direct naar inhoud van 3.3 Ruimtelijk beleid
Plan: Rotterdamsebaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0235ZRotterdambn-50VA

3.3 Ruimtelijk beleid

3.3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro. Het Barro is is per 1 oktober 2012 gewijzigd. Siendsdien geldt dat langs de A4 een reserveringszone geldt, zoals is opgenomen in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en met behulp van digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

Structuurvisie A4 Passage en Poorten & Inprikkers

In de Rijksstructuurvisie is de besluitvorming van de MIRT verkenning Haaglanden vastgelegd (10 december 2012). Rijk, provincie Zuid-Holland en Stadsgewest Haaglanden zijn in 2008 gestart met de MIRT-verkenning Haaglanden Infrastructuur en Ruimte 2020-2040 met als belangrijkste doel het waarborgen van de bereikbaarheid van de regio.

De volgende vijf vraagstukken staan geprioriteerd om vóór 2030 te worden aangepakt:

  • Doorstroming A4 passage bij Den Haag (inclusief prins Clausplein)
  • De ontsluiting van Haaglanden en Den Haag («Poorten en Inprikkers»)
  • De OV-ontsluiting in de Centrale Zone
  • De OV Corridor Den Haag - Rotterdam
  • De OV Corridor Den Haag - Gouda

De eerste twee vraagstukken zijn onderdeel van de rijksstructuurvisie. Er zijn twee kansrijke alternatieven samengesteld, die via een integrale afweging hebben geleid tot een voorkeursalternatief. Het betreft een samenhangend pakket aan maatregelen en bestaat uit:

  • De A4 Passage: Een nieuwe doorgaande hoofdstructuur op de A4 (in twee richtingen). Deze begint in noord-zuid richting na de aansluiting met de N14 en eindigt voor de aansluiting met de Prinses Beatrixlaan.
  • Het toevoegen van extra capaciteit bij de aansluiting Plaspoelpolder, aanpassingen op knooppunt Ypenburg (inclusief weefvakken A13) en het toevoegen van extra capaciteit op de A4 tussen de Prinses Beatrixlaan en de aansluiting Den Hoorn.
  • N211: Het toevoegen van extra capaciteit bij de aansluiting met de A4 in combinatie met verbreding van de N211 tussen de aansluiting A4 en de N222 (Veilingroute), evenals het realiseren van drie ongelijkvloerse kruisingen op de N211 tot en met de kruising met de Erasmusweg.
  • Prinses Beatrixlaan: Het toevoegen van extra capaciteit bij de aansluiting met de A4 in combinatie met het ongelijkvloers maken van de twee kruisingen op het eerste deel van de Prinses Beatrixlaan en het aanpassen van de twee kruisingen op het tweede deel van de Prinses Beatrixlaan.
  • N14: Het aanpassen van de aansluiting met de A4 en het realiseren van twee ongelijkvloerse kruisingen.

Vlietzone

Binnen dit deel van het plangebied zijn naast de aanleg van de Rotterdamsebaan gedurende de planperiode geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Voorburg-west

Binnen het plangebied zijn naast de aanleg van de Rotterdamsebaan gedurende de planperiode geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Binckhorst

De gemeente Den Haag heeft gekozen voor een nieuwe aanpak van de Binckhorst om te komen tot een transformatie. Naast de aanleg van de Rotterdamsebaan en versterking van het ruimtelijk raamwerk (infrastructuur en openbare ruimte) faciliteert de gemeente initiatiefnemers met plannen die passen binnen dit ruimtelijk raamwerk.

3.3.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld. De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten (Ontwerp Functiekaart en Ontwerp Kwaliteitskaart), ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.'

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

Vlietzone

De Vlietzone heeft een belangrijke positie in de schakeling stad – land, als onderdeel van de corridor Vlietlanden – Midden-Delfland en als uitloop- c.q. groengebied van het stedelijk gebied Haaglanden. Een deel van de Vlietzone is ook onderdeel van de verbinding van de kust naar het Groene Hart. De Vlietzone blijft zo groen mogelijk en levert daarmee een bijdrage aan het inlopen van het tekort aan ruimte voor recreatie en groen rond het stedelijk gebied. Hier komt het karakter van Haaglanden tot uiting: een gebied waarin dynamische stedelijke gebieden en rustige woon- en recreatiegebieden op korte afstand van elkaar te vinden zijn. Het gebied wordt ontwikkeld tot een robuust, (openbaar) toegankelijk en aantrekkelijk gebied voor groen, natuur, recreatie, landgoederen en sport, (recreatief) verbonden met Midden-Delfland en Vlietlanden (Zweth-Vlietzone), voorzien van een daarbij passende stedelijke ontwikkeling, ontdaan van verrommeling en met een terughoudend vormgegeven, goed ingepaste infrastructuur. Een en ander zal worden uitgewerkt in een gebiedsperspectief, op te stellen door de gemeente Den Haag in samenwerking met de gemeenten Leidschendam-Voorburg en Rijswijk.

