Plan: | Vrouwenpolder fase 2 en 3a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0489.BPWGO20140021-VI01 |
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend uitwerkingsplan is het voornemen om fase 2 en 3a van de wijk Vrouwenpolder te realiseren. Voor Vrouwenpolder fase 2 en 3a is een stedenbouwkundig plan uitgewerkt welke voorziet in een variatie van 137 grondgebonden woningen. Het later te realiseren fase 3b voorziet ook in gestapelde bebouwing (appartementen). Fase 3 b maakt geen onderdeel uit van dit uitwerkingsplan.
In het uitwerkingsgebied zullen woningen worden gerealiseerd in de prijsklassen goedkoop tot duur, maar ook middeldure huurwoningen, met de hierbij behorende parkeerplaatsen, openbare ruimte en groenvoorzieningen.
Het inrichtingsvoorstel past binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' dat is vastgesteld op 31 januari 2012. Omdat ter plaatse de uit te werken bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3' geldt, is op basis van de benodigde onderzoeken een uitwerkingsplan opgesteld, waarbij de realisatie van de woningen, wegen en groenvoorzieningen juridisch-planologisch mogelijk wordt gemaakt.
Het uitwerkingsgebied (zie ook figuur 1.1) ligt aan de zuidzijde van Barendrecht en grenst aan de wijk Molenvliet en Nieuweland in het noorden, de al gerealiseerde woningen in fase 1 Vrouwenpolder nabij de Baanvakwei vormt de oostgrens, de bedrijvenstrook aan de Middelweg de westgrens en in het zuiden vormt de toekomstige geplande fase 3b aan de Kilweg de begrenzing.
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het te realiseren bouwplan. Vervolgens vindt in hoofdstuk 3 toetsing aan de voor het plan relevante (milieu)aspecten plaats. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de juridische regeling zoals deze is opgenomen. Tenslotte wordt in hoofdstuk 5 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
De hoofdopzet van Vrouwenpolder wordt bepaald door de historische noord-zuidrichting in het gebied, het centrale carré en de multifunctionele accommodatie nabij de entree van de wijk. De wijk is door het raamwerk opgedeeld in herkenbare gebieden die elk een eigen signatuur en kwaliteit zullen krijgen.
De twee noordelijke gebieden worden volledig in laagbouw gerealiseerd. Woningen met een traditionele opbouw in twee lagen met kap vormen hier de boventoon. Alleen in de strook langs het park zijn modernere vrijstaande villa's aan de waterkant voorzien. De noord-zuidrichting is in het stratenpatroon dominant aanwezig. Tussen de dijk en de nieuwbouw is ruimte voor groen en water gereserveerd.
Het centrale carré, dat eigenlijk doorloopt tot aan de zuidgrens van het gebied, zal zowel ruimte voor gestapelde woningen als eengezinswoningen bieden. Hightech en duurzaam zijn de sleutelbegrippen voor de identiteit.
De deelwijk (fase 2 en 3a) voegt zich door het toepassen van een laagbouwmilieu goed in de wijk. De Vrouwenpolder kent een duidelijke hiërarchie in hoofdontsluiting (qwadrant) en woonstraten. Daarnaast is er een duidelijke hiërarchie in de groenstructuur. Een groen kader om de wijken heen, de singels om de kavelinrichting te benadrukken, en de groene loper die haaks op de kavelrichting het park de wijk in trekt.
Deze structuur creëert de aanleiding voor de realisatie van verschillende woonkwaliteiten. Hierbij zijn tevens een aantal nieuwe ontwerpmotieven geïntroduceerd; namelijk de autovrije straat en de groenstroken in polderrichting in de wijk. Het parkeren wordt eveneens op een bijzondere manier opgelost, middels parkeerkoffers.
De randen van de wijk zijn op verschillende manieren vormgegeven: Appartementen als geluidsbuffer aan de Kilweg, een wand van kleine rijtjeshuizen als afscherming ten opzichte van het bedrijventerrein, en twee-onder-een-kappers langs de singel als aansluiting naar de Middeldijk.
Een nadere uitwerking van deze stedenbouwkundige uitgangspunten is opgenomen in paragraaf 2.2. Het stedenbouwkundig plan en de bijbehorende verkeersaantrekkende werking geeft geen onaanvaardbare verslechtering van het bestaande woon- en leefklimaat ter plaatse van de bestaande woningen. Dit is tevens onderzocht in het akoestisch onderzoek als opgenomen in paragraaf 3.5.
Voor Vrouwenpolder fase 2 en 3a is een stedenbouwkundig plan uitgewerkt welke voorziet in een variatie van 137 grondgebonden woningen. Het later te realiseren fase 3b voorziet ook in gestapelde bebouwing (appartementen). Fase 3 b maakt geen onderdeel uit van dit uitwerkingsplan.
