Plan: | Actualisering diverse gebieden 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPACTUALDIVGEB2016-VA01 |
De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan tien jaar. In maart 2015 waren de bestemmingsplannen in Utrecht actueel op een aantal gebieden van beperkte afmetingen na.
De actualisering van die gebieden is de belangrijkste aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan. Kleine gebieden die nog niet eerder zijn of konden worden geactualiseerd en gebieden waar de bestaande situatie niet in overeenstemming is met de vigerende juridisch-planologische regels zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
Dit actualiseringsplan biedt een actueel juridisch planologisch kader voor de bestaande situatie van de erin opgenomen deelgebieden. Daarbij is aansluiting gezocht bij de vigerende regelgeving van de directe omgeving. Voor juridisch-planologische regelgeving buiten de begrenzingen van de deelgebieden wordt verwezen naar de hiervoor vigerende bestemmingsplannen.
Dit plan geldt voor de erin genoemde deelgebieden. Op de hieronder staande afbeelding 1 is te zien dat de locaties verspreid liggen over de gehele stad.
Doordat met dit plan aansluiting is gezocht bij recent binnen de gemeente tot stand gekomen bestemmingsplannen wordt voldaan aan de totstandkoming van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling. In het plan zijn de wijzigingen in de wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening, die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, verwerkt.
Het plangebied betreft diverse gebieden in de stad Utrecht.
Afbeelding 1: overzichtskaart gebieden A tot en met T
De diverse gebieden met haar begrenzingen staan hieronder in een opsomming van deelgebieden A tot en met T. De gebiedsgrenzen van het bestemmingsplan sluiten aan op die van recente juridisch-planologische regelingen. In een enkel geval betreft de actualisering een facet van de regelgeving van het gehele plangebied van een vigerend bestemmingsplan.
Voor de in dit plan opgenomen locaties vigeren meerdere bestemmingsplannen en beheersverordeningen.
Hieronder staat een opsomming van de deelgebieden A tot en met T en de huidige regelingen.
A Stationsgebied de actualisering betreft de twee locaties Daalsetunnel en Leidseveertunnel
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Spoorverdubbeling Utrecht c.s.-Blauwkapel | 22-02-1990 | 20-05-1992 |
B Stationsgebied de actualisering overkoepeld deel Mineurslaan 9 langs spoorlijn
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Goedgekeurd door GS | |
Hoog Catharijne | 20-02-1969 | 03-04-1970 |
C Stationsgebied de actualisering betreft de locatie Mineurslaan haaks op de spoorlijn
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |
Dichterswijk-Croeselaan | 12-04-1990 | 06-08-1992 |
D Stationsgebied deze locatie ligt op de spoorlijn nabij Kruisvaart, Vondellaan-Bleekstraat
toetsingskader | Vaststelling gemeenteraad | ||
Bouwverordening | 21-01-1993 laatste wijziging 20-11-2014 |
E Overvecht twee locaties, aan de Rubicondreef en de Gageldijk 100
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Overvecht-Noordelijke Stadsrand | 29-05-2012 | 05-11-2012 |
F Vleuten locatie Odenveltlaan 7
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Vleuten | 11-06-2009 | onherroepelijk 01-04-2010 |
G Oudwijk locatie Frederik Hendrikstraat 68 en 70
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen | 04-02-2016 | 13-04-2016 |
H Rijnsweerd-Zuid locatie Ovidiuslaan 2 t/m 5
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Rijnsweerd, Maarschalkerweerd | 26-09-2013 | 19-11-2014 (deels onherroepelijk) |
I Sterrenwijk locatie Minstraat 56
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Oudwijk, Krommerijn e.o. | 18-02-2010 | 13-4-2011 |
J Zuilen locatie Amsterdamsestraatweg 1029
Beheersverordening | Vaststelling gemeenteraad | |||
Zuilen | 04-12-2014 |
K Pijlsweerd locatie Herenweg 95
Beheersverordening | Vaststelling gemeenteraad | |||
Pijlsweerd, Tuinwijk, Tuindorp Oost e.o. | 08-02-2013 |
L Leidsche Rijn zeven locaties, Rijksstraatweg 12A/B tot en met 22
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Vleuten, De Meern Landelijk Gebied | 18-06-1974 | 26-05-1981 | |||
Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o. | 31-10-2013 | 12-09-2014 |
M Binnenstad locatie Lange Nieuwstraat 85
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Binnenstad | 18-02-2010 | 25-01-2012 |
N De Meern locatie Meerndijk 6-24 en het daarachter liggend gebied
Toetsingskader | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Bouwverordening | 21-01-1993 laatste wijziging 20-11-2014 | - | |||
Supermarkt Meerndijk 24 | 13-10-2005 | 01-02-2006 | |||
HOV De Meern | 17-10-2000 | 07-08-2002 |
O Buiten-Wittevrouwen locatie Maliesingel 27 en 27A
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen | 04-02-2016 | 13-04-2016 |
P Overvecht deel plangebied bestemmingsplan Bruisdreef
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Bruisdreef, Overvecht | 08-12-2011 | 02-02-2012 |
Q Cartesiusweg twee locaties binnen plangebied Cartesiusweg e.o.
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Cartesiusweg e.o. | 12-09-2013 | 18-02-2015 | |||
Facetplan Industrielawaai herziening Utrecht | 25-1-1990 | 17-07-1990 (GS) |
R Papendorp locatie Papendorpseweg
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Uitspraak Raad van State | |||
Papendorp | 03-07-2012 | 27-03-2013 |
S Kanaleneiland locatie Zeehaenkade/Overijssellaan
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Prozeeterrein Hoograven | 22-12-2011 | 01-03-2012 |
T Vleuterweide technische aanpassing artikel 21
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Onherroepelijk | |||
Vleuterweide, Vleuten | 10-04-2014 | 12-06-2014 |
Het bestemmingsplan richt zich op de actualisering van het ruimtelijk beleid van de gemeente Utrecht. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur vormt de basis. Er worden op maat gesneden regelingen geformuleerd ter bescherming van specifieke kwaliteiten.
In dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Dit betekent dat aan deze gebieden een conserverende bestemming is gegeven, die zoveel mogelijk aansluit bij de geldende bestemming en het bestaande (legale) gebruik. Er is aansluiting gezocht bij de directe omgeving.
De keuze voor een actualiseringsplan hangt samen met de opdracht van de gemeenteraad, om de gehele gemeente Utrecht tijdig te voorzien van nieuwe, actuele bestemmingsplannen. Wachten op nu nog onzekere bouwplannen houdt het plan- en besluitvormingsproces van op beheer gerichte bestemmingsplannen te veel op. Het bestemmingsplan kan, ondanks de vele deelgebieden, binnen afzienbare tijd vastgesteld worden.
Bij het bestemmen van de verschillende deelgebieden van dit voorliggende actualiseringsplan geldt - vanuit het principe van het respecteren van bestaande rechten - dat de inhoud van het nu nog vigerende bestemmingsplan in dit plan wordt 'overgenomen', tenzij dit op grond van geldend beleid niet gewenst is. Waar dat het geval is, wordt dat vermeld.
In hoofdstuk 2 is het relevante beleid beschreven. Ook is hier aandacht besteed aan de landelijke regeling ten behoeve van duurzame verstedelijking. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beknopte conclusie. Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van de bestaande situatie en aanpassing van de regelgeving daaraan per deelgebied. De milieuaspecten en andere onderzoeksaspecten komen in hoofdstuk 4 aan bod. In de hoofdstukken 5 en 6 zijn respectievelijk de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de juridische plantoelichting opgenomen.
Dit actualiseringsplan legt voor de opgenomen deelgebieden de bestaande situatie vast. In dit hoofdstuk wordt de ladder voor duurzame verstedelijking en het relevante beleid beschreven.
De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt in artikel 3.1.6 lid 2 dat overheden een nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard moeten motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze drie stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. dit actualiseringsplan biedt geen mogelijkheden tot nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Het plan richt zich op het beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de huidige functionele en ruimtelijke structuur. Dit houdt in dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is.
Het Rijksbeleid richt zich op landelijke aangelegenheden. Hieronder valt onder andere een verstedelijkingsopgave voor stedelijk gebied. Strekking daarvan is dat de ruimte die in het bestaand stedelijk gebied (verouderde bedrijventerreinen en wijken) aanwezig is, door verdichting optimaal moet worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie. Maar ook aspecten als het terugdringen van het woningtekort en het versterken van de woonkwaliteit zijn in dit beleid opgenomen.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Infrastructuur en Milieu wijzen beschermde stads- en dorpsgezichten aan op grond van artikel 1 onder g van de Monumentenwet 1988. Beschermde stadsgezichten en dorpsgezichten zijn bijzondere cultuurhistorische gebieden waarvan het historische karakter en de structuur van deze gebieden in de gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden gehandhaafd. Gebouwen binnen beschermde stads- en dorpsgezichten hoeven geen monumenten te zijn.
Binnenstad
Op 3 december 1975 heeft de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk en de staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de binnenstad van Utrecht op grond van artikel 20 van de Monumentenwet aangewezen als beschermd stadsgezicht (zie Bijlage 1 van deze toelichting).
In een zeer groot deel van Utrechts 'oude stad', dat wil zeggen het gebied binnen de singels, vertoont het historische – voornamelijk uit de middeleeuwen daterende – plan van grachten en straten en de aanliggende bebouwing een zodanige samenhang en in historisch opzicht gezien een zodanige kwaliteit, dat de definitie van het stadsgezicht in de Monumentenwet hierop van toepassing geacht moet worden.
In de paragraaf 3.15 Deelgebied M is aangegeven hoe dit beschermd stadsgezicht in regels juridisch is geborgd.
Utrecht-Oost
Op 4 december 2013 heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Infrastructuur en Milieu het gebied Utrecht Oost (zoals aangegeven op de bij het besluit behorende begrenzingskaart met kenmerk MSP/20/01) aangewezen als beschermd stadsgezicht (zie Bijlage 3 en voor de begrenzing Bijlage 4 van deze toelichting).
Het gebied Utrecht -Oost is van algemeen belang geacht vanwege zijn historisch-ruimtelijke karakter en vanwege dat het historisch-ruimtelijke karakter nog voldoende gaaf en herkenbaar is.
In de paragrafen 3.9 Deelgebied G en 3.17 Deelgebied O is aangegeven hoe dit beschermd stadsgezicht in de regels juridisch is geborgd.
Het provinciaal en regionaal beleid is terug te vinden in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013- 2028 en de Ontwikkelingsvisie van NV-Utrecht (een samenwerkingsverband tussen Hilversum, Amersfoort en Utrecht en omliggende regio). De bovenvermelde nota's vullen elkaar aan: er wordt gekozen voor een beheerste groei door verdere verdichting van het stedelijke gebied om zo de landschappen te sparen. In de Ontwikkelingsvisie wordt dit al wat verder uitgewerkt op de lange termijn voor het 'Noordvleugel-gebied' (Amersfoort, Hilversum, Utrecht en de omliggende regiogemeenten).
Via het ruimtelijk beleid wil de provincie bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De twee belangrijkste beleidsopgaven van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie richten zich op het aantrekkelijk houden van de provincie Utrecht als vestigingsplaats. Het accent ligt op de binnenstedelijke opgave. Een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen is zowel in het belang van het landelijk gebied zelf als van het stedelijk gebied.
Het Waterbeheersplan van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden beschrijft de doelstellingen en het beleid voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. Het beleid is vooral gericht op het minimaliseren van wateroverlast en watertekort, het zoveel mogelijk voorkomen van het inlaten van gebiedsvreemd water van minder goede kwaliteit, het tegengaan van verdroging en het bestrijden van eutrofiëring. In de Waterstructuurvisie is een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer in relatie tot ruimtelijke ontwikkelingen die aan de orde zijn.
Utrecht is de stad met drie kernkwaliteiten, welke in de structuurvisie zijn uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen.
De ruimtelijke opgave voor De Markt is het (her)ontwikkelen langs de A2 en deel A12 en van een aantal locaties in de stadsranden ten oosten en ten westen van de stad.
In de structuurvisie wordt aan de Binnenstad extra aandacht besteed. De Binnenstad is immers het visitekaartje van de stad. Alle drie de perspectieven zijn voor de Binnenstad relevant. De kwaliteit als podium is bepalend voor de kracht van de Binnenstad. De kwaliteiten van de Binnenstad als ontmoetingsruimte is ook bepalend voor de verschillende markt- en binnentuinfuncties van het gebied. In de structuurvisie wordt dan ook aangegeven dat het stedelijk belang het rechtvaardigt om de podiumkwaliteit van de binnenstad zwaar aan te zetten. Daarbij hoort een hoge en bijzondere kwaliteit van de openbare ruimte en een bijbehorend beheerniveau. De drie ambities van het Masterplan Stationsgebied Utrecht zijn herstellen, verbinden en betekenis geven.
Voor het perspectief De Binnentuinen stelt de structuurvisie de ruimtelijke opgave om de wijken als eenheden te verdelen met gebruik van de structuurlijnen waaraan ze gelegen zijn. Soms is dat een park, maar het kan ook een waterloop zijn.
Geconcludeerd wordt dat het visitekaartje van de stad, zowel voor De Markt, het Podium en de Binnentuin, een zorgvuldig vormgegeven en veilig openbaar gebied vereist. Programmatisch worden aansluitend aan de Binnenstad typische podiumfuncties toegevoegd of geoptimaliseerd. De structuurvisie geeft ook aan dat het historische gedeelte van de binnenstad haar herkenbare binnentuinkarakter (hofjes, buurtjes) dient te behouden. Zo draagt het geplande herstel van de singelstructuur bij aan het versterken van de kwaliteit niet alleen bij aan de podiumfunctie maar ook het karakter van deze bijzondere binnentuin van Utrecht.
Het Masterplan Stationsgebied biedt het kader voor de ontwikkelingen in het stationsgebied voor een periode tot circa 2020. Het masterplan is een vertaling van Visie A 'Stadshart verruimd' waarvoor een meerderheid van de Utrechtse kiezers in een raadplegend referendum in 2002 heeft gekozen. Eigenschappen van die visie zijn met name twee hoofdroutes van oost naar west, een verbouwd Muziekcentrum aan het Vredenburg, een ondertunneld Westplein en een rustige Catharijnesingel.
De doelstelling is een sterk logistiek knooppunt, hoogwaardige openbare ruimte, architectuur van hoge kwaliteit en intensief ruimtegebruik te ontwikkelen die hun bijdrage leveren aan het nieuwe centrum van Utrecht, dat bewoners, reizigers, winkelend publiek en werkenden beleven als prettig, schoon en veilig. Het muziekcentrum aan het Vredenburg is inmiddels in gebruik.
Het structuurplan Stationsgebied is de juridische vertaalslag van het Masterplan voor het Stationsgebied uit 2003, inclusief de bijbehorende actualisatie uit 2004. De aanpak van het stationsgebied is gericht op de ontwikkeling van een hoogwaardig, multimodaal openbaar vervoersknooppunt in combinatie met een toplocatie voor werken, wonen en voorzieningen.
De aanpak van het stationsgebied is gebundeld in twee zones, die de dragers zijn van de ontwikkelingen: de Centrumboulevard en de Stadscorridor.
In 1995 hebben de gemeentebesturen van Vleuten-De Meern en van Utrecht het Masterplan Leidsche Rijn vastgesteld. Naar aanleiding van dit plan is in 1997 door het bestuur van de gemeente Vleuten-De Meern een Structuurschets vastgesteld. Deze schets omvat het ruimtelijk kader waarbinnen de groei van de gemeente is vastgelegd.
In de Visie Wonen 2030 en daarop volgend de Woonvisie 2009-2019 zijn kaders geschetst voor het woonbeleid voor de gemeente Utrecht op de lange termijn. In het Actieprogramma Wonen is de kwantitatieve woningbouwopgave geformuleerd.
De woningbehoefte in Utrecht is veel hoger dan het aanbod. In deze nota worden de prioriteiten benoemd die de gemeente stelt om de enorme druk op de Utrechtse woningmarkt het hoofd te bieden. Naast verruiming van het aanbod door nieuwbouw in Leidsche Rijn en Rijnenburg, wil de gemeente ook de kwaliteit van de woningen in de bestaande stad verbeteren.
Binnen dezelfde woonmilieus kunnen mensen met uiteenlopende leefstijlen wonen. De woonvisie geeft daarom aan dat bij de invulling van concrete woningbouwprojecten rekening gehouden moet worden met die verschillende leefstijlen op grond van woonbelevingsgroepen. Diversiteit in het aanbod is daarbij van belang, zodat het voor alle doelgroepen mogelijk is om een passende woning te vinden. Maatwerk in programma en locatie is bij nieuwe woningbouw gewenst.
Het beleid voor het omzetten en kadastraal splitsen van woningen is in het najaar van 2015 gewijzigd. Daarbij is ook de Huisvestingsverordening aangepast, waarbij een vergunningstelsel is ingevoerd voor het zodanig veranderen van een woning dat meer woningen ontstaan, verder woningvorming genoemd.
Omdat is gebleken dat ongereguleerde omzetting en vorming van woningen kan leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat, is besloten om in de lijn van de facetbestemmingsplannen Woningsplitsing I en II in alle bestemmingsplannen een regeling te treffen voor omzetting en woningvorming. Het is namelijk van belang om in verband met een goede ruimtelijke ordening regels te stellen, regels die zien op een goede kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Deze regels werken aanvullend op het Bouwbesluit, waarin veiligheid en gezondheid geregeld zijn, en op de Huisvestingsverordening 2015 die gericht is op het beheer van een goede woningvoorraad. In tegenstelling tot deze verordening gelden de regels van het bestemmingsplan voor alle woningen, ongeacht de WOZ-waarde van de woning of de huurprijs.
De beleidsregels in de Beleidsnotitie en beleidsregels woningsplitsen en omzetten die bij de Huisvestingsverordening 2015 horen, zien onder meer op het beoordelen van de gevolgen voor het woon- en leefklimaat, enerzijds door de eisen met betrekking tot de minimale omvang van woningen en anderzijds door het in beeld brengen van de gevolgen van extra woningen binnen de context van de bestaande situatie. De bestemmingsregeling kan daarom nauw aansluiten bij de wijze waarop het beleid over omzetting en woonvorming is neergelegd in die beleidsregels.
Op 23 april 2013 heeft het college op grond artikel 12, lid 1 van de Monumentenverordening het Minstroomgebied aangewezen als beschermd stadsgezicht (zie Bijlage 8 en voor de begrenzing Bijlage 9 van deze toelichting).
Het Minstroomgebied is een oud hoveniersgebied met een cultuurhistorische waardevolle structuur. De aanwijzing beschermt de architectuurhistorische waarden van het gebied.