Landgoederenbiotoop

Er is sprake van landgoederen zoals bedoeld in artikel 14 van de Verordening Ruimte. Bestemmingsplannen die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken voor gronden gelegen binnen de biotoop van de afzonderlijke historische buitenplaatsen welke zijn weergegeven op onderstaande kaart dienen de waarden van de landgoedbiotoop te beschermen, en waar mogelijk gericht te zijn op verbetering en versterking van de kwaliteit van het landgoed en zijn biotoop.

Een bestemmingsplan dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor gronden gelegen binnen de biotoop van een landgoed dient een beeldkwaliteitsparagraaf te bevatten, waarin het effect van deze ontwikkeling op de landgoedbiotoop wordt beschreven (zie 5.5 Beeldkwaliteit Vlietzone). Naast de analyse van de cultuurhistorische kwaliteiten en waarden van het landgoed dient deze paragraaf in te gaan op de wijze waarop de volgende kenmerken en waarden van de landgoedbiotoop beschermd of versterkt worden:

  • a. de buitenplaats, bestaande uit het hoofdhuis met bijgebouwen en het bijbehorende park of tuin, alsmede de functionele en visuele relaties tussen de verschillende onderdelen;
  • b. de structuur waaraan het landgoed bewust is gekoppeld, direct of door middel van zichtlijnen: een weg, een waterloop, of beide;
  • c. het panorama: de ontworpen zichtrelatie tussen het hoofdhuis en een deel van de openbare ruimte buiten de buitenplaats, bijvoorbeeld gezien vanaf een weg;
  • d. de zichtlijn: een nauw ingekaderde, ontworpen lijn, die van buiten de buitenplaats zicht geeft op het hoofdhuis en vice versa;
  • e. het blikveld: de vrije ruimte rondom de buitenplaats die nodig is om de buitenplaats te herkennen in het landschap.

Voor een beschrijving van de landgoedbiotopen in de Vlietzone zie paragraaf 2.3.1.6.

Voorburg-west

Voorburg-west wordt in de Verordening Ruimte niet aangegeven.

Binckhorst

Diverse locaties zullen in de planperiode van de Structuurvisie een andere functie krijgen. Dit past bij de ambitie voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat zoals de hoogstedelijke transformatieopgave beoogt. Dit gaat gepaard met een meer intensieve benutting van de ruimte waarbij rekening wordt gehouden met de ligging ten opzichte van het openbaar vervoernetwerk.

Molenbiotoop

De provincie heeft de molenbiotoop regelgeving opgenomen in de verordening ruimte en in de Provinciale Structuurvisie. Deze regelgeving dient in bestemmingsplannen te worden opgenomen. De molenbiotoop van de Laakmolen aan de Trekweg 102 in Den Haag valt deels binnen de grenzen van het bestemmingsplangebied Rotterdamsebaan.

De uit 1621 daterende, maar bij herstel in 1699 grotendeels vernieuwde molen bemaalde tot 1938 de Noordpolder. De molen werd na brand in 1986 gerestaureerd en heeft nu de functie van waterververser voor het Laakkwartier. Vanwege de slechte biotoop staat de molen stil. Het eigenlijke maalwerk wordt nu gedaan door een elektrisch gemaal naast de molen.

Molenbiotoop regelgeving

In het gebied rondom een molen is een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 400 meter vanuit het middelpunt van de molen.

A. Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek.

B. Binnen de straal van 100 tot 400 meter gerekend vanuit het middelpunt van de molen, moet voor wat betreft bebouwing en beplanting het volgende zijn geregeld:

  • In het buitengebied mag de maximale hoogte niet meer bedragen dan 1/100 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 100 regel);
  • In het stedelijk gebied mag de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (1 op 30 regel).


Molen in stedelijk gebied

Tot de grens van het buitengebied geldt de 1 op 30 regel. De maximaal toegestane bebouwings-/beplantingshoogte op deze grens wordt in het buitengebied horizontaal doorgetrokken tot daar, waar op grond van de berekening voor het buitengebied een grotere hoogte kan worden toegestaan (1 op 100 regel, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek).

