direct naar inhoud van 3.3 Sectoraal beleid
Plan: Houtwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0234AHoutwijk-50VA

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Wonen

Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar het is nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in

2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Houtwijk

Het plangebied ligt in de wijk Loosduinen. Deze wijk is voor een groot deel in de jaren '70 en '80 gebouwd. In de woonvisie is dit gebied getypeerd als groenstedelijk, met een centrum-dorps accent in de kom van Loosduinen. Binnen het woonmilieu zijn er variaties in stedenbouwkundige verschijningsvorm mogelijk. Houtwijk is opgezet volgens het woonervenprincipe, met gesloten structuren en lange straten.De bebouwing bestaat voor een belangrijk deel uit tweelaagse eengezinswoningen met kap. De strategie vanuit de woonvisie is het handhaven van het groenstedelijk woonmilieu met als sfeeraccent 'groen en ontspannen wonen', Daarbij past een gemiddelde van tussen 35 en 50 woningen per hectare. Op project- en woningniveau staan in Loosduinen de woonwensen van stedelijk georiënteerde huishoudens centraal.

Het plan maakt één nieuw woonappartementegebouw aan de Oude Haagweg 42- 46 (direct) mogelijk. Deze ontwikkeling sluit aan bij de uitgangspunten vanuit de Woonvisie. De woonvorm, appartementen past bij de stedelijke omgeving en heeft geen negatieve invloed op het groenstedelijke woonmilieu van Houtwijk. De toevoeging van het aantal woningen zorgt voor mer draagvlak voor de bestaande (wijk)voorzieningen.

3.3.2 Verkeer en infrastructuur
3.3.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.3.2.2 Gemeentelijk beleid, Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de nota “Haagse Nota Mobiliteit” (RIS 180762, 22 september 2011).
De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid vastgelegd in de nota "Parkeerkader Den Haag 2010 - 2020, Blik in de Toekomst", is er onder andere op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen vooral ook binnen de woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Tussen het verkeer- en vervoerbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.

3.3.2.3 Openbaar Vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. In dit kader wordt opgemerkt dat tramlijn 2, die onder andere over de Oude Haagweg loopt, wordt opgewaardeerd.
Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0234AHoutwijk-50VA_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0234AHoutwijk-50VA_0012.jpg"

In paragraaf 2.3.2 zijn de busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

3.3.2.4 Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie onderstaande kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0234AHoutwijk-50VA_0013.jpg"

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u.

De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.
In het bestemmingsplan hebben -voor zover binnen het plangebied gelegen- de Oude Haagweg (deel tussen Houtwijklaan en Thorbeckelaan), de Houtwijklaan en de Escamplaan (deel tussen Lozerlaan en Houtwijklaan), de toewijzing 'stedelijke hoofdweg'. De Oude Haagweg, Lippe Bisterfeldweg, Margaretha van Hennebergweg en de Escamplaan (deel tussen Houtwijklaan en Leyweg) hebben de toewijzing 'wijkontsluitingsweg'.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

3.3.2.5 Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. De Escamplaan maakt deel uit van de sterroutes. De binnen het plangebied gelegen straten: Escamplaan, Oude Haagweg en Houtwijklaan maken deel uit van het netwerk van hoofdfietsroutes.
Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0234AHoutwijk-50VA_0014.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0234AHoutwijk-50VA_0015.jpg"

3.3.2.6 Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. De parkeernormen en het toepassingskader zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

3.3.3 Economie
3.3.3.1 Algemeen: Impuls Haagse Economie

Op 20 januari 2005 werd door de gemeenteraad de nota 'Impuls Haagse economie' vastgesteld. De nota Impuls Haagse Economie beschrijft de acties die volgens de gemeente Den Haag nodig zijn om de lokale economie in de komende jaren een impuls te geven. Op grond van de uitkomsten van een economische analyse kiest de gemeente Den Haag voor drie ontwikkelingsrichtingen:

