direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrale As
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De gemeente Bunschoten staat voor de opgave om de komende jaren enkele bestemmingsplannen binnen de gemeente te actualiseren. Met de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 zijn gemeenten namelijk verplicht om over actuele bestemmingsplannen te beschikken. Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie van de geldende bestemmingsregelingen. De gemeente voldoet hiermee aan de verplichting om over een actueel plan te beschikken.

Dit bestemmingsplan dient ter vervanging van de geldende bestemmingsregelingen voor het plangebied Centrale As in de gemeente Bunschoten. In de planning voor de herziening van de binnen de gemeente geldende bestemmingsplannen (mei 2012) staat dat de plannen Bunschoten-Stad en Ongerweges gezamenlijk zullen worden herzien. Beide plannen dateren uit respectievelijk 22 januari 2004 en 27 januari 2005. Omdat een bestemmingsplan op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) binnen 10 jaar herzien dient te worden, dient het bestemmingsplan Bunschoten-Stad voor 22 januari 2014 te worden vastgesteld.
De bestemmingsplannen hebben in hoge mate een gelijksoortig karakteristiek, zodat samenvoeging zeer goed mogelijk is. Dit geldt feitelijk ook voor het aansluitende bestemmingsplan Bunschoten-Zuid (vaststelling 31 oktober 2007). Hoewel herziening minder urgent is, is om praktische redenen er voor gekozen om het betreffende plangebied bij de integrale herziening in het nieuwe bestemmingsplan Centrale As te betrekken.

Doel
Het doel van dit bestemmingsplan is het van kracht laten worden van een nieuw, actueel, adequaat en digitaal bestemmingsplan voor een deel van de bebouwde kom van Bunschoten. De gemeente wenst de beschikking te hebben over een doelmatig en passend planologisch regime, dat aan de inwoners en andere gebruikers voldoende rechtszekerheid biedt over hun rechten en plichten.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Ontwikkelingen, vooral woningbouw, zijn in principe beperkt tot enkele al bestaande inbreidingsmogelijkheden. Voorliggend bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk een voortzetting van de vigerende regeling.

Een ander belangrijk doel is het streven van de gemeente naar het behouden en waar mogelijk versterken van de bestaande stedenbouwkundige structuur en woonklimaat van het stedelijk gebied. Er wordt gestreefd naar een 'duurzaam veilige' inrichting van de leefomgeving. Voortvloeiend uit het streven naar behoud van de stedenbouwkundige waarden wordt er nadrukkelijk naar gestreefd om de karakteristieke elementen in het plangebied te behouden.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft een groot gebied met een oppervlakte van circa 180 hectare. De begrenzing van het plangebied wordt in onderstaande afbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0001.jpg"  
Afbeelding - Ligging plangebied ten opzichte van omgeving  

Het plangebied bestaat globaal uit drie deelgebieden:

  • Bunschoten Stad, de 'historische kern van Bunschoten' ligt voornamelijk binnen het ovaal van stadsgrachten. Het gebiedje Kolkweg en omgeving en het gemeentehuis maken deel uit van dit gebied;
  • Ongerweges ligt tussen de historische kernen van Bunschoten en Spakenburg. Het is het gebied waarmee de twee dorpskernen langs de Spakenburger Gracht in de loop van de jaren aan elkaar vast zijn gegroeid;Bunschoten - Zuid ligt ten zuiden van de historische kern Bunschoten. Het centrale deel van het gebied Bunschoten-Zuid bestaat uit de zuidelijke uitloper van het lint door de kernen Bunschoten en Spakenburg: de Veenestraat.

Daarbij wordt naar een logische begrenzing gezocht door aan de randen van het plangebied ondergeschikte delen van aangrenzende bestemmingsplannen over te nemen.

Globaal is de begrenzing als volgt te omschrijven:

- Noorden:   de Talmastraat en de Zuidwenk;  
- Oosten:   de Prinses Irenestraat en de Oostelijke Randweg;  
- Zuiden:   de Oostelijke Randweg;  
- Westen:   de Westsingel, de Cornelis Houtmanstraat, de Stadsgracht en de wetering langs de Witte de Withstraat, Berkenstraat/Bachlaan en de Gerbrandysingel.  

1.3 Geldend bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0002.jpg"  
Afbeelding - Geldende bestemmingsplannen  

Dit bestemmingsplan dient ter vervanging van (in een enkel geval delen van) de volgende binnen het plangebied geldende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld   Onherroepelijk  
Oostelijke ontsluiting   01-01-1989   01-01-1990  
Eemlandia   30-01-1997   26-07-1997  
Bunschoten Stad   22-01-2004   24-08-2005  
Ongerweges   27-01-2005   16-08-2005  
Rengerswetering   02-06-2005   28-02-2007  
Rengerswetering, eerste partiële herziening   13-03-2008   10-06-2008  
Bunschoten Zuid - Eemlandia   31-10-2007   10-06-2008  
Bunschoten-zuid, inbreidingsplan Veenestraat   30-06-2011   25-08-2011  
Wonen-West   21-02-2002   24-09-2002  

In het kader van de diverse plannen zijn diverse omgevingsvergunningen verleend om van de onderliggende bestemmingsplannen af te wijken. Deze worden in het nieuwe bestemmingsplan opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Een bestemmingsplan is een gemeentelijk instrument om de ruimtelijke ordening te bepalen. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd wat de bestemming van een stuk grond is. Per bestemming is in het bestemmingsplan bepaald waarvoor en hoe de gronden gebruikt mogen worden en wat er op gebouwd mag worden.

Het bestaat formeel uit twee delen: regels en verbeelding, en gaat vergezeld van een toelichting:

  • de regels; hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane functies van de gronden en de zich daarop bevindende opstallen. Per bestemming wordt ook aangeven waar wel of niet mag worden gebouwd met eventueel bijbehorende maximale bouwmaten. In sommige gevallen wordt ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen;
  • de verbeelding; op de verbeelding worden de verschillende bestemmingen van de gronden aangegeven;
  • de toelichting; hierin worden de overwegingen gegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen.

Wat er in de regels en op de verbeelding van een bestemmingsplan staat is voor iedereen juridisch bindend, dus voor burgers, bedrijven, instellingen en ook voor overheden.

Inhoud
De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • allereerst wordt in hoofdstuk 2 de bestaande situatie in het plangebied beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst, waarbinnen de planvorming plaatsvindt. Vooral het planologisch beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau komt aan bod;
  • hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van het plan, waarbij de planologische beheeraspecten en de visie ten aanzien van de ontwikkeling van het plangebied aan de orde komen;
  • in hoofdstuk 5 wordt onder andere aandacht geschonken aan de milieueffecten;
  • hoofdstuk 6 bevat de juridische planbeschrijving;
  • in hoofdstuk 7 wordt kort ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 8 is ten slotte plaats ingeruimd voor een korte toelichting op het overleg en de inspraak op het voorontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

In het kader van dit bestemmingsplan is een Cultuurhistorisch basisonderzoek uitgevoerd. In de rapportage (bijlage 2 ) is een uitgebreide weergave opgenomen van de ontstaansgeschiedenis van Bunschoten. In deze toelichting wordt daarom volstaan met een geschiedenis in vogelvlucht.

Bunschoten is ontstaan in de tweede helft van de twaalfde en de dertiende eeuw langs de route van Amersfoort via Hoogland naar Bunschoten en verder naar Spakenburg aan de Zuiderzee. Het gebied was moerassig en dus dunbevolkt, maar ter hoogte van Bunschoten lag een zanderige opwelling, waar agrarische bebouwing ontstond. Het gebied lag onder de invloedssfeer van de bisschop van Utrecht, die hier ook de pacht inde.

Bunschoten ontving, samen met andere dorpen in Eemland in de veertiende eeuw stadsrechten van de bisschop van Utrecht. Bunschoten kreeg ook het recht van omwalling. De inwoners van Bunschoten konden zich beveiligen door een burgwal en stadsgracht. De aarden burgwal werd opgeworpen met materiaal dat afkomstig was uit de sloten (stadsgracht) die aan weerszijden van de wal werden gegraven. Men vermoedt dat de wal was voorzien van een houten palissade met een bakstenen poort aan beide zijden van de Dorpsstraat.
Ter hoogte van het huidige Kolkplein bevond zich aan het eind van de veertiende eeuw een haven. Deze stond in verbinding met de Zuiderzee. Binnen de wallen wordt begonnen met de uitleg van een systematisch geometrisch stratenpatroon, haaks op de Dorpsstraat. De beoogde stadsuitbreiding is echter als gevolg van de verwoesting in de vijftiende eeuw nooit gerealiseerd.

In het begin van de vijftiende eeuw raakte Bunschoten betrokken bij een oorlog tussen de bisschop van Utrecht en Philips de Goede, hertog van Bourgondië. De Bunschoters kozen in het conflict de zijde van de hertog. Ze lieten de Bourgondische troepen binnen en droegen jarenlang geen belasting af aan de bisschop van Utrecht. Toen beide partijen vrede sloten bleef Bunschoten als verliezende partij achter. Op bevel van de bisschop werd Bunschoten 'tot den gront toe afgebroken' en verplicht om een hoge geldboete te betalen. De vestingwerken werden nooit hersteld en de beoogde stadsuitbreiding niet uitgevoerd. Bunschoten bleef tot ver in de twintigste eeuw een dorp met een eenvoudige lintstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0003.png"  

Afbeelding - Plattegrond van Bunschoten (topografische militaire kaart 1910)

Pas in de twintigste eeuw is weer sprake van een nieuwe bloeiperiode waarin tal van dorpsuitbreidingen buiten de oude burgwal zijn gerealiseerd. De eerste ontwikkelingen vinden in eerste instantie voornamelijk plaats aan de noordzijde van Bunschoten en zijn kleinschalig van aard.
In de tweede helft van de twintigste eeuw worden de veranderingen ingrijpender. De haven van Bunschoten wordt gedempt. Langzamerhand groeiden de twee kernen Bunschoten en Spakenburg naar elkaar toe. De meeste woningen in Ongerweges zijn gerealiseerd in de periode tussen 1950 en 1965. Het gaat dan vooral om de Oranjebuurt. Van meer recente datum zijn de woningen rond de Colijnstraat (midden jaren zeventig) en rond de Esdoornstraat (jaren negentig). De nieuwste bebouwing is gerealiseerd op het IJsbaanterrein.
De naoorlogse uitbreiding voltrok zich in zuidwaartse richting aan weerszijden van de Veenestraat in Bunschoten-Zuid. De meest recente uitbreiding betreft de nieuwe wijk Eemlandia.

2.2 Ruimtelijke structuur

Het plangebied bestaat uit drie apart te onderscheiden deelgebieden. De Molenstraat/Koningin Wilhelminastraat – Dorpsstraat - Veenestraat vormt de ruggengraat van het plangebied, waar de bebouwing op is gericht. De planmatige wijken aan weerszijden van deze as staan vanuit stedenbouwkundig oogpunt los van deze historische spil.

In de welstandsnota wordt per deelgebied een heldere beschrijving gegeven van de ruimtelijke structuur en de aanwezige bebouwing.

2.2.1 Ongerweges

Van de oorspronkelijke tweedeling tussen Bunschoten en Spakenburg is in het stedelijk gebied weinig meer te merken. Aan weerszijden van de Spakenburger Gracht is sprake van een organisch gegroeide structuur, de straten rondom en achter het lint kennen een vooral planmatige opzet.

De bebouwing in het lint aan de Molenstraat respectievelijk Koningin Wilhelminastraat, is veelal ouder dan de bebouwing erachter in de planmatig opgezette buurten. Hoewel nieuwe invullingen en ontwikkelingen zorgden voor verdichting in het bebouwingslint, is door grotere omvang van de kavels, de bebouwingsdichtheid lager gebleven. Er is sprake van een veelheid en diversiteit aan bebouwingstypen. De Molenstraat wordt vooral gekenmerkt door (voormalige) agrarische bebouwing. Daarnaast staan er enkele gebouwen uit de eerste helft van de twintigste eeuw met een opvallende architectuur.

De zijstraten aan weerszijden van de Spakenburger Gracht zijn onderdeel van planmatige, dichtbebouwde buurten uit de vijftiger jaren, direct tegen de ruime kavels van het bebouwingslint aan in een rechthoekig stratenpatroon. Op het IJsbaanterrein is aan het begin van deze eeuw nieuwbouw gerealiseerd.

Plaatsing
De gebouwen langs de Molenstraat staan in een iets verspringende rooilijn. Alle woningen zijn met de voorgevel gericht op de straat en bezitten kavels van verschillende grootte. Er is afstand tussen de woningen onderling en tot de straat. Er is ruimte voor een voortuin, in tegenstelling tot de woningen in Bunschoten-Stad. Dit zorgt ervoor dat het geheel een meer groene uitstraling heeft.
De planmatig opgezette buurten hebben meestal een rooilijn met een kleine voortuin. Alleen waar de kopgevels van blokken een eigen accent hebben, staan ze naar voren.

Bebouwing
De bebouwing in het lint langs de gracht is meestal per pand ontworpen. Door de verschillende bouwstijlen binnen het lint zijn er grote verschillen in bouwmassa en kapvorm.
Alle boerderijen hebben hun functie verloren en zijn ingericht als woonhuis. Ze staan loodrecht op de straat en bestaan vaak uit één woonlaag met kap. Typerend voor deze bebouwing is het zadeldak. Ook zijn er enkele voorbeelden van dwarskappen met een schilddak en een mooie dakkapel.

De jaren dertig buurt Prinses Julianastraat en omgeving bestaat uit blokken van lage woningen met een langskap en kopwoningen, die een mansardekap hebben. In latere perioden zijn enkele kleine blokken en verschillende individuele woningen toegevoegd. De buurt Piet Heinstraat en omgeving uit de jaren vijftig heeft rijenwoningen in twee lagen met een langskap.

De recentere buurt IJsbaanterrein en omgeving bestaat uit rijenwoningen en twee-onder-een-kap woningen van één laag en een tweede laag in de kap (langskap met planmatig ontworpen dakkapellen).
Er is ook een senioren- c.q. zorgcomplex in twee tot vier lagen met galerijwoningen gebouwd.

2.2.2 Bunschoten-Stad

De historische deel van de kern van Bunschoten bestaat uit een grote dichtheid aan stadsboerderijen aan de Dorpsstraat. Het historische lint bevindt zich op een lichte verhoging, die als een centrale as door de middeleeuwse plattegrond loopt. De meeste boerderijen zijn omgebouwd tot woonhuis. Ook zijn diverse niet-woonfuncties aanwezig, waaronder kerken.

Achter de lintbebouwing aan de Dorpsstraat is op enkele plekken gebouwd. De uitbreidingen in het zuiden, aan de Burgwal, en in het noorden aan de Oosterstraat en omgeving evenals het Kolkplein, maken onderdeel uit van het historische gebied.
In de jaren zestig van de vorige eeuw is aan de noordoostzijde een nieuwe woonwijk ontstaan. In een vrijwel rechthoekig stratenpatroon zijn hier typische jaren zestig woningen gebouwd. Ook staan er enkele publieke gebouwen, waaronder de kerk, aan het plein Vondelstraat.
Aan het Kolkplein, de vroegere havenkom aan het begin van de Spakenburger Gracht, is meer recent het gemeentehuis gerealiseerd als solitair gebouw. Aan de overzijde van de Bikkersweg bevindt zich de bibliotheek.

