Plan: | Dorpsstraat 113 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0405.BPDorpsstraat113-va01 |
Aan het bebouwingslint van de Dorpsstraat te Zwaag zijn plannen om het voormalige café Het Grauwe Paard (Dorpsstraat 113) te slopen en te vervangen door een appartementencomplex met daarin 11 koop appartementen voor senioren in de prijsklasse middelduur/duur.
Op basis van het geldende bestemmingsplan is deze ontwikkeling niet mogelijk (zie ook paragraaf 1.3). In dit bestemmingsplan hebben de gronden namelijk een horecabestemming waarbinnen woningen niet zijn toegestaan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, dient een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Het voorliggende bestemmingsplan geeft hieraan invulling.
Het plangebied betreft de gronden van het perceel Dorpsstraat 113 te Zwaag. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. De begrenzing van het plangebied is weergeven in figuur 2.
Figuur 1 Ligging van het plangebied (bron: Geo Web)
Figuur 2 egrenzing van het plangebied (bron: Geo Web)
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Blokker, Zwaag en Nieuwe Steen – Oost (vastgesteld op 15 maart 2011). Het gebied heeft hierin de bestemming 'Horeca' (zie figuur 1). Bebouwing ten behoeve van horeca moet binnen het bouwvlak plaatsvinden. Binnen de bestemming zijn geen woningen toegestaan.
Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van toepassing. Hiervoor geldt dat bij (alle) bodemingrepen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Tot slot is de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' van toepassing op het plangebied. Met deze regeling is het mogelijk om de bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Maatschappelijk'. Voor de beoogde ontwikkeling kan geen gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid, omdat binnen de bestemming 'Maatschappelijk' geen woningen mogelijk zijn.
Figuur 3 Uitsnede geldend bestemmingsplan
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het plangebied ligt aan het bebouwingslint van de Dorpsstraat te Zwaag. Door de snelle ontwikkeling na de jaren '60 van Zwaag is dit lint in de loop der jaren ingebouwd in de stad.
De Dorpsstraat van Zwaag is van oudsher een ontginningslint van waaruit zowel in noordelijke als zuidelijke richting ontginningen hebben plaatsgevonden. Het lint was de hoofdstraat van het vroeger zelfstandige dorp Zwaag. Tegenwoordig is Zwaag voor een groot deel omgeven door uitbreidingswijken en bedrijventerreinen. In de kern van Zwaag is sprake van een verstedelijkt lint. Het profiel is ingericht voor verkeer met een geasfalteerde rijbaan, een trottoir en vrijliggende woon- en bedrijfspanden in een verspringende rooilijn, maar vrij dicht tegen het trottoir.
De woningen in de directe omgeving van het plangebied bestaan vooral uit vrijstaande woningen van één woonlaag met kap. De omgeving kenmerkt zich als een gemengd gebied waar naast woningen ook diverse andere functies voorkomen. Zo grenst het plangebied in het noorden direct aan het bedrijventerrein Westfrisia.
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een voormalig café. Het café staat al langere tijd leeg. Het gebouw bevindt zich in een vervallen staat (zie figuur 4). Achter het gebouw ligt een grasveld. Het plangebied wordt aan de noordzijde afgeschermd door dichte bebossing. Het gebied is bereikbaar via de Dorpsstraat. Figuur 4 geeft een vooraanzicht van de huidige situatie weer.
Figuur 4 Vooraanzicht vanaf de Dorpsstraat
Het doel van het plan is om de bestaande horecabestemming te vervangen door een woonbestemming, waarbij de bestaande bebouwing wordt gesloopt. Hierdoor is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Het voornemen is om 'achterop' het perceel een appartementencomplex te bouwen met 11 gelijkvloerse levensloopbestendige koopappartementen.
Het gebouw krijgt een footprint van circa 19 x 29 meter met een hoogte van circa 10,5 meter. Figuur 5 geeft de invulling van het plangebied weer. Het complex wordt bereikbaar door middel van een oprijlaan die op de Dorpsstraat ontsloten wordt. De weerszijden van de oprijlaan krijgen een groen karakter met onder andere enkele bomensingels. Figuur 6 geeft een impressie van het vooraanzicht weer.
Het gebouw heeft nog geen definitieve vormgeving. Bij de totstandkoming van het ontwerp wordt aangesloten bij de regels die gelden voor woningen binnen de bestemming 'Wonen - Woongebouw' uit dit bestemmingsplan, overeenkomstig de systematiek van het bestemmingsplan Blokker, Zwaag en Nieuwe Steen – Oost .