In situaties waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt zijn door bebouwing is afwijking van bovengenoemd criterium mogelijk, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder beperkt worden. De aanleg van de Rotterdamsebaan leidt niet tot een verdere verslechtering van de molenbiotoop van de Laakmolen.

3.3.3 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.


Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.
Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

In het RSP worden de ambities samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De regiogemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het stadsgewest en de betrokken gemeenten. Enkele beleidsacties zijn van bijzonder belang voor dit bestemmingsplan:

  • 1. Internationale stad: Binckhorst Den Haag
  • 2. Duurzame mobiliteit
  • 3. Regionale groenstructuur
  • 4. herstructurering en intensiever gebruik van het stedelijk gebied.

ad. 1. Een internationaal profiel voor Nieuw Binckhorst, is een van de drie gebiedsontwikkelingen die nodig zijn voor een sterke Randstad.

Binnen de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van Den Haag is de transformatie van de Binckhorst van puur bedrijventerrein tot gemengd binnenstedelijk gebied met intensief ruimtegebruik en met hoge bebouwingsdichtheid (Nieuw Binckhorst) één van de speerpunten. Nieuw Binckhorst ondersteunt Den Haag Internationale Stad, in aanvulling op de Internationale Zone: programmatisch onderscheidend vanwege het bereikbaarheidsprofiel en toekomstige karakter van het gebied, in het bijzonder geschikt voor internationaal opererende bedrijven. Binckhorst is door zijn ontwikkelpotentieel van 130 hectare, strategische situering in de Randstad, ligging nabij de binnenstad en intrinsieke (bereikbaarheids)kwaliteiten van het gebied een unieke kans voor Haaglanden om te zorgen dat Den Haag ook in de toekomst haar kwaliteiten als Internationale Stad vast kan houden en verder kan versterken.

ad. 2. Duurzame mobiliteit

Fietsbeleid

In de Haagse Nota Mobiliteit wordt het fietsbeleid voor de komende jaren geformuleerd en zal er worden voortgeborduurd op het in 'Fiets voorop' gepresenteerde uitgebreide en hoogwaardige stedelijke en regionale fietsnetwerk. Door de Binckhorst wordt een aantal snelle regionale fietsverbindingen gerealiseerd. Via de Binckhorstlaan en de oostelijke oever van de Trekvliet komen verbindingen tussen de Vlietzone en het Haagse centrum en dankzij de geplande aanleg van een fietsbrug over de A4 vanuit Ypenburg ontstaat daarmee een fietsroute vanuit Delft en Rotterdam-Centrum naar het centrum van Den Haag.

Openbaar Vervoer

Zowel Binckhorst Noord als Zuid zijn uitstekend gelegen in de directe nabijheid van de stations Den Haag HS, Den Haag Centraal en Voorburg. Door bebouwingsconcentraties binnen het totale programma Nieuw Binckhorst juist nabij deze stations te ontwikkelen wordt optimaal gebruik gemaakt van die openbaarvervoersknooppunten. Uitgangspunt is verder dat RandstadRail twee haltes in Nieuw Binckhorst krijgt op de nieuw te ontwikkelen hoogwaardige verbinding met de stations HS en CS en Delft (lijn 1): één halte in Binckhorst Noord en één halte in Binckhorst Zuid. Op langere termijn wordt mogelijk een tweede RandstadRaillijn doorgetrokken via de Binckhorst naar station Voorburg.

Het wegennet

Extra investeringen in het wegennet vinden selectief plaats. Voor uitbreiding van de wegcapaciteit hecht het Stadsgewest in het bijzonder belang aan de wegverbindingen die bijdragen aan een beter functioneren van de vier internationale economische pijlers. Het gaat in het bijzonder om verbeteringen in het nationale wegennet, zoals de A4 en de A12-corridor, en in het regionale wegennet zoals het Trekvliettracé (Rotterdamsebaan).

ad. 3. Het groen in Haaglanden moet sterk genoeg worden om de ruimtedruk vanuit de stedelijke gebieden te weerstaan en beter te kunnen functioneren voor recreatie en natuur. Dit is een van de zeven dragende projecten voor een concurrerende Zuidvleugel. De Vlietzone is een belangrijk parklandschap binnen de regionale groenstructuur waarvoor een kwaliteitsimpuls noodzakelijk is.


ad. 4. herstructurering en intensiever gebruik van het stedelijk gebied

Om aan de groei van het aantal huishoudens te voldoen en de woningvoorraad kwalitatief op peil te houden zullen in de periode tot 2020 nog 75.000 tot 80.000 woningen gebouwd moeten worden. De ambitie is het programma zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te realiseren binnen de invloedssfeer van de Stedenbaanstations en de haltes van RandstadRail en tramlijnen. Dat vraagt om herstructurering en intensivering van het ruimtegebruik op deze locaties. Binckhorst is een belangrijke ontwikkellocatie wonen en werken tot 2020.

