Plan: | Bestemmingsplan Water |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A1103BPSTD-VG01 |
Een belangrijk ruimtelijk uitgangspunt van het bestemmingsplan Water is de beleving van het water te bevorderen door de ruimtelijke relatie tussen water en wal weer zichtbaar te maken. Dit wordt bereikt door ontdichting mogelijk te maken, bijzondere plekken deels vrij te maken van ligplaatsen en in belangrijke zichtassen de relatie met het water te herstellen. Op deze wijze tracht het stadsdeelbestuur de cultuurhistorische, beeldbepalende kenmerken van de stad te versterken. Door een goede ordening van de ligplaatsen wordt tevens een efficiënt watergebruik mogelijk zodat alle functies optimaal tot hun recht kunnen komen en een intensief en veelzijdig gebruik van het water mogelijk is. Om de ruimtelijke uitgangspunten te kunnen realiseren, zijn alternatieve ligplaatsen in het bestemmingsplan opgenomen. Deze zijn afgestemd op de ruimtelijke structuur van het water.
Het aantal ligplaatsen voor woonboten en bedrijfsvaartuigen is in 1995 door de gemeenteraad vastgelegd. Er mogen geen nieuwe boten bijkomen: het aantal boten en daarmee het aantal ligplaatsen in stadsdeel Centrum blijft gelijk.
Om een ordentelijke inrichting van de grachten en een efficiënt watergebruik mogelijk te maken zijn de plekken voor het afmeren van woonboten en bedrijfsvaartuigen beperkt. Hiervoor zijn zones bepaald die op de verbeelding met aanduidingsvlakken voor ligplaatsen zijn aangegeven. Er is niet, zoals in een aantal van de voorheen geldende bestemmingsplannen het geval was, de daadwerkelijke contour van de boot als ligplaats aangeduid. Boten kunnen binnen het aanduidingsvlak door grotere boten worden vervangen onder de voorwaarde dat de vervangende boot voldoet aan de 'Bootrichtlijnen 2008'. Verder is een aantal alternatieve ligplaatsen in het bestemmingsplangebied opgenomen. (zie hoofdstuk 4.2.7)
In de meeste grachten is gekozen voor één standaard breedtemaat voor de aanduidingsvlakken van 6,5 meter. Doel is de ruimtelijke kwaliteit van het water te waarborgen en/of te verbeteren, om een zo efficiënt mogelijk watergebruik te bereiken en de doorvaartprofielen niet te belemmeren.
In de huidige situatie zijn niet alle boten binnen de aanduidingsvlakken afgemeerd. Bij vervanging, verbouwing of walmuurrenovatie moeten boten zover naar de kant opschuiven dat ze helemaal binnen het aanduidingsvlak komen te liggen en niet in strijd zijn met de door het college van Burgemeester en Wethouders bij besluit van 8 april 2008 vastgestelde doorvaartprofielen. In de Bootrichtlijnen 2008 is een maximale breedtemaat van 5,3 meter (historisch schip) bepaald, dus een te vervangen boot past ruim binnen de 6,5 meter uit dit bestemmingsplan. In situaties waar het vanwege fysieke omstandigheden (bijvoorbeeld bij een schuin talud) toch niet mogelijk is om geheel binnen het aanduidingsvlak te liggen kan bij omgevingsvergunning binnenplans tot één meter worden afgeweken van de maat van het aanduidingsvlak, mits geen strijd ontstaat met het minimale doorvaartprofiel.
In de grachten op de westelijke eilanden, de Amstel, de Oude Schans, en de Waalseilandsgracht wordt van deze algemene breedtemaat afgeweken. De breedte van deze grachten of de daar plaatsvindende activiteiten verlenen deze grachten een bijzonder karakter dat afwijkt van de andere grachten. Om die reden is hier maatwerk toegepast. Voor boten die naast elkaar liggen of die met hun buitenkant meer dan 6,5 meter uit de kade liggen is een groter en passend aanduidingsvlak opgenomen.