Figuur 5 Invulling van het plangebied
Figuur 6 Impressie vooraanzicht complex
Parkeerbehoefte
Voor de 11 nieuwe woningen worden in het plangebied 17 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen erf. De parkeerplaatsen zijn voorzien op het achterterrein en aan de westzijde van het voorterrein. Deze locaties zijn in de juridische regeling van dit bestemmingsplan vastgelegd zodat alleen op deze plekken parkeren is toegestaan. Omdat de appartementen voor de doelgroep senioren worden aangeboden, kan volstaan worden met een parkeernorm van 1,5 parkeerplaatsen per woning. Deze doelgroep bezit over het algemeen namelijk minder auto's dan de gemiddelde doelgroep.
Bij de realisatie van de woningen moet worden voldaan aan parkeernormen. Deze zijn gewaarborgd in de planregels.
Stedenbouwkundige inpassing en beeldkwaliteit
Het gebouw wordt, net als de andere bebouwing in de omgeving, met de voorgevel naar de straat gericht. De appartementencomplex wordt ingepast in de bestaande stedelijke structuur van het bebouwingslint van de Dorpsstraat. Van belang is dat het ontwerp zodanig is, dat geen afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Daarom is een beeldkwaliteitsplan voor de ontwikkeling opgesteld (zie bijlage 1). Dit beeldkwaliteitsplan gaat tevens als welstandskader dienen bij de uiteindelijke vormgeving van de ontwikkeling. In het beeldkwaliteitsplan zijn een aantal welstandscriteria opgenomen, waaraan moet worden voldaan. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de stedenbouwkundige structuur van de woningen aansluit op het straat- en bebouwingsbeeld van de omgeving.
Positionering appartementencomplex op het perceel
De positie van het te realiseren appartementencomplex is aan de noordzijde van het perceel. Aan de zuidzijde zal een oprijlaan gerealiseerd worden met een groen karakter. Door het gebouw 'achterop' het perceel te bouwen, ontstaat er aan de voorzijde openheid. Deze openheid is ook terug te vinden aan de overzijde van de Dorpsstraat. Hier bevindt zich de Kerkelaan waar woningen en parkeerplaatsen zijn gerealiseerd. In het verlengde hiervan staat de Nederlands Hervormde Kerk. Door op deze locatie zowel aan de zuid- als aan de noordzijde van de Dorpsstraat de bebouwing wat verder van de weg te situeren, ontstaat er een openheid die het karakter van dit gebied zal versterken. Het gebouw vormt hiermee een ruimtelijk ensemble met de tegenoverliggende kerk. Daarmee is de grotere korrelgrootte, de terugliggende locatie ten opzichte van de rooilijn en de bouwvorm stedenbouwkundig inpasbaar.
Figuur 7 Bebouwingsbeeld zuidzijde Dorpsstraat
Gebouwvorm
Aangezien het gebouw recht tegenover de Nederlands Hervormde Kerk komt, is gekozen voor een gebouwvorm die past in deze omgeving. Het gebouw heeft de uiterlijke kenmerken van een pastorie en zal worden opgebouwd uit 2 bouwlagen met kap. De symmetrische voorgevel kenmerkt zich door gemetselde gevelvlakken en grote kozijnopeningen. De kap zal voorzien worden van dakpannen. Alle appartementen krijgen een woonkamer aan de voorzijde (zuidzijde) van het gebouw met uitzicht op de grote voortuin met oprijlaan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Steeds meer bevoegdheden vanuit de ruimtelijke ordening gaan hierbij van het Rijk naar gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, maakt hier geen deel van uit.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:
Uit jurisprudentie (uitspraak van 9 april 2014 201307658/1/R4) blijkt dat een plan om 11 woningen te realiseren, vanwege de relatieve kleinschaligheid, niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde. Wel is het vanuit een “goede ruimtelijke ordening” in het kader van de economische uitvoerbaarheid van belang om in te gaan op de regionale woonbehoefte. Daarom vindt onderstaand een beknopte toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking plaats:
Toetsing
In paragraaf 3.4 gemeentelijke beleid wordt beschreven dat de voorgenomen woningbouwontwikkeling past binnen de Structuurvisie en de Woonvisie zoals beschreven in paragraaf 3.4. Daarnaast blijkt uit een inventarisatie (middels een informatiebijeenkomst en kennisgeving in lokale kranten) dat er vanuit de directe omgeving veel behoefte is aan seniorenwoningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Bij de initiatiefnemer hebben zich al potentieel geïnteresseerden gemeld. De locatie ligt op korte afstand gelegen van de voorzieningen en dit sluit aan bij de wensen van senioren.
