Plan: | Westeinde e.o. |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0082EWesteinde-50VA |
Het voorontwerp-bestemmingsplan is op 18 juli 2008 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening aan de volgende instanties toegezonden:
Van de onder 1, 3, 4, 6, 13, 15, 17 en 19 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. Van de onder 16 genoemde instantie zijn geen eigendommen van hun bedrijf aanwezig. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
1. Provincie Zuid-Holland
Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot het geven van de volgende reactie. Het provinciale beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in interim- beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan is op een enkel punt niet conform dit beleid.
Geluidhinder
In artikel 1 van de Regels worden op enkele plaatsen verwezen naar inmiddels vervallen regelgeving ex Wet geluidhinder. Verzocht wordt te verwijzen naar de regelgeving van de nieuwe Wet geluidhinder. Verder verzoek ik u het geluidonderzoek en - indien nodig - het besluit over de hogere grenswaarden aan het plan toe te voegen.
Overgangsrecht toepassing artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
Op 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheid van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening een brief gestuurd waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op het overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud) die bij u zijn ingediend voor 1 juli 2008 nog gebruik kunt maken van de mogelijkheden voor toepassing van artikel 19 lid 2 WRO (oud) die GS bij hun besluit van 9 oktober 2007 daartoe hebben geboden. Met het oog daarop bericht ik u dat u, indien u over dergelijke verzoeken beschikt, vrijstelling kunt verlenen voor de planonderdelen waarover geen opmerkingen zijn gemaakt, voor zover die onderdelen ook de instemming hebben van de Inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening.
Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.
Reactie
De vooroverlegreactie over het overgangsrecht met betrekking tot de toepassing van artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt voor kennisgeving aangenomen. In paragraaf 4.6 is de tekst met betrekking tot de Wet geluidhinder op basis van de meest actuele wet- en regelgeving geactualiseerd. In dezelfde paragraaf worden de resultaten van akoestisch onderzoek beschreven. Het rapport van dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
3. Brandweer Den Haag
Op 21 juli 2008 ontving ik ter advisering van u het voorontwerp-bestemmingsplan Westeinde e.o.. In reactie hierop bericht ik u dat de brandweer Den Haag het ontwerpplan op een aantal veiligheidsrelevanties heeft gescand.
In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn binnen c.q. in de directe nabijheid van het plangebied geen risicobronnen gevonden op het gebied van:
Het voorontwerp-bestemmingsplan Westeinde e.o. is ook bekeken door de collega's van de Hulpverleningsregio Haaglanden op het gebied van externe veiligheid.
Aangezien het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen en/of externe veiligheidsinrichtingen ontvangt u hierover geen aparte brief.
Gelet op de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid zal er getoetst moeten worden aan het programma van eisen inrichting openbare ruimte (Handboek openbare ruimte).
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen
4. VROM Inspectie Regio Zuid-West
Over uw verzoek om advies ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening over het bestemmingsplan Westeinde e.o. bericht ik u het volgende.
Naar aanleiding van de decentrale sturingsfilosofie van de Nota Ruimte heeft het kabinet besloten om zoveel mogelijk tot één rijksreactie te komen ten aanzien van de beoordeling van ruimtelijke plannen. Besloten is de VROM-Inspectie met betrekking tot de advisering van gemeentelijke plannen een coördinerende rol te laten vervullen. Deze werkwijze houdt in dat de VROM-Inspectie voortaan de reacties van alle betrokken rijksdiensten in één gecoördineerde rijksreactie zal verwoorden. In dat kader meld ik u dat uw verzoek om advies mij aanleiding geeft om de volgende opmerking te maken.
Luchtkwaliteit
Het luchtonderzoek in paragraaf 4.6 is pm gesteld. Ik ga ervan uit dat de resultaten van dit onderzoek zullen worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan en zal dit onderdeel van het plan dan beoordelen.
