direct naar inhoud van REGELS
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.14410105-VA01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan Buitengebied met identificatienummer NL.IMRO.0420.14410105-VA01 van de gemeente Medemblik;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch aanverwant bedrijf:

een bedrijf in landelijk gebied dat hoofdzakelijk is gericht op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of het leveren van goederen en diensten ten behoeve van aanleg en onderhoud van groene of recreatieve gebieden, en gebruik maakt van werktuigen, apparatuur of agrarisch loonwerk;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, al dan niet in combinatie met volledig bedrijfseigen mestbewerking/-verwerking en mestraffinage (minivergisters), in deze regels niet zijnde een intensief kwekerijbedrijf, een intensief veehouderijbedrijf of een glastuinbouwbedrijf;

1.7 agrarisch handelsbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bewerken en verhandelen van landbouwproducten;

1.8 agrarisch loon- en grondverzetbedrijf:

een bedrijf in landelijk gebied dat hoofdzakelijk is gericht op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of het leveren van goederen en diensten ten behoeve van aanleg en onderhoud van groene of recreatieve gebieden, en gebruik maakt van werktuigen, apparatuur of agrarisch loonwerk;

1.9 agrarisch veredelingsbedrijf:
  • a. dierveredelingsbedrijf, waaronder een pelsdierhouderij, varkensfokkerij, varkensmesterij, pluimveehouderij en een viskwekerij;
  • b. zaadveredelingsbedrijf gericht op het kweken van stekken en plantaardige zaden, alsmede het onderzoek daarnaar;

voor zover deze bedrijven geheel of hoofdzakelijk niet afhankelijk zijn van de opbrengst van de bij het bedrijf behorende gronden;

1.10 agrarische bedrijfskavel:

een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing, opslag, verhardingen, tuinen en erven ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;

1.11 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.12 appartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.13 arbeidsmigrant:

iemand die migreert met als doel werk te vinden in Nederland voor een bepaalde periode, variërend van 3 maanden tot 3 jaar;

1.14 archeologisch deskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.15 archeologisch monument:

een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.16 archeologisch onderzoek:

een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie;

1.17 archeologisch onderzoeksgebied:

een gebied met een daaraan toegekende hoge archeologische verwachting vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.18 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.20 bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;

1.21 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;

1.22 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.23 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.24 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.25 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.26 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.27 bestaande ammoniakemissie:

ammoniakemissie als gevolg van de feitelijk en legaal aanwezige veestapel op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan. Onder bestaande ammoniakemissie wordt voorts gerekend de ammoniakemissie afkomstig uit een nog niet gerealiseerd stalsysteem, indien daarvoor ten tijde van de vaststelling van het plan sprake was van een volledig onherroepelijk vergunde situatie. Van een volledig onherroepelijk vergunde situatie is in ieder geval sprake indien ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan beschikt werd over een vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998;

1.28 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.29 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.30 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of overkapping;

1.31 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.32 boog- en gaaskassen:

al dan niet verplaatsbare constructies, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen, met een hoogte van 3,00 meter of minder;

1.33 boogstal:

een kolomloze, enkelvoudig boogvormige overspanning;

1.34 boomteeltbedrijf:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, (tuin)planten en aanverwante gewassen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van containerteelt en glasopstanden;

1.35 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.36 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.37 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.38 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.39 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.40 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.41 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.42 café en/of bar:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit voltrekt;

1.43 chalet:

een demontabel bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor bewoning en/of verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.44 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;

1.45 cultuurhistorische waarden:

de kenmerken van het gebruik van de mens in de loop van de geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, stedenbouwkundige ontwikkeling of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden;

1.46 cultuurlandschappelijk waardevol terrein:

een terrein met een toegekende waarde, ontstaan door het gebruik van dat terrein in de loop van de geschiedenis door de mens;

1.47 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.48 erfinpassingsplan:

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;

1.49 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.50 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten (niet bedoeld weekmarkten), braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

1.51 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.52 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.53 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.54 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein;

1.56 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.57 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.58 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.59 glastuinbouwbedrijf:

een volwaardig agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt;

1.60 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf met een seizoensgebonden karakter;

1.61 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.62 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.63 hoofdgebouw:

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.64 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.65 hotel of pension:

een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;

1.66 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;

1.67 inkoopstation:

bouwwerk bedoeld voor het onderbrengen van schakel en meetapparatuur om de windturbines te verbinden met het landelijke elektriciteitsnet;

1.68 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het telen of kweken van dieren en gewassen, waaronder een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.69 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden;

1.70 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een camper, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.71 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf; 

1.72 kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.73 kas:

een gebouw, waaronder begrepen permanente boog-, rol- en gaaskassen dan wel naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken, niet zijnde tunnelkassen of naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;

1.74 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:

de in Bijlage 5 genoemde beroepen en bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroepen en bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en de aan de bedrijvigheid bij woningen gebonden medewerkers;

1.75 kleinschalige duurzame energieopwekking:

winning op bouwpercelen van energie uit kleinschalige bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte, niet zijnde zonneweides/zonneparken;

1.76 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.77 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.78 logiesverstrekkend horecabedrijf:

een hotel, motel, pension of naar de aard daarmee gelijk te stellen horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies;

1.79 logiesverstrekking:

het bedrijfsmatig tegen vergoeding verstrekking van logies, waaronder begrepen bed and breakfast;

1.80 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, jeugd- en kinderopvangvoorzieningen, zorgvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.81 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.82 mansardekap:

een dakvorm met gebroken, naar buiten geknikte vlakken, waarbij het onderste gedeelte van het schuine dak steiler is dan het bovenste gedeelte;

1.83 mest- en/of organische (bij)productvergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën, waarbij methaangas vrijkomt;

1.84 molenbeschermingszone:

een aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.85 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.86 natuurspeeltuin:

een landschappelijk ingerichte speelgelegenheid, waar in tegenstelling tot een traditionele speeltuin kinderen vrij kunnen spelen in de natuur. Een natuurspeeltuin biedt een extensief ruimtegebruik en speelvoorzieningen in overwegend natuurlijke materialen waarbij natuurbeleving en educatie centraal staan;

1.87 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;

1.88 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.89 normaal natuurbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;

1.90 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.91 normaal onderhoud (in het kader van archeologie):

onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;

1.92 ondergeschikte horeca:

een niet-zelfstandige horecafunctie, welke functioneel en ruimtelijk ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie/hoofdbestemming op een perceel. Dit betekent dat de openingstijden van de activiteit is aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit en de toegang van het horecagedeelte is uitsluitend te bereiken via de toegang van de hoofdfunctie, dus geen aparte ingang;

1.93 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;

1.94 ondersteunend glas:

kassen waarbij het agrarisch product in ondergeschikte mate een bijdrage levert aan de teelt(en) van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf en/of bollenteeltbedrijf en waarbij de glasopstanden beperkt deel uitmaken van de bedrijfsvoering van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf;

1.95 opgaande meerjarige teelt:

de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.96 opstelplaats:

een verharde plek ten behoeve van het bouwen van en het onderhoud aan een windturbine;

1.97 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.98 paardrijbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed of daarmee vergelijkbaar materiaal, en al dan niet voorzien van een omheining;

1.99 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het zomerwaterpeil;
1.100 permanente bewoning:

bewoning als hoofdverblijf binnen de vaste woon- of verblijfplaats;

1.101 plattelandswoning:

een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.102 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.103 productiegerichte paardenhouderij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.104 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.105 recreatief verblijf:

verblijf dat plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.106 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf;

1.107 reguliere horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waar logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, snackbar, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met vermaaksfuncyie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.108 relatie:

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven bestemmingsvlakken met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één bestemmingsvlak;

1.109 restaurant en/of café-/restaurant:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van maaltijden;

1.110 risicogevoelig bouwwerk cq. risicogevoelig object

bouwwerken en andere objecten, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.111 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.112 rotor:

het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine;

1.113 rotorblad:

de wiek van een windturbine;

1.114 rotordiameter:

de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;

1.115 schuurkas, kasschuur, bollentrekkas:

gebouwen met stenen of houten wanden en een dak van lichtdoorlatend materiaal;

1.116 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.117 serrestal:

een lichtdoorlatend gebouw met rechte wanden en een dakconstructie die is voorzien van kleine meervoudige boogvormige overspanningen;

1.118 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.119 stacaravan:

een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.120 theetuin:

een ondergeschikte horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen;

1.121 tip:

de uiterste punt van het rotorblad of wind van een windturbine;

1.122 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder sanitaire voorzieningen) en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.123 torensilo:

een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.124 tuinbouw:

het al dan niet bedrijfsmatig telen van groenten, tuinvruchten en tuinbouwzaden;

1.125 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.126 veldschuur:

een vrij buiten een bedrijfskavel of bestemmingsvlak in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, de opslag van agrarisch materieel of agrarische producten en/of niet-agrarische opslag;

1.127 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) ruimte ten behoeve van de detailhandel of horeca;

1.128 vollegronds tuinbouwbedrijf:

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

1.129 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.130 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.131 warenhuis:

grote broeikas;

1.132 windturbine:

een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter van ten minste 5 meter of een ashoogte van ten minste 7 meter waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende infrastructurele voorzieningen, met uitzonderingen van traditionele windmolens of replica’s hiervan.

1.133 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;

1.134 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.135 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.136 zorgfunctie:

een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten;

1.137 zware horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bardancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens:

tussen de grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.7 de tiphoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de wieken van de molen/windturbine;

2.8 de afstand tot de weg:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de rand van de wegberm aan de zijde van de weg;

2.9 bouwhoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de kap van de molen;

2.10 ashoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.11 wieklengte:

de wieklengte (of bladlengte) betreft de afstand tussen de tip van de wiek en de (wieken)as.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.2 Agrarisch in de toelichting.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf";
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf", in combinatie met:
    • 1. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "hovenier";
    • 2. een zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij";
    • 3. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling";
  • d. de uitoefening van het agrarisch handelsbedrijf in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch handelsbedrijf";
  • e. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
  • f. cultuurgrond;
  • g. proeftuinen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - proeftuin";
  • h. een baggerspeciedepot, ter plaatse van de aanduiding "baggerspeciedepot";
  • i. een grond- en slibdepot, ter plaatse van de aanduiding "gronddepot";
  • j. een beeldentuin/kunstkwekerij ten behoeve van een aansluitend gelegen hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - beeldentuin/kunstkwekerij";
  • k. een composteerinrichting ten behoeve van het opslaan van bollenafval, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - composteerinrichting';

met daaraan ondergeschikt:

  • l. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • m. droge waterberging, met afwateringssysteem, tijdelijk te gebruiken bij calamiteiten en blijvend geschikt voor agrarisch gebruik, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - waterberging droog";
  • n. het verrichten van exploratieboringen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - exploratieboring";
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • q. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • r. ontsluitingswegen van bebouwde percelen en agrarische kavelpaden;
  • s. bestaande fiets- en wandelpaden;
  • t. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • u. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • v. ondersteunend glas;
  • w. kassen, ter plaatse van de aanduiding "kas";
  • x. torensilo's;
  • y. veldschuren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • z. landbouwschuren ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - landbouwschuur";
  • aa. bijbehorende bouwwerken met de daarbijbehorende tuinen, niet zijnde erven, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken";
  • ab. gebouwen ten behoeve van het wonen met de daarbij behorende tuinen en erven, ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - gebouwen";
  • ac. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, waarbij bij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", wordt gestreefd naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;
  • ad. plattelandswoningen en bijbehorende bouwwerken bij plattelandswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, waarbij bij plattelandswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", wordt gestreefd naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;
  • ae. bezinkvelden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf";
  • af. recreatiewoning met bijbehorende bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";
  • ag. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
  • ah. andere bouwwerken;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven en/of agrarische handelsbedrijven worden gebouwd, dan wel andere bedrijvigheid genoemd in 3.1 onder c;
  • b. de gebouwen en overkappingen, met uitzondering van de in lid 3.1 onder z, aa, ab en ac genoemde gebouwen, worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • c. de in lid 3.1 onder z, aa, ab en ac genoemde veldschuren, bijbehorende bouwwerken en gebouwen ten behoeve van het wonen zullen respectievelijk uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur, "specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken" en "specifieke bouwaanduiding - gebouwen";
  • d. per agrarische bedrijfskavel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde grondgebonden agrarisch bedrijf en/of het ter plaatse gevestigde agrarisch handelsbedrijf en/of hoveniersbedrijf worden gebouwd;
  • e. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per agrarische bedrijfskavel bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" of "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval een tweede bedrijfswoning respectievelijk geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • f. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning/plattelandswoning worden gebouwd;
  • g. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning/plattelandswoning zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   8,00   15   60   14,00  
Ondersteunend glas   -   2.000 m²   -   -   -   8,00  
Kassen   -   -   8,00   -   -   12,00  
Torensilo   85 m²   -   -   -   -   20,00  
Veldschuur   bestaand   -   3,00   15   60   -  
Landbouwschuur   aanduidingsvlak   -   3,00   15   60   -  
Bijbehorend bouwwerk ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bijbehorend bouwwerk"   bestaand   -   4,00   -   60   8,00  
Gebouw ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen"   65 m²   -   -   -   60   4,00  
Bedrijfswoning/plattelandswoning +   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning/plattelandswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  
Tunnelkassen, boogkassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kassen ten behoeve van de teeltondersteuning op het land*   -   -   -   -   -   4,00  
Recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'   60 m²   -   3,00 m   -   30   5,00 m  
Bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'   -   30 m²   3,00 m   -   30   5,00 m  
Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen   bestaand   -   bestaand   -   -   bestaand  

* Tevens buiten de bouwpercelen toegestaan.

+ tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welke geval de volgende bouwregels gelden:

      • een stolp zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
      • de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", met uitzondering van bestaande platen ten behoeve van opslagdoeleinden;
  • b. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin bedraagt ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking;
  • c. de bouwhoogte van sleufsilo's zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal binnen de agrarische bedrijfskavel ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal buiten de agrarische bedrijfskavel ten hoogste 6,00 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a in die zin dat trekkershutten mogen worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien tevens omgevingsvergunning op grond van lid 3.5.2 wordt verleend waarbij het gebruik van trekkershutten ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie wordt toegestaan;
  • b. het aantal trekkershutten ten hoogste 25 bedraagt.
3.3.2 Nieuwbouw huisvesting werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten worden geplaatst, mits:

  • a. de gebouwen en/of chalets noodzakelijk zijn voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf of agrarische handelsbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • b. een werknemer ten hoogste 8 maanden per jaar in een chalet op het perceel gehuisvest wordt;
  • c. het aantal werknemers dat in de gebouwen en/of chalets wordt gehuisvest per agrarische bedrijfskavel respectievelijk ten hoogste 30 en/of 20 zal bedragen, waarbij per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 30 werknemers gehuisvest mogen worden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 400 m² zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 8,00 m en van een chalet ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • f. de onderlinge afstand tussen de gebouwen en/of chalets ten minste 5,00 m bedraagt;
  • g. de toegang van een gebouw en/of een chalet dient tot op 40,00 m te naderen zijn voor een brandweervoertuig;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • j. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • k. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • l. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf of het agrarisch handelsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • m. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • n. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Biomassa-/mestvergistingsinstallatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 onder d en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie bij een agrarisch bedrijf worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van mestvergisting en de verhandeling van de daarbij vrijkomende energie als ondergeschikte tak bij een agrarisch bedrijf;
  • b. tevens de in 3.5.1 genoemde afwijking wordt verleend;
  • c. de gezamenlijke inhoud van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 25.000 m³ zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.4 Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van boog- of serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. de dakhellingsregeling niet van toepassing is;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.5 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1. onder h in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
3.3.6 Goothoogte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.7 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.8 Opslag buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a in die zin dat mest- en sleufsilo's, platen en mestbassins buiten de aanduiding "bouwvlak" worden gebouwd, mits:

  • a. de mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins direct aansluitend op het bouwvlak worden gesitueerd;
  • b. de oppervlakte van een mest- of sleufsilo, een plaat of een mestbassin ten hoogste 750 m² zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een mest- of sleufsilo ten hoogste 5,00 m respectievelijk 3,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van afschermende bouwwerken dan wel de randen van een mestplaat of een mestbassin ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • e. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.9 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2. onder d in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 3.5.5 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan genoemd in 3.1;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten en kuubskisten;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijfsvoering;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van de wisselteelt van bloembollen, ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1";
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • i. het splitsen van een bedrijfswoning/plattelandswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen";
  • j. het gebruik van bedrijfswoningen/plattelandswoningen in combinatie met een kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning/plattelandswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken op de agrarische bedrijfskavel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • k. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • l. het gebruik van bedrijfsgebouwen, anders dan gebouwen die zijn gebouwd na het verlenen van afwijking op grond van 3.3.2, en bedrijfswoningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten;
  • m. het gebruik van na wijziging geplaatste chalets anders dan voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  • n. het scheuren en frezen van de zode anders dan ten behoeve van de na het verlenen van een omgevingsvergunning toegestane graslandverbetering en/of herinzaai, ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1";
  • o. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen";
  • p. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  • q. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - landschappelijke inpassing bijlage 6" en "specifieke vorm van waarde - landschappelijke inpassing bijlage 7" zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 6 en Bijlage 7 opgenomen beeldkwaliteitplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder q mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt, uitsluitend indien en voor zover binnen een termijn van 24 maanden na het onherroepelijk worden van voorliggend bestemmingsplan dan wel ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - landschappelijke inpassing bijlage 7" direct na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning activiteit bouw fase 2B uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de in Bijlage 6 en Bijlage 7 opgenomen inrichting/inpassing teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • r. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - landschappelijke inpassing bijlage 8" zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in de bijlage 8 opgenomen beeldkwaliteitplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing. Deze voorwaardelijke verplichting geldt niet voor de bestaande gebouwen, alleen voor de gebouwen die na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan worden opgericht. De landschapsmaatregelen betreffen de aanleg en instandhouding van het waterbassin (nummer 15), de verbreding van de waterpartij aan de voorzijde met rietoevers (nummer 11) en de aanleg en instandhouding van de elzensingel (nummer 12);
    • 1. in afwijking van het bepaalde onder r mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in de bijlage 8 opgenomen beeldkwaliteitplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing. Deze voorwaardelijke verplichting geldt niet voor de bestaande gebouwen, alleen voor de gebouwen die na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan worden opgericht.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Biomassa-/mestvergistingsinstallatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4. onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien er sprake is van de volgende wijze van mestvergisting:

  • het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en/of naar derden afgevoerd;

mits:

  • a. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
  • d. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
  • e. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2 Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4. onder b in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 3 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. niet meer dan 25% van de bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende omgevingsvergunning wordt gebruikt voor de uitoefening van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
  • d. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen gebouwen wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Mestopslag buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits;

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
  • b. de opslag van de mest direct aansluitend aan het bouwvlak plaatsvindt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.4 Huisvesting arbeidsmigranten in bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder l in die zin dat bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:

  • a. per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 30 arbeidsmigranten worden gehuisvest;
  • b. de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf of agrarisch handelsbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • c. voor huisvesting in een bedrijfswoning gelden de volgende aanvullende criteria:
    • 1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
    • 2. per bedrijfswoning worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • g. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf of het agrarisch handelsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.5 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder p in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak bij een agrarisch bedrijf binnen de agrarische bedrijfskavel dan wel op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning/plattelandswoning ten behoeve van het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • b. de paardrijbak anders dan bij een agrarisch bedrijf wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijbak voor het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • c. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • e. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het verharden van agrarische perceels- en/of kavelontsluitingswegen buiten de agrarische bedrijfskavel, met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten de agrarische bedrijfskavel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • c. het bezanden, egaliseren, diepploegen en mengwoelen van gronden en/of het op een andere wijze ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en/of de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw, ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1";
  • d. het scheuren en frezen van de zode ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai, ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1";
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. het graven en/of dempen, verdiepen en/of verbreden van sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • g. het (gedeeltelijk) verwijderen van een stolp ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";
  • h. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek".
3.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.6.3 Toetsingscriteria a t/m f

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.

3.6.4 Toetsingscriteria g en h

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door het verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
  • c. de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik om advies is gevraagd.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vergroten agrarische bedrijfskavel tot 2 hectare

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een agrarische bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch handelsbedrijf", met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,00 hectare;
  • b. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting en/of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.7.2 Wijziging situering agrarische bedrijfskavel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf", bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, logiesgebouwen voor arbeidsmigranten of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van de agrarische bedrijfskavel/het bouwvlak te wijzigen;
  • b. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.3 Wijziging aanduiding agrarische bedrijfskavel ten behoeve van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" wordt aangebracht, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch handelsbedrijf", met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het agrarisch handelsbedrijf op de bestaande agrarische bedrijfskavel zijn beëindigd;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld door de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.7.4 Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunend glas ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 4.000 m², mits:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch handelsbedrijf";
  • b. de bouwhoogte van de kassen ten hoogste 8,00 m zal bedragen;
  • c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.5 Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunend glas ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 200 m² per hectare landbouwgrond, mits:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch handelsbedrijf";
  • b. de bouwhoogte van de kassen ten hoogste 8,00 m zal bedragen;
  • c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.6 Afwijkende bouwvorm stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen van toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.7 Wijziging eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" wordt verwijderd ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, mits:

  • a. de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. de bouwregels voor bedrijfswoningen in 3.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • d. de bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • e. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. nog niet eerder bij het agrarisch bedrijf een bedrijfswoning is gebouwd;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.8 Wijziging tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. sprake is van een bedrijfsomvang van ten minste 100 NGE en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • b. ter plaatse niet al sprake is van inwoning door een tweede huishouden;
  • c. de bouwregels voor bedrijfswoningen in 3.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • e. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • f. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. nog niet eerder bij het agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
  • h. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.9 Nieuwe veldschuren

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat nieuwe veldschuren worden gebouwd, waarbij ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur" wordt aangebracht, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 4";
  • b. er ten hoogste één veldschuur per 1.000 m² aaneengesloten stuk grond wordt gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een veldschuur ten hoogste 150 m² zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een veldschuur ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.10 Nieuw baggerspeciedepot

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "baggerspeciedepot" wordt aangebracht, mits:

  • a. ter plaatse de gronden ten behoeve van een nieuw baggerspeciedepot worden ingericht;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.11 Nieuwe meerjarige opgaande teeltvormen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen" wordt aangebracht ten behoeve het gebruik van gronden voor sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:

  • a. zoveel mogelijk aansluiting wordt gevonden bij bestaande opgaande elementen, zoals bosgebieden, dorpskernen, bebouwingslinten, bestaande gronden met opgaande meerjarige teeltvormen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebieden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke , aardkundige en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.7.12 Waterberging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "waterberging" wordt aangebracht, mits:

  • a. ter plaatse de gronden ten behoeve van de waterberging worden ingericht;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.13 Locatiegebonden wijziging naar natuur 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de afronding van bestaande natuurgebieden, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 26 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1";
  • c. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling in eigendom zijn verworven;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.14 Locatiegebonden wijziging naar natuur 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' en/of 'Water', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 26 en/of 37 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 2" dan wel ter afronding van het provinciale Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.15 Locatiegebonden wijziging naar glastuinbouw

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 1', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 3";
  • c. er sprake is van een goede inrichting die aansluit op en passend is binnen het bestaande glastuinbouwgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.16 Wijziging ten behoeve van vergroting glastuinbouwbedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' ten behoeve van een vergroting van een bestemmingsvlak voor een bestaande glastuinbouwbedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2', mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de vergroting van een bestemmingsvlak voor een bestaande glastuinbouwbedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2', waarbij het bestemmingsvlak een oppervlakte krijgt van ten hoogste 2,00 hectare;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • d. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • e. er binnen het bestemmingsvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.7.17 Locatiegebonden wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van zaadveredelingsbedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf' ten behoeve van de nieuwvestiging van zaadveredelingsbedrijven, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 8 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 5";
  • c. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld door de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • d. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • e. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • f. de omvang van het bestemmingsvlak ten hoogste 2,00 hectare zal bedragen;
  • g. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.7.18 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting;
  • e. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • f. een nieuw woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.19 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, al dan niet in combinatie met het leggen van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning", mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. de oppervlakte van de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.20 Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Stolp' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 of 40 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het voormalige bestemmingsvlak en de ter plaatse aanwezige bebouwing ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch', waarna voor deze gronden de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de gronden op een goede wijze landschappelijke worden ingepast;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, aardkundige en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.21 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', 'Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf', 'Kantoor', 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 9, 7, 12, bijlage 4, artikel 25 of artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de productie van goederen;
  • f. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' of 'Sport - Manege' uitsluitend wordt toegepast, indien de vestiging plaatsvindt aansluitend aan de kernen en het perceel op een goede wijze verkeerstechnisch kan worden ontsloten;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.22 Wijziging exploratieboring naar mijnbouwlocatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - exploratieboring" ten behoeve van de omzetting van een proefboorlocatie naar een mijnbouwlocatie wordt gewijzigd in "specifieke vorm van bedrijf - mijnbouwlocatie", mits:

  • a. de proefboring heeft aangetoond dat er voldoende hoeveelheden winbare delfstoffen zijn aangetroffen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van de mijnbouwlocatie ten hoogste 15,00 meter zal bedragen;
  • c. uit een kwantitatieve risicobeoordeling voor de productiefase blijkt dat binnen de 10-6-contour en binnen het invloedsgebied geen (beperkt) (kwetsbare) objecten aanwezig zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, archeologische en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.23 Verwijderen aanduiding exploratieboring

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - exploratieboring" wordt verwijderd, mits:

  • de exploratieboring is beëindigd.
3.7.24 Wijziging verwijderen aanduiding karakteristiek

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een gebouw, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "karakteristiek" wordt verwijderd, mits:

  • a. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor gebouwen in 3.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw 1

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.3 Agrarisch - Glastuinbouw 1 in de toelichting.