Dit regionale beleid is inmiddels niet meer van toepassing, omdat voor de Vlietzone door de gemeente Den Haag een gebiedsperspectief wordt opgesteld waarin uitgangspunten worden opgenomen die gericht zijn op wat noodzakelijk is in het gebied voor de voorzienbare termijn. Daarbij gaat het om de inpassing van de Rotterdamsebaan, het beschermen en benutten van de bestaande kwaliteiten van het gebied, het voorkomen van verrommeling en het inspelen op de grote maatschappelijke en bestuurlijke betrokkenheid bij de toekomst van het gebied. Daarnaast is voor het gebied een Beheersverordening Vlietzone opgesteld. De beheersverordening is samen met de Nota van Uitgangspunten het toetsingskader voor nieuwe initiatieven.


Vlietzone

Groenstedelijke en suburbane grondgebonden woningen en appartementen zijn in Haaglanden schaarse luxeproducten. Dit betekent dat - om de regionale groenstructuur te ontzien - de locaties waar nog wel ruimte is om dergelijke woonmilieus te realiseren zo goed mogelijk hiervoor ingezet moeten worden. Rijswijk-Zuid en de A4/Vlietzone bieden hiervoor kansen. Dit regionale beleid is inmiddels niet meer van toepassing, omdat voor de Vlietzone door de gemeente Den Haag een gebiedsperspectief wordt opgesteld waarin uitgangspunten worden opgenomen die gericht zijn op wat noodzakelijk is in het gebied voor de voorzienbare termijn. Daarbij gaat het om de inpassing van de Rotterdamsebaan, het beschermen en benutten van de bestaande kwaliteiten van het gebied, het voorkomen van verrommeling en het inspelen op de aanwezige grote maatschappelijke en bestuurlijke betrokkenheid bij de toekomst van het gebied. Daarnaast is voor het gebied een Beheersverordening Vlietzone vastgesteld. De beheersverordening is samen met de Nota van Uitgangspunten het toetsingskader voor nieuwe initiatieven.

In het gebied tussen A4 en Vliet is verstedelijking mogelijk mits minstens een derde van het gebied wordt ontwikkeld tot robuust en aantrekkelijk gebied voor groen, natuur, recreatie en sport. Meer is alleen mogelijk mits voor het overige de woon-en werkfuncties kunnen worden gerealiseerd waaronder de zoeklocatie voor watergebonden bedrijvigheid ter hoogte van de Trekvliet. Langs de vliet wordt een groene recreatieve/ecologische zone gerealiseerd van circa 100 meter breed (in relatie tot de aanwezige landgoederen) en circa 500 meter ter hoogte van Park Leeuwenberg waarbinnen bij functiewijzigingen nieuwe kleinschalige bebouwing met een groene aankleding wordt voorgestaan.

[dit regionale beleid etc....]


Binckhorst

De aanwezigheid van zeer hoogwaardige woonmilieus en een dynamische culturele sfeer zijn voorwaarden voor een economische structuur waarin kennis en innovatie centraal staan. In Haaglanden moet een divers aanbod zijn van culturele voorzieningen, ontmoetingscentra, podia en moderne horeca. Om de kennisintensieve regionale economische structuur te laten gedijen, is het van belang dat daarvoor geschikte gebieden zich ontwikkelen tot trekkers van de internationale pijlers. Dat geldt in het bijzonder voor de Internationale Zone/World Forum en Binckhorst in Den Haag, ter versterking van de centrumfunctie voor vrede, recht en veiligheid.

3.3.4 Gemeentelijk beleid Den Haag
3.3.4.1 Structuurvisie Den Haag 2020

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 - Wéreldstad aan Zee vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. De kansenzones en ontwikkelingsgebieden worden uitgewerkt in masterplannen. Het bestemmingsplangebied ligt zowel in de kansenzone Vliet/A4 als de kansenzone Centrum.

