direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zwanenburg 1e wijziging
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De aanleiding voor het opstellen van dit wijzigingsplan is de wens om woningbouw te realiseren aan de Wilgenlaan ter plaatse van de terreinen van het bedrijf KSB Nederland B.V. (hierna KSB) en de parketfabriek Schreuder & Partners BV (hierna: Schreuder). Het plan voorziet in de bouw van 11 eengezinswoningen en 8 appartementen. Daarnaast worden de twee bestaande bedrijfswoningen aan de Wilgenlaan 49 en 51 omgezet tot burgerwoningen.

Al sinds 2011 bestaat het initiatief om aan de Wilgenlaan woningbouw te realiseren. Ten behoeve van dit initiatief is daarom in het geldende bestemmingsplan "Zwanenburg", vastgesteld op 13 juni 2013, de gebiedsaanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 1" opgenomen. Met behulp van deze wijzigingsbevoegdheid is voorliggend wijzigingsplan opgesteld om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de Wilgenlaan 47A tot en met 53 in Zwanenburg en betreft de percelen kadastraal bekend als sectie A, perceelnummers 6642, 6594 en 8027, gemeente Haarlemmermeer. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door woningbouw aan de Lijnderdijk, aan de Zuidzijde door de Wilgenlaan en aan de westzijde en oostzijde door bedrijven en woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0001.jpg"

Figuur 1.1 Plangebied

Het plangebied ligt in een gemengd gebied aan de noordoostkant van het dorp Zwanenburg. Aan de noordoostzijde bevindt zich de ringvaart van de Haarlemmermeerpolder met daarachter agrarisch gebied. De rest van de omgeving van het plangebied bestaat voornamelijk uit woningbouw met enkele bedrijvigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0002.jpg"

Figuur 1.2 Ligging plangebied in Zwanenburg

1.3 Doel en planvorm

De doelstelling van het wijzigingsplan "Zwanenburg 1e wijziging" is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader voor de realisatie van 11 eengezinswoningen en 8 appartementen aan de Wilgenlaan in Zwanenburg. Daarnaast worden de twee bestaande bedrijfswoningen aan de Wilgenlaan 49 en 51 omgezet tot burgerwoningen.

1.4 Geldende bestemmingsplannen en regelingen

Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied betreft het bestemmingsplan "Zwanenburg", vastgesteld op 13 juni 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0003.jpg"

Figuur 1.3 Uitsnede plangebied bestemmingsplan "Zwanenburg"

Het gehele plangebied heeft de bestemming 'Bedrijf'. Deze gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.1 zoals opgenomen in de bij het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak tot een bouwhoogte van maximaal 7 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag een bedrijfswoning worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 7 meter. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter en de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 meter.

In het bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding "'wro-zone - wijzigingsgebied 1" aan de gronden van het plangebied toegekend.

Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding kan de bestemming "Bedrijf" worden gewijzigd in de bestemming "Wonen", "Wonen-Gestapeld", "Tuin", "Groen" en "Verkeer" met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • er zijn maximaal 25 woningen toegestaan;
  • de maximale goot- en bouwhoogte bedraagt 6 en 10 meter;
  • het wijzigingsgebied voorziet in een ontsluitingsstructuur op de Wilgenlaan tussen huisnummer 51 en huisnummer 61;
  • bij verharding met meer dan 500 m² dient 15% watercompensatie plaats te vinden;
  • er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid.

Verder kent het plangebied de gebiedsaanduiding "luchtvaartverkeerzone - lib". Voor gebieden met deze aanduiding gelden beperkingen op grond van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. In paragraaf 5.10 wordt hier verder op ingegaan.

Op basis van de huidige bestemming "Bedrijf" is woningbouwontwikkeling aan de Wilgenlaan niet mogelijk. Wel kan met behulp van de wijzigingsbevoegdheid de bestemming worden gewijzigd, mits aan de voorwaarden wordt voldaan. Voorliggend wijzigingsplan maakt de woningbouwontwikkeling aan de Wilgenlaan juridisch-planologisch mogelijk. De toelichting dient als ruimtelijke onderbouwing waaruit onder andere blijkt dat aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.

1.5 Planproces

Voordat dit wijzigingsplan rechtskracht verkrijgt dient de procedure te zijn doorlopen, zoals vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Er wordt een voorontwerpwijzigingsplan opgesteld, die voor advies wordt voorgelegd aan de wettelijke vooroverlegpartners en de Dorpsraad Zwanenburg-Halfweg. Het ontwerpwijzigingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan kunnen belanghebbenden schriftelijk (analoog of digitaal) of mondeling een zienswijze kenbaar maken. De ingediende zienswijzen worden afgewogen bij de vaststelling van het wijzigingsplan.

Het vastgestelde wijzigingsplan wordt ook ter inzage gelegd. Gedurende deze terinzagelegging kan beroep worden ingesteld bij de Raad van State. Dit kan uitsluitend door belanghebbenden die ook een zienswijze tegen het ontwerp wijzigingsplan hebben ingediend of als redelijkerwijs niet kan worden verweten dat niet tijdig een zienswijze kenbaar is gemaakt, of door andere belanghebbenden voor zover het onderdelen betreft die door het college van burgemeester en wethouders gewijzigd zijn vastgesteld.

Op basis van artikel 3.30 van de Wro wordt de coördinatieregeling toegepast. De coördinatieregeling maakt het mogelijk om het vaststellen van het wijzigingsplan te combineren met het verlenen van een omgevingsvergunning.

1.6 Leeswijzer

Het tweede hoofdstuk van deze toelichting geeft een beeld van de bestaande situatie in het plangebied. Er wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied. In het derde hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleid en de regelgeving en de invloed hiervan op het wijzigingsplan. Het vierde hoofdstuk gaat in op de nieuwe situatie met de te verwachten ontwikkelingen en de gewenste ruimtelijk-functionele structuur. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de onderzoeksgegevens en beperkingen. In hoofdstuk zes komt de uitvoerbaarheid aan bod en in het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische aspecten van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ruimtelijke structuur

2.1.1 Planspecifiek

Het plangebied ligt in de dijkvoetzone tussen de rechthoekige polderstructuur en de grillige dijkstructuur. De dijkvoetzone vormt de overgang tussen het open middengebied en het talud. Dit is een ruimtelijk element dat visueel en fysiek het plangebied van de ringdijk afscheidt. De ruimtelijke structuur van het plangebied bestaat uit een open structuur, tussen het dijklichaam, en de bestaande bebouwingsrand, en ligging in de kom van de Wilgenlaan.

Het plangebied betreft een bedrijvenconcentratie op een binnenterrein tussen de Wilgenlaan, de Lijnderdijk en de IJweg in. Binnen het plangebied is sprake van een aaneenschakeling van gebouwen van verschillende leeftijden en bouwstijlen. Alle gebouwen hebben een bouwhoogte van maximaal 7 meter en zijn plat afgedekt. De bedrijfswoningen zijn gesitueerd aan de voorzijde van de bedrijven aan de Wilgenlaan 49 en 51. De woningen sluiten aan bij de stedenbouwkundige straatbeeld van de Wilgenlaan, bestaande uit kleinschalige, individuele en afwisselende vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen met een lage goothoogte en een kap. De Wilgenlaan heeft een belangrijke functie als enige gebiedsontsluitingsweg. De bestaande bebouwing vormt een rand voor het open middengebied van Zwanenburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0004.png"

Figuur 2.2 Plangebied als onderdeel van een bedrijfsconcentratie op een binnenterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0005.png"

Figuur 2.3 Bebouwingsstructuur plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0006.jpg"

Figuur 2.4 Bedrijfswoningen 49 en 51 behorende bij het plangebied

2.2 Functionele structuur

2.2.1 Algemeen

In Zwanenburg-Oost, waar het plangebied zich bevindt, is een sterke menging van wonen en werken te vinden. Diverse kleine en middelgrote bedrijven zijn gevestigd op binnenterreinen van voornamelijk woongebieden. Deze combinatie van wonen en werken is historisch gegroeid en leverde destijds weinig problemen op. De functiemenging heeft zeker zijn charme. Desalniettemin bestaan er conflictsituaties tussen de functies wonen en werken in de woongebieden. Door gewijzigde maatschappelijke opvattingen en veranderingen in de milieuwetgeving zijn deze functies niet overal nog goed verenigbaar. Dit is ook het geval in het plangebied. De transformatie van het plangebied wordt daarom wenselijk geacht.

2.2.2 Planspecifiek

Het plangebied kent een bedrijfsfunctie en bestaat uit de bedrijfshallen van het bedrijf KSB, de parketfabriek Schreuder en twee bijbehorende bedrijfswoningen aan de Wilgenlaan 49 en 51. KSB is onlangs verhuisd naar de overzijde van de Wilgenlaan, waar reeds het kantoor van KSB is gevestigd. Tevens stopt de parketfabriek Schreuder met haar bedrijfsactiviteiten op de locatie om ruimte te creëren voor woningbouw. Direct grenzend aan het plangebied bevinden zich de bedrijven De Zwart Marktkramen en Carrosserie en Speciaalbouw Griffioen v.o.f. Naast deze bedrijven bevinden zich ook diverse woningen in de nabijheid van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Het vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

In de nota zijn drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk wil de ruimtelijke ordening meer overlaten aan gemeenten en provincies, tenzij rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven. Er worden in de structuurvisie onderwerpen van nationaal belang benoemd, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Betreffende opgaven worden per regio beschreven.

Gemeente Haarlemmermeer valt binnen regio Noordwest-Nederland. Opgaven van nationaal belang in dit gebied zijn onder meer:

  • Het versterken van de mainport Schiphol en het bijbehorende netwerk van verbindingen door het opstellen van de Rijksstructuurvisie voor de Schipholregio (SMASH).
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV).
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden.

Planspecifiek

De SVIR kent een dusdanig hoog abstractieniveau, dat er geen directe opgaven op het voorliggende wijzigingsplan van toepassing zijn. De met dit wijzigingsplan gepaard gaande nieuwbouw heeft wel raakvlakken met de SVIR, met name waar het gaat om het waarborgen van de kwaliteit van de leefomgeving.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen en wijzigingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Voor Haarlemmermeer is hierin van belang:

  • Titel 2.6: Defensie
  • Titel 2.9: Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
  • Titel 2.10: Natuurnetwerk Nederland
  • Titel 2.13: Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde
  • Titel 2.14: Ruimtereservering parallelle Kaagbaan

Planspecifiek

Voorliggend wijzigingsplan houdt rekening met de hierboven genoemde titels van het Rijk die relevant zijn voor de gemeente Haarlemmermeer. Daarnaast zijn er verschillende ruimtelijke aspecten in het Barro die algemeen van belang zijn. In voorliggend wijzigingsplan is hiermee rekening gehouden. Waar nodig zijn de regels vertaald in de regels van het bestemmingsplan en/of toegelicht in hoofdstuk 5.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Op grond van deze bepaling moet in een bestemmingsplan worden beschreven op welke wijze, voor onder andere bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel en woningbouwlocaties, rekening is gehouden met de Ladder. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Volgens de nieuwe systematiek spelen de volgende twee vragen een belangrijke rol:

1. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?

2. Ligt de stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur". Het plangebied is gelet op de ter plaatse geldende bouw- en gebruiksmogelijkheden op grond van het geldende bestemmingsplan aan te merken als bestaand stedelijk gebied.

Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1442 Wierden) is het begrip 'stedelijke ontwikkeling' nader gespecificeerd. De Afdeling noemt in de uitspraak de uitgangspunten, die zij hanteert voor de beoordeling of een voorziene ontwikkeling voldoende substantieel is om als stedelijke ontwikkeling te kunnen gelden. Indien het om een woningbouwlocatie gaat, wordt het volgende uitgangspunt gehanteerd. Wanneer een bestemmingsplan voorziet in niet meer dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, Bro, kunnen worden aangemerkt, kan deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt.

Planspecifiek

Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de bouw van 19 woningen, die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie kunnen worden aangemerkt. Er is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Op grond van artikel 3.1.6 lid 2 Bro wordt hieronder de behoefte aan de ontwikkeling beschreven.

De gemeente Haarlemmermeer valt onder de regio Amstelland-Meerlanden. Voor deze regio is de kwantitatieve woningbehoefte hoger dan de harde plancapaciteit. Dit betekent dat er vraag is naar nieuwe woningen. De bouw van 19 woningen sluit aan bij deze vraag (zie ook paragraaf 3.2.4).

De kwalitatieve woningbehoefte van de regio bestaat uit de vraag naar alle typen en prijsklasse woningen, om tegemoet te komen aan de vraag van verschillende groepen woningzoekenden (jonge gezinnen, samenwonende zonder kinderen, senioren, alleenstaande en starters). De vraag naar woningen in alle prijssegmenten is groter dan het aanbod. De grootste vraag doet zich voor in het lage en middensegment huur en koop.

De 11 eengezinswoningen worden gebouwd als koopwoningen in het middensegment voor o.a. (jonge) gezinnen en/of samenwonende zonder kinderen. De 8 appartementen zijn van kleinere omvang en worden gebouwd voor het lage en midden huursegment. Dit sluit aan bij de kwalitatieve behoefte van de regio.

Het college van burgemeester en wethouders heeft daarnaast op 13 december 2011 het 'Haalbaarheidsonderzoek Woningbouw aan de Wilgenlaan te Zwanenburg' vastgesteld. Het onderzoek heeft uitgewezen dat woningbouw aan de Wilgenlaan een gewenste ontwikkeling is en op welke manier de woningbouw het beste kan worden ingepast in de omgeving. In het haalbaarheidsonderzoek zijn daarnaast uitgangspunten geformuleerd voor een duurzame herontwikkeling van het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling sluit hierbij aan en past hiermee bij de woningbehoefte vanuit de gemeente.

3.1.4 Luchthavenindelingsbesluit Schiphol

De ruimtelijke consequenties van het rijksbeleid voor Schiphol zijn geformuleerd in het Luchthavenindelingsbesluit (LIB). In dit besluit is een beperkingengebied opgenomen waarbinnen beperkingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik en de bestemming van de grond voor zover deze noodzakelijk zijn met het oog op veiligheid en geluidsbelasting.

Planspecifiek

In hoofdstuk 5.10 wordt verder ingegaan op de gevolgen van de aanwezigheid van Schiphol en de beperkingen van het LIB voor dit bestemmingsplan.

De gemeente zorgt ervoor dat nieuwe inwoners in een zo vroegtijdig mogelijk stadium deugdelijk en objectief geinformeerd worden over geluidsbelasting en mogelijke hinder door vliegtuiggeluid (of -uitstoot en kerosinegeur) door de aanwezigheid van de luchthaven Schiphol.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Op 19 november 2018 is de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 vastgesteld. Dit beleidsdocument vervangt de Provinciale structuurvisie Noord-Holland 2040. In de omgevingsvisie staat beschreven hoe de provincie de ambities wil realiseren voor de belangrijkste ontwikkelingen zoals klimaatverandering, de overgang naar duurzame energie, verdere verstedelijking, bereikbaarheid, een gezonde leefomgeving, de economische transitie en natuur en biodiversiteit. De omgevingsvisie NH2050 wil zorgen voor balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een economisch vitale provincie draagt bij aan het welzijn, en een leefbare provincie draagt bij aan economische vitaliteit.

De visie laat in algemene zin zien wat de ontwikkelprincipes zijn voor de hele provincie om een hoge leefomgevingskwaliteit te bieden. Deze principes zijn overkoepelend: ze gelden voor de hele provincie. Daarnaast worden er vijf bewegingen geschetst, die laten zien hoe er wordt omgegaan met deze ontwikkelprincipes. Het betreft onderstaande vijf bewegingen:

  • Dynamisch schiereiland
  • Metropool in ontwikkeling
  • Sterke kernen, sterke regio's
  • Nieuwe energie
  • Natuurlijk en vitaal landelijk omgeving

De bewegingen verbinden de economische kansen aan het versterken van de leefbaarheid, juist met het oog op duurzame economische groei. Met de visie wordt de juiste koers uitgezet om ook in 2050 een economisch concurrerende en leefbare provincie Noord-Holland te zijn en te blijven.