Ook bij de Nieuwe Vaart ter plekke van de Cruquiuskade is van de standaard breedtemaat afgeweken. Deze kade is recent vernieuwd. Vanwege het kadeprofiel en de toegangsvoorzieningen liggen de boten twee meter uit de kade. Om die reden is voor deze locatie in het bestemmingsplan gekozen voor een breedtemaat van het aanduidingsvlak van 7 meter.
In de 'Visie op het water van de binnenstad' zijn de Hermitage, het Amstelveld en de Noordermarkt als bijzondere plekken aangewezen met als doel hier de relatie tussen water en land te verbeteren en/of te waarborgen. Door het bouwen van op- en afstapvoorzieningen bij deze plekken zijn deze locaties ook vanaf het water toegankelijk.
De Hermitage – het voormalige 'diaconie oude vrouwenhuis' – is het laatste van meerdere nog aanwezige grote gebouwen uit de 17e eeuw aan de Amstel. Bijzonder aan deze gebouwen is hun stedenbouwkundige typologie. De gebouwen werden met hun representatieve kant op de Amstel georiënteerd en waren even breed als een geheel bouwblok. Hierdoor is de Hermitage uniek in zijn ligging en typologie. Om te garanderen dat het zicht op dit bijzondere gebouw vrij blijft is het gedeelte van het water in de as voor het gebouw bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap'.
Bij de Hermitage is op grond van een verleende artikel 19 WRO (oud) vrijstelling de op- en afstaplocatie reeds gerealiseerd. Deze is uitgevoerd in combinatie met een verblijfsplek in de vorm van een grote steiger. De woonboten die hiervoor moesten wijken zijn verplaatst.
De ligging aan het water van het Amstelveld en de Noordermakt binnen de grachtengordel is uniek. Het grootste gedeelte van het centrum is aangewezen als beschermd stadsgezicht in het kader van de Monumentenwet 1988. Daarnaast zijn beide locaties gesitueerd in de kernzone van de door Unesco als werelderfgoed aangewezen grachtengordel. Mede vanuit het belang dat is gediend met het behoud van het beschermde stadsgezicht verdienen deze unieke plekken een bijzondere status en bescherming.
In de huidige situatie zijn langs de kade over de hele lengte van beide pleinen boten afgemeerd waardoor de ruimtelijke relatie tussen water en plein verstoord is. Om water en plein ruimtelijk (visueel) weer met elkaar te verbinden wordt de kade over een lengte van 40 meter vrijgemaakt van ligplaatsen en is hier de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' aan toegekend.
Bij het Amstelveld is de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' opgenomen ter hoogte van de Amstelkerk. Hierdoor ontstaat niet alleen een ruimtelijke relatie van het water met het plein maar ook tussen het water en de kerk. Bovendien kan door het ontbreken van parkeermogelijkheden ter plaatse van deze bijzondere plek de bijzondere relatie tussen het water en het land extra worden ervaren.
Ook bij de Noordermarkt is de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' tegenover de kerk opgenomen. Zo wordt zowel de relatie tussen het water en het plein als tussen het water en de Noorderkerk versterkt.