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en warenhuizen;
  • b. overige bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven;
  • c. gebouwen ten behoeve van de energievoorziening, voor zover ten dienste van de glastuinbouwbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. waterberging, ter plaatse van de aanduiding "waterberging";
  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • f. wegen en paden;
  • g. water;
  • h. een ontsluiting, ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting";
  • i. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • k. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken ten behoeve van de energievoorziening en ten behoeve van waterbassins en watersilo's.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a, b, c en i bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf worden gebouwd;
  • b. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal per glastuinbouwbedrijf ten hoogste één bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. de in lid 4.1 onder a genoemde gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd in het gebied ter plaatse van de aanduiding "kas";
  • f. de in lid 4.1 onder b genoemde gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd in het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen";
  • g. de in lid 4.1 onder i genoemde bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd in het gebied ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a, e, f en g mogen gebouwen, voor zover ten dienste van de glastuinbouwbedrijven, ten behoeve van de energievoorziening worden gebouwd;
  • i. de bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • j. de maatvoering van de gebouwen zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Kassen, schuurkassen en warenhuizen   -   -   8,00   -   -   12,00  
Overige bedrijfsgebouwen   -   -   7,00   15   60   12,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  
Gebouwen tbv de energievoorziening   -   1.000 m²   -   -   -   12,00  
Gebouwen tbv nutsvoorzieningen   bestaand   -   bestaand   -   -   bestaand  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waterbassins en watersilo's zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat waterbassins en watersilo's niet mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • b. de bouwhoogte van een waterbassin en watersilo's zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van warmtebuffersilo's zal ten hoogste 14,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Nieuwbouw huisvesting werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten worden geplaatst, mits:

  • a. de gebouwen en/of chalets noodzakelijk zijn voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • b. een werknemer ten hoogste 8 maanden per jaar in een chalet op het perceel gehuisvest wordt;
  • c. het aantal werknemers dat in de gebouwen en/of chalets wordt gehuisvest per agrarische bedrijfskavel respectievelijk ten hoogste 30 en/of 20 zal bedragen, waarbij per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 30 werknemers gehuisvest mogen worden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 400 m² zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 8,00 m en van een chalet ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • f. de onderlinge afstand tussen de gebouwen en/of chalets ten minste 5,00 m bedraagt;
  • g. de toegang van een gebouw en/of een chalet dient tot op 40,00 m te naderen zijn voor een brandweervoertuig;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • j. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • k. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • l. bij beëindiging van het glastuinbouwbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • m. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • n. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.2 Afstand zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c in die zin dat de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.3 Tweede bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder d in die zin dat bij een glastuinbouwbedrijf een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

  • a. de noodzaak hiertoe uit hoofde van de bedrijfsomvang en de bedrijfsvoering in verband met de continuïteit van het bedrijf is aangetoond en de woning daarbij noodzakelijk is ten behoeve van het toezicht op het bedrijf;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.4 Bouw kassen buiten aanduiding "kas"

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder e in die zin dat kassen worden gebouwd buiten het gebied ter plaatse van de aanduiding "kas", mits:

  • a. géén kassen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen" en/of "bedrijfswoning";
  • b. de afstand van kassen tot de weg ten minste 70,00 m zal bedragen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. langs de Veenakkers dit vanuit stedenbouwkundige overwegingen noodzakelijk is, bijvoorbeeld om een 'getrapte' verkaveling te kunnen realiseren. Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid ten behoeve hiervan moet in acht worden genomen dat de afstand van kassen tot de weg in ieder geval 70 meter moet blijven bedragen en de gemiddelde afstand van de kassen tot de weg ten minste 100 meter moet blijven.
4.3.5 Bouw kassen binnen specifieke bouwaanduiding

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder f in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen", tevens kassen worden gebouwd, mits:

  • a. de noodzaak hiertoe uit hoofde van de bedrijfsomvang noodzakelijk is;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast in het gebied langs de Veenakkers.
4.3.6 Bouw bedrijfsgebouwen binnen aanduiding "bedrijfswoning"

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder g in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", tevens bedrijfsgebouwen worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.7 Vergroten goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder j in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot respectievelijk ten hoogste 8,00 m en/of 14,00 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.3.8 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder j in die zin dat de dakhelling van overige bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • b. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • c. het gebruik van de gronden voor de aanleg van (openbare) wegen;
  • d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten;
  • e. het gebruik van na wijziging geplaatste chalets anders dan voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Gebruik als weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder c in die zin dat de gronden worden gebruikt als (openbare) weg, mits:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting";
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5.2 Huisvesting arbeidsmigranten in bestaande bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder d in die zin dat bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:

  • a. per glastuinbouwbedrijf ten hoogste 30 arbeidsmigranten worden gehuisvest;
  • b. de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • c. voor huisvesting in een bedrijfswoning gelden de volgende aanvullende criteria:
    • 1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
    • 2. per bedrijfswoning worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwperceel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • g. bij beëindiging van het glastuinbouwbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Agrarisch - Glastuinbouw 2

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.4 Agrarisch - Glastuinbouw 2 in de toelichting.

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen, warenhuizen en overige bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven;
  • b. kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen, warenhuizen en overige bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven, in combinatie met:
    • 1. een zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding "zorgboerderij";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. waterberging, ter plaatse van de aanduiding "waterberging";
  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, waarbij bij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', wordt gestreefd naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken ten behoeve van waterbassins.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a, b en g bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf worden gebouwd;
  • b. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" of "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval een tweede bedrijfswoning respectievelijk geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van de gebouwen zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Kassen, schuurkassen en warenhuizen   -   -   -   -   -   12,00  
Overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   -   -   6,00   15   60   12,00  
Bedrijfswoning+   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

+ tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welke geval de volgende bouwregels gelden:

      • een stolp zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
      • de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waterbassins zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd,;
  • b. de bouwhoogte van een waterbassin zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van warmtebuffersilo's ten behoeve van waterbassins zal ten hoogste 14,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Nieuwbouw huisvesting werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten worden geplaatst, mits:

  • a. de gebouwen en/of chalets noodzakelijk zijn voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • b. een werknemer ten hoogste 8 maanden per jaar in een chalet op het perceel gehuisvest wordt;
  • c. het aantal werknemers dat in de gebouwen en/of chalets wordt gehuisvest per agrarische bedrijfskavel respectievelijk ten hoogste 30 en/of 20 zal bedragen, waarbij per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 30 werknemers gehuisvest mogen worden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 400 m² zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 8,00 m en van een chalet ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • f. de onderlinge afstand tussen de gebouwen en/of chalets ten minste 5,00 m bedraagt;
  • g. de toegang van een gebouw en/of een chalet dient tot op 40,00 m te naderen zijn voor een brandweervoertuig;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • j. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • k. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • l. bij beëindiging van het glastuinbouwbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • m. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • n. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.2 Vergroten goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder f in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot respectievelijk ten hoogste 8,00 m en/of 14,00 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.3 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1. onder f in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
5.3.4 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van overige bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.5 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2. onder d in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 5.5.4 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten;
  • g. het gebruik van na wijziging geplaatste chalets anders dan voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5.3 Huisvesting arbeidsmiogranten in bestaande bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f in die zin dat bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:

  • a. per bestemmingsvlak ten hoogste 30 arbeidsmigranten worden gehuisvest;
  • b. de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • c. voor huisvesting in een bedrijfswoning gelden de volgende aanvullende criteria:
    • 1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
    • 2. per bedrijfswoning worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 100 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • g. bij beëindiging van het glastuinbouwbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder h in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van een stolp ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
5.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 5.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
5.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik om advies is gevraagd.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid

De wijziging om een bestemmingsvlak te vergroten is geregeld in 3.7.16.

5.7.1 Afwijkende bouwvorm stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen van toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.2 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
5.7.3 Locatiegebonden wijziging naar glastuinbouw 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 1', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 3";
  • c. er sprake is van een goede inrichting die aansluit op en passend is binnen het bestaande glastuinbouwgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.4 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting;
  • d. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • e. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd;
  • f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.5 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat d de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijziging niet wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";
  • c. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • f. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. de oppervlakte van de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.6 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf', 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 6, 25 of artikel 33 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' of 'Sport - Manege' uitsluitend wordt toegepast, indien de vestiging plaatsvindt aansluitend aan de kernen en het perceel op een goede wijze verkeerstechnisch kan worden ontsloten;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.5 Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf in de toelichting.

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch paardenhouderijbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.5.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
6.6.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting;
  • d. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • e. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd;
  • f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.6.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat d de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. de oppervlakte van de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Agrarisch - Proeftuin

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.6 Agrarisch - Proeftuin in de toelichting.

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Proeftuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, en overkappingen ten behoeve van proeftuinen, educatieve doeleinden, productontwikkeling, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met de daarbijbehorende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch aanverwante bedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 7.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot een nabijgelegen woning van derden bedraagt.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Proeftuin' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
7.6.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Proeftuin' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting;
  • d. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • e. er ter compensatie ten hoogste één woonhuis wordt gebouwd;
  • f. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
7.6.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Proeftuin' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. de oppervlakte van de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Agrarisch - Veredelingsbedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.7 Agrarisch - Veredelingsbedrijf in de toelichting.

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische veredelingsbedrijven, waaronder begrepen het onderzoek en de ontwikkeling naar en van bloemen, zaden en gewassen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. kassen, ter plaatse van de aanduiding "kas";
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 8.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische veredelingsbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   7,00   15   60   12,00  
Kassen   -   -   8,00   -   -   12,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

8.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Nieuwbouw huisvesting werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1onder a in die zin dat gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten worden geplaatst, mits:

  • a. de gebouwen en/of chalets noodzakelijk zijn voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • b. een werknemer ten hoogste 8 maanden per jaar in een chalet op het perceel gehuisvest wordt;
  • c. het aantal werknemers dat in de gebouwen en/of chalets wordt gehuisvest per agrarische bedrijfskavel respectievelijk ten hoogste 30 en/of 20 zal bedragen, waarbij per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 30 werknemers gehuisvest mogen worden;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 400 m² zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 8,00 m en van een chalet ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • f. de onderlinge afstand tussen de gebouwen en/of chalets ten minste 5,00 m bedraagt;
  • g. de toegang van een gebouw en/of een chalet dient tot op 40,00 m te naderen zijn voor een brandweervoertuig;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • j. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • k. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • l. bij beëindiging van het glastuinbouwbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • m. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • n. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.2 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.3.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 8.5.4 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten;
  • g. het gebruik van na wijziging geplaatste chalets anders dan voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5.3 Huisvesting arbeidsmigranten in bestaande bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 onder f in die zin dat bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:

  • a. per bestemmingsvlak ten hoogste 30 arbeidsmigranten worden gehuisvest;
  • b. de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde veredelingsbedrijfwaarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • c. voor huisvesting in een bedrijfswoning gelden de volgende aanvullende criteria:
    • 1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
    • 2. per bedrijfswoning worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 100 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • g. bij beëindiging van het veredelingsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4 onder h in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
8.6.1 Wijziging tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. sprake is van een bedrijfsomvang van ten minste 100 NGE en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • b. ter plaatse niet al sprake is van inwoning door een tweede huishouden;
  • c. de bouwregels voor bedrijfswoningen in 8.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • e. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • f. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. nog niet eerder bij het veredelingsbedrijf een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
  • h. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.6.2 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
8.6.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting;
  • d. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • e. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd;
  • f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.6.4 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat d de bestemming 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. de oppervlakte van de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Bedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.8 Bedrijf in de toelichting.