Planspecifiek

Het plangebied valt binnen de beweging 'Metropool in ontwikkeling'. De metropool in ontwikkeling kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan steden, dorpen en deelregio's, met specifieke identiteiten en kwaliteiten. De vraag naar woningen houdt aan, evenals de ruimtevraag voor recreatie en andere functies. Tegelijkertijd willen we de landschappen in de metropool sparen. De bebouwingsopgave moet dan ook zoveel mogelijk binnen de bestaande kernen plaatsvinden. Wonen en werken worden binnenstedelijk geconcentreerd (transformeren, bundelen, verdichten). Hierbij houden we oog voor behoud en versterking van de leefbaarheid in bestaande en nieuwe gebieden.

Voorliggend wijzigingsplan maakt de transformatie van het kleinschalige bedrijventerrein tot woningbouwlocatie mogelijk. De transformatie wordt wenselijk geacht, omdat het hier gaat om relatief kleine percelen die door hun vorm en ligging in een woongebied moeilijk opnieuw uitgeefbaar zijn voor nieuwe bedrijven. Daarnaast past de transformatie naar woningbouw qua aard, omvang en potentiële hinder beter bij de (woon)omgeving.

Het bestaande bedrijf KSB is verhuisd naar de overzijde van de Wilgenlaan en de parketfabriek Schreuder stopt met haar bedrijfsactiviteiten op de locatie om ruimte te creëren voor woningbouw. Op deze manier zorgt de voorgenomen ontwikkeling voor efficiënter ruimtegebruik en een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, zonder dat hiervoor gecompenseerd hoeft te worden in het landelijk gebied.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) van Noord-Holland is op 14 januari 2019 vastgesteld door de Provinciale Staten en op 1 februari 2019 in werking getreden. De PRV schrijft voor waaraan ruimtelijke plannen zoals een wijzigingsplan moeten voldoen. Relevant voor voorliggend wijzigingsplan zijn artikel 5a en artikel 5e van de PRV.

De PRV stelt in artikel 5a "Nieuwe stedelijke ontwikkeling" dat een bestemmingsplan dan wel wijzigingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

In artikel 5e "Woningen binnen de 20 Ke-contour" wordt bepaald dat binnen de 20 Ke-contour enkel binnen bestaand stedelijk gebied nieuwe woningen mogelijk mogen worden gemaakt. Met het bestaand stedelijk gebied wordt bedoeld het bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder h, van het Bro.

Voor zover een wijzigingsplan nieuwe woningen toestaat op de gronden binnen de 20 Ke-contour, moet volgens de PRV in de toelichting van dat plan rekenschap gegeven worden van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en moeten de redenen worden vermeld die er toe hebben geleid om op de betreffende locatie nieuwe woningen te bestemmen, alsmede de uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke haalbaarheid hieromtrent.

Planspecifiek

Middels voorliggend wijzigingsplan wordt een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt, die in overeenstemming is met de binnen de regio Amstelland-Meerlanden gemaakte schriftelijke afspraken. Dit blijkt uit paragraaf 3.1.3 en 3.2.4.

Het plangebied ligt daarnaast binnen de 20 Ke-contour van de PRV (figuur 3.2). Dit betekent dat een nieuwe woningen alleen binnen bestaand stedelijk gebied mogelijk mogen worden gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0007.jpg"

 

Figuur 3.2 plangebied (zwarte stip) binnen 20 Ke-contour PRV

Met voorliggend wijzigingsplan wordt woningbouw mogelijk gemaakt binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied betreft namelijk een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van bedrijvigheid (paragraaf 3.2.1). Het kleinschalige bedrijventerrein wordt getransformeerd tot woningbouwlocatie. De haalbaarheid van de betreffende woningbouw in de 20 Ke-contour blijkt uit:

  • de regionale woningbouwopgave die voorziet in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan woningen (zie ook paragraaf 3.2.4).
  • het vastgestelde "Haalbaarheidsonderzoek Woningbouw aan de Wilgenlaan te Zwanenburg" waaruit blijkt dat woningbouw aan de Wilgenlaan een gewenste ontwikkeling is (paragraaf 3.3.5);
  • de kwaliteit van de locatie die qua aard, omvang en potentiële hinder beter past bij een woongebied dan een kleinschalig bedrijventerrein;
  • de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan het waarborgen van een kwalitatief goede leefomgeving en aan de vitaliteit van de detailhandelingsvoorzieningen in de directe omgeving (4.1).

In paragraaf 5.5 en 5.10 wordt verder rekenschap gegeven van het feit dat binnen het plangebied sprake is van geluid vanwege luchtverkeer.

Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming met de PRV. Derhalve past het wijzigingsplan binnen de kaders van het provinciaal beleid.

3.2.3 Provinciale woonvisie 2010 - 2020

Voldoende woningen in 2020, afgestemd op de behoeften van de inwoners van Noord-Holland. Dat is de doelstelling van de provincie, zoals die is verwoord in de Provinciale woonvisie. De speerpunten van het beleid zijn:

  • 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;
  • 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners;
  • 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

Door samen met de regio’s Regionale actieprogramma’s (RAP’s) te ontwikkelen met daarin duidelijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma’s en deze uit te voeren, wil de provincie hier een bijdrage aan leveren.

De gemeente Haarlemmermeer behoort tot de Vervoerregio Amsterdam. Zij hebben samen met de provincie het ‘Actieprogramma Regionale Woningmarkt 2016-2020’ vastgesteld. Hiermee hebben zij uitvoering gegeven aan de Provinciale Woonvisie 2010-2020. In paragraaf 3.2.4 wordt het actieprogramma beschreven.

3.2.4 Regionale Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 - Amstelland-Meerlanden, Amsterdam

De gemeenten van de Stadsregio hebben allemaal hun eigen woonvisie en uitvoeringsprogramma. Een optelsom van deze lokale plannen leidt echter niet vanzelfsprekend tot de beste ondersteuning van de regionale woonmarkt. Daarom hebben de gemeenten afgesproken om naar de kwalitatieve bouwprogramma’s te kijken en hierbij rekening te houden met de verschillende lokale identiteiten. De ambitie van de Metropoolregio Amsterdam is een hoogwaardig en duurzaam leef- en woonmilieu te bieden, waar bedrijven, bewoners en bezoekers zich graag willen vestigen. Belangrijke aandachtspunten daarin zijn:

  • de omslag van vooral aanbodgericht bouwen naar meer vraaggericht bouwen;
  • verder onderzoek naar de werking van het uitgebreide instrumentarium voor de regulering van de woningbouw;
  • hoe door het benutten van de subregionale identiteiten lokale bouwopgaven zo goed mogelijk in balans gebracht kunnen worden met de regionale opgave;
  • hoe de regionale samenwerking in het woningbouwdossier zo effectief mogelijk handen en voeten gegeven kan worden.
  • herprogrammering en faseren van gemeentelijke plannen.

Planspecifiek

De gemeente Haarlemmermeer behoort tot de deelregio Amstelland-Meerlanden. Binnen deze deelregio geldt een kwantitatieve woningbehoefte zoals weergeven in tabel 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0008.png"

Tabel 3.1 Woningbehoefte Amstelland-Meerlanden 2015 - 2025.

Voor de regio Amstelland-Meerlanden is gemeten dat woningbehoefte hoger is dan de harde plancapaciteit, wat betekent dat er in de regio nog woningen bij kunnen/moeten worden gebouwd. Er is zowel behoefte aan een- als meergezinswoningen. Het voorliggende initiatief om 11 eengezinswoningen en 8 meergezinswoningen te realiseren voorziet in deze kwantitatieve woningbehoefte.

De kwalitatieve woningbehoefte van de regio bestaat uit de vraag naar alle typen en prijsklasse woningen, om tegemoet te komen aan de vraag van verschillende groepen woningzoekenden (jonge gezinnen, samenwonende zonder kinderen, senioren, alleenstaande en starters). De vraag naar woningen in alle prijssegmenten is groter dan het aanbod. De grootste vraag doet zich voor in het lage en middensegment huur en koop.

De 11 eengezinswoningen worden gebouwd als koopwoningen in het middensegment voor o.a. (jonge) gezinnen en/of samenwonende zonder kinderen. De 8 appartementen zijn van kleinere omvang en worden gebouwd voor het lage en midden huursegment. Deze appartementen zijn o.a. geschikt voor starters. Dit sluit aan bij de kwalitatieve behoefte van de regio en zorgt voor een groter aanbod aan woningen in deze segmenten.

De gemeenten binnen de regio hebben onderling de ambitie uitgesproken om in 2040 energieneutraal te zijn. Duurzaamheid is een speerpunt van het woonbeleid van de gemeente Haarlemmermeer. In paragraaf 3.3.8 en 3.3.9 wordt hier nader op ingegaan.

3.2.5 Intentieovereenkomst Aardgasvrije Nieuwbouw Metropoolregio Amsterdam

De gemeente Haarlemmermeer stemde op 30 januari 2018 in met de intentieovereenkomst Aardgasvrije Nieuwbouw Metropoolregio Amsterdam. De Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft de ambitie uitgesproken om de gebouwde omgeving al grotendeels aardgasvrij te maken per 2035. Dat zorgt voor een grote opgave voor de bestaande woningvoorraad binnen de regio. Om die opgave niet groter te maken dan die nu al is, is het een logische stap als regio zo snel mogelijk aan de slag te gaan met aardgasvrije nieuwbouw.

De intentieovereenkomst heef als doel om alle nieuwbouwprojecten voortaan aardgasvrij te realiseren. Door dit gezamenlijk als regio te doen ontstaat ook een gelijk speelveld voor ontwikkelaars. De gemeente Haarlemmermeer heeft ingestemd met de intentieovereenkomst Aardgasvrije Nieuwbouw Metropoolregio Amsterdam.

Planspecifiek

Er is sprake van een nieuwbouwproject. De woningen worden aardgasloos gebouwd. Hiermee wordt voldaan aan de intentieovereenkomst Aardgasvrije Nieuwbouw Metropoolregio Amsterdam.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Haarlemmermeer 2030 (2012)

De Structuurvisie Haarlemmermeer 2030 is vastgesteld in 2012. Het gaat over belangrijke structurerende zaken met ontwerpprincipes voor duurzaamheid, een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem, energie, netwerk- en ketenmobiliteit, de synergie met Schiphol, ruimte voor attracties, en de cultuurhistorie en diversiteit als drager van de ontwikkelingen. Het doel van de structuurvisie is het bieden van een kader, waarmee Haarlemmermeer:

  • de ruimtelijk bestaande situatie, de huidige ontwikkelingen en de gewenste toekomstige ontwikkelingen in hun onderlinge samenhang (voor de periode tot 2030) borgt;
  • het toetsingskader voor het ruimtelijk beleid voor de periode 2010-2020 geeft;
  • de kaders voor het maken van financiële afspraken met overheden en marktpartijen voor bovenplanse verevening biedt.

In de toekomst wil Haarlemmermeer de bestaande diversiteit aan woon- en werkmilieus - haar zogeheten atypische stedelijkheid - versterken. Haarlemmermeer wil een gemeente zijn die verbonden is en verbindt, een samenleving met samenhang. Dat betekent ook dat er samenhang moet zijn tussen alle ontwikkelingen die plaats vinden. Haarlemmermeer positioneert zich in de toekomst als een attractieve ontmoetings- en vestigingsplaats. Duurzaamheid en oog voor bestaande structuren zijn leidend bij de toekomstige ruimtelijke, economische en sociale ontwikkelingen. De ambities voor Haarlemmermeer in 2030 zijn daarmee:

  • sterk gevarieerd en gebruikmakend van de atypische stedelijkheid;
  • duurzaam en klimaatbestendig;
  • fysiek en sociaal verbonden met elkaar en met de omgeving, en
  • blijvend gepositioneerd als attractieve ontmoetingsplaats.

Planspecifiek

In de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030 is het plangebied aangeduid als mozaïekkern. In de mozaïekkernen is een mix van oud en nieuw aanwezig, welke met name te zien is in de variatie in bebouwing en openbare ruimte. De woningbouwontwikkeling aan de Wilgenlaan is opgenomen als woningbouwlocaties voor 20 woningen in de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030 (figuur 3.3). De ontwikkeling van 11 eengezinswoningen en 8 appartementen aan de Wilgenlaan is hiermee passend binnen de ambitie van de gemeente Haarlemmermeer om hier woningbouw te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0009.jpg"

Figuur 3.3 Uitsnede Structuurvisie Haarlemmermeer 2030

3.3.2 Ontwikkelingskader Zwanenburg

In het Ontwikkelingskader Zwanenburg dat in september 2005 is vastgesteld, wordt gesteld dat Zwanenburg een levendig en leefbaar dorp moet blijven, ondanks de beperkingen die Schiphol met zich meebrengt. Er zijn tien doelen geformuleerd die Zwanenburg toekomst geven:

  • 1. Zwanenburg voor alle leeftijden.
  • 2. Een levendig centrum.
  • 3. Het wielerbaanterrein.
  • 4. Perspectief voor bedrijven.
  • 5. Verkeer en vervoer voor de toekomst.
  • 6. Belangenbehartiging.
  • 7. Het karakter van Zwanenburg behouden en versterken.
  • 8. Droge voeten en water in de buurt.
  • 9. Kansen voor sport.
  • 10. Meer recreatiemogelijkheden in en om Zwanenburg.

Planspecifiek

De opgave voor het plangebied binnen het ontwikkelingskader is het actiever begeleiden van bedrijven met een verplaatsingswens (met name bedrijven op locaties die hinder veroorzaken voor omwonenden), zodat de bedrijven een doorstart kunnen maken en voor de bewoners een betere leefomgeving ontstaat. Het plangebied is aangewezen als geschikte woningbouwlocatie. De opgave is de realisatie van woningbouw op diverse locaties van particulieren en gemeente.

Het bestaande bedrijf KSB verhuisd naar de overzijde van de Wilgenlaan en de parketfabriek Schreuder stopt met haar bedrijfsactiviteiten op de locatie om ruimte te creëren voor eengezinswoningen en appartmenten. Dit sluit goed aan bij de doelen van de gemeente Haarlemmermeer voor Zwanenburg.

3.3.3 Woonvisie Haarlemmermeer 2012

Op 29 maart 2012 heeft de gemeenteraad de nota ‘Woonvisie Haarlemmermeer 2002-2015’ vastgesteld. De woonvisie is het kader voor het woonbeleid van de gemeente. In de visie is een beleidskoers uitgezet waarbij rekening is gehouden met de veranderende woningmarkt met een horizon voorbij 2015. De woonvisie kan daardoor ook in 2018 nog worden gehanteerd.

De Woonvisie heeft een centrale doelstelling, waarbij de gemeente zich inzet voor 'duurzame en betaalbare woningen in leefbare dorpen en wijken en aangenaam wonen in diverse woonmilieus: stedelijk, suburbaan, dorps en landelijk'. Om deze doelstelling te behalen zijn drie pijlers gedefinieerd die het fundament van de visie vormen.

  • woongenot in dorpen en wijken: aandacht voor woonwijken met stadse en suburbane woonmilieus en het versterken van het uniek karakter in de kernen en het buitengebied.
  • inspelen op de woningmarkt: De woningmarkt is het uitgangspunt. Het nieuwbouwaanbod moet hierbij aansluiten op de vraag vanuit de markt.
  • wonen en zorg/bijzondere doelgroepen: De vergrijzing zorgt voor een veranderende woonvraag. Het huisvesten van bijzondere doelgroepen krijgt extra aandacht. Gespecialiseerde partners spelen hierbij een sleutelrol.