Indien u over dit advies vragen heeft, kunt u met de VROM-Inspectie contact opnemen. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Reactie
In paragraaf 4.5 is de tekst met betrekking tot luchtkwaliteit op basis van de meest actuele wet- en regelgeving geactualiseerd. In dezelfde paragraaf worden de resultaten van luchtkwaliteitonderzoek beschreven. Het rapport van dit onderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
6. Hoogheemraadschap van Delfland
In het kader van artikel 3.1.1 Bro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp bestemmingsplan Westeinde e.o. in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland in een reactie kenbaar te maken of met het bestemmingsplan kan worden ingestemd.
Niet instemmen
Wij kunnen niet instemmen met de waterparagraaf. In het plan is onvoldoende invulling gegeven aan het beleid van Delfland zoals vermeld in de handreiking watertoets 2007. Het betreft het thema 'Veiligheid en waterkeringen'. Daarnaast hebben wij nog een opmerking ten aanzien van het thema 'Waterkwaliteiten en ecologie'.
Veiligheid en waterkeringen
In het voorontwerp bestemmingsplan is aangegeven dat Bij de Westermolens en de Noordwal boezemkaden zijn. Op grond van onze legger zijn hier geen boezemkaden aanwezig en hoeven daarom dan ook niet bestemd te worden als waterkering.
Waterkwaliteit en ecologie
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) verplicht alle lidstaten van de Europese Unie maatregelen te nemen die de waterkwaliteit verbeteren. De Kaderrichtlijn schrijft voor dat de stroomgebieden worden ingedeeld in waterlichamen.
Het Laakkanaal is onderdeel van een waterlichaam. Wanneer langs een waterlichaam bouwplannen worden ontwikkeld, moet rekening gehouden worden met de eisen die worden gesteld aan dit waterlichaam. Dit kan mogelijk betekenen dat de aangrenzende percelen een andere bestemming, namelijk water (voor de aanleg van een natuurvriendelijke oever) moet krijgen. Wij verzoeken u de realisatie van een natuurvriendelijk inrichting van de oever op grond van het bestemmingsplan ruimtelijk mogelijk te maken en dit onder de bestemming water als sub-bestemming op te nemen.
In de 'Inspiratiebundel voor de Kaderrichtlijn Water' zijn voor verschillende situatie mogelijke aanpassingen geschetst. Aanpassingen die passen in de nieuwe waterkwaliteitsopgave. Een exemplaar van deze bundel is bij deze brief gevoegd.”
Reactie
De aanduiding en bestemming van de waterkering zijn van de plankaart en uit de regels van het plan verwijderd. Voor zover met het Laakkanaal de Westsingelgracht en de Noordwestsingelgracht worden bedoeld, zijn binnen de bestemming Verkeer -1 en Verkeer-2 groenvoorzieningen toegestaan. De bomen en bomenrijen in Bij de Westermolens en het plantsoen langs de Lijnbaan zijn als Natuur bestemd. In de toelichting is aan de waterparagraaf het beleid uit de EU Kaderrichtlijn Water toegevoegd.
13. Haags Monumentenplatform
Veel gemeenten in Nederland zijn ver achter geraakt met het opstellen en actualiseren van bestemmingsplannen. Dit heeft geleid tot een gevestigde praktijk van artikel 19 procedures, waarbij nieuwbouwplannen worden ontwikkeld en vergund zonder dat deze nog hun inbedding hebben in een samenhangend bestemmingsplan. Een van de redenen van de Haagse achterstand is dat de status van beschermd stadsgezicht voor een groot aantal wijken nog niet is vastgelegd in adequate beschermende bestemmingsplannen, zoals de Monumentenwet die voorschrijft. Omdat dit een landelijk probleem is, is per 1 juli jl. de Wet op de Ruimtelijke Ordening gewijzigd. Deze wetwijziging is aanleiding voor een nieuwe systematiek, waardoor bestemmingsplannen voor de opstellers eenvoudiger te beheren en aan te passen zijn, maar ook eenvoudiger zijn te raadplegen voor de burgers.