In het uitwerkingsgebied zullen woningen worden gerealiseerd in de prijsklassen goedkoop tot duur, maar ook middeldure huurwoningen, met de hierbij behorende parkeerplaatsen, openbare ruimte en groenvoorzieningen. Een weergave van het stedenbouwkundig plan met de verschillende typen woningen en parkeerplaatsen is weergegeven in Bijlage 1. Het uitwerkingsgebied dat met voorliggend plan mogelijk wordt gemaakt is het gebied ten noorden van de rode lijn.
Stedenbouwkundig plan
Het ontwerp voor het westelijk deel van de Vrouwenpolder heeft drie uitgangspunten die de kwaliteit moeten waarborgen.
Ten behoeve van de eenheid in de Vrouwenpolder is het van belang dat een aantal verkeersoplossingen die reeds in de wijk zijn gerealiseerd, ook in dit deel consequent worden toegepast. Het gaat om de wegen aan het quadrant in het midden, de singels aan de oostkant en langs de sloot aan de noordzijde. Hier worden dezelfde parkeeroplossingen toegepast als in het Noordoostelijk deel van de Vrouwenpolder dat reeds gerealiseerd is. Dit komt neer op langsparkeren in bescheiden aantallen.
Het quadrant wordt aan noord- en zuidzijde beëindigd door twee kopwoningen. Dit is om noordtuinen te voorkomen en omdat het gerealiseerde deel hier ook reeds vanuit is gegaan. De woningen worden gekoppeld door een gebouwde erfafscheiding. Deze kopwoningen hebben hun voorgevel aan de singel of aan het park.
Aan de Westzijde wordt het quadrant omgeven door voorgevels van rijwoningen, zoals dat ook aan de oostzijde nu reeds al gebeurt. De woningen die hier staan behoren tot het tuindorptype en hebben derhalve diepe tuinen van 7 m diep. Dat is gedaan om afstand te scheppen tot de overkant, aangezien nog niet zeker is wat voor ontwikkeling er in het quadrant zal gaan komen. Dit zijn de enige woningen die nog geen natuurlijke kwaliteit hebben qua ligging. Ze liggen niet aan een park, een autoloze straat, een singel of een sloot. Daarom is het tuindorptype hier gesitueerd. De overdreven diepe tuinen hebben van zichzelf voldoende kwaliteit.
Langs de singels is dezelfde traditionele opzet als aan de overkant van de singel in het gerealiseerde deel getekend. Langsparkeren, stoep, normale voortuin en de rijwoningen.
Langs de sloot aan de noordrand is tevens hetzelfde thema herhaald als in het gerealiseerde, oostelijke deel van de Vrouwenpolder. Langsparkeren in clusters van 3 plaatsen langs het water. Twee-onder-een-kappers met verspringende rooilijn en diepe voortuin.
Verder is de wijk omringd door de groenzone die als buffer dient tot de bedrijven aan de Middelweg en door de Kilweg die van de locatie is gescheiden door een waterplas.
Aan de groenzone is in eerste instantie getracht om voorgevels te plaatsen. De beschikbare breedte tussen de groenzone en het quadrant was echter niet genoeg om dan ook aan het quadrant met voorgevels uit te komen. Er is voor gekozen om de sociale woningen als extra buffer naar het bedrijventerrein aan de Middelweg te plaatsen. De achtertuinen zullen met een volledig gesloten, gebouwde erfafscheiding van de groenstrook worden gescheiden. De kwaliteit van deze woningen is dat ze aan de autoloze straat komen te liggen en een groenzone aansluitend op de achtertuin hebben.
De wijk heeft een noord-zuid verkaveling waardoor alle woningen tuinen hebben op het oosten of het westen. Er zijn geen woningen met tuinen op het noorden. Hierdoor ontstaat een lange straat midden in het westelijk deel van de Vrouwenpolder. Deze straat dreigt een monotone, eindeloze straat te worden, als daar geen bijzondere maatregelen voor worden getroffen.
De eerste maatregel is het verwijderen van alle geparkeerde auto's. Tussen alle kopgevels zijn parkeerkoffers gemaakt. De auto's staan hierdoor niet meer voor de deur van álle woningen, maar aan de zijgevel van sommigen.
De tweede maatregel is het opheffen van het straat-stoep principe. Van voortuin tot voortuin wordt er bestraat in een afwijkende tegel. Geen stoepranden, geen onderscheid tussen rijbaanbestrating en stoepbestrating.
Figuur 2.1 Impressie opheffing 'straat-stoep principe'
De derde maatregel is het variëren in voortuindiepten waardoor de weg een natuurlijke meandering krijgt. De sociale woningen zijn recht tegen de groenzone geplaatst en vormen de rugleuning van de wijk. Maar de woningen ertegenover hebben een verspringende rooilijn. Variërend van het tuindorptype dat 7 m terug ligt van de weg, tot de wat statigere, kleine blokjes die een voortuin van 2 m hebben en prominent in het straatbeeld aanwezig zijn omdat hun rooilijn naar voren is geplaatst. Zij krijgen op de koppen accenten die vanaf de autoloze weg goed herkenbaar zullen zijn.