3.3.4 Woonagenda 2015

Sinds de Woonvisie Haarlemmermeer in 2012 is vastgesteld, is er veel veranderd. Met de Woonagenda wordt naast de nog steeds geldende Woonvisie een verdieping gegeven van het gemeentelijk volkshuisvestelijk beleid. Hierbij zijn de speerpunten:

  • Relatie gemeente en corporatie: Sturingsmogelijkheden richting woningbouwcorporaties worden beter benut, bijvoorbeeld nieuwe prestatieafspraken.
  • Toegankelijkheid en betaalbaarheid sociale huursegment. Er komen nieuwe afspraken over het aanbod sociale huurwoningen: minstens een nader te bepalen percentage van de vrijkomende sociale huurwoningen wordt weer als sociale huurwoning verhuurd en er komen nieuwe maatregelen ten aanzien van urgenties en bijzondere doelgroepen.
  • Wonen en zorg: Haarlemmermeerders die zorg behoeven moeten langer zelfstandig thuis (kunnen) blijven wonen.

Planspecifiek

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 13 december 2011 het 'Haalbaarheidsonderzoek Woningbouw aan de Wilgenlaan te Zwanenburg' vastgesteld. Het onderzoek heeft uitgewezen op welke manier woningbouw binnen het plangebied zou kunnen plaatsvinden. In paragraaf 3.3.5 wordt hier nader op ingegaan.

3.3.5 Haalbaarheidsonderzoek woningbouw Wilgenlaan Zwanenburg

In 2009 is door de gemeente Haarlemmermeer de mogelijkheid voor woningbouw ter plaatse van diverse bedrijfslocaties rondom de Wilgenlaan (waaronder het plangebied) onderzocht. Aanleiding hiervoor was dat een aantal bedrijven woningbouwinitiatieven hebben ingediend omdat zij hun bedrijf wilde verplaatsen. In het haarbaarheidsonderzoek zijn de concrete initiatieven opgenomen en is de ruimtelijke inpassing daarvan in de omgeving uitgewerkt. Op 13 december 2011 is het 'Haalbaarheidsonderzoek woningbouw Wilgenlaan Zwanenburg' door het college vastgesteld.

Planspecifiek

In het haalbaarheidsonderzoek is specifiek voor het plangebied beschreven dat KSB de wens heeft om zich te verplaatsen naar het zuidelijke perceel aan de overzijde van de Wilgenlaan. Het noordelijke perceel wordt vervolgens ontwikkeld tot woningbouwlocatie. Tevens is beschreven dat Schreuder belangstelling heeft getoond om woningbouw te ontwikkelen ter plaatse van het bedrijf. Voor beide ontwikkelingen zijn ruimtelijke uitgangspunten, mogelijkheden en randvoorwaarden omschreven waar de ontwikkelingen aan moeten voldoen. Deze worden hieronder beschreven.

Het plangebied is aangewezen als onderdeel van 'De Dijkvoet zone'. De ruimtelijke polderstructuur moet worden doorgetrokken en de verkaveling moet plaatsvinden in bouwblokken. De bouwblokstructuur wordt versterkt door bebouwingsranden rondom het plangebied. De bebouwingsaccenten moeten liggen bij de ingangen van het bouwblok naar het openbare gebied aan de Wilgenlaan. Ook de ontsluiting moet plaatsvinden via één ontsluitingsweg aan de Wilgenlaan. De woontypologie dient een aanvulling te zijn op de reeds bestaande dan wel nieuwe ontwikkelingen, zoals vrijstaande woningen, twee-onder-een-kap en appartementen. De wens betreft eengezinswoningen en/of (tweelaagse) appartementen.

De gemeente heeft twee ruimtelijke varianten voorgesteld. In de eerste variant geldt een eenduidige typologie "twee-onder-één-kap", in kleinschalige vorm. Onderscheid moet worden gemaakt door de schaal en de korrelgrootte van de bebouwing. In de tweede variant wordt uitgegaan van een gemengde typologie van "twee-onder-één-kap" met rijtjeswoningen. De kwaliteitsuitgangspunten zijn variatie en kleinschaligheid. Er moet een opzet ontstaan met duidelijke hiërarchie tussen de bebouwing aan de hoofdontsluitingsweg en de bebouwing in het binnengebied. De rijtjeswoningen hebben een kapvorm en kennen een gevarieerde materialisatie.

Bij voorliggend initiatief is gekozen voor een bouwblokstructuur in de tweede variant. Aan de Wilgenlaan wordt een twee-onder-één-kapwoning gerealiseerd die georiënteerd is op de weg. De bestaande bedrijfswoningen aan de Wilgenlaan 49 en 51 blijven bestaan en worden bestemd als reguliere woningen. Achter de twee-onder-één-kapwoningen worden kleinere rijwoningen gerealiseerd, elk met een kap en gevarieerde materialen. Ook wordt een kleinschalige appartementengebouw gerealiseerd achter de twee-onder-één-kapwoningen aan de Wilgenlaan 45 en 47.

3.3.6 Welstandsnota

In de Welstandsnota 2013 staat dat er plekken zijn in de polder waar een welstandelijke beoordeling niet zo belangrijk is en dat er andere plekken zijn die juist wel sturing of bescherming nodig hebben. Het grondgebied van Haarlemmermeer wordt daarbij onderscheiden naar welstandsregimes van verschillende ‘zwaarte’:

  • Welstandsvrij regime: er wordt niet getoetst aan redelijke eisen van welstand.
  • Regulier welstandsregime: het gebouw in zijn omgeving maar ook als zelfstandig object, de architectonische benadering.
  • Bijzonder welstandsregime: het gebouw in zijn omgeving, als zelfstandig object en daarnaast ook nog bijzondere onderdelen en details van het gebouw, de esthetische benadering.
  • Specifiek welstandsregime: in het gebied is een beeldkwaliteitsplan van toepassing.

Planspecifiek

Het plangebied kent een welstandsvrij regime. Bouwactiviteiten zullen de kwaliteit van de openbare ruimte niet wezenlijk aantasten en de ruimtelijke dynamiek kan haar gang gaan. Grotere herstructureringsplannen en nieuwbouwprojecten moeten plaatsvinden binnen het kader van een stedenbouwkundig plan en/of een beeldkwaliteitsplan.

Voorliggend initiatief is opgesteld binnen de kaders van het Ontwikkelplan Zwanenburg (paragraaf 3.3.2) en het Haalbaarheidsonderzoek woningbouw Wilgenlaan Zwanenburg (paragraaf 3.3.5).

3.3.7 Beleidsregel Wonen en Vliegen

Op 19 juli 2018 is de Beleidsregel Wonen en Vliegen vastgesteld naar aanleiding van het akkoord tussen de regio, het Rijk en de luchtvaartsector waarin is besloten om meer planologische ruimte te bieden voor woningbouw binnen de LIB 4-contour en 20 Ke-contour(LIB 5).

In de beleidsregel is beschreven dat de toelichting van een bestemmingsplan dat woningbouw binnen de 20 Ke-contour mogelijk maakt als uitgangspunt de volgende onderdelen bevat:

  • a. een weergave en beschrijving van de exacte ligging van de woningbouwlocatie in het beperkingengebied (bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onderdeel h van het Bro en locaties als bedoeld in artikel 5e, tweede lid, van de PRV.
  • b. een beschrijving van de huidige geluidsituatie op die woningbouwlocatie;
  • c. een beschrijving van verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie;
  • d. een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de belangen die met de beoogde woningbouw zijn gemoeid, waaronder de actuele behoefte waarin de woningbouw voorziet;
  • e. een slotconclusie over de bevindingen naar aanleiding van de onderwerpen bedoeld in a., b., c. en d.

Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat in het geval maatregelen worden getroffen om geluidsbelasting dan wel geluidhinder te verminderen, de toelichting een beschrijving bevat van die maatregelen en de afweging die daaraan te grondslag ligt.

Planspecifiek

Voorliggend wijzigingsplan maakt woningbouw mogelijk binnen de 20 Ke-contour. De woningbouw valt binnen de uitzondering van het LIB 4 als bedoeld in artikel 2.2.1c van het Luchthavenindelingsbesluit, omdat het gaat om de toevoeging van 19 woningen binnen bestaand stedelijk gebied.

Een weergave en beschrijving van de exacte ligging van de woningbouwlocatie in het beperkingsgebied is opgenomen in paragraaf 3.2.2. Tevens is in deze paragraaf het geldende planologische regime ingevolge de PRV opgenomen. Het geldende planologische regime voor woningbouw ingevolge het Luchthavenindelingsbesluit is opgenomen in paragraaf 5.10.

De relevantie van de betreffende woningbouw in de 20 Ke-contour blijkt uit:

  • de regionale woningbouwopgave die voorziet in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan woningen (zie ook paragraaf 3.2.4).
  • het vastgestelde "Haalbaarheidsonderzoek Woningbouw aan de Wilgenlaan te Zwanenburg" waaruit blijkt dat woningbouw aan de Wilgenlaan een gewenste ontwikkeling is (paragraaf 3.3.5);
  • de kwaliteit van de locatie die qua aard, omvang en potentiële hinder beter past bij een woongebied dan een kleinschalig bedrijventerrein;
  • de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan het waarborgen van een kwalitatief goede leefomgeving en aan de vitaliteit van de detailhandelingsvoorzieningen in de directe omgeving (4.1).

De geluidbelasting en eventueel benodigde maatregelen om de geluidhinder te verminderen worden nader toegelicht in de paragrafen 5.5 en 5.10.

De ontwikkeling zorgt tevens voor een verbetering van de huidige geluidssituatie. In het plangebied zijn momenteel bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Op basis van de VNG-brochure dient voor het aspect geluid in een gemengd gebied een minimale richtafstand van 30 meter tot woonbebouwing te worden aangehouden. Aangezien de afstand van het bedrijf tot de woningen in een aantal gevallen kleiner is dan 30 meter, zal er met de wijziging naar woningbouw een verbetering van de geluidssituatie ontstaan voor deze woningen.

3.3.8 Op weg naar duurzaam evenwicht in 2030

In 2004 heeft de gemeenteraad de nota ‘Op weg naar een duurzaam evenwicht in 2030’ vastgesteld. De centrale doelstelling van het gemeentelijk milieubeleid is als volgt geformuleerd: "In 2030 hebben we de voorwaarden bereikt voor een duurzame en leefbare groei en ontwikkeling". In deze gemeentelijke visie concentreren de milieu-inspanningen zich op drie hoofdonderwerpen:

  • Ontwikkeling: maatregelen bij ruimtelijke ontwikkelingen die vooral de milieudruk beogen te verminderen (bijvoorbeeld grondstoffen besparing, beperken wateroverlast, gezond bouwen).
  • Beheer: milieu-inspanningen die de leefomgeving beogen te verbeteren (bijvoorbeeld vermindering afval, garanderen veiligheid en luchtkwaliteit).
  • Klimaat: alle activiteiten die ervoor zorgen dat er minder CO2 de lucht in gaat teneinde het broeikaseffect te verminderen (realiseren van windmolens, energiebesparing, enzovoorts).

Eén van de speerpunten is dat ruimtelijke ontwikkelingsprojecten duurzaam worden ontwikkeld volgens het ambitieniveau uit de daarvoor ontwikkelde beleidskaders.

Planspecifiek

Bij voorgenomen ontwikkeling worden er maatregelen getroffen om de milieudruk te verminderen, doordat er wordt voldaan aan de huidige eisen van duurzaamheid, gebruik wordt gemaakt van niet uitlogende bouwmaterialen die de grond kunnen verontreiniging en de woningen gasloos worden gebouwd. Bij alle woningen wordt er een warmtepomp geinstalleerd die de woningen op een duurzame manier van energie voorzien.

3.3.9 Kaders klimaatbeleid 2008 - 2020

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota ‘Kaders klimaatbeleid 2008-2020’ vastgesteld. Algemene doelstelling van het klimaatbeleid is (1) een reductie van de CO2 uitstoot in 2020 van 30 procent ten opzichte van 1990 en (2) de realisatie van 20 procent duurzame energie in 2020. Bij de ontwikkeling en uitvoering van het klimaatbeleid/ energiebeleid wordt de trias energetica aangehouden als leidend principe:

  • 1. beperking van de energievraag;
  • 2. opwekking noodzakelijke energie door gebruikmaking van duurzame energiebronnen;
  • 3. indien nodig dient de opwekking van de resterende noodzakelijke energie door gebruikmaking van fossiele brandstoffen, zo efficiënt en zo schoon mogelijk te gebeuren.

Het klimaatbeleid is uitgewerkt in tien thema's. Per thema is aangegeven wat de beoogde CO2-reductie of beoogde realisatie van duurzame energie binnen dat thema is. De thema's zijn:

  • Gemeentelijke gebouwen, bestaand en nieuwbouw.
  • Bestaande woningen.
  • Nieuwbouw woningen.
  • Bestaande bedrijven.
  • Agrarische bedrijven / Glastuinbouw.

Planspecifiek

In de voorgenomen ontwikkeling wordt rekening gehouden met de doelstelling om een CO2-reductie te behalen door de woningen gasloos te bouwen.

3.3.10 Deltaplan Bereikbaarheid

Het Deltaplan Bereikbaarheid geeft een visie op verkeer en vervoer in Haarlemmermeer, om te komen tot een duurzaam toekomstvast mobiliteitssysteem. De doelen hierbij zijn: goede bereikbaarheid, optimale doorstroming, verbeteren van de verkeersstructuur en goede ontsluiting van de kernen, verdere ontwikkeling van een hoogwaardig openbaar vervoernetwerk in de regio en het verbeteren van de verkeersveiligheid. De horizon van het plan ligt op 2030.

In het Uitvoeringsprogramma Deltaplan Bereikbaarheid staan een uitvoeringsagenda en de fasering van uit te voeren maatregelen of onderzoeken. De uitgangspunten voor de auto en het wegennetwerk zijn het uitbreiden en verbeteren van het netwerk voor de (vracht)auto en het oplossen van bestaande knelpunten in het netwerk. De uitgangspunten voor de fiets en het fietsnetwerk zijn het bevorderen van het fietsgebruik voor korte afstanden en de aanleg van ontbrekende schakels in het fietspadennetwerk.

De verkeersveiligheid is een belangrijk onderdeel van het verkeersbeleid. De gemeente past het concept 'Duurzaam Veilig' toe. Het wegontwerp is afhankelijk van de wegcategorie waarbinnen een weg valt. Op basis van de sterkte van de verkeersrelaties, is een onderscheid gemaakt in drie wegcategorieën: stroomwegen, ontsluitingswegen en erftoegangswegen. De zwakke verkeersrelaties zijn aangeduid als erftoegangsweg, waarbij in verband met leefbaarheid een indicatieve acceptabele grens van 5.000 á 6.000 motorvoertuigen per etmaal wordt toegepast.

Planspecifiek

Het plangebied wordt via de Wilgenlaan, de IJweg en Lijnderdijk goed ontsloten. De Wilgenlaan betreft een 30 km/u weg en de andere wegen zijn 50 km/u wegen.

3.3.11 Handboek parkeernormen

Met het ‘Handboek parkeernormen gemeente Haarlemmermeer’ zijn de parkeernormen uit het Deltaplan Bereikbaarheid in 2014 geactualiseerd en in 2018 opnieuw geactualiseerd. De parkeernormen zijn gebaseerd op een landelijke richtlijn, uitgegeven door het CROW in publicatie 317: ‘Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering’.

Met het handboek en bijbehorende berekeningsblad kan voor benoemde situaties de parkeernorm op eenduidige wijze worden vastgesteld. Door combinaties van de zes in te voeren variabelen functie, centrumligging, stedelijkheid, afstand tot HOV-halte of station, recht op OV-vergoeding en doelgroep met traditioneel lager autobezit, wordt de parkeernorm gericht uitgerekend.