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, alsmede bedrijven die per adres zijn genoemd in bijlage 2 al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor productiegebonden detailhandel, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg, met de daarbijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg";
  • c. een vulpunt voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg";
  • d. een opslag voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "opslag";

met daaraan ondergeschikt:

  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • f. wegen en paden;
  • g. water;
  • h. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "paardenfokkerij";
  • i. caravanstalling, ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling";
  • j. een expositieruimte ten behoeve van een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - expositieruimte";

met de daarbijbehorende:

  • k. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, waarbij bij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', wordt gestreefd naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. andere bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder a en k bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd, waarbij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing" geen bouwwerken mogen worden opgericht;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij:
    • 1. er sprake is van gedurende de planperiode vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte ten tijde van de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zal bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - specifieke regeling", in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak niet meer dan 100% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning+   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

+ tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welke geval de volgende bouwregels gelden:

      • een stolp zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
      • de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

9.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak wordt vergroot, mits:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast bij bedrijven die zich gedurende de planperiode hebben gevestigd in vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 110% van de bestaande gezamenlijke oppervlakte zal bedragen;
  • c. de vergroting noodzakelijk is voor een goede uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  • d. deze afwijkingsbevoegdheid niet wordt toegepast op percelen waar na het beëindigen van de agrarische bedrijvigheid binnen de planperiode de bestemming van de gronden is omgezet naar 'Bedrijf'. In die gevallen moeten de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing op het moment van wijziging en mag er geen nieuwe bebouwing worden opgericht;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.3.2 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder f in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
9.3.3 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 9.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 9.1;
  • b. het opslaan en/of stallen van producten, materiaal, en naar de aard daarmee gelijk te stellen goederen buiten de bedrijfsgebouwen, anders dan ten behoeve van het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf en de op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijfsactiviteiten. Deze uitzondering is niet van toepassing bij bedrijven die zich gedurende de planperiode hebben gevestigd in vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan:
    • 1. productiegebonden detailhandel ten behoeve waarvan de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
    • 2. motorbrandstoffen met lpg, met daarbijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg",
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • f. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Gelijkwaardige bedrijvigheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor bedrijven welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de genoemde bedrijven, mits:

  • a. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
  • c. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd;
  • d. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.5.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in het hoofdgebouw worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4 onder h in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van een stolp ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
9.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 9.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
9.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik om advies is gevraagd.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid
9.7.1 Wijziging tabel bijlage 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de tabel in Bijlage 2 wordt gewijzigd, indien wijzigingen in de standaard-bedrijfsindeling of ontwikkelingen in bepaalde bedrijfsvoeringen (waardoor bedrijven van categorie veranderen of waardoor de omschrijving van de bedrijvigheid wijzigt) daartoe aanleiding geven, mits:

  • a. er geen sprake is van verzwaring van de bedrijfsvoering waardoor een hogere categorie van toepassing wordt;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.7.2 Afwijkende bouwvorm stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen van toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.7.3 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
9.7.4 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting;
  • d. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • e. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd;
  • f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.7.5 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijziging niet wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";
  • c. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • f. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. de oppervlakte van de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Bedrijf - Gasontvangststation

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.10 Bedrijf - Gasontvangststation in de toelichting.

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met de daarbijbehorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. lichtvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. gebouwen en overkappingen;
  • h. andere bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
10.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

Artikel 11 Bedrijf - Grasdrogerij

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.11 Bedrijf - Grasdrogerij in de toelichting.

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Grasdrogerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, overkappingen en installaties ten behoeve van een grasdrogerij in combinatie met een museum, een kantoor, productiegebonden detailhandel en een kleinschalige palingrokerij;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde grasdrogerijbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • d. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoog-te in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen in de vorm van opslagloodsen   -   11.000 m²   10,00   -   60   14,00  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen in de vorm van productiegebouwen     5.000 m²   10,00   -   60   20,00*  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen in vorm van kantoorruimte     200 m²   3,50   -   60   7,50  
Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de palingrokerij     15 m²   -   -   -   2,60  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

* waarop twee schoorstenen met een bouwhoogte van 40,00 m

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 11.5.2 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor andere bedrijvigheid dan bedoeld in lid 11.1 onder a;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel ten behoeve waarvan de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • e. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • f. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • g. het gebruik van de palingrokerij voor commerciële doeleinden;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.4 onder c in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.4 onder h in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.

Artikel 12 Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.9 Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf in de toelichting.

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een loon- en grondverzetbedrijf, al dan niet in combinatie met sloop- en cultuurtechnische werkzaamheden;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een loon- en grondverzetbedrijf, al dan niet in combinatie met sloop- en cultuurtechnische werkzaamheden, alsmede een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "hovenier";
  • c. een gronddepot, ter plaatse van de aanduiding "gronddepot";

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 12.1 onder a, b en g bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde loon- en grondverzetbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - derde bedrijfswoning", in welk geval drie bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij:
    • 1. tenzij het betreft gronden ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)", in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen per bestemmingsvlak ten hoogste het aangegeven percentage zal bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 12.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.5.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in het hoofdgebouw worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
12.6.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
12.6.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting;
  • d. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • e. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd;
  • f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
12.6.3 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Loon- en grondverzetbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. de oppervlakte van de bestaande voormalige bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende (bedrijfs-)bebouwing een aanvang neemt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Bedrijf - Meet- en regelstation

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.13 Bedrijf - Meet- en regelstation in de toelichting.

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Meet- en regelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een meet- en regelstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met de daarbijbehorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. lichtvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. gebouwen en overkappingen;
  • h. andere bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
13.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

Artikel 14 Bedrijf - Nutsvoorziening

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.12 Bedrijf - Nutsvoorziening in de toelichting.

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de waterhuishouding, de energievoorziening, gasontvangst, een afsluiterschema, en naar de aard daarmee gelijk te stellen openbare nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. terreinen;
  • d. andere bouwwerken.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen of de overkappingen zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
14.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.

Artikel 15 Bedrijf - Rioolwaterzuivering

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.14 Bedrijf - Rioolwaterzuivering in de toelichting.

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, niet zijnde een risicovolle inrichting en/of een vuurwerkbedrijf;

waarbij een goede inpassing in het omringende landschap wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. terreinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. andere bouwwerken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde rioolwaterzuiveringsbedrijf worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5% van het bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de afstand van een gebouw of een overkapping ten opzichte van de bestemmingsgrens zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
15.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van de andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 12,00 m bedragen.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Vergroten bebouwingspercentage

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder b in die zin dat het ten hoogste 10% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie in het omringende gebied, het bebouwingsbeeld, de landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.2 Afstand gebouwen tot bestemmingsgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder c in die zin dat de afstand van de gebouwen en overkappingen tot de bestemmingsgrens wordt verkleind of dat gebouwen en overkappingen tot op de bestemmingsgrens worden gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie in het omringende gebied, het bebouwingsbeeld, de landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15.3.3 Vergroten bouwhoogte andere bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2.2 onder c in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 20,00 m.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
15.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het planten en/of rooien van beplanting en houtgewas.
15.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
15.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke inpassing in de omgeving.

Artikel 16 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.15 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffenin de toelichting.

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkooppunten van motorbrandstoffen met opslag en verkoop van lpg, met de daarbij behorende gebouwen en overkappingen en detailhandel in de bij een verkooppunt behorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke;
  • b. een afleverzuil voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg";
  • c. een vulpunt voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "vulpunt lpg";
  • d. een opslag voor lpg, ter plaatse van de aanduiding "opslag";
  • e. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • g. terreinen;
  • h. wegen en paden;
  • i. andere bouwwerken.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6,50 m bedragen.
16.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. een antennemast zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "antennemast;
  • c. de bouwhoogte van een antennemast zal ten hoogste 40,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 17 Bedrijf - Windturbine

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.16 Bedrijf - Windturbine in de toelichting.

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opwekking van duurzame elektriciteit door middel van windturbines, met dien verstande dat binnen de grens van het inpassingsplan 5 windturbines worden opgericht;
  • b. opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 opstelplaats per windturbine is toegestaan met een maximale oppervlakte van 1750 m² per opstelplaats;
  • c. tijdelijke voorzieningen ten behoeve van de aanleg van het windturbinepark;
  • d. kabels en leidingen ten behoeve van het windturbinepark;
  • e. kunstwerken, alsmede voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;
  • f. wegen en paden, in- en uitritten;
  • g. hekwerken;
  • h. overige nutsvoorzieningen;
  • i. voor zover niet strijdig met de belangen van het bepaalde in sub a t/m h, is het volgende toegestaan:
    • 1. agrarische bedrijvigheid;
    • 2. watergangen, oevers en taluds;
    • 3. waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Windturbinepark

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:

  • a. het aantal windturbines bedraagt exact 5;
  • b. windturbines worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van het bouwvlak, waarbij maximaal één windturbine per bouwvlak is toegestaan;
  • c. de maximale ashoogte van een windturbine bedraagt 85 meter;
  • d. de maximale rotordiameter van een windturbine bedraagt 82 meter;
  • e. de windturbine heeft 3 rotorbladen;
  • f. de draairichting van de windturbines dient gelijk te zijn;
  • g. de verschijningsvorm van de windturbines dient gelijk te zijn.
17.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het onder brengen van apparatuur om de windturbines te verbinden met het landelijk electriciteitsnetwerk en nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. de voorzieningen worden gebouwd ter plaatse van de functieaanduiding "nutsvoorziening";
  • b. binnen het inpassingsplan is één inkoopstation toegestaan met een maximale bouwhoogte van 4 meter en een maximaal oppervlak van 36 m2;
  • c. voor overige nutsvoorzieningen mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
17.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van palen en masten bedraagt 6 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter.
17.3 Afwijken bouwregels

Gedeputeerde Staten kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de in lid 17.2.1 onder d opgenomen maximale rotordiameter onder de navolgende voorwaarden:

  • a. de afwijking dient noodzakelijk te zijn gelet op de technologische vooruitgang en het aanbod van windturbines sinds de datum van het inpassingsplanverzoek;
  • b. de afwijking van de rotordiameter als bedoeld in lid 17.2.1 onder d is toegelaten tot en met een maximale rotordiameter van 93 meter;
  • c. de gevolgen voor het woon- en leefklimaat moeten verbeteren als gevolg van deze afwijking. In de beoordeling mogen zo nodig mitigerende maatregelen worden betrokken. In de beoordeling van het woon- en leefklimaat worden in ieder geval betrokken:
    • 1. slagschaduw: het aantal woningen dat te maken krijgt met slagschaduw op de gevel en de mate van hinder als gevolg van slagschaduw;
    • 2. geluid: het aantal woningen dat als gevolg van de afwijking te maken krijgt met een toename van de geluidsbelasting en de hoogte van deze toename;
    • 3. landschap: de betekenis van de afwijking op de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
    • 4. de gevolgen voor de waterhuishouding;
    • 5. de risico's in het kader van externe veiligheid mogen niet toenemen voor gevoelige bestemmingen als gevolg van de afwijking.

Artikel 18 Cultuur en ontspanning - Stoommachinemuseum

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.17 Cultuur en ontspanning - Stoommachinemuseum in de toelichting.