Om de bijzondere status van deze locaties te beschermen, is de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' opgenomen. Daarmee wordt recht gedaan aan het belang dat wordt gediend met bescherming van het stadsgezicht. Om deze bestemming te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat per locatie twee woonboten verplaatst worden. De ligplaatsen van de betreffende vier woonboten zijn om deze reden niet meer in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij de afweging omtrent de vraag in hoeverre het redelijk is de bestaande ligplaatsen ter plaatse weg te bestemmen, ten behoeve van realisering van de dubbelbestemming 'Waarde – Landschap', is meegenomen het feit dat er binnen de grenzen van het stadsdeel voldoende gelijkwaardige alternatieve ligplaatsen in het bestemmingsplan zijn opgenomen en dat het stadsdeel bovendien de kosten van de benodigde verplaatsingen voor haar rekening neemt. Het stadsdeel is van mening dat gelet hierop in het belang van een goede ruimtelijke ordening de ligplaatsen ter plaatse van het Amstelveld en de Noordermarkt opgeheven kunnen worden. In eerste instantie zal daarbij er naar gestreefd worden in overleg met de betreffende bewoners een alternatieve ligplaats te vinden. Als de bewoners geen medewerking verlenen kan het stadsdeel in het uiterste geval de ligplaatsvergunning voor de wegbestemde locatie intrekken en op die manier de verplaatsing ten uitvoering brengen naar een door het stadsdeel aan te wijzen locatie.
Aanpassing als gevolg van amendementen 6 en 8
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn de amendementen 6 en 8 door de
stadsdeelraad aangenomen. Als gevolg hiervan zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde -
Landschap' ter plaatse van de Noordermarkt en het Amstelveld van de verbeelding
verwijderd en is ter plaatse aan de gronden de functieaanduiding 'specifieke vorm van water
- ligplaatsen' toegekend en is het aantal ligplaatsen en het maximaal aantal ligplaatsen
voor het gehele rak met twee verhoogd. Daarnaast zijn bij zowel de Noordermarkt als het
Amstelveld de functieaanduidingen 'specifieke vorm van water - op en afstaplocatie' niet
langer meer op de verbeelding opgenomen.
Op de verbeelding zijn zichtlijnen gewaarborgd door er de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' op te nemen. Het water vormt een essentieel element in het centrum van Amsterdam. Niet alleen visueel is het van groot belang. Ook de structuur van de stad wordt medebepaald door de waterwegen. De stadsplattegrond wordt vanuit het perspectief van de voetganger/fietser beter leesbaar als de ligging van de grachten duidelijk herkenbaar is. Dit wordt bevorderd als belangrijke zichtlijnen vrij zijn van belemmeringen. Niet elke straat die haaks of schuin op het water staat, vormt een belangrijke zichtlijn. In sommige situaties zijn de afstanden tussen twee waterwegen vrij gering, in andere situaties lopen twee of meerdere straten op korte afstand parallel naar het water. Als daar een zichtas wordt onderbroken, blijft de stedenbouwkundige structuur nog steeds leesbaar. Maar er zijn plekken waar het belangrijk is dat de zichtrelatie naar het water niet belemmerd wordt. Daar vormt het zicht op het water een oriëntatiepunt. Voorbeeld zijn de radialen die de hoofdgrachten met de Singelgracht verbinden, of de gedempte grachten in de Jordaan, de Leidsekruisstraat en de Nieuwe Spiegelstraat. Ook zichtlijnen naar de Amstel en tussen de Nieuwmarkt en de Oude Schans helpen om de structuur van de stad beter te begrijpen. De zichtlijnen op de oostelijke eilanden ondersteunen de ervaring van dit gebied als toenmalige haveneilanden.