  • 1. 'Kennis is Kracht'. De gemeente zet sterk in op het uitbreiden van de kennisintensieve sectoren (overheid, zakelijke en financiële instellingen, internationale sector en telecom en multimedia).
  • 2. 'Verbeteren van Vestigingsklimaat'. De gemeente zet in op het verbeteren van het gemeentelijk relatiebeheer en dienstverlening, het bevorderen van de veiligheid van ondernemers, het verbeteren van de (inter)nationale en binnenstedelijke bereikbaarheid en het waarborgen van voldoende bedrijfsruimte in stad en regio.
  • 3. 'Binden en Boeien' van mensen en bedrijven aan de stad. De gemeente zet in op het versterken van de regie op inhoud en uitvoering van de citymarketing, het aantrekken van meer 'creatieve voorhoede' en prioriteit geven aan vrijetijdseconomie.

Na de vaststelling van deze overkoepelende economische nota zijn aansluitend op de uitgangspunten van deze nota andere eonomische nota's op- en vastgesteld. Een aantal daarvan wordt hieronder behandeld.

3.3.3.2 Kantoren

Kantorenstrategie Haaglanden en nota actualisering kantorenbeleid

Voor de periode 2010-2020 is aangegeven op welke locaties kantoren mogen worden ontwikkeld in Haaglanden/Den Haag. Voor het onderhavige deel van het stadsdeel Loosduinen geldt dat er geen kantoorruimte op het programma staat.

Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar geactualiseerd. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar eventuele nieuwbouw of handhaving van van kantoren mogelijk is en waar aan functiewijziging gedacht moet worden. Het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het huidige overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Voor de periode 2010-2020 is aangegeven op welke locaties kantoren mogen worden ontwikkeld in Haaglanden/Den Haag. Voor Houtwijk geldt dat het er geen nieuwe ontwikkelingslocaties staan opgenomen. Daarbij geldt dat bestaande locaties een gemengde bestemming mogen krijgen c.q. haar kantorenbestemming mogen verliezen.

Het huidige, leegstaande locatie op de Oude Haagweg 128, het voormalig kantoor van Vredestein en Azivo heeft de bestemming Kantoor waarin een wijzigings mogelijkheid van de bestemming is opgenomen naar de bestemming Gemengd - 1. Dit is in overeenstemming met met het economisch beleid inzake de Functiemengingstrategie.

Gelet op het voorafgaande wordt in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om panden met een kantorenbestemming om te zetten naar de bestemming gemengd, waaronder wonen.

3.3.3.3 Bedrijventerreinstrategie Den Haag 2005-2020

In de nota 'Bedrijventerreinen Strategie 2005-2020' en 'Update bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2020' (rv 19, 2007) wordt aangegeven hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van enkele afzonderlijke bedrijventerreinen. In het plangebied zijn geen bedrijventerreinen aanwezig. De Gebieden de Oude Haagweg / Burgemeester van de Veldestraat en Laan van Vredestein worden beschouwd als gebieden met bedrijven maar worden niet beschouwd als officiële bedrijventerreinen.

3.3.3.4 Bedrijven en milieuzonering

Bij de vestiging van bedrijfsactiviteiten en de menging van functies moet voldoende afstand in acht worden genomen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zodat hinder en gevaar worden voorkomen en bedrijven hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Ten behoeve van het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en bij het inpassen van de woningen en andere gevoelige functies heeft de Vereniging van Nederlands Gemeenten in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het ministerie van Economische Zaken het boek 'Bedrijven en milieuzonering' uitgegeven: het 'Groene Boekje'. In de jurisprudentie wordt gebruikmaking (van de eerdere edities) van dit boek algemeen geaccepteerd.

Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Het Groene Boekje is een hulpmiddel om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen concreet voor een locatie in te vullen. Door het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen worden hinder en gevaar voor woningen al in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperkt en wordt tegelijk daarmee aan bedrijven voldoende zekerheid geboden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De algemene richtafstandenlijst vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en de omgevingstypen 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied'. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met een afstandstap worden verminderd. Deze staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies), mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Er is in de 'staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging' gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • a. Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • b. Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • c. Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
3.3.3.5 Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave zoals verwoord in de Structuurvisie Den Haag 2020. Optimalisering van het grondgebruik bij ontwikkelingen is daardoor noodzakelijk.