De herstructurering vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. De locatie voorziet in een functiewijziging van horeca naar wonen. Daarbij wordt de bestaande verouderde bebouwing gesloopt en wordt een woongebouw teruggebouwd.
Deze derde trede is niet van toepassing op het plangebied, omdat dit zich bevindt binnen bestaand stedelijk gebied en er sprake is van een actuele regionale behoefte. De locatie wordt overigens passend ontsloten.
Structuurvisie en Provinciale Verordening
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord - Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040. In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.
Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren, heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen zijn in de Structuurvisie uitgewerkt. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zijn regels verbonden aan deze hoofdbelangen.
De provincie Noord-Holland draagt bij aan het realiseren van voldoende en passende huisvesting (woningtype) op de best mogelijke plek (woonmilieu) voor huidige en toekomstige bewoners van Noord-Holland. De provincie Noord-Holland stelt hiervoor een provinciale woonvisie op die het kader biedt voor de door de regio’s op te stellen regionale actieprogramma’s. In de regionale actieprogramma’s wordt het woningbouwprogramma zowel kwalitatief als kwantitatief uitgewerkt. Uitgangspunt is om deze woningvraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied.
Het plangebied van dit bestemmingsplan is een binnenstedelijk gebied en valt volgens de Provinciale Ruimtelijke Verordening binnen het 'Bestaand Stedelijk Gebied' (BSG). Met het oog hierop is de voorgenomen ontwikkeling niet in strijd met het provinciaal beleid.
Kadernota Regionale Woonvisie West-Friesland 2011-2020
In de Kadernota Regionale Woonvisie West -Friesland 2011-2020 vormt de eigen woningbehoefte van de gemeenten in beginsel de basis voor het aantal nieuw te bouwen woningen. Maar gemeenten krijgen ook de ruimte om meer te bouwen. Gemeenten dienen dit onderling af te stemmen. De Regionale Woonvisie is hiervoor het instrument. Op grond van de Structuurvisie van de provincie Noord-Holland moet de regio West-Friesland ongeveer 850 tot 1020 woningen per jaar bouwen. Uitgangspunt is dat alle nieuwbouw binnen bestaand bebouwd gebied wordt gerealiseerd. Opgemerkt wordt dat er voor de komende periode extra aandacht nodig is voor ouderen en starters. De regionale woonvisie voor West-Friesland sluit aan op de gewijzigde uitgangspunten van de Structuurvisie voor Noord-Holland. Meer concreet kent de regionale woonvisie twee hoofdlijnen, deze zijn:
Structuurvisie Hoorn
In de op 10 juli 2012 vastgestelde Structuurvisie Hoorn van de gemeente Hoorn is het ruimtelijk beleid vastgelegd. De gemeente wil jonge huishoudens in Hoorn houden (veelal uit de regio). De opgave is om afgestudeerden te verleiden om terug te komen of om te kiezen voor Hoorn. Het vasthouden van jonge huishoudens is mede gewenst vanwege de sterke vergrijzing. Het doel met betrekking tot Zwaag is om een dorpsmilieu te creëren met een fijnmazige afwisseling en functiemenging en met ruimte voor alle doelgroepen.
Het is van groot belang dat de woningbouw op peil blijft. Hiertoe dienen voldoende locaties beschikbaar te zijn. De huidige locaties bevatten voldoende capaciteit om de kwantitatieve en kwalitatieve reguliere vraag tot 2025 te kunnen accommoderen. Eén van de mogelijkheden om aan de vraag te voldoen zijn inbreidingsmogelijkheden. Hierbij dient marktgericht gebouwd te worden.
Met de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, wordt aangesloten bij het beleid van de structuurvisie. Er wordt gebouwd voor de senioren doelgroep in de dorpse kern Zwaag. Met de ontwikkeling is sprake van een inbreidingslocatie waarbij kwaliteit wordt toegevoegd door het herontwikkelen van vrijkomende bebouwing midden in de kern van Zwaag en waardoor eventuele verpaupering in de toekomst wordt tegengegaan.
Woonvisie Hoorn 2013-2020
In de Woonvisie Hoorn 2013-2020 is het woonbeleid van de gemeente Hoorn vastgelegd. Opgaven uit deze woonvisie zijn:
De belangrijkste speerpunten voor de komende jaren zijn: het op gang houden van de woningbouwproductie, het bevorderen van de doorstroming, het beschikbaar stellen van voldoende betaalbare woningen voor huishoudens met lage(re) inkomens, het beter geschikt maken van de woningvoorraad voor senioren en het opwaarderen van verouderde wijken. Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van 11 (middeldure/dure) koopappartementen voor senioren en is daarmee passend binnen de visie om de woningvoorraad geschikt te maken voor senioren. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.
Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moeten komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven. In dit kader heeft de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) ook advies uitgebracht. Dit advies is in bijlage 4 van de toelichting opgenomen en waar relevant in dit hoofdstuk verwerkt.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Toetsing aan de drempelwaarden uit het Besluit mer
In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D 11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer is een projectmer noodzakelijk.
Met dit bestemmingsplan worden 11 woningen mogelijk gemaakt. De drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. wordt hiermee niet overschreden. In het kader van het Besluit m.e.r. is voor de beoogde ontwikkeling dan ook geen sprake van een directe mer(beoordelings)-plicht.
Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling. Derhalve is, gelet op de formele beoordelingsplicht, een vormvrije mer-beoordeling opgesteld. Deze beoordeling is opgenomen in bijlage 2. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de impact van het plan op het milieu gering is. Het is op basis van de mer-beoordeling niet nodig om een volledige mer-procedure te doorlopen.
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming. In verband met de beoogde ontwikkelingen in het plangebied is een ecologische quickscan uitgevoerd (zie hiervoor bijlage 5).
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciale bescherming van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) en Weidevogelleefgebieden.
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde natuurgebied dat is beschermd onder de Natuurbeschermingswet betreft het Markemeer & IJmeer (op circa 3 km afstand). Gezien deze afstand en het relatief kleinschalige karakter van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
Soortenbescherming
Op grond van de Wet natuurbescherming mogen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, niet verstoord worden. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen volgens de Wet natuurbescherming niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.
In het ecologisch onderzoek is het plangebied ook wat betreft de soortenbescherming onderzocht. Er is vastgesteld dat het is uitgesloten dat er matig of zwaar beschermde soorten voorkomen. Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen om te verblijven. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Het plangebied is daarnaast geschikt voor licht beschermde amfibieën. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Wet natuurbescherming. Als gevolg van het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of de werkzaamheden op een manier uit te voeren dat vogels tijdens de broedperiode niet worden verstoord. Voor overige beschermde soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt.
Conclusie
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde gebieden en matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
De woningen zijn gepland in een gebied dat grenst aan een bedrijventerrein. In de nabijheid van het plangebied zijn ook meerdere woningen aanwezig. Er is sprake van sterke functiemenging van woningen met overige (bedrijfs)functies. Bij de woningen geldt daarom het gebiedstype gemengd gebied. In geval van het omgevingstype gemengd gebied kunnen de afstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure - zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat - met één afstandsstap worden verkleind.
Op het bedrijventerrein ten noorden van het plangebied zijn bedrijven toegestaan uit milieucategorie 3.1, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. De bedrijfsfunctie Karsten Tenten ligt op een afstand van minder dan 30 meter van het appartementencomplex. Ditzelfde geldt voor de autogarage / het taxibedrijf 'Leeuw' (milieucategorie 1B, met richtafstand 10 meter) ten oosten van het plangebied. Dit garagebedrijf ligt op circa 9 meter tot de woningen en voldoet daarmee (feitelijk) niet aan de richtafstand ten aanzien van geluid. In dit geval betreft het een bedrijf die tevens onder milieucategorie 1B uit bijlage 4 van de VNG-brochure valt. Bij dergelijke bedrijven kunnen activiteiten in een gemengd gebied worden uitgeoefend mits de activiteiten bouwkundig van woningen en andere gevoelige functies gescheiden zijn. Daar is in onderhavig geval sprake van en is derhalve acceptabel. Het bedrijf zal dan ook niet worden gehinderd in haar bedrijfsactiviteiten, mede gezien de al aanwezige woonfuncties aan de oost- en zuidzijde van het garagebedrijf.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening, is een zorgvuldige afweging gewenst. Daarom is akoestisch onderzoek (bijlage 6) verricht naar de geluiduitstraling om met zekerheid te kunnen stellen dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.
In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met de activiteiten van Karsten Tenten en van Taxi 'Leeuw'. De relevante activiteiten van Karsten Tenten zijn verkeersbewegingen met vrachtwagens en personenauto's en het laden en lossen van vrachtwagens. De relevante activiteiten van Taxi Hoorn Drechterland betreffen het komen en gaan van taxivoertuigen en het uitvoeren van onderhoud aan het eigen wagenpark in een garage. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat enkele akoestische maatregelen nodig zijn om de geluidbelasting ter plaatse van de woningen te reduceren. Deze maatregelen bestaan uit geluidschermen. Ook met geluidschermen resteren nog enkele overschrijdingen.
De richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau worden in de situatie met schermen overschreden door de bevoorrading van Karsten Tenten. De overschrijdingen worden veroorzaakt door de achteruitrijsignalering van een vrachtwagen. Het betreft hier 1 vrachtwagenbeweging per dag.
De richtwaarden voor het maximaal geluidniveau worden in de dagperiode bij vrijwel alle woningen overschreden. De overschrijdingen worden veroorzaakt door de bevoorrading van Karsten Tenten, met name door de achteruitrijsignalering. Ook het parkeren van personenauto's (door het geluid van dichtslaande autoportieren) voor Karsten Tenten, dicht bij het plangebied, zorgt voor enkele overschrijdingen.
De normen voor het maximaal geluidniveau worden in de avond- en nachtperiode overschreden bij één woning. Dit wordt veroorzaakt door het arriveren en vertrekken van taxi's (ook vanwege het geluid van dichtslaande autoportieren).
Extra overdrachtsmaatregelen zijn niet mogelijk. Hogere schermen zijn niet passend in het plan, vanwege de belemmering van het zicht.
De resterende overschrijdingen zijn aanvaardbaar om de volgende redenen:
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt, met in achtneming van de overlastreducerende maatregelen, geen belemmering voor het project.
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Vanwege de ligging van het plangebied binnen de geluidszone van de Dorpsstraat is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 7 bij de toelichting toegevoegd. Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximale geluidsbelasting bedraagt 49 dB.
Maatregelen om de geluidbelasting ten gevolge van de gezoneerde Dorpsstraat te reduceren, zijn in het kader van de Wet geluidhinder onderzocht. Het toepassen van bron- of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren zijn niet doeltreffend of redelijkerwijs niet mogelijk vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, financiële of praktische aard. In dit kader dient een hogere waarde te worden vastgesteld. Het ontwerp besluit hogere waarden wordt gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan gepubliceerd en ter visie gelegd.
Conclusie
Vanuit de Wgh zijn er, (met inachtneming van de vast te stellen hogere waarden), geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. Wel dient een procedure hogere waarde wegverkeerslawaai gevolgd worden.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Digitale watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Hoogheemraadschap. Met de gegevens die zijn opgegeven, is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Op het plan is daarom de korte procedure van toepassing. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen. Deze maatregelen zijn opgenomen in het wateradvies (zie bijlage 8) dat het Hoogheemraadschap heeft gegeven en wordt in deze paragraaf behandeld.
Verharding en compenserende maatregelen
Er is geen sprake van een toename van de verharding. In de huidige planologische situatie is namelijk evenveel verharding mogelijk als in de toekomstige planologische situatie. Watercompensatie is in dit kader dan ook niet nodig.
Waterkwaliteit en riolering
In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het Hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Hemelwater afkomstig van de verhardingen kan als schoon worden beschouwd en kan worden afgevoerd op de sloten langs het plangebied. Bij de uitvoering wordt hiermee rekening gehouden.
Het Hoogheemraadschap adviseert met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Van het gebruik van deze materialen is geen sprake.
Conclusie
Gezien bovenstaande heeft de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.
Het voornemen gaat uit van de realisering van maximaal 11 woningen. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Conclusie
Vanuit luchtkwaliteit gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Archeologie
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking treden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden.
Voor het bestemmingsplan is een archeologisch quickscan uitgevoerd. Uit deze quickscan (zie bijlage 9) is naar voren gekomen het plangebied een hoge archeologische waarde heeft. Op basis van deze uitkomsten is voor het noordelijke deel van het plangebied een veldtoets door middel van grondboringen uitgevoerd.
De veldtoets (zie bijlage 10) is uitgevoerd aan de hand van vier grondboringen in het noordelijke deel van het plangebied. Op basis hiervan is aangetoond dat zich hier een intacte ophogingslaag bevindt, die vermoedelijk antropogeen van aard is. De boringen hebben geen duidelijke terplagen opgeleverd, maar het valt niet uit te sluiten dat hier toch greppels en/of sloten met afval aanwezig zijn, die vanaf de 12e eeuw kunnen dateren.
Uit de toets is naar voren gekomen dat, indien het bouwplan ongewijzigd blijft, nader onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg niet noodzakelijk is. Archeologie West-Friesland adviseert de voorgenomen ingrepen vrij te geven met betrekking tot het aspect archeologie. Het plangebied is daarmee vrijgesteld van archeologisch onderzoek.