De parken zijn, behalve voor de groenvoorziening, geïntroduceerd om een variatie te hebben op de woonthema's in de wijk. Er wordt gewoond aan de parken, niet alleen voor de kwaliteit van de woningen, ook voor de kwaliteit van de parken, die daardoor minder kwetsbaar worden.
De parken zijn lang en smal en, op dezelfde manier als de autoloze straat, ontlenen zij hun karakter aan verspringende rooilijnen en voortuinen. Accenten op gevels van uitstekende koppen en beëindigingen van zichtlijnen vanaf de parkeerkoffers.
In de parken bevinden zich speeltoestellen op de daarvoor aangewezen plekken. De begroeiing wordt afgestemd op de verschillende seizoenen met voldoende groenblijvende beplanting.
Belangrijk in de wijk is het erfachtige, autoluwe karakter. Hiertoe is de verkeersdrempel als middel ingezet. Zij dienen niet alleen als vertrager, ze zijn er ook om de grens aan te geven tussen het gebied waar auto's de domineren, zij het rijdend of geparkeerd, en het gebied waar auto's ondergeschikt zijn aan overige gebruikers van de openbare ruimte. Die scheiding is herkenbaar aan de hoogte van het maaiveld en de bestrating.
De laag gelegen delen van de wijk, zijn de wegen die aansluiten op de rest van de Vrouwenpolder en die dezelfde inrichting en materialisering hebben als de rest van de wijk. De parkeerkoffers vallen hier ook onder. Daardoor staan de geparkeerde auto's altijd lager en dus minder in het zicht.
Bij een drempel komt het hoger gelegen deel. In principe is deze hele wijk in de Vrouwenpolder ingericht als een hoger gelegen, erfachtig maaiveld met afwijkende bestrating. Met uitzondering van de parkeerkoffers en de straten die elders in de wijk vergelijkbaar voorkomen en ten behoeve van de consequentie in de Vrouwenpolder dezelfde inrichting behoeven.
Figuur 2.2 Impressie parkeerkoffers
De parkeerkoffers zijn de kwetsbaarste plekken in de wijk. Parkeerkoffers zijn altijd omgeven door hagen om de auto's uit het zicht te houden. De erfafscheiding van de zijtuinen aansluitend op de koffers zijn gebouwd en integraal onderdeel van de architectuur van de kopwoningen. De kopwoningen zijn voorzien van accenten en openingen ten behoeve van de levendigheid en de sociale controle. De zijgevels zijn derhalve volwaardige gevels. Vanuit de parkeerkoffers is altijd een virtuele zichtlijn getrokken naar de straat. De gevel aan de straat die zichtbaar is vanuit de koffer heeft in het hart van de zichtlijn een accent in de gevel. De architectuur wordt dus gedwongen om actief te reageren op de parkeerkoffers ten behoeve van de beleving erbinnen.
In het vastgestelde bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' zijn aan de nieuwbouw voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de regels behorende bij de bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3'. In onderstaand kader zijn de voor de nieuwbouw in het uitwerkingsgebied relevante regels opgenomen.
Bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3'
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen, in de vorm van grondgebonden woningen en gestapelde woningen; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen, water en groen; met dien verstande dat per woning dan wel maatschappelijke voorziening voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke parkeerverordening. 16.2 Uitwerkingsregels 16.2.1 Algemeen Burgemeester en wethouders werken de in lid 16.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels: a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 470; b. het aantal gestapelde woningen met daarbij behorende (inpandige) bergingen bedraagt ten hoogste 170; c. de nok-, c.q. goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste: d. de afstand van grondgebonden woningen binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3' ten opzichte van de bestaande bebouwing langs de Middeldijk bedraagt ten minste 30 m; e. de afstand van gestapelde woningen met een maximale bouwhoogte van 21 m binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3' ten opzichte van de geprojecteerde watergang met de bestemming 'Water' ten noorden van dit gebied bedraagt ten minste 180 m; f. de afstand van gestapelde woningen met een maximale bouwhoogte van 15 m binnen de bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3' ten opzichte van de geprojecteerde watergang met de bestemming 'Water' ten noorden van dit gebied bedraagt ten minste 120 m; g. ten minste 25% van de te realiseren woningen binnen de bestemmingen 'Wonen - Uit te werken - 1', 'Wonen - Uit te werken - 2' en 'Wonen - Uit te werken - 3' zijn sociale huur- of sociale koopwoningen; h. binnen het bestemmingsvlak 'Wonen - Uit te werken - 3' dient ruimte te worden gereserveerd voor ten minste 5 openbare speelvoorzieningen met een minimale oppervlakte van 150 m² per speelvoorziening; i. het uitwerkingsplan dient voor advies voorgelegd te worden aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. 