direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden
Plan: buitengebied Oostzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0431.BP2012003001-0401

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een volwaardig grondgebonden agrarisch veehouderijbedrijf en een paardenhouderij in de vorm van verbrede landbouw,
  • b. gebruiksgerichte paardenhouderij als ondergeschikte nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - gebruiksgerichte paardenhouderij',
  • c. kleinschalig kamperen op een terrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen in de periode van 15 maart t.m. 31 oktober, binnen of direct grenzend aan het bouwvlak,
  • d. paardenbak uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-paardenbak',
  • e. caravanstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling',
  • f. stallen van boten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-botenstalling',
  • g. agrarische loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  • h. gecombineerde landbouw,
  • i. extensief dagrecreatief medegebruik,
  • j. sloten en andere watergangen,
  • k. instandhouding van de Natura 2000 doelstellingen,
  • l. bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane (bouw)werken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mag uitsluitend worden gebouwd de bij één agrarisch bedrijf behorende en de voor de agrarische bedrijfsvoering nodige bebouwing, waaronder begrepen ten hoogste één woning, zijnde de bedrijfswoning'.
Bij niet volwaardige bedrijven of bij nevenactiviteiten moet de nut en noodzaak van nieuwe bebouwing worden aangetoond.

Ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van sport-gebruiksgerichte paardenhouderij is toegekend, is tevens toegestaan:

  • gebouwen, waaronder bedrijfswoningen met bijgebouwen, een binnenrijbaan, stallen, materieelopslag, kantoor-en ontvangstruimte, een kantine en een ruimte voor hulpkrachten;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een buitenrijbaan, mestopslag, een stap-/trainingsmolen, een paddock,
  • een longeercirkel en lichtmasten;
  • bijbehorende voorzieningen, zoals voer- en strooiselopslag
4.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten de bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd de voor de agrarische bedrijfsvoering nodige (bouw)werken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde (bouw)werken voor mestopslag, sleufsilo's, mestsilo's, kuilvoerplaten.

4.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de subleden 4.2.1 en 4.2.2, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bedrijfswoning mag uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 600 m³ bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt maximaal 4 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-botenstalling' mag de goot- en bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' mag het aanal caravans niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal' is aangegeven;
  • g. de goothoogte en bouwhoogte, inhoud, dakhelling en oppervlakte van bebouwing mogen niet meer of minder bedragen dan hierna is aangegeven:
bebouwing   min. goothoogte   max. goothoogte   max. bouwhoogte   max. inhoud, oppervlakte   minimale / maximale dakhelling  
bedrijfsgebouwen:   3,5 m   6 m   12 m     30°/ 60°  
bedrijfswoning:   3,5 m   6 m   10 m   600 m³   30°/ 60°  
erf- en terreinafscheiding vóór de gevellijn en het verlengde daarvan:       1 m      
overige erf- en terreinafscheiding       2 m      
overige bouwwerken geen gebouw en geen molen zijnde       12 m      
4.3 Nadere eisen
4.3.1 paardenhouderij
  • a. Indien de aanvraag omgevingsvergunning betrekking heeft op de activiteiten van de (gebruiksgerichte) paardenhouderij, dan dienen, wanneer daarom wordt verzocht door burgemeester en wethouders, door aanvrager de resultaten van het onderzoek naar het marktpotentieel te worden overgelegd;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen van aanvrager het overleggen van een bedrijfsplan verlangen, in welk geval advies wordt ingewonnen bij een daartoe aangewezen adviesinstantie;
  • c. voor zover de landschappelijke kwaliteiten van de omgeving daartoe aanleiding geven, kunnen burgemeester en wethouders de aanvraag voorleggen aan een landschapsdeskundige
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 ten behoeve van de bouw van een tweede bedrijfswoning binnen het bouwvlak mits:

  • a. de nieuw te bouwen woning noodzakelijk is voor het toezicht op het agrarisch bedrijf,
  • b. het betreft een boven gemiddeld volwaardig agrarische bedrijf met een minimale omvang van twee maal de gemiddelde bedrijfsomvang van een volwaardig agrarisch bedrijf, op basis van de normering van het LEI;
  • c. de tweede bedrijfswoning zodanig wordt gesitueerd, dat gebruik als toekomstige burgerbewoning niet voor de hand ligt, en de tweede bedrijfswoning gelegen is voor de aanwezige bedrijfsgebouwen;
  • d. de bouw van de woning geen nadelige milieuconsequenties voor de omgeving heeft; en
  • e. er voor het betreffende bedrijf danwel perceel in het verleden niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning is gebouwd.
4.4.2 Paardenbakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.1 onder d voor het oprichten van een paardenbak buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de omvang van de paardenbak maximaal 20 m bij 60 m bedraagt,
  • b. geen van de waarden als bedoeld in hoofdstuk 3 artikel 28 t.m. 34 wordt aangetast,

Bij de paardenbak gelegen buiten het bouwvlak mogen andere voorzieningen, uitgezonderd verlichting, worden aangebracht en hekwerken dienen landschappelijk goed te worden ingepast.