Betreffende het zuidelijke deel van het plangebied komt uit de toets naar voren dat, indien binnen het zuidelijke deel van het plangebied geen bouwwerkzaamheden plaatsvinden en de bodem ook niet op andere wijze wordt geroerd, het mogelijk is de archeologische resten in situ te bewaren. Geadviseerd wordt om bij de sloopwerkzaamheden uitsluitend de betonnen funderingen voorzichtig te verwijderen en alle andere ondergrondse funderingen in de bodem te laten zitten.
Op basis van de conclusies van het onderzoek wordt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' met uitzondering van het te bouwen deel, in dit bestemmingsplan opgenomen. De archeologische waarde ter hoogte van het te bouwen deel zijn namelijk voldoende onderzocht. Voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geldt dat bij bodemingrepen groter dan 100 m2 een archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Dit overeenkomstig de meest recente archeologische beleidskaart en paraplu bestemmingsplan 'Archeologie' van de gemeente Hoorn. In de beleidskaart valt het plangebied in categorie 2. Volgens de beleidskaart is bij ingrepen groter dan 100 m2 een archeologisch onderzoek vereist. De betreffende categorie is in het paraplu bestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en wordt derhalve ook in dit bestemmingsplannen voorzien in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
Archeologie West-Friesland wordt bij de uitvoering van de plannen een week van tevoren geïnformeerd over de start van de werkzaamheden.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van een bestemmingsplan worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied.
Het plangebied maakt deel uit van het historisch lint van de Dorpsstraat. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland staat de Dorpsstraat met de bebouwing aangegeven als een historische geografie van waarde (WFR447G). De Dorpsstraat van Zwaag is van oudsher een ontginningslint van waaruit zowel in noordelijke als zuidelijke richting ontginningen hebben plaatsgevonden. Het lint was de hoofdstraat van het vroeger zelfstandige dorp Zwaag. Tegenwoordig is Zwaag voor een groot deel omgeven door grote uitbreidingswijken en bedrijventerreinen. In de kern Zwaag is sprake van een verstedelijkt lint. Het profiel is ingericht voor verkeer met een geasfalteerde rijbaan, een trottoir en de vrijliggende woon- en bedrijfspanden in een verspringende rooilijn, maar vrij dicht tegen het trottoir.
Zoals beschreven in paragraaf 2.4 wordt met het stedenbouwkundig ontwerp van dit bestemmingsplan aangesloten bij de karakteristieken van de omgeving en is daarmee stedenbouwkundig inpasbaar. Onder andere is rekening gehouden met de karakteristieken van het historisch lint, en met name van de directe omgeving.
Het gebouw, wordt, net als de andere bebouwing in de omgeving, met de voorgevel naar de straat gericht. Door het gebouw 'achterop' het perceel te bouwen ontstaat er aan de voorzijde een gewenste openheid. Deze openheid vinden we ook terug aan de overzijde van de Dorpsstraat. Hier bevindt zich de Kerkelaan waar woningen en parkeerplaatsen zijn gerealiseerd. In het verlengde hiervan staat de Nederlands Hervormde Kerk (aangemerkt als Rijksmonument). Door op deze locatie zowel aan de zuid- als aan de noordzijde van de Dorpsstraat de bebouwing wat verder van de weg te situeren ontstaat er een openheid die het karakter van dit gebied zal versterken. Tevens komt met de situering van het gebouw middels een dwarsvorm een deel van de bedrijfsgebouwen van het bedrijfsterrein uit het zicht.
Het bestaande pand zelf is niet van cultuurhistorische waarde. Met de herontwikkeling wordt geen afbreuk aan het historisch lint gedaan. Met de positionering en de detaillering van de nieuwe bebouwing wordt aangesloten bij de bestaande kwaliteiten in de omgeving. Voor de toekomstige ontwikkeling is een apart beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie bijlage 1). Bij de beoordeling van het toekomstige bouwplan zal het beeldkwaliteitsplan als toetsingskader gelden. Hiermee wordt gewaarborgd dat het plan passend is in de omgeving.
Conclusie
Vanuit het omgevingsaspect archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In het kader van de ontwikkeling van het gebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat zowel in de grond als in het grondwater matig tot sterke verontreinigingen zijn aangetroffen. Aanbevolen wordt om vervolgonderzoek te laten uitvoeren om de verontreinigingsituatie vast te stellen. Zie hiervoor ook het advies van de RUD in bijlage 11. Uiteindelijk zal beslist worden of er spoedeisend gesaneerd moet worden indien er onaanvaardbare risico's voor de mens, plant of dier aanwezig zijn en er onaanvaardbare verspreiding van de verontreiniging aanwezig is.