Op 9 juni 2005 heeft de gemeenteraad de Functiemengingstrategie 'Mengen van bedrijven en wonen'. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau, bouwblok en pandniveau. Voor dit bestemmingsplan is de categorie menging op bouwblok- en buurtniveau van toepassing. Aangegeven wordt dat functiemenging van wonen met kantoren langs doorgaande wegen mogelijk is zolang de vestigingsgrootte tussen de 100 en 500 m² ligt. De reden hiervoor is dat kleine bedrijven zich weggestopt voelen op een bedrijventerrein. Dit is echter niet het geval langs de doorgaande wegen. Deze locaties zijn herkenbaar en zijn goed ontsloten (geen 30-kilometerzones met verkeersdrempels) en het parkeren, laden en lossen kan veelal goed worden opgelost.

De doorgaande wegen in dit gebied zijn de Oude Haagweg, Escamplaan, Leyweg, Lippe-Biesterfeldweg, Margareta van Henneberg, Laan van Vredestein en Houtwijklaan. Voor zover ontwikkelingen mogelijk zijn binnen dit actualiserend bestemmingsplan voor de woonwijk Houtwijk zijn wel gemengde functies toegestaan. Voor het bedrijventerrein bij de Oude Haagweg en de gemengde locatie op de hoek Oude Haagweg met de Volendamlaan worden op basis van de VNG functiemengingstabel diverse functies en bedrijvigheid in de categorie A en B toegestaan. Onder voorwaarden is daarbij bedrijvigheid in categorie C mogelijk vanwege de doorgaande wegen in verband met de relatief grote verkeersaantrekkende werking.

De bestaande ontwikkelingsmogelijkheid (wijzigingsbevoegdheid naar wonen) uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Houtwijk 2e herziening van de bedrijfsruimte van de (binnenkort leegstaande) Connexiongarage nabij de Houtwijklaan is overgenomen. Voor de kantoorruimte aan de Oude Haagweg, het voormalige Vredestein gebouw wordt een nieuwe wijzigingsbevoegdheid naar wonen opgenomen.

3.3.3.6 Detailhandel

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locatie is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Concrete uitspraken op stadsdeel- of wijkniveau worden in deze nota niet gedaan, maar die zijn wel te vinden in de Detailhandelsmonitor 2009 (raadsmededeling februari 2010). De monitor is een quickscan en wordt gehanteerd als relatief snelle methode om een aantal probleemgebieden op te sporen. Tevens ontstaat op hoofdlijnen inzicht in welke winkelgebieden kansrijk zijn om in te investeren vanuit markttechnisch perspectief.

In het plangebied ligt het winkelcentrum Houtwijk aan de Hildo Kroplaan. In de detailhandelsnota wordt dit gebied gedefinieerd als wijkwinkelcentrum.
Concrete uitspraken op stadsdeel- of wijkniveau worden in deze nota niet gedaan, maar die zijn wel te vinden in de Detailhandelsmonitor 2009 (raadsmededeling februari 2010). De monitor is een quickscan en wordt gehanteerd als relatief snelle methode om een aantal probleemgebieden op te sporen. Tevens ontstaat op hoofdlijnen inzicht in welke winkelgebieden kansrijk zijn om in te investeren vanuit markttechnisch perspectief.