Beeldbepalend voor de ruimtelijke structuur van Bunschoten-Stad zijn de stadsweiden; het zijn de overblijfselen van de aanwezigheid van stadsboeren in de middeleeuwen. Een groot deel van de stadsweiden is tot op heden onbebouwd gebleven.
Vanaf de Dorpsstraat zijn de stadsweiden op diverse open plekken nog goed waarneembaar.

De oorspronkelijke verdedigingswerken zijn nog herkenbaar in het beloop van de Stadsgracht, De Kleine Pol, de Rengersweg en de Oosterstraat, met de bijbehorende waterlopen.
De bomen langs de Stadsgracht benadrukken de vorm van de oude stad in het landschap.

Plaatsing van bebouwing
De oorspronkelijke rooilijn was een rechte rooilijn. In de loop van de jaren zijn enkele hoofdgebouwen achter de rooilijn geplaatst waardoor deze is veranderd. De oorspronkelijke rooilijn is nog wel duidelijk waarneembaar.

De karakteristieke agrarische bebouwing aan de Dorpsstraat heeft meestal het woonhuis aan de straat met daarachter de schuur met kleine bijgebouwen en soms een hooiberg. Voortuinen zijn aan de Dorpsstraat niet of nauwelijks te vinden, maar wel veel volgroeide bomen. Op diverse kavels zijn achter nieuwe woningen gerealiseerd, waardoor de bebouwingsintensiteit toegenomen is. Op diverse plaatsen is vanaf de Dorpsstraat nog zicht mogelijk op de open stadsweiden achter het lint.

De bebouwing aan de Burgwal en Oosterstraat hebben de oorspronkelijke stadsvorm gevolgd. Rond de Kolkweg en de Vondelstraat staan de eenvoudige bouwblokken in een rooilijn evenwijdig aan de straat, vaak met voortuinen.

Bebouwing
De bebouwing in Bunschoten-Stad wordt in de welstandsnota getypeerd als dorps, kleinschalig en zeer gevarieerd, doordat in de loop van de tijd open plekken zijn opgevuld en bebouwing is vervangen. Door de grote variatie in bouwstijlen is er geen eenduidig beeld. De historische agrarische bebouwing is wel meer eenduidig. Zij bestaat vaak uit één woonlaag met zadeldak loodrecht op de straat.
De jaren vijftig en zestig buurten bestaan uit rijenwoningen, geschakelde woningen en enkele gestapelde (zorg)woningen, allen in twee lagen met een langskap.

2.2.3 Bunschoten-Zuid

In Bunschoten-Zuid is aan het beeldbepalende lint Veenestraat eveneens sprake van een organisch gegroeide structuur, de straten rondom en achter het lint kennen een meer planmatige opzet. De bebouwing in het lint is veelal ouder dan de bebouwing in de achterliggende buurten.
Nieuwe invullingen en ontwikkelingen zorgden voor verdichting in het bebouwingslint, waardoor er sprake is van een veelheid en diversiteit aan bebouwingstypen en stijlen. Doordat de oppervlakte van de kavels toch relatief groot is, is de bebouwingsdichtheid beduidend laag.
Het noordelijk deel van de Veenestraat wordt mede gekenmerkt door (voormalige) agrarische bebouwing.

De zijstraten aan weerszijden van de Veenestraat zijn onderdeel van de planmatige buurten uit verschillende perioden, die zo tegen het bebouwingslint zijn aangebouwd. De Rembrandt van Rijnstraat loopt parallel aan de Veenestraat en geeft mooie groene doorkijkjes op de achtererven van het dorpslint. De buurten hebben globaal een rechthoekig stratenpatroon met de nodige variatie van een geknikt of bochtig straatverloop. Geen twee straten zijn gelijk.

Plaatsing
De gebouwen langs de Veenestraat staan in een iets verspringende rooilijn. Alle woningen zijn met de voorgevel gericht op de straat, met kavels van verschillende grootte. Er is afstand tussen de woningen onderling en tot de straat. Er is ruimte voor een voortuin, in tegenstelling tot de woningen langs de Dorpsstraat. Dit zorgt ervoor dat het geheel een meer groene uitstraling heeft.

In de buurten aan weerszijden van de Veenestraat staan de woningen in rijen, blokken of twee-onder-een-kap evenwijdig aan de weg, soms met verspringingen in de rooilijn. In enkele straten staan aan een voorzijde carports. Aan de oostelijke rand van de bebouwing zorgen de voorgevels voor een sterke overgang naar het landschap.

Bebouwing
De bebouwing aan de Veenestraat is meestal per pand ontworpen. Door de verschillende bouwstijlen binnen het lint zijn er grote verschillen in bouwmassa en kapvorm.
De meeste boerderijen hebben hun functie verloren en zijn ingericht als woonhuis. Ze staan loodrecht op de straat en bestaan vaak uit één woonlaag met kap. Typerend voor deze bebouwing is het zadeldak. Ook zijn er enkele voorbeelden van dwarskappen met een schilddak en een mooie dakkapel.

De bebouwing in de buurten is meestal per rij of blok ontworpen en gebouwd vanaf de jaren vijftig tot heel recent. Meestal in twee lagen en een langskap. Vooral bij de recente individuele bebouwing komen ook schilddaken en dwarskappen voor. Bij recente blokken komen planmatig ontworpen dakkapellen en accenten op de kopwoningen voor.

2.2.4 Cultuurhistorie

Bunschoten Stad neemt door haar onvoltooide, middeleeuwse stedenbouwkundige plattegrond op cultuurhistorisch/ruimtelijk gebied een unieke positie in in Nederland. Deze lay-out wordt aangevuld met een ruim areaal aan historisch waardevolle en monumentale panden en objecten.

De gemeente Bunschoten heeft in het kader van deze verankering van cultuurhistorie in het bestemmingsplan Res nova gevraagd inzicht te geven in de aanwezige cultuurhistorische waarden van de Centrale As. Op de resultaten van dit onderzoek wordt in paragraaf 5.3 'Cultuurhistorisch erfgoed' nader ingegaan.

2.3 Functionele structuur

Wonen
De overwegende functie van het plangebied is wonen. Het merendeel van de woningen is grondgebonden, variërend van grote vrijstaande voormalige boerderijen tot kleine arbeiders- en middenstandswoningen.
Op diverse locaties in het plangebied zijn nieuwe woningen gerealiseerd of zijn woningen in aanbouw.

Werken
Verspreid door het plangebied komen op diverse plaatsen bedrijven en kantoren voor. In paragraaf 5.5 wordt een overzicht gegeven van de bedrijven in het plangebied.

In Ongerweges is speciale aandacht voor het gebied tussen de Bikkersweg en de Prins Willem van Oranjestraat. Hier zijn de gemeentewerf en de brandweer gevestigd. Door de nieuwbouw van de woningen aan de Prins Clausstraat is de druk op het gebied voor een andere meer passende functie groter geworden. Vooralsnog heeft dat niet geleid tot een andere invulling.

Een andere bijzondere locatie in het plangebied is de voormalige melkfabriek Eemlandia. In 1963 werd de fabriek gesloten. Sindsdien is het bedrijfspand verhuurd geweest aan kleine ondernemingen. Halverwege de jaren ‘90 van de vorige eeuw is op het aangrenzende terrein van Eemlandia begonnen met de nieuwbouw van woningen. Momenteel staat het monumentale gebouw leeg en wordt gezocht naar een passende invulling van het gebouw en het achterliggende terrein.

Voorzieningen
Door de jaren heen heeft Bunschoten-Stad steeds meer haar centrumfunctie verloren. De meeste winkels en dienstverlenende voorzieningen zijn in de loop der jaren vertrokken naar Spakenburg-Centrum. Spakenburg-Centrum fungeert als het centrale winkelgebied van Bunschoten-Spakenburg.
Aan weerszijden van de Dorpsstraat en in de omgeving van het Kolkplein resteren nog enkele gemengde functies, zoals detailhandel, dienstverlening, horeca en kleine bedrijven. In het gebied rondom Kolkplein/Bikkersweg bevinden zich van oudsher nog het gemeentehuis, de bibliotheek en het politiebureau.

Verspreid over het plangebied zijn diverse basisscholen en kerken gevestigd.

Korenmolen De Hoop
Sinds enkele jaren beschikt de gemeente weer over een eigen molen. Eeuwenlang heeft er langs de Spakenburger Gracht een korenmolen gestaan. In de loop van de vorige eeuw heeft de laatste molen zijn functie verloren en is midden jaren zestig uiteindelijk gesloopt. Eind vorige eeuw ontstond het idee om de molen De Hoop te herbouwen op de nieuwe locatie aan de Stadsgracht. In 2007 is met de bouw gestart en in 2009 werden de wieken op de molen geplaatst.

Het betreft een achtkantige, rietgedekte stellingmolen. De molen is maalvaardig en er wordt geregeld graan gemalen. In het bijbehorend gebouw is een brasserie gevestigd.

2.4 Openbare ruimte

2.4.1 Groen

Het groen in Ongerweges wordt vooral gekenmerkt door de beplanting langs de oude verbindingsgrachten tussen Bunschoten en Spakenburg. Enerzijds de Molenstraat en de Koningin Wilhelminastraat met de Vleugelnoten. Anderzijds de singel van de Bikkersweg richting de Gerbrandysingel met de knotwilgen.
Op het voormalige IJsbaanterrein is een door bomen omzoomd wijkparkje gerealiseerd.

Bunschoten-Stad heeft weinig openbare groenvoorzieningen. Het groene karakter van het gebied is vooral te danken aan de stadsweiden en de ligging direct tegen de doorlopende groenstrook langs de Oostelijke Randweg.
De leilinden langs de Dorpsstraat zijn zeer waardevol en worden waar mogelijk uitgebreid. Oorspronkelijk had de Dorpsstraat een aanzienlijk groener karakter dan tegenwoordig het geval is. In het bijzonder de dichte begroeiing op de achtererven, bestaande uit boomgaarden, (moes)tuinen en opgaand groen op de grens (als windsingel) is vrijwel overal verdwenen. Langs zowel de Dorpsstraat, als langs de Veenestraat en Molenstraat/Koningin Wilhelminastraat zijn nog oorspronkelijke bomen aanwezig.
De bomengordel langs de Stadsgracht vormt samen met de open ruimte een uitermate bijzonder onderdeel van Bunschoten.

In Bunschoten-Zuid zelf bevindt zich weinig openbaar groen. Het groene karakter van het gebied is ook hier vooral te danken aan de ligging direct tegen de stadsweiden en de doorlopende groenstrook langs de Oostelijke Randweg. De bomengordel van de oude kern is langs de Veenestraat doorgetrokken. De Paulus Potterstraat en de Nijkerkerweg zullen worden voorzien van nieuwe bomen.

2.4.2 Wegen

Het plangebied ligt, met uitzondering van een gedeelte van de Bikkersweg, buiten de gemeentelijke hoofdwegenstructuur. Het plangebied wordt op diverse plaatsen ontsloten vanaf de Oostelijke Randweg en de Westsingel. Het gaat daarbij om de Zuidwenk, de Bikkersweg, De Kleine Pol en de Nijkerkerweg.

In noordzuid-richting wordt het plangebied intern ontsloten door de Molenstraat / Koningin Wilhelminastraat-Dorpsstraat-Veenestraat. De Dorpsstraat-Veenestraat is de oudste straat van Bunschoten. De weg vormde, samen met de Molenstraat, de verbinding tussen Amersfoort en het huidige Eemmeer. De wegen vormen nog steeds een belangrijke ontsluitingsroute binnen de kern. Het meest zuidelijke deel van de Veenestraat is enkel nog in gebruik ten behoeve van bestemmingsverkeer en als fietspad.

De overige wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen en hebben geen functie voor doorgaand verkeer binnen de kern. De wegen staan voor het merendeel haaks op de centrale hoofdroute. Een deel van de straten, namelijk Stadsgracht-Kleine Pol-Rengersweg-Oosterstraat volgt het oude tracé van de buitenste burgwal.

De historische structuur van de hoofdwegen zowel binnen als buiten de historische kern is, met uitzondering van de indeling van de stadsweiden, grotendeels ongewijzigd.

2.4.3 Water

Door het plangebied lopen diverse watergangen die niet alleen bepalend zijn voor de cultuurhistorische waarden in het gebied, maar die ook structuurbepalend zijn. Het gaat hierbij voornamelijk om de Spakenburger Gracht, Stadsgracht, Rengersweg en de Kleine Pol. Het water accentueert (in combinatie met het aanwezige groen en de wegen) de contouren van de middeleeuwse stadsweiden.

Ten westen van de Dorpsstraat liggen, pal achter de historische erfbegrenzing, relicten van een oude gracht. Vanaf de ruilverkaveling is de gracht echter niet meer als prominente noordzuidgeoriënteerde structuur aanwezig, maar is versnipperd geraakt. Deels is deze opgenomen in het slotenstelsel van de stadsweiden, deels is ze dichtgegooid.

De Spakenburger gracht is een van de oudste structuren van Bunschoten. Deze oude wetering is al vroeg rechtgetrokken tot gracht. De verbinding tussen de gracht en de ringwetering is met het droogleggen van de haven in 1932 verbroken.
Niet alleen speelt de gracht een belangrijke rol in de belevingswaarde van het noordelijke deel van het bestemmingsplangebied Centrale As, het vormt ook een fysieke verbinding tussen de historische kern van Bunschoten en Spakenburg.

Aan het 'technisch' aspect water wordt in paragraaf 5.9 nader aandacht besteed.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie heeft als credo 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig'.
In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

Een aantal van deze nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn als volgt geformuleerd:

  • 1. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten
    Landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten geven identiteit aan een gebied. Bovendien zijn culturele voorzieningen en cultureel erfgoed van groeiend belang voor de concurrentiekracht van Nederland. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed, kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap laat het rijk over aan de provincies;
  • 2. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten
    De natuur in de EHS blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen de EHS zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt, blijven overeind;
  • 3. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
    Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde zijn hier onderdeel van. Het gaat dan zowel om belangen die conflicteren als belangen die elkaar versterken. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het Rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies.
Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Gemeenten zijn op basis van de wet verplicht om bij vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met in de bodem aanwezige en te verwachten archeologische overblijfselen.

Modernisering monumentenzorg
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028
In deze Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) wordt het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht voor de periode tot 2028 beschreven. Deze periode sluit aan bij die in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het rijk.

Het provinciale ruimtelijke beleid is gericht op drie pijlers:

  • een duurzame leefomgeving
  • vitale dorpen en steden
  • landelijk gebied met kwaliteit

In de structuurvisie wordt bij de verdere uitwerking van het ruimtelijk beleid een belangrijke keuze gemaakt:

  • inzetten op binnenstedelijke ontwikkeling
    Ten minste 2/3 van de woningbouwopgave moet binnenstedelijk worden gerealiseerd. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Verminderen van het overschot aan kantoren en herstructurering van bedrijventerreinen, maken ook deel uit van de binnenstedelijke opgave;
  • behoud en versterken van de kwaliteit van het landelijk gebied.
    Het aantrekkelijk landelijk gebied moet worden behouden en versterkt, zowel voor het landelijk gebied zelf, als voor het stedelijk gebied. De binnenstedelijke opgave vraagt als contramal ook om een aantrekkelijk en bereikbaar landelijk gebied met hoge kwaliteit van landschap, natuur en recreatieve voorzieningen. De cultuurhistorische waarden van onder meer de waterlinies, de buitenplaatsen en verkavelingsstructuren dragen bij aan een aantrekkelijke duurzame leefomgeving.