afbeelding 20: de belangrijke zichtlijnen
Een afgemeerde woonboot hoeft niet per se een belemmering van een zichtlijn te vormen. Bij weids water zoals bij de Amstel en het IJ is het watervlak vanaf grotere afstand zichtbaar. Maar in de meeste situaties is het water op een wat grotere afstand niet meer zichtbaar. Objecten op het water zijn wel zichtbaar. De ruimtelijke structuur wordt beter leesbaar als de objecten die zich in het water bevinden duidelijk met water geassocieerd kunnen worden. Als zich aan het einde van een belangrijke zichtlijn boten in het water bevinden is het om die reden wenselijk dat dit schepen zijn en geen arken. Een schip associeert men (vooral van grotere afstand) eerder met het water dan een ark. Tegelijkertijd vormt een schip vanwege zijn hoogte en contour een kleinere ruimtelijke barrière dan een ark waardoor van kortere afstand niet alleen het schip zelf, maar ook het water zichtbaar is. Als er arken zijn afgemeerd is vanaf grotere afstand de associatie met water veel minder. Dan lijkt een ark vaak op een bouwwerk op de rand van de kade. In de huidige situatie belemmeren een aantal arken de zichtrelatie met het water. In een aantal gevallen wordt het zicht op het water in zijn geheel ontnomen. De ruimtelijke kwaliteit en de leesbaarheid van de stad verbeteren als bij vervanging van woonboten in zichtlijnen schepen worden afgemeerd. Daardoor wordt de zichtrelatie met en het zicht op het water hersteld, hetgeen vanuit het beschermde stadsgezicht zeer wenselijk is en daarmee in het belang van een goede ruimtelijke ordening. In de planregels wordt daar uiting aan gegeven door gebruiksregels voor de verbouwing en vervanging van arken op te nemen.
Bruggen en sluizen zijn belangrijke ruimtelijke elementen die de structuur van de Amsterdamse binnenstad mede bepalen en vormen beeldbepalende elementen van de historische binnenstad. De bruggen en sluizen zijn in dat verband ook gewaardeerd (zie paragraaf 4.3) Om het beschermde stadsgezicht te waarborgen is één van de doelen van dit bestemmingsplan het zicht op deze bouwwerken te waarborgen en waar mogelijk te verbeteren.
In het bestemmingsplan is een maat van 10 meter aangehouden voor de afstand van het aanduidingsvlak voor ligplaatsen tot een brug of sluis. Hierdoor zijn de aanduidingsvlakken binnen diverse rakken vergroot. Dit biedt de mogelijkheid tot meer spreiding van de boten binnen het rak. Ook geeft het booteigenaren de mogelijkheid bij vervanging een grotere boot af te meren.
Bij de maatbepaling is rekening gehouden met het verkeersveiligheidsaspect. Er bevindt zich genoeg ruimte voor passerend vaarverkeer. Een afstand van 10 meter wordt gezien als een voldoende afstand om ook op grotere afstand zicht op de brug te hebben. Deze 10 meter worden vrijgehouden van ligplaatsen of andere objecten. De maat van 10 meter begint voorbij de aanlanding van de brug (zie afbeelding 21).
afbeelding 21: schema aanlanding brug
Daar waar in de huidige situatie boten dichter dan 10 meter bij een brug liggen is het aanduidingsvlak opgerekt zodat de volledige lengte van de bij een brug afgemeerde boot binnen het aanduidingsvlak voor ligplaatsen valt. Het bestemmingsplan kent een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur om de lengte van het aanduidingsvlak bij bruggen van orde 1 in te korten bij herschikkingen bij walkantvernieuwing of bij een verplaatsing naar een andere locatie.
Het dagelijks bestuur zal van deze bevoegdheid alleen gebruik maken als de betreffende booteigenaar daar op vrijwillige basis aan wil meewerken.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan hebben we vastgehouden aan het door de centrale stad op 14 november 2001 aangenomen beleid, waarin gedetailleerd uitleg is gegeven over de uitvoering van een in 1995 aangenomen motie over het instellen van een afmeerverbod binnen 10 meter van historische bruggen. Deze beleidsnotitie geldt nog steeds voor het centrum. Daarin is door de gemeenteraad de keuze gemaakt het op 10 meter afstand afmeren bij bruggen alleen bij walkantvernieuwingen en op vrijwillige basis bij historische bruggen na te streven.
Het aantal ligplaatsen binnen 10 meter van een historische brug is dermate groot, dat het stadsdeel over onvoldoende financiële middelen beschikt om alle ligplaatsen gelegen binnen een afstand van 10 meter tot een brug in een tijdsbestek van 10 jaar te verplaatsen. Het plan zou daardoor onuitvoerbaar worden. Om die reden is er voor gekozen geen ligplaatsen weg te bestemmen en bij verplaatsingen vrijwilligheid uitgangspunt te laten zijn.