De gemeentelijke parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen, nieuwe uitbreidingen of herinrichtingen. In bestaande situaties is uitgegaan van de normen die golden ten tijde van de realisering. Sindsdien zijn het autobezit en autogebruik toegenomen. In een aantal gevallen leidt dat tot knelpunten. De oplossing voor dit soort knelpunten wordt gezocht In maatwerk. Het is niet realistisch om die gevallen te vergelijken met huidige parkeernormen. In plaats daarvan moeten er oplossingen komen, die gebaseerd zijn op onderzoek van de bestaande situatie.

Gemiddeld elke drie tot vier jaar actualiseert het CROW de set parkeerkencijfers. Wanneer de volgende actualisering plaatsvindt, wordt dit handboek waar nodig herzien en de toepasbaarheid van de landelijke kencijfers in Haarlemmermeer getoetst.

 

Planspecifiek

Wat betreft de parkeeroplossing is kwantitatief aansluiting gevonden bij het geldende Handboek parkeernormen en kwalitatief is gezorgd voor een evenwichtige verdeling en voldoende bruikbaarheid van de ruimte die voor het parkeren is bedoeld. Dit wordt nader beschreven in paragraaf 5.13.

Hoofdstuk 4 Nieuwe situatie

4.1 Visie op het plangebied

De kleinschalige bedrijfslocatie wordt getransformeerd tot woongebied, waarbij 11 eengezinswoningen en 8 appartementen worden gerealiseerd. Daarnaast worden de twee bedrijfswoningen aan de Wilgenlaan 49 en 51 omgezet tot burgerwoningen. De transformatie draagt bij aan het waarborgen van een kwalitatief goede leefomgeving, omdat er wordt aangesloten bij de woonfunctie van de omgeving. De toevoeging van de woningen zorgt voor een goede aanvulling op het reeds bestaande woningaanbod en sluit aan bij de kwantitatieve en kwalitatieve woningbouw binnen het dorp. Er is rekening gehouden met de gewenste typologie (twee-onder-één-kap, rij en appartementen) en stedenbouwkundige structuur ter plaatse. De woningbouwontwikkeling draagt daarnaast ook bij aan de vitaliteit van de detailhandelingsvoorzieningen in de directe omgeving, zoals bijvoorbeeld aan de Dennenlaan.

4.2 Ruimtelijke structuur

De woningen worden gesitueerd in een orthogonale structuur dat aansluit op de huidige structuur waarin de kern van Zwanenburg is opgezet. Daarnaast wordt aangesloten bij de gebiedskenmerken van "De Dijkvoet zone" door de verkaveling te laten plaatsvinden in bouwblokken. Er wordt gebruik gemaakt van rechthoekige bouwblokkenstructuur.

Er worden in totaal twee blokken van rijwoningen (9 woningen), een twee-onder-een-kapwoning (2 woningen) en een kleinschalig appartementencomplex (8 woningen) gerealiseerd. De bebouwing is langs de wegen en de nieuw aan te leggen paden georiënteerd, aansluitend bij de bebouwingstypologie in de nabije omgeving van het plangebied. De bestaande bedrijfswoningen aan de Wilgenlaan 49 en 51 blijven bestaan en worden bestemd als reguliere woningen. De bouwblokstructuur wordt versterkt door de bebouwingsranden, bestaande uit de rijwoningen, rondom het plangebied met bebouwingsaccenten bij de ingang van het bouwblok aan de Wilgenlaan.

De ontwikkeling voorziet tevens in een aangepaste ontsluitingsstructuur op de Wilgenlaan. De eengezinswoningen worden ontsloten op de Wilgenlaan tussen huisnummer 51 en 61 en de appartementen worden ontsloten op de Wilgenlaan tussen huisnummers 43 en 45. Verder wordt binnen het plan ruim voorzien in openbaar groen ingevuld door heesters en bomen, een speelvoorziening (250 m² noordzijde) en voldoende parkeergelegenheid.

Binnen het plan is rekening gehouden met de mogelijkheid om in een toekomstige situatie de ontsluitingsstructuur op de Wilgenlaan tussen 51 en 61 uit te breiden ten behoeve van woningbouw op de achterliggende terreinen door ter plaatse de bestemming "Verkeer" op te nemen, waarbinnen groenvoorzieningen mogelijk zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0010.png"

Figuur 2.1 Situatietekening woningbouwontwikkeling Wilgenlaan, Zwanenburg

De eengezinswoningen en het appartementencomplex hebben een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 10 meter. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. De bouw- en goothoogte sluiten aan bij het stedenbouwkundige straatbeeld in de omgeving van het plangebied. De twee-onder-een-kapwoningen, rijwoningen en het appartementencomplex zijn alle voorzien van een kap. Er is daarnaast onderscheid gemaakt in grootte en materiaalgebruik, aansluitend bij het de (ruimtelijke) wensen van de gemeente Haarlemmermeer (paragraaf 3.3.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0011.jpg"

Figuur 2.2 Rijwoningen aan de Wilgenlaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0012.jpg"

Figuur 2.3 Twee-onder-een-kapwoning aan de Wilgenlaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0013.jpg"

Figuur 2.4 Appartementen aan de Wilgenlaan

4.3 Functionele structuur

Het plangebied kent een woonfunctie met woningen van verschillende type en prijsklasse. Er worden twee-onder-een-kapwoningen en rijwoningen gebouwd in het middeldure koopsegment. Deze woningen zijn onder andere geschikt voor (jonge) gezinnen en/of samenwonenden zonder kinderen. Daarnaast worden er kleinere appartementen gebouwd in het lage en midden huursegment, o.a. geschikt voor starters. De woningbouwontwikkeling sluit hiermee goed aan bij de kwalitatieve woningbehoefte en komt tegemoet aan de vraag van verschillende groepen woningzoekenden, zoals jonge gezinnen, samenwonende zonder kinderen, en starters.

Hoofdstuk 5 Onderzoek en beperkingen

5.1 Water

5.1.1 Wet- en regelgeving

Europese Kaderrichtlijn Water

De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren en stelt zich ten doel dat alle Europese wateren een 'goede toestand' hebben en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water.

Waterwet

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Ook is via de Invoeringswet Waterwet de saneringsregeling voor waterbodems van de Wet bodembescherming overgebracht naar de Waterwet. Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.

Nationaal Waterplan 2016-2021 (2015)

Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het omvat een integrale benadering, door natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie, cultureel erfgoed en economie (inclusief verdienvermogen) zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. De ambitie is dat overheden, bedrijven en burgers zich in 2021 meer bewust zijn van de kansen en bedreigingen van het water in hun omgeving. Iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid om samen te komen tot een waterrobuuste ruimtelijke inrichting, het beperken van overlast en rampen en verstandig handelen in extreme situaties.

Watervisie 2021

De inzet van het provinciaal waterbeleid is om Noord-Holland nog mooier, bedrijviger en veiliger maken. Daarbij moet er een impuls uitgaan voor de leefomgevingskwaliteit en/of het vestigingsklimaat. Waterproblemen worden aangepakt wanneer er toch al gebiedsontwikkeling plaatsvindt.

Voor Haarlemmermeer speelt met name het vinden van toekomstbestendige oplossingen voor de schoonwater- en zoetwaterproblematiek. Voor waterveiligheid wordt uitgegaan van: veilige dijken en duinen (laag 1 en ook de belangrijkste); een waterrobuuste ruimtelijke inrichting van overstromingsgevoelige gebieden (laag 2) en een op overstromingsrampen toegesneden calamiteitenorganisatie (laag 3). Deze meervoudige benadering van waterveiligheid wordt meerlaagsveiligheid” (MLV) genoemd.

Op de kaart Overstromingsrisico Noord-Holland zijn de overstromingsgevoelige gebieden indicatief aangegeven. De provincie maakt nog duidelijk welke gemeenten tot het overstromingsgevoelige gebied worden gerekend en in hun bestemmingsplannen duidelijk moeten maken hoe rekening wordt gehouden met het overstromingsrisico. Daarbij is uitgangspunt het “waterrobuust inrichten”: het zodanig inrichten van overstromingsgevoelig gebied dat bij een overstroming de kans op slachtoffers klein is en de economische schade beperkt blijft. Er is nauwelijks overstromingsrisico is vanuit de Noordzee, omdat deze kust grotendeels door een breed duingebied wordt beschermd.

Waterbeheerplan 5 2016-2021

Samen werken aan water staat centraal. Zodat nu en in de toekomst in dit unieke deel van Nederland onder zeeniveau gewoond, gewerkt en gerecreëerd. Water is een maatschappelijke opgave, en Rijnland wil samen met haar omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Die toekomst wordt mede bepaald door trends in klimaat en maatschappij en de noodzaak om op duurzame wijze met onze omgeving om te gaan. De verwachte toename van neerslag en droogte, bodemdaling, verzilting zeespiegelrijzing en de verdergaande verstedelijking, leggen een steeds grotere druk op het watersysteem. De hoofdambitie is schoon water en droge voeten. Dit wordt bereikt door:

  • beschermen tegen overstromingen vanuit zee, de rivieren en het regionale watersysteem door een aanpak in drie lagen (meerlaagsveiligheid): preventie, adviseren over het beperken van de gevolgen van overstromingen (gevolgbeperking), en voorbereiden op een calamiteit;
  • zorgen voor schoon en gezond water dat past bij de verschillende functies in een gebied.
  • optimaliseren van de verwerking van het afvalwater en hergebruiken van de grondstoffen uit afvalwater;
  • zorgen voor voldoende water: niet te veel en niet te weinig, passend bij het gebruik.

Riolering en afkoppelen

Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater en hemelwater. Allereerst moet geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Keur Rijnland 2015

De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatwerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen) en voor kwelgevoelige gebieden. Maar ook voor onttrekken en lozen van grondwater en het aanbrengen van verhard oppervlak. Het uitgangspunt van deze Keur is 'ja, tenzij': in beginsel zijn handelingen en/of werken in het watersysteem toegestaan, tenzij expliciet in deze Keur anders is bepaald. De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen, is dit nader uitgewerkt.

Waterstructuurvisie (Hoogheemraadschap van Rijnland)

In de Waterstructuurvisie Haarlemmermeerpolder heeft het hoogheemraadschap het waterbeleid (een klimaatbestendig en robuust watersysteem) verder geconcretiseerd. Het watersysteem wordt vormgegeven volgens principes: flexibele peilen, hogere peilen, lijn/vlakvormig ontwerp en optimalisatie van de inrichting. Hierbij worden de belangen van de bestaande en nieuwe gebruiksfuncties zoveel mogelijk ondersteund. De eerste drie principes zijn met name van toepassing bij gewijzigd gebruik.

Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030

De Strategische Samenwerkingsagenda Haarlemmermeer-Rijnland (verder Waterplan) is een samenwerkingsdocument tussen de gemeente en het hoogheemraadschap. Het geeft de situatie en problemen weer van het hele watersysteem (oppervlaktewater, hemelwater, grondwater en afvalwater) in Haarlemmermeer. Het stelt doelen met betrekking tot de riolering, het oplossen van infrastructurele knelpunten en nemen van maatregelen. Het Waterplan heeft onder andere als ambities:

  • het scheiden van vuil afvalwater en schoon regenwater;
  • het tijdelijk bergen van water om extreme neerslag op te vangen;
  • afvalwater als bron te gebruiken waaruit afvalstoffen en energie gewonnen kunnen worden.

Haarlemmermeer past bijvoorbeeld innovatieve ontwikkelingen toe bij het inzamelen van afvalwater zoals riothermie, het winnen van warmte uit afvalwater.

In het Waterplan worden ook grondwatermaatregelen beschreven, omdat deze een belangrijke link hebben met de rest van het watersysteem, zoals oppervlaktewater en de ruimtelijke inrichting. Daarnaast is er in het verleden onvoldoende aandacht besteed aan grondwater, waardoor een inhaalslag nodig is om aan de zorgplicht te voldoen. De maatregelen die genomen moeten worden om de doelstellingen voor het watersysteem te bereiken, zijn verzameld in het uitvoeringsprogramma van het Waterplan. De financiering van deze maatregelen komt uit verschillende bronnen, waaronder het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).

Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2019

De gemeente is op grond van de Wet milieubeheer verplicht periodiek een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) vast te stellen om invulling te geven aan haar zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het GRP bevat rioleringsbeleid en een overzicht van alle aanwezige rioleringsvoorzieningen, inclusief de actuele toestand ervan en de te verwachten vervangingsperioden. Ook geeft het plan inzicht in de wijze waarop de riolering wordt beheerd, welke effecten er zijn voor het milieu en hoe het beheer wordt gefinancierd.

De gedachten vanuit de Structuurvisie Haarlemmermeer 2030, Proeftuin klimaatbestendige stad en het integraal Waterplan Haarlemmermeer 2015-2030 zijn ook van toepassing op het gemeentelijke riolerings- en grondwaterbeleid. De rode draad in het beleid is dat de gemeente streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem.

Het GRP geeft basis de planning van nieuwe aanleg, plannen om vuiluitworp te reduceren en plannen voor beheer en onderhoud voor de komende vijf jaar, met een doorkijk naar de verdere toekomst. Bij nieuwbouw en verbouw is het gescheiden aanbieden van het afvalwater en het hemelwater het uitgangspunt. Voor nieuwbouwwijken en grotere reconstructiegebieden wordt uitgegaan van een zwaardere ontwerpnorm voor het rioolstelsel, waardoor zwaardere regenbuien minder snel overlast veroorzaken. Om overlast door grondwater te voorkomen voorziet het GRP in de aanleg van drainage in vijf wijken: Rijsenhout-Zuid, Pax, Graan voor Visch (Hoofddorp), Linquenda, Welgelegen (Nieuw-Vennep), en het uitvoeren van grondwatermaatregelen in Zwanenburg.

Vanuit het Bestuursakkoord Water heeft de gemeente verdere invulling gegeven aan een verbetering van de samenwerking met omliggende gemeenten en met het Hoogheemraadschap van Rijnland.

5.1.2 Onderzoek

Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is op 28 februari 2018 de digitale watertoets uitgevoerd. Uit de watertoets kwam naar voren dat het Hoogheemraadschap een waterbelang heeft bij de ontwikkeling. Om deze reden is de ontwikkeling voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Op 17 april 2018 heeft het Hoogheemraadschap aangegeven dat voor het bouwplan een vergunning op grond van de Keur van Rijnland (Waterwet) is vereist, omdat een deel van het bouwplan, aan de noordoostzijde, zich bevindt binnen de kern- en beschermingszone alsmede het profiel van vrije ruimte van de regionale waterkering van de Haarlemmermeerpolder.

De vergunning wordt voor de bouw aangevraagd. In deze waterparagraaf worden verder de volgende onderwerpen beschreven:

  • Riolering en Hemelwaterafvoer
  • Regionale waterkering
  • Waterhuishoudkundige situatie

Riolering en waterafvoer

In en rond het plangebied is momenteel nog een gemengd riool aanwezig. Dit betekent dat neerslag en afvalwater via hetzelfde stelsel worden afgevoerd. Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt een gescheiden rioolstelsel gerealiseerd, zodat de schone en de vuile stromen worden gescheiden. Er wordt een apart hemelwatervoerstelsel en droogweerstelsel aangelegd. Beide stelsels worden separaat aangeboden op het gemeentelijk rioleringsstelsel. Op het openbare terrein wordt voorzien in een DIT (drainage-infiltratie-riool). In dit riool kan regenwater filtreren en wordt de leiding direct gebruikt voor het transport van hemelwater van het verharde oppervlak en daken van woningen.