16.2.2 Stedenbouwkundige structuur Ten aanzien van de stedenbouwkundige structuur gelden de volgende uitwerkingsregels: a. de historische structuur met lange lijnen in noord-zuidrichting dient herkenbaar te blijven in de nieuwe wijk door middel van zowel de bebouwingsstructuur als de hoofdopzet van het openbaar groen; b. de bebouwing dient primair gericht te zijn op de belangrijkste omringende ontsluitende wegen en deze ruimtelijk te begeleiden; d. bebouwingsaccenten dienen de hoofdopzet van het plan te accentueren en/of de herkenbaarheid van afzonderlijke deelgebieden te versterken; e. relatief grote afstanden tussen voorgevels onderling en situering van voorgevels op ruime afstand van de perceelsgrens, dienen het tuinstedelijke en groene beeld van de wijk te benadrukken; f. het parkeren dient op korte afstand van de woning te worden geprojecteerd; g. bij uitwerking wordt voorzien in een interne, lusvormige ontsluitingsweg ten behoeve van het autoverkeer met een rijbaanbreedte van ten hoogste 6 m. 16.3 Bouwregels Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels. 16.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp. |
Toetsing aan bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3'
Bestemmingsomschrijving:
De gewenste woningen met bijbehorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen, water en groen passen binnen de kaders als gesteld binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3'. Tevens zal met het plan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen. Nadere informatie met betrekking tot het parkeren is opgenomen in paragraaf 3.6.
Uitwerkingsregels:
Algemeen
Het aantal woningen dat met dit uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt bedraagt 137. Deze aantallen passen binnen de maximale aantallen als opgenomen in de uitwerkingsregels.
De nok-, c.q. goot en/of bouwhoogten van de te realiseren woningen vallen binnen de maximaal aangegeven waarden.
De woningen worden op grotere afstand dan 30 meter uit de Middeldijk gebouwd. De gestapelde woningen vallen buiten dit uitwerkingsplan en zullen worden gerealiseerd in fase 3b. Deze worden aan de zuidzijde gerealiseerd, waardoor aan de genoemde afstanden van 120 meter en 180 meter ten opzichte van de watergang aan de noordzijde van het uitwerkingsgebied minimaal 180 meter wordt voldaan (zie ook Bijlage 1).
Het plan voorziet in 32 sociale koop- en 48 middeldure huurwoningen, waarmee voldaan wordt aan de minimale eis van 25% sociale woningbouw. Hiermee voldoet het plan aan de Woonvisie en de Structuurvisie. In de 'Herijking woonvisie 2010' is opgenomen dat van elk nieuwbouwproject 25% in de sociale sector moet worden gerealiseerd. Met het vaststellen van het percentage van 25% sociale woningbouw in de Herijking woonvisie 2010 betekende een daling van het percentage sociale woningbouw ten opzichte van het eerder vastgestelde beleid in de Woonvisie 2006 - 2015 (het percentage sociale woningbouw was destijds vastgesteld op 30 - 32,5%). Tegelijk werd besloten dat de verlaging van dit percentage geheel ten goede dient te komen aan de middelduur/goedkope sector.
In het uitwerkingsplan worden tevens 1 openbare speelvoorzieningen met een minimale oppervlakte van 150 m² gerealiseerd. In een latere fase (fase 3b) worden er nog 2 aangelegd.
Tevens is het uitwerkingsplan voor advies voorgelegd aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). De conclusies van het VRR advies zijn verwerkt in paragraaf 3.9. Het advies van de VRR is opgenomen in Bijlage 3. Hiermee voldoet het plan aan de algemene uitwerkingsregels.
Stedenbouwkundige structuur
Het plan is voorzien met een wegen en bebouwingsstructuur met lange doorlopende lijnen in noord-zuidrichting, waarbij de bebouwing primair gericht is op de omringende ontsluitende wegen. Hierdoor blijft de historische structuur met lange lijnen herkenbaar.
In het stedenbouwkundig plan zijn bebouwingsaccenten opgenomen in de vorm van accenten in de gevel. Deze gevelaccenten staan in het verlengde van de verkeersstructuur. De exacte plaatsbepaling van deze gevelaccenten is weergegeven in Bijlage 1.
De afstand tussen de voorgevels onderling bedraagt circa 20 meter, waarbij tevens ten allen tijden is voorzien in een voortuin. Hierdoor krijgt de wijk een tuinstedelijk en groen beeld.
Het parkeren vindt plaats op eigen terrein of op tussen de woonblokken gelegen parkeerplaatsen. Hierdoor zal de afstand van de woning tot de parkeervoorzieningen ten allen tijde gering zijn.
De ontsluiting van het uitwerkingsgebied bestaat uit een lusvormige route met een rijbaan van maximaal 6 meter breed.