In het besluit tot aanwijzing staat opgenomen dat het vigerend bestemmingsplan voldoende bescherming biedt voor de cultuurhistorische waarden in het gebied. De bepalingen uit het bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn e.o. zijn in dit actualiseringsplan overgenomen. De aanwijzing bevat de kanttekeningen dat de aanwijzing niet leidt tot een extra bouwregel, met uitzondering van sloop, en dat de ecologische waarden door de aanwijzing niet worden beschermd. Minstraat 56 ligt in het Minstroomgebied. Deze locatie is in paragraaf 3.11 Deelgebied I van dit actualiseringsplan opgenomen.
In de Welstandsnota Utrecht is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft de welstandstoetsing van vergunningplichtige bouwwerken. De welstandsnota geeft beoordelingscriteria voor het toetsen van bouwaanvragen aan de redelijke eisen van welstand in aansluiting op het bestemmingsplan. De Welstandsnota kent drie beleidsniveaus: 'Open', 'Respect' en 'Behoud'. Voor veel voorkomende bouwwerken zijn in de Welstandsnota welstandscriteria, richtlijnen en aanbevelingen opgenomen.
Voor het beleidsniveau 'Open' (deelgebieden E, I, J, K, N, P, Q, S, en T) geldt dat verandering of handhaving van het bebouwingsbeeld beide mogelijk zijn, zowel naar structuur als architectuur, maar met behoud van landschappelijke waarden. Bij het beleidsniveau 'Respect' (deelgebieden F, G, H en R) wordt uitgegaan van het respecteren van de essentiële eigenschappen van de aanwezige bebouwings- en omgevingskarakteristieken. Het beleidsniveau 'Behoud' (deelgebieden A t/m D in het stationsgebied en deelgebied L, M en O) richt zich op behoud en herstel van het aanwezige bebouwingsbeeld en het versterken van de bestaande of historisch bepaalde karakteristiek van stedenbouwkundige, architectonische, landschappelijke of cultuurhistorische aard.
Het karakter van de kantorenmarkt is in de laatste jaren sterk veranderd van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Op sterke locaties in de stad is nog steeds vraag naar nieuwbouw. Maar op minder goede locaties is het aanbod groter dan de vraag. De stad Utrecht voert al vele jaren een restrictief kantorenbeleid en staat in hoofdzaak alleen nieuwbouw toe op drie sterke locaties: Papendorp, Leidsche Rijn Centrum en het Stationsgebied. Buiten die drie locaties gaat de gemeente traditioneel zeer terughoudend om met nieuwbouw en uitbreiding.
In de bestaande stad gaan we – zoals hierboven aangegeven - zeer terughoudend om met nieuwe kantoorvolumes, conform BRU/RSP-II. Incidenteel blijft er ruimte voor kleine initiatieven (max. 1500 m2 bvo) maar ook daar zal terughoudend mee worden omgegaan. Het principe is 'nee', tenzij de economische of ruimtelijke noodzaak aangetoond kan worden. Ook een privaat programma op niet-prioritaire locaties wordt indien mogelijk zoveel als mogelijk teruggedrongen. Ook op provinciaal niveau wordt deze beleidslijn gevolgd. Functieverbreding (transformatie) wordt bij bestaande kantoorgebouwen in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt door verschillende functies in de kantoorgebouwen mogelijk te maken, met als doel om leegstand te voorkomen.
Met het vaststellen van het beleidskader 'Vitale stadswijken, functiemenging in woonwijken' optimaliseert het college de flexibiliteit voor kleinschalig ondernemerschap in de Utrechtse stadswijken. Dit met het doel de economische levendigheid in de Utrechtse wijken te vergroten en flexibiliteit en ruimte te bieden aan kleinschalig ondernemerschap in de wijk. Dit zal onder meer resulteren in meer flexibiliteit voor werken in de wijk in zowel bestemmingsplannen als bij het afwijken van bestemmingsplannen en in het verruimen van de regeling Bedrijf aan huis. De ambitie voor vitale stadswijken is geformuleerd in de Economische Agenda Utrecht 2012-2018 die in maart 2012 is vastgesteld door de Utrechtse gemeenteraad.
In het programma staat het stimuleren van het ondernemerschap in de wijken centraal door vakmanschap, vestigingsklimaat en verbondenheid. Verschillende concrete maatregelen worden in het programma voorgesteld. Het bestemmingsplan biedt - buiten de voor functiemenging aangewezen zones - ruimte voor het uitoefenen van een bedrijf aan huis.
Gelet op overname van de bestaande afstanden tussen nieuwe woon- en werkfuncties en de aard van de toegelaten bedrijven in de regels van voorliggende bestemmingsplan, vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het Groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling.
De bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch, recreatief en cultuurhistorisch) moeten in principe groen blijven. Bij de (her)inrichting moet rekening worden gehouden met de ecologische functie. Functieverandering is alleen toegestaan na bestuurlijke afweging. Afname in omvang en/of kwaliteit moet gecompenseerd worden.
Naar aanleiding van het Groenstructuurplan is een afzonderlijk beleid voor de bomen en bomenlanen in Utrecht ontwikkeld, omdat bomen een eigen ruimtelijke dimensie hebben en een aparte problematiek kennen. Dit is het Bomenbeleid Utrecht, Verbeterde regelgeving voor beheer, behoud en ontwikkeling van bomen. Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aan te vullen om zo een samenhangende structuur te creëren en door het verder verbeteren van de bomenstructuur door middel van extra zorg voor beheer en onderhoud.
Het nu voorliggende bestemmingsplan heeft geen negatief effect op de doelstellingen van het beleid.
De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Samen met de Nota Stallen en Parkeren zijn ook enkele uitwerkingen door de gemeenteraad vastgesteld. Utrecht stimuleert en faciliteert het fietsgebruik. Dit betekent dat de gemeente onverminderd inzet op extra stallingsruimte en een effectiever gebruik van bestaande stallingen. Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwe voorzieningen ook fietsenstallingen te realiseren. Tegelijkertijd intensiveert de gemeente de handhaving op fout en hinderlijk gestalde fietsen. Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad, worden de autoparkeernormen in betaald parkeergebied verlaagd. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen.
Dit plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en hoeft daarom niet te voldoen aan de voorwaarden die de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking stelt.
Het relevante landelijke, regionale en gemeentelijke beleid staat dit bestemmingsplan niet in de weg. Het plan zorgt niet voor verdere verdichting van het verstedelijkt of landelijk gebied. Het gaat binnen de plangebieden niet om het mogelijk maken van ontwikkelingen, maar om het vastleggen van de bestaande situatie. De locaties die zijn opgenomen in de verbeelding van dit plan zijn klein van omvang. Het plan actualiseert de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van deze locaties en past daarmee binnen het hierboven aangehaalde beleid.
Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de huidige situatie in de diverse deelgebieden A t/m T van het plan, gevolgd door de juridisch-planologische aanpassingen aan de bestaande situatie.
De deelgebieden A t/m D betreffen het Stationsgebied. Al enige tijd geleden is voor dit gebied een herontwikkelingsrichting ingezet dat een lange besluitvormingshistorie kent. Er zijn voor het gebied twee visies gemaakt. Op 15 mei 2002 is op basis van een referendum gekozen voor Visie A, welke vervolgens is uitgewerkt in het Masterplan Stationsgebied. Het masterplan (met inbegrip van addendum) is een plan op hoofdlijnen en heeft als planfiguur geen juridisch-planologische status, maar stelt een kader voor de verdere planontwikkeling.
Het op 14 december 2006 door de gemeenteraad vastgestelde Structuurplan Stationsgebied is de juridische vertaling van het Masterplan. In het structuurplan wordt (op hoofdlijnen) het planologische kader gegeven voor de ontwikkeling van het stationsgebied.
Nieuwe ontwikkelingen in het Stationsgebied worden in dit actualisatieplan niet meegenomen. Voor nieuwe projecten binnen het gebied worden aparte bestemmingsplannen gemaakt.
Het deelgebied E ligt in Overvecht. De bestaande parkeergarage aan de Rubicondreef wordt met dit plan in de verbeelding en regelgeving opgenomen en zo juridisch-planologisch vastgelegd nu dit per abuis niet was gebeurd in het bestemmingsplan Overvecht, Noordelijke stadsrand. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is de bestaande bedrijfsbebouwing aan de Gageldijk 100 voorzien van een onjuiste (te lage) hoogtemaat. Met deze actualisatie wordt dit hersteld.
De deelgebieden F t/m M betreffen zogenoemd snippergroen. Gemeentelijk groen is in een aantal gevallen op verzoek aan de eigenaren van de ernaast gelegen percelen verkocht. De bestemming is met dit actualiseringsplan van Groen of Verkeer en Verblijfsruimte gewijzigd in Wonen. In de meeste gevallen was het snippergroen al geruime tijd als tuin in gebruik. Dat bestaand gebruik wordt met dit bestemmingsplan vastgelegd.
Voor deelgebied N is de bestaande situatie juridisch-planologisch geactualiseerd.
Het deelgebied O betreft het 'omruilen' van bestemmingen in de binnenstad en komt zo in overeenstemming met de bestaande situatie.
De twee deelgebieden P en Q betreffen de planologisch-juridische vastlegging van een bestaande geluidzone, een gasleiding en een juiste afmeting van een waterkering die op de verbeeldingen in de vigerende plannen ontbreken.
Voor deelgebied R zorgt deze actualisatie voor een juiste aanduiding 'kantoor' binnen de bestemming Bedrijf.
Voor deelgebied S wordt de exacte categorie van het bestaande bedrijf juridisch-planologisch vastgelegd.
Dit plan herstelt met deelgebied artikel 21 Woongebied in het recent vastgesteld plan Vleuterweide.
Voor alle deelgebieden is met dit plan de juridisch planologische regelgeving in overeenstemming gebracht met bestaande situatie. Er is daarbij gezocht naar aansluiting bij de geldende regels van de directe omgeving van de deelgebieden.
Voor de meeste deelgebieden van dit plan geldt herstel van de regelgeving zodat deze aansluit bij de bestaande situatie en beleidsmatige en stedenbouwkundige inzichten.
De volgende paragrafen geven achtereenvolgens in het kort de bestaande situatie en de aanpassing van de regelgeving van de opgenomen deelgebieden weer.
Stationsgebied
locatie Daalsetunnel en Leidseveertunnel
Afbeelding 2: luchtfoto met begrenzing deelgebied A
De grond op de locaties Leidseveertunnel en Daalsetunnel is eigendom van PRORAIL BV. Het spoorwegemplacement maakt deel uit van het Centraal Station. Als gevolg van de ligging tussen Westplein en Catharijnebaan, waar belangrijke verkeersstromen samenkomen, kruisen de sporen twee verkeersverbindingen, de Leidseveertunnel en de Daalsetunnel. Een spoorverdubbeling over het traject Utrechts Centraal Station naar Blauwkapel aan het eind van de vorige eeuw heeft voor de beide tunnels geen ingrijpende gevolgen gehad. Alleen het openbaar groen is aangepast. Indertijd was er een verwachting van bebouwing van beperkte omvang ten behoeve van het spoorwegbedrijf op de beide locaties. De huidige regeling is ouder dan tien jaar.
Er is geen sprake van een ontwikkeling.
Dit plan legt de bestaande situatie vast en zorgt ervoor dat de juridisch-planologische regelgeving voor beide locaties wordt aangepast aan de huidige situatie en standaarden. Voor de locaties is aansluiting gezocht bij de aan de tunnels grenzende vigerende plannen. De regelgeving voor deze locaties is opgenomen in Artikel 19 Verkeer - Railverkeer - 1. Daarnaast geldt hier de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Stationsgebied
locatie Mineurslaan Beatrixgebouw
Afbeelding 3: luchtfoto met daarop de strook van deelgebied B
Deze locatie aan de Mineurslaan bestaat uit een strook onder de overkapping van het huidige Beatrixtheater in het Stationsgebied, waarvoor op dit moment een bestemmingsplan geldt dat ouder is dan tien jaar. Het Beatrixtheater zelf is het meest noordelijke gebouw aan de oostzijde van de Croeselaan. Het heeft de functies vergader- en congrescentrum en kantoren. Het theater wordt gebruikt voor theaterproducties en de zalen ernaast voor (musical)voorstellingen.
In dit nu nog geldende bestemmingsplan is de locatie bestemd voor bebouwing voor beurs- en expositiedoeleinden met bijbehorende voorzieningen (inclusief een verenigingszaal). Het gebouw zelf mag op grond van het vigerend plan een brutovloeroppervlakte van maximaal 92.000 m2 voor beurs- en expositiedoeleinden met bijbehorende voorzieningen bevatten en moet bestaan uit ten minste 6 en ten hoogste 8 bouwlagen op het straatniveau.
Het actualiseringsplan neemt deze strook op in een juridisch-planologische regelgeving die aansluit bij de omgeving van het Beatrixtheater gevestigd is. De strook aan de Mineurslaan wordt in overeenstemming gebracht met de bestaande situatie. In de regelgeving is deze locatie opgenomen in Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied - 1. De overkraging van het gebouw boven deze verkeer- en verblijfsbestemming is in de regels en de verbeelding opgenomen.
Daarnaast geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Stationsgebied locatie Mineurslaan entree parkeergarage Rabobank
Afbeelding 4: begrenzing deelgebied C
De locatie betreft de entree van de parkeergarage van het hoofdkantoor van de Rabobank. Het hoofdkantoor van de Rabobank bestaat uit een gebouwencomplex aan de oostzijde van de Croeselaan. Meest recente herontwikkeling van dit gebied dateert uit 2006 waarbij de Rabobank haar hoofdkantoor op basis van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 1 WRO heeft uitgebreid en vernieuwd. De grootste ontwikkeling was de realisatie van het tweetal glazen kantoortorens van 105 meter hoog. Daarnaast werd ook de bestaande bebouwing gerenoveerd en vond een uitbreiding van de parkeervoorzieningen plaats.
Over het perceel loopt de Valeriusbaan die zorgt voor de OV-aansluiting van de Van Zijstweg op de Mineurslaan.
De locatie valt binnen de begrenzing van een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar.
Het actualiseringsplan neemt deze locatie op in een juridisch-planologische regelgeving van de bestaande situatie die aansluit bij de regels ten behoeve van de bebouwing waarin nu het hoofdkantoor van de Rabobank gevestigd is. Voor deze locatie geldt Artikel 15 Kantoor.
Stationsgebied
locatie Kruisvaart Vondellaan
Afbeelding 5: begrenzing deelgebied D
Deze locatie betreft een klein gedeelte op en nabij de spoorlijn ter hoogte van de Kruisvaart, tussen de Bleekstraat en Vondellaan, waarvoor tot nu een juridisch-planologische regeling geldt die ouder is dan tien jaar.
Het deelgebied betreft een bestaand stuk rail van de HOV-(Hoogwaardig Openbaar Vervoer)-lijn naar de Uithof met daarnaast een strook grond. De bestemming legt de bestaande functie en het gebruik vast. De regeling sluit aan bij de regelgeving die geldt in de directe omgeving en is terug te vinden in Artikel 20 Verkeer - Railverkeer - 2. Eveneens geldt op het meest zuidelijke deel de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.
Overvecht
locatie E-1 Rubicondreef 78- 234 en E-2 Gageldijk 100
Afbeelding 6: luchtfoto deelgebied E - 1 Rubicondreef 78-234
De bestaande situatie van E -1 en E -2 en de aanpassing van de regelgevingen staan onder elkaar.
E -1 Locatie Parkeergarage Rubicondreef 78-234
De parkeergarage op de locatie Rubicondreef 78- 234 in Overvecht is in de tweede helft van de twintigste eeuw gebouwd. De parkeergarage is halverdiept en heeft haar ingang aan de Rubicondreef.
De parkeergarage heeft een hoogte van 3,64 m (waarvan 1,15 m boven het maaiveld), een lengte van 107,80 m en een breedte van 61,6 m.
Afbeelding 7: ingang van de parkeergarage aan de Rubicondreef 234
De capaciteit van de garage is totaal 87 auto's verdeeld voer 81 garageboxen en 6 parkeerplaatsen.
Op de verbeelding van het huidige bestemmingsplan is deze locatie als Groen opgenomen.
E - 2 locatie Gageldijk 100
en
Afbeelding 8 en 9: luchtfoto deelgebied E -2 Gageldijk 100 de te wijzigen verbeelding op deze locatie
Op de verbeelding van het plan Overvecht, Noordelijke stadsrand was per abuis het symbool voor maximale bouwhoogte in plaats van het symbool voor een maximale goothoogte van 3,5 m opgenomen.
De aanpassing van het symbool vindt plaats omdat is gebleken dat een toezegging uit de fase van de zienswijzen ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan Overvecht, Noordelijke stadsrand bij de vaststelling van dat bestemmingsplan per abuis niet was verwerkt.
E - 1 locatie Parkeergarage Rubicondreef 78-234
Dit actualiseringsplan wijzigt de bestemming Groen in Verkeer - Verblijfsgebied zodat deze overeenkomt met de bestaande situatie. De halfverdiepte parkeergarage is met de nadere aanduiding 'parkeergarage' op de verbeelding van dit plan opgenomen. De regel die voor deze locatie geldt is terug te vinden onder Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied - 2.
E - 2 locatie Gageldijk 100
De aanduiding op de verbeelding is aangepast door ter plaatse een maximale goothoogte van 3,5 meter op de nemen. Voor deze locatie is de regelgeving terug te vinden in Artikel 4 Bedrijf - 1 en in de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Landschap. Alleen de aanduiding bouwhoogte is gewijzigd in goothoogte; de overige aanduidingen zijn vanuit het plan Overvecht, noordelijke stadsrand overgenomen. Het gebrek is nu hersteld.
Snippergroen Vleuten
locatie Odenveltlaan 7
Afbeelding 10: luchtfoto van het snippergroen deelgebied F
Binnen dit deelgebied gaat het om een strook snippergroen op de hoek van de Odenveltlaan en de Broederschaplaan in Vleuten, zoals op bovenstaande afbeelding aangegeven.
Deze strook naast het perceel Odenveltlaan 7 is verkocht aan de eigenaar van dit genoemde perceel en heeft in het huidige bestemmingsplan Vleuten de bestemming Verkeer-Verkeer en Verblijf (V-VV).
Het bestemmingsplan Vleuten licht toe dat veel bewoners behoefte hebben aan extra woonruimte. Voor kopwoningen worden regelmatig bouwvergunningen voor aanbouwen aan de zijgevel aangevraagd. Daarom is er een onderzoek gedaan naar de ruimtelijke mogelijkheden voor dergelijke aanbouwen. Hieruit blijkt dat het onder bepaalde voorwaarden mogelijk moet zijn om deze aanbouwen te realiseren. In hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan Vleuten wordt opgemerkt: 'Een groot deel van de woningvoorraad in Vleuten en De Meern is in de jaren '60 gebouwd. Voor de jaren '60-wijken in Vleuten zijn de volgende wijken onderzocht: Nieuwe Vaart, het gebied rond de Albert Schweitzerlaan en het gebied rond de Odenveltlaan. Er is onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor de realisatie van aanbouwen aan de woningen. Dit onderzoek is weergegeven in de notitie 'Extra woonruimte in een groene buurt; aanbouwen aan zijgevels van jaren '60-woningen in Vleuten en De Meern'.