Aanleiding voor deze brief is het nieuwe voorontwerp-bestemmingsplan voor het rijksbeschermd stadsgezicht Westeinde-Kortenbos dat door het College is gefiatteerd en tot 8 oktober aanstaande ter visie ligt. Omdat in de jaren tachtig en negentig veel buurten en wijken in Den Haag tot beschermd stadsgezicht zijn aangewezen, kijkt het Haags Monumentenplatform met intense belangstelling uit naar het moment en de wijze waarop dit in bestemmingsplannen verzilverd gaat worden. In het Haags Monumentenplatform zijn alle particuliere organisaties, met het behoud van de monumentale waarde en de leefbaarheid van Den Haag in hun vaandel, vertegenwoordigd.
Uit opzet en inhoud van het voorontwerp-bestemmingsplan Westeinde e.o. komt een beeld boven dat het Haags Monumentenplatform grote zorgen baart. Deze zorg, die wordt gedeeld door de Wijkvereniging Kortenbos en de Vereniging Bewoond Bewaard, wil het platform gaarne onder uw aandacht brengen. Het doel van een beschermd stadsgezicht (de naam zegt het al) is een waardevol geacht stadsbeeld te beschermen en min of meer te conserveren. De kwintessens van onze zorg is dat het voorontwerp-bestemmingsplan toegesneden lijkt op het ontwikkelen van het gebied; de regels zijn niet toegesneden op bescherming van dit specifieke stadsgezicht en dreigen de bescherming zelfs op termijn teniet te doen. Dat doet in combinatie met de vele aangehaalde beleidsnota's en met de B&W-wijzigingsbevoegdheid het ergste vrezen. Het Haags Monumentenplatform ziet in dit voorontwerp-bestemmingsplan dringende redenen om alarm te slaan. Hieronder wordt de kwintessens van onze zorg uitgewerkt en met voorbeelden gestaafd.
Een adequaat bestemmingsplan voorziet in een karakterisering van het beschermd stadsgezicht zodanig dat ensembles van straten, huizen en binnenterreinen door middel van bouwregels en voorschriften worden beschermd. Het voorontwerp-bestemmingsplan voorziet wel in een historische gebiedsbeschrijving, benoemt echter niet de karakteristieken en bindt deze niet aan concrete bouwregels.
Sterker nog, de plankaart en de bouwregels stimuleren een onvoorstelbare eenvormigheid die dit gebied juist niet kent. Voor grote aaneengesloten huizenreeksen worden één maximale goothoogte en één maximale bouwhoogte voorgeschreven. Dit betekent dat de karakteristiek van schouder aan schouder staande panden van verschillende schaal en status op termijn zou kunnen verdwijnen. Teneinde de karakteristiek van verspringende gevellijsten en empire ramen vast te houden, dienen gevelwanden geïnventariseerd en vastgelegd te worden; dit is niet gebeurd. Voor een kapverdieping of kap wordt een verdieping met tenminste twee schuine dakvlakken voorgeschreven. Dat betekent dat op termijn alle karakteristieke schildkappen dreigen te worden vervangen door 'cake-jes': een schoenendoos met aan voor- en achterzijde een schuin stukje met dakkapel. Dat is een uniform woningtype dat in de 19e eeuwse uitleggebieden van Amsterdam te vinden is, maar niet in dit beschermde stadsgebied. Hier merk je direct dat een kappen-kaart, zoals die bij oude bestemmingsplannen was opgenomen, node wordt gemist om deze karakteristieke schildkappen vast te leggen en in bouwregels te verankeren. Daarnaast blijken de hoogtes van zowel de hoofdbebouwing als bijgebouwen en uitbouwen die op de plankaart zijn aangegeven, in het geheel niet in overeenstemming met de bestaande situatie. In de meeste gevallen betekent dit dat de hoofdbebouwing twee verdiepingen hoger is aangegeven dan nu het geval is. De stedenbouwkundige consequenties hiervan voor straatprofielen en tuinen zijn niet in kaart gebracht, doch laten zich raden.
De bouwregels kennen door middel van vrijstellingen een grote vrijheid toe aan het goeddunken van burgemeester en wethouders. Dit kan betekenen dat de stake-holders in het gebied (bewoners, bedrijven, winkels, eigenaren en overheid) het bestemmingsplan niet gaan gebruiken om onderling vergaande afspraken te maken om het huidige gebruik veilig te stellen en onderhoudsinspanningen en investeringen te stimuleren. Het gebied kan hierdoor afglijden tot een gebied waar mensen kort wonen, ophouden te investeren en waar het specifieke lokale karakter en de specifieke lokale economie op termijn zullen verdwijnen. Juist het buurt-karakter, waar wonen, bedrijvigheid en culturele voorzieningen zo mooi gemengd zijn, verdient krachtige ondersteuning.