Voor de gemeente Bunschoten wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 1.750 woningen, waarvan 1.690 woningen op diverse locaties in het stedelijk gebied van Bunschoten -Spakenburg, waaronder Rengerswetering, Zuidwenk en Zuyderzee.
Er worden in de structuurvisie geen specifieke uitspraken gedaan over het plangebied.

Provinciale Ruimtelijke Verordening
Gelijktijdig met de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 wordt ook de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2012 integraal herzien.

In de verordening is opgenomen hoe wordt omgegaan met provinciaal belang in bestemmingsplannen. De verordening bevat veel instructienormen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers. Het bestemmingplan Centrale As neemt deze instructienormen zo veel mogelijk in acht.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie Bunschoten 2015

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking (Wro) getreden. In artikel 2.1 van deze wet staat onder meer beschreven dat de gemeenteraad verplicht is om een structuurvisie vast te stellen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad van iedere gemeente een structuurvisie vast te stellen. Middels enkele aanvullende documenten is de Toekomstvisie beleidsneutraal omgezet naar een structuurvisie.

In de Toekomstvisie is de ruimtelijke visie op de gemeente Bunschoten beschreven. Bunschoten wil voldoende ruimte houden voor opvang van de eigen bevolking en de ontwikkeling van de plaatselijke werkgelegenheid. Bunschoten ambieert geen sterke groei, maar staat zelfs niet afwijzend tegenover een bijdrage in de verstedelijkingsopgave van de regio, mits dit niet ten koste gaat van haar 'groene' rol en de eigen identiteit van de gemeente.
Bunschoten is een vitale samenleving met een eigen karakter die open staat voor nieuwe impulsen van buiten. Een zekere groei van de bevolking, en vooral het vasthouden van jongeren, is noodzakelijk om Bunschoten op langere termijn vitaal en leefbaar te houden en om voldoende draagvlak voor het voorzieningenniveau te waarborgen.
Bunschoten wil zijn toeristisch-recreatieve potenties, mede ten behoeve van de regio, beter benutten. Hierbij wordt niet gestreefd naar grootschaligheid, maar naar handhaving en versterking van haar bestaande kenmerken en kwaliteiten: kleinschaligheid, cultuurhistorie, rust en natuur en de ligging aan het water.

Dit bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk een conserverend plan. Het plan maakt, behoudens enkele kleinschalige inbreidingsplannen, geen grootschalige plannen voor bijvoorbeeld woningen of maatschappelijke voorzieningen mogelijk. In het plan zijn de bestaande woningen en maatschappelijke voorzieningen positief bestemd. Daarnaast zijn de belangrijke groen- en waterstructuren specifiek bestemd om op deze manier de ruimtelijke kwaliteit te kunnen behouden.

Toekomstvisie 2025
Inmiddels is er voor gemeente veel veranderd, vele ontwikkelingen hebben hun invloed op de samenleving. De gemeente heeft alles in zich om met vertrouwen en een open vizier naar de toekomst te kijken. Het is immers goed wonen, werken en in Bunschoten. De gemeente is trots op wat het heeft en wil dat graag in stand houden. Het is belangrijk de bestaande kwaliteiten te behouden en ze verder te versterken.

Samen met de inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisatie is een nieuwe toekomstvisie in voorbereiding. Met de nieuwe toekomstvisie 2025 wordt een nieuwe stip op de horizon geplaatst. De nieuwe toekomstvisie wordt binnenkort vastgesteld.

3.3.2 Coalitie-akkoord 2010 - 2014

In het akkoord zijn de ambities en doelen vastgelegd die door het college zullen worden aangepakt. In het coalitie-akkoord zijn twee afspraken vastgelegd die voor het geldende bestemmingsplan van belang zijn:

  • Voortgang ontwikkeling westelijke Stadsweide
    De gemeente streeft ernaar, waar mogelijk, de historische structuren in de westelijke Stadsweide terug te brengen. In dat kader zal worden bezien of een verbinding kan worden ontwikkeld tussen de Burgwal en de Botermarkt, waardoor een fraaie wandel- en fietsroute zal ontstaan.
  • Verplaatsing gemeentewerf
    Grootschalige bedrijfsmatige activiteiten horen niet thuis in woonwijken. Daarom wordt het standpunt gedeeld dat verplaatsing van de gemeentewerf wenselijk is. Voor hergebruik van het dan vrij gekomen gebied moeten verschillende scenario's worden ontwikkeld. Daarbij zal ook betrokken worden de wens van de Van Amerongenschool om tot een substantiële vergroting van het schoolplein te komen. Alle belanghebbenden zullen bij de planvorming worden betrokken.
3.3.3 Woonvisie 2011 - 2016 'Duurzaam Vitaal'

In de gemeentelijke woonvisie (vastgesteld 27 januari 2011) wordt het bouwen voor de eigen lokale woningbehoefte centraal gesteld, in combinatie met het behoud van een aantrekkelijk woonmilieu met goede voorzieningen (zoals winkels en verenigingsleven).

In de woonvisie worden specifieke doelgroepen op woningmarkt ondersteund. Veel jonge huishoudens /starters zijn uit de gemeente vertrokken. Een steeds groter deel van de huishoudens zal gaan bestaan uit 55- en 75-plussers. Het is voor de gemeente belangrijk om deze jonge huishoudens en gezinnen te behouden. Gezinnen en jonge huishoudens maken namelijk veel gebruik van winkels, scholen, horeca en verenigingen en vormen daarmee een belangrijk deel van de ruggengraat voor het voorzieningenniveau en de leefbaarheid en vitaliteit van de gemeente.
Zo blijkt uit de Woonvisie dat er steeds meer behoefte bestaat aan kleinere woningen, voor zowel senioren als voor starters, alleenstaanden en/of kleine gezinnen. Op die manier zorgt de gemeente ervoor dat Bunschoten een vitale gemeente blijft.

Een ander punt van aandacht is het streven naar duurzaam woonbeleid ook uit het creëren van een milieuvriendelijk woonklimaat. Hierbij gaat het zowel om woning als om de woonomgeving. Aandachtspunten hierbij zijn duurzame energievoorzieningen en de energiebesparing in zowel woning als woonomgeving. Deze combinatie van vitaliteit en duurzaamheid vormt de leidraad en hoofddoelstelling van deze woonvisie.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend. Het plan maakt, behoudens enkele bestaande inbreidingsplannen, geen grootschalige nieuwe plannen voor woningen mogelijk.
Het bestemmingsplan biedt daarnaast mogelijkheden om woningen uit te breiden, bijgebouwen te realiseren en andere functies aan huis te ontplooien.

3.3.4 Groenstructuurvisie 2005-2015

De Groenstructuurvisie Bunschoten 2005-2015 (d.d. 21 april 2005) gaat uitvoerig in op de groenvoorzieningen in het plangebied. De groenstructuur is in het rapport opgedeeld in bouwstenen. Deze zijn:

  • blokgroen (ook wel woon- of leefgroen) is de groenvoorziening waar de bewoners het meest direct en veelvuldig mee te maken hebben. Men ervaart het dagelijks vanuit de woning;
  • buurtgroen is de dichtst bij de woning gelegen groenvoorziening van enige omvang, meestal in de vorm van een buurtparkje. Veelal ingericht met speelplaatsen, speelweiden, trapveldjes en/of wandelpaden;
  • wijkgroen (bovenbuurtse groenvoorzieningen) met ruime oppervlakten, die op leefniveau deel uitmaken van de hoofddragers van de groenstructuur;
  • cultuurhistorisch groen betreft waardevolle houtopstanden langs de historische ontwikkelingsstructuren, zoals de Stadsgracht en de Dorpsstraat. De laatste jaren is veel gewerkt aan het behoud en het versterken daarvan;
  • schermgroen ligt rondom de sportparken, de begraafplaatsen en industrieterreinen;
  • verkeersgroen zijn groenvoorzieningen die onderdeel uitmaken van het wegprofiel, zoals de bermen en bomen. Goede verkeersgeleidende groenvoorziening draagt bij aan grote belevingswaarde en herkenbaarheid.

Iedere bouwsteen kan één of meer verschillende functies (afscherming, cultuurhistorie, gebruik, milieu, recreatie, ruimtelijk, verkeersgeleiding) vervullen. De functie(s) van de bouwsteen bepaalt de mate van belang voor de groenstructuur. In de groenstructuurvisie wordt een koppeling gemaakt van bouwstenen en functies die in Bunschoten overwegend voorkomt

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0004.jpg"  

Afbeelding - uitsnede Groenstructuurkaart 2015

In de Groenstructuurvisie 2015 worden drie doelstellingen genoemd om te komen tot het eindbeeld:

  • het behouden van bestaande dragers;
  • het versterken door herstel, aanpassing of aanvulling van bestaande dragers;
  • het ontwikkelen van nieuwe dragers.

In het voorliggende bestemmingsplan hebben de structurerende groenvoorzieningen (m.n. buurt- en wijkgroen en ook groenvoorzieningen waarbinnen een speelplek is gesitueerd), een groenbestemming (Groen - 1 of Agrarisch / Agrarisch met waarden) gekregen. Binnen Groen - 2 en de verschillende verkeersbestemmingen worden de ondergeschikte groenvoorzieningen (met name blokgroen en verkeersgroen) toegestaan.
Op de Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As zijn de cultuurhistorisch waardevolle groenelementen en structuren aangeduid en gewaarborgd.

3.3.5 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) 2013-2017

Het GVVP (vastgesteld 24 januari 2013) geeft de kaders weer voor het verkeers(veiligheids)beleid van de gemeente Bunschoten voor de periode 2013-2017. Het beleidskader is gebaseerd op de thema's:

  • bereikbaarheid
  • langzaam verkeer
  • openbaar vervoer
  • verkeersveiligheid
  • parkeren
  • leefbaarheid

Per thema zijn randvoorwaarden, doelstellingen en te onderzoeken problemen en wensen geformuleerd. Dit is vervolgens vertaald in een uitvoeringsprogramma.

3.3.6 Integraal Huisvestingsplan Primair en Voortgezet Onderwijs 2012-2016

De gemeente Bunschoten heeft de zorgplicht voor de huisvesting van elf basisscholen en één school voor het voortgezet onderwijs. In het Integraal Huisvestigsplan (IHP) wordt voor de komende periode aangegeven hoe de gemeente de huisvesting van de verschillende scholen vorm gaat geven. Daarbij wordt niet alleen uitgegaan van economische en demografische ontwikkelingen, maar ook van ruimtelijke ontwikkelingen die binnen de gemeente plaatsvinden zoals de realisatie van de nieuwe woonwijk Rengerswetering.

In de gemeente Bunschoten is er bij een aantal scholen sprake van een huisvestingsvraagstuk. Uit het plan blijkt dat deze grotendeels kan worden opgelost door efficiënt om te gaan met leegstand waardoor optimaal gebruik wordt gemaakt van de bestaande schoolgebouwen.
De gemeente heeft de ambitie om in de nieuwbouwwijk Rengerswetering een basisschool te realiseren. Dit betekent dat op termijn wellicht een verhuizing van een aantal basisscholen nodig is. In het huisvestingsplan wordt een aantal opties tegen het licht gehouden. In afwachting van een definitief besluit wordt op het terrein van basisschool De Ark voorzien in de realisatie van twee tijdelijke klaslokalen in een noodgebouw. In het volgende IHP wordt dit nader uitgewerkt.

3.3.7 Waterplan Bunschoten 2006 - 2015

Het waterplan is opgesteld door de gemeente, het waterschap en het drinkwaterbedrijf. Het doel van het waterplan is te komen tot een integrale visie en daarop gebaseerde maatregelen, om de gebruikswaarde en belevingswaarde van het water in de gemeente Bunschoten te verhogen. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan in de toekomst worden beschikt over de voordelen van een gezond watersysteem.

Voor het Eemmeer en de kust bestaan de knelpunten omtrent de veiligheid van de dijken en de bevaarbaarheid van het Eemmeer. Deze knelpunten liggen grotendeels buiten de invloedssfeer van het waterplan.

De algemene uitgangspunten van de watervisie zijn:

  • samenwerking;
  • water is mede bepalend voor de ruimtelijke ordening;
  • aanvaardbare maatschappelijke kosten;
  • draagvlak.

Daarnaast wordt specifiek ingegaan op:

  • verantwoord en duurzaam waterbeheer: niet afwentelen, waterkwantiteitstrits 'vasthouden-bergen-afvoeren', waterkwaliteitstrits 'schoonhouden-scheiden-zuiveren', waterstromen lopen van schoon naar vuil (zoneren) en redeneren vanuit de natuurlijke karakteristieken;
  • watersystemen: variëteit, zelfregulerende robuuste watersystemen en gebruikswaarde voor recreatie;
  • waterketen: goed en veilig drinkwater, efficiënt en effectief gebruik water en optimale afstemming in de (afval)waterketen.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in paragraaf 5.9. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan. Onder andere wordt ingegaan op waterkwantiteit, waterkwaliteit, water(berging)compensatie, waterkeringen.

3.3.8 Nota Milieubeleid

Op 9 december 2010 is door de gemeenteraad de Nota Milieubeleid 2011-2014 vastgesteld. Aanleiding voor het opstellen van deze Nota is het verstrijken van de planperiode van de Nota Milieubeleid gemeente Bunschoten, Leven in een omgeving met kwaliteit (2006-2009) en het bijbehorende programma en de vele nieuwe beleidsontwikkelingen op milieugebied. Gezien de goede ervaringen met de Nota Milieubeleid2006-2009 is besloten geen geheel nieuwe nota op te stellen, maar te komen tot een actualisering. Daarbij wordt het huidige omgevingsgerichte milieubeleid voortgezet, waarbij verworvenheden en lessen uit de voor-gaande planperiode samen met de actuele ontwikkelingen in het milieubeleid leidend zijn voor de actualisatie. Uitgangspunt daarbij is te komen tot een realistisch plan met een op de gemeente afgestemd ambitieniveau. Actualisatie van de nota heeft ook geleid tot actualisatie van het Milieuprogramma voor de periode 2011-2014.


Het centrale doel van het milieubeleid is het behouden en zo mogelijk verbeteren van een duurzame leefomgevingskwaliteit in Bunschoten. Om beleidsdoelstellingen te bereiken kunnen juridische(regelgeving, convenanten), economische (subsidie/belasting) en communicatieve (voorlichting,educatie) instrumenten worden ingezet. Deze kunnen ontwikkelingen stimuleren of juist ontmoedigen. De gemeente Bunschoten kan hiermee een duurzame ontwikkeling bevorderen. De mogelijkheden voor het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit worden gezocht aan de hand van twee centrale vragen:

  • Hoe moeten de Bunschotense ruimte, bedrijvigheid, samenleving en overheidsorganisati zich vanuit een 'duurzaamheids- en leefbaarheidsbril' ontwikkelen?
  • Welke bijdrage kunnen de Bunschotense gebieden, bedrijven, burgers en overheidsorganen leveren aan het realiseren van een betere leefomgevingskwaliteit?
3.3.9 Collegebesluit beleidslijn parkeerfonds

Het college van burgemeester en wethouders heeft ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning de volgende beleidsuitgangspunten bevestigd:

  • het parkeren dient op eigen terrein te geschieden;
  • wanneer parkeren op eigen terrein niet mogelijk is, kan ontheffing van de bouwverordening worden verleend. Hieraan wordt een financiële voorwaarde verbonden om parkeerplaatsen in openbaar gebied te realiseren.

De omgevingsvergunning wordt geweigerd, wanneer niet aan bovenstaande kan worden voldaan.