Bouwregels:
Dit uitwerkingsplan voorziet in de juridische regeling waarbinnen eisen zijn gesteld ten aanzien van de bouw van de woningen in fase 2 en 3a. Hiermee voldoet het plan aan de opgenomen bouwregels uit het moederplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'.
Afwijken van de bouwregels:
Met dit plan wordt tevens gebruik gemaakt van artikel 26 (algemene wijzigingsregels) uit het moederplan 'Lagewei-Vrouwenpolder', ten behoeve van de realisatie van een tuin aan de noordzijde van het uitwerkingsgebied.
De onderhavige onderzoeken zijn noodzakelijk voor het uitwerkingsplan in het algemeen. De onderzoeken zijn gebiedsdekkend van aard waarbij in de deelconclusies van iedere onderzoeksparagraaf aangegeven wordt of het deelaspect de uitvoering van het plan in de weg staat.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusies
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied van 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de ontwikkeling van 137 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit uitwerkingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Watertoets
In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand. In het uitwerkingsgebied wordt het waterbeheer gevoerd door het waterschap Hollandse Delta.
Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder', waarvan onderhavig plan een uitwerking is, is in overleg met het waterschap Hollandse Delta de watertoets doorlopen. Deze uitgevoerde watertoets is te vinden in het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'. Hieronder worden de belangrijkste uitgangspunten weergegeven.
Waterstructuur
Bij de beoogde ontwikkelingen in het gebied Lagewei-Vrouwenpolder wordt gestreefd naar een duurzaam waterbeheersysteem, waarbij de aanleg van voldoende open water, het verbeteren van de waterkwaliteit en het selectief afkoppelen van verhard oppervlak prioriteit krijgt. Hierbij wordt ermee rekening gehouden dat het water een bijdrage levert aan de beleving van het openbare gebied, waarbij het totale watersysteem moet voldoen aan de uitgangspunten voor beheer en onderhoud.
Het uitwerkingsplan past in de structuur van de beoogde wijk die is mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'. De benodigde watercompensatie voor de ontwikkelingen in het gebied, inclusief de realisatie van de woningen, is in de watertoets in het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' geborgd. Voor dit uitwerkingsplan hoeft dan ook niet apart de watercompensatie te worden geregeld. Wel zal een watervergunning moeten worden aangevraagd voor de aanleg van watergangen. Deze watergangen kunnen worden voorzien van natuurvriendelijke oevers.
In het uitwerkingsgebied wordt daarnaast een gescheiden rioolsysteem aangelegd waardoor wordt voldaan aan de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid. In het openbaar gebied zal drainage aangelegd worden.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem ter plaatse.
In het kader van bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' is onderzoek gedaan naar de aanwezige ecologische waarden. Hierbij is tevens veldonderzoek uitgevoerd. In onderstaande paragraaf zijn de conclusies van deze onderzoeken met betrekking tot het uitwerkingsgebied opgenomen.
Beoogde ontwikkelingen
Voor de bouw van de beoogde woningen moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het uitwerkingsgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De Natuurbeschermingswet staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Soortenbescherming
Het uitwerkingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van nieuwe woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. In het uitwerkingsgebied komen (naar verwachting) de volgende beschermde soorten voor:
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | mol, egel, wezel, hermelijn, bunzing, haas, konijn, bosspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis en woelrat bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker |
|||
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | |||
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | |||
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||||
vogels | cat. 1 t/m 4 | huismus |
Specifiek voor het uitwerkingsgebied kan op basis van het onderzoek het volgende worden geconcludeerd:
Het aspect ecologie staat de vaststelling van het uitwerkingsplan niet in de weg.
Beoogde ontwikkeling
In het uitwerkingsplan worden woningen mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wgh geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit onderzoek is uitgevoerd, zie Bijlage 2.
Onderzoek en conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de Kilweg, de Middeldijk en de Oude Trambaan sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat aangezien de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden.
Ook ten gevolge van het verkeer op de 30 km/h wegen is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat aangezien de maximaal aanvaardbare waarde niet wordt overschreden. Wanneer op de interne wegen een geluidsreducerende elementenverharding wordt toegepast komt dit het akoestisch klimaat alleen maar ten goede.
Als gevolg van verkeer op de A29 en de Kilweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Ten gevolge van het verkeer op de A29 wordt zelfs de maximale ontheffingswaarde van 53 dB overschreden worden. De gevels waar de geluidsbelasting meer dan 53 dB bedraagt dienen te worden uitgevoerd als dove gevels. In het definitieve besluit hogere waarden is opgenomen dat een tweetal woningen worden voorzien van een dove gevel. Dit geldt voor de eerste rij woningen vanaf de A29. Dit is niet het geval voor de achterliggende woningen, omdat er in de toekomst woningen voor gebouwd gaan worden die zorgen voor een afschermende werking. In figuur 3.1 is een overzicht opgenomen van de gevels die doof worden uitgevoerd en op welke hoogte.