Voor zover er nog geen woonboten zijn gelegen binnen 10 meter afstand van een niet-historische brug, is in het bestemmingsplan het aanduidingsvlak tot 10 meter voor de brug ingetekend op de verbeelding, zodat bij bruggen waar momenteel die afstand wel aanwezig is, deze in de toekomst behouden blijft.
In sommige gevallen liggen boten bijna direct achter elkaar afgemeerd. Vooral wanneer arken naast elkaar liggen is het zicht op het water over een behoorlijke lengte volledig ontnomen. Dit is uit ruimtelijk oogpunt een ongewenste situatie. Daarnaast is het vanwege de brandveiligheid van belang dat de onderlinge afstand tussen boten minimaal 2 meter is. In de volgende grachten of gedeelten daarvan liggen de boten te dicht op elkaar: de Brouwersgracht (tussen Korte Marnixstraat en Binnen Brouwersstraat), de Lijnbaansgracht (tussen Korte Marnixstraat en Westerstraat), de Prinsengracht (tussen Brouwersgracht en Leliegracht en tussen Amstel en Reguliersgracht), de Keizersgracht (tussen Amstel en Utrechtsestraat).
De doelstellingen die genoemd zijn in paragraaf 1.4 zijn alleen te realiseren als voor woonbooteigenaren de mogelijkheid bestaat om binnen het plangebied een andere ligplaats in te nemen. Om deze reden zijn in dit bestemmingsplan alternatieve ligplaatsen opgenomen. Waar deze alternatieve ligplaatsen kunnen komen werd al eerder in “De Visie op het water van de binnenstad” vastgesteld. Hoofdzakelijk bevinden ze zich op de Oostelijke eilanden, maar ook in het Singel, in de Singelgracht, in het Entrepotdok en in de Geldersekade zijn alternatieve ligplaatsen aangewezen. Voorts worden in sommige rakken de aanduidingsvlakken opgerekt tot 10 meter tot de aanlanding van een brug waardoor ook een aantal alternatieve ligplaatsen gecreëerd wordt. Hoewel de alternatieve ligplaatsen in “De visie op het water van de binnenstad” al zijn aangewezen, is van belang of ze gelet op een goede ruimtelijke ordening in dit bestemmingsplan kunnen worden ingepast. In hoofdstuk 5.2.1 zal hierop worden ingegaan. De alternatieve ligplaatsen zijn uitsluitend bestemd voor boten die zich al binnen de grenzen van het stadsdeel bevinden. Een toename van het totaal aantal boten is daardoor uitgesloten. De alternatieve ligplaatsen zijn met aanduidingsvlakken op de verbeelding opgenomen. Een alternatieve ligplaats kan pas in gebruik worden genomen nadat het dagelijks bestuur gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om het aantal en/of het maximale aantal ligplaatsen te wijzigen. De wijze waarop het dagelijks bestuur van deze bevoegdheid gebruik maakt wordt in deze toelichting uitgelegd in paragraaf 6.4.2.2.
De bestaande jachthavens zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Voor nieuwe jachthavens is geen ruimte binnen het plangebied.
Er bevinden zich vele steigers in de Amsterdamse binnenstad, gebruikt voor openbare, bedrijfsmatige of private doeleinden. Bestaande steigers zijn in het bestemmingsplan opgenomen als deze openbaar toegankelijk zijn of een openbaar karakter hebben. Sommige steigers doen tevens dienst als op- en afstapvoorziening.