Als beleidskader van het voorontwerp-bestemmingsplan is een uitputtende lijst opgenomen van vigerende beleidsnota's op vele terreinen. Veel van deze nota's lijken voor het plangebied van weinig of geen toegevoegde waarde; een poging om deze nota's te extrapoleren naar concreet ruimtelijk beleid in dit gebied ontbreekt veelal. Doordat al deze nota's uitgebreid zijn toegelicht en opgenomen, bestaat het gevaar dat er na vaststelling van het bestemmingsplan altijd een 'vrijstellings-alibi' is te vinden onder verwijzing naar één of meer van deze vele beleidsnota's. De bestemmingsplannen moeten periodiek worden geactualiseerd. Dit betekent dat ook het beleidskader steeds opnieuw tegen het licht moet worden gehouden. Een paragraaf in het concept-bestemmingsplan waarin deze notie wordt vastgelegd, zou een uitstekend handvat vormen om alle betrokken partijen bij de les te houden. Deze kans wordt helaas niet benut.
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Deze wet vervangt de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Onder deze wet zijn gemeenten verplicht iedere tien jaar voor het gehele gemeentelijke grondgebied één of meerdere bestemmingsplannen vast te stellen. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan wordt ook het beleidskader opnieuw tegen het licht gehouden.
Enige voorbeelden:
De Haagse Woonvisie 2020 uit 2004 wordt karikaturaal neergezet en rechtlijnig vertaald in wat er in deze wijk zou moeten gebeuren. De functiemenging in het gebied is exact bekend, maar een deel ervan wordt op onduidelijke gronden 'wegbestemd'. Een inventarisatie van het aantal huizen en het aantal banen in het gebied ontbreekt. Hoewel het stadsbestuur over alle gegevens beschikt m.b.t. woninggrootte, woningbezetting, etniciteit, autobezit, scholing en inkomen wordt een rampzalig algemeen beeld geschetst, waaruit de aanbeveling rolt dat huizen gesplitst moeten worden en starters louter op appartementen zijn aangewezen. De statistische gegevens die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, geven echter eerder aanleiding om de ontwikkelingen in het gebied te consolideren in plaats van om te buigen. Het splitsen van een huis in appartementen is beleid dat juist een verdubbeling van de parkeerbehoefte vraagt. Het gebied kan daarin helemaal niet voorzien. De specifieke kwaliteit van de woningvoorraad in dit gebied -de mooie huizen- en de potenties daarvan voor de markt (eveneens onderdeel van de woonvisie) blijft helaas buiten beeld.
Het parkeren in het gebied is niet gekwantificeerd opgenomen, waardoor het een onzekere factor is geworden in de toekomstige woon- en verblijfskwaliteit van het gebied. Er is toch bij de gemeente exact bekend hoeveel parkeerplaatsen op de openbare straat en in stallingsgarages aanwezig zijn en hoeveel parkeervergunningen er zijn uitgegeven aan bewoners en bedrijven in het gebied én aan bewoners en bedrijven in de Haagse binnenstad die ook hier parkeren. Door een betere inventarisatie van de problemen in het gebied (parkeeroverlast door het parkeerregime, het parkeren op pleintjes die in het bestemmingsplan als autovrije groene ruimte worden geteld, overlast van horecabezoekers enzovoorts) kunnen concrete ruimtelijke maatregelen als oplossingsrichting worden geformuleerd. Dit is helaas niet gebeurd.
Regels voor de luchtkwaliteit mede in relatie tot het oneigenlijke doorgaande verkeer dat de gemeente wil blijven faciliteren op het Westeinde, zijn niet opgenomen.