3.3.3.7 Horeca

Op 4 februari 2010 is de Toekomstvisie Horeca 2010-2015 door de gemeenteraad vastgesteld. Bij Den Haag als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire hoogstandjes, men heerlijk een drankje kan nuttigen in een gezellig café, dat het goed toeven is op vele terrassen, dat men op zijn gemak de krant kan lezen in een grand café en dat men tot in de nachtelijke uurtjes op stap kan. Kortom het Haagse horeca-aanbod verdient alle aandacht, zowel vanuit de ondernemers zelf als vanuit de gemeente. Dit vraagt om toekomstgericht beleid, dat beschreven is in de Toekomstvisie Horeca. Het gaat bij de visie niet alleen om het vastleggen van een nieuwe horecastructuur. De toekomstvisie geeft vooral de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod aan: hoe zorgt Den haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties)? Omdat horeca een dynamische sector betreft, dient rekening gehouden te worden met flexibiliteit. De toekomstvisie is er niet op gericht om bestaande horeca-inrichtingen met een zwaardere horeca-categorie die mogelijk al tientallen jaren zijn gevestigd, in overeenstemming met de nieuwe horecastructuur te brengen.
In de toekomstvisie wordt ook ingegaan op onzelfstandige horecabedrijven, waarbij de horeca ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit als detailhandel, dienstverlening of een cultuurinstelling. Deze zogenaamde mengfuncties voegen beleving toe aan bestaande functies en verhogen de kwaliteit van de betreffende voorziening. Daarbij tasten deze concepten niet of nauwelijks het woon- en leefklimaat aan en vormen ook geen risico voor de openbare orde en veiligheid.
In navolging van jurisprudentie op dit gebied, worden nadere voorwaarden gesteld op basis waarvan exploitatie van ondergeschikte horeca ten behoeve van de hoofdexploitatie zonder horeca-bestemming is toegestaan (zie ook bijlage bij regels: Staat van horecacategorieën).
De Toekomstvisie Horeca bestaat uit vier delen, te weten:

  • visie en uitgangspunten
  • gebiedsgericht beleid
  • instrumentarium
  • handhavingsprotocol horeca

Voor het onderhavige bestemmingsplan is vooral het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) van belang. In het bestemmingsplan is mede gelet op de aanbeveling uit de detailhandelsmonitor 2009, daghoreca binnen de bestemming -

Centrum ten behoeve van het winkelgebied toegestaan met een maximum van 30% van het aantal vestigingen.

3.3.3.8 Nota Motorbrandstofverkooppunten

Op 20 januari 2011 heeft de gemeenteraad de 'Nota Motorbrandstofverkooppunten' vastgesteld. Veranderingen in de brandstoffenmarkt en de keuze om de woningbouw- en werkgelegenheidsopgave binnenstedelijk vorm te geven, hebben gevolgen voor tankstations in de stad. De stedelijke ontwikkelingsambities en stringentere milieueisen zorgen voor een toename van de ruimtedruk. De nota voorziet in een afstemming tussen ontwikkelingen in de markt en het gewenste toekomstbeeld van de stad.

In totaal liggen 55 tankstations verspreid over de stad. De ruimtelijke consequenties worden in beeld gebracht door de huidige situatie te confronteren met de ruimtelijke visie en de geldende beleidskaders. Aan de hand van de criteria 'beleidsurgentie' en 'gebiedsurgentie' ontstaat een beeld waar de prioriteiten liggen om vanuit gemeentelijk oogpunt te sturen. Ten aanzien van de uitvoeringsagenda is een overzicht op genomen met prioritaire locaties. Hierbij is een onderscheid te maken tussen:

  • tankstations die gaan verdwijnen op korte termijn als gevolg van concrete ruimtelijke ontwikkelingsplannen;
  • tankstations die moeten veranderen of verdwijnen als gevolg van wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid (LPG);
  • tankstations waarvan het wenselijk is om ze in de toekomst te veranderen of op te heffen, ter verbetering van de stedelijke kwaliteit.

In het plangebied zijn twee tankstations aanwezig, die niet onder de prioritaire locaties vallen. Het tankstation aan de Houtwijklaan 100 en Leyweg 1 zijn positief bestemd.

3.3.4 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
3.3.4.1 Onderwijs

Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.

Voor het stadsdeel Loosduinen is in 2009 een Integraal Huisvestingsplan Onderwijs (IHP) vastgesteld. Het betreft een planmatige benadering van de onderwijshuisvesting in het stadsdeel Loosduinen en verschaft inzicht in de te verwachten wijzigingen in de onderwijshuisvesting.