3.3.10 Notitie Bed-and-Breakfast binnen de gemeente Bunschoten

Bunschoten heeft op dit moment nog weinig overnachtingsmogelijkheden voor toeristen in de vorm van een hotel. Er is slechts één hotel aanwezig in de Dorpsstraat. Dit verklaart waarom er verspreid over de gemeente diverse Bed and Breakfastadressen zijn.
In dit bestemmingsplan is de Notitie Bed-and-Breakfast in de vorm van een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

3.3.11 Beleidsregel bouwbeleid grote percelen

In 2010 heeft het college een beleidsregel bouwbeleid grote percelen vastgesteld. Deze beleidsregel heeft als doel om voor grote bouwpercelen binnen de bebouwde kom de bouwmogelijkheden voor aan- en bijgebouwen te verruimen.
Om in te spelen op de grotere bouwwensen voor aan- en bijgebouwen is in de beleidsregel vastgelegd dat voor bouwpercelen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m², maximaal 10% van het bouwperceel tot een maximum van 150 m2, bebouwd mag wordt met aan-, uitbouwen en overkappingen.

In dit bestemmingsplan is de Beleidsregel bouwbeleid grote percelen in de vorm van een afwijkingsmogelijkheid in de verschillende woonbestemmingen opgenomen.

3.3.12 Bestemmingsregeling huisvesting migranten

Het bestemmingsplan gaat uit van het bestaande aantal woningen per bouwperceel. Op basis van de door het college vastgestelde beleidsregel 'Bestemmingsregeling huisvesting migranten' (maart 2012) is een regeling opgenomen ten aanzien van het aantal afzonderlijke personen in een woning. Uitgegaan wordt van een maximum van vier afzonderlijke personen, waarbij het via een afwijkingsmogelijkheid mogelijk wordt gemaakt om, onder voorwaarden, een huishouden met meer dan vier personen toe te staan. Ten behoeve van deze regeling is in de planregels een definitie van het begrip 'huishouden' opgenomen.
Voor de volledigheid wordt verwezen naar het gestelde in paragraaf 4.3.2 onder het kopje Wonen' met betrekking tot het gebruik van een woning door arbeidsmigranten.

3.3.13 Beleidsregel kangoeroewoningen

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 9 april 2013 beleid vastgesteld ten aanzien van mantelzorg en inwoning. Dit beleid is in grote lijnen toegespitst op de burger-woningen in het buitengebied. In de bestemmingsplannen binnen de bebouwde wordt eigenlijk nog zelden een maximale inhoudsmaat voor woningen in de planregels opgenomen. Net als het voorgestelde beleid voor het buitengebied bestaat er geen bezwaar tegen de inwoning. In de bestemmingsplannen wordt altijd wel het bestaande aantal woningen op het moment van publicatie van het ontwerp-bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Dat betekent dus dat ook binnen de bebouwde kom het uitgangspunt blijft dat het om één woning gaat en dat het één woning blijft.

3.3.14 Nota erfgoedbeleid

Met het aanwezige erfgoed moet zorgvuldig worden omgegaan. Daarnaast biedt erfgoed veel kansen die benut kunnen worden als inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om de kansen beter te benutten is een wisselwerking nodig tussen het erfgoedbeleid en andere beleidsterreinen. Daarom is de nota voor het Erfgoedbeleid opgesteld. Deze erfgoednota beperkt zich tot de gehele (gebouwde) omgeving met inbegrip van archeologische waarden en van varende monumenten. In de nota zijn de hoofdlijnen voor het beleid met betrekking tot het erfgoed vastgelegd. Dat betekent dat onderdelen nader uitgewerkt moeten worden.

De doelstelling voor dit beleid is: 'Het erfgoedbeleid is gericht op een lange termijn visie en op een integraal beleid om historisch waardevolle zaken te behouden (door rekening te houden met ontwikkelingen) voor volgende generaties om daarmee de identiteit en het historisch besef van de samenleving te versterken.'

Als kernpunten van het geformuleerde beleid zijn genoemd:

  • verbetering van de omgang met erfgoed als historische bouwkunst, historische structuren, archeologie en varende monumenten. Niet alleen door integraal beleid, maar ook door overleg met eigenaren en publiciteit;
  • bredere bescherming van cultuurhistorisch erfgoed met als uitgangspunt 'behoud door ontwikkeling';
  • het aanwijzen van panden tot gemeentelijk monument en het herformuleren van het subsidiebeleid.

Door het vaststellen van deze nota wordt impliciet besloten tot onder andere:

  • het handhaven van historische karakteristieken van de bebouwing;
  • het voeren van een integraal erfgoedbeleid voor de beleidsterreinen ruimtelijke ordening, stadsvernieuwing en volkshuisvesting, cultuur, economische zaken en milieu;
  • het ontwikkelen van ruimtelijke plannen waarbij de archeologische monumentenkaart (AMK) en de indicatieve kaart van archeologische waarden (IKAW) als uitgangspunt wordt gebruikt;
  • het ontwikkelen van een archeologiebeleid in samenwerking met een of meer gemeenten;
  • het behoud van varende monumenten in de gemeente met de hiervoor noodzakelijke (betaalbare) faciliteiten voor deze schepen.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en staat daarom geen ontwikkelingen toe die cultuurhistorische of archeologische waarden schaden. In het kader van de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden zijn in dit bestemmingsplan passende regelingen opgenomen.

3.3.15 Notitie Stadsweiden

Op 8 december 2011 is door de gemeenteraad de Notitie Stadsweiden vastgesteld. De Stads-weiden vormen een uniek en waardevol element in de gemeenschap. Het waardevolle en unieke van het gebied is in deze notitie beschreven. Het belangrijkst daarvan is dat hier spra-ke is van een uitbreidingsplan van een middeleeuwse stad dat nooit is gerealiseerd. De con-touren hiervan zijn nog altijd zichtbaar. Ook de aanwezigheid van een stuk groen in een be-bouwde kom wordt meer en meer een uniek iets.

De afgelopen decennia is er wat minder aandacht geschonken aan de bijzondere waarde van dit gebied. Nu de afgelopen jaren het gebruik aan het veranderen is, is het noodzakelijk een beleid voor dit gebied vast te stellen en te handhaven. Dit is vooral van belang om de waarde-volle openheid van het gebied te handhaven en mogelijke ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.

Om de waarden van het gebied meer onder de aandacht te brengen, is het noodzakelijk hier-aan op verschillende manieren aandacht te schenken. Dat kan door actieve voorlichting door het uitgeven van een brochure en het plaatsen van informatiepanelen. Maar ook bijvoorbeeld door het gebied meer toegankelijk te maken. Hierbij wordt met name gedacht aan de aanleg van een wandelpad tussen de Burgwal en de Botermarkt.

In deze notitie wordt een integrale visie gepresenteerd die de gemeente heeft voor zowel de via rijkswege beschermde westelijke Stadsweide, als ook het buiten de bescherming vallende (niet bebouwde) zuidelijke deel van de oostelijke Stadsweide.

Daar waar de Notitie Stadsweiden zich concentreert op het open terrein aan weerszijde van de Dorpsstraat, wordt in het bestemmingsplan met een planologisch erfgoedregime (PER©) de stap gemaakt om voor de gehele Centrale As het erfgoed via het bestemmingsplan te beschermen.

Hoofdstuk 4 Planvisie

4.1 Algemene visie

Allereerst is het van belang om vast te stellen dat in het geval van dit bestemmingsplan Centrale As voornamelijk sprake is van een conserverend bestemmingsplan. Het plangebied (Ongerweges, Bunschoten-Stad en Bunschoten-Zuid) betreft bestaand stedelijk gebied; er zijn geen nieuwe grootschalige ruimtelijke plannen die in dit bestemmingsplan tot uitvoering gebracht worden. Het doel van dit nieuwe bestemmingsplan is dan ook om de bestaande situatie zoveel mogelijk vast te leggen en te koppelen aan een passende regeling. Veel van de aspecten die in dit nieuwe bestemmingsplan worden geregeld vloeien voort uit de geldende bestemmingsplannen.

Het bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op het bieden van een actueel en eenduidig juridisch- planologisch kader voor het gehele plangebied. De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in hoofdstuk 6 beschreven.

4.2 Doelstellingen

Als belangrijkste doelstelling voor het plangebied geldt dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten moet worden op de geldende bestemmingsplanregeling. De bestemmingsplannen waarin de juridische basis voor het plangebied is vastgelegd vormen dan ook een belangrijke informatiebron voor voorliggend bestemmingsplan.
Bij het bestemmen van de bestaande situatie van Centrale As is tevens nagedacht over de uniformiteit van de juridische regeling.

Het bestemmingsplan dient daarnaast niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is kort aangegeven in welke mate een beleidsaspect verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan past binnen de relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidsuitspraken.

4.3 Uitgangspunten

Op basis van de bestaande situatie is een aantal ruimtelijke kwaliteiten en aandachtspunten aan te wijzen. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het behouden en waar mogelijk versterken van de kwaliteiten van het dorp. De kwaliteiten houden verband met de ruimtelijke structuur, water- en groenstructuur en de functionele structuur.

4.3.1 Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Centrale As wordt gevormd door de herkenbare historische bebouwing langs de historische centrale as en de openheid van de stadsweiden. Daarnaast vormen de Stadsgracht en de Spakenburger Gracht belangrijke beeldbepalende elementen.
Om de ruimtelijke structuur te behouden worden in dit bestemmingsplan de volgende bepalingen opgenomen:

  • de in het plangebied voorkomende bestaande en geplande bebouwing wordt op de verbeelding aangegeven. Met de bouwmaten van woningen wordt in de regels uitgegaan van de bestaande situatie. Voor nieuwbouw worden de bouwmaten op de verbeelding aangeduid;
  • de onbebouwde ruimte voor de woningen worden door middel van een tuinbestemming vrijgehouden van bouwwerken;
  • de stadsweiden krijgen een specifieke agrarische bestemming met waarde, waardoor het open karakter behouden blijft;
  • de Stadsgracht en de Spakenburger Gracht krijgen een passende bestemming.
4.3.2 Functionele structuur

Wonen
Het grootste deel van het plangebied heeft de functie wonen. Het is dan ook gewenst de huidige woonfunctie in het gebied te handhaven. Dit betekent dat bij het ontstaan van vrije ruimten in eerste plaats wordt gedacht aan opvulling met woonfunctie of functies die de woonfunctie ondersteunen. Hierbij is het wel van belang om te zorgen dat de nieuwe woonfunctie niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied. De extra parkeerbehoefte zal dan ook op het eigen terrein gerealiseerd moeten worden.

Aanpassingen aan de woning
Over het algemeen kan worden gesteld dat bij het ouder worden van de woning, de wens tot verandering in en aan de woning zal toenemen. Deze hebben over het algemeen betrekking op het uitbreiden van de woonruimte, het luxer maken van de woning of een grotere of nieuwe berging/garage in de achter-, zij- of voortuin. Deze nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met de verandering van levensfase (kinderen uit huis, pensionering e.d.).

Het nieuwe bestemmingsplan dient mogelijkheden te bieden voor veranderde verbouw- en gebruikswensen. Dit betekent echter niet dat de uitbreiding van de woningen ongelimiteerd kan zijn. De ruimte is doorgaans beperkt. Uitbreidingen aan de woning kunnen hinderlijk zijn voor de buren, omdat de ruimte tussen woningen in veel situaties te krap is of wordt.
Tot slot laten de stedenbouwkundige opzet, de architectuur en mogelijk aanwezige cultuurhistorische waarden niet elke willekeurige verbouwing of gebruiksverandering toe. Voor zover voor de aanpassingen een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, worden deze niet alleen getoetst aan het bestemmingsplan (en indien relevant aan de Cultuurhistorische beleidskaart) maar ook aan de gemeentelijke welstandsnota.

Het gebruik van een woning door arbeidsmigranten
Sinds 1 juli 2007 zijn de Europese grenzen opengesteld, waardoor het voor inwoners van de Europese Unie vrijstaat om overal binnen de Europese Unie te verblijven en te werken. Dit heeft als gevolg dat er diverse groepen Europeanen naar Nederland komen om hier tijdelijk te werken en wonen. Deze arbeidsmigranten worden vaak als groepen afzonderlijke personen in vrijkomende woningen onderbracht.

Omdat dit kan leiden tot strijdigheid met wet- en regelgeving, door bijvoorbeeld het niet voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot brandveiligheid, en overlast door overbewoning worden de planregels omtrent wonen aangescherpt en verduidelijkt. De nieuwe regeling voorziet er in dat binnen de woonbestemming naast een (regulier) huishouden ook andere woonvormen (meerdere éénpersoonshuishoudens) worden toegestaan.
In woningen groter dan 80 m2 bvo mogen als recht maximaal vier afzonderlijke personen gehuisvest worden. Bij woningen groter dan 150 m2 bvo kan, voor de huisvesting buiten het verband van een huishouden met meer dan vier personen, van de gebruiksregels uit het bestemmingsplan worden afgeweken, onder voorwaarde dat het parkeren niet tot problemen leidt en dat de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is.

Functiemenging: beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
De leefbaarheid van het stedelijk gebied wordt verhoogd door een sterkere verwevenheid van wonen en werken; functiemenging binnen een woonomgeving.
Met functiemenging kan enerzijds een bijdrage worden geleverd aan het plaatselijke voorzieningenniveau. Anderzijds kan het werken-aan-huis een stimulans geven aan de economische ontwikkelingen. Veel startende ondernemers zijn op deze manier begonnen. Bij de uitbreiding van de activiteiten dient vanzelfsprekend uitgezien te worden naar andere meer passende huisvesting.

In principe staat de gemeente positief tegenover deze ontwikkeling, echter zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen. De ruimtelijk-functionele opzet van het gebied is zodanig dat bij veel woningen voldoende mogelijkheden zijn voor functies aan huis. Bij het toestaan van nieuwe functies bij de woonfunctie dient voorkomen te worden dat er overlast voor de omgeving ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem, parkeervoorzieningen en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. In het bestemmingsplan zijn daarom voorwaarden opgenomen waarmee voorkomen wordt dat bedrijfsmatige activiteiten aan huis hinder veroorzaken voor de omgeving.

Bed & Breakfast
Het gebruik van woningen ten behoeve van Bed & Breakfast werkt (publiek)aantrekkend. Dit wordt in een normale woonomgeving niet altijd als passend (vormen van overlast) ervaren. Daarom wordt Bed & Breakfast enkel onder voorwaarden toegestaan:

  • er mogen maximaal 2 kamers (= 4 slaapplaatsen) van de woning worden gebruikt, tot een maximum van 30% van de vloeroppervlakte van de woning;
  • het parkeren van auto's van gasten dient op eigen erf te geschieden;
  • de activiteit mag door visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, niet leiden tot een functie- en karakterverandering van het perceel dan wel de woning.

Een afweging bij het verlenen van een dergelijke afwijking dient te zijn dat met de vestiging geen onevenredige overlast (i.c. vergelijkbaar met de hinder die één gezin kan veroorzaken) wordt veroorzaakt. Los van het bovenstaande zal een Bed & Breakfast-voorziening moeten voldoen aan de bepalingen van het Bouwbesluit en de APV.

Langs de Molenstraat, de Koningin Wilhelminastraat, de Dorpsstraat en de Veenestraat is op diverse plekken sprake van grotere woningen op grotere percelen met vaak nog voormalige agrarische bijgebouwen. Deze bieden mogelijkheden voor Bed and Breakfast, waarbij er ook voldoende ruimte is voor parkeren en een grotere tuin om daar te verblijven. Door het toestaan van een dergelijke voorziening kan mogelijk waardevolle bebouwing behouden blijven, wanneer daar een andere functie aan gegeven wordt, welke eventueel geschikt zou kunnen zijn als vestigingsplaats voor een Bed&Breakfast-voorziening.
Ook hier geldt in principe het uitgangspunt dat vestiging in een bestaande woning dient plaats te vinden. Hiervan kan afgeweken worden wanneer deze voorziening leidt tot het behoud van waardevolle (voormalige agrarische bedrijfs)bebouwing.