De Structuurvisie blijkt voor te schrijven dat langs een netwerk van doorgaande wegen in de stad 'tenminste in vijf lagen gebouwd moet worden'. Door deze absolute interpretatie van de kaart en van de bebouwingskarakteristiek van de jaarringen om onze stad ontstaat een hoogst ongewenste vergroving. Zorgvuldiger zou het zijn van gebied tot gebied naar een geëigende nuance te zoeken.
In het recente verleden heeft de gemeente, al dan niet in strijd met de vigerende RO procedures, uitbreiding van MCH Westeinde gefaciliteerd. Al meer dan tien jaar wordt om een masterplan voor dit gebied gevraagd, waarin ook dit voorontwerp-bestemmingsplan niet voorziet. Het voorontwerp-bestemmingsplan kondigt nu al de bouw van 10.000 m extra aan, maar de plankaart geeft niet aan in welk volume dat waar zal gaan landen. De relatie tot het Hofje van Nieuwkoop - volgend jaar 350 jaar oud - lijkt volstrekt veronachtzaamd.
De paragraaf over duurzaam bouwen parafraseert de hoofdlijnen van beleid waar het energiemaatregelen en efficiency bij sloop en nieuwbouw betreft. Duurzaam bouwen in beschermd stadsgezicht begint echter met een Stop-op-Sloop, omdat bijzondere waarden in de buurt duurzaam zijn gebleken en geconsolideerd moeten worden. Hier laat dit voorontwerp-bestemmingsplan een essentiële steek vallen.
Het voorontwerp-bestemmingsplan is niet aangegrepen om het beschermd stadsgezicht te expliciteren naar een welstandskader dat initiatiefnemers aanstuurt en gemeentelijke adviseurs in staat stelt initiatieven te toetsen. Hier wordt de belangrijke kans gemist hierover vooraf expliciet te zijn, zoals de Woningwet en de Welstandsverordening Den Haag dat formuleren. Zoals hierboven aangegeven, dreigen de bouwregels tot een wezensvreemde karakteristiek (uniforme kappen -'cake'jes- in uniforme hoogte) te leiden, gepaard aan een even wezensvreemde differentiatie (woningsplitsing), waardoor de waarde van het beschermd stadsgezicht vanwege de Welstand niet zonder meer geborgd zal zijn.
Tenslotte, een bouwplan aan de Sumatrastraat was aanleiding voor de gemeenteraad een besluit te nemen dat DSO/Monumentenzorg een duidelijker toetsingskader moet leveren voor bouwplannen in Rijksbeschermde Stadsgezichten. Dit heeft onder meer een systematiek van ordekaarten opgeleverd waarin voor diverse gebieden 'pilots' zijn gemaakt. Dit besluit zien we in dit voorontwerp-bestemmingsplan in het geheel niet terug.
Alles overziend lijkt met dit voorontwerp-bestemmingsplan de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht van dit deel van het Haagse centrum en mutatis mutandis alle overige beschermde stadsgezichten in Den Haag zo goed als herroepen. Het Haags Monumentenplatform doet daarom het dringende beroep op u dit voorontwerp- bestemmingsplan af te wijzen.”
Reactie
Het bestemmingsplan is primair niet gericht op ontwikkeling van het gebied maar op beheer, zonder dat sprake is van bevriezing van de bestaande situatie. Binnen de grenzen van het rijks- en gemeentelijk beschermd stadsgezicht zal het bouwen echter moeten plaatsvinden met behoud van de aanwezige cultuur- en architectuurhistorische waarden. Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van het Haags Monumentenplatform, de Stichting Werkwinkel Kortenbos en mevrouw M. Bosse en de heer P. Drijver (zie paragraaf 8.2.1) zijn in de eerste plaats de toelichting en de regels die betrekking hebben op de beschermde stadsgezichten gewijzigd. De gebieden binnen het rijks- en gemeentelijk beschermd stadsgezicht zijn primair bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van een beschermd stadsgezicht, zoals voor wat betreft het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum beschreven in de toelichting op het aanwijzingsbesluit en de cultuurhistorische waarderingskaart behorende bij het aanwijzingsbesluit en zoals voor wat betreft het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Zeeheldenkwartier beschreven in de toelichting op het desbetreffend aanwijzingsbesluit. Beide toelichtingen en de cultuurhistorische waardekaart maken deel uit van de regels en zijn daarmee juridisch bindend. De toelichting op het aanwijzingsbesluit van het rijksbeschermd stadsgezicht Centrum benoemt ook de karakteristiek van de bebouwing, zoals kapvormen en gevelopbouw. Bij bouwinitiatieven moet een bouwplan voldoen aan deze waarden. In de tweede plaats zijn in het rijksbeschermd stadsgezicht de maximale goot- en nokhoogten meer gedifferentieerd en zijn foutieve hoogteaanduidingen verbeterd. Ten slotte zijn cultuurhistorisch waardevolle tuinen bestemd als Tuin. Er geldt voor deze bestemming een beperkte bebouwingsregeling: er zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een hoogte van 2 m.