De bestemming wordt aan de bestaande situatie aangepast en zet de bestemming van V-VV om naar Wonen.
Afbeelding 11: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Vleuten; de rode omlijning geeft de begrenzing van de locatie die is opgenomen op de verbeelding van dit Actualiseringsplan.
De geldende regel voor deze locatie is terug te vinden onder Artikel 26 Wonen - 1. De regel bijbehorende bouwwerken is aangepast aan de laatste wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening, waarin de regel voor het vergunningvrij bouwen is verruimd, zie paragraaf 6.4 voor een nadere uitleg van deze regeling. Dat is de reden waarom de specifieke aanduiding (ew) niet is overgenomen op de verbeelding van dit actualiseringsplan.
Snippergroen Oudwijk
locatie Frederik Hendrikstraat 68 en 70
Afbeelding 12: luchtfoto snippergroen deelgebied G
Op de bovenstaande verbeelding is nummer 68 aangegeven met een paarse ster, nummer 70 met een blauwe.
Dit stuk snippergroen ligt tussen de percelen Frederik Hendrikstraat 68 en 70, ten zuidoosten van de kruising met de Dillenburgstraat in de wijk Oudwijk. De percelen grenzen aan de achterkant aan De Zilveren Schaats.
De Frederik Hendrikstraat ligt binnen het Beschermd stadsgezicht Utrecht Oost, zie Bijlage 3, 4, 5, 6 en 7 van de toelichting. Hierbinnen vallen onder andere Nachtegaalstraat en Burgemeester Reigerstraat, Maliesingel, Maliebaan, Maliestraat, Oorsprongpark en de Zilveren Schaats.
Afbeelding 13: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen
de rode omlijning geeft de begrenzing van deze locatie in het Actualiseringsplan 2015.
Na verkoop van de grond past dit actualiseringsplan op deze locatie de planologische regels aan de bestaande situatie aan door de bestemming te wijzigen van Verkeer-Verblijfsgebied (V-VB) naar Wonen.
De regeling voor deze locatie in terug te vinden in Artikel 27 Wonen - 2. De bestaande dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie, Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost en de Waterstaat - Waterstaatkundige functie worden in het Actualiseringsplan overgenomen. Het gebruik van de grond dient hiermee in overeenstemming te blijven.
Snippergroen Rijnsweerd-Zuid
locatie Ovidiuslaan 2 t/m 5
Afbeelding 14: luchtfoto snippergroen van deelgebied H
In dit deelgebied gaat het om een strook grond achter de percelen Ovidiuslaan 2, 3, 4 en 5 in de bestemming Groen in Rijnsweerd Zuid.
Aan de bewoners van de genoemde percelen is de grond in erfpacht uitgegeven om te gebruiken als tuin. Dit is mogelijk, wanneer het groen geen deel uitmaakt van het structureel groen. Dit zogenoemde restgroen grenst vaak aan privégroen en geeft aanleiding tot beheerproblemen.
Afbeelding 15: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Rijnsweerd, Maarschalkerweerd;
de rode omlijning geeft de begrenzing van het deelgebied H van het Actualiseringsplan aan
De bestemming van de strook Groen langs de Ovidiuslaan 2 t/m 5 in met deze actualisering aangepast aan de bestaande situatie en gewijzigd in Wonen. De bestaande aanduidingen ten aanzien van de maximale goothoogte van 4,5 meter en dakhoogte van 6,5 meter en de begrenzing van het bouwperceel worden uit het plan Rijnsweerd, Maarschalkerweerd in dit actualiseringsplan overgenomen. Rijnsweerd-Zuid is een woongebied met een groen karakter en wordt gekarakteriseerd als een tuinstedelijk gebied. De gemeente streeft naar zo min mogelijk verharding van de grond rondom de woning. Het nu aanwezige groen zorgt voor het sneller opnemen en afvoeren van het regenwater.
De regel voor deze locatie is terug te vinden onder Artikel 28 Wonen - 3.Bij gebruik van de groenstrook dient rekening te worden gehouden met aanwezige leidingen gas, riolering en laagspanning.
Snippergroen Sterrenwijk
locatie Minstraat 56
Afbeelding 16: betreffende grond deelgebied I
De locatie Minstraat 56 ligt in Abstede. Een snipper groen achter de woning met de bestemming Verkeer en Verblijf is als tuin in gebruik. Het hofje van de Minstraat 27 - 65 staat op de Gemeentelijke Monumentenlijst, zie Bijlage 5 van de toelichting.
De locatie Minstraat 56 ligt in het gebied waarbij uitbreiding in de hoogte is toegestaan onder voorwaarden. Er geldt een aangepaste standaardregeling voor erf- en tuinbebouwing geldt. Het is van belang dat niet alle erven volledig worden volgebouwd.
De locatie ligt binnen het gebied waarvoor de regeling erfbebouwing 1 (zie Bijlage 6 van de toelichting) geldt en waarbinnen uitbreiding in de hoogte (zie Bijlage 7 van de toelichting) met een ontheffing is toegestaan.
afbeelding 17: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn e.o.;
de rode omlijning geeft de begrenzing van de locatie in het Actualiseringsplan
Met dit plan wordt de juridisch planologische regeling aangepast aan de bestaande situatie. De huidige situatie is dat de grond is uitgegeven aan de eigenaar van de woning van nummer 56 en krijgt in plaats van de bestemming Verkeer-Verblijf die van Wonen; de bouwhoogte is in meters op de verbeelding van het actualiseringsplan opgenomen. Ook wordt de bestemming van de meer noordelijke gelegen snipper grond geactualiseerd door de bestaande situatie op te nemen.
Het vigerend plan Oudwijk, Krommerijn e.o. heeft een regeling erfbebouwing en een ontheffing voor het bouwen in de hoogte opgenomen. De Minstraat 56 valt binnen dit gebied. Een uitsnede van de kaarten erfbebouwing en ontheffing bouwen in de hoogte zijn opgenomen in de Bijlage 6 en
Bijlage 7 van de regels. Voor de mogelijkheden om af te wijken in hoogte is het moeilijk alles in één hoofdregel te vatten. Daarom zijn bepalingen opgenomen onder voorwaarden ontheffing te verlenen voor bijvoorbeeld een extra bouwlaag, uitsluitend in niet gave gevelwanden.
Sinds 2013 valt deze locatie binnen een gemeentelijk beschermd stadsgezicht, zie de Kaart Gemeentelijk Beschermd stadsgezicht Minstroomgebied die samen met een nadere typering van de beschermde waarden als bijlage bij deze toelichting is gevoegd. De aanwijzing bevat de kanttekeningen dat deze niet leidt tot een extra bouwregel, met uitzondering van sloop, en dat door de aanwijzing de ecologische waarden niet worden beschermd. De bescherming tegen sloop is opgenomen in de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 2 - Minstroom.
De geldende regelgeving voor deze locatie is terug te vinden onder Artikel 29 Wonen - 4. De bepalingen in dit artikel bieden de cultuurhistorische waarden in dit gebied voldoende bescherming. Op deze locatie geldt eveneens de dubbelbestemming Waarde - Archeologie .
Snippergroen Zuilen
locatie Amsterdamsestraatweg 1029
Afbeelding 18: luchtfoto snippergroen deelgebied J
Dit deelgebied betreft een stuk grond achter het perceel Amsterdamsestraatweg 1029, nabij de sportvelden van Sportpark Zuilenselaan, dat ligt binnen het gebied van de beheersverordening Zuilen. Het stuk grond wordt nu gebruikt als berging en voor opslag van gravel. De woning op nummer 1029 vormt met de naastgelegen woning een zogenoemde twee onder één kap. Beide hebben een maximale bouwhoogte van 6 meter.
De eigenaar van het perceel Amsterdamsestraatweg 1029 heeft aangegeven dit stuk grond te willen aankopen om daarmee de veiligheid in de buurt te vergroten. Het gaat om een stukje 'niemandsland' dat tussen het perceel en de sportvelden ligt. Voorheen was daar de ingang van de Zuilense Tennisclub. Sinds de tennisclub weg is, ondervindt de buurt van het gebruik van de locatie veel overlast.
Op deze locatie zijn in de beheersverordening de volgende besluitsubvlakken opgenomen:
Afbeeldingen 19 en 20: uitsnede functiekaart bij toelichting en verbeelding van de beheersverordening Zuilen; op de functiekaart is in rood en op de verbeelding is in blauw de locatie aangegeven
In het voorliggende actualiseringsplan krijgt het perceel een woonbestemming. Op de verbeelding is een bouwvlak en een bouwhoogte van 6 meter opgenomen.
De regelgeving is terug te vinden in Artikel 30 Wonen - 5. Daarnaast geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. De geluidzone Lage Weide staat op de verbeelding aangegeven en terug te vinden in de regel 48.1.
Bij de bestemmingen is aansluiting gezocht bij de standaarden die hiervoor gelden.
Snippergroen Pijlsweerd
locatie Herenweg 95
Afbeelding 21: betreffende grond deelgebied K
Op deze locatie gaat het om een strook grond achter de panden Herenweg 93 en 95, dat nu binnen de regelgeving van de beheersverordening Pijlsweerd, Tuinwijk en Tuindorp Oost valt.
Op de locatie zijn in de beheersverordening de volgende besluitsubvlakken opgenomen:
en
Afbeelding 22 en 23: uitsnede functiekaart bij toelichting en verbeelding van de beheersverordening
Pijlsweerd, Tuinwijk, Tuindorp Oost; op de functiekaart is in rood en op de verbeelding is in blauw de
locatie aangegeven
Dit actualiseringsplan regelt na verkoop van de grond aanpassing aan de bestaande situatie.
De regels voor deze locatie zijn terug te vinden in Artikel 31 Wonen - 6. Bij de bestemming is aansluiting gezocht bij de standaarden die hiervoor gelden. De grens van de dubbelbestemming Archeologie ligt net buiten het plangebied.
Snippergroen Leidsche Rijn
7 locaties Rijksstraatweg delen achter12A/B tot en met 22
Afbeelding 24: betreffende gronden deelgebied L van oost naar west:
Rijkstraatweg 12 A/B, 13, 16A (2x driehoek), 20, (Metaalkathedraal), 21 en 22
De gronden liggen ten noorden van Rijnvliet in De Meern, nabij het verkeersplein Hooggelegen, zoals hierboven op afbeelding 24 is te zien. De locaties met een regelgeving ouder dan 10 jaar zijn op bovenstaande luchtfoto met rode omlijning.
Locaties binnen dit deelgebied van oost naar west:
L - 1 locatie Rijksstraatweg 12A/B
L - 2 locatie Rijksstraatweg 13
L - 3 locatie Rijksstraatweg 16A noordoosten ontsluiting Rijnvliet
L - 4 locatie Rijksstraatweg 16A zuidwesten van ontsluiting Rijnvliet
L - 5 locatie Rijksstraatweg 20 (Metaalkathedraal),
L - 6 locatie Rijksstraatweg 21 en
L - 7 locatie Rijksstraatweg 22.
Afbeelding 25: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden Leidsche Rijn e.o.;
de rode omlijning geeft de begrenzing van de locaties in het Actualiseringsplan diverse gebieden 2016
Dit actualiseringsplan legt de bestaande situatie voor deze locaties vast. Daarbij is gekozen voor aansluiting aan de directe bestaande omgeving. De begrenzing sluit in het noorden aan op het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o.; in het zuiden op die van het ontwikkelingsplan Rijnvliet. Omdat er op de hierboven genoemde locaties aan de Rijksstraatweg geen ontwikkelingen plaatsvinden zijn zij buiten het ontwikkelingsplan Rijnvliet gelaten.
De keuze voor de bestemmingen voor de locaties is bepaald door de regeling voor de direct aangrenzende bestaande omgeving.
L - 1 locatie Rijksstraatweg 12A/B
Hier is de bestaande situatie vastgelegd in een tuinbestemming, die uit het plan Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o. is overgenomen in Artikel 16 Tuin.
L - 2 locatie Rijksstraatweg 13
Hier is de bestaande situatie vastgelegd in een tuinbestemming, die uit het plan Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o. is overgenomen in Artikel 16 Tuin.
L - 3 locatie Rijksstraatweg 16A ten noordoosten van de ontsluiting Rijnvliet
Ten noordoosten van deze locatie is inmiddels een woning gebouwd. De regels zijn terug te vinden in Artikel 32 Wonen - 7. Op de verbeelding is een bouwvlak met hoogte-aanduidingen van de in 2015 gerealiseerde woning opgenomen. Deze regels sluiten aan bij die uit het plan Actualisering diverse gebieden Leidsche Rijn e.o.
L - 4 locatie Rijksstraatweg 16A ten zuidwesten van de ontsluiting Rijnvliet
De grond binnen dit deelgebied ten zuidwesten van de ontsluitingsweg op de locatie Rijksstraatweg 16A krijgt de bestemming Groen die terug te vinden is in Artikel 12 Groen - 1. De bestemmingsregels zijn overgenomen uit het plan Actualisering diverse gebieden, Leidsche Rijn e.o.
L - 5 locatie Rijksstraatweg 20 (Metaal Kathedraal)
Het historische en monumentale pand aan de Rijksstraatweg 20 Utrecht is sinds een aantal jaren bekend onder de naam Metaal Kathedraal. Het is een magische locatie in het 'aloude' de Meern. Een katholieke kerk, die jaren lang als metaal fabriek is gebruikt en nu functioneert als culturele hotspot en buurtkatalysator. De Metaal Kathedraal wordt gezien als het cultureel centrum van het toekomstige Rijnvliet en kan als een belangrijk ankerpunt voor Rijnvliet gaan functioneren.
De gemeente wil op locatie mogelijkheden bieden en daarom heeft het college in 2015 een besluit genomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. De afwijking is op naam verleend en wordt daarom niet opgenomen in de regelgeving.
De ruimtelijke onderbouwing van de afwijking Metaal Kathedraal is bij de toelichting van dit actualiseringsplan gevoegd, zie Bijlage 10. De geldende bestemming Gemengde Doeleinden - 4 voor het noordelijke gebied uit het plan Actualisering diverse gebieden Leidsche Rijn is in dit plan overgenomen in Artikel 8 Gemengd - 1 en in zuidelijke richting uitgebreid tot aan de begrenzing van het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Rijnvliet.
L - 6 locatie Rijksstraatweg 21
De grond binnen het plangebied op Rijksstraatweg 21 neemt de bestemming Gemengde Doeleinden - 4 over in Artikel 8 Gemengd - 1, die op deze locatie de bestaande opslag regelt.
L - 7 locatie Rijksstraatweg 22
De grond binnen het plangebied krijgt de tuinbestemming, die uit het plan Actualisering diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. is overgenomen in Artikel 16 Tuin.
Voor het gehele deelgebied geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Snippergroen Binnenstad locatie Lange Nieuwstraat 85
Afbeelding 26: luchtfoto - in het rood betreffende grond deelgebied M
De Lange Nieuwstraat 85 ligt in de binnenstad, binnen de singels van Utrecht, een gebied dat in 1975 is aangewezen als Beschermd stadsgezicht binnenstad. . De historische bebouwing, de werven, andere beschermde monumenten en de grachten maken het gebied historisch waardevol. De bij de regels gevoegde Bijlage 2 Binnenstad Architectuur- en bouwhistorische waardenkaart 2010 geeft aan dat het gaat om een pand met vastgestelde archeologische en bouwhistorische waarde.
De locatie heeft in het bestemmingsplan Binnenstad de bestemming Gemengd-4.
Afbeelding 27: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Binnenstad
de rode omlijning geeft de begrenzing van het deelgebied M aan.
Het stuk grond achter de Lange Nieuwstraat 85 is verkocht aan de eigenaar van het pand. Dit actualiseringsplan past de regelgeving aan de bestaande situatie aan en wijzigt de bestemming Groen in de bestemming Gemengd, opgenomen in Artikel 9 Gemengd - 2, buiten het bouwvlak, dus onbebouwd.
Zoals hierboven opgemerkt gelden voor deze locatie eveneens de dubbelbestemmingen Waarde -
Beschermd stadsgezicht - 1 - Binnenstad (zie ook paragraaf 2.3 van deze toelichting) en Waarde -
Archeologie.
Meerndijk
locatie Meerndijk 6 - 24 en achterliggend gebied
Afbeelding 39: luchtfoto van deelgebied N binnen de rode begrenzing
Op deze luchtfoto is te zien dat deelgebied N voor een groot deel bestaat uit een open terrein dat gebruikt wordt om te parkeren. De parkeerplaats voorziet in de parkeren ten behoeve van de supermarkt in het zuidoosten van het deelgebied.
Voor de supermarkt binnen het deelgebied geldt een bestemmingsplan dat inmiddels ouder is dan 10 jaar. Het overige deel mist een planologische regeling, omdat het voorgaande plan De Meern-Zuid uit 1963 vervallen is. Een nieuw bestemmingsplan voor De Meern Centrum, waarin dit deelgebied was opgenomen, is door de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State op 18 februari 2010 vernietigd. Dit betekent voor dit gebied geen actuele regeling geldt.
De Meerndijk verbindt van oudsher De Meern met Montfoort, Oudewater en verder Gouda. Deze weg is in de jaren 50, ten behoeve van de grootschalige uitbreiding van De Meern, doorgetrokken in noordelijke richting (Castellumlaan). Hiermee werd deze route belangrijk voor doorgaand autoverkeer van noord naar zuid en omgekeerd. Daarbij is de Rijksstraatweg destijds ook veranderd in een weg met een doorgaande rijbaan en parallelstraten. Deze situatie is sindsdien nagenoeg ongewijzigd. In 2014 zijn beide wegen aangewezen als een 30 km weg.
Langs de Meerndijk met de nummers 6 tot en met 24 bevinden zich woningen, een kapper, een ijssalon, een leverancier van onderdelen voor verschillende merkapparaten, een café, en een supermarkt. Sinds 1990 is op nummer 24 een supermarkt gevestigd. Aanvankelijk is hiervoor een vrijstelling gegeven voor 5 jaar, maar deze is voorlopig verlengd. De wens is de winkel te verplaatsen naar het nieuwe centrum van De Meern en het gebied opnieuw in te richten. In het bestemmingsplan Supermarkt Meerndijk 24 was hiertoe een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Afbeelding 40: uitsnede plankaart bestemmingsplan Supermarkt Meerndijk 24
Binnen dit deelgebied is de bestaande situatie vastgelegd. De regelgeving voor de Meerndijk 6 tot en met 24 is terug te vinden in Artikel 11 Gemengd - 4, Artikel 12 Groen - 1, Artikel 25 Water. Voor de locatie Meerndijk 24 is de wijzigingsbevoegdheid uit het plan Supermarkt Meerndijk 24 overgenomen. Zodra de mogelijkheid zich voordoet kunnen Burgemeester en wethouders hiervan gebruik maken.