Conclusie
Vanwege het feit dat in de gronden verontreinigingen zijn aangetroffen wordt een vervolgonderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden ter zijner tijd in de toelichting verwerkt. Bij de uiteindelijke vaststelling van het bestemmingsplan zal duidelijk zijn wat de geschiktheid van de bodem zijn.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van 11 woningen mogelijk. Woningen zijn aan te merken als kwetsbaar object. In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen en/of risicovolle leidingen aanwezig die van invloed zijn op het groepsrisico.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Een verantwoording van het groepsrisico is niet aan de orde.
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het bestemmingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.
Conclusie
In en rondom het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die beperkingen opleggen voor het bestemmingsplan.
De gemeente Hoorn heeft een duurzame, toekomstbestendige ontwikkeling hoog in het vaandel. Het gemeentebestuur heeft uitgesproken in 2040 klimaatneutraal te willen zijn. Ten aanzien van bestaand gebied worden geen regels opgenomen met betrekking tot duurzaamheid. Er wordt vooral gestreefd naar een vrijwillige en gezamenlijke inzet. De bestaande bouw is verantwoordelijk voor een groot deel van het totale energiegebruik van Hoorn. De gemeente voert met allerlei belanghebbenden (huurders, particuliere bezitters van woningen en bedrijven en corporaties) gesprekken om te komen tot gezamenlijke oplossingen. Te denken valt hierbij aan ondersteuning in de vorm van subsidies (ook het eenvoudiger aanvragen daarvan), waar mogelijk het soepeler verkrijgen van vergunningen en gezamenlijke aanschaf van duurzame artikelen; denk aan isolatiemateriaal en dergelijke. Door de alsmaar stijgende prijzen van energie zijn de investeringen in duurzame oplossingen steeds sneller terugverdiend.
Naast veel aandacht voor energiegebruik is er ook aandacht voor andere duurzame strategieën, zoals het optimaal benutten van de beschikbare ruimte. Daarnaast wordt voor zover mogelijk gestreefd naar gecombineerde ontwikkelingen.
Bij dit ontwikkelingsplan heeft het streven naar duurzaamheid een hoge prioriteit. Uitgangspunt daarbij zijn de drie stappen van de Trias Energetica. Deze drie stappen zijn:
De ambitie is om de beste bouwkundige technieken en installatietechnieken toe te passen om de woningen zo energiezuinig mogelijk te maken. De elektrische energie kan worden opgewekt met zonnepanelen of door middel van een kleinschalige, gebouw gebonden windturbine.
Voor de terreininrichting zal aandacht zijn voor een natuurvriendelijke inrichting. Met deze inrichting wordt gestreefd naar een grotere biodiversiteit, meer verschillende planten in de stad wat leidt tot meer verschillende insecten, waaronder bijen en meer vogels.
Conclusie
Het plan voorziet hiermee in een duurzame invulling van het gebied.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande bestemmingsplan 'Blokker, Zwaag en Nieuwe Steen – Oost '.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Zoals in paragraaf 6.3 is aangegeven, valt dit bestemmingsplan onder het bereik van de Crisis- en herstelwet.
In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen zoals deze op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven. De wijze van bestemmen is afgestemd op het geldende bestemmingsplan Blokker, Zwaag en Nieuwe Steen - Oost.
Wonen - Woongebouw
Het appartementencomplex is volgens de beoogde karakteristieken vastgelegd binnen de bestemming 'Wonen - Woongebouw'. Het woongebouw moet binnen het bouwvlak gebouwd worden en middels een maatvoering is een maximale hoogte van 10,5 meter toegestaan. Bergingen c.q. garageboxen zijn binnen aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan.
Waarde – Archeologie 2
De dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' is met uitzondering van het te bouwen deel, in dit bestemmingsplan opgenomen. De archeologische waarde ter hoogte van het te bouwen deel zijn namelijk voldoende onderzocht. Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte die de drempelwaarde van 100 m2 overschrijdt, moet een omgevingsvergunning voor het bouwen worden gevraagd.
Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Lokale betrokkenheid
De gemeente Hoorn heeft ervoor gekozen het voorontwerpbestemmingsplan niet voor inspraak ter inzage te leggen. In plaats daarvan is gekozen voor een informatieavond met de directe omgeving. Deze heeft plaatsgevonden op 6 april 2017. Over de verschillende aspecten van het ontwerp is gedurende deze avond informatie verstrekt. Een verslag (inclusief aanwezigheidslijst) van deze avond is opgenomen in bijlage 12.