Vlietzone

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de A4/Vlietzone als een gebied dat door de centrale ligging en de aanwezigheid van railinfrastructuur bij uitstek geschikt is voor de vestiging van het topsegment van kantoren en bedrijvigheid. Ook zijn er, mede als gevolg van de in potentie uitstekende bereikbaarheid voor auto en openbaar vervoer, goede kansen voor grootschalige voorzieningen. De A4/Vlietzone wordt gezien als een toekomstige toplocatie waarmee Den Haag een substantiële bijdrage wil leveren aan de economische concurrentiepositie van de Zuidvleugel in de Randstad. De Vlietzone wordt beschreven als een schakel in de kenniscorridor van de Zuidvleugel. In het gebied worden volgens de structuurvisie de Vliet en Zweth samen ontwikkeld tot een langgerekt groen-blauw park tussen het Groene Hart en Midden-Delfland, met daarin ruimte voor wonen langs het water.

Medio 2008 is een start gemaakt met het opstellen van een Nota van Uitgangspunten. De structuurvisie zette in op een stedelijk programma voor het gebied met een substantieel aantal woningen. Ook in het Regionaal Structuurplan Haaglanden, de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte zijn (proces)uitspraken gedaan over de toekomstige ontwikkeling. In 2010 heeft een intensieve consultatieronde plaatsgevonden met maatschappelijke groeperingen en betrokken overheden ten behoeve van de Nota van Uitgangspunten. Als gevolg van het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IPSO) 2011 is besloten om geen masterplan voor de A4/Vlietzone op te stellen.

De gewijzigde economische omstandigheden hebben ook gevolgen voor de Nota van Uitgangspunten voor het gebied. In plaats daarvan wordt een gebiedsperspectief opgesteld waarin uitgangspunten worden opgenomen die gericht zijn op wat noodzakelijk is in het gebied voor de voorzienbare termijn. Daarbij gaat het om de inpassing van de Rotterdamsebaan, het beschermen en benutten van de bestaande kwaliteiten van het gebied, het voorkomen van verrommeling en het inspelen op de aanwezige grote maatschappelijke en bestuurlijke betrokkenheid bij de toekomst van het gebied. Daarnaast is voor het gebied een Beheersverordening Vlietzone vastgesteld. De beheersverordening is samen met de Nota van Uitgangspunten het toetsingskader voor nieuwe initiatieven.


Binckhorst

De Structuurvisie ziet het Centrum als een veel uitgebreider centrum dan het huidige. Er wordt een 'sprong over het spoor voorzien naar Binckhorst en Laakhaven, gebieden met mooie locaties aan het water waar ruimte is voor wonen, voorzieningen en stedelijke bedrijvigheid. Met de aanleg van de Rotterdamsebaan zal de status van de Binckhorst drastisch veranderen. De Binckhorst zal de nieuwe entree van Den Haag worden. Het gebied kan in belangrijke mate bijdragen aan de beoogde woningtoename. Den Haag kan daarmee groeien van binnenuit. Van wezenlijk belang voor de herontwikkeling van Binckhorst is zijn ligging binnen het stedelijk veld en zijn nabijheid tot het Haagse stadscentrum en infrastructuur. Dit schept enorme potenties.

Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis zijn in het collegeakkoord “Aan de slag" d.d. mei 2011 (RIS173030) en het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling IPSO 2013 (RIS251583) d.d. september 2012 nadere prioriteiten gesteld. Het gaat daarbij om een wijziging van de aanpak van de in de Haagse structuurvisie beoogde gebiedsontwikkelingen én om de verandering van de omvang en de fasering van de ontwikkelingen. Met het IpSO biedt de gemeente duidelijkheid in welke projecten wordt geïnvesteerd en welke ambities worden nagestreefd. Markpartijen kunnen hier rekening mee houden en op anticiperen met hun investeringen. Uiteraard is het doorgaan van ontwikkelingen van meerdere factoren afhankelijk (o.a. economische conjunctuur), maar doordat de gemeente vasthoudt aan de ingezette koers en helderheid biedt voor welke projecten middelen worden gereserveerd wordt enige mate van stabiliteit en zekerheid geboden.