Voor de wijziging van een beschermd monument is een monumentenvergunning verplicht. Toetsing van een bouwvergunning aan het bovenstaande laat onverlet dat een bouwplan voor een beschermd monument moet worden getoetst aan de beschrijving in de aanwijzing tot beschermd monument. Een aanvraag om bouwvergunning wordt niet alleen aan de regels van het bestemmingsplan getoetst maar ook aan redelijke eisen van welstand, vervat in de Welstandsnota.
Met betrekking tot sloop van gebouwen in een beschermd stadsgezicht moet behalve met dit bestemmingsplan ook rekening worden gehouden met de wetgeving die in hoofdstuk vier van de Monumentenwet 1988 is opgenomen. Artikel 37 van deze wet bepaalt in lid 1 dat het in beschermde stads- of dorpsgezichten verboden is een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders. Voor de bouwwerken die deel uitmaken van een beschermd stadsgezicht is het onwaarschijnlijk dat burgemeester en wethouders een vergunning voor het geheel of gedeeltelijk afbreken van het bouwwerk zullen verlenen. Gezien de wetgeving in de Monumentenwet 1988 is het niet noodzakelijk in dit bestemmingsplan regels omtrent sloop op te nemen.
De ontheffingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders zijn gebonden aan randvoorwaarden (zie artikel 25.4). Een belangrijke voorwaarde is dat de cultuurhistorische waarden van een beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 21 niet onevenredig mogen worden geschaad.
Uit de Haagse Woonvisie 2020 en uit het beleid voor de kansenzone Centrum dat de Structuurvisie Den Haag 2020 uiteenzet vloeit een verdichtingsopgave voort en de uitbreiding en versterking van de centrumstedelijke woonmilieus. Deze krijgen vooral vorm door de bouw van appartementen. Met dit type woningen wil de gemeente belangrijke doelgroepen bedienen. Wat betreft de splitsing van woningen worden in dit plan geen aanbevelingen gedaan maar wordt er verwezen naar het algemene splitsingsbeleid van de gemeente.
Met betrekking tot parkeren in het plangebied wordt opgemerkt dat met dit beheersbestemmingsplan geen parkeerregeling kan worden getroffen. Het plan staan binnen de verschillende verkeersbestemmingen parkeervoorzieningen en -plaatsen toe en sluit deze in de bestemming Groen uit. Waar het plan of een wijzigingsbevoegdheid in het plan, een nieuwe ontwikkeling toestaat is parkeren op eigen terrein voorgeschreven.
Het Westeinde is als verblijfs- en woonstraat bestemd, dat wil zeggen niet voor doorgaand verkeer. Er is ter plaatse sprake van het vastleggen van de bestaande situatie, zodat de Wet milieuhinder hier geen ruimte biedt voor regels ten aanzien van luchtkwaliteit. Wel is met betrekking tot de bijdrage van nieuwe ontwikkelingen aan luchtverontreiniging een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd.
De doorgaande wegen en/of groen in het plangebied, waarlangs de bebouwing tot vijf lagen mag worden opgehoogd, zijn de Lijnbaan en de kade Bij de Westermolens, beiden aan de rand van het plangebied. Hier zijn de meeste gebouwen al vijf lagen of hoger. Drie woongebouwen mogen met een extra bouwlaag worden opgehoogd. Hierom en vanwege de ligging aan de rand van het gebied, langs doorgaande wegen, is geen sprake van (stedenbouwkundige) vergroving.