Openbare steigers kunnen een privaat karakter hebben. Zo zijn steigers van sommige rondvaartmaatschappijen openbaar, maar is het alleen toegestaan voor vergunninghouders om aan te meren. Vanuit het water zijn deze niet openbaar toegankelijk. Ook zijn er openbaar toegankelijke steigers die geprivatiseerd zijn omdat bijvoorbeeld hotels ze claimen als exclusieve op- en afstapplaatsen voor de hotelgasten. Het stadsdeel spant zich in om het openbare karakter van deze steigers weer terug te krijgen. Er wordt overleg gevoerd met ondernemers die een exclusief privaat gebruik van steigers claimen om deze steigers weer openbaar toegankelijk te maken.
Particuliere, niet-commerciële en niet openbaar toegankelijke steigers zijn niet in het bestemmingsplan opgenomen. Steigers van vóór 1996 mogen vaak in stand gehouden worden totdat de feitelijke situatie wijzigt: bijvoorbeeld verbouwing of vernieuwing van de steiger. Hier geldt een uitsterfbeleid voor op grond van het Evaluatierapport van de Nota Amsterdam te water (1999). Waternet handhaaft op basis van een handhavingsplan en beschikt over een locatielijst. Als efficiënt watergebruik ermee gediend is, wordt onderzocht of ongewenste objecten ook kunnen worden verwijderd bij walkantvernieuwing.
Nieuwe steigers zijn op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan, met uitzondering van een nieuwe steiger bij de Haarlemmerpoort. De betreffende steiger staat hier tevens ten dienste van een op- en afstaplocatie. De enige mogelijkheid om deze locatie te gebruiken als op- en afstaplocatie was door deze te combineren met een steiger.
In januari 2008 is het 'Steigerplan in de Amsterdamse binnenstad' vastgesteld. In dit plan zijn naast de bestaande steigers die als op- en afstaplocaties werden gebruikt, 49 locaties voor nieuwe op- en afstapvoorzieningen vastgelegd en is bepaald hoe deze locaties worden ingericht. Met het steigerplan wordt beoogd het bedrijfsmatig vervoer van personen en goederen over het water te bevorderen. Één van de doelstellingen van dit bestemmingsplan is de toegankelijkheid van het water te bevorderen door op logische plekken een netwerk van kleine, openbare op- en afstaplocaties te realiseren ten behoeve van het personen- en goederenvervoer. De op- en afstaplocaties uit het steigerplan die vanuit een goede ruimtelijke ordening goed inpasbaar bleken zijn in het bestemmingsplan opgenomen.
De op- en afstaplocaties zijn allen gesitueerd op logische plaatsen met als doel de voorzieningen in die buurt goed bereikbaar te maken en te ontsluiten over het water. Het gaat daarbij om publiekstrekkers zoals musea, trouwlocaties, kerken, hotels en bijvoorbeeld de markten aan het Amstelveld en de Noordermarkt/Westerstraat/Lindengracht.
Hoewel de op- en afstaplocaties in het steigerplan zijn vastgesteld, is het in het kader van het bestemmingsplan van belang na te gaan of ze gelet op een goede ruimtelijke ordening op de betreffende plaatsen in dit bestemmingsplan inpasbaar zijn. In hoofdstuk 5.2.4 wordt op de gevolgen van deze nieuwe ontwikkeling ingegaan.
Ter plekke van de voorziening is op de verbeelding een functieaanduidingsvlak opgenomen met de aanduiding 'specifieke vorm van water - op- en afstaplocatie', waar de boot kortdurend mag afmeren. De nieuwe op- en afstapvoorzieningen zijn op één uitzondering na (Haarlemmerplein) zonder steiger uitgevoerd. De ruimtelijke impact van de nieuwe op- en afstapvoorzieningen is minimaal. Ter plekke van de op- en afstaplocatie wordt het water langs de kade gereserveerd voor het professionele personen- of goederenvervoer. Dat zal worden duidelijk gemaakt aan de hand van een verkeersbord dat afmeren uitsluitend voor vergunninghouders is toegestaan. Het dagelijks bestuur zal daartoe aan Waternet verzoeken ter plaatse van de op- en afstapvoorzieningen een verkeersbesluit te laten nemen door het college van B & W. Afhankelijk van de situatie gebeurt dit over een lengte van 20 meter of 40 meter. De voorzieningen zelf bestaan uit vier respectievelijk zes palen met een plank ter plekke van de uitstap. Ook de al bestaande op- en afstaplocaties zijn in dit bestemmingsplan positief bestemd en op de verbeelding aangegeven. Veel van deze locaties maken gebruik van al aanwezige steigers als op- en afstapvoorziening.