De huisvesting van de scholen voor primair- en voortgezet onderwijs in het stadsdeel Loosduinen is zo integraal mogelijk benaderd:

  • afstoten van onderwijsgebouwen vanwege slechte bouw- of stedenbouwkundige kwaliteit;
  • waar nodig het realiseren van (vervangende) nieuwbouw of uitbreiding van schoolgebouwen;
  • behoud van gebouwen van goede (steden)bouwkundige kwaliteit voor onderwijs of andere functies.

Het IHP biedt voorts inzicht in die situaties waarbij, in het bijzonder als gevolg van nieuwbouw of herontwikkeling, mogelijkheden bestaan in de planvorming een relatie te leggen tussen onderwijshuisvesting, peuterspeelzaalwerk en buitenschoolse opvang.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

In het plangebied zijn de volgende basisscholen gelegen:

  • Nutsschool Nutshaghe, A. Kortekaasplantsoen 125
  • De Schakel, C.A. van Beverenstraat 40
  • Houtwijk, Mari Andriessenstraat 44
  • De Eshof, Mari Andriessenerf 15-17
  • Montessorischool Houtwijk, Architect Berlagelaan 125

In verschillende scholen is een (voorschool)peuterspeelzaal en/of buitenschoolse opvang gevestigd.
Er zijn op dit moment geen voorzienbare ontwikkelingen ten aanzien van genoemde scholen.

Kinderopvang

Op 19 april 2001 heeft de gemeenteraad de 'Nota ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld. Geschikte locaties voor kinderopvang zijn moeilijk te vinden. De meeste bestemmingsplannen zijn niet afgestemd op de grote groei van behoefte aan kinderopvangplaatsen. Met deze nota is een instrument gecreëerd om geobjectiveerd en gestructureerd te beslissen over de vestiging van kindercentra. De belangen van omwonenden verliest het college daarbij niet uit het oog. De in de nota opgenomen voorwaarden (ruimtelijke criteria) staan borg voor een zorgvuldige afweging van belangen. In de nota staan de (stedenbouwkundige) voorwaarden waaraan locaties voor nieuwe kindercentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen) moeten voldoen om deze centra ruimtelijk in te kunnen passen in de stad:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.

Aanvullend op de bovenstaande beleidsnota heeft wethouder Dekker in brieven (november 2007 en februari 2009) aan de Commissie Jeugd en Burgerschap aangegeven welke acties van de gemeente bij de uitbreiding van buitenschoolse opvang worden ingezet. De verwachting is dat de wachtlijsten verder zullen groeien. De gemeente zal als regisseur fungeren bij het vinden van geschikte locaties om zo de groeiende wachtlijsten te verkorten. Een bestemmingsplan is een instrument dat een dergelijke faciliterende rol kan vervullen.

In het plangebied is in lijn met de bovenstaande criteria kinderopvang, al dan niet middels welzijnsvoorzieningen toegestaan in alle panden met de bestemming Maatschappelijk, Sport, Centrum, Gemengd - 1 en Gemengd - 2. Eventuele overige initiatieven tot vestiging van kindercentra in deze gebieden moeten van geval tot geval worden afgewogen.

Buurthuis van de Toekomst

‘In het conceptakkoord van het College is het thema Buurthuis van de Toekomst als beleidsdoel geformuleerd. Daarbij is aangegeven dat ten behoeve van jongeren ontmoetingsplekken, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, scoutingruimten, verenigingsleven en sociaal cultureel werk, evenals ruimten voor kunstbeoefening, in voorkomend geval ook in gebouwen bij de sportvoorzieningen gehuisvest moeten kunnen worden.

In de bestemming ‘Sport’ zijn voor dat daarvan afwijkend gebruik specifieke gebruikregels opgenomen. De omschrijving ‘welzijnsvoorzieningen en verenigingsleven’ wordt in dit verband gehanteerd. Een afwijkingsbevoegdheid maakt ook het gebruik van de gronden buiten die bebouwing mogelijk.’