De verkeersbestemmingen zijn opgenomen in Artikel 18 Verkeer - 2 en Artikel 24 Verkeer -
Verblijfsgebied - 4. Ook gelden binnen dit deelgebied de dubbelbestemmingen Leiding - Riool, Waarde - Archeologie, en Waterstaat - Waterkering.
Het plan geeft regels voor de bestaande situatie. Door opname van dit deelgebied in het actualiseringsplan is aan de wettelijke actualiseringsverplichting voldaan.
Buiten-Wittevrouwen
locatie Maliesingel 27 en 27A
Afbeelding 28: luchtfoto van deelgebied O met in het rood begrenzing ervan
Deze locatie aan de Maliesingel ligt binnen het Beschermd stadsgezicht Utrecht Oost.
Afbeelding 29: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen
De geldende juridisch-planologische regelgeving op deze locatie, zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen, komt niet overeen met de bestaande situatie. De bestemming Wonen-2 met de mogelijkheid van kantoor (k) op de begane grond is de bestaande situatie gevestigd op nummer 27A. Het tegenovergestelde geldt voor het nummer 27.
Met dit actualiseringsplan wordt de bestaande en planologische situatie met elkaar in overeenstemming gebracht. In de toelichting van het bestemmingsplan Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen staat de wens weergegeven dat de woonfunctie binnen dit gebied zoveel mogelijk moet worden behouden en zo mogelijk uitgebreid. Dit plan komt daarmee niet in conflict, omdat bij deze ruil van bestemmingen geen woonfunctie verloren gaat. De geldende regel voor deze locatie is voor nummer 27 terug te vinden in Artikel 10 Gemengd - 3 en Artikel 33 Wonen - 8 geldt voor nummer 27A. Voor beide adressen gelden de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost.
Overvecht
deel plangebied bestemmingsplan Bruisdreef
afbeelding 30: deelgebied P deel plangebied Bruisdreef
In het bestemmingsplan Bruisdreef is de bestaande geluidzone rondom de Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) niet opgenomen.
De zone is globaal op bovenstaande afbeelding met een oranje arcering aangebracht.
De RWZI is een bedrijf dat als zogeheten 'grote lawaaimaker' valt onder onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Conform de regels van de Wet geluidhinder is er daarom rondom dit terrein een zone vastgelegd. Bij vergunningverlening aan deze bedrijven wordt getoetst aan bepaalde grenswaarden buiten de zone en bij de binnen de zone gelegen bestaande en nieuwe woningen.
De zone fungeert verder als aandachtsgebied voor ontwikkelingen met betrekking tot geluidsgevoelige bestemmingen. Deze moeten steeds worden getoetst aan de regels van de Wet geluidhinder. Voor het geluidsonderzoek Bruisdreef en daarmee samenhangende stukken wordt verwezen naar Bijlage 12 (Memo), Bijlage 13 (Geluidonderzoek) en Bijlage 14 (Erratum) van de toelichting. Hieruit blijkt dat met de RWZI rekening is gehouden.
Dit actualiseringsplan legt de hierboven genoemde bestaande geluidzone planologisch juridisch vast.
afbeelding 31: de begrenzing van het plangebied in het rood
De verbeelding van dit plan volgt de begrenzing van het plan Bruisdreef (zwarte bolletjes) niet geheel. Zie de rode begrenzing op afbeelding 31. In het actualiseringplan wordt alleen de geluidzone opgenomen met de daaronder liggende bestemmingen. Voor het overige wordt verwezen naar het bestemmingsplan Bruisdreef.
In de regel 48.1 van dit plan is de geluidzone - industrie opgenomen, die rondom de RZWI moet worden aangehouden.
De onderliggende bestaande bestemmingen zijn één op één vanuit het bestemmingsplan Bruisdreef, Overvecht overgenomen in dit actualiseringsplan onder Artikel 34 Wonen - 9, Artikel 13 Groen - 2 en Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied - 3. Daarnaast geldt voor het zuidoostelijke deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Cartesiusweg
locaties Gasontvangststation en Waterkering
Afbeelding 32: luchtfoto plangebied Cartesiusweg e.o.
De rode ster geeft de locatie van het gasontvangststation deelgebied Q-1 aan;
tussen de twee blauwe sterren ligt de zone Waterstaat-Waterstaatkering van deelgebied Q -2.
De bestaande situatie en de aanpassing van de regelgevingen van Q -1 en Q -2 staan onder elkaar.
Q -1 locatie Gasontvangststation
Binnen het plangebied bevindt zich een Gasontvangststation, gelegen op het terrein van de Merwedecentrale. In het plangebied bevinden zich twee hogedruk aardgastransportleidingen die de Merwedecentrale van gas voorzien door buisleidingen.
Afbeelding 33: begrenzing deelgebied Q -1
In het meest noordelijke deel van gebied Q -1 staat op de verbeelding van het plan Cartesiusweg naast de enkelbestemming Bedrijventerrein met de categorie 4.2, de dubbelbestemming Leiding - Gas, functieaanduidingen en de figuur hartlijn leiding gas.
Er is geconstateerd dat de locatie van het gasontvangststation niet op de verbeelding van het plan Cartesiusweg staat aangegeven. Met dit actualiseringsplan wordt deze omissie hersteld.
Q -2 locatie Waterstaat-Waterkering
Op de verbeelding (zie hieronder) van het bestemmingsplan Cartesiusweg e.o. staat langs het Merwedekanaal tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Spinozabrug (tussen de rode sterren) de aanduiding dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering met een zone van 15 meter. Langs de kaden van het Amsterdam-Rijnkanaal en het Merwedekanaal (uitgezonderd de insteekhavens) geldt een zone van 30 meter (inclusief kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone) vanuit de beschoeiing.
Afbeelding 34: uitsnede verbeelding Cartesiusweg e.o.
Tussen de rode sterren ligt het deel waarop de aanpassing betrekking heeft.
In de Waterregeling van het Rijk zijn de grenzen voor het waterstaatkundig beheer van het Rijk vastgelegd. Hierbij geldt dat langs dit deel van het Merwedekanaal een zone van 20 meter moet worden aangehouden. Verder richting het Amsterdam-Rijnkanaal loopt dit op tot 30 meter. Binnen de zones moet voor eventuele ontwikkelingen een watervergunning in het kader van de Waterwet aangevraagd worden en kunnen door Rijkswaterstaat eisen of beperkingen gesteld worden met het oog op de belangen van het waterstaatswerk.
Q -1 locatie Gasontvangststation
Om de verbeelding in overeenstemming te brengen met de bestaande situatie is de locatie van het gasontvangststation op het Merwedeterrein aangegeven. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het verzoek daartoe van de Gasunie. Op de locatie van het gasontvangstation geldt de bestemming Artikel 6 Bedrijventerrein - 1 en de dubbelbestemming Leiding - Gas.
De functieaanduidingen en de figuur hartlijn leiding gas van het plan Cartesiusweg zijn op de verbeelding van dit actualiseringsplan overgenomen.
Q -2 locatie Waterstaat-Waterkering
De zone van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is op verbeelding langs het Merwedekanaal (gedeelte tussen Amsterdam-Rijnkanaal en Spinozabrug) in het onderhavige actualiseringsplan verbreed van 15 naar 30 m. Zo wordt tegemoet gekomen aan de vereiste begrenzing voor het waterstaatkundig beheer zoals die door het Rijk in de Waterregeling is vastgesteld.
Ook hier geldt de bestemming Artikel 6 Bedrijventerrein - 1 en Artikel 14 Groen - 3 . Voor het deel van het bedrijventerrein boven de Vleutensevaart geldt de categorie 4.1; voor het deel eronder categorie 3.1. Daarnaast geldt langs het Merwedekanaal Artikel 17 Verkeer - 1. Het noordelijk deel van het gebied ligt in een geluidszone - industrie, die is terug te vinden in de regel 48.1, de industrieterreinzone in 48.2 en de veiligheidszone - Bevi in de regel 48.3 Op deze locatie geldt voor een klein deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Papendorp
locatie Papendorpseweg
Afbeelding 35: luchtfoto locatie bedrijventerrein Papendorp
Op de verbeelding van het bestemmingsplan Papendorp was door een tussenliggende begrenzing van percelen op twee locaties op het bedrijventerrein de functieaanduiding kantoor (k) niet opgenomen. Door de perceelbegrenzingen is de aanduiding op de twee aangrenzende percelen per abuis weggevallen. Het betreft de percelen waarop de bestaande bedrijfspanden van Stork International B.V. en KPN zijn gevestigd. Het middelste perceel is nog onbebouwd en heeft de functieaanduiding (k) wel.
Afbeelding 36: uitsnede bestemmingsplan Papendorp met het deelgebied R roodomlijnd
Op bovenstaande afbeelding en uitsnede van de verbeelding zijn deze locaties met twee rode sterren aangegeven. De zwarte gekartelde perceelgrenzen hebben per abuis voor een afscheiding van de functieaanduiding (k) gezorgd. Eén van de eigenaren van de bestaande bedrijfspanden ondervond hierdoor bij verkoop problemen. Er is gevraagd de bestaande mogelijkheid van kantoor op de verbeelding van het plan op te nemen.
Op de verbeelding van dit actualiseringsplan is dit hersteld. De begrenzing van de percelen is verwijderd, waardoor functieaanduiding kantoor (k) op de verbeelding van het actualiseringsplan is uitgebreid tot het hele deelgebied R (rode omlijning bovenstaande afbeelding). Voor het gehele deelgebied geldt Artikel 5 Bedrijf - 2 met de functieaanduiding kantoor (k). Op deze locatie gelden voor een klein deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie en op de zuidoostgrens van het gebied Leiding - Water.
Deze actualisering herstelt de vestigingsmogelijkheid van kantoorruimte, die samenhangt en ondergeschikt is aan het gevestigde bedrijf in het noordelijke en zuidelijk deel van het plangebied. In de onderhavige situatie gaat het niet om toevoeging van de realisatiemogelijkheid van zelfstandige kantoren zoals bedoeld in het provinciaal ruimtelijk beleid. Er is dan ook geen strijd met het provinciaal beleid.
Kanaleneiland locatie Zeehaenkade/Overijssellaan
Afbeelding 37: luchtfoto deel van het plangebied van bestemmingsplan Prozeeterrein, Hoograven
Dit deel van het plangebied begrenst het Prozeeterrein aan de Zeehaenkade in Kanaleneiland.
Gezien vanuit het Prozeeterrein bevinden zich aan de overkant van de Vaartsche Rijn in Kanaleneiland twee bedrijven: Terberg autoleasing en het Leger des Heils. Deze bedrijven maken geen gebruik van de maximale milieucategorie (hun bedrijfsactiviteiten zijn vergelijkbaar met categorie 2). In het bestemmingsplan Prozeeterrein, Hoograven is voor deze bedrijven op het voormalige BEFU-terrein de bedrijfscategorie 3 toegestaan, maar in de regels van het plan Prozeeterrein, Hoograven is per abuis de categorie 3 niet nader gespecificeerd. De Lijst van Bedrijfsactiviteiten maakt een onderscheid tussen categorie 3.1 en 3.2. Gelet op de afstand van het bedrijventerrein tot aan de onlangs gerealiseerde en deels nog te realiseren woningen op het Prozeeterrein zijn alleen bedrijven tot maximaal de categorie 3.1 toegestaan.
De actualisering betreft een aanpassing van de regel die geldt op deze locatie. De verbeelding met aanduidingen wijkt niet af van die in het plan Prozeeterrein, Hoograven is opgenomen.
Afbeelding 38: deel van het plangebied Prozeeterrein, Hoograven
Op deze locatie geldt Artikel 7 Bedrijventerrein - 2. Herstel van de regeling is in het onderhavige actualiseringsplan terug te vinden onder de regel 7.1 onder a voor het zuidelijk deel geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Vleuterweide aanpassing artikel 21 bestemmingsplan Vleuterweide, Vleuten
Voor de bestemming Woongebied gaat het om een technische herziening van dit artikel van het bestemmingsplan Vleuterweide, Vleuten 2014.
De bestemming Woongebied voor Vleuterweide bevat, naast onduidelijkheid over de vereisten van een belemmeringshoek, een paar foutieve verwijzingen.
Deze technische aanpassing betreft artikel 21 van het plan Vleuterweide, Vleuten, die in Artikel 3 Aanpassing artikel 21 Woongebied - bestemmingsplan Vleuterweide van dit Actualiseringsplan is aangepast. Het artikel is aangepast waar het de vereisten van een belemmeringshoek van 20 graden betreft en foutieve verwijzingen zijn in het artikel hersteld.
Het gaat om de volgende wijzigingen:
1. Aan de regel 21.2.1 worden na sub d onder regel 21.2.1 e en f regels toegevoegd. Het gaat om regels voor wijzigingen na realisering van de woonbebouwing en een regel ten aanzien van de belemmeringshoek ten opzichte van andere woningen, die eerder in een andere vorm in regels 21.2.2 sub f en sub g waren opgenomen.
2. De regels onder 21.2.2 sub a en sub d tot met e vervallen; onder 21.2.2 a wordt een nieuwe regel toegevoegd, zodat deze is aangepast aan de huidige regels voor vergunningvrij bouwen. De regels onder 21.2.2 sub b en c blijven gehandhaafd. Deze regels betreffen bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel. Die zijn niet vergunningvrij.
3. In de regel 21.5 voor het afwijken van de gebruiksregel wordt een foutieve verwijzing hersteld.
In Bijlage 16 van de toelichting is de volledige tekst van het aangepaste artikel 21 Woongebied van het bestemmingsplan Vleuterweide toegevoegd.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. In toenemende mate wordt de milieukwaliteit van belang bij de ontwikkeling van functies in het landelijk en stedelijk gebied. Het milieubeleid heeft zich in de loop van enkele decennia ontwikkeld tot een complexe materie, die er in de praktijk toe leidt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen met verschillende milieuaspecten rekening moet worden gehouden. In deze paragraaf is een overzicht gegeven van welke milieuaspecten binnen de deelgebieden gelden en wat daarvan de consequenties zijn.
Op grond van het hetzelfde hierboven genoemde artikel moet ook een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Dit hoofdstuk gaat in op milieuaspecten en de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden die relevant zijn voor de verschillende opgenomen delen v. De onderzoeksparagrafen geven eerst een wettelijk kader, vervolgens wordt ingezoomd op het plangebied en afsluitend volgt een conclusie.
Dit bestemmingsplan maakt geen concrete, nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het betreft een actualiseringsplan dat geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt, waardoor er geen sprake is van een negatief effect op de gezondheid en de leefomgeving.
Het doel van een milieu effectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming van plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
In het Besluit m.e.r. staat omschreven welke activiteiten MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) zijn. Initiatieven die in de D-lijst worden genoemd maar niet voldoen aan de drempelwaarde van het Besluit m.e.r. moeten kritisch bekeken worden of deze milieueffecten kunnen hebben. Indien dit het geval is dient hiervoor ook een MER of (formele) m.e.r-beoordeling te worden opgesteld.
Plangebied en conclusie
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe – niet reeds (eerder) bestemde – ontwikkelingen anders dan van bescheiden omvang mogelijk gemaakt. Er vinden met dit bestemmingsplan geen activiteiten plaats die de geldende drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. overschrijden. Tevens zijn er, zoals blijkt uit de beschrijving van de milieuaspecten, geen andere factoren aanwezig die aanleiding kunnen geven tot het opstellen van een MER en is gezien de aard, omvang en ligging van het project geconcludeerd dat er geen sprake is van aanzienlijke nadelige milieugevolgen. Er hoeft voor dit plan geen MER of m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt. Met deze vormvrije beoordeling kan worden volstaan.
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven.
De regels van de Wet geluidhinder, ter bescherming van geluidsgevoelige bestemmingen (wonen, onderwijs en zorg) zijn van toepassing bij het vaststellen van een bestemmingsplan. De Wet geluidhinder ziet alleen toe op zaken die nieuw zijn of veranderen, zoals:
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde en een maximale ontheffingswaarde. In onderstaande tabel zijn de normen voor nieuwe woningen per bronsoort gegeven. Voor wijzigingen van geluidsbronnen en andere geluidsgevoelige bestemmingen gelden afwijkende normen.
Voorkeursgrenswaarde | Maximale ontheffingswaarde | ||||
Wegverkeer | Binnenstedelijk | 48 dB | 63 dB | ||
Buitenstedelijk (rijkswegen) |
48 dB |
53 dB |
|||
Railverkeer | 55 dB | 68 dB | |||
Industrielawaai | 50 dB(A) | 55 dB(A) |
Indien de geluidsbelasting zich boven de maximale ontheffingswaarde bevindt zijn geluidsgevoelige bestemmingen niet toegestaan (uitgezonderd zogenoemde dove gevels). Bij een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde dient het bestuur op basis van een akoestisch onderzoek een afweging te maken. Onder bepaalde voorwaarden, die zijn vastgelegd in de gemeentelijke geluidnota, kan door burgemeester en wethouders een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden vastgesteld. De procedure voor het verlenen van een ontheffing loopt parallel met de planprocedure.
Op grond van de Geluidnota Utrecht 2014-2018 gelden de volgende voorwaarden bij een hogere waarde:
Voor nieuw te bouwen woningen geldt dat deze moeten voldoen aan de eis van een luwe gevel en er gelden aanvullende voorwaarden voor buitenruimtes en woningindeling. Om aan de eis van een luwe gevel te kunnen voldoen, zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk in de vorm van balkonafschermingen. Daarmee wordt tevens voldaan aan de eis voor buitenruimte.
Plangebied
Het voorliggende actualiseringsplan omvat de deelgebieden A tot en met T. Het regelt de bestaande situatie voor de deelgebieden A tot en met E. Het voorziet voor de locaties van de deelgebieden F tot en met M de zoals eerder hierboven genoemde bescheiden ontwikkeling. In die gevallen wijzigt de bestemming van een stuk snippergroen door aansluiting aan de nabijgelegen bestemming Wonen. Deze deelgebieden zijn hieronder kort met een plansituatie en conclusie beschreven gevolgd door een korte beschrijving van de overige gebieden N tot en met T.
De Odenveltlaan is een 50km/u weg en de Broederschapslaan is een 30 km/u weg. Er ligt een bouwvlak op de woonbestemming (die hoort bij deze locatie), dus het bouwen van een woning is niet mogelijk. Er hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer.
De locatie grenst aan de Waterlinieweg. Het stukje grond is al jaren in gebruik als tuin.
De bestemmingswijziging komt neer op het vastleggen van de bestaande situatie. Er wordt geen nieuwe woning mogelijk gemaakt. Er is geen onderzoek nodig naar de geluidbelasting vanwege wegverkeer
Er wordt geen woning mogelijk gemaakt. Een onderzoek vanwege wegverkeerslawaai van de Archimedeslaan of A27 is niet nodig.
De locatie ligt in de Sterrenwijk. Dat is een 30 km/u gebied. Er is geen onderzoek nodig in verband met wegverkeer.