Maatschappelijke voorzieningen
Zoals uit de beschrijving van de bestaande situatie blijkt, bevinden zich in het plangebied enkele maatschappelijke voorzieningen (basisscholen, kerken, een bibliotheek en het gemeentehuis).

Met betrekking tot de meeste maatschappelijke voorzieningen worden de komende 10 jaar geen ingrijpende veranderingen verwacht. In het bestemmingsplan wordt volstaan met het positief bestemmen van de aanwezige maatschappelijke voorzieningen.
De realisatie van de nieuwe woonwijk Rengerswetering heeft als consequentie dat op termijn de verhuizing van een aantal basisscholen nodig is. In het huisvestingsplan wordt een aantal opties tegen het licht gehouden. In afwachting van een definitief besluit wordt op het terrein van basisschool De Ark voorzien in de realisatie van twee tijdelijke klaslokalen in een noodgebouw.

Enige flexibiliteit in het bestemmingsplan is wenselijk. Mocht binnen de komende 10 jaar blijken, dat een aanwezige maatschappelijke voorziening moeten verhuizen, dan dient het zonder herziening van het bestemmingsplan mogelijk te zijn om ter plaatse een andere passende maatschappelijke functie toe te staan.

Gemengd; dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca
Voor de verschillende andere commerciële functies langs de Dorpsstraat, de Molenstraat en Koningin Wilhelminastraat wordt uitgegaan van een gemengde bestemming. Binnen deze bestemming is op de begane grond een vrije uitwisseling mogelijk tussen kleinschalige bedrijvigheid en dienstverlening.
De bestaande winkels worden specifiek aangeduid. Een beperkt aantal grotere winkelpanden wordt specifiek bestemd. Nieuwe winkels zijn alleen nog maar voorbehouden aan het centrum van de gemeente (Spakenburg-Centrum).
Op de bovengelegen verdiepingen mag in principe alleen maar worden gewoond.

De bestaande horeca-bedrijven zijn specifiek bestemd. Ook hier zijn geen nieuwe horecavestigingen wenselijk.

Bedrijvigheid
Binnen het plangebied komen enkele bedrijven voor die een specifieke regeling in het bestemmingsplan nodig hebben. Een groot deel van de nog aanwezige kleinschalige bedrijvigheid (en vrije beroepen) zijn toegestaan binnen de woonbestemming (zie onder functiemenging).
Nieuwvestiging van bedrijven, behoudens vrije beroepen en ondergeschikte kleinschalige bedrijvigheid aan huis passend binnen de woonfunctie, wordt in principe niet toegestaan binnen de woonomgeving.

4.3.3 Cultuurhistorisch erfgoed

De Centrale As is grotendeels bebouwd. De westelijke Stadsweide heeft de status van archeologisch rijksmonument. De oostelijke Stadsweide valt buiten deze rijksbescherming.

In de Notitie Stadsweiden (2011) worden beide weiden als één ensemble (samen met de sporen van de oude stad) gezien. Verdere ontwikkelingen binnen de stadsweiden worden als onwenselijk beschouwd en al ontstane 'verrommeling' zal, voor zover mogelijk, worden teruggedraaid.
De gemeente streeft naar herstel (verbinden) van een oude watergang op de westelijke Stadsweide. Dit komt niet alleen de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit ten goede, maar bevorderd ook mogelijkheden voor doorspoeling van de watergang en daarmee de waterkwaliteit.

De gemeente Bunschoten ziet de aanwezige cultuurhistorische waarden als een belangrijk element van de identiteit van Bunschoten. Cultuurhistorische waarden verdienen het om behouden te worden, maar vooral ook om als inspiratiebron te worden gebruikt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. 'Behoud door ontwikkeling' is hierbij een belangrijk uitgangspunt.
Met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen wordt in relatie tot het cultuurhistorisch erfgoed gelden de volgende doelstellingen:

  • nieuwbouw is mogelijk mits de historische karakteristiek van de bebouwing zoveel mogelijk wordt gehandhaafd;
  • bij het opstellen van plannen voor een gebied moeten de cultuurhistorische waarden worden meegenomen binnen de verdere ontwikkelingen.

In het Cultuurhistorisch basisonderzoek wordt een en ander nader aangevuld:

  • Behoud en versterking van het 'gesloten' lint
    Het lint 'Molenstraat/Koningin Wilhelminastraat – Dorpsstraat – Veenestraat' vormt de ruggengraat van het plangebied, waar de bebouwing op gericht is. De wijken aan weerszijden van deze centrale as staan vanuit stedenbouwkundig oogpunt hiervan los. Bij toekomstige ontwikkelingen (inbreiding of mogelijk vervanging bestaande bebouwing) dient het naar achter toe gesloten lint als uitgangspunt te worden genomen. Dit geldt vooral voor het zuidelijk deel, langs de Veenestraat.
  • Bebouwing op de achtererven van de Dorpsstraat
    Oorspronkelijk was het historische dorpslint (Dorpsstraat) naar binnen gekeerd. De achtererven van de boerderijen hadden door de aanwezigheid van boomgaarden, tuinen, singels en dergelijke, een besloten karakter. Van buitenaf bezien was er een groen lint in een open landschap.
    De afgelopen jaren hebben op het achtererf van diverse panden aan de Dorpsstraat nieuwe ontwikkelingen plaatsgevonden: veel van het oorspronkelijke en karakteristieke groen op de erven is verdwenen en nieuwe gebouwen (bijgebouwen en woonhuizen) zijn opgetrokken. Door het ontbreken van een alomvattende structuur, waarbinnen mag worden gebouwd (zoals aan de Dorpsstraatzijde), is een onsamenhangend beeld ontstaan. In de oostelijke Stadsweide is dit door het bouwen buiten de historische verkaveling van het lint, nog duidelijker zichtbaar.
    Mede vanwege de waardevolle en zeldzame karakteristiek van een agrarisch naar binnen gericht lint, binnen een nooit voltooide stadsuitbreiding, is het uitgangspunt om de historische situatie te respecteren, behouden en versterken.
    Nieuwe bebouwing op de achtererven wordt beperkt en het herintroduceren van groen wordt gestimuleerd. Dit betekent dus niet dat nieuwbouw niet meer mogelijk is, maar wel dat bij de ontwikkeling van nieuwe plannen de karakteristiek van het open landschap met daarin een naar binnen gekeerd lint als uitgangspunt moet dienen. Groen speelt hierbij een belangrijke rol; het kan worden ingezet om de historische geslotenheid te versterken en kan nieuwe ontwikkelingen (van buitenaf bezien) aan het oog onttrekken. Dit betekent alleen dat vrij uitzicht over de stadsweiden geen uitgangspunt meer kan zijn bij nieuwbouw.
  • Niet overal is het mogelijk om 'letterlijk' vanuit de cultuurhistorie nieuwbouw te ontwikkelen. Men kan er wel voor zorgen dat nieuwe ontwikkelingen zo goed mogelijk op de aanwezige cultuurhistorie aansluiten door rekening te houden met aspecten als dimensionering, typologie (eenlaags, onder dak), oriëntatie, materiaalgebruik, kleurgebruik en dergelijke.
    Binnen de cultuurhistorische randvoorwaarden kunnen evengoed volledig eigentijdse invullingen worden gerealiseerd.
  • Einzelgänger
    In ieder gebied zijn diverse 'Einzelgängers' aanwezig. In het plangebied gaat het vooral om enkele kerkgebouwen (bijvoorbeeld Nederlands Hervormde Kerk, Kostverloren en de Maranathakerk), scholen (bijvoorbeeld Van Amerongenschool) en fabrieken (Eemlandia). Door op dit fenomeen aan te sluiten kunnen eigentijdse ontwerpen ook een Einzelgängerachtige uitstraling krijgen.
    Een dergelijke Einzelgänger kan, evenals een kerkgebouw dat doet, een belangrijke rol spelen in de mental map (de mentale kaart) van mensen. Het vormt niet alleen een geografisch herkenningspunt, maar kan vaak ook dienen als een sociaal ankerpunt in een samenleving (deels afhankelijk van de functie).
    Nieuwe hoogteaccenten (i.c. einzelgängers) zijn ook binnen het plangebied niet wenselijk.
4.3.4 Schurenregeling

In het oorspronkelijke bestemmingsplan Bunschoten Stad is een zogenaamde 'Schurenregeling' opgenomen die het mogelijk maakt om op de achtererven aan de Dorpsstraat een extra woning te bouwen mits voldoende oppervlakte m2's aan bijgebouwen wordt gesloopt. Naar aanleiding van het uitgevoerde Cultuurhistorisch basisonderzoek ruimtelijke karakteristiek met ErfgoedSWOT is er aanleiding om hier wat genuanceerder mee om te gaan dan in het verleden is gebeurd. Niet alle gehonoreerde en uitgevoerde aanvragen zijn uiteindelijk even gelukkig qua verschijning.

Het bouwen op de achtererven van de panden aan de Dorpsstraat sluit op zich aan op de typologie van de middeleeuwse stadsuitbreiding (logischerwijs zou dit in de veertiende eeuw de eerste nieuwe gevelwand zijn geweest die zou zijn ontstaan). Als deze enkele jaren geleden ingeslagen weg wordt voortgezet, is het van belang dat richtlijnen worden opgesteld, zodat deze ontwikkeling op de achtererven op een verantwoorde manier wordt uitgevoerd.
Het is wenselijk om met zorg om te gaan met de achtererven. Het ontwikkelen van beleid, waarin dit is vastgelegd, is van groot belang. Als het uitgangspunt is om de historische situatie te respecteren, behouden en versterken, dan is het zaak om bebouwing op de achtererven te beperken en het herintroduceren van groen te promoten. Indien een nieuwe groene façade wordt opgetrokken, hoeft nieuwe bebouwing het aanzien van buitenaf overigens niet te verstoren. Dit betekent alleen dat vrij uitzicht over de stadsweiden geen uitgangspunt meer kan zijn bij nieuwbouw.

In dit kader is het ook van belang om de hierbij behorende waterstructuur te noemen. De structuur van de noord-zuidgeorienteerde watergang is nog wel herkenbaar, maar verbrokkeld. Het is wenselijk om deze gracht te herstellen, temeer omdat daarmee een duidelijke begrenzing tussen westelijke Stadsweide en dorpslint wordt hersteld.

In het voorliggende bestemmingsplan is een enigszins aangescherpte versie van de oorspronkelijke 'Schurenregeling' opgenomen. Voor percelen waar al gebruik is gemaakt van de 'Schurenregeling' worden de bestaande rechten gehandhaafd.

4.3.5 Openbare ruimte

De openbare (open) ruimten, te weten wegen -en soortgelijke verkeers- en verblijfsruimten-, water en groen zijn zoveel mogelijk als zodanig bestemd. Binnen de diverse bestemmingen zijn verscheidene mogelijkheden opgenomen voor het uitvoeren van ondergeschikte aanpassingen in de bestaande inrichting (bijvoorbeeld verkeersremmende maatregelen, nutsvoorzieningen e.d.):

  • het onderscheid tussen rijbaan, parkeervak en voetgangersgebied, is vaak niet meer dan slechts een kleurmarkering in het klinkerprofiel. Het wegprofiel wordt ten behoeve van de flexibiliteit en de inrichting dan ook in de volle breedte ondergebracht binnen een globale verkeersbestemming;
  • de grotere aaneengesloten openbare groengebieden, inclusief de speelplaatsen en trapveld, worden specifiek tot 'Groen - 1' en 'Groen - 2' bestemd. Binnen de groenbestemmingen wordt de mogelijkheid opgehouden om delen toe te voegen aan de woonpercelen (afwijkingsmogelijkheid);
  • de overige kleine openbare groenstroken worden meegenomen in de globale verkeersbestemming;
  • parkeren dient in principe zoveel mogelijk plaats te vinden op eigen terrein. Daarbij wordt uitgegaan van de parkeerkencijfers van het kenniscentrum CROW. Voor nieuwe situaties daarbij gekeken naar de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie ASVV 2004. Binnen de diverse bestemmingen wordt parkeren op eigen erf mogelijk gemaakt;
  • de 'openbare' parkeergelegenheden worden als recht meegenomen in de bestemmingen 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en in de bestemming 'Groen - 2'. Binnen de bestemming 'Groen - 1' zijn openbare parkeervoorzieningen enkel onder voorwaarden mogelijk (afwijkingsbevoegdheid).
  • de diverse watergangen worden overeenkomstig deze functie bestemd als 'Water. De gemeente streeft naar herstel (verbinden) van de oude watergang op de westelijke Stadsweide. Dit komt niet alleen de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteit ten goede, maar bevorderd ook mogelijkheden voor doorspoeling van de watergang en daarmee de waterkwaliteit.

4.4 Ontwikkelingen

In het plangebied zijn op diverse plaatsen nog inbreidingsmogelijkheden of een gewijzigd invulling van bestaand gebruik mogelijk. De meeste locaties zijn al de geldende bestemmingsplannen benoemd en bestemd zodat juridisch gezien sprake is van bestaand toegestaan gebruik:

  • 1. Prins Willem Alexanderstraat
    Voor een deel van het gebied is recentelijk een omgevingsvergunning voor 12 appartementen verleend. In het geldende bestemmingsplan Ongerweges was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor maximaal 20 woningen/appartementen.
    In het nieuwe bestemmingsplan wordt voor het vergunde appartementencomplex uitgegaan van de nieuwe situatie. Voor de resterende gronden wordt uitgegaan van de bestaande situatie. Daarmee komt de restcapaciteit van 8 woningen te vervallen.
  • 2. Huygenlaan / Polstraat
    Enige tijd geleden zijn aan op deze inbreidingslocatie (aan de Colijnstraat) drie nieuwe vrijstaande woningen gerealiseerd. In het geldende bestemmingsplan Ongerweges was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor maximaal 14 grondgebonden woningen.
    In het nieuwe bestemmingsplan wordt voor de reeds gerealiseerde woningen als voor de resterende gronden uitgegaan van de bestaande situatie. Daarmee komt de restcapaciteit van 11 woningen te vervallen.
  • 3. IJsbaan / Molenstraat
    Voor de betreffende locatie is bekend dat over de invulling wordt nagedacht. De plannen zijn nog niet concreet genoeg voor een besluit door B&W. Op basis van het geldende bestemmingsplan Ongerweges hebben de gronden een uit te werken bestemming Woongebied, voor maximaal 10 eengezinswoningen.
    In het nieuwe bestemmingsplan wordt voor de betreffende gronden een nieuwe uit te werken woonbestemming opgenomen (Woongebied - uit te werken, overige zone - woongebied 1). Hierin zijn de bestaande uitwerkingsregels overgenomen.
  • 4. Prins Hendrikstraat
    Het college van B&W heeft een besluit genomen over de invulling van deze voormalige schoollocatie met sociale woningbouw. In het geldende bestemmingsplan Ongerweges hebben de gronden nog een maatschappelijke bestemming, met een afwijkingsbevoegdheid (gebied IV) naar maximaal 8 woningen. De locatie is aangeboden aan de Stichting woningcorporaties Het Gooi en Omstreken. Er is een concreet bouwplan opgesteld voor in totaal 7 woningen.
    In het nieuwe bestemmingsplan wordt uitgegaan van een directe woonbestemming. Op de verbeelding wordt een bouwvlak aangegeven voor maximaal 7 aaneengebouwde woningen.
  • 5. Koningin Wilhelminastraat 32 (gezondheidscentrum)
    Wanneer het nieuwe gezondheidscentrum op de Bikkersweg (ten westen van de bibliotheek) gerealiseerd is, zal de huidige locatie aan de Koningin Wilhelminastraat mogelijk vrijkomen. In het geldende bestemmingsplan Ongerweges was voor de betreffende locatie dan ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor maximaal 14 woningen c.q. appartementen.
    In het nieuwe bestemmingsplan wordt deze wijzigingsbevoegdheid aangepast tot een meer passende invulling aan de Koning Wilhelminastraat van maximaal 3 grondgebonden woningen.
  • 6. Bikkersweg (gebied ten westen van Bibliotheek)
    Op de hoek van de Bikkersweg met de Bachlaan is al geruime tijd een gezondheidscentrum gepland. Het idee is een gebouw van drie à vier bouwlagen, waarvan de eerste twee bouwlagen zijn bestemd voor het gezondheidscentrum en de twee bovenste bouwlagen voor woningbouw. Het resterende deel van het gebied naar de Piet Heinstraat toe kan met woningbouw worden ingevuld.
    Realisatie is gepland in 2014/2015. Het jaar 2013 wordt gebruikt voor het vergunningtraject. Invulling van het (verdere) plangebied hangt hier in hoge mate vanaf. In het geldende bestemmingsplan Ongerweges is voor de betreffende locatie een uit te werken bestemming Woongebied opgenomen voor woningen in combinatie met maatschappelijke voorzieningen en zakelijke dienstverlening.
    In het nieuwe bestemmingsplan wordt voor het betreffende terrein wederom een uit te werken woonbestemming opgenomen (Woongebied - uit te werken, overige zone - woongebied 2 en 3):
    • a. In woongebied 2 wordt uitgegaan van 3.000 m2 aan maatschappelijke voorzieningen en zakelijke dienstverlening, in combinatie met 18 appartementen;
    • b. voor woongebied 3 wordt uitgegaan van 30 grondgebonden woningen.
  • 7. De Steiger
    Vanwege de ligging van het gebied ten opzichte van de Stadsweide, het Stadsspui, Kolkplein en de Dorpsstraat wordt gestreefd naar een zorgvuldige stedenbouwkundige inpassing. De locatie tegenover de molen is te bereiken via de Dorpsstraat. De ontwikkeling van deze locatie stagneert al geruime tijd. Er is voor dit gebied weliswaar een omgevingsvergunning afgegeven, maar tot op heden is het niet duidelijk of de bouwplannen daadwerkelijk gerealiseerd zullen worden. In twee panden aan het Kolkplein is een café-restaurant en een cafetaria gevestigd. In het geldende bestemmingsplan hebben de gronden een uit de werken woonbestemming (Uit te werken Woongebied) voor 17 woningen en 110 m² horeca.
    In het nieuwe bestemmingsplan wordt, op basis van aangepast plannen van de grond-eigenaar voor het resterende gebied uitgegaan van een uit te werken woonbestemming (Woongebied - uit te werken, overige zone - woongebied 8). In de uitwerkingsregels wordt uitgegaan van een maximum aantal van 11 woningen.
  • 8. Gebied tussen Veenestraat en Cornelis Houtmanstraat
    Het binnenterrein ligt geruime tijd braak en kent verschillende eigenaren. Ontwikkeling van het terrein komt niet van de grond. In het geldende bestemmingsplan Bunschoten Zuid/Eemlandia is voor de betreffende locatie een uit te werken woonbestemming opgenomen voor maximaal dertig woningen.
    In het nieuwe bestemmingsplan krijgen de gronden wederom een uit te werken woonbestemming (Woongebied - uit te werken, overige zone - woongebied 4). De geldende uitwerkingsregels worden in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.
  • 9. Rembrandt van Rijnstraat/Veenestraat
    Op het binnenterrein is ruimte voor maximaal 12 woningen. Er zijn tot op heden geen concrete initiatieven bekend. In het geldende bestemmingsplan Bunschoten Zuid/Eemlandia is voor de gronden grenzend aan de Veenestraat en aan de Rembrandt van Rijnstraat een directe woonbestemming opgenomen voor elk drie woningen. Voor het binnenterrein is een uit te werken woonbestemming opgenomen voor maximaal zes woningen.
    In het nieuwe bestemmingsplan worden de betreffende vrije percelen langs de Veenestraat en de Rembrandt van Rijnstraat wederom bestemd voor wonen. Het binnenterrein krijgt een nieuwe uit te werken woonbestemming (Woongebied - uit te werken, overige zone - woongebied 5). De geldende uitwerkingsregels worden in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.
  • 10. Voormalige melkfabriek Eemlandia
    Er zijn plannen om het gebouw (voormalige melkfabriek) geschikt te maken voor ander gebruik (bijvoorbeeld wonen). Op dit moment wordt de haalbaarheid hiervan onderzocht. Het gebied ten zuiden van het gebouw zou ingevuld kunnen worden met grondgebonden woningbouw conform de bepalingen uit het vigerende bestemmingsplan (Eemlandia).
    Voor het gebouw van de voormalige melkfabriek wordt uitgegaan van 20 woningen (studio's) in combinatie met gemengde voorzieningen (lichte bedrijfsactiviteiten, kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen) op de begane grond in een deel van het voormalige fabrieksgebouw. Voor het binnenterrein wordt uitgegaan van de oorspronkelijk geplande 15 grondgebonden woningen.
    De betreffende gronden krijgen een uit te werken woonbestemming (Woongebied - uit te werken, overige zone - woongebied 6 en 7). In de uitwerkingsregels worden de randvoorwaarden voor ontwikkeling opgenomen:
    • a. in woongebied 6 (fabrieksgebouw) worden enkel gestapelde woningen mogelijk gemaakt in combinatie met gemengde functies op de begane grond (ter plaatse van de gelijknamige functie-aanduiding);
    • b. op het binnenterrein (woongebied 7) worden wederom 15 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt.
  • 11. Speeltuin/theeschenkerij aan de Rengersweg
    Geruime tijd geleden is besloten medewerking te verlenen aan de vestiging van een speeltuin/theeschenkerij annex atelier in de centrale groenstrook aan de Oostsingel (tussen het terrein van de volkstuinen en het sportcomplex). Het betreft een dagbestedingsproject voor mensen met een matige en/of lichte verstandelijke beperking, die vraag hebben naar creatieve, dienstverlenende activiteiten of activiteiten op het gebied van horeca. In het geldende bestemmingsplan Rengerswetering hebben de gronden een groenbestemming. Op basis van deze bestemming is de realisatie van een dergelijk initiatief niet mogelijk. Voor de nieuwe plannen wordt een uitgebreide Wabo-procedure voorbereid.
    In het nieuwe bestemmingsplan wordt voorlopig nog uitgegaan van de bestaande situatie. De ontwikkeling is nog niet concreet genoeg. Op basis hiervan wordt gekozen voor een agrarische bestemming van de grond conform het huidige gebruik.
  • 12. Veenestraat (naast/achter nr 37)
    Het bedrijfsterrein is recentelijk vrijgekomen voor herontwikkeling. Door de ontwikkelaar is een nieuwbouwplan ontwikkeld voor 11 woningen. In het geldende bestemmingsplan Bunschoten Zuid - Eemlandia was al rekening gehouden met de bouwmogelijkheid; de bedrijfsbestemming is ter plaatse voorzien van een wijzigingsbevoegdheid naar wonen. Omdat het nieuwe bouwplan niet aan de wijzigingsvoorwaarden voldoet is een partiële herziening opgesteld. Het bestemmingsplan Bunschoten-Zuid, inbreidingsplan Veenestraat is op 30 juni 2011 vastgesteld.
    Hoewel op dit moment nog geen omgevingsvergunning is aangevraagd is in het nieuwe bestemmingsplan de bestemde situatie overgenomen.
  • 13. Rembrandt van Rijnstraat
    Tussen de woningen Nijkerkerweg 5 en de Rembrandt van Rijnstraat 26/28 bestaat ruimte voor het realiseren van 2 woningen (twee onder één kap of vrijstaand). Belangrijke voorwaarde is dat er geen openbare parkeerplaatsen verloren gaan en dat met de bouw van de twee woningen aan de parkeernormen wordt voldaan.
    In het nieuwe bestemmingsplan wordt een nieuwe wijzigingsbevoegdheid  opgenomen voor een invulling aan de Rembrandt van Rijnstraat van maximaal 2 grondgebonden woningen.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuaspecten beschreven. In het bestemmingsplan Centrale As worden, met uitzondering van enkele bestaande inbreidingslocaties, geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het betreft hier hoofdzakelijk een conserverend bestemmingsplan voor bestaand gebied.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen, wateraspecten en cultuurhistorische waarden bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
Het bestemmingsplan is daardoor een belangrijk middel voor afstemming tussen de diverse relevante planologische en milieutechnische aspecten en de ruimtelijke ordening.

5.2 Archeologie

Het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg staat in het teken van het behouden het beheer van het archeologisch erfgoed. Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het archeologisch erfgoed als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische als voor historisch-geografische en historisch-bouwkundige waarden. Het rijksbeleid is mede gebaseerd op het Verdrag van Malta (1992).

5.2.1 Archeologie algemeen: wetgevend kader

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op een voor de gemeente opgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart (2010), die op basis van archeologische waarnemingen en vondsten, landschappelijke en historische gegevens tot stand is gekomen.
Deze kaart vervangt de inmiddels verouderde Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) en Archeologische Monumenten Kaart (AMK).

5.2.2 Archeologie binnen het plangebied

Het plangebied wordt gekenmerkt door het voorkomen van twee typen veengronden. In het noorden van het plangebied komen de relatief dikke veengronden voor; in het zuiden is de veenlaag een stuk minder dik en stuit men vrij snel op het zand, het archeologisch relevante nivo. In het zuidwesten ligt een strook met podzolgrond. Dergelijk grond was een vruchtbaar bodemtype en geschikt voor bewoning in de vroegste geschiedenis van dit gebied.

De in het plangebied aanwezige bodemtypen zijn van belang voor het eventuele voorkomen van archeologische resten uit de diverse (pre)historische perioden. Droge gebieden waren goede gebieden om te wonen, natte gebieden werden daarentegen gebruikt voor het jagen en verzamelen van voedsel. Pas in de Middeleeuwen ging de mens in deze regio de natuur naar haar hand zetten middels het ontginnen van de natte veengebieden.

  • Prehistorie
    De lager gelegen gebieden binnen het plangebied waren in de Prehistorie (tot 15 voor Chr.) niet geschikt voor bewoning. Op deze plekken heeft zich in de loop der eeuwen een (dik) veenpakket gevormd. De ten zuidwesten van de stadsgracht gelegen zone bevat podzolgrond. Dit gebied was in het verleden waarschijnlijk een stuk droger, want iets hoger gelegen, en kan daarom wellicht nog prehistorische resten bevatten.
  • Middeleeuwen
    In de Late Middeleeuwen (1000-1500 na Chr.) ontstaat Bunschoten aan weerszijden van de achterkade van het ontgonnen veengebied Bunschoten Te Velde. Deze achterkade werd gevormd door de Veenestraat – Dorpsstraat – Molenstraat. Hier werden een kerk en diverse boerderijen gesticht en rond 1350 kreeg het dorp stadsrechten.
    De planmatigheid van de nooit voltooide stad is nog herkenbaar aan de historische opzet van de stadsweiden met burgwallen en de stadsgracht. De Dorpsstraat en Veenestraat vormden de noord-zuid verbindingsweg en de Smeerweg de oost-west verbindingsweg. Een deel van het oude tracé van de Smeerweg tussen de Rengersweg en de Oostelijke Randweg is nog herkenbaar in het landschap (zie ook Cultuurhistorisch basisonderzoek in bijlage 2).
  • Nieuwe tijd
    Op het oudste betrouwbare kaartmateriaal wat er van dit gebied bestaat, staat de bewoning rond de centrale as van Veenestraat – Dorpsstraat – Molenstraat aangegeven. Uiteraard liepen er toen al enkele waterlopen, die mogelijk al uit de Late Middeleeuwen, de periode van de ontginningen, stammen. Denk hierbij aan de Venestrater Wetering, de Spakenburger Gracht en de Coenraadswetering. Langs de Spakenburger Gracht stond de molen. Pas vanaf de 20ste eeuw groeide Bunschoten tot ver buiten deze centrale as.

Waarden en verwachtingen
De Archeologische Verwachtingskaart geeft aan wat de verwachting is op het aantreffen van archeologische resten en welke bekende archeologische waarden er binnen het plangebied al vastgesteld zijn.

Op diverse plekken in Bunschoten is de aanwezigheid van archeologische resten namelijk bekend, dankzij toevalsvondsten, eerdere onderzoeken, historisch kaartmateriaal en dergelijke. Deze gebieden hebben een hoge archeologische waarde. Het nooit voltooide middeleeuwse stadje Bunschoten is een dergelijk waardevol gebied. De westelijke Stadsweide is zelfs dermate bijzonder, dat ze door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch rijksmonument.

Voor de andere delen van het plangebied geldt een verwachting op het voorkomen van archeologische resten. De archeologische verwachting voor een gebied wordt uitgedrukt in de termen hoog, middelhoog of laag. De verwachting is hierbij onder meer gebaseerd op de nabijheid van vindplaatsen, het voorkomende bodemtype en dergelijke:

  • de zone aan weerszijden van de historische Veenestraat heeft een hoge archeologische verwachting gekregen. Dit is op basis van historische bewoning welke op oud kaartmateriaal is aangegeven. Eenzelfde hoge verwachting geldt er ter hoogte van de aanwezige podzolbodem, waar sporen van prehistorische jagers-verzamelaars en landbouwers kunnen voorkomen.
    De laatste zone met hoge verwachting is het tracé van de voormalige Smeerweg, tussen de Rengersweg en Oostelijke Randweg;
  • de zones aan weerszijden van de historische Spakenburger Gracht, en langs de zuidzijde van het plangebied hebben een middelhoge archeologische verwachting gekregen. Dit is op basis van mogelijke historische bewoning en de aanwezigheid van veengronden met ondiep gelegen zand. Op deze gronden kunnen sporen van prehistorische jagers-verzamelaars voorkomen;
  • de overige zones in het plangebied hebben een lage archeologische verwachting gekregen. Dit zijn de gebieden ter hoogte van de dikke veengronden.
5.2.3 Beleidsregels

Op onderstaande uitsnede van de Archeologische Beleidsadvieskaart Bunschoten is te zien welke aanvullende regels de zones met een archeologische waarde of verwachting met zich mee brengen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0005.jpg"  
Afbeelding - uitsnede uit de Archeologische Beleidsadvieskaart Bunschoten
Rood = Beschermd Rijksmonument;
Licht rood = Gebied met hoge archeologische waarde;
Oranje = Gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde;
Geel = Gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde;
Groen = Gebied met lage archeologische verwachtingswaarde.  

Op basis van de Archeologische Beleidsadvieskaart kan in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming gekeken worden of en hoe archeologische waarden beschermd kunnen/moeten worden: middels aanpassing van het plan of het behoud van informatie door opgraven.
Bij elke voorgenomen activiteit om de bodem te verstoren in een gebied met archeologische waarde of verwachting moet namelijk in een zo vroeg mogelijk stadium worden bepaald of een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Om te voorkomen dat er verstoring van archeologische resten in de bodem plaatsvindt, moet de gemeente erop toezien dat de verstoorder een onderzoek laat uitvoeren.