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Stoommachinemuseum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. sociaal-culturele doeleinden;
    • 2. educatieve doeleinden;
    • 3. een museum in combinatie met een stoomgemaal, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van cultuur en ontspanning - museum en stoomgemaal";
    • 4. horecadoeleinden met dien verstande dat de horecafunctie ondergeschikt is aan en/of ten dienste staat van de onder 3 en 4 genoemde doeleinden;
    • 5. detailhandel niet zijnde perifere detailhandel en supermarkten, met dien verstande dat detailhandel ondergeschikt is aan en/of ten dienste staat van de onder 3 en 4 genoemde doeleinden;
    • 6. bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning";
  • b. parkeervoorzieningen;


met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. water;


met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. schoorsteenpijp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schoorsteenpijp";
  • i. andere bouwwerken.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw zullen uitsluitend de in 18.1 onder a genoemde gebouwen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 25° bedragen;
  • e. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 75° bedragen.
18.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 75 m² bedragen;
  • b. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten minste 25° bedragen;
  • f. de dakhelling van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60° bedragen.
18.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een schoorsteenpijp mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - schoorsteenpijp";
  • b. de hoogte van de schoorsteenpijp zal ten hoogste 30,00 m bedragen;
  • c. de hoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, tenzij de horecafunctie ondergeschikt is aan en/of ten dienste staat van het museum;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij de detailhandel ondergeschikt is aan en/of ten dienste staat van het museum.

Artikel 19 Detailhandel

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.18 Detailhandel in de toelichting.

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven, niet zijnde perifere detailhandel en supermarkten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, waarbij bij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', wordt gestreefd naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 19.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde detailhandelsbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen, kassen en bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning+   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

+ tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welke geval de volgende bouwregels gelden:

      • een stolp zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
      • de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

19.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder f in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
19.3.2 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.3.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 19.5.2 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • c. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.4 onder e in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
19.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van een stolp ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
19.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 19.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
19.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik om advies is gevraagd.
19.7 Wijzigingsbevoegdheid
19.7.1 Afwijkende bouwvorm stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen van toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 20 Detailhandel - Tuincentrum

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.19 Detailhandel - Tuincentrum in de toelichting.

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, overkappingen en kassen, ten behoeve van detailhandel in planten, struiken, bomen en andere tuinbenodigdheden ten behoeve van de inrichting van tuinen en bouwwerken, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een tuinbouwbedrijf, waaronder kassen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 20.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde tuincentrum worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, overkappingen en kassen, zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen, kassen en bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 20.5.2 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan bedoeld in lid 20.1 onder a;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning en de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.

 

Artikel 21 Groen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.20 Groen in de toelichting.

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grasvelden, bermen en daarmee gelijk te stellen groenvoorzieningen;
  • b. (afschermende) beplanting en bebossing;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de groengebieden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. het extensief agrarisch en dagrecreatief medegebruik;
  • f. sloten en bermen;

met de daarbijbehorende:

  • g. andere bouwwerken.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

21.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
21.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het dempen van sloten en/of andere waterlopen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
21.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse hoofdenergie-, hoofdtransport- en/of hoofdcommunicatieleidingen.
21.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 21.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale groenbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
21.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden.

 

Artikel 22 Horeca - 1

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.21 Horeca in de toelichting.

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven, niet zijnde een bar of bar-/dancing;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 22.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

22.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 22.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • c. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 22.4 onder e in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.

Artikel 23 Horeca - 2

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.22 Horeca - 2 van de toelichting.

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van reguliere horeca;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. detailhandel voor de verkoop van toeristische waren in het hoofdgebouw;
  • c. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. wegen en paden;
  • h. terrassen;
  • i. water;

met de daarbijbehorende:

  • j. terreinen;
  • k. andere bouwwerken.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zal geen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
23.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen.
23.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Inpandige bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.2.1 onder b in die zin dat een inpandige bedrijfswoning in een bedrijfsgebouw wordt gebouwd, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden als buitenopslag van voorraad goederen die benodigd zijn voor de bedrijfsvoering.

Artikel 24 Maatschappelijk

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.23 Maatschappelijk in de toelichting.

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 24.1. onder a en e bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamen-lijk   max.   min.   max.   max.  
Gebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

24.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 24.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
24.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de maatschappelijke functie, en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
24.5 Afwijken van de gebruiksregels
24.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.5.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 24.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
24.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
24.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding "karakteristiek".
24.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 24.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
24.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
  • c. de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik om advies is gevraagd.
24.7 Wijzigingsbevoegdheid
24.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Maatschappelijk' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijziging niet wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";
  • c. de maatschappelijke activiteiten ter plaatse zijn beëindigd
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. een aanwezige beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. de oppervlakte van de bestaande voormalige bebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft, waarbij geldt dat de vermindering feitelijk moet zijn uitgevoerd op het moment dat de verbouwing of herbouw van de resterende bebouwing een aanvang neemt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.7.2 Wijziging verwijderen aanduiding karakteristiek

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een gebouw, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "karakteristiek" wordt verwijderd, mits:

  • a. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor gebouwen in 24.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 25 Maatschappelijk - Zorgboerderij

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.24 Maatschappelijk - Zorgboerderij in de toelichting.

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een zorgboerderij, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 25.1 onder a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde zorgboerderij worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

25.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van de andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2.2. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 25.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
25.5 Afwijken van de gebruiksregels
25.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
25.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid
25.6.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
25.6.2 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de maatschappelijke activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. een aanwezige beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 26 Natuur

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.25 Natuur in de toelichting.

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden;
  • b. sloten, vaarten, poelen, meren, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen, mede bestemd voor waterberging, met dien verstande dat bij wateroverlast de vervulling van de waterbergende functie voorrang heeft boven de andere functies, evenals bij het daarvoor noodzakelijke onderhoud;
  • c. droge waterberging, met afwateringssysteem, tijdelijk te gebruiken bij calamiteiten en blijvend geschikt voor agrarisch gebruik, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - waterberging droog";
  • d. een botenhelling, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - botenhelling";
  • e. een baggerspeciedepot, ter plaatse van de aanduiding "baggerspeciedepot";
  • f. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";

met daaraan ondergeschikt:

  • g. agrarisch medegebruik;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • i. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • j. wegen en paden;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • m. gebouwen en overkappingen ten behoeve van natuurbeheer;
  • n. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een recreatiepark;
  • o. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • p. andere bouwwerken, waaronder een molen, waarbij ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 26.1 onder m, n en o bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen, waaronder bedrijfswoningen, zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwwerken ten behoeve van het natuurbeheer" of "specifieke bouwaanduiding - bouwwerken ten behoeve van recreatiepark";
  • b. het aantal gebouwen of overkappingen zal ten hoogste twee bedragen;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één bedragen;
  • d. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Gebouw of overkapping tbv een recreatiepark   90 m²   -   2,50   -   -   4,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   80#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

26.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. een antennemast zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "antennemast;
  • c. de bouwhoogte van een antennemast zal ten hoogste 40,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een molen zal ten hoogste de bestaande bouwhoogte bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
26.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het omzetten van gras- en/of schraalland ten behoeve van een permanent ander agrarisch gebruik;
  • d. het aanleggen van nieuwe verharde wegen en paden;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • f. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, af- en/of vergraven, egaliseren, diepploegen en/of ophogen van gronden;
  • b. het aanplanten en/of verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • c. het graven en/of dempen, verdiepen en/of verbreden van sloten, vaarten, poelen, en daarmee gelijk te stellen waterlopen en/of -partijen;
  • d. het verharden en/of het verbreden van bestaande wegen en/of paden en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen anders dan ten behoeve van het verharden en/of het verbreden van wegen en/of paden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • f. het aanleggen en/of aanbrengen van oeverbeschoeiingen en/of aanlegplaatsen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
  • h. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding "karakteristiek".
26.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
26.4.3 Toetsingscriteria a t/m g

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en de natuurlijke waarden. Voor de in 26.4.1 onder a tot en met c genoemde activiteiten zullen uitsluitend vergunningen worden verleend als de activiteiten worden uitgevoerd in het kader van natuurbeheer.

26.4.4 Toetsingscriteria h

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
  • c. de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik om advies is gevraagd.

26.5 Wijzigingsbevoegdheid
26.5.1 Wijziging verwijderen aanduiding karakteristiek

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een gebouw, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "karakteristiek" wordt verwijderd, mits:

  • a. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor gebouwen in 26.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 27 Recreatie - Dagrecreatie

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.26 Recreatie - Dagrecreatie in de toelichting.

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn:

  • a. beplanting en bebossing;
  • b. sport-, speel- en zonneweiden;
  • c. water;
  • d. een gebouw ten behoeve van de roeisport, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - roeiloods";
  • e. een natuurspeeltuin, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurspeeltuin";

met daaraan ondergeschikt:

  • f. evenementen, uitsluitend bestaande uit sport- en spelactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding "sport";
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • h. paden;
  • i. extensief agrarisch medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • j. andere bouwwerken, waaronder speelvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurspeeltuin".
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen, behalve een gebouw ten behoeve van de roeisport, worden gebouwd.

27.2.2 Gebouw ten behoeve van de roeisport

Voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van de roeisport gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - roeiloods;
  • b. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 240 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van het gebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
27.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken en de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. er zullen geen andere bouwwerken worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone";
  • c. speelvoorzieningen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - natuurspeeltuin"
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
27.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen anders dan bestaande uit sport- en spelactivitieten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen, waarbij sprake is van bijbehorende muziekevenementen of daarmee gelijk staande geluidproducerende evenementen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor meer dan 12 evenementen per jaar, ter plaatse van de aanduiding "sport".

Artikel 28 Recreatie - Recreatiewoningenterrein

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningenterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen;
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een zweminrichting met bijbehorende voorzieningen, waaronder horeca, ter plaatse van de aanduiding "zwembad";
  • d. riet- en oeverland mede bedoeld voor de instandhouding van de ecologische waarden van het nabijgelegen natuurgebied de Kleine Vliet, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - riet- en oeverland";
  • e. groenvoorzieningen en bebossing mede bedoeld voor de instandhouding van de ecologische waarden van het nabijgelegen natuurgebied de Kleine Vliet, ter plaatse van de aanduiding "groen";

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. sport- en speelterreinen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. beplanting en bebossing;
  • l. wegen en paden;
  • m. waterlopen en waterpartijen;
  • n. andere bouwwerken.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • er zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van groen - riet- en oeverland" en "groen".
28.2.2 Recreatiewoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder a en b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de recreatiewoningen zullen vrijstaand worden gebouwd;
  • b. het aantal recreatiewoningen zal ten hoogste 140 bedragen;
  • c. de bijbehorende bouwwerken zullen aan de recreatiewoningen worden aangebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning en de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 70 m² bedragen;
  • e. de dakhelling van een recreatiewoning en de bijbehorende bouwwerken zal ten minste 25° en ten hoogste 60° bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een recreatiewoning en de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • g. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen en de bijbehorende bouwwerken zal ten minste 10,00 m bedragen.
28.2.3 Bouwwerken in lid 28.1 onder c

Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder c genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen binnen het aanduidingsvlak ter plaatse van de aanduiding "zwembad" zal ten hoogste 70% bedragen;
  • b. er zal geen bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 15,00 m bedragen.
28.2.4 Bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning ten behoeve van het ter plaatse gevestigde recreatiewoningenterrein worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste twee bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • d. de maatvoering van een bedrijfswoning of een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

28.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de zweminrichting zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van groen - riet- en oeverland" en "groen" zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 28.2.2 onder d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning en de bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld;

  • b. het bepaalde in lid 28.2.2 onder e in die zin dat de dakhelling van een recreatiewoning en de bijbehorende bouwwerken wordt verlaagd tot 0°, mits:
    • 1. de verlaging van het dak ten hoogste 30% van de oppervlakte van het dak bedraagt;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld;

  • c. het bepaalde in lid 28.2.2 onder f in die zin dat de bouwhoogte van een recreatiewoning en de bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld;

  • d. het bepaalde in lid 28.2.2 onder g in die zin dat de onderlinge afstand tussen de recreatiewoningen en de bijbehorende bouwwerken wordt verkleind:
    • 1. het open karakter van het recreatiewoningenterrein niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld;
28.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen, uitgezonderd bedrijfswoningen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van verhardingen;
  • b. het graven van waterlopen en waterpartijen.
28.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 28.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
28.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan karakter van het recreatiewoningenterrein.

Artikel 29 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.28 Recreatie - Verblijfsrecreatie in de toelichting.

