte aan bijzondere, kleinschalige formules vormt één van de elementen in deze strategie. Initiatieven zullen altijd beoordeeld worden op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie. Hierbij wordt veel aan de markt overgelaten.

In 2013 zal de gemeenteraad het hotelbeleid vernieuwen. De 'hotelstrategie Den Haag' vormt een aanscherping van de hotelnota uit 2000 ('Roomservice'). De hotelstrategie beschrijft het nieuwe hotelbeleid voor de stad. De uitgangspunten blijven hetzelfde als in de vorige nota waar het gaat om het belang van toerisme in het algemeen en de bijdrage van een gezonde hotelsector hieraan. In de uitwerking maakt de gemeente echter scherpere keuzes. Er is minder ruimte voor kwantitatieve uitbreiding dan bij de vorige nota. De gemeente zal in de toekomst slechts op strategische locaties actief opereren en de besluitvorming over het al dan niet faciliteren van een hotelinitiatief af laten hangen van de locatie, het concept, de initiatiefnemer en de exploitant. Hierbij wordt veel aan de markt overgelaten. Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente heel terughoudend.

In de planvorming voor de herontwikkeling van Scheveningen Haven zijn een groot 5* hotel met wellness en vergaderfaciliteiten en een middelgroot 3* hotel opgenomen. Voor de locatie Talud Schiereiland op de Dr. Lelykade bestaat de mogelijkheid om een hotel van 75 kamers te ontwikkelen. De hotels dienen onderscheidend te zijn ten opzichte van het bestaande aanbod in Den Haag.

In het Nautisch Centrum Scheveningen zijn 122 hotelappartementen gerealiseerd, dat wil zeggen short stay appartementen en extended business-suites. De gemeente wil de mogelijkheid bieden deze hotelappartementen onder voorwaarden, naar woningen om te zetten.

3.3.4.4 Kantoren

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) herzien. Voort is het kantorenbeleid in de nieuwe Kantorenstrategie Haaglanden 2012-2020 op 28 november vastgesteld.

In het kantorenbeleid staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd. In dit kader is een wijzigingsbevoegdheid binnen de kantoorbestemming opgenomen op grond waarvan het college bevoegd is om overige functies toe te staan.

Volgens het provinciale beleid(conform Artikel 3.1.6, lid 2 Bro) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.

Scheveningen Haven is geen reguliere kantoorlocatie voor grootschalige kantoorontwikkelingen. De gemeente maakt reguliere grootschalige ontwikkelingen dan ook niet mogelijk. Gelet op het specifieke vestigingsmilieu wordt er wel ruimte geboden voor het ontwikkelen van bedrijfs- en (ondersteunende) kantoorruimte voor haven-, visserij- en watersportfuncties. Dit past binnen de mogelijkheden van artikel 7 van de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland.

Op het Noordelijk Havenhoofd krijgt de visserijbedrijvigheid ruimte om te groeien. Het betreft hier ondersteunend kantoorprogramma (niet solitair) naast de huisvesting van de (gemeentelijke) verkeerscentrale. Rond de Derde Haven en de Kom / Landhoofd C wordt eveneens ruimte geboden voor watersport- en havengebonden kantoorgebruik. Deze is veelal ondersteunend van aard. Voor de watersportactiviteiten betreft het daarnaast kleinschalige units tot maximaal 250 m². Op het Norfolkterrein zijn twee units van 545 m² mogelijk voor locale of havengebonden kantoorgebruikers. Rond de Tweede Haven wordt geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt, enkel tot 250 m².

De locaties met de bestemming 'kantoor' betreffen bestaande locaties waar geen uitbreidingsruimte is voorzien. De locaties Kranenburgweg en Vuurtorenweg kunnen in aanmerking komen voor transformatie. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen

3.3.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
3.3.5.1 Onderwijs

De gemeente is sinds 1997 verantwoordelijk voor de huisvesting van de scholen voor primair en voortgezet onderwijs. Daarom wordt per stadsdeel een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (IHP-Onderwijs) gemaakt om de scholen zo goed en efficiënt mogelijk te huisvesten. Het IHP-Onderwijs voor het stadsdeel Scheveningen is begin 2003 vastgesteld (uit Stadsdeelanalyse juni 2008).