Verder wordt bij de bouw van de woningen gebruik gemaakt van duurzame, niet-uitlogende bouwmaterialen (geen zink, lood en PAK's-houdende materialen). Hiermee wordt voorkomen dat hemelwater en daarmee ook indirect grondwater verontreinigd kunnen raken. Het bovengenoemde sluit aan bij het waterbeleid van het Rijk, de provincie en de gemeente Haarlemmermeer.

Regionale waterkering

Ten noordoosten van het plangebied loopt de ringdijk van de Polder Haarlemmermeer. Deze dijk is aangewezen als een regionale waterkering (figuur 5.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0014.jpg" Figuur 5.1 Ringdijk van de Polder Haarlemmermeer

De noordoostzijde van het bouwplan bevindt binnen de kern- en beschermingszone alsmede het profiel van vrije ruimte van de regionale waterkering van de Haarlemmermeerpolder. Binnen deze zones mag er geen onderkeldering plaatsvinden. Verder dienen bouwwerken buiten het profiel van de vrije ruimte te blijven. Voor het bouwplan is een vergunning op grond van de Keur van Rijnland (Waterwet) vereist. Uitvoeringsregel 19 is hierop van toepassing. Voor de bouw wordt deze vergunning aangevraagd en rekening wordt gehouden met uitvoeringsregel 19 voor bouwen, waarin staat waar en hoe en waar mag worden gebouwd in de zones van de regionale waterkering.

Waterhuishoudkundige situatie

Het plangebied bestaat momenteel uit de oude bedrijfshallen van KSB en de parketfabriek Schreuder. Het plangebied is in de huidige situatie daardoor nagenoeg volledig verhard. Het verharde oppervlak is aan de hand van het GBKN en inmeting van het terrein bepaald. Het plangebied heeft een oppervlakte van 4868 m², hiervan is 4575 m² verhard (tabel 5.1).

Type verharding   Oppervlakte m²  
Daken   2128  
Verharding bedrijfsplaten   2202  
Openbaar terrein   191  
Totaal verhard   4575  

 Tabel 5.1 Verharde oppervlak huidige situatie

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de bouw van 11 grondgebonden woningen, een appartementencomplex en de aanleg van terreinverhardingen. In de toekomstige situatie is sprake van 3136 m² verhard oppervlak (tabel 5.2). Het overige deel wordt ingericht als tuin, openbaar groen en speelvoorzieningen. Als gevolg van de planontwikkeling is er sprake van een afname van het verharde oppervlak van 1438 m².

Oppervlakte functie   Oppervlakte m²  
Daken   1142  
Tuinen   543 (0,5x1086)  
Openbaar verhard
(voormalig KSB)  
1387  
Speelvoorzieningen   188 (0,5x 375)  
Openbaar verhard
(voormalig Schreuder)  
515  
Totaal verhard   3136  

Tabel 5.2 Verharde oppervlak toekomstige situatie

5.1.3 Conclusie

Vanwege de ligging van het bouwplan in de zones van de regionale waterkering van de Haarlemmermeerpolder wordt een vergunning aangevraagd op grond van de Keur van Rijnland. Er is daarnaast sprake van een afname in verhard oppervlak, watercompensatie is daarom niet nodig.

5.2 Bodem

5.2.1 Wet- en regelgeving

De Wet bodembescherming onderscheidt drie kwaliteiten grond:

  • sterk verontreinigde grond (boven interventiewaarden);
  • licht verontreinigde grond (boven achtergrondwaarden);
  • schone bodems (beneden achtergrondwaarden).

Voor het toepassen van grond en bagger (beneden de interventiewaarden) speelt het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) een rol. Hierin worden vier kwaliteiten gehanteerd, namelijk Achtergrondwaarde, Wonen, Industrie en Niet toepasbaar. Het besluit hanteert een toets op de ontvangende bodem en aan de gebruiksfunctie. In de Nota Bodembeheer Gemeente Haarlemmermeer zijn voor sommige gebieden Lokale Maximale Waarden vastgesteld.

Voor alle typen grond speelt de Wet Bodembescherming, het Bouwstoffenbesluit (BsB) en de Vrijstellingsregeling grondverzet een rol. Indien gesaneerd moet worden, bestaan specifieke regels voor het bepalen van de terugsaneerwaarde en de milieuhygiënische kwaliteit van een aan te brengen leeflaag (zogenaamde bodemgebruikswaarden (BGW's). Bodemgebruikswaarden zijn een product van het functiegericht saneringsbeleid "Van Trechter naar Zeef". Sinds 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Dit besluit hanteert voor het toepassen van grond en bagger, een toets op de ontvangende bodem en aan de gebruiksfunctie. Tevens biedt het besluit meer mogelijkheden voor grondverzet. De bodemkwaliteitskaart (2011) van Haarlemmermeer geeft aan wat de gemiddelde kwaliteit van de grond op niet-verdachte locaties is in de gemeente. De bodemfunctiekaart is tegelijk met de bodemkwaliteitskaart vastgesteld en geeft de (toekomstige) functieklasse van een gebied weer.

5.2.2 Onderzoek

Op 24 mei 2018 heeft de gemeente Haarlemmermeer de Nota Bodembeheer vastgesteld. In de nota is het bodembeleid van de gemeente op grond van het Bbk vastgelegd, inclusief een aangepaste Bodemfunctiekaart en Bodemkwaliteitskaart. Per bodemlaag en zone zijn berekeningen gedaan voor de volgende stoffen: 3 elf metalen (arseen, barium, cadmium, chroom, cobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), PAK (policyclische aromatische koolwaterstoffen), PCB’s (som 7) en minerale olie. De uitkomsten zijn getoetst aan de Achtergrondwaarden en de Maximale Waarden voor de kwaliteitsklassen wonen en industrie. Voor het plangebied geldt Bkk-klasse van 'wonen' voor de toplaag en 'achtergrondwaarde' voor de diepe bodemlaag. De bodemfunctie betreft 'wonen'. Dit betekent een mogelijk generiek hergebruik tot wonen.

Omdat het plangebied is gebruikt voor een bedrijfsfunctie is verschillend aanvullend onderzoek naar de bodemkwaliteit gedaan. De meest actuele onderzoeksrapporten zijn: "Actualiserend bodemonderzoek Wilgenlaan 47A te Zwanenburg", nr. 132954, 15 november 2013 en "Actualiserend bodemonderzoek Wilgenlaan 53 te Zwanenburg", nr. 132954, 18 november 2013". De rapporten zijn opgenomen in bijlage 1 en 2 van de toelichting.

Uit het geactualiseerde bodemonderzoek (Wilgenlaan 53) is gebleken dat de bodem de tijdens voorgaande onderzoeken aangetoonde sterke verontreinigingen met minerale olie in de grond is niet bevestigd. Er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Om de bovengrond is plaatselijk een sterkte verontreiniging met kopen er PCB's aangetoond. Dit resultaat komt overeen met de voorgaande onderzoeken, waarin heterogene verontreinigingen met zware metalen, PAK en EOC zijn aangetoond. Er is geen sprake van een geval van ernstige verontreiniging. Nader onderzoek is dan ook niet nodig. De kwaliteit van de bodem is op deze locatie voldoende inzichtelijk gemaakt om te kunnen stellen dat de locatie geschikt geacht is voor het gebruik als woning en tuin.

De bodem van de gehele locatie van het terrein van Schreuder (Wilgenlaan 47A) is mogelijk sterk verontreinigd. In de grond zijn sterke verontreinigingen met kopen en zink aangetoond. In voorgaand onderzoek zijn sterke verontreinigingen met PAK, koper en zink aangetoond. De combinatie van beide onderzoeken leidt tot het vermoeden dat de gehele locatie sterk verontreinigd is met koper en zink. Daarmee is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Ter plaatse van de betonvloer is in de veenlaag asbestverdacht materiaal gevonden. Er is nog niet voldoende duidelijk gemaakt of asbest aanwezig is in de veenlaag. Dit wordt nader onderzocht voordat wordt gestart met de bouw.

In verband met het aantreffen van de plaatselijke sterke verontreinigingen in de bovengrond moet een saneringsplan worden opgesteld. Aanvullend onderzoek naar de aard en omvang van de verontreiniging is niet noodzakelijk. Wel dienen sanerende maatregelen te worden genomen om de contact mogelijkheden met sterk verontreinigde grond weg te nemen. Voordat er sloop- en bouwwerkzaamheden zullen optreden zullen deze sanerende maatregelen volgens het opgestelde saneringsplan worden genomen. De saneringskosten liggen bij de aanvrager.

5.2.3 Conclusie

Na het asbestonderzoek te hebben uitgevoerd en de sanerende maatregelen te hebben uitgevoerd vormt het aspect bodem geen belemmering meer en kan de ontwikkeling mogelijk worden gemaakt. In de voor het initiatief benodigde omgevingsvergunning zal als voorwaarden worden opgenomen dat er pas mag worden begonnen met de bouwwerkzaamheden (grond verzet) als het saneringsplan is goedgekeurd en dat de bestaande bouw zal moeten worden onderzocht op asbest voordat gestart kan worden met de bouw.

5.3 Flora en Fauna

5.3.1 Wet- en regelgeving

Wet Natuurbescherming

Sinds 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet.

Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en hollen.

De Wet Natuurbescherming wijkt in een aantal opzichten af van de Flora- en faunawet; de strekking is echter hetzelfde. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen). Net als in de Flora en faunawet is de Wet Natuurbescherming een zorgplicht opgenomen, een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben.

De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) zijn in de Wet Natuurbescherming geïmplementeerd: soorten en vegetatietypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, worden beschermd onder de nieuwe Wet Natuurbescherming. Ongeveer 200 soorten verliezen hun bescherming in vergelijking met de eerder vigerende Flora-en faunawet, voornamelijk soorten vaatplanten (muurplanten, sorchideeën) en (zee)vissen. De bij de Flora en faunawet gehanteerde gedragscodes blijven bestaan, zij het dat de lijsten met beschermde soorten wijzigen en aangepast moeten worden.

Voor soortbescherming in relatie tot ruimtelijke ingrepen is een aantal artikelen in de nieuwe Wet Natuurbescherming van belang:

  • Zorgbeginsel artikel 1.10 en 1.11: net als bij artikel 2 Ffwet is de intrinsieke waarde van soorten vastgesteld in een doelbepaling en geldt voor alle soorten, los van een beschermingsregime, een zorgplicht. Dit zorgbeginsel is vergelijkbaar met de zorgplicht in de Ffwet.
  • Actieve soortbescherming, artikel 1.12: provincies moeten verplicht beleid opstellen voor de bescherming van soorten, specifiek in hun eigen provincie. Dit beleid is nog in ontwikkeling en de inhoud is nog niet bekend.

Er worden in de Wet Natuurbescherming drie beschermingsregime onderscheiden:

  • 1. Soorten van Vogelrichtlijn:

Bescherming van alle in het wild levende volgens in de EU, beschreven in artikel 3.1-3.4 van de Wet Natuurbescherming. Dit beleid verandert deels t.o.v. de Ffwet. Hieronder valt ook het begrip "opzettelijk" is bij doden, vangen en verstoring van nesten etc. opgenomen. Hieronder valt ook het begrip "voorwaardelijk opzet". De grote verandering is dat verstoring onder de nieuwe wet is toegestaan, mits de staat van instandhouding van de soort maar niet in het geding komt. Degene die de verstoring begaat, moet dan aantonen dat er geen verstoring van wezenlijke invloed is. Verstoren van broedende vogels (op nest) en eieren blijft verboden. De provincie kan hiervoor vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen.

  • 2. Soorten van Habitatrichtlijn:

Bescherming van dier- en plantensoorten in artikel 3.5-3.9:

  • A. die strikt beschermd zijn op grond van Habitatrichtlijn bijlage IV, Verdrag van Bern, bijlage I en II, Verdrag van Bonn bijlage I. In het geval van ontheffing of vrijstelling moet aan drie voorwaarden voldaan worden: dat er geen andere bevredigde oplossing bestaat, de handeling noodzakelijk is (diverse redenen mogelijk, waaronder die van groot openbaar belang met redenen van sociale en economische aard) en tot slot alleen wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort in haar natuurlijke verspreidingsgebied.
  • B. die streng beschermd zijn op grond van Habitatrichtlijn bijlage V, Verdrag van Bern bijlage III, Verdrag van Bonn bijlage II. Hiervoor moeten maatregelen worden getroffen indien de gunstige staat van instandhouding in het geding is. In geval van ontheffing of vrijstelling moet alleen voldaan worden aan de eis dat de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt. Hiervoor zijn maatregelen verplicht. Ook hier is het opzetvereiste van toepassing, maar in tegenstelling tot vogels is er geen uitzondering dat 'verstoring toegestaan is zolang het niet van wezenlijke invloed is'. Via een AMvB kunnen nadere regels gesteld worden. De provincie kan vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen, met in achtneming van de belangen.

  • 3. Andere soorten:

Dit zijn de in de bijlage van artikel 3.10 van Wet Natuurbescherming genoemde soorten. In deze bijlage staan zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten. Onderdeel A bevat de fauna en onderdeel B de flora. Deze lijst is een nationale toevoeging en betreft soorten die in principe een landelijke achteruitgang kennen. In praktijk is deze bescherming lichter en verwacht wordt dat ontheffingen vrij gemakkelijk verkregen kunnen worden, aangezien er niet de zwaardere belangen gelden voor de soorten van de Europese richtlijnen. Ruimtelijke ontwikkeling is een geldig belang voor een ontheffing (artikel 3.10.2 onderdeel a). Opzettelijk verstoren in algemene zin, wordt voor deze groep niet genoemd als verbod. De provincies kunnen voor deze lijst vrijstellingsbesluiten maken. Op dit moment staan ook zeer algemene soorten op deze lijst; mogelijk zal er een vrijstellingsbesluit of AMvB opgesteld worden hoe hier mee om te gaan. De provincie Noord-Holland heeft nog geen lijst met vrijstellingsbesluiten gemaakt.

Provinciale structuurvisie en het provinciaal natuurbeheerplan

Deze geven de ligging aan van de ecologische verbindingen en natuurkerngebieden in Haarlemmermeer. En stelt daaraan beperkingen en regels, gericht op het optimaal functioneren van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

5.3.2 Onderzoek

Om aan te tonen of de voorgenomen ontwikkeling een negatief effect heeft op beschermde natuurgebieden of beschermde flora en fauna is door ECOquickscan in augustus 2018 een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het rapport "Quickscan flora en fauna Wilgenlaan (noordzijde) te Zwanenburg", 9 augustus 2018, nummer 18059, is opgenomen in bijlage 3 van de toelichting. Tevens heeft NIPA Milieutechniek B.V. onderzoek gedaan naar de stikstofdepositie als gevolg van het initiatief in de realisatiefase en in de gebruiksfase en hier op 16 oktober 2019 een rapport over opgesteld met rapportnummer 17879 (zie bijlage 9 ).

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt nabij vier natura 2000 gebieden:

  • 1. Polder Westzaan op ca. 6,5 km;
  • 2. Kennemerland-Zuid op ca. 9 km;
  • 3. Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske op ca. 9 km; en
  • 4. Botshol op ca. 16 km.

Het plangebied ligt verder niet in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), maar wel ongeveer op 1 kilometer van het NNN. Er zijn alleen lokaal effecten op flora en fauna te verwachten. Door de verharde en bebouwde situatie in het plangebied en het bebouwde karakter van de omgeving, ontbreekt een relatie met dit gebied. Gezien het stedelijke karakter, relatief kleine ingreep en aangezien een relatie met natuurgebieden buiten de stad ontbreekt zijn effecten op de NNN op deze locatie niet aan de orde.

De stikstofdepositie door de gewenste activiteiten op de Natura 2000-gebieden is berekend met AERIUS Calculator. De uitkomst is dat er in zowel de realisatie- als de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j optreden.

Soortenbescherming

Vaatplanten

Er worden geen beschermde soorten verwacht door gebrek aan groeiplaatsen voor vaatplanten.