Figuur 3.1 Overzicht dove gevels ten gevolge van de A29 (blauwe lijn)
Gelet op de overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde zijn maatregelen bekeken om de geluidsbelasting te reduceren. De A29 is reeds uitgevoerd in tweelaags ZOAB en er zijn schermen aanwezig. Ook voor de Kilweg is in de berekeningen uitgegaan van een geluidsreducerend wegdektype. Verdere maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied stuiten op overwegende bezwaren van verkeerskundige, financiële en landschappelijke aard.
Er dient dan ook een besluit tot vaststelling van hogere waarden te worden gedaan. Het ontwerp besluit hogere waarden wordt tegelijk met het ontwerp uitwerkingsplan ter inzage gelegd. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen welke hogere waarden verleend dienen te worden.
Tabel 3.1 Ontheffingswaarden
gebied | aantal woningen | Maximale ontheffingswaarde | bron |
Vrouwenpolder | 16 | 53 dB | A29 |
35 | 52 dB | A29 | |
29 | 51 dB | A29 | |
37 | 50 dB | A29 | |
9 | 49 dB | A29 | |
4 | 52 dB | Kilweg | |
2 | 49 dB | Kilweg |
De gehele wijk valt onder parkeerzonering. Dit houdt in dat er alleen geparkeerd mag worden op de daarvoor aangewezen plaatsen. De parkeernorm in de wijk is vastgesteld op 1.8 pp per woning volgens de geldende parkeernota van de gemeente Barendrecht. Deze norm van 1,8 pp per woning is inclusief bezoekersplaatsen.
De benodigde parkeerplaatsen worden gerealiseerd in de vorm van langsparkeren, zogenaamde parkeerkoffers en deels op eigen terrein. Met voorliggend uitwerkingsplan worden maximaal 137 woningen mogelijk gemaakt. Dit komt neer op een maximale parkeerbehoefte van (137 woningen x 1,8 pp = 247 pp) 247 parkeerplaatsen. Aan deze parkeernorm zal moeten worden voldaan.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 3.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een uitwerkingsplan) uitoefenen indien:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het uitwerkingsgebied.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Onderzoek
Voor het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder', waar voorliggende plan een uitwerking van is, is reeds het effect op de luchtkwaliteit ter plaatse van het uitwerkingsgebied onderzocht. Dit onderzoek is opgenomen in het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'.
Op basis van dit uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de maatgevende wegen ruimschoots beneden de grenswaarden liggen. Aangezien direct langs de wegen wordt voldaan aan bovengenoemde voorwaarden zal dit ook in het uitwerkingsgebied het geval zijn. Concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen namelijk af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Ook wanneer apart rekening wordt gehouden met bijdrage aan de luchtkwaliteit vanwege de nabijgelegen A29 (met een kans op dubbeltelling) wordt aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit voldaan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de Wlk de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
Het voorliggende plan maakt de realisatie van woningen mogelijk. Bij deze ontwikkeling moet rekening worden gehouden met bedrijvigheid in de omgeving.
Ten westen van het uitwerkingsgebied, ligt het bedrijventerrein Kilweg-noord. Op dit bedrijventerrein is de vestiging van bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan waarvoor een richtafstand geldt van 100 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Aangezien de afstand tot de beoogde woningen in het uitwerkingsgebied circa 120 m bedraagt, wordt aan deze richtafstand voldaan. Daarbij komt dat in de strook tussen de beoogde woningen en het bedrijventerrein door middel van het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' kantoren en kleinschalige bedrijvigheid (maximaal milieucategorie 2) mogelijk wordt gemaakt. Ten opzichte van bedrijvigheid uit maximaal milieucategorie 2 geldt een richtafstand van 30 m. Aangrenzend aan deze bedrijfsbestemming worden door middel van voorliggende uitwerkingsplan woningen mogelijk gemaakt. De bedrijfsactiviteiten worden afgeschermd door een circa 10 m brede groenstrook. De afstand van de beoogde bedrijfsgebouwen tot de toekomstige woonbebouwing zal circa 25 m bedragen. Gelet op deze afstand, de groenstrook en het feit dat aan de zijde van de woningen geen activiteiten buiten de bedrijfsbebouwing plaatsvinden, wordt gesteld dat er ter hoogte van de naastgelegen woningen geen sprake zal zijn van onaanvaardbare milieuhinder.