De voorzieningen voor onderwijs die in Scheveningen aanwezig zijn, vallen allemaal buiten het plangebied. Er zijn geen plannen voor onderwijsvoorzieningen in het plangebied.

Kinderopvang

Op 19 april 2001 heeft de gemeenteraad de 'Nota ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld. Geschikte locaties voor kinderopvang zijn moeilijk te vinden. De meeste bestemmingsplannen zijn niet afgestemd op deze grote groei van behoefte aan kinderopvangplaatsen. Met deze nota is een belangrijk instrument gecreëerd om geobjectiveerd en gestructureerd te beslissen over de vestiging van kindercentra. De belangen van omwonenden verliest het college daarbij niet uit het oog. De in de nota opgenomen voorwaarden (ruimtelijke criteria) staan borg voor een zorgvuldige afweging van belangen. In de nota staan de (stedenbouwkundige) voorwaarden waaraan locaties voor nieuwe kindercentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen) moeten voldoen om deze centra ruimtelijk in te kunnen passen in de stad. De volgende criteria zijn in de nota opgenomen:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren

Aanvullend op de bovenstaande beleidsnota heeft wethouder Dekker in brieven (november 2007 en februari 2009) aan de Commissie Jeugd en Burgerschap aangegeven welke acties van de gemeente bij de uitbreiding van buitenschoolse opvang worden ingezet. De verwachting is dat de wachtlijsten verder zullen groeien. De gemeente zal als regisseur fungeren bij het vinden van geschikte locaties om zo de groeiende wachtlijsten te verkorten. Door in dit pand kinderopvang onder te brengen wordt een bijdrage aan de doelstelling in de hierboven genoemde brief voor kinderopvang geleverd. Een bestemmingsplan is een instrument dat een dergelijke faciliterende rol kan vervullen.

Er zijn twee kinderdagverblijven en 1 peuterspeelzaal in het plangebied gevestigd.

In het voorliggende bestemmingsplan worden deze voorzieningen toegestaan. Voor nieuwe kinderdagverblijven geldt dat deze alleen zijn toegestaan in panden met de bestemming Maatschappelijk waar geluidgevoelige functies zijn toegestaan.

3.3.5.2 Welzijn en zorg

De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het meerjarenbeleidsplan maatschappelijke ondersteuning 'Zorg voor elkaar' 2011-2014 geformuleerd. Doel van het gemeentelijke welzijnsbeleid is dat Haagenaars actief deelnemen en voor elkaar klaarstaan, zich inzetten voor een ander, de buurt of een vereniging. Het gaat hierbij om:

  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de zelfredzaamheid van bewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk dat is gericht op het ondersteunen van vrijwilligers is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan ondersteuning in de wijk werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

3.3.5.3 Maatschappelijke voorzieningen


In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

Buurthuis van de Toekomst

Uitgangspunt van het thema 'Buurthuis van de Toekomst' is dat ten behoeve van jongeren ontmoetingsplekken, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, scoutingruimten, verenigingsleven en sociaal cultureel werk, evenals ruimten voor kunstbeoefening, in voorkomend geval ook in gebouwen bij de sportvoorzieningen gehuisvest moeten kunnen worden.
In de bestemming 'Sport' is daarvoor een regeling opgenomen.

Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk (M) is daarom zo omschreven dat ook gebedsruimten mogelijk zijn.

In paragraaf 2.5.5 Maatschappelijk zijn de belangrijkste maatschappelijke voorzieningen in Scheveningen Haven benoemd. Er zijn geen plannen voor uitbreiding met nieuwe voorzieningen. Wel bestaat er een plan om het Verzorgingshuis Het Uiterjoon, een woonzorgcentrum aan de Vissershavenstraat, te vervangen door nieuwbouw.

3.3.6 Cultuur en ontspanning
3.3.6.1 Cultuur

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, beeldende kunstinstellingen, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. Het bestemmingsplan maakt op het schiereiland tussen Eerste en Tweede Haven en op het Zuidelijk Havenhoofd nieuwe culturele voorzieningen mogelijk.