De geluidsbelasting vanwege industrieterrein Lage Weide voldoet aan de maximale ontheffingswaarde. Ook op de derde bouwlaag. Invulling van het plan is goed mogelijk met inachtneming van het gecumuleerde geluidsniveau. Vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening is eveneens rekening gehouden met 30 km/u wegen in de nabije omgeving en het geluid van de scheepvaart op het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze geluidsbronnen vormen geen belemmering voor het deelgebied van dit plan.
De locatie grenst, aan de achterzijde, aan een sportterrein. Conform de brochure Bedrijven en milieuzonering zijn zowel Tennisbanen (met verlichting) als een Veldsportcomplex (met verlichting) categorie 3.1 en moet je een afstand van 50 meter aanhouden. Die afstand wordt hier niet gehaald. Zelfs als we uitgaan van een gemengd gebied, wordt een aan te houden afstand van 30 meter niet gehaald. Genoemde categorieën sprotvoorzieningen komen ook niet voor in de functiemengingslijst. In de afweging speelt een rol om medewerking te verlenen aan de bestemmingswijziging is, omdat hiermee overlast in de openbare ruimte wordt beëindigd en de kwaliteit van de leefomgeving wordt verbeterd.
Er wordt een bouwvlak opgenomen. Men gaat er niet wonen. Het gaat om een bestaande situatie. Er is geen onderzoek nodig naar geluidbelasting vanwege de Amsterdamsestraatweg.
Rijksstraatweg 12 A/B worden omringd door geluidsbronnen die vanuit de Wet geluidhinder relevant zijn. De rijksweg A2 en industrieterrein Hooggelegen. De overige adressen binnen dit deelgebied vallen daarbuiten. Het gaat om actualisering van de bestaande situatie, waarbinnen geen verdere bouwmogelijkheden worden geboden.
Het gaat hier om een stuk snippergroen dat toegevoegd wordt aan de bestaande bestemming Gemengd-4, waarop een hoofdgebouw staat; er kan geen woning worden bijgebouwd. Bovendien ligt het snippergroen aan de achterzijde van de woning en blijft het buiten het bouwvlak.
Er hoeft geen geluidonderzoek te worden gedaan naar het wegverkeer op de Lange Nieuwstraat.
De gehele binnenstad kent een 30 km-regime.
Vervolgens een korte opsomming van de deelgebieden N tot en met T:
De bestaande situatie wordt met dit plan vastgelegd. Ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. Aangezien de wegen binnen dit deelgebied een 30 km regime hebben is op grond van de Wet geluidhinder geen onderzoeksplicht.
Het betreft een wijziging van kantoor en woonbestemming. Er is geen sprake van een nieuwe situatie.
Dit plan legt de bestaande situatie vast en behoeft geen nader onderzoek.
De aanpassing betreft een technische aanpassing artikel 21 Woongebied Vleuterweide.
Geconcludeerd kan worden dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De geluidzones van de bestaande gezoneerde industrieterreinen zijn op de verbeelding opgenomen.
Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging door gasvormige stoffen en verontreiniging van de lucht met stof, door met name verkeer. De luchtkwaliteit beïnvloedt in belangrijke mate de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Wegverkeer is samen met de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht, in belangrijke mate van invloed op de luchtkwaliteit. In november 2007 is de wijziging van de Wet milieubeheer met betrekking tot luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wetswijziging staat bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Op basis van deze wet, opgenomen in artikel 5.16 lid 1 Wet milieubeheer, dient het bevoegd gezag bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, rekening te houden met de effecten op de luchtkwaliteit.
Artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geeft een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen, zoals bij bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan kan worden vastgesteld indien:
Plangebied en conclusie
Gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan en de geringe omvang van de voorziene ontwikkelingen zijn er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Bepaalde bedrijven kunnen geurhinder veroorzaken. Voor specifieke bedrijven is in de Wet milieubeheer een richtwaarde aangegeven voor de hoeveelheid geur (uitgedrukt in geureenheden/m3) die acceptabel is in de omgeving van bedrijven. Deze geuruitstoot heeft ruimtelijke consequenties. In de directe omgeving van het bedrijf zijn vanuit de norm van de Wet milieubeheer beperkingen gesteld aan de mogelijkheid voor nieuwe ontwikkeling van gevoelige bebouwing (met name wonen). Kleinere bedrijven zoals horecavestigingen, of een bakkerij kennen soms ook geurhinder, maar daarvoor zijn geen richtlijnen opgesteld. Daarnaast kan de mestopslag bij agrarische bedrijven geurhinder veroorzaken. Door een geschikte locatie van de mestopslag te bepalen, is een deel van de hinder te voorkomen. Echter bij grotere bedrijven is voldoende afstand ten opzichte van woningen van derden noodzakelijk. Dit wordt geregeld in de bestemmingsplanregels.
Plangebied en conclusie
Binnen het plangebied of in de directe omgeving ervan zijn geen bedrijven toegestaan die (industriële) geurhinder veroorzaken.
Voor de deelgebieden F tot en met M en O wordt in juridische zin voorzien in wijziging van bestemmingen die als geurgevoelig aangemerkt worden (wonen). De locaties liggen niet in of in de nabijheid van bedrijven die geurhinder veroorzaken, waardoor er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
In bestemmingsplannen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven kunnen veroorzaken. Naast de bedrijven kan ook het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, spoor of water en door buisleidingen, risico's opleveren. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen en beheersverordeningen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd.
Plansituatie
In het voorliggend bestemmingsplan wordt een aantal kleine deelgebieden bestemd. Alle deelgebieden zijn beoordeeld op de aard van het deelgebied, de aard van de daarin voorkomende objecten en de afstanden tot risicobronnen. Te onderscheiden zijn:
Deze deelgebieden bestaan uitsluitend uit transportassen waarover ook transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Binnen de deelgebieden bevinden zich geen omgevingsobjecten waarin personen verblijven die blootgesteld worden aan de risico's. Rekening houdend met deze bijzondere situatie zal voor deze deelgebieden geen toets worden gedaan aan het plaatsgebonden risico en zal geen aandacht aan het groepsrisico worden besteed. Berekening van het groepsrisico en de verantwoording daarvan is alleen dan wettelijk verplicht (en zinvol) als op grond van een ruimtelijk plan de bouw of vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten wordt toegelaten.
Voor het spoor geldt geen PR=10-6 contour en er bestaat ook geen plasbrandaandachstgebied. De objecten hoeven dus niet daaraan getoetst te worden. De deelgebieden/delen van objecten zijn erg klein en zijn voor de toetsing aan het groepsrisico niet van belang.
De objecten die zich in deze deelgebieden bevinden liggen te ver van een risicobron om nog van invloed te zijn op het groepsrisico. Bovendien gaat het om kleine solitaire objecten.
Toetsing aan de regelgeving voor externe veiligheid is niet aan de orde.
Conclusie
Gelet op de aard van de deelgebieden, de aard van de daarin voorkomende objecten en de afstanden tot risicobronnen is er geen reden tot nadere toetsing aan de externe veiligheidsregelgeving. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:
Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is om de locatie geschikt te maken. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in uitgezonderd gebied van Centraalstation Utrecht, het spoorwegemplacement is verdacht gebied. Er is geen bodemkwaliteitsklasse bekend voor dit gebied. Er is op de locatie van de tunnels geen bodemonderzoek bekend. Ter plaatse van de Leidseveertunnel is een gedempte sloot aanwezig. Indien er in toekomst graafwerkzaamheden plaatsvinden dan is noodzakelijk om bodemonderzoek uit te voeren.
Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater (dieper is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen, VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
Op basis van het gebruik vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
In het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd voor de herontwikkeling van de Mineurslaan en de Weststrook. In mei 2014 heeft Movares een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van Mineurslaan. In de mengmonsters van de boven- en ondergrond van de Mineurslaan worden de achtergrondwaarden voor PAK en/of PCB's en plaatselijk minerale olie overschreden. In de zintuiglijk met puin, kool, koolas, slakken en/of sintels verontreinigde monsters is sprake van overschrijdingen van de achtergrondwaarden voor koper, kwik, lood, zink, minerale olie, PAK en/of PCB's. Verder zijn op de locatie gedempte sloten aanwezig. Bij afvoer van grond moet hier rekening mee worden gehouden.
Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater (dieper is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen, VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/Natuur voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
In mei 2005 heeft DHV Ruimte en Mobiliteit een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatste van de Croeselaan 18-22 te Utrecht. Ter plaatse van de entree zijn in de grond geen verontreinigingen aangetoond. Verder is ter plaatse van de locatie een gedempte sloot aanwezig. Het onderzoek is verouderd en kan niet meer gebruikt worden voor een eventuele omgevingsvergunning.
Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater (dieper is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen, VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in uitgezonderd gebied van Centraalstation Utrecht het spoorwegemplacement is verdacht gebied. Er is geen bodemkwaliteitsklasse bekend voor dit gebied. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn bodemonderzoeken verricht. Er zijn diverse gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend in grond grondwater. Er zijn ter plaatse van de locatie gedempte sloten aanwezig.
Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Op en in de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater (dieper is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen, VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
Op basis van het gebruik vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.
E - 2: Gageldijk 100
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
Op de locatie zijn gedempte sloten aanwezig. Er is geen bodemonderzoek uitgevoerd. In 2007 heeft CSO Adviesbureau een verkennend bodemonderzoek naar tanks uitgevoerd op de nabij gelegen locatie Fideliodreef te Utrecht. In de grond en grondwater zijn daar geen verontreinigingen aangetroffen met minerale olie en aromaten. In de directe omgeving van het zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, die van invloed kunnen zijn op de herontwikkeling.
Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. In het diepere grondwater is naar verwachting sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen (VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
Deelgebied E - 1: op basis van het gebruik vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor de vastlegging van de bestaande situatie.
Deelgebied E - 2 betreft een technische aanpassing op de verbeelding.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
De bestemming gaat van een verkeer naar wonen. In het archief van de gemeente Utrecht is op deze locatie geen bodemonderzoek aanwezig. Er is een gedempte sloot aanwezig op de locatie. Op en in de directe omgeving van het terrein zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, die van invloed kunnen zijn op het gebruik. Op het nabij gelegen voormalige terrein van de gemeentewerf is in het verleden een sanering uitgevoerd.
Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.
Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
De bestemming gaat van verkeer naar wonen. In 1990 heeft de gemeente Utrecht op de Frederik Hendrikstraat 68A en 68B een oriënterend en een nader bodemonderzoek uitgevoerd. De bodem is niet schoon: In de bovengrond zijn sterke verontreinigingen aanwezig met lood en PAK en matige verontreinigingen met zink en koper. In het grondwater worden geen toetsingswaarden overschreden. Het bodemonderzoek is inmiddels verouderd. Er is geen gedempte sloot aanwezig op de locatie.
Als er grondwater wordt onttrokken voor herontwikkeling en bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. In de omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
De bodemkwaliteit vormt mogelijk een belemmering voor het gebruik wonen.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
De bestemming gaat van openbaar groen naar wonen. Ter plaatse van de groenstrook is geen bodemonderzoek bekend. In augustus 2011 is door Moerdijk Bodemsanering B.V. op het naastgelegen perceel Ovidiuslaan 4 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In de grond zijn licht verhoogde gehaltes aan de parameters koper, kwik, nikkel, lood, PAK en PCB's aangetoond. In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium en zink aangetroffen. Er is gedempte sloot aanwezig op de locatie. In de directe omgeving van het terrein zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend.
Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. In het diepere grondwater op enige afstand van de locatie is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen (VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
Op basis van de beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.
Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
De bestemming gaat van Verkeer – Verblijf naar Wonen. Er is geen gedempte sloot aanwezig op de locatie en er hebben voor zover bekend geen verdachte bedrijfsmatige activiteiten plaats gevonden. Op de locatie is geen bodemonderzoek verricht. In de omgeving van de locatie zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, waarbij sprake is van lichte tot matige bodemverontreiniging. In de directe omgeving van het terrein zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend.
Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. In het diepere grondwater op enige afstand van de locatie is sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen (VOCl). Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.
Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
De bestemming van het terrein is wonen. Er zijn geen verdachte (bedrijfsmatige) activiteiten bekend op de locatie en op aangrenzende percelen. Op de locatie is geen bodemonderzoek verricht. In de directe omgeving van de locatie zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend.
Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk tegen maatregelen te nemen, zodat er geen verplaatsing van de verontreiniging optreedt of een saneringsplan.
Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.
Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse industrie voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis is wonen.
Ter plaatse van het aangrenzende park aan de Monicahof hebben bedrijfsmatige activiteiten plaatsgevonden (gloeilampenfabriek, steenhouwerij, houtdrogerij). Op de locatie is een gedempte sloot aanwezig. Ten zuidwesten van de groenstrook zijn bodemonderzoeken uitgevoerd op het voormalige bedrijfsterrein. Uit de resultaten van het verkennend en nader bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het park te Utrecht (Nipa Milieutechniek, januari 2010), blijkt dat de vaste bodem in het zuidwestelijk deel tot circa 1,25 m sterk is verontreinigd met koper, lood en zink. Het grondwater is niet noemenswaardig verontreinigd met de onderzochte parameters. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging en deze hangt vermoedelijk samen met slooppuin, bakstenen en kooldeeltjes in de bodem. In 2014 zijn de verontreinigingen met metalen in het zuidwestelijk deel van het bedrijfsterrein verder onderzocht en is er ook een asbestsanering uitgevoerd. Ter plaatse van de locatie (groenstrook achter Herenweg 91-95) zijn geen boringen uitgevoerd. De bodemkwaliteit is daar onbekend, maar de strook grenst aan het gedeelte van het bedrijfsterrein waar sprake is van lichte verontreinigingen.
In de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe grondwater als in het diepere grondwater. Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op deze mobiele verontreinigingen. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
Op basis van de beschikbare bodeminformatie is sprake van een verdachte locatie, met mogelijk bodemverontreiniging. De verwachting is dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging.
Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw en Natuur voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
Op nummer 13 is een huisbrandolietank aanwezig. Verder zijn in de omgeving landbouwbedrijven aanwezig. In december 1998 is door Chemielinco een bodemonderzoek uitgevoerd ten zuiden van Rijksstraatweg 12B te Utrecht. In de bovengrond zijn licht tot matige verontreinigingen aan metalen en PAK aangetroffen, die gerelateerd zijn aan de bijmenging met puin en koolas. Het grondwater vertoont een lichte verhoging aan zink en een matige verhoogde concentratie aan arseen. In verband met de voorgenomen herontwikkeling in Rijnvliet zijn in de omgeving van de locaties bodemonderzoeken uitgevoerd. Plaatselijk is sprake van sterke verontreinigingen.
In de directe omgeving van de locatie zijn geen gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend.
Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op mobiele verontreinigingen in de omgeving van de locatie of in het diepere grondwater. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk tegen maatregelen te nemen, zodat er geen verplaatsing van de verontreiniging optreedt of een saneringsplan.
Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gebruik wonen.
Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Industrie voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis Wonen.
De locatie verandert van de bestemming groen naar een gemengd bestemming. Op de locatie is in het verleden een benzine service station aanwezig geweest. In december 1992 is door Chemielinco een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van Lange Nieuwstraat 85 te Utrecht. In de bovengrond (0,0-1,0 m-mv) over het gehele terrein is licht tot matig verontreinigd met koper, kwik en lood. De gehalten aan lood zijn plaatselijk sterk verhoogd. Ter plaatse van een ondergrondse tank is in de vaste bodem een licht verhoogd gehalte aan minerale olie aangetroffen.
In de directe omgeving van de locatie zijn gevallen van ernstige (grondwater) verontreiniging bekend, zowel in het ondiepe als in het diepere grondwater. Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op deze mobiele verontreinigingen. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
Op basis van beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering voor het gemengde gebruik wonen.
Optioneel: Om inzicht te krijgen in de bodemkwaliteit, bijvoorbeeld bij koop/verkoop, kan de uitvoering van een bodemonderzoek overwogen worden.
Deze wijziging behoeft geen onderzoek. Het betreft een vastlegging van de bestaande situatie, zonder verdere mogelijkheden tot ontwikkeling.
Op basis van de Nota bodembeheer 2012-2022 is het plangebied ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Wonen voor wat betreft de ontgravingskwaliteit en de toepassingseis.
Het betreft een wijziging van kantoor en woonbestemming. Er zijn geen verdachte (bedrijfsmatige) activiteiten bekend op de locatie. Op nummer 26 zijn een elektrotechnisch installatiebedrijf en een grafische afwerkcentrale aanwezig geweest. Er zijn geen bodemonderzoeken bekend op de locatie. In de directe omgeving zijn geen gevallen van (ernstige) bodemverontreiniging bekend. Wel is in het diepere grondwater in de omgeving van locatie sprake van een omvangrijke verontreiniging met vluchtige gechloreerde oplosmiddelen (VOCl).
Als er grondwater wordt onttrokken voor bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden moet onderzocht worden of deze onttrekking invloed heeft op deze mobiele verontreinigingen in het diepere grondwater. Bij een mogelijke beïnvloeding van deze verontreinigingen is het noodzakelijk een saneringsplan op te stellen of aansluiting te zoeken bij het 'saneringsplan biowasmachine' of een eventueel in de toekomst vast te stellen gebiedsplan.
Conclusie
Op basis van de beschikbare bodeminformatie is er geen belemmering van de bestemmingswijziging van kantoor naar wonen of van wonen naar kantoor.
Deze deelgebieden behoeven geen nader onderzoek. Het gaat op deze locaties om wijzigingen in de regelgeving of aanduidingen op de verbeelding, overeenkomstig de bestaande situatie.
Een beschrijving van de locaties is te vinden in Hoofdstuk 3 van deze toelichting.
Dit een technische aanpassing van artikel 21 van het bestemmingsplan Vleuterweide, Vleuten.
In de gemeente Utrecht wordt gestreefd naar een situatie waarin wonen en werken in de stad op een goede manier samengaan. Beide functies zijn zeer belangrijk voor Utrecht, maar ook moet worden voorkomen dat milieuhinder van bedrijven een negatieve invloed heeft op de woonomgeving, of dat omgekeerd de bedrijvigheid wordt belemmerd door de aanwezigheid van woningen in de directe nabijheid. Van belang zijn in dit kader de invloed van geluid, geur, veiligheid en luchtkwaliteit van het bedrijf op de gevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan.
Plansituatie en Conclusie
Gelet op de afstanden die worden aangehouden tussen nieuwe woon- en werkfuncties en de aard van de toegelaten bedrijven in de regels van voorliggende bestemmingsplan, vormt het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voorziet niet in het realiseren van grootschalige bouwprojecten.
Het aspect duurzaamheid en energie is in dit geval niet relevant.
Dit plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het plangebied worden op een paar locaties enkele kavels onttrokken aan de openbare ruimte. Gelet op de aard en inhoud van dit thema is de kwaliteit van de leefomgeving geen relevant aspect voor dit bestemmingsplan.
De locaties zijn geen onderdeel van de hoofdgroenstructuur.
Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit plan genereert geen directe initiatieven die gevolgen kunnen hebben voor de aanwezige beschermde flora en fauna. Uitvoeren van een onderzoek is in het kader van onderhavig bestemmingsplan – mede gelet op de beschikbare informatie - gezien vorenstaande niet noodzakelijk. Bij aanvragen van omgevingsvergunningen zal getoetst moeten worden aan de voorwaarden van de Flora- en faunawet. Het plangebied grenst niet aan een Natura 2000-gebied en ligt niet in de nabijheid van een Beschermd Natuurmonument. Toetsing aan de Natuurbeschermingswet is hierdoor niet noodzakelijk. Ten aanzien van Meerndijk 24 in deelgebied T zal bij sloop van het pand flora en faunaonderzoek moeten plaatsvinden op grond van de Flora- en faunawet.
Geconcludeerd kan worden dat de Flora en faunawet geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Door ruimtelijke plannen kunnen de belangen èn het functioneren van het watersysteem en de waterketen onder druk komen te staan.
Met de watertoets worden de waterhuishoudkundige gevolgen van een ruimtelijk plan inzichtelijk gemaakt, de afwegingen expliciet en toetsbaar vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder opgenomen. Door vroegtijdige afstemming met de waterbeheerder(s) wordt voorkomen dat door een ruimtelijke ontwikkeling de kansen voor de waterhuishouding niet worden benut en de bedreigingen niet worden herkend. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
Ruimtelijke plannen moeten wettelijk voorzien zijn van een 'Waterparagraaf', een ruimtelijke onderbouwing van de huidige en toekomstige waterhuishoudkundige situatie waarin tevens de afstemming en de afspraken in het kader van de watertoets zijn verankerd.
Het doel van de 'Watertoets' is het waarborgen van watergerelateerd beleid en beheer door ruimtelijke ontwikkelingen expliciet en op evenwichtige wijze te toetsen aan het desbetreffende beleid en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten.
Dit actualiseringsplan legt de bestaande situatie binnen verschillende deelgebieden vast. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden merkt bij de watertoets op dat de deelgebieden A tot en met K, M, N-2, P en R geen waterbelang hebben.
Ten aanzien van de deelgebieden L en Q-2 is gevraagd de onderstaande tekst op te nemen.
Voor het deelgebied L kan verwezen worden naar de watertoets die is gedaan voor het gebied Rijnvliet, dat direct aansluit, zie Bijlage 15 van de toelichting.
Voor het deelgebied Q-2 Cartesiusweg merkt het waterschap algemeen op dat de kaden, aan de oostzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) en aan weerszijden van het Merwedekanaal, bij Rijkswaterstaat (RWS) geen formele status hebben als waterkering omdat het aangrenzende achterland beduidend hoger ligt dan het kanaalpeil: omdat er geen sprake is van een waterkering met een fysiek dijklichaam met taluds en een zichtbare kruin en teen, wordt er door RWS geen onderscheid gemaakt in kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone.
RWS is bevoegd gezag en beheerder van de kade (waterstaatszone) langs het ARK en het pand van het Merwedekanaal tussen de bocht/het stadsstrand en de Noordersluis (inclusief het sluizencomplex).
De gemeente Utrecht is beheerder van de kaden langs de insteekhavens.
Ten aanzien van de kade langs Amsterdam Rijnkanaal merkt het waterschap op dat de oostelijke kade langs het ARK (uitgezonderd de insteekhavens) een waterstaatszone heeft van 30 m vanuit de beschoeiing waarbinnen in het kader van de Waterwet alle werkzaamheden of activiteiten vergunningsplichtig zijn. Deze zone dient in het bestemmingsplan met een breedte van 30 m verankerd te worden middels de bestemming 'waterstaat'. Naast deze waterstaatszone ligt een 50 m brede zone van waterstaatkundig beheer. Deze zone hoeft niet op de verbeelding te worden opgenomen. Ontgravingen binnen deze beschermingszone zijn echter wel watervergunningsplichtig.
Ten aanzien van de kade langs het Merwedekanaal merkt het waterschap op dat de kaden aan weerszijden van het Merwedekanaal vanaf de bocht/ het Standsstrand tot aan de Spinozabrug hebben een waterstaatszone van 20 meter, de kaden aan weerszijden van het Merwedekanaal vanaf de Spinozabrug tot aan de Noordersluis hebben een waterstaatszone van 10 meter vanuit de beschoeiing/oeverlijn. In het kader van de Waterwet zijn alle werkzaamheden of activiteiten binnen deze zone vergunningsplichtig. Deze zones dienen te worden opgenomen op de verbeelding met de bestemming 'Waterstaat'. Naast deze waterstaatszones ligt een 50 m brede zone van waterstaatkundig beheer. Deze zone hoeft niet op de verbeelding te worden opgenomen. Ontgravingen binnen deze beschermingszone zijn echter wel watervergunningsplichtig.
Het bestemmen van een waterstaatszone in het bestemmingsplan (inclusief beschermingszones) is een vereiste conform de aanvulling van het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden.
Voor alle objecten, activiteiten en werkzaamheden die binnen de waterstaatkundige beheergrens van Rijkwaterstaat vallen, dient een watervergunning te worden aangevraagd.
Er bevinden zich geen planologisch relevante kabels- en leidingen in het plangebied. Het functioneren van de in het gebied aanwezige straalpaden is door middel van een beschermende regeling gewaarborgd (telecom).
Op grond van het Verdrag van Malta dat vertaald is in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht om het archeologisch erfgoed te beschermen. De wet biedt de mogelijkheid om een verordening vast te stellen en om de bescherming via bestemmingsplannen te regelen. Het is mogelijk om beide wegen te bewandelen. Gezien de complicaties die optreden bij het beschermen van het archeologisch erfgoed in bestemmingsplannen, is gekozen voor een verordening, en voor een verwijzing daarnaar in bestemmingsplannen.
In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In het bestemmingsplan wordt, wanneer sprake is van archeologische waarden of verwachting een arcering opgenomen op de kaart (verbeelding) met de bestemming Waarde- archeologisch. In de regels wordt in deze dubbelbestemming opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. In een specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Het bestemmingsplan houdt op deze manier rekening met de archeologische waarden en verwachting, terwijl in strijd handelen met de specifieke gebruiksregel een economisch delict is.
Hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 (artikel 38 en verder) regelt de archeologische monumentenzorg. De wetgever heeft voor de bescherming van het archeologische erfgoed de gemeente de bevoegdheden toegekend waarmee onderzoek afgedwongen kan worden bij verstoring van de grond en waarmee eisen aan dat onderzoek gesteld kunnen worden.
Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt, zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.
Afbeelding 41: Archeologische Waardenkaart gemeente Utrecht
Plangebied
Voor het plangebied geldt op sommige locaties een archeologische verwachtingswaarde. Bovenstaande afbeelding geeft de overzichtskaart die opgenomen is als Bijlage 2 van de toelichting. Voor deze locaties geldt een onderzoeksplicht en een aanlegvergunningsstelsel en gelden in beginsel bouwregels bij elke ontwikkeling.
De gebieden met een hoge archeologische waarden bevatten aangetoonde archeologisch sporen waarbij geldt dat bij verstoring van deze waarden een archeologievergunning moet worden aangevraagd.
Gebied van hoge archeologische waarde
In een aantal deelgebieden is sprake van een hoge archeologische waarde (zie bijlage 2). Hiervoor geldt dat ongeacht de te verstoren oppervlakte een vergunning aangevraagd dient te worden bij een verstoringsdiepte vanaf 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld.
Gebied van hoge archeologische verwachting
In gebieden met een hoge archeologische verwachting (zie bijlage 2) dient een vergunning aangevraagd te worden indien het te verstoren gebied een oppervlakte heeft van meer dan 100 m2 en de verstoringsdiepte groter is dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld.
Gebied van archeologische verwachting
In gebieden met een archeologische verwachting (zie bijlage 2) dient een vergunning aangevraagd te worden indien het te verstoren gebied een oppervlakte heeft van meer dan 1000 m2 en de verstoringsdiepte groter is dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld.
Conclusie
De gebieden met archeologische verwachtingen en -waarde in het plangebied worden beschermd via het vergunningenstelsel in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg en de specifieke gebruiksregel in het bestemmingsplan via een dubbelbestemming.
Indien bij uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische zaken worden aangetroffen, dient conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) melding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de gemeente Utrecht, team Erfgoed, 030-2863990 te worden gedaan.
Beschermde stadsgezichten
Binnen het plangebied ligt een aantal aangewezen beschermde stadsgezichten, de Rijksstadsgezichten van de Binnenstad en van Utrecht-Oost en het gemeentelijk stadsgezicht Minstroom.
Afbeelding 42: overzichtskaart beschermde stadsgezichten
Rijksbeschermde stadsgezichten
Voor rijksbeschermde gezichten gelden enkele afwijkingen van de normale bouwregelgeving. Bouwvergunningvrij bouwen geldt bijvoorbeeld maar beperkt in deze gebieden. Burgemeester en Wethouders kunnen bij een sloopaanvraag de eis stellen dat eerst een Omgevingsvergunning/bouwen moet zijn verleend, voordat de Omgevingsvergunning/slopen wordt afgegeven. Deze bepaling is onder andere in de wetgeving opgenomen om 'gaten' in straatwanden te voorkomen.
Ook op andere beleidsterreinen gelden soms afwijkingen ten opzichte van 'normale' gebieden. Zo kunnen hogere huurprijzen worden gehanteerd voor historische panden in rijksbeschermde gezichten.
Voor bijzonderheden met betrekking tot het beschermd stadsgezicht Binnenstad wordt verwezen naar de Bijlage 1 en met betrekking tot Utrecht-Oost naar Bijlage 3 met de begrenzing naar Bijlage 4 van de toelichting.
Gemeentelijk beschermd stadsgezicht
In de gemeentelijke monumentenverordening bestaat de mogelijkheid een gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht aan te wijzen. In april 2013 is het Minstroomgebied door Burgemeester en Wethouders aangewezen als gemeentelijk beschermd gezicht. Zie het aanwijzingsbesluit in Bijlage 8 en de begrenzing in Bijlage 9 van de toelichting.
Plangebied en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Dit plan gaat uit van de bescherming van de culthistorische waarden.
Dit bestemmingsplan heeft tot doel om de bestaande situatie van een actuele bestemmingsregeling te voorzien. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente. Er is geen sprake van andere kosten voor de gemeente.
Planschade is mogelijkerwijs aan de orde daar waar nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, worden aanvragen om tegemoetkoming in planschade niet verwacht.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap (HDSR). De waterbeheerder kan met het plan instemmen. Daarnaast is informatie en instemming verkregen van de GasUnie en de waterleidingbeheerder.
Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker en draagt zo bij aan een effectiever en efficiëntere dienstverlening.
Het bestemmingsplan Actualisering diverse gebieden 2016 kenmerkt zich door een gedetailleerde bestemmingsregeling, zowel op de verbeelding als in de voorschriften. Het bestemmingsplan maakt deel uit van de actualiseringreeks van de gemeente en heeft een conserverend karakter. Dit betekent dat binnen de deelgebieden de bestaande situatie qua bebouwing en gebruik is vastgelegd.
De opzet van de bestemmingsregels is steeds gelijk:
Op basis van artikel 3.6, lid 1 onder d van Wro, kan worden bepaald dat burgemeester en wethouders met inachtneming van de bij het plan te geven regels, nadere eisen kunnen stellen ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen.
Nadere eisen dienen ervoor om binnen de toegekende bestemming en bouwmogelijkheden maatwerk te kunnen leveren op perceelsniveau. De noodzaak voor dit maatwerk is gelegen in de specifieke ruimtelijke omstandigheden van het betreffende (of het aangrenzende) perceel, die niet op voorhand te regelen zijn in de algemeen geformuleerde bestemmingsregeling.
Deze specifieke ruimtelijke omstandigheden kunnen de volgende aspecten betreffen:
Regels omtrent aanduidingen die niet relevant zijn voor het betreffende deelgebied zijn niet overgenomen.
In het Besluit omgevingsrecht Bijlage II artikel 2 staan de vergunningvrije bijbehorende bouwwerken opgesomd. Deze vergunningvrije bouwwerken zijn in 2014 aanzienlijk verruimd. De vergunningvrije bouwwerken komen overeen met de voorheen door de gemeente Utrecht gehanteerde standaard erfbebouwingsregeling bij woningen. Besloten is daarom om in het bestemmingsplan geen aparte regels meer op te nemen voor bijbehorende bouwwerken, maar om te verwijzen naar de vergunningvrije bijbehorende bouwwerkenregeling in het Besluit omgevingsrecht.
Deze regeling geldt niet voor monumenten en woningen aan de linten. Om deze te beschermen geldt een uitzondering op de regeling voor bijbehorende bouwwerken. In dit plan is hiervoor de regeling die tot nu toe gold overgenomen.
De tot nu toe gehanteerde regels voldoen in de meeste situaties. Op een aantal punten moeten ze worden aangepast.
De nieuwe opzet sluit qua bouwmogelijkheden in verreweg de meeste gevallen aan op de bestaande regels, maar voorziet tevens in een oplossing voor de hierboven vermelde punten.
Het begrip ‘bijbehorend bouwwerk’ wordt gehanteerd als verzamelterm voor uitbreidingen, zoals aan- en uitbouwen, maar ook voor bijgebouwen, overkappingen en andere soorten bouwwerken met een dak bij een hoofdgebouw. Hierbij gaat het nadrukkelijk niet over dakkapellen, dakramen, erf- of perceelafscheidingen, speeltoestellen, vlaggenmasten en (schotel) antennes.
Vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan op het voorerf en het zijerf dat in een hoeksituatie langs openbaar toegankelijk gebied ligt. Er mag alleen gebouwd worden in het achtererfgebied.
Achtererfgebied
definitie achtererfgebied: erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
De actuele omvang van het hoofdgebouw en de actuele omvang van het perceel bepalen de grootte van het achtererfgebied. Het hoofdgebouw is het gebouw, of gedeelte daarvan, dat gelet op de bestemming uit het bestemmingsplan het belangrijkst is. Bij een woonbestemming is dat de woning met alle daarbinnen opgenomen ruimten, zoals de woonkamer, slaapkamers, keuken, bergruimte en bijkeuken. Een aangebouwde garage of berging, ook al is deze toegankelijk vanuit de woning, maakt geen onderdeel uit van het hoofdgebouw als deze in bouwkundig opzicht is af te splitsen. Alleen als een garage of bergruimte geheel binnen de architectuur van de woning is geïntegreerd en niet bouwkundig kan worden afgezonderd, wordt deze gerekend tot het hoofdgebouw.
In bijzondere situaties kan een deel van een omvangrijk kadastraal perceel in het bestemmingsplan een andere bestemming hebben die niet hoort bij het hoofdgebouw en die het verbiedt deze gronden te gebruiken en in te richten ten dienste van het hoofdgebouw (bijvoorbeeld als er op het perceelsgedeelte een natuur-, bos,- of agrarische bestemming rust). Het kan zijn dat zo’n perceelsgedeelte daarom niet als erf kan worden aangemerkt waardoor er dus ook niet vergunningvrij kan worden gebouwd. Het achtererfgebied ligt achter de lijn die loopt op 1 m achter de voorkant van het hoofdgebouw. Als voorkant geldt de voorgevel. Dit is de gevel aan de voorzijde die bepalend is voor de hoofdmassa van het hoofdgebouw. Aan- of uitbouwen aan de voor- of zijgevel, zoals een erker of serre, blijven buiten beschouwing bij het bepalen van de voorgevel. De voorzijde van een gebouw is meestal de naar de weg gelegen zijde. Meestal is daar de voordeur of hoofdingang gesitueerd. Kelders blijven buiten beschouwing bij het bepalen van het achtererfgebied.
5.4.3 Bebouwingsgebied
Onder meer uit planologisch oogpunt mag een achtererf niet helemaal volgebouwd worden. Om de toelaatbare oppervlakte van een vergunningvrij te bouwen bijbehorend bouwwerk te bepalen, wordt uitgegaan van een zogenoemde ‘nulsituatie’. Vanuit die nulsituatie mag een bepaalde hoeveelheid vierkante meters worden bebouwd. Voor die nulsituatie wordt uitgegaan van het hoofdgebouw zoals dat indertijd volgens de vergunning is opgeleverd. Bij dit oorspronkelijk hoofdgebouw mag in het achtererfgebied een bepaalde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Om de precieze oppervlakte te bepalen wordt gewerkt met het begrip ‘bebouwingsgebied’. In onderstaand kader is de omschrijving van het begrip ‘bebouwingsgebied’ opgenomen.
Bebouwingsgebied:
definitie bebouwingsgebied: achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.
Het bebouwingsgebied bestaat uit het achtererfgebied en daarbij opgeteld de delen van het hoofdgebouw (aan- of uitbouwen of andere uitbreidingen die niet tot het oorspronkelijke hoofdgebouw behoren) die naderhand aan het oorspronkelijke hoofdgebouw zijn toegevoegd. De grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw telt dus niet mee.
Met de oppervlakte van het bebouwingsgebied wordt met bebouwingspercentages over gedeelten van het bebouwingsgebied bepaald welke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken maximaal bij het oorspronkelijk hoofdgebouw gebouwd mag worden. In onderstaande tabel staat welk maximaal toelaatbaar bebouwingspercentage geldt voor het desbetreffende gedeelte van het bebouwingsgebied.
Rekenvoorbeeld:
50% van 100 m2 = 50 m2
20% van 200 m2 = 40 m2
10% van 360 m2 = 36 m2
= 126 m2
minus aanbouw 50 m2 = 76 m2
Op bovenstaand perceel mag er nog 76 m2 aan bijbehorende bouwwerken worden bijgebouwd.
Er is een onderscheid in de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen een afstand van 4 meter vanaf het oorspronkelijk hoofdgebouw en daarbuiten. De hoogte binnen een afstand van 4 meter moet aansluiten bij de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw (maximaal 30 cm boven de hoogte van de vloer van de eerste verdieping). Binnen deze afstand mag het bouwwerk niet hoger zijn dan het hoofdgebouw en ook nooit hoger dan 5 meter. Voor bijbehorende bouwwerken buiten een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw die hoger zijn dan 3 meter, moet de daknok worden gevormd door tenminste twee schuine dakvlakken. De dakvoet (het laagste punt van het schuine dak) mag niet hoger zijn dan 3 meter. De hellingshoek van de dakvlakken mag niet meer zijn dan 55°. De hoogte van de daknok mag niet meer zijn dan 5 meter, waarbij verder voldaan moet worden aan de volgende formule: maximale daknokhoogte [m] = (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3.
Binnen een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag het gebruik gelijkwaardig zijn aan dat van het hoofdgebouw. Bij een woning betekent dat er binnen 4 meter bijvoorbeeld een keuken, bijkeuken, serre of uitbouw van de woonkamer mag worden gebouwd. Buiten een afstand van 4 meter van het hoofdgebouw, mag de aanbouw alleen gebruikt worden voor bijvoorbeeld een berging, garage of plantenkas.
Een aantal begripsomschrijvingen vraagt om nadere toelichting.