In de omgeving van het uitwerkingsgebied zijn verder geen bedrijven gelegen die van invloed kunnen zijn op de leefomgevingskwaliteit ter plaatse van het uitwerkingsgebied. Voor de situatie ten opzichte van het nabijgelegen lpg-tankstation wordt verwezen naar paragraaf 3.9.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Ter plaatse van de woningen in het uitwerkingsgebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Onderzoek
Inrichtingen
In de omgeving van het uitwerkingsgebied bevindt zich de Bevi-inrichting Shell tankstation Ziedewij (Middelweg 3). Het gaat om een lpg-tankstation met een vergunde doorzet van 1.000 m³ lpg per jaar. Voor deze inrichting geldt een afstand tot de PR 10-6-contour van 45 m en een invloedsgebied voor het groepsrisico van 150 m. Het uitwerkingsgebied ligt op circa 160 m afstand van deze inrichting. Dit is buiten het invloedsgebied. Daarnaast worden voor de woningen in het uitwerkingsgebied de effecten van een mogelijk LPG-incident verminderd door de aanwezige bedrijfsgebouwen aan de Middelweg. De aanwezigheid van de risicovolle inrichting vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde realisatie van de woningen.
Voor meer informatie over het lpg-tankstation en de gemaakte berekeningen wordt verwezen naar paragraaf 6.5 uit het moederbestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder'.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Over de Kilweg, die ten zuiden van het uitwerkingsgebied ligt, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De aard en de frequentie van dit vervoer zijn echter zodanig dat er geen sprake is van risico's in de omgeving van de weg.
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Ten zuiden van het uitwerkingsgebied, parallel aan de Kilweg, liggen twee buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze leidingen zijn weergegeven in figuur 3.2.
Figuur 3.2 Buisleidingen en lpg-station in de omgeving van het uitwerkingsgebied (bron: www.risicokaart.nl).
In tabel 3.3 zijn de kenmerken van beide leidingen weergegeven.
Tabel 3.3 Kenmerken leidingen
type leiding | diameter (inch) |
druk (bar) |
PR 10-6
(m) |
invloedsgebied GR(m) | zakelijk rechtstrook |
waterstofleiding Air products | 6 inch | 40 bar | 0 m | 0 m | 5 m |
aardgasleiding NAM | 12 inch | 110 bar | 0 m* | 150 m | 5 m |
* Na toepassing van maatregelen
Waterstofleiding
Ten zuiden van de Kilweg is een buisleiding voor het vervoer van waterstof gelegen die wordt beheerd door Air products. DCMR Milieudienst Rijnmond heeft ten behoeve van het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' een advies gegeven over het aspect externe veiligheid waarin is aangegeven dat de waterstofleiding geen relevante risicobron is.
De ontwikkelingen binnen het uitwerkingsgebied vinden plaats buiten de PR-contour en buiten het invloedsgebied van deze leiding. Er is geen sprake van een GR als gevolg van deze leiding.
Natgasleiding
Ten noorden van de Kilweg ligt een zogenaamde natgasleiding die wordt beheerd door de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). In het kader van het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder', waarvan dit plan een uitwerking vormt, zijn risicoberekeningen uitgevoerd. Uit deze risicoberekeningen blijkt dat er ter plaatse van het uitwerkingsgebied geen sprake is van overschrijding van het groepsrisico.
De beoogde ontwikkeling is tevens getoetst aan het kwetsbaarheidzonemodel van de Veiligheidregio Rotterdam-Rijnmond (Scenarioanalyse Externe Veiligheid Gemeente Barendrecht 2011, d.d. februari 2012). Aan de hand hiervan kan worden bepaald of een ontwikkeling in het kader van externe veiligheid wel of niet wenselijk is en of aanvullende maatregelen nodig zijn.
Uit het Kwetsbaarheidzonemodel volgt dat ten aanzien van de natgasleiding rekening moet worden gehouden met twee scenario's. Het eerste scenario betreft het worstcasescenario waarin sprake is van een breuk van de leiding. Dit scenario wordt als maatgevend scenario gehanteerd voor de beoordeling van nieuwe zeer kwetsbare bestemmingen zoals kinderdagverblijven, zorginstellingen en dergelijke waar sterk verminderd zelfredzame personen verblijven. De 100% en de 1% letaliteitcontour in dit scenario bedragen respectievelijk 30 m en 150 m. Binnen aan afstand van 30 m wordt de realisatie van zeer kwetsbare functies waar verminderd zelfredzame personen kunnen verblijven als ongewenst beschouwd. Deze functies worden door middel van voorliggende uitwerkingsplan niet mogelijk gemaakt.
Het tweede scenario betreft het meest waarschijnlijke scenario waarin sprake is van een lek. Voor dat scenario is geen 100% letaliteitcontour bekend, de 1% letaliteitcontour bedraagt 20 m. Wanneer woningen binnen deze contour worden mogelijk gemaakt, moeten aanvullende maatregelen met betrekking tot zelfredzaamheid en hulpverlening worden getroffen. Aangezien de afstand van de leiding tot het plangebied circa 80 m bedraagt, zijn aanvullende maatregelen niet nodig.