Zienswijzen
Overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Binnen de zienswijzentermijn is één zienswijzen ingediend.
De zienswijze is samengevat en beantwoord in een reactienota (zie bijlage 13 bij deze toelichting). In de reactienota wordt geconcludeerd dat de zienswijze niet leidt tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Wel vindt een ondergeschikte technische wijziging in paragraaf 4.4 plaats. Het bestemmingsplan is daarom ongewijzigd ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad.
Vaststellingsfase
Na de behandeling van de ontvangen zienswijze heeft de gemeenteraad op 28 juni 2018 besloten tot het vaststellen van het bestemmingsplan. De bekendmaking van het vaststellingsbesluit vindt plaats door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de ABRvS is aangevraagd.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostendekking/kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De gronden binnen het plangebied zijn in eigendom bij de initiatiefnemers. De kosten voor het bouw- en woonrijp maken van de kavel wordt door de initiatiefnemers gedragen.
De eigenaren van de gronden hebben een exploitatieberekening gemaakt. De hieruit voortvloeiende grondprijzen zijn marktconform en vergelijkbaar met andere bouwkavels in de omgeving van Zwaag. Tevens worden de woningen aangeboden voor marktconforme prijzen. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling economisch uitvoerbaar is.
De kosten met betrekking tot het begeleiden van de bestemmingsplanprocedure en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Grondexploitatie
Door middel van de grondexploitatieregeling beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten, bijvoorbeeld voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor de ruimtelijke procedure. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan op te stellen. Van deze verplichting kan worden afgezien als het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan middels een anterieure overeenkomsten. Voor vaststelling van het planologisch besluit dient duidelijk te zijn op welke wijze de kosten zullen worden verhaald.
In dit geval is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemers gesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hierin is onder andere het aspect planschade afgedekt.
Sinds 25 april 2013 heeft de Crisis- en herstelwet (Chw) een permanent karakter gekregen. In deze wet zijn categorieën projecten aangewezen waarvoor de procedurele aspecten van deze wet van toepassing zijn. In bijlage één van de wet is als besluit opgenomen het bestemmingsplan waarmee de bouw van 11 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden wordt mogelijk gemaakt. Voor een dergelijk bestemmingsplan zijn de procedurele bepalingen van afdeling twee van de Chw van toepassing. De bedoeling daarvan is om de bouwnijverheid als economisch vitale sector een stimulans te geven. Deze stimulans is gevonden in een vergaande stroomlijning en vereenvoudiging van besluitvormingsprocessen. Het plan staat de bouw van 11 seniorenappartementen toe. De Crisis- en herstelwet is op het onderhavige bestemmingplan van toepassing.
Het beleid en de doelstellingen van het bestemmingsplan kunnen alleen worden gerealiseerd wanneer het bestemmingsplan ook daadwerkelijk gehandhaafd wordt. Dit houdt in ieder geval in dat het plangebied regelmatig wordt gecontroleerd op illegale bouwwerken en gebruiksvormen en er tijdens bouw-werkzaamheden gecontroleerd wordt dat er gebouwd wordt overeenkomstig de verleende vergunning(en). De gemeente zal hiervoor zorgdragen. Deze werkzaamheden passen binnen het handhavingsbeleid van de gemeente en kunnen binnen de bestaande structuren worden uitgevoerd.
De handhaving is gediend met een goed en duidelijk bestemmingsplan. Dit voorkomt immers misverstanden en interpretatiekwesties. Om deze reden is in dit plan gekozen voor gerichte bestemmingen én een duidelijke formulering van de regels. Bovendien bevat de toelichting een heldere beschrijving van het plan en van de regels. De regelingen in het bestemmingsplan zijn mede met het oog op een goede handhaving gemaakt. De regelingen sluiten aan op andere nieuwe bestemmingsplannen in de gemeente. Gemeente, bouwbedrijven en opdrachtgevers hebben in het kader van de handhaving ieder hun eigen verantwoordelijkheid.
Zo heeft de gemeente, naast de toezichthoudende taak, eveneens de taak om alle betrokken partijen van de juiste bestemmingsplaninformatie te voorzien en om eenieder aan te sporen het bestemmingsplan op een juiste manier uit te voeren. Particulieren en bouwbedrijven dienen de gemaakte afspraken en omgevingsvergunningen voor het bouwen na te komen en ook de opdrachtgevers dienen zich aan de spelregels te houden.
Wat betreft het toezicht en de controle op de regelingen en vergunningen in relatie tot waterstaatkundige zaken, zoals de schouw op sloten, geldt dat hier de verantwoordelijkheid primair bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier ligt.