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor kampeermiddelen ten behoeve van toeristische plaatsen, waaronder trekkershutten en tenthuisjes, niet zijnde stacaravans, chalets en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 1";
  • b. standplaatsen voor kampeermiddelen ten behoeve van toeristische plaatsen, waaronder trekkershutten en tenthuisjes, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, niet zijnde chalets, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 2";
  • c. standplaatsen voor kampeermiddelen ten behoeve van toeristische plaatsen, waaronder trekkershutten en tenthuisjes, waaronder stacaravans, chalets en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - kampeerterrein 3";
  • d. een speelterrein, ter plaatse van de aanduiding "speeltuin";
  • e. gebouwen en overkappingen voor zover ten dienste van het kampeerterrein, ten behoeve van:
    • 1. dienstverlening;
    • 2. kantines;
    • 3. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel en supermarkten;
    • 4. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie";

al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van sanitaire voorzieningen en onderhoud en beheer;

  • f. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. sanitaire voorzieningen;
    • 2. het onderhoud en het beheer;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • h. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, waarbij bij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', wordt gestreefd naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;
  • i. tuinen en terreinen;
  • j. sport- en speelterreinen, waaronder kano- en/of kleine botenverhuur;
  • k. wegen en paden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. beplanting en bebossing;
  • n. water;
  • o. andere bouwwerken.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij het bestaande aantal meer bedraagt, in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het bestaande aantal zal bedragen;
  • b. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen, dan wel zal een bedrijfswoning worden voorzien van een mansardekap;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
  • g. tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welke geval de volgende bouwregels gelden:
    • 1. een stolp zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
    • 2. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
29.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal per bedrijfswoning ten hoogste 75 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
29.2.3 Gebouwen en overkappingen lid 29.1. onder d

Voor het bouwen van de in lid 29.1 onder d genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5% van de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60º bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
29.2.4 Gebouwen en overkappingen lid 29.1. onder e

Voor het bouwen van de in lid 29.1 onder e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 100 m² bedragen, tezij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
29.2.5 Trekkershutten en tenthuisjes

Voor het bouwen van trekkershutten en tenthuisjes gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een trekkershut of een tenthuisje zal ten hoogste 30 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een trekkershut of een tenthuisje zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
29.2.6 Stacaravans, inclusief bergingen

Voor het bouwen van stacaravans en bergingen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan zal ten hoogste 40 m² bedragen, waarbij de oppervlakte van een berging ten hoogste 6 m² zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een stacaravan zal ten hoogste 3,80 m bedragen;
  • c. de minimale onderlinge afstand tussen stacaravans, inclusief de bergingen, zal ten minste 5,00 m bedragen.
29.2.7 Chalets

Voor het bouwen van chalets gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een chalet zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een chalet zal ten hoogste 3,80 m bedragen, waarbij de chalet uit ten hoogste één bouwlaag zal bestaan;
  • c. de minimale onderlinge afstand tussen chalets zal ten minste 5,00 m bedragen.
29.2.8 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2.1 onder g in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
29.3.2 Oppervlakte gebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2.3 onder a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 10% van de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
29.3.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2.8. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 29.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
29.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen, met uitzondering van de bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel zodanig dat de gezamenlijke winkelvloeroppervlakte meer dan 100 m² zal bedragen;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  • g. het gebruik van de gronden, ter plaatse van de aanduiding "speeltuin", anders dan ten behoeve van speelvoorzieningen.
29.5 Afwijken van de gebruiksregels
29.5.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.4 onder f in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
29.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van een stolp ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp".
29.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in 29.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
29.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp betreft die op zichzelf niet karakteristiek zijn en waarbij door verwijdering daarvan de karakteristieke hoofdvorm van de stolp niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik om advies is gevraagd.
29.7 Wijzigingsbevoegdheid
29.7.1 Afwijkende bouwvorm stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen van toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 30 Recreatie - Volkstuinen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.29 Recreatie - Volkstuinen in de toelichting.

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn:

  • a. volkstuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen en overkappingen;
  • d. terreinen;
  • e. paden;
  • f. water;
  • g. andere bouwwerken.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 1% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • b. per volkstuin zal ten hoogste één gebouw of één overkapping worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 12,00 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
30.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
30.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van bouwwerken ten behoeve van bewoning.

Artikel 31 Sport

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.30 Sport in de toelichting.

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van sportvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. gebouwen en overkappingen;
  • f. terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. andere bouwwerken, waaronder lichtmasten.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen, niet zijnde bedrijfswoningen, ten behoeve van één sportvoorziening worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de afstand van de gebouwen of overkappingen tot een perceelgrens zal tenminste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping, waaronder begrepen een tribune, zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
31.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 20,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van ballenvangers zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
31.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ondergeschikte horeca in de vorm van bijbehorende kantines.

 

Artikel 32 Sport - Golfbaan

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.31 Sport - Golfbaan in de toelichting.

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een golfbaan, waarbij de instandhouding van de landschappelijke, natuurlijke waarden wordt nagestreefd;
  • b. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kantine/restaurant, een bedrijfswoning, een kantoor en ondergeschikte detailhandel ten dienste van de golfbaan, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwwerken 1";
  • d. een gebouw ten behoeve van het onderhoud en het beheer van de golfbaan, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwwerken 2;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. heuvels;
  • i. paden;
  • j. andere bouwwerken.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Gebouwen en overkappingen lid 32.1. onder c

Voor het bouwen van de in lid 32.1 onder c bedoelde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage van het gebied dat is voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bouwwerken 1" zal ten hoogste 40% bedragen;
  • b. de oppervlakte van de bedrijfswoning zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
32.2.2 Gebouwen lid 32.1. onder d

Voor het bouwen van het in lid 32.1 onder d bedoelde gebouw geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
32.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
32.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
32.3.1 Vergunningplichtige werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van paden en/of verhardingen;
  • c. het dempen en/of graven van waterlopen en waterpartijen;
  • d. het aanbrengen en/of verwijderen van beplanting.
32.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 32.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen.
32.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied en geen grondbewerkingen dieper dan 30 cm plaatsvinden.

Artikel 33 Sport - Manege

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.32 Sport - Manege in de toelichting.

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. evenementen gerelateerd aan de paardensport;
  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 33.1 onder a en f genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde manege worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval geen bedrijfswoning geen toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 60% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   5,00   15   60   10,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

33.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Dakhelling bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.2.1 onder f in die zin dat de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen wordt verlaagd tot ten minste 0°, mits:

  • a. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte ten behoeve van de manege groter is dan 100 m², en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.
33.5 Afwijken van de gebruiksregels
33.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.4 onder a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33.5.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.4 onder b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in de bedrijfswoning worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een bedrijfswoning en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33.6 Wijzigingsbevoegdheid
33.6.1 Wijzigen agrarisch agrarische bedrijfskavel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Sport - Manege' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
33.6.2 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Sport - Manege' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijziging niet wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten";
  • c. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. een aanwezige beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 34 Verkeer

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.33 Verkeer in de toelichting.

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en paden;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • d. sloten, bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • f. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening";
  • g. andere bouwwerken.

met dien verstande dat:

    • 1. behoudens verbeteringen met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast het wegprofiel wat betreft de ligging, de breedte van rijbanen en het aantal rijstroken gehandhaafd blijft;
    • 2. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke zijn begrepen.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen, behoudens gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

34.2.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt de volgende regel:

  • de afmetingen van de gebouwen zullen ten hoogste de bestaande afmetingen bedragen.
34.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 12,00 m bedragen.

Artikel 35 Verkeer - Fietspaden

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.34 Verkeer - Fietspaden in de toelichting.

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Fietspaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fiets- en voetpaden;
  • b. sloten, bermen en beplanting;
  • c. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. kaden en dijken;

met de daarbijbehorende:

  • f. bruggen, dammen en/of duikers;
  • g. andere bouwwerken.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden worden geen gebouwen en overkappingen gebouwd.

35.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 6,00 m.

 

Artikel 36 Verkeer - Railverkeer

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.35 Verkeer - Railverkeer in de toelichting.

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een museumspoorlijn;
  • b. paden;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • e. sloten, bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • g. andere bouwwerken.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

36.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het spoorwegverkeer, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 37 Water

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.36 Water in de toelichting.

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarten, sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden en de recreatievaart;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik, waarbij recreatieve vaarroutes ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - recreatieve vaarroute";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • d. kaden, dijken en oeverstroken;
  • e. paden;
  • f. andere bouwwerken, waaronder steigers, bruggen, dammen en duikers.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

37.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken zal ten minste 1,50 m bedragen;
  • c. de doorvaartbreedte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen ten behoeve van landbouwkundig gebruik

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.2.2 in die zin dat tevens bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundig gebruik, mits:

  • a. de bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen noodzakelijk zijn voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.3.2 Afwijken maatvoeringen bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 37.2.2 onder b in die zin dat de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken wordt verkleind; of
  • b. het bepaalde in lid 37.2.2 onder c in die zin dat de doorvaartbreedte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken wordt verkleind;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
37.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.
37.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
37.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van wal- en oeverbeschoeiingen;
  • c. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • d. het vergraven van oevers.
37.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 37.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
37.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden en/of de cultuurhistorische waarden.

Artikel 38 Water - Waterstaat

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.37 Water - Waterstaat in de toelichting.

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterstaat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering;
  • b. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijken;
  • c. het agrarisch en recreatief medegebruik;
  • d. wegen en paden;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • f. water;
  • g. cultuurgrond;
  • h. andere bouwwerken, waaronder dammen en/of duikers.
38.2 Bouwregels
38.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

38.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplanting die dieper wortelt of kan wortelen dan 0,30 m;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
38.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 38.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
38.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien vooraf instemming van de dijkbeheerder is verkregen en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie als primaire waterkering, alsmede de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.

Artikel 39 Wonen

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.38 Wonen in de toelichting.

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van een plattelandswoning, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
39.2 Bouwregels
39.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 12,00 m bedragen.
39.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 75,00 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal, met inachtneming van het gestelde onder b, ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 30° bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
39.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
39.3 Afwijken van de bouwregels
39.3.1 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken 150 m2

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.2 onder b in die zin dat, met behoud van het bepaalde in lid 39.2.2 onder c, de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits;

  • a. er voor de vergroting van bijbehorende bouwwerken sprake is van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies;
  • b. bij vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
  • c. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
39.3.2 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken 300 m2

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.2 onder b in die zin dat, met behoud van het bepaalde in lid 39.2.2 onder c, de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 300 m², mits;

  • a. het bouwperceel groter is dan 750 m²;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
39.3.3 Vergroten aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.2 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van het gestelde onder 39.2.2onder b, ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.3.4 Vergroten bijbehorende bouwwerken ten behoeve van compensatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot ten behoeve van de vervanging van landschapsontsierende bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. bij vervanging boven de in lid 39.2.2 onder c toegestane 75 m² ten hoogste 50% van de gesaneerde oppervlakte wordt teruggebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
  • b. met de vervanging de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw ten hoogste 325 m² zal bedragen;
  • c. bij de vervanging een volledige sanering van de landschapsontsierende bebouwing plaatsvindt;
  • d. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.3.5 Veranderen dakhelling bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.2 onder e in die zin dat de dakhelling van bijbehorende bouwwerken wordt verlaagd dan wel dat een bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een plat dak, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.3.6 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.3. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 39.5.4 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
39.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • b. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", in welk geval een woonhuis gebruikt wordt voor ten hoogste twee woningen;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning of de uitoefening van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  • h. het gebruik van bouwwerken voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
39.5 Afwijken van de gebruiksregels
39.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.4 onder d in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.5.2 Theetuin

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.4 onder d en e in die zin dat bij een woonhuis een theetuin wordt gevestigd, mits:

  • a. de schenkerij binnen de bestaande bebouwing wordt gevestigd;
  • b. een klein buitenterras ten behoeve van de theetuin mag worden aangelegd;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theetuin maximaal 50 m² mag bedragen;
  • d. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.5.3 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.4 onder e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in het hoofdgebouw worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.5.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.4 onder g in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
39.5.5 Huisvesting arbeidsmigranten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.4 onder h in die zin dat woonhuizen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning", al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van arbeidsmigranten, mits:

  • a. per woonperceel ten hoogste 30 arbeidsmigranten worden gehuisvest;
  • b. de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het agrarische bedrijf of agrarisch handelsbedrijf waarvan de woning eerder als bedrijfswoning deel heeft uitgemaakt, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • c. voor huisvesting in een woonhuis gelden de volgende aanvullende criteria:
    • 1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
    • 2. per woonhuis worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • f. er voldoende parkeergelegenheid binnen het woonperceel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • g. bij beëindiging van het onder b genoemde agrarisch bedrijf of het agrarisch handelsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
39.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding "karakteristiek".
39.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 39.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
39.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
  • c. de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik om advies is gevraagd.
39.7 Wijzigingsbevoegdheid
39.7.1 Wijziging naar stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Stolp', inclusief het leggen van een bouwvlak, mits:

  • a. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 40 van overeenkomstige toepassing zijn, waarbij de oppervlakte van de stolp ten minste 12 m x 12 m en ten hoogste 20 m x 20 m, en de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 3,00 m en ten hoogste 15,00 m zullen bedragen;
  • b. de dakhelling bij voorkeur 50º, maar ten minste 45º en ten hoogste 52º zal bedragen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 8,00 m zal bedragen;
  • d. de diepte van het bestaande perceel ten minste 50 m bedraagt;
  • e. het bestaande woonhuis geen rijksmonument is of niet is aangeduid als karakteristiek pand;
  • f. het parkeren op eigen erf plaats vindt;
  • g. deze wijziging wordt toegepast indien ter plaatse het bestaande woonhuis wordt vervangen door een nieuw woonhuis in de vorm van een karakteristieke West-Friese dan wel een Noord-Hollandse stolp;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.7.2 Wijziging verwijderen aanduiding karakteristiek

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een gebouw, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "karakteristiek" wordt verwijderd, mits:

  • a. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor gebouwen in 39.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 40 Wonen - Stolp

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.39 Wonen - Stolp in de toelichting.

