direct naar inhoud van Artikel 26 Algemene bouwregels
Plan: Binnenstad 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0014-2001

Artikel 26 Algemene bouwregels

26.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste de met de ter plaatse opgenomen aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte bedragen;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste de met de ter plaatse opgenomen aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen en mag worden overschreden door hekwerken en afscheidingen ten behoeve van dakterrassen;
  • d. de hellingshoek van dakvlakken bedraagt minimaal 45° en maximaal 75°, met dien verstande dat wanneer ter plaatse geen maximale bouwhoogte (m) is vastgelegd, de hoogte van een kap maximaal 4,5 m bedraagt;
  • e. hoofdgebouwen die in de bestaande situatie voorzien zijn van een kap, blijven voorzien van een kap;
  • f. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag -tenzij in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:

  bouwhoogte  
van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar toegankelijk gebied   1 m  
van erf- en terreinafscheidingen elders   2 m  
van lichtmasten   9 m  
van hekwerken en afscheidingen ten behoeve dakterrassen:    
- op aan- en uitbouwen aan de achterzijde van het hoofdgebouw, over een afstand van ten hoogste 2 m gemeten vanuit het hoofdgebouw en gemeten vanaf de voet van het hekwerk   2 m  
- elders, gemeten vanaf de voet van het hekwerk   1,5 m  
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  

  • g. binnen de bestemmingen Groen,Tuin, Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied en Water zijn ondergeschikte bouwdelen van gebouwen ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen toegestaan, voor zover de gebruiksmogelijkheden van de betreffende bestemming niet onevenredig wordt aangetast.
26.2 Ondergronds bouwen
26.2.1 Algemeen verbod ondergronds bouwen

Het bouwen onder peil is niet toegestaan.

26.2.2 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod als bedoeld in lid 26.2.1, waarbij geldt dat:

  • a. op basis van geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de waterhuishouding niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. aan de omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden in verband met het beschermen van de waterhuishoudkundige belangen.
26.3 Bestaande maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming en van lid 26.1, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 en/of lid 26.1 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 en/of lid 26.1 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is artikel 31.1 Overgangsrecht bouwwerken niet van toepassing.