Voor het plangebied gaat het om een vijftal gebiedstypen, waarvan er vier relevant zijn voor de planregels in het bestemmingsplan:

Archeologische beleidsadvieskaart   Dubbel
bestemming  
Voorwaarden bouwwerk/
grondwerkzaamheden in de regels  
Beschermd rijksmonument   Waarde – Archeologie 1   geen bodemingrepen toegestaan; behoud van archeologische waarden in-situ.
Monumentenvergunning vereist.  
Gebied met hoge archeologische waarde   Waarde – Archeologie 2   Bij projecten groter dan 50 m² met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.  
Gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde   Waarde – Archeologie 3   Bij projecten groter dan 100 m² met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk  
Gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde   Waarde – Archeologie 4   Bij projecten groter dan 500 m² met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk.  
Gebied met lage archeologische verwachtingswaarde   n.v.t.   Bij projecten groter dan 10.000 m² met bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld is voorafgaand archeologisch onderzoek noodzakelijk  

De gronden met een monumentale of hoge waarde tot en met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde krijgen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' tot en met 'Waarde - Archeologie 4'. In deze gebieden kunnen bij kleine bodemingrepen (bouw- en aanlegactiviteiten waarbij er bodemverstoring dieper dan 30 cm onder maaiveld plaatsvindt) al archeologische sporen worden verwacht.
Vooralsnog worden de gronden met de lage archeologische verwachtingswaarde niet in het bestemmingsplan vastgelegd.

5.3 Cultuurhistorisch erfgoed

5.3.1 Monumenten

In het plangebied komen diverse rijksmonumenten voor

  • Dorpsstraat 21: St.-Catharinakerk-Nederlandse hervormde kerk;
  • Dorpsstraat 36-38: dwarshuisboerderij;
  • Dorpsstraat 58-60: Het Lam dwarshuisboerderij;
  • Veenestraat 44 Eemlandia zuivelfabriek .

De gemeente Bunschoten heeft nog geen gemeentelijke monumenten aangewezen. Op basis van de Erfgoednota is een aanvang gemaakt met een inventarisatie van mogelijke gemeentelijke monumenten. Op basis van een voorlopige lijst, samengesteld door de erfgoedcommissie, worden er beschrijvingen van de objecten en gebouwen gemaakt. Aan de hand van deze beschrijvingen kan de monumentencommissie, met in de erfgoedverordening vastgestelde criteria, een selectie maken van de aan te wijzen monumenten

De in het plangebied voorkomende rijks- en (toekomstige) gemeentelijke monumenten met de bijbehorende gronden zijn op de Cultuurhistorische Waardenkaart Centrale As aangeduid (als 'rijksmonument' of als 'cultuurhistorisch dominant/gemeentelijke monument') . De bescherming van monumenten gebeurd op basis van de Monumentenwet, de gemeentelijke erfgoedverordening evenals het in dit plan opgenomen planologische erfgoedregime.

5.3.2 Planologisch erfgoedregime

In opdracht van de gemeente Bunschoten heeft Res nova een cultuurhistorisch basisonderzoek (CBO) naar de in het plangebied voorkomende cultuurhistorische waarden uitgevoerd. Het onderzoeksrapport Cultuurhistorisch basisonderzoek ruimtelijke karakteristiek met ErfgoedSWOT' en de Inventarisatie en Cultuurhistorische waardenkaart zijn als bijlagen 1, 2 en 3 bij de toelichting gevoegd.

In aansluiting daarop is Res nova gevraagd te adviseren over de wijze van bescherming van de cultuurhistorische waarden en de verankering van de bescherming in het bestemmingsplan. Res nova heeft hieraan uitvoering gegeven en haar advies vastgelegd in het 'Planologisch erfgoedregime, bestemmingsplan De Centrale As in Bunschoten'. Hieronder zijn onderdelen van het door Res nova opgestelde achtergronddocument opgenomen ter toelichting van de in het bestemmingsplan over de cultuurhistorie van het gebied Centrale As gemaakte keuzes.

5.3.2.1 Het planologisch erfgoedregime in bestemmingsplan Centrale As

Vanaf de nota Belvedere (1999) bepleit de rijksoverheid een proactief beleid bij het omgaan met cultuurgoed in ruimtelijke ontwikkelingen. Dit heeft geleid tot de vraag naar nieuw instrumentarium dat daar recht aan doet.
Gemeenten blijken hiervoor echter alles al in huis te hebben: door een uitgekiende afstemming van de mogelijkheden die de Woningwet 2001, de gemeentelijke monumentenverordening en de Wet ruimtelijke ordening bieden, is voor het voorliggende bestemmingsplan een planologisch erfgoedregime opgezet dat behoud van en ontwikkeling vanuit het cultuurhistorisch erfgoed reguleert.

5.3.2.2 Cultuurhistorisch basisonderzoek

In 2012 is door Res nova een cultuurhistorisch basisonderzoek (CBO) uitgevoerd. Dit onderzoek bestaat uit:

  • een inventarisatie van alle panden, ensembles, structuren en karakteristieke details. Voor de betrokken panden heeft een waardebepaling plaatsgevonden inclusief een indicatie van verborgen waarden (bijlage 1 van de toelichting);
  • een cultuurhistorische analyse met waardenstelling en richtlijnen (bijlage 2 van de toelichting);
  • de cultuurhistorische waardenkaart waarop de conclusies ten aanzien van de waarden uit de inventarisatie en het onderzoek op een kaart zijn vastgelegd. De kaart is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0006.jpg"  
Afbeelding - Cultuurhistorische Waardenkaart Centrale As (bron: Res nova)  

Doordat het integrale Cultuurhistorisch basisonderzoek van De Centrale As als bijlage 2 in het bestemmingsplan is opgenomen wordt het als onderdeel van het bestemmingsplan ter visie gelegd. De inhoud wordt in het bestemmingsplan als geheel herhaald en ingelast beschouwd.

5.3.2.3 Beleidsvisie & beleidskaart

Het Cultuurhistorisch basisonderzoek en de cultuurhistorische waardenkaart zijn erg op de inhoud gericht. Om op basis van deze gegevens de bescherming van het erfgoed in het bestemmingsplan handen en voeten te geven is in de nota 'Planologisch erfgoedregime, bestemmingsplan De Centrale As in Bunschoten' een vertaalslag gemaakt naar een cultuurhistorische beleidsvisie en beleidskaart voor het plangebied.
Hierin worden de prioriteiten en de aanpak van de gemeente zichtbaar gemaakt om het beheer van en de ontwikkelingen binnen het gebied te kunnen sturen.

Doordat de bescherming van het erfgoed in een bestemmingsplan plaatsvindt, ligt een harde garantie dat hierbij ook de overige belangen in het kader van de wettelijke omschreven “goede ruimtelijke ordening” betrokken worden. De rechtszekerheid van de individuele belanghebbenden speelt daarbij een belangrijke rol.

5.3.2.4 Beleidsuitgangspunten

Het hoofduitgangspunt van het gemeentelijk erfgoedbeleid is te omschrijven als ‘behoud door ontwikkeling’. Beschermen van cultuurhistorische kwaliteiten betekent niet dat er geen ontwikkelingen meer mogelijk zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen zijn cultuurhistorische gegevenheden richtinggevend en worden zoveel als mogelijk op een verantwoorde wijze ingepast.
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen dienen eventuele aanwezige cultuurhistorische elementen dan ook zoveel mogelijk en in een zo vroeg mogelijk stadium worden geïntegreerd in het planvormingsproces.

Het gemeentelijk erfgoedbeleid kan worden samengevat als:

  • behoud en versterken gaan in principe vóór vernieuwen of ontwikkelen;
  • vernieuwen en ontwikkelen geschiedt met respect voor en vanuit de cultuurhistorische waarden.

Dit laatste punt betekent dus dat ook – delen van – gebieden waar op zich niet zoveel materiële waarden aanwezig lijken te zijn, binnen de erfgoedbegrenzing kunnen vallen. Het gaat dan vaak om gebieden:

  • met waarden op het gebied van historische structuren en andere ruimtelijke aspecten (zichtlijnen en dergelijke) die bij de ontwikkeling van nieuwbouw gerespecteerd moeten worden;
  • met historisch typologische waarden die als uitgangspunt ingezet worden voor verdere ontwikkeling;
  • in de periferie van een hoogwaardig gebied met welke kwaliteiten bij verdere ontwikkeling rekening gehouden moet worden.

Op deze wijze kan gestuurd worden op ontwikkelingen die een 'volgend hoofdstuk' vormen in het verhaal van de plek.

5.3.2.5 Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As

De beleidskaart toont de beleidsmatige afweging van waarden en de sturingscategorieën van het planologisch erfgoedregime. Op de cultuurhistorische beleidskaart is de erfgoedcontour aangegeven, Hierdoor wordt de bescherming via het planologisch erfgoed geconcentreerd op:

  • de historische as, Veenestraat-Dorpsstraat-Molenstraat/Koningin Wilhelminastraat.
    De bestaande verkaveling is hierbij zoveel als mogelijk als begrenzing aangehouden. Dit sluit ook aan op de historische karakteristiek van één woning/boerderij tussen de straat en het open landschap daarachter;
  • de middeleeuwse stadsuitbreiding. De contour loopt rond de Stadsspui, en Stadsgracht aan de westzijde en langs de Kleine Pol en Rengersweg aan de oostzijde. Het bouwblok tussen de Oosterstraat en Kolkweg valt ook binnen deze contour vanwege de vroege ontwikkelingen (karakteristiek verkavelingspatroon) op deze locatie;
  • straten die haaks aansluiten op het lint en een hoge concentratie historisch waardevolle gebouwen hebben. Deze straten worden representatief geacht voor de stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen in de interbellumperiode en in sommige gevallen de wederopbouwperiode.
afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0007.jpg"  
Afbeelding - Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As (bron: Res nova)  

Legenda
Op de beleidskaart zijn de panden binnen (en buiten) de erfgoedcontour met kleuren gewaardeerd:

  • 'rijksmonument' (paars) en 'cultuurhistorisch dominant/gemeentelijk monument' (rood):
    standaard is binnen het PER© op dit niveau alles vergunningplichtig, ook het interieur. Hiertoe is bij de inventarisatie een indicatie gegeven van 'verborgen waarden' die in het kader van een goede ruimtelijke ordening kunnen worden beschermd.
    De gemeente Bunschoten heeft er echter bij het onderhavige bestemmingsplan voor gekozen dit niveau te beschermen via het vergunningenstelsel van de erfgoedverordening. Zolang de aanwijzing krachtens de verordening (artikel 1, lid a, sub 1a juncto artikel 3) niet heeft plaatsgevonden heeft rood (cultuurhistorisch dominant/gemeentelijk monument ) op de beleidskaart in dit bestemmingsplan dezelfde bescherming als oranje (beeldbepalend);
  • 'beeldbepalend' (oranje):
    alles wat zichtbaar is vanuit de publieke ruimte is vergunningplichtig;
  • 'beeldondersteunend' (geel):
    de gebiedsgerichte welstandscriteria uit de welstandsnota bieden bij een reguliere omgevingsvergunning voldoende bescherming. Wel komt er een afwegingsmoment bij de aanvraag van een sloopvergunning. De afweging vindt plaats in samenhang met het bouwplan, dat uitgaat van de cultuurhistorische parameters.

De resterende panden (wit) zijn neutraal gewaardeerd. Hier geldt in het bestemmingsplan geen sloopvergunning en een reguliere welstandsniveau. Het gaat om massa en vlak, stedenbouwkundige aspecten. In principe is eventuele vervanging door nieuwbouw geen probleem en soms zelfs gewenst, vooral omdat deze vanuit de cultuurhistorie ontwikkeld moet worden.

Afweging van de gemaakte keuzes
Ten opzichte van de cultuurhistorische waardenkaart zijn daarmee bijna alle gewaardeerde terreinen, panden en elementen overgenomen op de beleidskaart. Vanuit dit standpunt zijn in de beleidskaart de volgende keuzes gemaakt:

  • De nederzettingstypologie van een lang lint waarlangs Bunschoten zich heeft ontwikkeld, is karakteristiek voor poldernederzettingen. Dergelijke structuren kenmerken zich door naar de straat toe gerichte bebouwing. Om deze karakteristiek ook voor de toekomst te waarborgen is het lint met de aangrenzende bebouwing en kavels volledig binnen de erfgoedcontour komen te vallen. Dit betekent dat ook panden of clusters woningen die geen intrinsieke waarde hebben binnen de contour vallen, zodat bij toekomstige ontwikkelingen rekening wordt gehouden met deze primaire karakteristiek.
  • De stadsweiden zijn volledig opgenomen binnen de erfgoedcontour. Het na de Tweede Wereldoorlog bebouwde gedeelte in de oostelijke Stadsweide is buiten de erfgoedcontour gehouden. Alleen het bebouwingslint langs de Nicolaas Beetsstraat is binnen de contour opgenomen. De reden hiervoor is dat deze gevelrij het aanzien van de oude Stadsweide binnen Centrale As vormt, gezien vanaf het oosten. Het is van belang dat bij toekomstige activiteiten (juist) op deze locatie cultuurhistorie een primaire rol gaat spelen.
  • In Bunschoten is het erfgoed dat van vóór 1900 dateert relatief schaars, terwijl ook dat van voor 1940 vaak in een kwetsbare positie verkeert. Op de beleidskaart zijn alle panden van vóór 1900 tenminste oranje (tenzij teveel aangetast) en panden van vóór 1940 tenminste geel (tenzij teveel aangetast). Het aantal panden uit de periode 1900-1940 dat als 'neutraal' is aangeduid is relatief hoog. Juist om deze reden is het van belang beleid in te stellen dat het mogelijk maakt de aanwezige kwaliteiten te waarborgen, zonder ontwikkelingen te bevriezen.
  • Vrijwel alle op de cultuurhistorische waardenkaart als waardevol aangeduide panden(rijksmonument, dominant/gemeentelijk monument, beeldbepalend, beeldondersteunend, ofwel paars, rood, oranje en geel), zijn binnen de erfgoedcontour opgenomen. De nadruk ligt hierbij op ensemblewaarde. De intrinsieke kwaliteiten die aan de individuele panden kan worden toegeschreven, wordt versterkt door de ensemblewaarde. Vanwege het accent op de ensemblewaarde is in overweging genomen dat de sfeer van het straatbeeld niet wordt aangetast.
  • Bunschoten-Spakenburg kende in de Wederopbouwperiode, net als veel andere Nederlandse gemeenten, een snelle ontwikkeling. De wijken die destijds ontstonden kenmerken zich door een eenvoudige architectuur, die vooral is gericht op functionaliteit. Binnen het bestemmingsplangebied is een aantal clusters/stroken woonhuisarchitectuur opgenomen omdat ze dan wel de karakteristiek van een straat versterken: ensemblewaarde (vooral in het noorden, Prins Bernhardstraat), dan wel omdat ze bijzondere architectonische kwaliteiten hebben (Nijkerkerweg als vroeg voorbeeld, Sint Nicolaasweg-Willem Barentszstraat-J.P. Coenstraat vanwege de decoratieve 'toets').
  • De groenelementen die op de waardenkaart als waardevol zijn aangeduid zijn vanwege de cultuurhistorische en ruimtelijke waarde alle opgenomen op de beleidskaart. Hierbij gaat het niet alleen om historisch groen (volwassen bomen, lanen, tuinen), maar ook groen dat de ruimtelijke hoofddragers accentueert (langs de Stadsgracht en Spakenburger Gracht).
  • De weilanden in de zuidoostelijke hoek van het bestemmingsplangebied zijn in de contour opgenomen omdat het een open buffer vormt tussen de recente ontwikkelingen (woonwijken en industrieterreinen) en het historische lint. Bovendien heeft men over deze weilanden zicht op een van de weinige nog bewaard gebleven eeuwenoude terpen (recente boerderij dateert uit het begin van de twintigste eeuw).
  • De open terreinen/weilanden in de directe nabijheid van historisch waardevolle bebouwing zijn in de contour opgenomen omdat het vooral op deze plekken van groot belang is dat bij eventuele ontwikkelingen rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische (architectuurhistorische) waarden.
    Dit geldt voor het terrein grenzend aan de Eemlandiafabriek en weilanden achter of naast boerderijen (vooral achter Veenestraat12-20/Abel Tasmanstraat, ten zuiden van Veenestraat 17, achter en naast Molenstraat 42).