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Stolp' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen in de bouwvorm van een stolp en bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. woonhuizen in de bouwvorm van een stolp en bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, alsmede in ondergeschikte mate in combinatie met:
    • 1. een hondenkennel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - hondenkennel";
  • c. het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
40.2 Bouwregels
40.2.1 Woonhuizen en bijbehorende bouwwerken binnen een bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw worden uitsluitend woonhuizen in de bouwvorm van een stolp gebouwd;
  • b. het aantal hoofdgebouwen bedraagt per bestemmingsvlak ten hoogste één;
  • c. een hoofdgebouw wordt met ten minste één gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens gebouwd;
  • d. bij verbouw of bij nieuwbouw wordt de hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de goothoogte en bouwhoogte, dakvorm, oppervlakte alsmede de verhouding tussen lengte- en breedtematen en gevelindeling niet gewijzigd;
  • e. de bijbehorende bouwwerken worden achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan gebouwd;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw of overkapping   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  max   min   max   max  
Hoofdgebouw   bestaand   bestaand   bestaand   bestaand  
Bijbehorende bouwwerken   3,50   -   70   7,00+  

+ tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste de bestaande bouwhoogte zal bedragen

40.2.2 Bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste 40 m²;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°;
  • e. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bedraagt ten hoogste 6,00 m.
40.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
40.3 Afwijken van de bouwregels
40.3.1 Afwijken maatvoeringen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.2.1. onder d in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
40.3.2 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.2.2 onder a in die zin dat, met behoud van het bepaalde in 40.2.2 onder b, buiten een bouwvlak de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits;

  • a. er voor de vergroting van bijbehorende bouwwerken sprake is van een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies;
  • b. de vergroting alleen wordt toegestaan op percelen met een omvang van ten minste 1000 m²;
  • c. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
40.3.3 Saneringsregeling oppervlakte bijbehorende bouwwerken 1

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.2.2 onder a, met behoud van het bepaalde in 40.2.2 onder b, in die zin dat, indien reeds 200 m² of meer aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van bijbehorende bouwwerken plaats vindt tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan gebouwen boven de 200 m², mits:

  • a. de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.3.4 Saneringsregeling oppervlakte bijbehorende bouwwerken 2

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.2.2 onder a, met behoud van het bepaalde in 40.2.2 onder b, in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van bijbehorende bouwwerken plaats vindt tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan gebouwen boven de 500 m², mits:

  • a. de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.3.5 Saneringsregeling glasopstanden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.2.2. onder a, met behoud van het bepaalde in lid 40.2.2. onder b, in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis meer bedraagt dan 150 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken met 10 m² wordt vergroot bij sanering per 500 m² aan glasopstanden met een maximum van 30 m² bij sanering van 1.500 m² of meer;
  • b. de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.3.6 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.2.3. onder a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 40.5.5. bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
40.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 40.1. onder a genoemde bedrijvigheid;
  • b. het gebruik van woonhuizen in combinatie met kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zodanig dat de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • c. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - twee woningen", in welk geval een woonhuis gebruikt wordt voor ten hoogste twee woningen;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning of de uitoefening van een kleinschalige beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
40.5 Afwijken van de gebruiksregels
40.5.1 Woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.4 onder c in die zin dat een woonhuis, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. de oppervlakte van het woonhuis ten minste 200 m² bedraagt;
  • b. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • c. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee woningen worden gevestigd;
  • d. de afwijkingsbevoegdheid passend is in de geldende Woonvisie;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.5.2 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.4 onder e in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.5.3 Theetuin

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.4 onder e en e in die zin dat bij een woonhuis een theetuin wordt gevestigd, mits:

  • a. de schenkerij binnen de bestaande bebouwing wordt gevestigd;
  • b. een klein buitenterras ten behoeve van de theetuin mag worden aangelegd;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theetuin maximaal 50 m² mag bedragen;
  • d. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.5.4 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.4 onder f in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, mits:

  • a. de gezamenlijke logiesvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 50 m²;
  • b. de ruimtes voor logiesverstrekking in het hoofdgebouw worden ondergebracht;
  • c. de logiesverstrekking gekoppeld is aan het gebruik van een hoofdgebouw en daaraan ondergeschikt is;
  • d. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.5.5 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 40.4 onder h in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • c. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • d. de afstand van de paardrijbak ten minste 50 m tot de nabijgelegen woning van derden bedraagt.
40.6 Omgevingsvergunning voor het verwijderen van een bouwwerk
40.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van stolpen;
  • b. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding "karakteristiek".
40.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 40.6.1. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
40.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een stolp of karakteristiek pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijdering daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm van de stolp of het karakteristiek pand plaatsvindt;
  • c. de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik om advies is gevraagd.
40.7 Wijzigingsbevoegdheid
40.7.1 Wijzigen situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwvlak wordt verschoven, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot;
  • b. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • c. de huidige situering vanuit de milieu- of woonsituatie belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering in de milieu- of woonsituatie kan worden bewerkstelligd, dan wel er vanwege verbouw een aanpassing van de grenzen van het bouwvlak noodzakelijk is;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.7.2 Wijzigen bestemming vanwege afwijkende bouwvorm

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de gronden worden voorzien van de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.7.3 Wijzigen met compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse een bestemmingsvlak 'Wonen' wordt aangebracht ten behoeve van de bouw van een woonhuis ter compensatie van de sloop van voormalige bedrijfsgebouwen en/of overkappingen, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 39 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 4 bij de toelichting;
  • d. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • e. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd;
  • f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.7.4 Wijzigen naar agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen - Stolp' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
40.7.5 Wijziging omvang bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwvlak wordt vergroot, mits:

  • a. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid de omvang van het bouwvlak ten minste 12 m x 12 m en ten hoogste 20 m x 20 m zal bedragen waarbij de goot- en bouwhoogte respectievelijk ten hoogste 3,00 m en ten hoogste 15,00 m zullen bedragen;
  • b. de dakhelling bij voorkeur 50º, maar ten minste 45º en ten hoogste 52º zal bedragen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 8,00 m zal bedragen;
  • d. de diepte van het bestaande perceel ten minste 50 m bedraagt;
  • e. de bestaande stolp geen rijksmonument is of niet is aangeduid als karakteristiek pand;
  • f. het parkeren op eigen erf plaats vindt;
  • g. deze wijziging wordt toegepast indien ter plaatse de bestaande stolp wordt vervangen door een nieuwe stolp in de vorm van een karakteristieke West-Friese dan wel een Noord-Hollandse stolp;
  • h. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • i. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
40.7.6 Wijziging verwijderen aanduiding karakteristiek

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een gebouw, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "karakteristiek" wordt verwijderd, mits:

  • a. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor gebouwen in 40.2.1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 41 Leiding - Gas

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.40 Leiding - Gas in de toelichting.

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van een aardgastransportleiding;
  • b. stroken ten behoeve van ondergrondse en bovengrondse leidingen en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • c. veiligheidszones;
  • d. andere bouwwerken.

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

41.2 Bouwregels
41.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

41.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
41.3 Afwijken van de bouwregels
41.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. met een vooraf ingewonnen advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
  • b. een positief advies van de brandweer is verkregen.
41.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent opslaan van goederen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.
41.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het rooien of planten van bomen en het rooien of aanbrengen van andere beplantingen die diep wortelen of kunnen wortelen.
41.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 41.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
41.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder en er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leidingen.

41.6 Wijzigingsbevoegdheid
41.6.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Gas' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 42 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.41 Leiding - Hoogspanningsverbinding in de toelichting.

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bovengrondse en ondergrondse hoogspanningsverbindingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszones;
  • c. andere bouwwerken.

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge de basisbestemming op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

42.2 Bouwregels
42.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.

42.2.2 Geen gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

42.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van hoogspanningsmasten zal ten hoogste 40,00 m bedragen.
42.3 Afwijken van de bouwregels
42.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.2.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van hoogspanningsleidingen.
42.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een ter plaatse aangegeven veiligheidszone.
42.5 Afwijken van de gebruiksregels
42.5.1 Gebruik risicogevoelig object

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.4 in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicogevoelig object, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.
42.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemming(en) een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers, en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
42.6.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 42.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. verband houden met de aanleg van de betreffende hoogspanningsleiding;
  • b. reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het inpassingsplan;
  • c. het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
42.6.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden.

42.6.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 42.6.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

42.7 Wijzigingsbevoegdheid
42.7.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verplaatsen van een bestaande leiding;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 43 Leiding - Riool

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.42 Leiding - Riool in de toelichting.

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een strook ten behoeve van een rioolpersleiding en het onderhoud en beheer daarvan;

met de daarbijbehorende:

  • b. andere bouwwerken.
43.2 Bouwregels
43.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.

43.2.2 Geen gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

43.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
43.3 Afwijken van de bouwregels
43.3.1 Gebouwen of andere bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 43.2.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
43.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,30 m;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplanting die dieper wortelt of kan wortelen dan 0,30 m;
43.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 43.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
43.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende leiding.

43.5 Wijzigingsbevoegdheid
43.5.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Riool' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 44 Leiding - Water

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.43 Leiding - Water in de toelichting.

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een hoofdwaterleiding.
44.2 Bouwregels
44.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.

44.2.2 Geen gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

44.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
44.3 Afwijken van de bouwregels
44.3.1 Gebouwen of andere bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 44.2.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende nutsleiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
44.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
44.4.1 Vergunningplichtig

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,30 m;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen dieper dan 0,30 m;
  • d. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplanting die dieper wortelt of kan wortelen dan 0,30 m;
44.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 44.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
44.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de betreffende leiding.

44.5 Wijzigingsbevoegdheid
44.5.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Water' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verleggen van een bestaande leiding;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 45 Waarde - Aardkundig

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.44 Waarde - Aardkundig in de toelichting.

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkundig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de uitbouw van de aardkundige waarden.
45.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen.
45.3 Afwijken van de gebruiksregels
45.3.1 Werken en werkzaamheden

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 45.2 in die zin dat sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen worden gedempt en/of gegraven, mits:

  • a. het om een zeer beperkte ingreep gaat die wordt uitgevoerd ten behoeve van een landbouwkundige noodzaak;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden van het gebied.
45.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, diepploegen, egaliseren, afgraven en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse hoofdtransport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.
45.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 45.4.1. is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
45.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden.