De komende jaren krijgen de gebiedsontwikkelingen op de centrale as Scheveningen-Haven, Internationale Zone en Centrum, Binckhorst en Vlietzone prioriteit. De kwaliteiten die Den Haag heeft aan de kust en in de Internationale Zone worden door de Haagse Passage verbonden met het centrum en met de grote stedelijke transformatiegebieden van de Binckhorst en, later, de A4/Vlietzone. Tegelijkertijd wordt daarmee gezorgd voor een optimale aansluiting van de Centrale Zone op de metropoolregio Rotterdam/Den Haag, de Randstad en verder. Hier ligt immers de kern van de bijdrage van Den Haag aan de internationale concurrentiepositie van de Randstad en van haar unieke positie in de wereld als Internationale Stad van Vrede en Recht.

3.3.4.2 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt voorts in dat invulling wordt gegeven aan:

  • optoppen (dakopbouwen en minimaal vijf bouwlagen);
  • verruiming van mogelijkheden voor het bouwen van aan- en bijgebouwen;
  • functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);
  • dubbel grondgebruik.

Extra bouwlaag

Verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. Een extra bouwlaag of dakopbouw levert een bijdrage aan de binnenstedelijke verdichtingopgave door toevoeging van bouwvolume daar waar dat wenselijk, mogelijk en verantwoord is. In dit bestemmingsplan is (g)een regeling voor dakopbouw opgenomen. In Hoofdstuk 5 wordt de totstandkoming van en de regeling zelf nader toegelicht. Er wordt aangegeven waar wel en waar geen dakopbouwen zijn toegestaan.

Binnen de ambitie “Den Haag als wereldstad aan zee” past het streven naar het creëren van een stedelijker beeld langs doorgaande wegen. De vaak ruim bemeten brede verkeersprofielen met flankerende bebouwing bieden een kans om de doorgaande hoofdverkeersaders te profileren als de dragers van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Den Haag. Bovendien biedt schaalvergroting en het toestaan van een grotere bouwhoogte langs doorgaande wegen en groen een essentiële bijdrage aan de verdichtingsopgave waarvoor de stad zich gesteld ziet.

De ambitie voorziet naast het tegemoet komen aan individuele behoefte tevens in een mogelijkheid tot generieke verdichting en verstedelijking van de stad. Dat de verdichting juist langs doorgaande wegen dient plaats te vinden, is mede ingegeven door het streven naar intensief ruimtegebruik in het bestaande stedelijk gebied. Bovendien is een groot deel van het openbaar vervoer over deze wegen geconcentreerd. Daardoor wordt niet alleen toename van de mobiliteit en aantasting van de groene gebieden voorkomen, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer in de stad op een hoger niveau gebracht. Dat van bestaande infrastructuur gebruik kan worden gemaakt, is vanuit het aspect duurzaamheid bezien daarbij een groot voordeel.

Er vindt geen verdichting in groengebieden plaats maar de mogelijkheid om hogere bebouwing langs groen toe te laten, versterkt de ruimtelijke en functionele positie van het groen in de stad. Groene gebieden zijn meestal gescheiden van bebouwde delen van de stad door wegen, vaak ook doorgaande wegen. Verdichting langs groen versterkt ook de gebruiksmogelijkheden en beleving van het stedelijk groen omdat meer mensen er direct gebruik van kunnen maken

De Binckhorstlaan is zo'n doorgaande weg die voor bebouwing in minimaal vijf bouwlagen in aanmerking komt.

3.3.4.3 Masterplan Binckhorst

De hoge ambities voor de Binckhorst zijn in juli 2007 verwoord en verbeeld in een Masterplan: 'Nieuw Binckhorst Beslisnotitie', een ruimtelijk ontwerp waarin het brede programma van functies tot zijn recht komt. Het plan biedt een globaal eindbeeld van de hoofdstructuur en het programma, en is voorzien van illustratieve beelden. Het ontwerp maakt op een aansprekende manier gebruik van de bijzondere ligging en de potenties van het gebied. Het Masterplan toont hoe Nieuw Binckhorst de ambities kan waarmaken.

In 2008 diende de economische crisis zich aan, met als gevolg voor de Binckhorst dat de beoogde samenwerking met grote marktpartijen niet van de grond kwam. De gemeente zag zich gedwongen haar positie en aandeel in de ontwikkeling opnieuw te overwegen in het licht van teruglopende financiële middelen en de noodzaak te bezuinigen. Een grootschalige integrale gebiedsontwikkeling, met een bijbehorende actieve grondpolitiek, bleek niet langer realistisch en verantwoord. Het Masterplan is om deze reden ingetrokken.