Algemeen beleid van het stadsdeel is het water zo veel mogelijk vrij van objecten te houden. In de Nota Kade- en oevergebruik is geregeld welke objecten in, op en boven het water zijn toegestaan.
Toegangsvoorzieningen en meerpalen zijn objecten die in bepaalde situaties noodzakelijk zijn en om deze reden expliciet in dit bestemmingsplan geregeld zijn.
Toegangsvoorzieningen met een maximale afmeting van 2 x 2 meter en een maximale hoogte van 30 centimeter (gemeten vanaf de onderkant van het object) zijn zonder meer toegestaan. Voor de situering van de boot geldt als uitgangspunt dat deze zo dicht mogelijk bij de kade wordt afgemeerd. Alleen in situaties waar om technische redenen een grotere afstand tot de kade vereist is, is een plaatsing van de boot op grotere afstand toegestaan.- Hieraan is echter de beperkende voorwaarde verbonden dat door de ligging van de afgemeerde boot het door B&W vastgestelde minimale doorvaartprofiel niet in het geding komt. Voor deze gevallen kan zelfs op verzoek van de booteigenaar bij omgevingsvergunning afgeweken worden tot een maximale maat van 3 x 2 meter (lengte het water in x breedte).
Meerpalen zijn in sommige situaties noodzakelijk als de boot niet direct tegen de kade afgemeerd kan worden of als aanvaarbescherming. Per ligplaats zijn - alleen als hiervoor de technische noodzaak aangetoond is - maximaal twee palen toegestaan. Doorgaans kunnen woonboten gewoon met afhouders en touwen worden vastgemaakt aan de speciaal daarvoor in de kademuur aangebrachte haalkommen.
Het grootste aantal varende bedrijfsvaartuigen wordt gevormd door de rondvaartboten. Rondvaartboten zijn buiten werktijden op vaste plekken afgemeerd. In de voorheen geldende bestemmingsplannen zijn de locaties waar deze varende bedrijfsvaartuigen afgemeerd liggen niet voorzien van een ligplaatsaanduiding. In het bestemmingsplan Water worden ligplaatsen van varende bedrijfsvaartuigen geregeld. Voorwaarde voor het opnemen van een ligplaatsaanduiding op de verbeelding is dat het betreffende varende bedrijfsvaartuig een ligplaatsvergunning heeft. Uitgangspunt is dat de varende bedrijfsvaartuigen hun huidige ligplaatsen als ligplaats krijgen toegewezen. Als er ruimtelijk of nautisch bezwaar bestaat of als de eigenaar zelf daartoe de wens heeft geuit, krijgt een bedrijfsvaartuig voor zover mogelijk een andere ligplaats. Alle huidige ligplaatsen zijn geïnventariseerd en getoetst. Hieruit is gebleken dat op een enkele uitzondering na alle boten in aanmerking komen voor een ligplaatsvergunning op hun huidige ligplaats.
In het bestemmingsplan is ten aanzien van de woonboten en bedrijfsvaartuigen alleen geregeld dat het water gebruikt mag worden voor het innemen van een ligplaats op de plekken die daartoe met een functieaanduiding op de verbeelding zijn aangegeven. Voor vervanging, vergroting of verbouwing van een boot zijn de toetsingscriteria zoals vastgesteld in de Nota Welstand op het water (2009) en de Bootrichtlijnen 2008 van toepassing.
Afgemeerde pleziervaartuigen (ook historische) worden op de verbeelding van het bestemmingsplan niet voorzien van een aanduidingsvlak. Pleziervaartuigen zijn te vergelijken met auto's. Op het land zijn parkeerplekken als zodanig in de openbare ruimte ook niet bestemd. Het afmeren van pleziervaartuigen is in het bestemmingsplan Water in beginsel overal toegestaan. Net als op de wal door verkeersbesluiten en het plaatsen van verkeersborden het parkeren wordt geregeld, is dat ook het geval op het water voor pleziervaartuigen. De plaatsen in het water waar niet met pleziervaartuigen mag worden afgemeerd worden geregeld door verkeersbesluiten van de vaarwegbeheerder Amsterdam (Waternet).
Op het Roeterseiland is de Universiteit van Amsterdam (UvA) bezig een campus te realiseren met de drie faculteiten Rechtsgeleerdheid, Economie en Bedrijfskunde en Maatschappij- en Gedragswetenschappen. Naar schatting zullen 15.000 tot 20.000 studenten vanaf 2015 onderwijs krijgen in dit gebied. De UvA is de bebouwing en buitenruimte van het Roeterseiland aan het renoveren. Belangrijk uitgangspunt is het verkrijgen van goede verblijfs- en ontmoetingsruimten en een goede aansluiting op de stad.
Voor het bestemmingsplan Water zijn een wijziging in de overbouwing over de Nieuwe Achtergracht en de aanleg van een nieuwe brug relevant. Zowel de overbouwing als de brug zijn reeds opgenomen in het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad. In het bestemmingsplan Water is alleen de brug opgenomen. Hiervoor is reeds een bouwvergunning verleend. In het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad is de overbouwing bestemd als 'Maatschappelijk'. Het bestemmingsplan Oostelijke binnenstad is op 28 september 2010 vastgesteld door de deelraad van stadsdeel Centrum.
In verband met de uitbreiding van Artis is een aantal woonboten in het Entrepotdok verplaatst en dienen er nog enkele verplaatst te worden. Dit is noodzakelijk omdat Artis tot aan het water van het Entrepotdok gaat uitbreiden. In verband hiermee heeft de strook water grenzend aan Artis in de 1e herziening van het bestemmingsplan Plantagebuurt en Muiderpoortbuurt e.o. (vastgesteld op 29 juni 1994 door de Gemeenteraad van Amsterdam) de bestemming water gekregen zonder de aanduiding voor ligplaatsen voor woonboten. Deze bestemming is in het onderhavige bestemmingsplan vastgelegd.
Het stadsdeelbestuur heeft het voornemen om een aantal parkeergarages aan de rand van het stadsdeel te realiseren met het doel om de binnenstad autoluwer te maken en de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren door het opheffen van parkeerplekken in de openbare ruimte. Concreet gaat het om drie garages.
Voor de parkeergarage Geldersekade/Oosterdok is in juni 2009 door de deelraad een Nota van Uitgangspunten vastgesteld. Deze garage ligt buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Aan de grens met stadsdeel West zijn de plannen voor Singelgrachtgarage Marnix en aan de grens met stadsdeel Zuid zijn plannen voor de parkeergarage Westeinde. Deze twee garages worden samen met de aangrenzende stadsdelen ontwikkeld.
Voor de Singelgrachtgarage Marnix zal een apart bestemmingsplan in procedure worden gebracht door stadsdeel West. Ten behoeve van het project heeft een grenscorrectie plaatsgevonden waarbij de stadsdeelgrens niet langer in het midden van de gracht is gelegen maar op de weg is komen te liggen. Om deze reden is het gedeelte waar de Singelgrachtgarage Marnix is voorzien niet opgenomen in dit bestemmingsplan.
Om de garage aan de Geldersekade/Oosterdok mogelijk te maken is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor het dagelijks bestuur opgenomen om de parkeerfunctie aan de gronden die zich uitstrekken onder het water toe te voegen.