3.3.4.2 Welzijn en zorg

Welzijn in de wijk

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

3.3.4.3 Maatschappelijke Zorg en Volksgezondheid

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunne worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.
De omschrijving van de bestemming Maatschappelijk is daarom zo opgesteld dat deze functies mogelijk zijn. Daarnaast is deze functie ook mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen: Maatschappelijk, Centrum, Gemengd - 1 en Gemengd - 2.

3.3.4.4 Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over “Ruimte voor gebed” is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. In paragraaf 5.3 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan is geregeld.

3.3.5 Cultuur en ontspanning

Cultuur

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende cultuurvoorzieningen aanwezig welke zijn opgenomen binnen de bestemming Maaschappelijk:

  • Haags Pop Centrum, Burgemeester Hovylaan 12
  • Muziekcentrum Loosduinen, Engeringstraat 40.
  • Verder bevindt zich kunst in de openbare ruimte in het gebied.
3.3.6 Sport en recreatie

Sport

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen en sportverenigingen te ondersteunen.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Het plangebied bevat speellocaties. De Speellocaties in kwestie zijn (van oost naar west):

  • Buurtpark grenzende aan de Architect Berlagelaan;
  • Laan van der Kroft;
  • Wijkpark Bokkefort;
  • Burgemeester Waldeckstraat;
  • tussen de Ru Parestraat en de Jan Le Griepstraat;
  • tussen de J.J. Heggestraat en de RK begraafplaats;
  • openbare ruimte langs de B. Thoenplantsoen.
3.3.7 Groen
3.3.7.1 Groen kleurt de stad

In de nota “Groen kleurt de stad”, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.
Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

  • 1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.
  • 2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In Houtwijk zijn veel watergangen met natuurvriendelijke oevers. Deze oevers dienen duurzaam in stand gehouden te worden. Bokkefort en 't Kleine Hout zijn de twee belangrijke parken van Houtwijk.

3.3.7.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend uit wijk- en buurtgroen.

Door heel Houtwijk zijn watergangen met natuurvriendelijke oevers. Deze zijn onderdeel van de Stedelijke ecologische verbindingszone. Deze dienen duurzaam in stand gehouden te worden. De bestemming groen en water waarbinnen deze zones zijn opgenomen maken dit mogelijk.

De bomen langs de Escamplaan en de Houtwijklaan zijn onderdeel van de ecologische verbindingszone

3.3.8 Openbare ruimte

Op 10 februari 2003 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Kadernota Openbare Ruimte (KOR) vastgesteld. Zij dient als beleidskader voor de inrichting van de openbare ruimte. Met deze nota wordt een samenhangend kader gegeven voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. De nota schetst daartoe een drietal kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:

  • Residentiekwaliteit (standaard- of basiskwaliteit);
  • Hofstadkwaliteit (bijzondere kwaliteit);
  • Maatwerkkwaliteit (geeft partijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven binnen publiek-private samenwerking.

De kwaliteitsstandaard van Houtwijk is op Residentiekwaliteit gesteld. De Residentie Kwaliteit als standaard voor de wijze van inrichting en onderhoud van de openbare ruimte geldt in beginsel voor alle woon- en werkgebieden. Hiermee creëert Den Haag in de hele stad een herkenbare en duurzame ruimtelijke kwaliteit die op peil wordt gehouden met een sterk geïntensiveerd onderhoud. De ontwerpen kenmerken zich door dienstbaarheid (vorm volgt functie), ingetogenheid en tijdloosheid (geen trendy design). Het groen in buurten en wijken krijgt extra aandacht, evenals de zorgvuldige toepassing van beeldende kunst. Aanplant en onderhoud van straatbomen gebeurt op basis van het Stedelijk Beheerplan Straatboombeplanting 1997-2006 en bij de fysieke inrichting volgens Residentie Kwaliteit gelden richtlijnen die in handboeken zijn vastgelegd.