Zoogdieren

De aanwezigheid van rust- of verblijfplaatsen van soorten als de egel en de (spits)muizen zijn niet uit te sluiten, maar hiervoor heeft de provincie Noord-Holland een algemene vrijstelling afgegeven voor het verstoren en/of aantasten van de rust- en verblijfplaatsen. De provincie Noord-Holland kent wel een meldingsplicht voor de vrijgestelde soorten. De zorgplicht blijft onverminderd van toepassing.

Uit de quickscan flora en fauna blijkt dat de boommarter, steenmarter en bunzing niet uit te sluiten zijn binnen het plangebied. Maar bij nadere beschouwing is gebleken dat deze soorten niet te verwachten zijn, aangezien er geen goed jachtterrein in de omgeving aanwezig is. Een nader onderzoek naar deze marterachtigen is derhalve niet noodzakelijk.

Vleermuizen

Binnen het plangebied en de directe omgeving is voor verschillende soorten vleermuizen een geschikt foerageergebied aanwezig. De verschillende panden zijn, gezien de aanwezigheid van boeiboorden, een aantal open gaten in de muren, open gebouwen en open stootvoegen geschikt voor gebouwbewonende vleermuizen. Het is daarom niet uit te sluiten dat gebouwbewonende soorten vleermuizen, zoals de gewone - en ruige dwergvleermuis en de laatvlieger voorkomen binnen het plangebied.

Vanaf mei t/m september 2019 heeft Eco-Niche, in opdracht van Meer Vastgoed, voor het project Wilgenlaan 51 e.o. te Zwanenburg de update van het onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat binnen de planlocatie geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn. Buiten de planlocatie zijn wel vaste rust- en verblijfplaatsen vastgesteld, de werkzaamheden hebben geen negatief effect op vleermuizen. Het rapport is bijgevoegd als Bijlage 4.

Vogels

Tijdens het veldbezoek zijn vogels waargenomen zoals de koolmees (Parus major), huismus (Passer domesticus), Turkse tortel (Streptopelia decaocto), kauw (Corvus monedula), halsbandparkiet (Psittacula krameri) en kleine mantelmeeuw (Larus fuscus). Alle vogelsoorten zijn beschermd tijdens het broedseizoen.

De provincie Noord-Holland hanteert voor een aantal vogelsoorten de regel dat nesten en nestlocaties (verblijfplaatsen) het gehele jaar door beschermd zijn. Zo ook de nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden zoals de huismus. In de gevels zijn diverse gaten aangetroffen waarbij een huismus toegang zou kunnen krijgen tot holtes (zoals de spouw) die geschikt zijn voor deze soort. Negatieve effecten op de huismus zijn op basis van de veldverkenning dan ook niet uit te sluiten.

Reptielen

Op basis van de binnen het plangebied aanwezige biotopen (stapels goederen, andere wegkruipplekken in bebouwing en het verwilderde deel aan de noordzijde van het plangebied en de ligging dicht bij het buitengebied) is het voorkomen van ringslang en hazelworm niet uit te sluiten. Echter is gezien de verspreiding in het gebied de aanwezigheid van beschermde populaties van de ringslang en de hazelworm niet waarschijnlijk. De directe omgeving van het plangebied is niet natuurlijk genoeg om deze soorten aan te trekken. Een enkel zwervend exemplaar zal meer natuurlijke habitats prefereren.

Vissen

Binnen het plangebied zijn geen permanent watervoerende elementen aanwezig, waardoor de aanwezigheid van vissen kan worden uitgesloten.

Insecten (vlinders, libellen, kevers) en overige soortengroepen

Slechts een beperkt aantal van de zeer soortenrijke groep van de insecten is beschermd. De habitateisen van beschermde soorten (zowel nationaal als internationale beschermd) binnen deze groep zijn vaak zeer locatie specifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen. Dergelijke biotopen komen niet in het plangebied (gebouwen en de (half)verharding direct aansluitend op de gebouwen) voor. Overige strikt beschermde soorten als mollusken en weekdieren zijn ook niet te verwachten gezien de afwezigheid van geschikte biotopen in het plangebied.

5.3.3 Conclusie

Op basis van verspreidingsgegevens, de aanwezige habitats en de biotoopeisen van individuele diersoorten concludeert ECOquickscan dat de boommarter, steenmarter, bunzing, huismus en soorten uit de soortgroep vleermuizen niet uit te sluiten zijn binnen het plangebied.

Met betrekking tot vleermuizen is er een update van het onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat binnen de planlocatie geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn. Buiten de planlocatie zijn wel vaste rust- en verblijfplaatsen vastgesteld, de werkzaamheden hebben geen negatief effect op vleermuizen.

Bij nader overleg met de ecoloog van het bevoegd gezag en de betrokken omgevingsdienst is besloten dat er geen aanvullend onderzoek nodig is met betrekking tot de huismus. de boommarter, de bunzing en steenmarter. Mochten er huismussen op het terrein aan de Wilgenlaan voorkomen, dan zijn daarvoor twee mogelijkheden:

  • Nestelruimte onder het pannendak van de woningen.
  • Winterverblijf (ook van huismussen die in de directe omgeving nestelen) in de te amoveren hagen en bomen.

Wat de nestelruimte betreft: aangezien er niets aan het dak gaat veranderen, zal eventuele nestruimte in gebruik niet worden aangetast. Wat het winterverblijf betreft: er is in de directe omgeving ruim voldoende alternatief onderdak in de aanwezige bomen, struiken en hagen. Geconcludeerd kan worden dat de verblijfsmogelijkheden voor eventuele huismussen niet worden aangetast, en dat er geen ontheffing noodzakelijk is.

Ook zijn de bunzing, boommarter en steenmarter niet te verwachten, aangezien er geen goed jachtterein in de omgeving aanwezig is. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect flora- en fauna vormt derhalve geen belemmering voor voorliggend wijzigingsplan.

5.4 Cultuurhistorie en Archeologie

5.4.1 Wet- en regelgeving

Wet op Archeologische Monumentenzorg

Nederland tekende in 1992 het Verdrag van Malta dat de omgang met het Europees archeologisch erfgoed regelt. Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden waarmee de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving is geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van dit erfgoed in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden.

Erfgoedwet 

Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet (1988) vervallen. Een deel van de wet is opgegaan in de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Tot die tijd valt dit deel binnen het overgangsrecht van de Erfgoedwet. Deze wet geeft het Rijk de mogelijkheid om objecten te wijzen als rijksmonument. Rijksmonumenten worden wettelijk beschermd via het vergunningstelsel en bij restauratie zijn financiële middelen beschikbaar. De Erfgoedwet geeft aan gemeenten de vrijheid om zelf monumenten aan te wijzen en een monumentenlijst op te stellen op basis van een Erfgoedverordening.

Beleidsnota Erfgoed op de kaart

De beleidsnota Erfgoed op de kaart gaat in een breed kader in op cultuurhistorie in de gemeente Haarlemmermeer. Het erfgoedbeleid omvat monumenten, archeologie en cultuurlandschap. Binnen het gemeentelijke erfgoedbeleid is een belangrijke taak weggelegd voor de Erfgoedcommissie. De taak van de commissie is omschreven in het Erfgoedcommissie-Reglement. In de beleidsnota wordt uiteengezet hoe de gemeente omgaat met de archeologische zorgplicht (bescherming van het bodemarchief) in ruimtelijke plannen en bij vergunningverlening.

Het cultureel erfgoed dient integraal onderdeel uit te maken van het ruimtelijk beleid. De nota 'Erfgoed op de kaart' schetst een groot aantal mogelijkheden om het erfgoedbeleid van Haarlemmermeer te verstevigen en te zorgen voor het borgen van de wettelijk verplichte taken in de uitvoering van het beleid. Deze taken hebben betrekking op de bescherming van het bodemarchief, door archeologische waarden mee te laten wegen in ruimtelijke planprocedures en het ter plaatse bewaren van archeologische waarden.

Op de Archeologische Beleidskaart Haarlemmermeer geven beschermingsregimes aan welke archeologische waarde in een gebied in de gemeente geldt. Het beschermingsregime bepaalt bij welke planomvang rekening gehouden moet worden met archeologische waarden en welke eisen daaraan worden gesteld. Voor de archeologisch waardevolle gebieden wordt in de planregels van nieuwe bestemmingsplannen opgenomen dat aan omgevingsvergunningen archeologische voorschriften kunnen of moeten worden verbonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0015.jpg" Figuur 5.2 Archeologische beleidskaart Haarlemmermeer

5.4.2 Onderzoek

Op basis van de archeologische beleidskaart van de gemeente Haarlemmermeer, behorend bij de nota Erfgoed op de kaart (figuur 5.2), valt het plangebied onder categorie 3. Hiervoor geldt een lage archeologische verwachtingswaarde. Aangezien de ontwikkeling kleiner is dan 10.000 m² hoeft hier op basis van het beleid geen nader onderzoek te worden gepleegd. De kans op verstoring van archeologische waarden is hier namelijk zeer gering.

5.4.3 Conclusie

In het plangebied zijn geen aardkundige monumenten en waarden, archeologische monumenten en waarden of gebouwde momenten aanwezig. Er is derhalve geen aanvullend onderzoek noodzakelijk.

5.5 Geluid

5.5.1 Wet- en regelgeving

Wegverkeer

In de Wet geluidhinder is bepaald dat het bevoegd gezag bij vaststelling van een wijzigingsplan de wettelijke grenswaarden in acht moet nemen. Toetsing aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Wet geluidhinder vindt plaats per weg. Het geluidsniveau ten gevolge van het wegverkeer dient op de gevels van nieuwe (of te wijzigen) woningen in de geluidszone van een weg te voldoen aan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (voorheen: voorkeursgrenswaarde). Deze bedraagt 48 dB. Indien dit geluidsniveau wordt overschreden, kan de gemeente een hoger geluidsniveau toestaan, de zogenaamde "hogere waarde". Tot vaststelling daarvan kan worden besloten, indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat bron-, overdrachts- of gevelmaatregelen om het geluidsniveau terug te brengen onder de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, niet mogelijk zijn. Aan de hogere waarde is een maximum verbonden. Voor de nieuwbouw van woningen in binnenstedelijke situaties is dit 63 dB en in buitenstedelijke situaties is dit 53 dB. Deze niveaus zijn na aftrek van de correctie conform artikel 110g van de Wet geluidhinder.

Industrielawaai

Op basis van artikel 40 van de Wet geluidhinder kunnen (delen van) industrieterreinen worden aangewezen als gezoneerd industrieterrein met een zonegrens. Dit betreft industrieterreinen waarop zich gronden bevinden die zijn aangewezen voor mogelijke vestiging van zogenaamde "zware lawaaimakers" als genoemd in artikel 41 lid 3 van de Wet geluidhinder en artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB niet te boven gaan.

Luchtverkeerslawaai

Op grond van artikel 8.30a van de Wet luchtvaart stelt de minister elk vijfde kalenderjaar een geluidsbelastingkaart vast. Die heeft betrekking op de geluidsbelasting (overdag (Lden) en ‘s nachts (Lnight)) veroorzaakt door de luchthaven op woningen en bij Algemene Maatregel van Bestuur aan te wijzen categorieën van andere geluidgevoelige gebouwen.

Spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben ook spoorwegen een geluidzone, waarbinnen nieuwe geluidgevoelige objecten alleen mogelijk zijn, indien daarbij de gevelbelasting niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde.

Overig

Geluid van andere inrichtingen dan zogeheten 'grote lawaaimakers' in het kader van aangewezen industrielawaai, wordt getoetst en geregeld in het kader van de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit.

5.5.2 Onderzoek

Wegverkeerslawaai

De nieuw te bouwen woningen zijn gesitueerd aan de Wilgenlaan in Zwanenburg. Dit is een 50 km/u weg. Het plangebied is daarnaast gelegen binnen de zone wegverkeerslawaai van de Lijnderdijk. In 2018 heeft Versus Bouwadvies een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen. De resultaten zijn verwerkt in het rapport "Geluidbelasting op de gevels ten gevolge van het wegverkeerslawaai en luchtvaartlawaai voor een bouwplan aan de Wilgenlaan te Zwanenburg", 23 augustus 2018. Het rapport is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting.

Volgens de geluidberekeningen bedraagt de toetsingswaarde vanwege de Lijnderdijk maximaal 41 dB op de gevels van de nieuw te bouwen woningen. De toetsingswaarde vanwege de Wilgenlaan bedraagt voor de gevel van de twee-onder-een-kapwoning aan de voorzijde 53 dB. Dit betekent dat de maximale geluidbelasting van de Wilgenlaan 5 dB hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor dient door de gemeente Haarlemmermeer een hogere grenswaarde te worden gevoerd.

Voor de nieuw te bouwen woningen geldt dat het binnenniveau moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Voor de twee-onder-een-kapwoning is daarom een gevelisolatieberekening uitgevoerd. De berekening is als bijlage 8 opgenomen in het akoestisch rapport (bijlage 5). De woning wordt voorzien van extra gevelisolatie. Deze geluidswering dient minimaal 25 dB te bedragen. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit en is een goede is een goede leefkwaliteit aan de orde.

Een hogere waarde procedure is aangevraagd met als motivering dat:

  • Het verlagen van de maximumsnelheid op de Wilgenlaan niet te verwachten valt, maatregelen aan de bron zijn vanuit financieel oogpunt niet mogelijk.
  • Het asfalt vervangen voor 2 laags zoab is vanuit financieel oogpunt niet haalbaar als dit per nieuwe woning wordt geraamd.
  • Overdrachtsmaatregelen langs de weg, in de vorm van het plaatsen van een geluidscherm zijn uit stedenbouwkundige oogpunt dan wel financieel niet haalbaar.
  • De woning wordt voorzien van extra gevelisolatie.
  • Verdere maatregelen zijn niet mogelijk.

Industrielawaai

Het plangebied is een voormalig bedrijfsterrein en in de nabije omgeving zijn daardoor enkele bedrijven aanwezig. In verband met de woningbouwontwikkeling is door Nipa Milieutechniek een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd.

Binnen de invloedsfeer van de geprojecteerde woningen is aan de noordzijde aan de Lijnderdijk 22 een bedrijfvoor carrosseriebouw (hierna Gfiffioen) gelegen en in zuidelijke richting bevindt zich aan de Wilgenlaan 68 een bedrijf voor de fabricage en onderhoud van pompen (hierna KSB). In een derde nabij het plangebied gelegen bedrijf aan de IJweg 22a worden marktkramen verhuurd. Deze laatste activiteit voldoet aan de richtafstanden

Voor het bedrijf Griffioen is dossieronderzoek gedaan en daaruit blijkt dat in het verleden geen akoestisch onderzoek is uitgevoerd. Daarom is uitgegaan van de maximale wettelijke geluidsruimte die het bedrijf heeft. Het is mogelijk dat het bedrijf deze geluidsruimte niet geheel gebruikt en de werkelijke emissie lager is. De wekelijke emissie kan niet hoger zijn, omdat dit wettelijk niet is toegestaan en er dan een melding moet worden gemaakt. Voor het bedrijf KSB is uitgegaan van de representatieve vergunde bedrijfssituatie volgens het eerder uitgevoerde onderzoek door Versus Bouwadvies.

Ten behoeve van de noodzakelijke bestemmingsplanprocedure is het, indien er geluidgevoelige functies zijn geprojecteerd op gronden die mogelijk liggen binnen de invloedssfeer van bedrijven en voorzieningen noodzakelijk te toetsen aan de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering”. Hierbij is het belangrijk vanuit het gezichtspunt van de nieuwe woningen aan te tonen dat er sprake is van een goede ruimtelijke kwaliteit. Anderzijds moet voorkomen worden dat aanwezige bedrijven door de nieuwe ontwikkeling in hun milieuruimte beperkt worden. Daarnaast is in de Wet geluidhinder bepaald dat de wettelijke grenswaarden van in acht moeten worden genomen. In deze situatie zijn dat de grenswaarden van Activiteitenbesluit.