Toekomstige ontwikkelingen
De Kilweg zal in de nabije toekomst worden verbreed. Ten behoeve van de verbreding zal de natgasleiding van de noordzijde worden verlegd naar de zuidzijde van de Kilweg. Dit betekent dat de natgasleiding verder van het uitwerkingsgebied af komt te liggen. Dit heeft een gunstige invloed op de hoogte van groepsrisico van de natgasleiding.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Met betrekking tot het aspect externe veiligheid heeft het VRR een positief advies uitgebracht. dit advies is opgenomen in Bijlage 3.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
In het uitwerkingsgebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. In Bijlage 4 is hiervan een overzicht opgenomen. Het bodemgebruik is sinds 2006 ongewijzigd gebleven. Er zijn geen invloeden geweest die de bodemkwaliteit sinds 2006 verslechterd hebben. En daarmee aannemelijk is dat het verkennend bodemonderzoek een reëel beeld schetst. Op basis van deze onderzoeken is geconcludeerd dat voor enkele percelen aanvullend onderzoek naar de kwaliteit van de bovengrond (0 - 0,5 m -mv) moet worden uitgevoerd. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd op het moment dat de voorbelasting zal worden verwijderd. Voor verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden aangetoond dat de bodemkwaliteit voldoende zal zijn.
Regelgeving en beleid
De gemeente Barendrecht heeft op 23 maart 2009 een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waardenkaart Barendrecht. Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Dit beleid sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld en dat sinds 1 september 2007 van kracht is via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Doel van het archeologisch beleid is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Onderzoek en conclusie
In het kader van bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' is een archeologisch bureau- en verkennend inventariserend veldonderzoek in het uitwerkingsgebied uitgevoerd. Dit onderzoek is ter beoordeling voorgelegd aan het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR).
Op basis van dit onderzoek heeft het BOOR geconcludeerd dat de resultaten geen aanleiding geven tot het uitvoeren van vervolgonderzoek. De kans dat waardevolle archeologische waarden verloren zullen gaan bij de komende inrichtingswerkzaamheden wordt door het BOOR als zeer laag ingeschat. De geplande bouw- en inrichtingswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder verdere archeologische bemoeienis. De bevindingen van het BOOR zijn per beoordelingsbrief kenbaar gemaakt. Deze beoordelingsbrief is opgenomen in Bijlage 5.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (provincie Zuid-Holland, 2003)
De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld. De provincie betrekt hierdoor de cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen en richt zich hierbij vooral op het beschermen en versterken van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd op de kaart van de CHS. Om deze reden is de CHS opgenomen in de provinciale beleidsnota's. De CHS vormt de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten en erfgoedaspecten.
Figuur 3.3. Cultuurhistorische waarden (bron: CHS provincie Zuid-Holland)
Onderzoek en conclusie
Op basis van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart (figuur 3.3) is te zien dat voor het uitwerkingsgebied geen cultuurhistorische waarden gelden. Het aspect cultuurhistorie staat de vaststelling van het uitwerkingsplan niet in de weg.
Op basis van de onderzochte informatie worden geen belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het uitwerkingsplan. Uit de voorgaande onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er geen verslechtering optreedt op het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen.
Het uitwerkingsplan Vrouwenpolder fase 2 en 3a maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'. De regels van het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' zijn dan ook van toepassing op dit uitwerkingsplan, naast de regels die zijn opgenomen in het voorliggend uitwerkingsplan.
Bestemmingsvlakken
In dit plan wordt gebruik gemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangegeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.
Bestemmingsregelingen
Voor het plan geldt dat wordt aangesloten bij de regels van het moederplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'. Omdat dit uitwerkingsplan onderdeel uit gaat maken van het moederplan, ligt het voor de meeste regels ook niet voor de hand om af te wijken van de bepalingen in het moederplan. Aanvullende regels kunnen ook worden gesteld binnen de juridische kaders die in het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' zijn toegestaan. Voor de woningen is een bestemmingsregeling opgenomen die overeenkomt met de bestemming 'Wonen - 1' van het moederplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'. Binnen deze woonbestemming zijn eveneens de openbare (ontsluitings)wegen, parkeer- en groenvoorzieningen geregeld.
Deze ontwikkeling maakt deel uit van de grondexploitatie Vrouwenpolder. Het kostenverhaal is geregeld via de gemeentelijke gronduitgifte.
Bij het opstellen van dit plan wordt de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. In het bestemmingsplan zijn de inhoudelijke kaders opgenomen voor zowel de uit te werken, als de te wijzigen gebieden. Omdat deze kaders reeds onderwerp zijn geweest van inspraak is nu een minder uitgebreide inspraakprocedure noodzakelijk. De wettelijke basis is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Het ontwerpplan is voorgelegd aan het college. Het college heeft vervolgens beslist het plan gedurende zes weken ter inzage te leggen, zodat door belanghebbenden zienswijzen konden worden ingediend. Van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen is geen gebruik gemaakt.