De uitbreiding van het MCH Westeinde is niet eerder mogelijk dan na wijziging van het bestemmingsplan. De voorbereiding van een wijzigingsplan behelst een procedure die is geregeld in artikel 26.2 en waarin opnieuw een inspraakmogelijkheid bestaat. Bij de bepaling van het wijzigingsgebied is vanuit stedenbouwkundig oogpunt rekening gehouden met de omgeving: er is ruim afstand gehouden van de bebouwing aan de Lage Nieuwstaat en het Hofje van Nieuwkoop. Samen met met de begrenzing van het wijzigingsgebied is het volume van de uitbreiding beperkt door middel van het maximale aantal bouwlagen (5) en een maximale brutovloeroppervlakte (10.000 m²). Daarenboven moeten burgemeester en wethouders bij de wijziging expliciet rekening houden met de stedenbouwkundige inpassing en de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht.
15. Stedin
Naar aanleiding van uw brief met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan “Westeinde” kunnen wij u meedelen dat wij, voor zover dat betrekking heeft op de openbare gas- en elektriciteitsvoorziening, in principe geen bezwaar hebben tegen dit plan.
Indien voor elektriciteit- en/of gasdistributienet bouwkundige voorzieningen, kabels en/of leidingen moeten worden gelegd of verplaatst, zullen de hieronder genoemde voorwaarden gelden.
Wij vertrouwen u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen
17. N.V. Nederlandse Gasunie
Naar aanleiding van uw brief van 18 juli jongstleden, waarmee u ons bovengenoemd voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro deed toekomen, delen wij u het volgende mee.
Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het ministerie van VROM voor onze aardgastransportleidingen, zoals dat naar verwachting medio 2009 in werking zal treden middels de AMvB Buisleidingen. De circulaire “Zonering langs hoge druk aardgastransportleidingen uit 1984” zal dan komen te vervallen. Waarschijnlijk zal genoemde circulaire al medio dit jaar worden opgevolgd door een tijdelijke nieuwe circulaire tot het moment dat voornoemde AMvB in werking is getreden.
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Reactie
Voor kennisgeving aangenomen
19. Het bestuur van de Stichting Werkwinkel Kortenbos
Graag willen wij ons aansluiten bij de brief van het Haags Monumentenplatform met bezwaren over het concept bestemmingsplan voor het rijksbeschermd stadsgezicht Westeinde-Kortenbos. Ook wij maken ons zorgen met betrekking tot het behoud van dit stadsgezicht.
Het beeld van de wijk wordt sterk bepaald door individuele panden die ook naar ons inzicht met dit plan onvoldoende beschermd worden. Wij vrezen ook dat wanneer er sterk een focus op nieuwbouw voor starters wordt gelegd dit grote problemen gaat opleveren voor de leefbaarheid in de wijk. Een uitbreiding van het aantal huishoudens in de wijk levert direct een vergrotingvan de parkeerdruk op die nu al erg hoog is.
Een element dat ons ook opviel is dat in het voorliggende plan geen ruimte meer is voor het bedrijf Moesman en dat verbaast ons zeer. Het is een van de ambachtelijke bedrijven hier in onze wijk die ook in de recent verschenen publicatie “Kortenbos, een bedrijvige wijk!” een prominente rol vervult. Het is het type bedrijf wat van oudsher hier in de wijk thuis hoort.”
Reactie
Met betrekking tot het behoud van het beschermd stadsgezicht wordt mede verwezen naar de reactie onder 13. Haags Monumentenplatform. Het bestemmingsplan maakt op twee locaties appartementen mogelijk, niet uitsluitend voor starters. Bij nieuwe ontwikkelingen is het gemeentelijk beleid er voorts op gericht parkeren op eigen terrein 'op te lossen', zodat de parkeerdruk in de omgeving niet toeneemt. De nieuwe ontwikkelingen in het plangebied lossen parkeren op eigen terrein op. Het bedrijf Moesman is door middel van een aanduiding 'bedrijf' op de plankaart toegestaan.