Broedplaatsen

Met het programma Creatieve Stad Den Haag stimuleert de gemeente de creatieve sector in de stad. Voor de creatieve industrie zijn gebieden met gemengde 'rommelige' milieus en voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijke omgeving favoriet als vestigingsplaats. In dit bestemmingsplangebied is een geschikt milieu voor de creatieve sector aanwezig. Dat moet gekoesterd worden.

Het bestemmingsplan Scheveningen Haven biedt ruime mogelijkheden voor de vestiging van kleinschalige bedrijven dankzij de aanwezigheid van een grote hoeveelheid bedrijfsruimten onder woningen.

3.3.6.2 Leisure

Den Haag streeft met de Leisurenota Den Haag naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau.
Onder 'leisure' worden alle (concentraties van) publieksverzorgende, commerciële vrijetijdsvoorzieningen met een (boven-) stedelijke verzorgingsfunctie verstaan. Hierbij gaat het onder meer om horeca, attracties, kunst, cultuur, sport, spel, wellness, verblijfsaccommodaties en zakelijk toerisme. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Belangrijkste leisurelocaties zijn de kuststrook en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.

Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer.

Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen en van belang is voor het vestigings-, bezoek- en woonklimaat. Belangrijkste leisurelocaties zijn Scheveningen en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Deze is beschreven in de leisurenota. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.

Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief/voorziening en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer. Daarnaast vindt er uiteraard een beoordeling plaats op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.
Qua versterking van het aanbod ligt de prioriteit bij de congressector, de evenementenmarkt, cultuur, attracties en nieuwe trekkers. Daarnaast wordt gestreefd naar uitbreiding van het basisaanbod voor de doelgroepen kinderen, jongeren, 'nieuwe' ouderen en niet-westerse bevolkingsgroepen.

De bestedingen van toeristen, bezoekers en congresgangers zijn voor de Haagse economie heel belangrijk. Vanuit economisch perspectief is de vrijetijdssector een groeisector en een banengenerator voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Den Haag zal zich echter ook als toeristenstad moeten blijven bewijzen. Scheveningen Haven en Bad verdienen een kwaliteitsimpuls om ook in de komende jaren attractief te blijven voor toeristen uit binnen- en buitenland.

De ambities voor Scheveningen Haven zijn hoog: het wordt een gebied dat het hele jaar door aan bewoners en bezoekers interessante mogelijkheden biedt voor verblijf en vermaak. De bijzondere kwaliteiten die de haven onderscheidt van andere gebieden aan de kust, bieden volop mogelijkheden om een onderscheidend profiel te realiseren met een prettig verblijfsklimaat.
De nadruk zal worden gelegd op de verdere ontwikkeling van de bestaande attracties en nieuw vrijetijdsaanbod dat de aantrekkelijkheid buiten het hoogseizoen vergroot. In de mix van functies is ook plek ingeruimd voor leisurevoorzieningen, met name in de omringende bebouwing van de Derde Haven en in het vis/leisure-gebouw op het Noordelijk Havenhoofd. Dit kunnen kleinere of grotere attracties zijn, met name gericht op gezinnen met kinderen. Verder is er plek voor meer sportieve leisure-activiteiten. Leisure is in dit bestemmingsplan opgenomen als 'cultuur en ontspanning'.

3.3.7 Sport en recreatie
3.3.7.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.


De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Den Haag is door zijn ligging aan zee en met zijn havens een unieke uitvalbasis voor strandsporten en zeilsporten. Voor het zeezeilen op het hoogste niveau is nu al aan de Kom het nationaal trainingscentrum gevestigd, de thuisbasis van de Olympische kernploeg. Ook zijn de voorzieningen aan de Kom verbeterd, onder meer door de aanleg van een slipway om boten gemakkelijk te water te laten. Door dit alles kan Den Haag grote zeilevenementen organiseren als de North Sea Regatta en EK's en WK's Zeilen.