Akoestisch onderzoeksbureau NIPA Milieu heeft een nader akoestisch onderzoek uitgevoerd. et rapport "Akoestisch onderzoek Industrielawaai Wilgenlaan Zwanenburg, rapportnummer 16614c, opgesteld op 15 maart 2019, is opgenomen in bijlage 6. Het onderzoek geeft inzicht of de bewoners van de beoogde woning een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden geboden zonder de bedrijfsvoering van de bedrijven KSB en Griffioen te beperken en of de betrokken bedrijven niet in hun bedrijfsvoering (ten aanzien van het aspect geluid) worden beperkt.

Uit het onderzoek blijkt dat bij al de geprojecteerde woningen, ook de voormalige bedrijfswoningen, ten aanzien van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau aan de richtwaarde van Bedrijven en milieuzonering en de grenswaarden van het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Daarnaast blijkt dat bij al de geprojecteerde woningen wordt voldaan aan de maximale geluidniveau aan de richtwaarde van Bedrijven en milieuzonering en de grenswaarden van het Activiteitenbesluit.

Op basis van de berekening en de rapportage kan samenvattend gesteld worden dat voor de geluiduitstraling de onderzochte bedrijfsvoeringen van de twee relevante bedrijven geen knelpunten bij de nieuwe woonbestemmingen veroorzaken en dat de bestaande bedrijven evenmin in hun bedrijfsvoeringen worden beperkt vanwege het realiseren van de nieuwe woonbestemmingen. Het woon en leefklimaat bij de nieuwe woonbestemmingen is gewaarborgd.

Luchtverkeerslawaai

Op ca. 7 km van het plangebied bevindt zich de luchthaven Schiphol. Op de geluidsbelastingkaart staan geluidscontouren weergeven van 48dB en 58 dB Lden. Deze contouren zeggen iets over de jaargemiddelde geluidsbelasting, waarbij het geluid in de avond en nacht zwaarder telt dan overdag. Het plangebied valt buiten de geluidscontouren van de luchthaven Schiphol (figuur 5.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0016.jpg"

Figuur 5.3 geluidscontouren luchthaven Schiphol en plangebied (zwart omcirkeld)

Spoorweglawaai

Op ca. 1 km afstand van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Haarlem - Amsterdam. Het plangebied valt buiten de geluidszone van het spoortraject.

5.5.3 Conclusie

De geluidbelasting op de nieuw te bouwen woningen en de voormalige bedrijfswoningen voldoet aan de wettelijke grenswaarden, waarmee voor dit aspect een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd. Het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woonbestemmingen is gewaarborgd.

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Wet- en regelgeving

Wet luchtkwaliteit

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit. De hoofdlijnen van deze wet zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De luchtregelgeving is uitgewerkt in een aantal AMvB's en Ministeriele Regelingen.

Wet Milieubeheer

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.3 weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddeld   25 µg/m³  

Tabel 5.3. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

De wijze waarop het aspect luchtkwaliteit in acht genomen dient te worden bij planvorming is geregeld in artikel 5.16 en 5.16a van de Wet milieubeheer. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • Grenswaarden uit tabel 5.1 van de Wet milieubeheer worden niet overschreden, of
  • Per saldo verbetert de luchtkwaliteit of blijft tenminste gelijk, of
  • Het initiatief draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit (aan concentratie PM10 en NO2) of
  • Het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

5.6.2 Onderzoek en conclusie

De realisatie van 19 woningen behoort tot de categorie gevallen dat 'niet in betekende mate' bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft niet verder te worden getoetst aan de grenswaarden. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het voorliggend wijzigingsplan.

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Wet- en regelgeving

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid voor de omgeving van een inrichting met gevaarlijke stoffen en/of transport van gevaarlijke stoffen. Elk nieuw ruimtelijk plan moet volgens de Wet ruimtelijke ordening getoetst worden aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen, zoals deze op dit moment luiden (REVI II)’ zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen vastgelegd. Denk hierbij aan risico’s van onder andere tankstations met LPG, gevaarlijke stoffen (PGS-15)-opslagplaatsen en ammoniakkoelinstallaties.

De normstelling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (voor zowel weg, spoor als water) is gebaseerd op het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). De nota heeft geen wettelijk bindende werking maar is niet vrijblijvend. Een voorstel voor een wettelijke regeling voor vervoer van gevaarlijke stoffen is in voorbereiding.

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is gebaseerd op de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

5.7.2 Onderzoek en conclusie

Volgens de informatie die beschikbaar is via de provinciale risicokaart (figuur 5.4) zijn er geen risicovolle bedrijven in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. De ontwikkeling ligt niet binnen het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen in de omgeving. Hogedruk aardgasleidingen liggen op een afstand van meer dan 1000 meter. Transportroute N200 ligt op circa 1000 meter. De transportroute A5 ligt op 500 meter. Over de ringvaart worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Volgens de risicokaart bevinden zich geen risicovolle bedrijven in de omgeving van de ontwikkeling waar rekening mee gehouden hoeft te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0017.jpg"

Figuur 5.4 Uitsnede risicokaart

5.8 Geur

5.8.1 Wet- en regelgeving

Het algemene uitgangspunt van het Nederlandse geurbeleid is het voorkomen van nieuwe hinder. Als er geen hinder is, hoeven er geen maatregelen getroffen te worden. De mate van hinder die nog acceptabel is, moet worden vastgesteld door het bevoegde bestuursorgaan ten aanzien van de Wet milieubeheer.

In het Activiteitenbesluit zijn afstandseisen bepaald in verband met geur voor dierverblijfverplaatsen, de opslag van meststoffen en/of agrarische bedrijfsstoffen:

  • 100 meter afstand tot een geurgevoelig object dat binnen de bebouwde kom is gelegen, of
  • 50 meter afstand tot een geurgevoelig object dat buiten de bebouwde kom is gelegen.

Een geurgevoelig object is een volgens de definitie 'een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt'.

5.8.2 Onderzoek en conclusie

In het plangebied zijn er geen agrarische bedrijven aanwezig waarvoor een minimale afstand tot een geurgevoelig object aangehouden dient te worden. De milieuhindercirkel van de RWZI ten zuiden van Zwanenburg ligt buiten het plangebied en levert derhalve geen belemmeringen op de voorgenomen ontwikkelingen.

Vanuit bedrijven en milieuzonering worden wel eisen gesteld aan de afstand van een bedrijf tot gevoelige objecten vanuit het aspect geur. In de VNG-brochure worden hiervoor richtafstanden per bedrijfscategorie gegeven. Aan de richtafstanden voor geur wordt voldaan of kan worden afgeweken wegens de kleinschaligheid van het bedrijf en de reeds bestaande woningen. In paragraaf 5.9 wordt hier nader op ingegaan.

Op basis van het bovenstaande wordt geen belemmering verwacht van aanzien van geurhinder.

5.9 Milieuzoneringen

5.9.1 Wet- en regelgeving

Bij het opstellen van een ruimtelijk plan dient de invloed van bestaande (of nieuw te vestigen) bedrijvigheid op de leefomgeving afgewogen te worden. Door middel van milieuzonering dient een ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals wonen). Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

De VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009) geeft richtlijnen voor de in acht te nemen afstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Deze afstanden worden gemeten tussen de grens van de bestemming die bedrijven/milieubelastende activiteiten toestaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het ruimtelijk plan mogelijk is.

5.9.2 Onderzoek

In de nabijheid van het plangebied liggen de volgende drie bedrijven die een milieuzonering kennen in het kader van de wet Milieubeheer:

  • De Zwart Marktkramen (hierna De Zwart): een verhuurder van marktkramen aan de IJweg 22a.
  • KSB Nederland B.V. (hierna KSB): een bedrijf voor fabricage en onderhoud van pompen en afsluiters van machines aan de Lijnderijk 22;
  • Carrosserie en Speciaalbouw Griffioen v.o.f. (hierna Griffioen): een bedrijf voor carrosseriebouw aan de Wilgenlaan 68.

Het plangebied kan gekenmerkt worden als "gemengd gebied", omdat zich binnen en rondom het plangebied zowel woningen als bedrijven bevinden. Dit betekent dat de richtafstanden uit de VNG-brochure met een stap naar beneden mogen worden aangepast. In onderstaande tabel zijn de bedrijven en bijbehorende milieucategorie en richtafstanden weergeven.

Bedrijf   Bedrijfsvoering   SBI-code   Milieu-
categorie  
Milieu-
aspect  
Richtafstand
gemengd gebied  
Afstand  
De Zwart   Verhuur marktkramen   772   2.0   Geur
Stof
Geluid
Gevaar  
0
0
10
0  
10  
Griffioen   Carrosseriebouw   29201   4.1   Geur
Stof
Geluid
Gevaar  
50
0
100
10  
30  
KSB   Vervaardigen van pompen en afsluiters machines   251,331.1   3.2   Geur
Stof
Geluid
Gevaar  
10
10
50
10  
33  

Tabel 5.4 Bedrijven in de omgeving en bijbehorende richtafstanden

De woningen bevinden zich op ca. 10 meter afstand van het bedrijf De Zwart. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar. Griffioen en KSB bevinden zich op ca. 30 meter afstand van de woningen en daarmee kan niet worden voldaan aan de richtafstanden voor geluid. Door Nipa Milieutechniek is een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd. In paragraaf 5.5 is hier reeds op ingegaan. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de geluidbelasting op de nieuw te bouwen woningen voldoet aan de wettelijke grenswaarden, waarmee voor dit aspect een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.

Aan de richtafstand voor geur behorende bij het bedrijf Griffioen kan niet worden voldaan. Gezien de kleine omvang van het carrosseriebedrijf en het feit dat er geen spuiterij bij de carrosserie is gevestigd, kan worden gesteld dat de woningen geen geurhinder zullen ervaren van het bedrijf. Het bedrijf moet daarnaast al rekening houden met de woningen in de directe omgeving, waardoor uitbreiding van het bedrijf in de huidige situatie niet mogelijk is. Er is dus ook geen sprake van aantasting van de bedrijfsvoering.

5.9.3 Conclusie

Het woon- en leefklimaat bij de nieuwe woonbestemmingen is gewaarborgd en de bedrijven worden niet belemmerd in hun bedrijfsvoering.

5.10 Luchtvaartverkeer

5.10.1 Wet- en regelgeving

Het Luchthavenindelingbesluit is een algemene maatregel van bestuur (AMvB) waarin beperkingen worden gesteld aan het gebruik van gronden (gebruiks- en bouwmogelijkheden) vanwege vliegveiligheid, externe veiligheid en geluid in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft na overleg met Schiphol, KLM, gemeenten en provincies besloten om het luchthavenindelingbesluit te wijzigen. Het gewijzigde LIB is per 1 januari 2018 in werking getreden.

5.10.2 Onderzoek

Voor het plangebied gelden bouwbeperkingen voor geluidsgevoelige gebouwen (figuur 5.4), hoogtebeperkingen (figuur 5.5) en beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking (figuur 5.6). In het geldende bestemmingsplan is het plangebied aangeduid met de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - lib', waarmee een verwijzing wordt gemaakt naar de beperkingen uit het LIB.

Het plangebied ligt in het beperkingengebied zone 4 en 5. Het gebied heeft beperkingen ten gevolge van de overlappende combinatie van LIB 4 (Beperkingengebied geluidgevoelige gebouwen) en LIB 5 (Afwegingsgebied geluid en externe veiligheid), hierbij gelden de volgende regels:

  • a. Met het oog op geluidbelasting zijn geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan (LIB 4). Uitzonderingen hierop vormen:
    • 1. bestaand gebruik van een geluidgevoelig gebouw;
    • 2. toevoeging binnen bestaand stedelijk gebied van niet meer dan 25 woningen per bouwplan of binnen lintbebouwing van niet meer dan 3 woningen per bouwplan;
    • 3. een geluidgevoelig gebouw ter vervanging van een bestaand geluidgevoelig gebouw, mits van gelijke aard en gelijke schaal en onder de voorwaarde dat het te vervangen gebouw wordt verwijderd of dat de functie en bestemming van het te vervangen gebouw wordt omgezet naar niet-geluidgevoelig;
    • 4. herstructurering van een bestaand stedelijk gebied, indien dit niet leidt tot een toename met meer dan 25 woningen en indien dit niet leidt tot een toename van de capaciteit van andere geluidgevoelige gebouwen binnen dit gebied;
    • 5. nieuwbouw van een bedrijfswoning, voor zover de noodzaak daarvan is aangetoond.
  • b. Gemeenten motiveren in de toelichting op het bestemmingsplan of in de onderbouwing van de omgevingsvergunning op de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen (LIB 5).

In eerste instantie is woningbouw in het luchtvaartgebied niet toegestaan. De realisatie van 19 woningen binnen bestaand stedelijk gebied is met de uitzondering op de regel wel mogelijk. Het plan voldoet aan de uitzondering 'toevoeging binnen bestaand stedelijk gebied van niet meer dan 25 woningen per bouwplan of binnen lintbebouwing van niet meer dan 3 woningen per bouwplan'.

Gelet op artikel 2.2.1 e, vijfde lid, van het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol zijn gebouwen of objecten toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9, derde lid van de Wet Luchtvaart. Voor de beoogde woningbouw is een verklaring van geen bezwaar afgegeven door het ministerie van I&M. De verklaring is opgenomen in bijlage 7.

In de nabijheid van Schiphol bestaat er een verhoogde kans op een vliegtuigongeval met dodelijke slachtoffers op de grond. Er dient daarom voorbereid te zijn op de risico's van een vliegtuig ongeval. Het risico neemt toe naarmate de intensiteit van het ruimtegebruik toeneemt. Van belang hierbij is ook de aanwezigheid van gevaarlijke of ontplofbare objecten op de grond, waardoor vervolgschade kan ontstaan. Om dit risico zo laag mogelijk te houden worden mitigerende maatregelen genomen, waaronder de locatiekeuze voor nieuwe kwetsbare objecten, maar ook maatregelen om de bestrijdbaarheid van gevolgen te bevorderen, vlucht- en toegangswegen voor hulpdiensten, maatregelen om de zelfredzaamheid van personen te bevorderen, training van bestuurders in crisismanagement, voorlichting, rampenbestrijdingsplannen en oefeningen.

Het risico van dodelijke slachtoffers op de grond door een vliegtuigramp wordt zo veel mogelijk beperkt door onderstaande maatregelen:

  • De locatiekeuze van de ontwikkeling. In paragraaf 3.2.2 is er ingegaan op de relevantie van de betreffende woningbouw in de 20 Ke-contour(LIB 5). Daarnaast is in paragraaf 5.7.2 onderzocht dat het plangebied niet binnen het invloedsgebied van verschillende risicobronnen ligt;
  • Alle redelijkerwijs te treffen maatregelen worden getroffen om het risico te reduceren;
  • De hulpdiensten kunnen adequaat ingrijpen als een calamiteit zich voordoet (alle woningen zijn via de hoofdonsluiting aan de Wilgenlaan goed te onvluchten en te bereiken door hulpdiensten);
  • De bewoners worden goed geïnformeerd over hoe te handelen bij een calamiteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0018.jpg"

Figuur 5.5 Bouwbeperkingen geluidcontour plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0019.jpg"

Figuur 5.6 Hoogtebeperkingen plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0020.jpg"

Figuur 5.7 Beperking aantrekken vogels plangebied

5.10.3 Conclusie

Het wijzigingsplan voorziet in de bouw van nieuwe woningen. Gelet hierop is voor elke woning een verklaring van geen bezwaar ex artikel 8.9 Wet luchtvaart afgegeven door het ministerie van I&M. De woningen kennen een bouwhoogte van maximaal 10 meter en zijn daarmee niet strijdig met de maximale bebouwingshoogte van het LIB. Daarnaast worden er geen nieuwe wateroppervlakte groter dan 34 hectare en geen bedrijven gerealiseerd, waardoor er ten aanzien van het aspect vogelprotectie geen sprake van strijdigheid met het LIB. In het kader van LIB zone 5 zullen er maatregelen worden genomen om het risico van dodelijke slachtoffers op de grond zoveel mogelijk te beperken.