De Gebiedsaanpak Binckhorst (RIS181857) van november 2011 bevat een ruimtelijk raamwerk voor dit gebied. Dit raamwerk bied een globaal kader voor een flexibel en gedifferentieerd proces van ontwikkeling dat zich in fasen voltrekt. De volgende onderdelen worden onderscheiden:

  • De Binckhorstlaan. Deze laan dient het karakter te krijgen van een stedelijke boulevard met aaneengesloten bebouwing;
  • Verlenging van de Regulusweg;
  • Fietsroutes en verbindingen met naburige stadsdelen;
  • Openbaar vervoer. Verbetering op termijn van de OV-ontsluiting door de aanleg van een RandstadRailverbinding;
  • Groenrecreatieve zoom langs de Trekvliet;
  • Toegankelijk maken van kades en nieuwe waterbergingen als compensatie voor de verbreding van de Neherkade.
3.3.5 Gemeentelijk beleid Leidschendam-Voorburg
3.3.5.1 Structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040

Het gemeentelijke ruimtelijke beleid is geformuleerd in de structuurvisie Ruimte voor Wensen, vastgesteld door de gemeenteraad in december 2006 en herijkt in 2012. Centraal uitgangspunt is het realiseren van een groene woongemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw.

De structuurvisie vormt het integrale afwegingskader op gemeentelijk niveau waar het ruimtelijk beleid op hoofdlijnen wordt geschetst. De structuurvisie Ruimte voor Wensen 2040, herijking 2012, bevat ook een uitvoeringsprogramma dat de hoofdlijnen van de planning van de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040 beschrijft. Nadrukkelijk gaat het niet om een blauwdrukplanning; het uitvoeringsprogramma geeft aan wanneer we welke maatregel willen inzetten en wat de indicatieve planning is van de uitvoering.

Onder meer uit paragraaf 2.3.1 Ambities op rijksniveau en paragraaf 3.4.3 beter benutten en verbeteren regionale bereikbaarheid van deze structuurvisie blijkt de noodzaak voor de aanleg van de Rotterdamsebaan.

3.3.5.2 Stroomlijnen kleine bouwplannen

In haar vergadering van 16 januari 2005 heeft het college het “Stroomlijnbeleid kleine bouwplannen - artikel 19, lid 3 WRO” vastgesteld. Doel van het stroomlijnbeleid is:

  • algemene richtlijnen op te stellen voor de diverse erfbebouwingsregelingen;
  • duidelijkheid te verschaffen door middel van een eenduidige regelgeving door enerzijds de procedures te vergemakkelijken en te versnellen en anderzijds geen compromissen te sluiten met betrekking tot de plankwaliteit;
  • te komen tot een harmonisatie van de verschillende bouwplannen;
  • dit beleid vormt tegelijkertijd een basis voor de actualisatie van de bestemmingsplannen.

Door de komst van de nieuwe Wet ruimte ordening (Wro) op 1 juli 2008 is de Wet op de Ruimtelijke ordening (WRO) komen te vervallen. Dit heeft geresulteerd in een actualisatie van het stroomlijnenbeleid tot “Ontheffingenbeleid artikel 3.23 Wro”, vastgesteld in de collegevergadering van 7 april 2009, kenmerk 2009/8972. Deze beleidsnotitie is op 14 mei 2009 gepubliceerd en in werking getreden.

Per 1 oktober 2010 is de wetgeving wederom gewijzigd. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) deed zijn intrede. Dit heeft opnieuw geresulteerd in een noodzakelijke aanpassing van het ontheffingenbeleid tot “Beleidsregels voor strijdig gebruik”, vastgesteld in collegevergadering van 6 juli 2010, kenmerk 461814. Deze beleidsnotitie is op 21 april 2011 gepubliceerd en in werking getreden, met inbegrip van de beleidsnotitie "Het dak op! - Beleidsnotitie met sneltoetscriteria voor dakterrassen", welke al eerder door het college was vastgesteld, maar nog niet was gepubliceerd.

Hierna worden in het kort enkele belangrijke onderdelen van voornoemde beleidsnotitie(s) uitgelegd.

3.3.5.3 Algemene erfbebouwingsregeling

In de vigerende bestemmings- en uitwerkingsplannen van de gemeente Leidschendam-Voorburg gelden veelal verschillende regelingen voor aan-, uitbouwen en/of bijgebouwen. Het is dus nodig om harmonisatie aan te brengen in de verschillende bebouwingsregelingen uit de twee fusiegemeenten. Daar het bestemmingsplan altijd het eerste toetsingskader is voor bouwplannen, is het noodzakelijk dat het bestemmingsplan onder andere eenduidige en duidelijke regels geeft voor de erfbebouwing die op een perceel is toegestaan.