Bouwhoogte
De bouwhoogte wordt aangegeven in meters. Niet langer hanteert de gemeente hiervoor het aantal bouwlagen, omdat de maatvoering van bouwlagen in de loop der jaren nogal is gewijzigd. In de huidige bouw houdt men rekening met aanzienlijk hogere plafonds. In de regels van dit plan zijn daarom voor de duidelijkheid bouwlagen vertaald in meters.
Bebouwingspercentage
Het bebouwingspercentage is gerelateerd aan de oppervlakte van het bouwperceel, ofwel aan de oppervlakte van de gronden die bij eenzelfde bedrijf, instelling, woning of ander hoofdgebouw behoren.
Daarmee wordt voorkomen dat, als het maximum bebouwingspercentage op bijvoorbeeld 70% is gesteld, een bedrijf, instelling, woning of ander hoofdgebouw op eigen terrein (het eigen bouwperceel) meer dan 70% en zelfs 100% bouwt. Dat zou tot gevolg hebben dat op andere bouwpercelen (die behoren bij andere bedrijven, instellingen, enzovoorts) het percentage van 70% niet (meer) kan worden gehaald of mogelijk zelfs helemaal niets kan worden gebouwd.
Het bebouwingspercentage ziet derhalve niet op een percentage van het bouwvlak. Het bouwvlak geeft aan waar de toegestane bebouwing mag worden gebouwd (positie). In de regels kan hiervan worden afgeweken, indien de betreffende bestemming zich daar niet zo voor leent, bijvoorbeeld de gronden met de bestemming Sport, Agrarisch, Groen of Recreatie. In dit geval wordt het percentage berekend van het bouwvlak en niet van het bouwperceel, dit is de desbetreffende regels aangegeven.
Bijbehorend bouwwerk
Dit begrip, met deze omschrijving, wordt gehanteerd in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), als verzamelbegrip voor de voorheen gehanteerde begrippen 'aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen', bij het bepalen van de mogelijkheden van 'omgevingsvergunningvrij' bouwen.
Evenementen
Evenementen moeten op grond van recente jurisprudentie in een bestemmingsplan zijn toegestaan als er sprake is van grootschalige, periodieke meerdaagse evenementen op dezelfde locatie. In dit bestemmingsplan zijn geen evenementen voorzien die aan deze voorwaarden voldoen.
Aan-huis-verbonden bedrijf
Een ander belangrijk onderdeel van de bestemming Wonen is de regeling van de aan-huis-verbonden bedrijven als ondergeschikte functie bij het wonen. Zoals de naam al aangeeft, gaat het bij een aan-huis-verbonden bedrijf om een bedrijfsuitoefening in combinatie met wonen en dus door één van de bewoners van de woning. De maximale oppervlakte die daarvoor is toegestaan is 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 40 m². Het bedrijf mag zowel in de woning als in de aanbouwen en bijgebouwen worden uitgeoefend. Via een aantal nadere voorwaarden is bepaald dat geen hinder (milieucategorie A of B1 van de LvB als maximum) en geen verkeersaantrekkende werking of parkeerdruk mogen ontstaan voor de omgeving. Ook mag bij een aan-huis-verbonden bedrijf geen sprake zijn van detailhandel, horeca, afhaalzaken of belhuizen.
In een beperkt aantal gevallen, namelijk wanneer de woonoppervlakte van een woning groter is dan 200 m², kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de oppervlaktemaat voor een aan-huis-verbonden bedrijf tot maximaal 60 m². Ook is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van milieucategorie B2 voor een aan-huis-verbonden bedrijf, echter onder de voorwaarde dat de bedrijfsactiviteit in kwestie naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten in milieucategorie A of B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten.
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het handhaven van parkeergelegenheid op eigen terrein. Door het toenemend autobezit en het toenemend aantal woninguitbreidingen tot het maximaal mogelijke zou de situatie kunnen ontstaan, dat parkeergelegenheid op eigen terrein vervalt of onvoldoende wordt. In deze gevallen is het wenselijk te kunnen sturen en door middel van het stellen van nadere eisen parkeergelegenheid op eigen terrein te kunnen behouden in de bestemming Woondoeleinden.
Ook kan het uit een oogpunt van de bebouwingskarakteristiek in de omgeving of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken nodig of gewenst zijn nadere eisen te stellen aan de situering van bebouwing ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens. Zie ook paragraaf 6.3.1 voor een toelichting hierop.
Ten aanzien van de mogelijkheid van Bed & breakfast is gekozen voor de algemene regel die binnen de gemeente geldt. Ook waar deze niet eerder in de bestemming opgenomen was, is deze in dit plan toegevoegd.
De specifieke gebruiksregel bed & breakfast is in dit plan voor alle deelgebieden aangepast: het aantal kamers wordt niet meer als voorwaarde gesteld en evenmin het vereiste dat 60% van de woning voor de bewoner moet blijven. De algemene regel is dat 50% van de woning voor de bewoner moet overblijven.
Bij de bestemmingen is in deze paragraaf een nadere toelichting opgenomen.
De bestemmingen en regels zijn aan de bestaande situatie aangepast. Voor ieder deelgebied is voor de regels aansluiting gezocht bij de regels die gelden voor dezelfde bestemmingen in de directe omgeving.
Artikel 1 Begrippen en Artikel 2 Wijze van meten
Deze twee begrippen behoeven geen nadere toelchting.
Artikel 3 Aanpassing artikel 21 Woongebied - bestemmingsplan Vleuterweide
Onder deze regel is artikel 21 van het bestemmingsplan Vleuterweide aangepast aan de bestaande situatie. In dit plan is deze aanpassing opgenomen in Deelgebied T.
Deze bestemming geldt voor Deelgebied E-2 Gageldijk 100. Voor deze locatie gelden ook de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Landschap.
Artikel 5 Bedrijf - 2
Deze bestemming geldt voor het Deelgebied R met de locatie dat ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan Papendorp. Daarnaast geldt op deze locatie de dubbelbestemming Waarde -
Archeologie.
Artikel 6 Bedrijventerrein - 1
De bestemming Bedrijventerrein geldt voor het Deelgebied Q met twee locaties binnen het plangebied Cartesiusweg e.o. Op de ene locatie Q -1 is het gastontvangstation op de verbeelding opgenomen en op de andere Q -2 is de zone ten behoeve van Rijkswaterstaat voor het onderhoud van de waterkering langs het Merwedekanaal. Voor het deel van het bedrijventerrein boven de Vleutensevaart geldt de categorie 4.1; voor het deel eronder categorie 3.1.
Voor deelgebied Q -2 gelden tevens de bestemmingen Verkeer - 1 en Groen - 3 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Op het noordelijk deel van het gebied Q-2 ligt een geluidszone - industrie, waarvoor de aanduidingsregel 48.1 geldt.
Artikel 7 Bedrijventerrein - 2
Deze bestemming geldt voor het Deelgebied S op de locatie Prozeeterrein. Dit actualiseringsplan past de toegestane categorie van bedrijven op deze locatie aan. De categorie 3 is in de regels van dit plan nader vastgelegd in de categorie 3.1.
Deze bestemming geldt voor Deelgebied L-5 en L-6 de locaties die aan de Rijksstraatweg 21 en 22. Deze locaties bestaan uit stroken en snippers grond, die niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan Rijnvliet. Voor de vastlegging van de bestemming is aansluiting gezocht bij de regelgeving van het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. dat in het noorden aansluit op het onerhavige plan. Voor dit gebied geldt ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Deze bestemming is opgenomen voor Deelgebied M de locatie Lange Nieuwstraat 85. Deze locatie ligt binnen de begrenzing van de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 1 - Binnenstad. Dit maakt dat Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening op de bijbehorende bouwwerkenregeling niet van toepassing is.
Aan de regels zijn ten behoeve van deze locatie de bijlagen Binnenstad gevelopname en regels
maximale goothoogte en gevelbreedteen de Binnenstad Architectuur- en bouwhistorische
waardenkaart 2010 toegevoegd.
Bovendien geldt op deze locatie de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Deze bestemming is van toepassing op Deelgebied O de locatie Maliesingel 27.
Binnen dit deelgebied is ook het naastgelegen pand nummer 27 A opgenomen. Voor het laatstgenoemde adres gelden de bepalingen van de bestemming Wonen - 8. Op beide adressen ligt de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost. Laatstgenoemde dubbelbestemming laat de bijbehorende bouwwerkenregeling van Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening buiten toepassing.
Artikel 11 Gemengd - 4
Deze bestemming geldt voor het Deelgebied N de locatie Meerndijk, naar analogie van het geldende bestemmingsplan -voor de tegenover gelegen- Hoek Rijksstraatweg-Meerndijk in De Meern. Binnen deze bestemming is op enkele adressen voor bestaande horeca een aanduiding gegeven. De aanduiding h=1 staat voor het bestaande café en cafetaria op nummer 18; de aanduiding h=2 op nummer 6 maakt de bestaande lunchroom mogelijk. Op deze locatie liggen eveneens de bestemmingen Verkeer - 2, Verkeer - Verblijfsgebied - 4, Artikel 12 Groen - 1, Artikel 25 Water en Artikel 36 Leiding - Riool. Voor de locatie Meerndijk 24 is de aanduiding detailhandel (d) opgenomen samen met een wijzigingsbevoegdheid.
Ook gelden binnen dit deelgebied de dubbelbestemmingen Artikel 38 Waarde - Archeologie en Artikel
43 Waterstaat - Waterkering
Het plan geeft regels voor de bestaande situatie. Door opname van dit deelgebied in het actualiseringsplan is aan de wettelijke actualiseringsverplichting voldaan.
Artikel 12 Groen - 1
Deze bestemming geldt voor Deelgebied L-4 de locatie Rijksstraatweg 16 A ten zuidwesten van de ontsluiting Rijnvliet . Deelgebied L-4 bestaat uit een driehoek grond, dat niet is opgenomen in het bestemmingsplan Rijnvliet. Voor de vastlegging van de bestemming is aansluiting gezocht bij de regelgeving van het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. dat aansluit op het onderhavige plan. Voor deze locatie geldt ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
De bestemming Groen- 1 geldt ook voor een grasland langs de Achtkantenmolenvliet in het Deelgebied N de locatie Meerndijk 6-24.
Deze bestemming geldt voor de locatie Bruisdreef die is opgenomen in dit plan als Deelgebied P. Voor deze locatie gelden eveneens de bestemmingen Wonen - 9 en Verkeer - Verblijfsgebied - 3 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Er moet rekening worden gehouden met de geluidzone - industrie, zie regel 48.1.
Deze bestemming geldt voor een groene strip in het Deelgebied Q-2 de locatie Cartesiusweg.
Deze bestemming geldt voor Deelgebied C en betreft de bestaande situatie bij de entree van de parkeergarage van de Rabobank aan de Mineurslaan. De bestemming Kantoor sluit aan bij de regels die voor deze ontwikkeling zijn opgenomen in artikel 10 van het bestemmingsplan Actualisering Stationsomgeving 2013.
Artikel 16 Tuin
Deze bestemming geldt voor Deelgebied L-1 en L-2 en L-7 de locaties Rijksstraatweg 12 A/B, 13 en 22. Deze locaties bestaan uit stroken en snippers grond, die niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan Rijnvliet. Voor de vastlegging van de bestemming is aansluiting gezocht bij de regelgeving van het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. dat in het noorden aansluit op het onerhavige plan. Op deze locatie geldt ook de dubbelbestemming Waarde -
Archeologie.
Deze bestemming geldt voor Deelgebied Q-2 langs het Merwedekanaal samen met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Op deze locatie geldt hiernaast de bestemming Bedrijventerrein - 1.
Deze bestemming geldt voor Deelgebied N delocatie Meerndijk naar analogie van het geldende bestemmingsplan -voor de tegenover gelegen- Hoek Rijksstraatweg-Meerndijk, De Meern. Voor deze locatie gelden ook Artikel 11 Gemengd - 4, Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied - 4, Groen - 1, Water en Leiding - Riool. Daarnaast de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waterstaat - Waterkering.
Artikel 19 Verkeer - Railverkeer - 1
Deze bestemming geldt voor Deelgebied A: de spoorlijn Daalsetunnel/Leidsetunnel. Binnen deze bestemming zijn behalve de spoorlijn ook de daarbij behorende voorzieningen toegestaan. Op deze locatie ligt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Artikel 20 Verkeer - Railverkeer - 2
Deze bestemming geldt voor Deelgebied D en betreft een deel rail en grond aan de Bleekstraat en sluit aan bij de regels die voor de naaste omgeving is opgenomen in artikel 19 van het bestemmingsplan Watervogelenbuurt, Hoograven, Tolsteeg 2012. Voor deze locatie geldt eveneens de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.
Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied - 1
Deze bestemming geldt voor Deelgebied B en betreft een strook langs het Beatrixgebouw aan de Mineurslaan. Het artikel sluit aan bij de regels die voor deze ontwikkeling zijn opgenomen in artikel 8 van het bestemmingsplan Actualisering Stationsgebied 2014. Op de locatie ligt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied - 2
Binnen deze bestemming is de bestaande parkeergarage aan de Rubicondreef binnen de begrenzing van Deelgebied E-1 in de regels vastgelegd.
Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied - 3
Deze bestemming geldt voor de locatie Bruisdreef die is opgenomen in dit plan als Deelgebied P. Voor deze locatie gelden eveneens de bestemmingen Wonen - 9 en Groen - 2 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Er moet rekening worden gehouden met de geluidzone - industrie, zie regel 48.1.
Artikel 24 Verkeer - Verblijfsgebied - 4
Deze bestemming geldt voor Deelgebied N de locatie Meerndijk, naar analogie van het geldende bestemmingsplan -voor de tegenover gelegen- Hoek Rijksstraatweg-Meerndijk, De Meern. Op deze locatie liggen eveneens de bestemmingen Artikel 11 Gemengd - 4, Verkeer - 2, Groen - 1 en Water.
Deze bestemming geldt voor de Achtkantenmolenvliet binnen Deelgebied N de locatie Meerndijk.
Deze bestemming geldt voor de locatie van Odenveltlaan 7 van Deelgebied F en sluit van bij de woonbestemming van de directe omgeving. De bestemming is aan de huidige wet- en regelgeving aangepast.
Deze woonbestemming voor Deelgebied G is opgenomen voor de locatie Frederik Hendrikstraat 68 en 70. In dit actualiseringsplan zijn regels opgenomen die gelden op deze locatie. De locatie valt in een gebied dat is aangewezen als een beschermd stadsgezicht, zie de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost. Dit maakt dat Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening op de bijbehorende bouwwerkenregeling niet van toepassing is Voor het omliggende gebied gelden bijzondere regels onder andere ten aanzien van kappen van woningen en dakterrassen. Voor de bijzondere regelingen wordt verwezen naar de regels en bijlagen van het beWonen-1.
Voor deze locatie gelden ook de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie, en de Waterstaat - Waterstaatkundige functie.
Deze woonbestemming is van toepassing voor de Deelgebied H Ovidiuslaan 2 t/m 5.
In de groenstrook zijn leidingen gas, riolering en laagspanning aanwezig ten behoeve van de daarachter gelegen nutsvoorziening. Deze valt net buiten de begrenzing van de verbeelding van dit actualiseringsplan.
De bestemming Wonen - 3 geeft regels voor het Deelgebied I voor de locatie Minstraat 58. Er is aansluiting gezocht bij de bepalingen van de bestemming Wonen uit het bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn e.o., zoals deze geldt voor de locatie Minstroom 58. In de Bijlage 6 en Bijlage 7 van de regels zijn kaarten opgenomen, waaruit blijkt dat Minstraat 58 binnen het gebied ligt waar erfbebouwing - 1 en ontheffingsgebied-1. Voor een nadere uitleg van de aangepaste regeling erfbebouwing -1 en de Wro-zone ontheffingsgebied-1 wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Oudwijk, Krommerijn e.o (pagina 54 e.v.).
De Minstroom 58 valt binnen het gebied dat als Gemeentelijk Beschermd stadsgezicht is aangewezen. Deze aanwijzing laat de bijbehorende bouwwerkenregeling van Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening buiten toepassing. Op deze locatie ligt eveneens de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Deze bestemming geldt voor het Deelgebied J voor de locatie Amsterdamsestraatweg 1029. Dit adres ligt in het gebied waar de beheersverordening Zuilen vigeert. In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd. De regels van de beheersverordening die betrekking hebben op deze locatie zijn vertaald naar dit bestemmingsplan. Op de locatie ligt een geluidszone - industrie, zie regel 48.1. Ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is op deze locatie van toepassing.
Deze bestemming geldt voor Deelgebied K voor de locatie Herenweg 95. Dit adres ligt binnen het verordeningsgebied van de beheersverordening Pijlsweerd, Tuinwijk, Tuindorp Oost e.o. In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd. De regels van de beheersverordening die betrekking hebben op deze locatie zijn vertaald naar dit bestemmingsplan.
Op deze locatie geldt ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie.
Deze bestemming geldt voor Deelgebied L-3 de locatie Rijksstraatweg 16 A ten noordoosten van de ontsluiting Rijnvliet. Deze locatie bestaan uit een driehoek grond, dat niet zijn opgenomen in het bestemmingsplan Rijnvliet. Voor de vastlegging van de bestemming is aansluiting gezocht bij de regelgeving van het Actualiseringsplan diverse gebieden Leidsche Rijn e.o. dat in het noorden aansluit op het onerhavige plan.
Op deze locatie is ook de dubbelbestemming Waarde - Archeologie van toepassing.
Deze bestemming is van toepassing op Deelgebied O, de locatie Maliesingel 27A.
Binnen dit deelgebied is ook het naastgelegen pand nummer 27 opgenomen. Voor het laatstgenoemde adres gelden de bepalingen van de bestemming Gemengd - 3. Op beide adressen ligt de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie en Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost . Laatstgenoemde dubbelbestemming laat de bijbehorende bouwwerkenregeling van Bijlage II van het Besluit ruimtelijke ordening buiten toepassing.
Deze bestemming geldt voor de locatie Bruisdreef die is opgenomen in dit plan als Deelgebied P. Voor deze locatie gelden eveneens de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied - 3 en Groen - 2 en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Er moet rekening worden gehouden met de geluidzone - industrie, zie regel 48.1.
Deze dubbelbestemming is van toepassing voor het Deelgebied Q -1 voor het gasontvangststation op de locatie Cartesiusweg. De bepalingen van dit artikel gaan voor alle andere bepalingen van dit plan.
Deze dubbelbestemming ligt op het noordelijke deel van Deelgebied N de locatie Meerndijk.
Deze dubbelbestemming geldt voor Deelgebied R.
Artikel 38 Waarde - Archeologie
Op de verbeelding zijn de gebieden, waarvan bekend is dat er (vermoedelijk) archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch monument, voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. De bescherming van de archeologisch waardevolle gebieden is binnen de gemeente vastgelegd in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Voor een archeologisch waardevol gebied geldt het volgende regime:
bij bouwwerken wordt de archeologie gekoppeld aan de omgevingsvergunning en
In Hoofdstuk 3 staat bij de deelgebieden vermeld of deze dubbelbestemming op de locatie geldt.