4.4.3 Onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.3 onder d ten behoeve van een groter onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen dan 4 m indien is aangetoond dat dit noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Als een strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van gronden voor:

  • a. akkerbouw en tuinbouw op open grond,
  • b. wisselteelt van bloembollen,
  • c. sierteelt, hout en fruitteelt,
  • d. glastuinbouw,
  • e. intensieve kwekerij
  • f. caravanstalling anders dan in lid 4.1 onder e is genoemd,
  • g. opslag van goederen buiten het bouwvlak,
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de plaatsing van windmolens,
  • i. het aanleggen van permanente baggerdepots.
4.5.2 Bed en breakfast

Voor het gebruik van gebouwen ten behoeve van Bed en breakfast gelden de volgende bepalingen:

  • a. de agrarische woonfunctie van (een deel van) het pand dient gehandhaafd te blijven;
  • b. bed en breakfast is zowel toegestaan in het hoofdgebouw als in bijgebouwen;
  • c. afzonderlijke keukenfaciliteiten in de voor Bed en breakfast -kamers zijn niet toegestaan;
  • d. per bedrijf zijn maximaal 7 kamers ten behoeve van Bed en breakfast toegestaan;
  • e. op het bouwvlak of direct aansluitend dient per ingerichte Bed en breakfast-kamer 1 parkeerplaats op het eigen erf te worden gerealiseerd.
4.5.3 Opslag en stalling van goederen als nevenactiviteit

Opslag en stalling van goederen in agrarische bedrijfsgebouwen is toegestaan, uitsluitend voor zover ze geen verkeersaantrekkende werking met zich mee brengen en er geen opslag plaatsvindt van goederen of stoffen die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Nevenactiviteiten bij de boer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van nevenactiviteiten, in de vorm van:

  • a. opslag- en stallingbedrijven binnen bestaande gebouwen;
  • b. atelier, tentoonstellingsruimte, bezoekerscentrum, cursusruimte, galerie binnen bestaande gebouwen ;
  • c. zorgboerderij, uitsluitend binnen bestaande gebouwen;
  • d. vervaardigen en verkopen van streekeigen agrarische producten zoals wijn, zuivel, honing, uitsluitend binnen bestaande gebouwen;
  • e. agrarisch aanverwant bedrijf tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals paardenpension, hoefsmid, rietdekker, veehandel, uitsluitend binnen bestaande gebouwen;
  • f. zakelijke dienstverlening zoals adviesbureau, computerservice, uitsluitend binnen bestaande gebouwen;
  • g. dagrecreatieve voorzieningen zoals recreatief rustpunt, fietsverhuur, speeltuin;
  • h. verblijfsrecreatieve voorzieningen uitsluitend binnen bestaande gebouwen;
  • i. kleinschalige horeca (bijvoorbeeld theetuin);
  • j. en overige functies die hieraan ruimtelijk, functioneel en milieuhygiënisch gelijkgesteld kunnen worden;
  • k. nieuwbouw tot maximaal 100 m² ten behoeve van nevenactiviteiten als genoemd onder a t/m j.

waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • 1. de nieuwe functie(s) de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet beperkt;
  • 2. buitenopslag, uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
  • 3. de nieuwe functie aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en dat er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie;
  • 4. eventuele extra parkeerplaatsen op het eigen bouwvlak worden gerealiseerd;
  • 5. in geval van bijzondere huisvesting uitsluitend sprake is van afhankelijke woonruimten of woningen als onderdeel van zorgfuncties;
  • 6. in geval van recreatiefuncties permanente bewoning wordt verboden;
  • 7. de gebiedsaanduidingen als bedoeld in hoofdstuk 3 zijn van overeenkomstige toepassingen;
  • 8. de maximale oppervlakte aan nevenactiviteiten mag niet meer dan 400 m² bedragen.
4.6.2 Opslag buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.5.1 voor het toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwperceel worden gebruikt voor het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, mits:

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
  • b. de opslag van de mest direct aansluitend aan het bouwvlak plaatsvindt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. geen van de waarden als bedoeld in hoofdstuk 3 artikel 28 t.m. 34 wordt aangetast.
4.6.3 Aanleg baggerdepots

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.5.1 onder i voor het aanleggen van tijdelijke baggerdepots

  • a. een baggerdepot uitsluitend wordt ingericht met gebiedseigen bagger;
  • b. de oppervlakte van een baggerdepot ten hoogste 1 ha zal bedragen;
  • c. de aanleg van het baggerdepot noodzakelijk is voor het onderhoud en de instandhouding van de gronden;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
  • e. bij aanleg mag de instandhoudingsdoelstelling van het natura-2000 gebied niet worden aangetast.