Uitgangspunt bij de actualisatie van bestemmingsplannen vormt een erfbebouwingsregeling waarbij aan-, uitbouwen en/of bijgebouwen in het hiertoe aangewezen gebied gezamenlijk een maximum oppervlakte van 40 m² mogen hebben en waarbij tevens de eis geldt dat van deze gronden voor niet meer dan 50 % mogen worden bebouwd. Bij het gestelde maximum van 40 m² is rekening gehouden met de eventueel van toepassing zijnde (omgevings)vergunningsvrije bouwrechten voor erfbebouwing.

3.3.5.4 Dakterrassenbeleid

Op 8 juli 2008 is de beleidsnotitie "Het dak op! - Beleidsnotitie met sneltoetscriteria voor dakterrassen" door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze beleidsnotitie bevat concrete sneltoetscritera waaraan een aanvraag voor een dakterras moet worden getoetst. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een dakterras spelen het waarborgen van de beeldkwaliteit van de openbare ruimte en het veiligstellen van de privacy van de buren een belangrijke rol.

Voor een aantal gebieden is vanwege het specifieke straatbeeld en de waardevolle architectuur het dakterrassenbeleid niet van toepassing. Dit geldt voor de gebieden die in de welstandsnota zijn aangeduid als "Historisch" (gebieden 01 t/m 05) liggend in de kernen Voorburg, Leidschendam en Stompwijk. Monumenten zijn uitgezonderd van de sneltoetscriteria voor dakterrassen, evenals aanvragen voor dakterrassen op niet-woonfuncties. Voor deze locaties is een solitaire afweging noodzakelijk.

In de beleidsnotitie worden algemene regels en sneltoetscriteria gegeven voor het realiseren van een dakterras waaraan elke aanvraag moet voldoen. Bijvoorbeeld de eis dat het dakterras van binnenuit ontsloten dient te zijn en dat de daglichttoetreding van de omringende panden niet wordt verminderd. Daarnaast zijn voor elk type dakterras (op een plat dak, aan een kaplaag, op een uitbouw) specifieke eisen gesteld. In het bestemmingsplan zijn (afwijkings)regels opgenomen voor het plaatsen een vloerafscheiding op een aan- of uitbouw, een vloerafscheiding aan een kaplaag of een vloerafscheiding op een plat dak van het hoofdgebouw. Indien men een dakterras wil realiseren zal getoetst moeten worden aan de sneltoetscriteria van het dakterrassenbeleid, dan wel aan de in het bestemmingsplan opgenomen (afwijkings)regels

3.3.5.5 Fietsenbergingen

Het realiseren van fietsenbergingen in voortuinen is ruimtelijk niet wenselijk en wordt in beginsel niet toegestaan. Indien men een fietsenberging in de voortuin wil bouwen kan dat slechts bij hoge uitzondering. Dat kan alleen als er geen mogelijkheid aanwezig is om de woning aan de achterzijde te bereiken. Dergelijke fietsenbergingen dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • 1. per perceel is één fietsenberging toegestaan;
  • 2. de hoogte van de fietsenberging mag maximaal 1 meter bedragen;
  • 3. de breedte van de fietsenberging mag maximaal 0,80 meter bedragen;
  • 4. de lengte van de fietsenberging mag maximaal 4 meter bedragen;
  • 5. de fietsenberging moet binnen 1 meter van de voorgevel worden gebouwd en mag de diepte van de voortuin niet overschrijden.
3.3.5.6 Prostitutiebeleid

In het plangebied van het bestemmingsplan Rotterdamsebaan komen geen seksinrichtingen voor.

3.3.5.7 Welstandsbeleid

Vanaf 1 juli 2004 is het toetsen van bouwplannen aan 'redelijke eisen van welstand' alleen nog mogelijk op grond van de door de gemeenteraad vastgestelde Welstandsnota Leidschendam-Voorburg. In deze nota wordt aangeven op welke aspecten gelet wordt bij het beoordelen van een aanvraag tot verlening van een bouwvergunning. De redelijke eisen van welstand zijn onder andere geobjectiveerd door de gemeente te verdelen in een aantal gebiedstypen. In de welstandsnota is het grootste deel van het plangebied geschaard onder het gebiedstype Rooilijnstedenbouw.
Elk gebiedstype kent eigen welstandaspecten voor het bouwwerk zelf en voor het bouwwerk in relatie tot de omgeving waarop beoordeeld wordt.