5.11 Kabels, leidingen en telecommunicatie installaties

Binnen het plangebied bevinden zich geen planologisch relevante leidingen. Mogelijk zijn diverse niet-planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) aanwezig. Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs/in combinatie met aanwezige weginfrastructuur. Bij graafwerkzaamheden op het terrein dient hiermee rekening te worden gehouden.

In het trottoir wordt een nieuw nutstracé aangelegd conform de Leidraad Duurzame Inrichting Openbare Ruimte (DIOR), zoals vastgesteld door het college van Haarlemmermeer.

5.12 Milieueffectrapportage

5.12.1 Wet- en regelgeving

Bij de beoordeling van een project dient te worden gekeken naar het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In dit besluit zijn activiteiten aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Op 16 mei 2017 is de Implementatiewet 'herziening m.e.r.-richtlijn' in werking getreden. Het gewijzigde Besluit m.e.r. is 7 juli 2017 in werking getreden. Kon vroeger worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud (dat wil zeggen: op basis van dezelfde criteria) aansluit bij m.e.r.-beoordeling, de diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld. Het bevoegd gezag neemt vervolgens een m.e.r.-beoordelingsbesluit.

5.12.2 Onderzoek en conclusie

Het type en omvang van een ontwikkeling, die relevant zijn in het kader van het Besluit m.e.r., staan beschreven in bijlage C en D, onder de kolom 'drempelwaarde' van het Besluit m.e.r. Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen die voorkomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. maar onder de drempelwaarden blijven moet een vormvije m.e.r.-beoordeling in de vorm van een aanmeldnotitie worden opgesteld.

De ontwikkeling van 19 woningen valt onder de activiteit "De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" zoals opgenomen in bijlage D onder D11.2 in de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage. Geen van de genoemde drempelwaarden uit kolom 2 wordt overschreden. In eerste instantie is dan ook slechts een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk.

Op 22 augustus 2018 is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld in de vorm van een aanmeldnotitie. Het rapport is opgenomen als bijlage 8 van de toelichting.

De potentiële effecten van het plan zijn in hoofdstuk 3 beschreven. Daarbij is op relevante milieuthema's ingegaan en de effecten die het plan heeft op eventuele gevoelige gebieden in het plangebied en daarbuiten. Op basis van de vormvrije m.e.r.-beoordeling kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen. Er is geen aanleiding voor het doorlopen van een m.e.r.-procedure.

5.13 Verkeer en parkeren

5.13.1 Onderzoek

Verkeersontsluiting

Het plangebied is via de Wilgenlaan, de IJwede en Lijnderdijk goed ontsloten. De hoofdinfrastructuur in Zwanenburg wordt gevormd door de Zwanenburgerdijk, Lijnderdijk, Dennenlaan en IJweg. Dit zijn allemaal 50 km/u wegen, met uitzondering van een gedeelte van de Dennenlaan. De Dennenlaan zorgt voor de ontsluiting naar de N200 bij Halfweg, die een belangrijke verbindingsroute vormt tussen Amsterdam en Haarlem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0021.png"

Figuur 5.8 Ontsluitingsstructuur plangebied

Voor de nieuw te bouwen woningen wordt de bestaande ontsluiting aangepast die haaks aansluit op de Wilgenlaan. De ontsluiting van de rij- en twee-onder-een-kapwoningen bevindt zich op de Wilgenlaan tussen huisnummer 51 en 61. De ontsluiting van het appartementencomplex bevindt zich op de Wilgenlaan tussen huisnummers 43 en 45 (figuur 5.8). Alle wegen binnen het plangebied zijn uitsluitend bedoeld voor bestemmingsverkeer. Hiermee wordt voldaan aan een van de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid uit het geldende bestemmingsplan.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0394.WPGzwbzwanenb1ewyz-C001_0022.png"

Figuur 5.8 Ontsluiting plangebied en parkeerplaatsen

De Wilgenlaan is een rustige, niet-doorgaande weg, waardoor er geen aanpassingen noodzakelijk zijn door de nieuwe ontsluiting. Het aantal nieuw te bouwen woningen (19) is daarnaast gemakkelijk op te vangen binnen de bestaande capaciteit van de genoemde wegen,

Parkeren

Bij het parkeren worden de normen van het Handboek Parkeernormen gemeente Haarlemmermeer 2018 gehanteerd. De berekende parkeernormen betreffen:

  • Twee-onder-een-kapwoning: een parkeernorm van 2,50 per woning.
  • Tussenwoning: een parkeernorm van 2,30 per woning.
  • Huur, etage, midden/goedkoop: een parkeernorm van 1,80 per woning.

De gevonden parkeernorm vormt input bij het opstellen van een parkeerbalans. Bij het opstellen van een parkeerbalans is rekening gehouden met:

  • Bezoekersaandeel: 0,3 per woning.
  • Deelauto’s: niet van toepassing.
  • Dubbelgebruik van parkeerplaatsen: niet van toepassing.

In totaal worden er twee woningen gerealiseerd in de vorm van een twee-onder-een-kapwoning, 9 tussen- en/of hoekwoningen en 8 appartementen in het midden/goedkope huursegment. Dit betekent een totale parkeereis van: 2,5 x 2 + 2,3 x 9 + 1,8 x 8 = 40,1 parkeerplaatsen. Het aandeel bezoekersparkeren van 0.3 parkeerplaatsen per woning is ca. 6 parkeerplaatsen. Er worden in totaal 41 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 6 op eigen terrein en 35 in openbaar gebied.

5.13.2 Conclusie

De woningen zijn goed te bereiken via een nieuwe ontsluiting op de Wilgenlaan. Met de ontwikkeling worden daarnaast de geldende parkeernormen op de juiste wijze gehanteerd en kan de parkeerbalans in de realisering worden voldaan.

5.14 Stikstof

5.14.1 Wet- en regelgeving

Op 29 mei jl. is door de Raad van State uitspraak gedaan over vergunningverlening in het kader van de Wet natuurbescherming met toepassing van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Het rijk en de provincies beraden zich op dit moment over deze uitspraak. Tot dan worden er geen nieuwe vergunningen, evenals verklaringen van geen bedenkingen in het kader van de Wet Natuurbescherming verleend door de provincies.

Interpretatie uitspraak Raad van State

De uitspraak van de Raad van State stelt dat ook kleinschalige initiatieven in principe leiden tot een toename van de stikstofdepositie en een beoordeling om die reden nodig is. Voor kleinschalige initiatieven waarvan op voorhand (en goed gemotiveerd) kan worden onderbouwd dat deze – vanwege bijvoorbeeld de grote afstand tot Natura -2000 gebieden – geen enkele negatieve gevolgen kunnen hebben voor deze gebieden, kan een passende beoordeling van de stikstofdepositie achterwege blijven. Daarbij is van belang om inzichtelijk te maken of er met een ontwikkeling een toename is van de stikstofdepositie en in welke mate.

5.14.2 Onderzoek

Het plangebied ligt nabij vier natura 2000 gebieden:

  • 1. Polder Westzaan op ca. 6,5 km;
  • 2. Kennemerland-Zuid op ca. 9 km;
  • 3. Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske op ca. 9 km; en
  • 4. Botshol op ca. 16 km.

NIPA Milieutechniek B.V. heeft onderzoek gedaan naar de stikstofdepositie als gevolg van het initiatief in de realisatiefase en in de gebruiksfase en hier op 16 oktober 2019 een rapport over opgesteld met rapportnummer 17879 (zie bijlage 9 ). De stikstofdepositie door de gewenste activiteiten op de Natura 2000-gebieden is berekend met AERIUS Calculator. De uitkomst is dat er in zowel de realisatie- als de gebruiksfase geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j optreden.

5.14.3 Conclusie

Uit de rekenresultaten blijkt dat, ondanks grote overschatting van de emissiewaarden, zowel in de realisatiefase als de gebruiksfase de stikstofdepositie op geen van de Natura 2000-gebieden groter is dan 0,00 mol/ha/jaar.

De depositie van stikstof vormt derhalve geen belemmering voor voorliggend planinitiatief.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad, of in dit geval het college van burgemeester en wethouders omdat deze bevoegdheid aan het college is gedelegeerd, tegelijk met de vaststelling van een wijzigingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het wijzigingsplan nieuwe, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig, indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. Bij de voorliggende ontwikkeling is het kostenverhaal verzekerd middels een anterieure overeenkomst.

De gemeente heeft een anterieure overeenkomst gesloten met de ontwikkelende partij en de beide grondeigenaren binnen het plangebied. Deze overeenkomst heeft als hoofddoel om de financiële uitvoerbaarheid van het plan te verzekeren maar bevat ook andere afspraken. Zo ligt er in de ondertekende overeenkomst vast dat alle grondeiegenaren alle bedrijfsactiviteiten ter plaatse zullen beëindigen en is er rekening gehouden met de kosten noodzakelijk voor de sanering ter plaatse van de ontwikkeling. Deze kosten liggen bij de aanvrager, waardoor het plan (nog steeds) financieel uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan wordt getoetst aan het vooroverleg met de reguliere overlegpartners en een zienswijzenperiode voor reacties van belanghebbenden. Het gemeentebestuur hecht veel waarde aan een breed gedragen en haalbaar wijzigingsplan. De reacties uit zowel het vooroverleg als de zienswijzenperiode worden voorzien van een beantwoording en verwerkt in het wijzigingsplan.

6.2.1 Resultaten wettelijk vooroverleg

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpwijzigingsplan voorgelegd aan de volgende instanties:

  • Provincie Noord-Holland
  • Veiligheidsregio Kennemerland
  • Rijkswaterstaat
  • NMF Erfgoedadvies
  • Hoogheemraadschap van Rijnland
  • Dorpsraad Zwanenburg-Halfweg

Alleen van de in onderstaande genoemde instanties is een reactie ontvangen. Dit betekent dat van de overige instanties geen reactie is ontvangen. Hieronder de reacties van de instanties en de beantwoording.

Provincie Noord-Holland

De provincie Noord-Holland schrijft per mail (d.d. 18-12) dat het plan aanleiding geeft tot enkele opmerkingen. Het plan beschrijft met juistheid de ligging van de Wilgenlaan in de LIB 5 zone (20Ke) en maakt melding van de gemeentelijke “Beleidsregel wonen en vliegen”. In § 3.3.7. noemt het plan de vijf onderdelen a t/m e van deze gemeentelijke Beleidsregel wonen en vliegen.

Op 19 november 2018 de provinciale Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Het beleidsstuk is op 6 december 2018 bekendgemaakt en op 7 december 2018 in werking getreden. Met het besluit omtrent vaststelling van de Omgevingsvisie NH2050 is (o.m.) de Structuurvisie Noord-Holland 2040 ingetrokken.

Het wijzigingsplan is op bovenstaande opmerking met betrekking tot de provinciale Omgevingsvisie NH2050 aangepast (zie paragraaf 3.2.1). De opmerking met betrekking tot de 'Beleidsregel wonen en vliegen' is ter kennisgeving aangenomen.

Veiligheidsregio Kennemerland

Per brief op 20 december 2018 stelt de Brandweer Kennemerland dat er in de huidige situatie of in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen zijn. Maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk. Wel adviseert de brandweer om ten behoeve van de basis brandweerzorg de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen ten behoeve van het plan, in overleg met de sector Proactie & Preventie van Brandweer Kennemerland, te realiseren.

Bovenstaande opmerkingen zijn ter kennisgeving aangenomen.

NMF Erfgoedadvies

Het concept-wijzigingsplan Zwanenburg 1e wijziging geeft geen aanleiding tot opmerkingen op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

6.2.2 Informatieavonden en individuele gesprekken

Voor de beoogde woningbouwontwikkeling hebben meerdere informatieavonden plaatsgevonden tussen september 2013 en mei 2019 voor omwonenden en andere belanghebbenden. Tijdens deze avonden zijn de belangen van de aanwezigen geïnventariseerd en waar mogelijk meegenomen in het planproces.

Diverse opmerkingen van omwonenden zijn verwerkt en hebben geleid tot aanpassingen in het ontwerp. Dit betreft onder andere het vergroten van de afstand van delen van de nieuwe bebouwing tot de omliggende bestaande bebouwing. Ook hebben opmerkingen van omwonenden geleid tot het wijzigen van diverse uitvoeringsaspecten zoals het weglaten van ramen aan de zijmuur van de nieuwbouw van het appartementengebouw en het plaatsen van privacyschermen op het balkon grenzend aan de tuinen van Wilgenlaan 45 en 47. Ook is de brandtrap die in een eerder ontwerp aanwezig was bij het appartementengebouw aan de zijde van Wilgenlaan 45 en 47 komen te vervallen.

Naar aanleiding van het ontwerpbesluit is er op 22 mei 2019 ook nog een informatieavond georganiseerd en hebben er een aantal individuele gesprekken plaatsgevonden.

6.2.3 Resultaten zienswijzen op ontwerp wijzigingsplan

Het ontwerpwijzigingsplan 'Zwanenburg 1e wijziging' heeft vanaf 10 mei 2019 gedurende zes weken ter visie gelegen. Eenieder heeft binnen deze termijn de gelegenheid gehad een zienswijze op het ontwerpwijzigingsplan in te dienen.

Binnen die termijn is een zienswijze ingediend. In het collegebesluit met als bijlage een nota van zienswijzen en ambtshalve voorstellen is deze zienswijze kort samengevat en is deze voorzien van een reactie.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.

Op de bij het wijzigingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke gegevens ingetekend. Er wordt onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. De op de verbeelding opgenomen bestemmingen zijn in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door deze standaarden wordt de kleur en de codering van de bestemmingen bepaald. Elke op de verbeelding weergegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsregel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt en bebouwing mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen in samenhang met de regels, geven duidelijkheid over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan. In voorliggend wijzigingsplan is ervoor gekozen om in de regels te verwijzen naar het moederplan, namelijk het bestemmingsplan "Zwanenburg", vastgesteld op 13 juni 2013. Bepaalde (nieuwe) regels zijn wel zelfstandig opgenomen.

De regels van voorliggend wijzigingsplan zijn onderverdeeld in drie hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1 'Inleidende regels' bevat inleidende regels. In artikel 1 is een aantal in de regels gehanteerde begrippen gedefinieerd.
  • Hoofdstuk 2 'Algemene regels' beschrijft de anti-dubbeltelregel, daarnaast zijn de nieuwe parkeerregels van de gemeente Haarlemmermeer opgenomen. In artikel 3 staat tevens beschreven welke artikelen uit het moederplan ‘Zwanenburg’ van toepassing zijn.
  • Hoofdstuk 3 bevat de slotregel. In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het wijzigingsplan kunnen worden aangehaald.

7.2 De regels en verbeelding

Een wijzigingsplan is een plan dat een bepaald onderdeel van een bestemmingsplan wijzigt. In dit geval vormt ‘Zwanenburg 1e wijziging’ een wijziging op het bestemmingsplan ‘Zwanenburg’. Dat laatste plan wordt wel het moederplan genoemd. Een groot aantal regels van het moederplan is van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsplan. Die behoeven dan ook niet te worden opgenomen in de ‘eigen’ regels van het wijzigingsplan.

Op de verbeelding van het wijzigingsplan zijn de bestemmingen 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer' 'Wonen' en 'Wonen - Gestapeld' opgenomen.