De gezamenlijke oppervlakte aan baggerdepot's mag in combinatie met de baggerdepot's als bedoeld in lid 8.4.1 niet meer dan 5 ha bedragen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Agrarisch met waarden te wijzigen in de bestemming Natuur als bedoeld in artikel 8, met dien verstande dat het wijzigen uitsluitend mag geschieden:

  • a. ten aanzien van gronden waarvan vaststaat dat daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd, en daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden en dit bij regel of notariële akte is vastgelegd;
  • b. indien en zodra de gerechtigden ten aanzien van de betreffende gronden zulks wensen, en
  • c. geen van de waarden als bedoeld in hoofdstuk 3 artikel 28 t.m. 34 onevenredig wordt aangetast.
4.7.2 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven en vergroten van een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha, waarbij:

  • a. de wijziging uitsluitend wordt toegepast indien het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. het aantoonbaar noodzakelijk is voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • c. de landschappelijke en ecologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er geen nadeliger milieuhygiënische situatie ontstaat;
  • e. er wordt voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing;
  • f. het woonmilieu, voor de omliggende woningen, woonwagens en woonschepen niet in onevenredige mate worden aangetast,
  • g. geen van de waarden als bedoeld in hoofdstuk 3 artikel 28 t.m. 34 onevenredig wordt aangetast.
4.7.3 Sanering caravanstalling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' te wijzigen in de aangrenzende bestemming mits in het gehele aanduidingsvlak geen caravans meer in de open lucht worden gestald.

Bij wijziging wordt de aanduiding''caravanstalling' verwijderd.

4.7.4 Ruimte voor ruimte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak op gronden als bedoeld in lid 4.1 geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming Wonen waarbij tevens één of meerdere woningen mogen worden gebouwd ter compensatie van storende bebouwing of functies buiten het bestaand bebouwd gebied, mits:

  • a. een vermindering van het bebouwde oppervlak door een netto-afname van bebouwing plaatsvindt.
  • b. zekerstelling dat de herstructurering van de te saneren locatie inclusief de sloop van de hiervoor bedoelde bebouwing of functies plaats heeft.
  • c. niet meer woningen worden toegestaan dan noodzakelijk is om de sloop van bedoelde bebouwing of functies te realiseren;
  • d. de compensatie vanuit het ruimte voor ruimte beleid dient plaats te vinden in of tegen het bestaand bebouwd gebied;
  • e. het bepaalde in 17 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing;
  • f. omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden worden belemmerd door de realisatie van de Ruimte voor Ruimte-woningen.

Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is tevens ontheffing van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie nodig.

4.7.5 Nieuwvestiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van nieuwvestiging van agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderij, door het opnemen van nieuwe bouwvlakken, mits:

  • a. door onderzoek is aangetoond dat vestiging binnen -al dan niet binnen het plangebied gelegen- bestaande (voormalige) agrarische opstallen of bestaande agrarische bouwvlakken niet mogelijk is;
  • b. aangetoond is dat de nieuwvestiging een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
  • c. ten aanzien van de maatvoering en situering van de bebouwing de regels van de bestemming 'Agrarisch met waarden' op overeenkomstige wijze worden toegepast;
  • d. aangetoond is dat het nieuwe bouwvlak, gelet op de omvang, ligging en aard van het agrarische bedrijf op de nieuwe locatie ten opzichte van in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder veroorzaakt dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • e. geen van de waarden als bedoeld in hoofdstuk 3 artikel 28 onevenredig wordt aangetast.
4.7.6 Verwijderen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door een bouwvlak geheel of gedeeltelijk te verwijderden of qua situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. de bedrijfsvoering geheel of gedeeltelijk is of wordt beëindigd;
  • b. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van het bouwperceel/-vlak te wijzigen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. geen van de waarden als bedoeld in hoofdstuk 3 artikel 28 t.m. 34 onevenredig wordt aangetast.
4.7.7 Tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van een tweede bedrijfswoning mits:

  • a. de tweede dienstwoning noodzakelijk is voor het toezicht op het agrarisch bedrijf en er voldoende bedrijfsomvang aanwezig is in verband met de continuïteit van het agrarisch bedrijf. Als ondergrens wordt een maatvoering gehanteerd van twee maal de gemiddelde bedrijfsomvang van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de tweede bedrijfswoning zodanig wordt gesitueerd, dat toekomstige burgerbewoning niet voor de hand ligt binnen het bouwvlak en gelegen voor de bestaande bedrijfsgebouwen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen van de waarden als bedoeld in hoofdstuk 3 artikel 28 t.m. 34 onevenredig wordt aangetast.

Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is tevens ontheffing van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie nodig.