Om de zeilsport en dit soort evenementen nog beter te ondersteunen, komt er vlak bij de Kom een watersportgebouw. Dit bevat onder meer bedrijfs- en kantoorruimtes, opslagruimte, een werkplaats en ondersteunende voorzieningen. Deze zijn bestemd voor uiteenlopende organisaties uit de nautische wereld. De breedtesport krijgt meer armslag door de nieuwe bestemming van de Derde Haven, onder meer als jachthaven voor recreatieve zeilers en als evenementenhaven voor zeilwedstrijden.

Op het strand bij het Noordelijk Havenhoofd komt een beach-city voor de strandsporten. Het strand naast de boulevard krijgt met een beach-city nog meer de sfeer van sport en surf. Daarmee ondersteunt Den Haag de plannen om die sporten te ondersteunen die passen bij de geografische ligging van Den Haag. In aanvulling op het beachstadion, krijgen aanvullende en passende sportvoorzieningen de ruimte om sporten in de openbare ruimte te ondersteunen en te stimuleren. Het plan blijft voorzien in de bouw van het beachstadion op het sportstrand, deel van het Noorderstrand, ter hoogte van het Noorderhavenhoofd. Het beachstadion is een voorziening met een basiscapaciteit van 3.000 toeschouwers met bijbehorende basisvoorzieningen aan kleedkamers, organisatieruimte, verzorgingsruimten, opslag, toiletten en wasruimten.

Het is (semi)permanent, open, flexibel en (deels) modulair van opzet. Er is een basiscapaciteit voor het stadion van 4200 m². De hoogte is afhankelijk van onder meer de invulling van het Noordelijk Havengebied en zal later bepaald worden. In de voorschriften wordt als maximum 10 m aangehouden. Het omliggende strand is bestemd als sportstrand en daarmee specifiek geschikt voor sport. Naast sportactiviteiten zal ruimte worden geboden aan (kleinschalige) activiteiten en evenementen in de brede zin - uiteenlopend van cultuur, tot MICE (Meetings, Incentives, Conventions & Events) en commerciële events (muziekconcerten, dance-events, show-events). Het beachstadion wordt is in eerste instantie gebruikt voor sportactiviteiten (trainingen en evenementen), dit betekent dat de programmering van sportevenementen, die voornamelijk in de weekenden plaats vinden, doorgaans voorrang zullen krijgen. De voorzieningen welke bedoeld zijn voor beach-city, zijn bestemd voor activiteiten in en rondom het sportstrand die een impuls geven aan de strand- surf, en brandsporten en bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het sportstrand voor bewoners, bezoekers, recreanten en sporters.

3.3.7.2 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

Bij de nieuwbouwplannen op het Norfolkterrein gebeurt het parkeren ondergronds, waardoor er ruim baan is voor spelende kinderen. Op twee locaties in dit gebied worden aparte speelvoorzienigen gerealiseerd.

In dit bestemmingsplan worden in de bestemmingen Gemengd - 1, Groen, Verkeer - Straat, Verkeer - Verblijfsstraat en Verkeer-Verblijfsgebied speelvoorzieningen toegestaan.

De gemeente Den Haag publiceert een kaart waarop is aangegeven waar honden los mogen lopen en waar honden verboden zijn. Binnen het plangebied Scheveningen Haven mogen honden niet loslopen. Dit mag wel op het strand in de periode van 1 oktober tot 15 mei.

3.3.8 Groen

Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (2005) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.


Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.


Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In het stedenbouwkundig plan zijn diverse voorstellen voor aanleg en verbetering van de groenstructuur opgenomen. Zie hiervoor in het hoofdstuk Planbeschrijving paragraaf 5.2.6 Groen en water.

Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones.
In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen.

Het Westduinpark behoort tot de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Dit gebied is via een Stedelijke Ecologische Verbindingszone verbonden met de Oosduinen (Meijendel). Deze 'Scheveningse zone' loopt via onder ander de Nieuwe Scheveningse Bosjes en Zorgvliet.

Groen op achtererven (motie rv84.2011/2 over behoud groen(beleving) wijken RIS 181878)
Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te worden. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen.

In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije regeling te geven voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen in het achtererfgebied. Daarbij geldt als extra voorwaarde, dat het achtererf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd. In dit bestemmingsplan wordt bij deze regeling aangesloten.