Artikel 39 Waarde - Beschermd stadsgezicht - 1 - Binnenstad
Een van de belangrijkste doelstellingen van het bestemmingsplan is het regelen van het beschermd stadsgezicht. Dit is terug te vinden op verschillende plaatsen in de regels. Ten eerste zijn de 'gewone' stedenbouwkundige bouwregels opgenomen binnen alle bestemmingen. Via deze bouwregels wordt geregeld welke bouwmassa ter plaatse is toegestaan. In aanvulling op deze bouwregels zijn specifieke regels opgenomen in de dubbelbestemming Beschermd stadsgezicht. In de dubbelbestemming is aanvullend de situering van de hoofdbebouwing geregeld, zoals bouwen in de voorgevelrooilijn. De structuren van tuinmuren in de binnenstad zijn beschermd in de tuinbestemming. Verder kent de binnenstad, met name rondom de grachten, een specifiek profiel. Deze profielen zijn eveneens vastgelegd. Tot slot zijn er historische groenstructuren die onderdeel uit maken van het beschermd stadsgezicht. Ook deze zijn beschermd. Voor vrijwel het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
Het beschermd stadsgezicht bestaat uit vele monumenten. Naast het bestemmingsplan gelden voor monumenten aparte aanvullende regels via de monumentenvergunning. Deze regels zijn niet (dubbel) opgenomen in het bestemmingsplan, maar de monumentenvergunning is wel een van de instrumenten dat aanvullend op het bestemmingsplan gebruikt wordt ter bescherming van alle afzonderlijke monumenten in het stadsgezicht.
Daarnaast geldt dat binnen het beschermd stadsgezicht alle bouwactiviteiten bouwvergunningsplichtig zijn. Iedere bouwaanvraag wordt voorgelegd aan de welstandscommissie. Deze beoordeelt een bouwplan op het
uiterlijk, zoals de gevelindeling. Binnen het beschermd stadsgezicht geldt het meest strikte welstandsregime. In het bestemmingsplan zijn geen regels opgenomen met betrekking tot het uiterlijk van de gebouwen, want dit is geregeld via welstand.
Binnen de gehele gemeente zijn alle bomen in beeld gebracht op een bomenkaart. Voor het kappen van bomen geldt dat een kapvergunning is vereist. Van het vereiste van een kapvergunning kan vrijstelling worden verleend voor onder andere bomen jonger dan 50 jaar. Monumentale bomen ouder dan 50 jaar vallen zijn over het algemeen beschermd via het bomenbeleid en kapvergunning. Vandaar dat de bescherming van afzonderlijke bomen niet in het bestemmingsplan zijn geregeld.
Deze dubbelbestemming geldt voor het Deelgebied M.
Artikel 40 Waarde - Beschermd stadsgezicht - 2 - Minstroom
Met deze regel wordt Deelgebied I, dat binnen de begrenzing van het Minstroomgebied valt, beschermd.
Artikel 41 Waarde - Beschermd stadsgezicht - 3 - Oost
Door middel van deze bestemming worden de betreffende gronden in het plangebied bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden. Voor de gronden die in een beschermd stadsgezicht vallen zijn extra regels opgenomen die waarborgen dat de karakteristiek van het straat- en stadsbeeld niet in onevenredige mate wordt aangetast en aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied geen afbreuk wordt gedaan.
Deze regels hebben onder andere betrekking op de nokrichting, een regeling voor opbouwen (bijzondere bouwlaag, een regeling voor dakterrassen.
In deze bestemming Deelgebied G en Deelgebied O is eveneens opgenomen dat voor het slopen van hoofdgebouwen, voor zover zij zijn gelegen binnen het beschermd stadsgezicht, een omgevingsvergunning noodzakelijk is. Op basis van recente jurisprudentie is het mogelijk om een dergelijk sloopverbod op te nemen in een bestemmingsplan.
Deze bestemming geldt voor Deelgebied E-2 Gageldijk 100. Voor deze locatie gelden de bestemming Bedrijf - 1 en e dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie.
Artikel 43 Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming ligt binnen de begrenzing van Deelgebied Q-2 langs het Merwedekanaal en en die van Deelgebied D nabij de Kruisvaart. Het gaat om een aanduiding voor een zone, waarbinnen Rijkswaterstaat eisen kan stellen in het belang van waterstaatswerk.
Artikel 44 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Deze dubbelbestemming geldt voor het Deelgebied G op de locatie Frederik Hendrikstraat 68-70 langs het water van de Zilveren Schaats in Utrecht Oost.
Deze dubbelbestemming geeft de beschermingszone van de primaire watergangen weer. Hiermee kan voorkomen worden dat er gebouwd wordt in de zone langs het water waardoor het onderhoud van de watergang zou worden belemmerd.
Artikel 45 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een stuk grond dat al eens was betrokken bij het verlenen van een omgevingsvergunning bij de beoordeling van latere bouwplannen nogmaals wordt betrokken.
Artikel 46 Algemene bouwregels
Kleine overschrijdingen
46.1 regelt de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Voorwaardelijke verplichting ter uitvoering van het parkeerbeleid
46.2 regelt dat de parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldoet aan het gemeentelijk beleid. Het artikel neemt de functie over van de stedenbouwkundige bepaling in de bouwverordening die eenzelfde voorwaarde aan het gebruik stelt. Bij het toetsen van omgevingsvergunningen aan het bestemmingsplan zal onderzocht worden of de aanvraag voldoet aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen. Het college heeft normen vastgesteld die aangeven wat als 'voldoende' moet worden beschouwd. In een bestaande situatie wordt de bestaande parkeergelegenheid voor auto's en fietsen als voldoende beschouwd. Deze bestaande parkeergelegenheid moet op grond van dit artikel in stand worden gehouden. Bij sloop- nieuwbouw wordt het bestaande aantal parkeerplaatsen (het rechtens verkregen niveau) in mindering gebracht op het aantal dat nodig is bij de nieuwe ontwikkeling, een en ander conform het geldende gemeentelijk beleid. Met parkeervoorzieningen worden parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen bedoeld.
Artikel 3.1.2, tweede lid, van het Bro maakt het mogelijk dat een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels kan bevatten waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels (met de bijbehorende inherente afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 Awb). Artikel 8 lid a van de planregels regelt dat bij een omgevingsvergunning voor het bouwen de parkeergelegenheid voor auto's en fietsen voldoet aan het gemeentelijk beleid (thans de Nota Stallen en Parkeren 2013). Het artikel neemt de functie over van de vervallen stedenbouwkundige bepaling in de bouwverordening over parkeren.
Bij het toetsen van een bouwaanvraag aan het bestemmingsplan, zal onderzocht worden of de aanvraag voldoet aan de voorwaarde om voldoende parkeergelegenheid te regelen.
Indien gedurende de geldigheid van dit bestemmingsplan het parkeerbeleid wordt gewijzigd, is het uitgangspunt om een aanvraag om omgevingsvergunning aan het op dat moment geldende parkeerbeleid te toetsen. In 46.2 lid b is daarom een flexibiliteitsbepaling opgenomen, zodat rekening wordt gehouden met gewijzigd parkeerbeleid. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarbij een bouwaanvraag alsnog en gemotiveerd onder het oude beleid wordt verleend.
Omzetting en woningvorming
In 46.3 is het in 2015 vastgestelde beleid over omzetting en woningvorming vertaald in een regeling. In de paragraaf 2.5.6 Huisvestingsbeleid, woningvorming en omzetting is de beleidsmatige achtergrond kort toegelicht. De regels in dit lid zien, met toepassing van 3.1.2 lid 3 Besluit ruimtelijke ordening, op het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat.
Dit lid onder a verbiedt woningvorming en omzetting. Met woningvorming wordt bedoeld: een woning door bouwkundige splitsing zodanig opdelen dat nieuwe woningen ontstaan die afzonderlijk verhuurd kunnen worden of waarop een appartementsrecht gevestigd kan worden. De definitie van woningvorming wijkt enigszins af van de definitie die in het huisvestingsbeleid wordt gehanteerd. In dat beleid wordt namelijk een onderscheid gemaakt in woningvorming door het creëren van verhuurbare wooneenheden en in kadastrale splitsing. Ruimtelijk gezien is dat onderscheid niet relevant en wordt alleen het resultaat, namelijk: meer woningen, in ogenschouw genomen.
Met omzetting wordt bedoeld het veranderen van een (zelfstandige) woning in een woning waar kamerverhuur (onzelfstandige bewoning) plaatsvindt.
Het verbod onder a kan met een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1o, van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) toegestaan worden. Een dergelijke vergunning wordt verleend als voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen uit de Beleidsregels Hoofdstuk 4 van de Huisvestingsverordening 2015, wat betekent dat de te veranderen woning groot genoeg is, de te vormen woningen groot genoeg zijn of de omgezette woonruimte voldoende verblijfruimte heeft, sprake is van een goede daglichttoetreding en de overlast voor de directe buren door geluid aanvaardbaar is. Ook moet voldaan worden aan de algemene leefbaarheidseisen die in dezelfde beleidsregels te vinden zijn, als hulpmiddel bij de beoordeling in hoeverre er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat plaatsvindt .
Dit artikel regelt de mogelijkheid voor (beperkte) overschrijdingen van bebouwingsgrenzen die op de kaart zijn aangegeven.
Artikel 47 Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
De Wabo bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Een algemeen gebruiksverbod hoeft derhalve niet meer in de planregels te worden opgenomen. Het is wel mogelijk om in het bestemmingsplan aan te geven wat onder verboden gebruik in ieder geval wordt verstaan. In dit artikel is opgenomen dat onder verboden gebruik wordt verstaan: onbebouwde gronden te gebruiken als staanplaats voor onderkomens als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan of als stortplaats voor puin en afvalstoffen.
Het gebruik of bouwen in strijd met het bestemmingsplan was vroeger onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening via een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling geregeld in het bestemmingsplan. Onder de Wet ruimtelijke ordening was een en ander geregeld in de wet zelf. Met de invoering van de Wabo is dat opnieuw gewijzigd. Nu is het als volgt geregeld.
Voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met een bestemmingsplan is volgens artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo een omgevingsvergunning nodig is. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.
Strijdig gebruik met planologische regelingen waarvan afwijking niet is toegestaan valt niet onder artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Met het oog op dergelijk gebruik is in artikel 7.2 Wet ruimtelijke ordening een verbodsbepaling opgenomen bij de invoering van de Wabo.
Omzetting en woningvorming zonder bouwkundige aanpassingen
Het vormen en omzetten van woningen is soms ook mogelijk zonder dat er een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is. Daarom is het verbod van artikel 47.3 hier als gebruiksverbod opgenomen. De werking van dit artikel is verder overeenkomstig dat artikel.
Artikel 48 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel regelt de aanduidingen op de verbeelding voor de geluidzone industrie een zogenoemde overige zone - industrieterreinzone en een veiligheidszone - Bevi.
Artikel 49 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om af te wijken van de regels. Dit heeft primair tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Ze kunnen worden toegepast als er niet op grond van de bestemmingsregelingen in hoofdstuk 2 al afgeweken kan worden. Het gaat dan om een afwijking van maten, afmetingen en percentages, het plaatsen van objecten van beeldende kunst, het realiseren van kleine nutsgebouwtjes.
Artikel 50 Algemene wijzigingsregels
Deze wijzigingsbevoegdheid bevat de mogelijkheid om de grenzen tussen bestemmingen en grenzen van aanduidingen te verschuiven ten behoeve van technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken. Met deze wijzigingsmogelijkheid kan het plan ook in de toekomst op een goed controleerbare en doseerbare wijze flexibel worden gehouden.
De overgangs- en slotbepalingen van Hoofdstuk 4 bevatten de onderstaande twee bepalingen:
In het Besluit op de ruimtelijke ordening is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen.
Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe regels plaatsvindt.
Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.
Vergunningplichtige bouwwerken die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wabo die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.
Wel kan met een beroep op het overgangsrecht een aanvraag worden ingediend voor de verbouw van een illegaal bouwwerk. Om te voorkomen dat een dergelijke aanvraag moet worden gehonoreerd, is in de overgangsbepaling van dit plan opgenomen dat deze slechts van toepassing is op legale bouwwerken.
Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd, voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.
Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, van het overgangsrecht is uitgesloten.
Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan. Dit laatste is uiteraard mede afhankelijk van andere aspecten, waaronder de vraag of het strijdige gebruik reeds zolang plaatsvindt dat de gemeente haar rechten heeft verwerkt.
In dit artikel is de naam van het bestemmingsplan, de citeertitel, omschreven. De formulering van de slotregel is letterlijk zo voorgeschreven in de SVBP 2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012).
Ter bescherming van het beschermd en het waardevol stadsgezicht is een vergunningenstelsel opgenomen. Bij de bestemmingsomschrijving van verschillende bestemmingen is aangegeven dat de gronden die de aanduiding 'beschermd stadsgezicht' of 'waardevol stadsgezicht' hebben, tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de het beschermd respectievelijk waardevol stadsgezicht. Het is verboden bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren zonder een omgevingsvergunning. Het betreft werken en werkzaamheden zoals: het wijzigen van het gevelaanzicht, het ophogen, verlagen of afgraven van de gronden, het aanleggen van verhardingen, het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen en dergelijke. Op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond of reeds vergunde werken of werkzaamheden is het verbod niet van toepassing. De omgevingsvergunning wordt afgegeven als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, herstel en ontwikkeling van het beschermd of waardevol stadsgezicht.
Ook zijn vergunningplichten opgenomen in de regeling van de bestemming Groen met de nadere aanduidingen ecologische verbindingszone en ecologische kerngebied. Ook in deze gevallen is er een omgevingsvergunning noodzakelijk ter bescherming van de aanwezige waarden, omdat de genoemde werkzaamheden deze waarden onherstelbaar kunnen aantasten. Het is daarom van belang om die werkzaamheden aan een vergunningsvereiste te koppelen zodat een afweging kan worden gemaakt voordat zij worden uitgevoerd.
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. In de bijlagen bij de regels is de Lijst van Bedrijfsactiviteiten opgenomen.
Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
In specifieke situaties kan daarnaast de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2006).
De gewenste afstand tussen een bedrijfsactiviteit en woningen (of andere gevoelige functies zoals scholen) wordt mede bepaald door het type gebied waarin de gevoelige functie zich bevindt. Conform de VNG-publicatie worden daarbij twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk en gemengd gebied.
Omgevingstype rustige woonwijk
In een rustige woonwijk komen enkel wijkgebonden voorzieningen voor en vrijwel geen andere functies zoals kantoren of bedrijven. Langs de randen (in de overgang naar eventuele bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Als daarmee vergelijkbare omgevingstypen noemt de VNG-publicatie onder meer een rustig buitengebied (eventueel met verblijfsrecreatie) en een stilte- of natuurgebied.
Omgevingstype gemengd gebied
In een gemengd gebied komen naast wonen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarmee vergelijkbare gebieden zijn lintbebouwingen in het buitengebied waarin functiemenging voorkomt en gebieden gelegen direct langs een hoofdinfrastructuur. Kenmerkend voor het omgevingstype gemengd gebied is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied.
Bedrijfswoningen
Een bedrijfswoning op een bedrijventerrein is een specifiek woningtype waar minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat kunnen worden gesteld. Bedrijfswoningen zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
De volgende tabel geeft voor beide omgevingstypen (rustige woonwijk en gemengd gebied) per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden. De richtafstand geldt tussen de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan (of via vergunningvrij bouwen) mogelijk is. Daarbij gaat het nadrukkelijk om een richtafstand. Kleinere afwijkingen ten opzichte van deze afstand zijn mogelijk zonder dat hierdoor knelpunten behoeven te ontstaan.
milieucategorie | Richtafstand rustige woonwijk (in meters) |
Richtafstand gemengd gebied | |
1 | 10 | 0 | |
2 | 30 | 10 | |
3.1 | 50 | 30 | |
3.2 | 100 | 50 | |
4.1 | 200 | 100 | |
4.2 | 300 | 200 | |
5.1 | 500 | 300 | |
5.2 | 700 | 500 | |
5.3 | 1.000 | 700 | |
6 | 1.500 | 1.000 |
Bepaalde bedrijven vallen onder een specifieke wettelijke regeling. Het betreft:
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op een punt is een andere werkwijze toegepast:
In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Staat. In de SvB "functiemenging" zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan.
De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de digitale verbeelding (plankaart) van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld horecabedrijven via een afzonderlijke Lijst van Horeca-activiteiten).
De Lijst van bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. De richtafstanden en inschalingen gaan uit van een gemiddeld bedrijf met een moderne bedrijfsvoering. Het komt in de praktijk voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planregels is daarom bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van de regels en een dergelijk bedrijf toch kan toestaan, indien dit bedrijf niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Om te kunnen afwijken moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de SvB niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de planregels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders vestiging van een dergelijk bedrijf via een afwijkingsbevoegdheid. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven.
In de Lijst van Bedrijfsactiviteiten is bij de indeling van sommige bedrijfsactiviteiten uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de SvB aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde afwijkingsbevoegdheid een categorie lager in te delen.
Bij dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de Utrechtse standaardlijst voor Horeca-activiteiten.
Uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening kan, in verband met de overlast die horecabedrijven voor het woon- en leefklimaat kunnen meebrengen, in een bestemmingsplan bij het toelaten van horecabedrijven aan de hand van ruimtelijk relevante criteria als aard, omvang en parkeerdruk een onderscheid gemaakt worden in categorieën horecabedrijven.
In dit bestemmingsplan is een functionele differentiatie in ‘harde’ tot ‘zachte’ typen van horecabedrijven opgenomen. De regeling geeft een kwalitatieve beperking ten aanzien van het type/de categorie horecabedrijf dat zich mag vestigen in de woonomgeving. De regeling beoogt de nadelige invloeden van de vestiging van horecabedrijven op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
In de bijlagen bij de regels is een toelichting opgenomen op de Lijst van Horeca-activiteiten.
Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Utrecht, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen. Zo wordt namens het college onder andere gehandhaafd op de regels van voorliggend bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsregels worden gehandhaafd. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om omgevingsvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.
Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingsplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een omgevingsvergunning voor een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een omgevingsvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college een tweetal instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom. Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk c.q. gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is tevens mogelijk om, indien er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan. Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat het illegale gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men de termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal derhalve altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegaliteit. In het plangebied zal handhavend worden opgetreden tegen het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Bijvoorbeeld het verhuren van opslagruimte ten behoeve van de stalling van caravans, maar ook het gebruik van een winkel als café. Verder zal er bij de bouw worden gecontroleerd op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde omgevingsvergunning voor een woning, de betreffende woning niet alsnog wordt gebouwd. Voorts zal de gemeente toezien op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Dit vloeit voort uit de regels van het bestemmingsplan. Indien er immers ter plaatse een bedrijfsactiviteit plaats mag vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden.