Plan: | Rotterdamsebaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0235ZRotterdambn-50VA |
De Rotterdamsebaan doorsnijdt de Vlietzone. De impact hiervan op het (cultuurhistorische) landschap is verwoord in het achtergrondrapport cultuurhistorie dat in het kader van de Milieueffectrapportage is opgesteld. Daarbij is onder meer uitgegaan van de inpassingsprincipes die gehanteerd zijn voor de Rotterdamsebaan: aansluiten op de bestaande omgeving. De Rotterdamse baan wordt niet als eigen uniforme structuur in het landschap gelegd, maar terughoudend vormgegeven. Een zo smal mogelijk technisch profiel en een inpassing die aansluit bij de omgeving (gridstructuur van de Binckhorst en groene, landelijke karakter van de Vlietzone) moeten leiden tot een structuur die niet dominant aanwezig is, maar zich voegt naar de omgeving.
In het gebied tussen de A4 en de Vliet is in het ontwerp voor de Rotterdamse baan deels een ligging op maaiveldniveau en deels een ligging in een open tunnelbak getekend. Ter plaatse van het golfterrein Leeuwenbergh bevindt zich de tunnelmond en gaat het tracé ondergronds. Net voorbij de tunnelmond wordt een dienstgebouw gerealiseerd, dat gezamenlijk gebruikt wordt ten behoeve van de Rotterdamse baan en het golfterrein. De uitgangspunten voor de inpassing zijn gericht op het landschappelijk inpassen in groen van het gebouw.
Voor de landgoederenzone en de landgoedbiotopen zijn zowel positieve als negatieve effecten te verwachten van de Rotterdamsebaan. Verkeersonderzoek heeft aangetoond dat het verkeer op de Westvlietweg en de Jan Thijssenweg afneemt, omdat het doorgaande autoverkeer er vermindert. Hierdoor ontstaat ruimte voor recreatief fietsverkeer. De kwaliteit en rust van de landgoederenzone zal hiermee toenemen. Het tracé van de Rotterdamsebaan heeft geen invloed op de basisstructuur van de landgoederenzone - de Vliet, omdat de Rotterdamsebaan ter hoogte van de Vliet ondergronds ligt en door middel van een boortunnel gerealiseerd wordt. Tegelijkertijd vindt aan de achterzijde wel invloed op de landgoederenbiotopen plaats. Het gaat dan om de landgoederenbiotopen:
Vredenoord (124) – Den Haag
Het tracé van de Rotterdamsebaan ligt buiten het blikveld van het landgoed (). De zichtlijn wordt doorsneden door het tracé. De aansluiting op de langzaamverkeersverbinding van de tramhalte naar het attractiepark betekent een minimale aantasting van het blikveld. Hier wordt een voetpad gerealiseerd vanaf de tramhalte rechtstreeks naar de entree van Drievliet, door het open weide gebied achter Vredenoord langs. Het betreft een smal profiel, dat in de uitvoering weinig opvallend gemaakt wordt.
bron: tekening bijgevoegd aan brief aan de leden van de Staten van Zuid-Holland, betreffende de restauratie landgoed Vredenoord, d.d. 14.04.10
Zeerust (107) – Den Haag
Het tracé van de Rotterdamsebaan ligt ter plaatse van het blikveld van het landgoed onder het maaiveld, zodat geen aantasting van het blikveld plaatsvindt. De tunnelmond en het dienstgebouw die ter plaatse van de boorschacht wordt gebouwd,liggen buiten het blikveld van Zeerust.
Arentsburg en Hoekenburg (86, 92) - Leidschendam / Voorburg
Ter plaatse van de landgoederen Arentsburg en Hoekenburg ligt het tracé van de Rotterdamsebaan ondergronds (zie ). Vanuit Hoekenburg ligt een zichtlijn richting de A4, die enigszins wordt beïnvloed door de realisatie van de Rotterdamsebaan. De zichtlijn eindigt in de huidige situatie ter plaatse van bosjes op de golfbaan. In de nieuwe situatie wordt hier een dienstgebouw gerealiseerd, die geheel in groen wordt ingepast. Daarmee eindigt de zichtlijn in de nieuwe situatie bij de nieuwe groen inpassing van het dienstgebouw. De invloed op de zichtlijn is dan ook vrijwel nihil.
Ligging Rotterdamsebaan t.o.v. landgoederenbiotopen (Bron: prov. Zuid-Holland). In oranje het ondergrondse gedeelte.
Molentocht / Kansjesmolensloot
Het tracé van de Rotterdamsebaan doorsnijdt de Molensloot/Kansjesmolensloot. Hier ontstaat een complexe verkeersknoop waarin doorgaand autoverkeer, watergang en ontsluiting moeten worden opgelost. De huidige persleiding onder het bedrijventerrein aan de Laan van ´s-Gravenmade en de A4 door wordt ten behoeve van de realisatie van de Rotterdamsebaan verlengd. Verder naar het westen blijft de Molensloot bestaan.
De Molensloot (Kansjesmolensloot) blijft als boezemwater intact. De Rotterdamsebaan gaat hier onderdoor. Ter hoogte van bedrijventerrein Hoornwijck (deel 's-Gravenmadelaan) en de A4 loopt de sloot in de huidige situatie door een persleiding. Deze persleiding wordt verlengd ten behoeve van de aanleg van de Rotterdamsebaan. Het Molenslootpad dat langs de Molensloot ligt maakt gedeeltelijk onderdeel uit van de langzaam verkeerroute tussen tramhalte en Drievliet en wordt zo beter gebruikt en beleefd. Daarmee is de impact van de aanleg van de Rotterdamsebaan op de Molentocht en de erlangs gelegen
Open weides
Een klein deel van de Vlietzone kent nog de meer langgerekte verkaveling die teruggaat op de veenverkaveling van het gebied. Dit gebied wordt min of meer diagonaal doorsneden door de nieuwe weg. Bij de inpassingsprincipes wordt beschreven dat de ligging in het stedelijk weefsel leidend is voor de vormgeving en inpassing. Voor de Vlietzone betekent dit dat gekozen wordt voor een ligging contrasterend met de verkaveling. In de inpassingsprincipes wordt uitgegaan van een accentuering van de bestaande structuren in het landschap en het zeer terughoudend (haast onzichtbaar) in het landschap aanleggen van de nieuwe weg. Daarmee krijgt het restant van het open weide gebied een nieuwe impuls.
Voor de realisatie van de weg moet de parkeerplaats van Drievliet (gedeeltelijk) verplaatst worden. Door plaatsing van het parkeerterrein aan de oostzijde wordt een klein restgedeelte dat door de Rotterdamsebaan wordt afgesneden van de rest van het open weide gebied. Daarmee is de impact van het terrein minimaal.
Ongeveer ter hoogte van de tunnelmond wordt een hekwerk gerealiseerd tussen het golfterrein en de Rotterdamsebaan. Dit hekwerk heeft impact op de openheid van het landschap en zal vanwege de hoogte al snel boven het groen uit de omgeving uitsteken.
Zoals in de voorgaande paragraaf is aangegeven heeft de aanleg van de Rotterdamsebaan impact op de aangrenzende landgoederenbiotoop. De impact van de Rotterdamsebaan zelf is beperkt tot de de zichtlijnen van de landgoederen (Vredenoord en Hoekenburg). Het uitgangspunt voor de aanleg van de Rotterdamsebaan is dat het tracé zo goed mogelijk landschappelijk wordt ingepast en dat de impact voor de landgoederenbiotoop zo beperkt mogelijk is. Hierna wordt een aantal aspecten omschreven die de impact op de zichtlijnen zoveel mogelijk kan beperken. Dit is gebaseerd op het inpassingsplan behorend bij het ontwerp. De onderwerpen die hierbij van belang zijn, zijn:
Hoogteligging
De Rotterdamsebaan ligt bij het 'plein van Hoornwijck' in open tunnelbakken onder maaiveld. In de Vlietzone stijgt het tracé naar maaiveld niveau (ongeveer ter plaatse van het parkeerterrein van Drievliet). Vervolgens daalt het tracé om in de boortunnel onder de Vliet door te gaan. De veelal lage ligging van het tracé leidt tot een beperkte impact op de zichtlijnen van Vredenoord.
Beplanting langs het tracé
De Rotterdamsebaan wordt niet als eenduidige nieuwe structuur in het landschap gelegd, maar wordt ondergeschikt aan het bestaande landschap gerealiseerd. Dit betekent onder meer dat geen beplanting langs de weg wordt gerealiseerd die het tracé accentueert. In plaats daarvan wordt beplanting in het gebied aangebracht die de bestaande verkavelingsstructuur accentueert. Hierbij wordt gebruik gemaakt van korte bomenrijen, die enerzijds een afschermende werking hebben door de verspringende aanleg in het terrein en anderzijds geen lange hoogopgaande structuren vormen, zodat de openheid van het landschap niet door een grote rij bomen wordt beperkt (er ontstaan doorkijken).
Afscherming en taluds langs het tracé
Afscherming en taluds zijn langs het tracé in de Vlietzone niet gewenst, tenzij deze als eenheid met het omliggende landschap kunnen worden vormgegeven. Belangrijk hierbij is dat de Rotterdamsebaan ruimtelijk gezien geen herkenbare scheiding wordt tussen gebieden. Uitgangspunt is om de gebieden aan weerszijden van de weg, ruimtelijk, eenzelfde uitwerking te geven. Het afschermen van het verkeer op de Rotterdamsebaan van de omgeving is hiermee ondergeschikt aan het behouden van de eenheid in dit gedeelte van de Vlietzone.
Verlichting van het tracé
De Vlietzone kent in verhouding met de omliggende gebieden meer duisternis, hoewel het open gebied vrij klein in omvang is en daardoor reeds een grote hoeveelheid licht vanuit de omgeving ontvangt. In de nieuwe situatie worden lichtmasten langs de Rotterdamsebaan geplaatst. Daarmee wordt meer lichtuitstraling in het gebied gebracht. Dit betreft vooral het op maaiveld aanwezige gedeelte van de weg. Onder het maaiveld (in open tunnelbakken) wordt ook licht toegevoegd, maar is de uitstraling daarvan beduidend minder dan bij een ligging op maaiveld met lichtmasten. Aangezien een groot gedeelte van de weg in tunnelbakken wordt gerealiseerd is de invloed door lichtuitstraling in de Vlietzone als beperkt gezien. Om de lichtuitstraling verder te beperken worden beperkt lichtuitstralende armaturen toegepast.
De verlichting leidt tevens tot de aanwezigheid van lichtmasten in het gebied, waarmee de ligging van het tracé wordt geaccentueerd. Bij het bepalen van de plaatsing van de lichtmasten wordt een zo beperkt mogelijk aantal toegepast.
In onderstaande figuren zijn voor de zichtlijnen vanuit Vredenoord impressies gemaakt hoe de Rotterdamsebaan zichtbaar is in het landschap. De impact valt mee, omdat de Rotterdamsebaan deels wegvalt tegen de achtergrond van het bedrijventerrein en door de deels verdiepte ligging richting de Laan van Hoornwijck. Bij de figuren dient wel opgemerkt te worden dat bewegende auto's een onrustiger beeld geven dan de reeds aanwezige bedrijfsbebouwing. Dit kan echter niet goed in de figuren weergegeven worden.
Voor de aanleg van de Rotterdamsebaan wordt het huidige golfterrein tijdelijk verlegd. Drie holes krijgen tijdelijk een andere plaats. Na realisatie van de Rotterdamsebaan komen twee holes terug in het gedeelte dat ten behoeve van de aanleg wordt verwijderd. De golfbaan komt na realisatie van de Rotterdamsebaan direct langs het tracé te liggen. Vanzelfsprekend zullen hier afschermende maatregelen worden genomen. Deze liggen in het zicht van de zichtlijn van Hoekenburg en zijn goed zichtbaar als contrast tegen het huidige open landschap van de open weides. De uitwerking van deze afschermende maatregelen is nog niet uitgewerkt, maar wordt bij de verdere uitwerking van de inpassing betrokken.