Artikel 46 Waarde - Archeologie 1

Link naar de toelichting van "5.45 Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
46.2 Bouwregels
46.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
46.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
46.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
46.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 46.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
46.3.3 Toetsingscriteria

De in 46.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
46.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
46.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 47 Waarde - Archeologie 2

Link naar de toelichting van "5.45 Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
47.2 Bouwregels
47.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,35 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
47.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
47.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 100 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 100 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 100 m² op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 100 m² en dieper dan 0,35 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m.
47.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 47.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
47.3.3 Toetsingscriteria

De in 47.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
47.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
47.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 48 Waarde - Archeologie 3

Link naar de toelichting van "5.45 Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
48.2 Bouwregels
48.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
48.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
48.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 500 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 500 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 500 m² op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 500 m² en dieper dan 0,40 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m.
48.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 48.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
48.3.3 Toetsingscriteria

De in 48.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
48.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
48.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 49 Waarde - Archeologie 4

Link naar de toelichting van "5.45 Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
49.2 Bouwregels
49.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
49.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
49.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
49.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 1.000 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 1.000 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 1.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 1.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 1.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 1.000 m² op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 1.000 m² en dieper dan 0,40 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 1.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m.
49.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 49.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
49.3.3 Toetsingscriteria

De in 28.3.3 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
49.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
49.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 50 Waarde - Archeologie 5

Link naar de toelichting van "5.45 Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 en 5".

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
50.2 Bouwregels
50.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten kunnen worden verstoord.
50.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
50.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
50.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 10.000 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 10.000 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 10.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 10.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 10.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 10.000 m² op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 10.000 m² en dieper dan 0,40 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 10.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m.
50.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 50.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
50.3.3 Toetsingscriteria

De in 29.3.3 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
50.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
50.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 51 Waarde - Archeologisch monument

Link naar de toelichting van "5.46 Waarde - Archeologisch monument".

51.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch monument' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden van de gronden.

51.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Medemblik te worden ingediend.

51.3 Aanlegvergunning

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Medemblik te worden ingediend.

Artikel 52 Waarde - Cultuurhistorie

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.47 Waarde - Cultuurhistorie in de toelichting.

52.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering;

met de daarbijbehorende:

  • b. andere bouwwerken.
52.2 Bouwregels
52.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de dubbelbestemming.

52.2.2 Geen gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

52.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
52.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
52.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplanting.
52.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 52.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
52.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de waterkering en/of de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 53 Waarde - Meerwal en restveengebied

Zie voor de uitleg van de bestemming paragraaf 5.48 Waarde - Meerwal en restveengebied in de toelichting.

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Meerwal en restveengebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en het herstel van de geomorfologische en archeologische waarden in de vorm van een meerwal, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - meerwal" en een restveengebied, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - restveen".

53.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
53.2.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. ten aanzien van de meerwal, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - meerwal": het afgraven of verplaatsen van grond;
  • b. ten aanzien van het restveen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - restveen": werken of werkzaamheden die een verlaging van het waterpeil tot gevolg kunnen hebben en het graven, vergraven of dichten van waterlopen en/of waterpartijen.
53.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 53.2.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normaal agrarisch gebruik en normaal onderhoud, waaronder draineren, egaliseren en scheuren van grasland betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning.
53.2.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de geomorfologische en archeologische waarden.

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 54 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 55 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking ter plaatse en de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 56 Algemene gebruiksregels

56.1 Gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, met uitzondering van de gronden die zijn bestemd voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' of de gronden waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend op basis van lid 56.2;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • f. het kennelijk ten verkoop stallen en opslaan van bruikbare en niet aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten verkoop;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een evenement, een cross- en/of wedstrijdterrein voor voer- en vaartuigen, alsmede ten behoeve van de modelvliegsport;
  • h. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de bestaande ammoniakemissie als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of andere stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zonnepanelen anders dan op daken van gebouwen of overkappingen
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken voor Bevi-/Brzo-bedrijven, tenzij ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - mijnbouwlocatie".

56.2 Afwijken van de gebruiksregels
56.2.1 Toename ammoniakemissie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 56.1 onder h in die zin dat een toename van de bestaande ammoniakemissie wordt toegestaan, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast om, in geval op vergunningenniveau toename van de bestaande ammoniakemissie is toegestaan, de strijdigheid tussen de vergunning en de planregels op te heffen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
56.2.2 Afwijking zonnepanelen anders dan op daken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 56.1 onder i in die zin dat zonnepanelen anders dan op daken van gebouwen of overkappingen worden geplaatst, mits:

  • a. de zonnepanelen uitsluitend op bouwpercelen binnen de daarvoor op de verbeelding opgenomen bestemmingsvlakken of binnen de bouwvlakken binnen de op de verbeelding aangeduide agrarische bedrijfskavels worden toegelaten;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 57 Algemene aanduidingsregels

Zie voor de uitleg van de algemene aanduidingsregels paragraaf 5.49 Algemene aanduidingsregels in de toelichting.

57.1 geluidzone - industrie
57.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten vanwege de geluidszoneringsplichtige inrichtingen op het industrieterrein Overleek/Almere en de grasdrogerij Abbekerk.

57.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de rioolwaterzuivering van de gevel van dit geluidsgevoelige object niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
57.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.
57.2 milieuzone - geurzone
57.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'milieuzone - geurzone' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geurbelasting op geurgevoelige objecten.

57.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemmingen toelaatbaar geurgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geurbelasting vanwege de rioolwaterzuivering van de geurgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarden.
57.2.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geurgevoelige objecten als geurgevoelig object.
57.3 overige zone - kabels en leidingen

Op de gronden met de aanduiding 'overige zone - kabels en leidingen' zijn kabels en leidingen, niet zijnde hoogspanningsleidingen, ten behoeve van het windturbinepark toegestaan.

57.4 overige zone - weg

Op de gronden met de aanduiding 'overige zone - weg' zijn toegangs- en onderhoudswegen ten behoeve van het windturbinepark toegestaan, alsmede:

  • a. opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 opstelplaats per windturbine is toegestaan met een maximale oppervlakte van 1750 m² per opstelplaats ;
  • b. kabels en leidingen, niet zijnde hoogspanningsleidingen;
  • c. hekwerken met een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen.
57.5 overige zone - windturbine
57.5.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'overige zone - windturbine' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor windturbines met de daarbijbehorende transformatorkasten.

57.5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van windturbines en transformatorkasten gelden de volgende regels:

  • a. een windturbine zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "overige zone - windturbine";
  • b. het aantal te bouwen windturbines zal, ter plaatse van een aanduiding "overige zone - windturbine", ten hoogste één bedragen;
  • c. de ashoogte en de rotordiameter van een windturbine zal ten hoogste de bestaande ashoogte c.q. rotordiameter bedragen.
57.5.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken ten behoeve van de windturbines geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

57.6 veiligheidszone - bedrijven
57.6.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - bedrijven' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object vanwege locaties voor risicovolle inrichtingen.

57.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

57.6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 57.6.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
57.6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
57.6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 57.6.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
57.7 veiligheidszone - lpg
57.7.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - lpg' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van de bouw van risicogevoelige bouwwerken en objecten.

57.7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

57.7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 57.7.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:
    • 1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
57.7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
57.7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

het bepaalde in lid 57.7.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbaar object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
57.7.6 Wijzigingsbevoegdheid
a Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' ter plaatse wordt verwijderd, mits:

  • de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd.

b Wijzigen aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' voor een risicovolle inrichting ter plaatse wordt gewijzigd (verkleind), mits:

  • a. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
  • b. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • c. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
57.8 veiligheidszone - nutsvoorziening
57.8.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - nutsvoorziening' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige nutsvoorziening.

57.8.2 Bouwregels

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - nutsvoorziening' geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten zijn toegestaan.

57.9 vrijwaringszone - dijk
57.9.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering.

57.9.2 Bouwregels gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding.

57.9.3 Bouwregels Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze aanvullende bestemming, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
57.9.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 57.9.2 in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.
57.9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' ter plaatse wordt verwijderd, mits:

  • het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de algemene aanduidingsregel aan dit tracé wordt aangepast.
57.10 vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur
57.10.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijwaren van gronden van bebouwing voor de aanleg van (energie-)infrastructuur.

57.10.2 Specifieke gebruiksregel

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het oprichten van bouwwerken en het gebruik van gronden die afbreuk doen of kunnen doen aan de mogelijkheid om leidingen aan te leggen binnen de gegeven zone.
57.11 vrijwaringszone - molenbiotoop
57.11.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

57.11.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde in de ter plaatse voorkomende bestemming(en), niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
57.11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 57.11.2 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
57.11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 57.11.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 57.11.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 57.11.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
b Uitzonderingen

Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
c Voorwaarden

De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

57.12 vrijwaringszone - recht van afpaling
57.12.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - recht van afpaling' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de rust in het gebied rondom eendenkooien ten behoeve van het functioneren van eendenkooien.

57.12.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden zodanig dat de rust in een gebied zodanig wordt verstoord dat daarmee het functioneren van eendenkooien onevenredig wordt geschaad.

57.12.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone - recht van afpaling” ter plaatse wordt verwijderd, mits het recht van afpaling qua begrenzing is aangepast dan wel is komen te vervallen.

57.13 vrijwaringszone - weg
57.13.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - weg' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg.

57.13.2 Bouwregels gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding.

57.13.3 Bouwregels gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze gebiedsaanduiding mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

57.13.4 Bouwregels andere bouwwerken

Voor het bouwen van Andere bouwwerken, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze gebiedsaanduiding, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
57.13.5 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 57.13.2 in die zin dat de in de andere ter plaatse voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende wegbeheerder;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg.
57.13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' wordt verwijderd, mits:

  • a. dit voortvloeit uit de aanleg of het verleggen, verbreden of versmallen c.q. opheffen van wegen;
  • b. dit voortvloeit uit een verandering in de klassering van de betreffende weg in de Provinciale Wegenverordening.
57.14 vrijwaringszone - windturbine

Op de gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - windturbine' is wiekoverslag van de windturbine toegestaan, alsmede:

  • a. opstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van windturbines, met dien verstande dat maximaal 1 opstelplaats per windturbine is toegestaan met een maximale oppervlakte van 1750 m² per opstelplaats;
  • b. toegangs- en onderhoudswegen;
  • c. kabels en leidingen, niet zijnde hoogspanningsleidingen;
  • d. tijdelijke voorzieningen ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van het windturbinepark.

Artikel 58 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:

  • a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen als bedoeld in lid 56.2, gebouwtjes ten behoeve van het kampeerterrein worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen per kampeerterrein ten hoogste 50 m² zal bedragen;
    • 2. de goothoogte van een gebouw ten hoogste 3,00 m zal bedragen;
    • 3. tevens de in artikel 56.2 genoemde omgevingsvergunning wordt verleend;
    • 4. de gebouwen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van het kampeerterrein, waarbij horecavoorzieningen niet zijn toegestaan;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 59 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de gronden ter plaatse worden voorzien van de aanduiding "antennemast", mits:
    • 1. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of antennemasten, ten hoogste 40,00 m zal bedragen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' wordt aangebracht, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien er sprake is van het verleggen van een bestaande leiding dan wel de aanleg van een nieuwe leiding ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - (energie-)infrastructuur';
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 41 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de aardkundige, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de gebiedsaanduiding aan dit tracé wordt aangepast;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 57.9 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. de aanduiding 'vrijwaringszone - weg' ter plaatse wordt aangebracht, mits:
    • 1. dit voortvloeit uit de aanleg of het verleggen, verbreden of versmallen c.q. opheffen van wegen;
    • 2. dit voortvloeit uit een verandering in de klassering van de betreffende weg in de Provinciale Wegenverordening;
    • 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 57.13 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • e. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, aanleg van rotondes, oversteekplaatsen, e.d. van wegen en paden;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 20 dan wel de andere bestemming die deel van het wijzigingsplan uitmaakt van overeenkomstige toepassing zijn;
  • f. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van vaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 37 dan wel de andere bestemming die deel van het wijzigingsplan uitmaakt van overeenkomstige toepassing zijn;
  • g. de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" wordt verwijderd, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor de bedrijfskavel en het bouwvlak ter plaatse zijn verwijderd;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de bestemming "Natuur" wordt gewijzigd in de bestemmingen "Verkeer - Parkeren" en "Groen", mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 6";
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de in bijlage 9 opgenomen regels en artikel 21 van toepassing zijn voor de betreffende gronden;
    • 3. de noodzaak voor de uitbreiding van het aantal parkeervoorzieningen is aangetoond;
    • 4. het parkeerterrein landschappelijk wordt ingepast; en
    • 5. ter compensatie een representatief terrein elders ten behoeve van natuurgebied wordt ingericht.

Artikel 60 Overige regels

60.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

60.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of  het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn neergelegd in de Nota parkeernormen, dan wel de opvolger dan die regel) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 61 Overgangsrecht

61.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
61.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 62 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan Buitengebied

van de gemeente Medemblik.

Behorende bij het besluit van 22 februari 2018