Door de aanleg van de Rotterdamsebaan moet een deel van het parkeerterrein van Drievliet worden verplaatst. Uitgangspunt is dat het parkeerterrein de huidige capaciteit behoudt. Er is een drietal opties bekeken voor het realiseren van het parkeerterrein, namelijk een parkeerterrein aan de oostzijde van het attractiepark, een aan de zuidwestzijde en een aan de noordzijde.
Variant Oost
De compensatie van het parkeerterrein is gelegen aan de oostzijde van het attractiepark. De Rotterdamsebaan vormt in deze variant een barrière tussen beide delen van het parkeerterrein en moet worden geslecht door het toevoegen van een brug of tunnel.
Variant Zuid-West
De compensatie van het parkeerterrein aan de zuid-westzijde valt in het open veengebied. En kan op meer of mindere mate invloed hebben op het blikveld en zichtlijnen van de buitenplaats Vredenoord.
Variant Noord
De compensatie van het parkeerterrein aan de noordzijde is ingesloten tussen het attractiepark en de golfbaan.
De afweging van de varianten heeft plaatsgevonden. Daarbij is gekozen voor de oost-variant. Deze heeft meerdere voordelen. De ontsluiting van het terrein wordt blijvend via de Laan van 's-Gravenmade gerealiseerd, zoals ook in de huidige situatie het geval is. Daarmee ontstaat bij een parkeerterrein aan de oostzijde van het terrein van Drievliet (ten oosten van de Rotterdamsebaan) een logische routing, waarbij de auto wordt geparkeerd op het terrein en daarna doorgelopen kan worden naar de entree van het attractiepark. Een parkeerterrein in de zuidwestelijke variant leidt niet tot een logische routing, omdat via de Laan van 's-Gravenmade eerst met een lus de tunnelmond wordt overgestoken en vervolgens aan de entree voorbij gereden moet worden om de auto te parkeren. Voor een parkeerterrein aan de noordzijde geldt dat deze gronden niet in eigendom zijn.
De impact van de aanleg van het parkeerterrein van Drievliet is beperkt door de plaatsing van het terrein aan de oostzijde van het huidige attractiepark van de Rotterdamsebaan. Impact op het blikveld en de zichtlijnen van de landgoederen is met de gekozen plaats uitgesloten, omdat het terrein vanaf de landgoederen gezien achter de Rotterdamsebaan ligt. Deze plaatsing van het parkeerterrein leidt tot voldoende parkeerplaatsen voor het totaal.
Om de eenheid van het landschap zoveel mogelijk te behouden en te accentueren wordt door middel van de inrichting van het terrein aangesloten bij het omliggende landschap. Hiervoor zijn de volgende elementen van belang:
Materialisatie
Om het parkeerterrein zoveel mogelijk landschappelijk in te passen wordt gekozen voor materialen die het groene karakter van het gebied benadrukken en behouden. Halfverharding, eventueel gecombineerd met parkeer op gras voor de delen die slechts enkele dagen per jaar gebruikt worden, laten de mogelijkheid het gebied groen te houden. Zeker in de tijden dat het attractiepark gesloten is of het parkeren aan de westkant van de Rotterdamsebaan kan plaatsvinden, blijft het parkeerterrein daarmee (relatief) weinig zichtbaar.
Vormgeving
Bij de vormgeving van het parkeerterrein wordt gebruik gemaakt van de bestaande landschappelijke structuren. Het accentueren van het bestaande landschap met korte bomenrijen en waterpartijen die aansluiten bij de huidige landschappelijke indeling, kunnen de eenheid van het gebied nader accentueren. Hiervoor wordt aangesloten bij de inpassingsplannen voor het overige gedeelte van het open weide gebied.