De Huijgenlaan en Boompjes zijn, ondanks de aanwezigheid van een aantal op de cultuurhistorische waardenkaart als beeldondersteunend aangeduide panden, buiten de erfgoedcontour gehouden. In tegenstelling tot de wijk aan de oostzijde van de Spakenburger Gracht is hier sprake van een minder samenhangend ensemble, waarbij bovendien alleen sprake is van 'gele' panden.

5.3.2.6 Erfgoedregime in het bestemmingsplan

Een deel van de bescherming van het erfgoed vindt plaats via de reguliere (enkel-) bestemmingen en bouw- en functieaanduidingen:

  • de gewaardeerde bebouwing is op de verbeelding gefixeerd door middel van een krap bouwvlak (als krimpfolie) binnen de onderliggende bestemmingen. De bestaande bouwmaten zijn gerelateerd aan de bestaande (historische) situatie;
  • een deel van de groenelementen (boomgaarden, tuinen en parken) zijn op de verbeelding bestemd als Tuin'.
    De solitaire bomen en bomenrijen vallen binnen de tuinbestemming evenals binnen de verblijfsbestemming. De waterelementen zijn bestemd als 'Water';
  • het merendeel van de historische wegenstructuur is vastgelegd met de verblijfsbestemming. De waardevolle open terreinen (de stadsweiden) hebben een agrarische bestemming.

De verbeelding en de planregels zijn aangevuld met de Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As (als bijlage 3 bij de regels). De erfgoedcontour op de beleidskaart is gelijk aan de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' op de verbeelding. Panden of structuren die buiten deze begrenzing vallen, vallen daarmee buiten het planologisch erfgoedregime. De omtrek en/of actieradius van de te beschermen onderdelen dient te vallen binnen de dubbelbestemming op de verbeelding.
In de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zijn beschermende bouwregels opgenomen. Binnen de erfgoedcontour mag enkel gebouwd worden wanneer uit een cultuurhistorisch basisonderzoek blijkt dat de cultuurhistorische waarden niet wordt verstoord of vernietigd, met in achtneming van het volgende:

  • behoud onderhoud en versterken gaat voor vernieuwen en ontwikkelen;
  • vernieuwen en ontwikkelen geschiedt vanuit en met respect voor de cultuurhistorische waarden.

Verder is in de dubbelbestemming een sloopvergunning- en omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden (aanlegvergunningen) opgenomen. Het beschermingsniveau is gerelateerd aan het waarderingsniveau van de bebouwing. De Monumentencommissie wordt om advies gevraagd.

Tot slot
In de nota Planologisch erfgoedregime, bestemmingsplan De Centrale As in Bunschoten wordt in paragraaf 2.5.2. de wijze van afstemming met de andere instrumenten (Wabo, Woningwet 2001, de gemeentelijke erfgoedverordening, het welstandsbeleid en de Wet ruimtelijke ordening) nader toegelicht.
Om de relatie met de woningwet, het welstandsbeleid en de Wabo te verankeren wordt in hoofdstuk 5 toegelicht dat de Erfgoedverordening uitgebreid wordt met een aparte categorie. Naast de bestaande, objectmatige (a-)monumenten, worden planologische (b-)monumenten gedefinieerd: de panden die op de beleidskaart zijn aangeduid als 'cultuurhistorisch dominant' of 'beeldbepalend' krijgen c.q. hebben tevens de status van gemeentelijk monument in de zin van de Erfgoedverordening.
In hoofdstuk 3 van de nota worden nog enkele bijzondere aspecten van het planologisch erfgoedregime nader toegelicht. het gaat daarbij om de motivering van de bescherming van 'verborgen' interieurwaarden en het risico op planschade.

5.4 Geluid

Conform de Wet geluidhinder (Wgh) is het noodzakelijk akoestisch onderzoek te doen als nieuwe geluidsgevoelige bebouwing (zoals woningen, scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen) of bij een uitbreiding van dergelijke bestemmingen binnen de geluidszone van een weg, spoorlijn of industrieterrein worden gesitueerd.

5.4.1 Industrielawaai

Het zuidelijk deel van het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van een geluidgezoneerd bedrijventerrein. Op 24 april 1986 heeft de gemeenteraad in relatie tot de bestemmingsplannen voor de industrieterreinen 'De Kronkels' en 'Haarbrug' een geluidzone vastgesteld. Deze geluidzone is op 26 september 2007 gewijzigd middels een herziening.
De zone hangt samen met de aanwezigheid van enkele grote lawaaimakers (cf. Wet geluidhinder) op het bedrijventerrein.

In de Wet geluidhinder is bepaald dat er rond bedrijventerreinen waar, op grond van een geldend bestemmingsplan, zogeheten 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan, een geluidzone dient te zijn vastgesteld. Met grote lawaaimakers wordt een categorie van bedrijven bedoeld die vermeld zijn in het Besluit omgevingsrecht (Bor), bijlage 1, onderdeel D.

De geluidszone-industrielawaai dient op de verbeelding te worden weergegeven. Binnen de geluidzone worden eisen gesteld aan de maximale geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige objecten. Bij nieuwbouw geldt een voorkeurswaarde van 50 dB(A). Dit wordt bij vergunningverlening in het kader van de Wet milieubeheer bewaakt. Is de geluidsbelasting boven deze waarde, dan kan onder voorwaarden een ontheffing van de voorkeurswaarde worden verleend tot en met maximaal 55 dB(A); in geval van bestaande bebouwing mag dit 60 dB(A) zijn.

Binnen de geluidszone-industrielawaai worden er op basis van het voorliggende bestemmingsplan twee nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, te weten het inbreidingsplan Veenestraat (naast/achter nr 37) en de voormalige melkfabriek Eemlandia:

  • Ten behoeve van de inbreidingslocatie aan de Veenestraat is het bestemmingsplan 'Bunschoten-Zuid, Inbreidingsplan Veenestraat' (NL.IMRO.0313.BunschotenZuid0301-0301, vastgesteld 30 juni 2011) opgesteld. In het kader van dit bestemmingsplan is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat met een berekende gevelbelasting van 51 dB(A) er sprake is van een geringe overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Voor de 11 nieuwe woningen is gelijk met het geldende bestemmingsplan een hogere grenswaarde vastgesteld.
  • Voor de plannen ter plaatse van de voormalige melkfabriek Eemlandia zal op grond van akoestisch onderzoek moeten worden bepaald of er sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Voor een maximum van 20 woningen is in het kader van de vaststelling van de hogere waarden binnen de zone van het industrieterrein De Kron-kels/Haarbrug (Noord) een hogere waarden vastgesteld (2007). Voor een groter aantal woningen zal een aanvullende procedure gevolgd dienen te worden.
5.4.2 Wegverkeerslawaai

Op basis van de Wgh zijn alleen de wegen relevant waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur of meer geldt. Voor 30 kilometer zones hoeft conform artikel 74 lid 2 van de Wet geluidhinder geen akoestisch onderzoek te worden verricht.
In en rond het plangebied komen, met uitzondering van de Oostelijke Randweg en de Westsingel, uitsluitend wegen voor met een maximale snelheid van 30 km/uur. Conform de Wgh vallen deze wegen dus buiten de akoestische onderzoeksplicht. Voor de Oostelijke Randweg en de Westsingel geldt een geluids- of onderzoekszone van 200 m vanaf de rand van de weg.

In het kader van dit bestemmingsplan worden enkele nieuwe woningen mogelijk gemaakt:

  • in het bestemmingsplan op diverse locaties de geldende bouwmogelijkheden overgenomen;
  • op een aantal locaties wordt op grond van een uitwerkingsplicht dan wel wijzigingsbevoegdheid de realisatie van nieuwe woningen mogelijk gemaakt.

Binnen de onderzoekszone langs de Oostelijke Randweg worden er op basis van het geldende bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Binnen een afstand van 200 m van de Westsingel worden er op basis van het nieuwe bestemmingsplan nieuwe woningen mogelijk gemaakt in de voormalige melkfabriek Eemlandia en het bijbehorende terrein. Aanvullend akoestisch onderzoek zal moeten uitwijzen welke maatregelen moeten worden getroffen bij de realisatie van deze woningen.

5.5 Bedrijven en milieuzonering

Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende bedrijfsactiviteiten is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende afstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk).

In de bijlage 5 van de toelichting is een lijst opgenomen van de aanwezige inrichtingen. Zoals uit deze lijst naar voren komt blijkt dat het merendeel van de aanwezige inrichtingen vallen binnen de milieucategorie 2.
Inrichtingen uit categorie 1 en 2 worden aanvaardbaar geacht in een woonomgeving, aangezien de hinder voor de omgeving minimaal is. De aanwezige inrichtingen leiden dan ook niet tot conflicten met woonomgeving. Middels de specifieke bepalingen ingevolge de (milieu)wetgeving wordt er voor gezorgd dat de mogelijke milieugevolgen voor de woonomgeving tot een aanvaardbaar minimum blijven beperkt.
In een enkel geval is sprake van milieucategorie 3.1 (i.c. de brandweerkazerne). De brandweer is van oudsher op het terrein van de gemeentewerf op de Bikkersweg gevestigd en wordt op de huidige locatie specifiek geregeld.

Op diverse plaatsen in het gebied komen binnen de woonbestemming beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis voor, zoals een accountantbedrijf of een verloskundige praktijk. Het betreft hier voornamelijk 'vrije beroepen' die als recht binnen de woonbestemming toegestaan zijn en niet leiden tot hinder voor de omgeving. Bedrijfsmatige activiteiten zijn onder voorwaarden toegestaan binnen de woonbestemming.

Bedrijven nabij het plangebied
Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door het bedrijventerrein De Kronkels-Haarbrug Noord. Uit paragraaf 5.4.1 blijkt dat op het bedrijventerrein grote lawaaimakers gesitueerd zijn. De geluidszone-industrielawaai loopt over het zuidelijk deel van het plangebied. De nabij gelegen bedrijven vallen binnen de milieucategorieën 1 t/m 3.2. Aan de noord- en westrand van het bedrijventerrein is handel in volumineuze goederen gesitueerd.

In het geldende bestemmingsplan Kronkels - Haarbrug (Noord) is een interne milieuzonering opgenomen waardoor rekening is gehouden met de nabijheid van de woningen van Bunschoten-Zuid.

5.6 Luchtkwaliteit

In de Wet luchtkwaliteit (Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm)) zijn grenswaarden opgenomen die bij nieuwe ruimtelijke plannen in acht dienen te worden genomen. In de wet wordt aangegeven dat bij uitoefening van bestuurlijke bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit ten aanzien van een bepaalde luchtverontreinigende stof de betreffende grenswaarden in acht moeten worden genomen.

Een bestemmingsplan met nieuwe ontwikkelingen kan worden vastgesteld, indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe ontwikkelingen leiden niet tot het overschrijden van de opgenomen grenswaarden;
  • b. de nieuwe ontwikkelingen leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect;
  • c. de nieuwe ontwikkelingen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor een grenswaarde is opgenomen;
  • d. de nieuwe ontwikkelingen genoemd of beschreven zijn, of passen binnen het programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (inwerking getreden op 1 augustus 2009 tot 1 augustus 2014).

Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
Regeling NIBM geeft voor een aantal categorieën van projecten een (getalsmatige) invulling aan de NIBM-grens. Een van die categorieën zijn woningbouwlocaties. Indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer bedraagt dan 3.000 woningen dan is er sprake van een NIBM project.
Indien een voorgenomen ontwikkeling binnen de begrenzing van de Regeling NIBM valt is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig mits de voorgenomen ontwikkeling niet valt onder het Besluit gevoelige bestemmingen.

Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Met deze AMvB wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg- en bejaardenhuizen, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt.
Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), vooral kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit.

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe zodanig grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt die beoordeeld dienen te worden ingevolge de wetgeving met betrekking tot luchtkwaliteit. Het bestemmingsplan leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.7 Externe veiligheid

5.7.1 Algemeen

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen

  • inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt;
  • transportroutes (over water, weg, rail en buizen) waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven.

5.7.2 Externe veiligheid in relatie tot het plangebied

Binnen het plangebied
Uit de provinciale risicokaart blijkt dat er in het plangebied geen bedrijven of inrichtingen gevestigd zijn waar externe veiligheid een rol van betekenis heeft. Ook vindt binnen het plangebied geen transport plaats van gevaarlijke stoffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0008.jpg"  

Afbeelding - uitsnede van de risicokaart van de provincie Utrecht

Buiten het plangebied
De risicokaart maakt inzichtelijk dat er zich op het bedrijventerrein de Kronkels diverse inrichtingen en bedrijven bevinden waar externe veiligheid wel een rol van betekenis heeft. Dit zijn de bedrijven welke zijn aangeduid met een rode stip. De meeste contouren liggen echter ruimschoots buiten het plangebied.
Een uitzondering wordt gevormd door het nabijgelegen LPG-tankstation BP Wijnands gesitueerd aan de Kronkels 3 op het gelijknamige bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0009.jpg"  

Afbeelding - Zones plaatsgebonden (rood) en groepsrisico bedrijventerrein 'De Kronkels' (bron: het bestemmingsplan 'Kronkels/Haarbrug (Noord)')

Voor het LPG-station is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Voor het tankstation geldt dat er een doorzet van het lpg is van minder dan 1.000 m3/jaar. Dit houdt in dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour op 45 m uit het vulpunt ligt en dat de afstand van het vulpunt en het reservoir tot de grens van het invloedsgebied op 150 m ligt. Binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour bevinden zich geen kwetsbare objecten conform het Bevi.

In het kader van het bestemmingsplan De Kronkels is voor het gehele bedrijventerrein destijds onderzoek verricht naar de personendichtheid als gevolg van de Bevi-bedrijven. Hieruit blijkt dat ten gevolge van het LPG-station de personendichtheid (van 109 personen) wordt overschreden, voor BP Wijnands zijn dit namelijk 202 personen. Dit houdt in dat de oriënterende waarde wordt overschreden.

Vervoer gevaarlijke stoffen
Op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) heeft de gemeente Bunschoten routes aangewezen voor het transporteren van gevaarlijke stoffen.
De wet schrijft voor dat elke vervoerder zich hieraan moet houden. Deze routes sluiten aan op de provinciale wegen en rijkswegen die door de provincie en/of het Rijk zijn aangewezen als 'route gevaarlijke stoffen'.

In het plangebied komen geen routes voor, waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen mag plaatsvinden. In de directe omgeving zijn wel enkele routes aangewezen voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Op De Kronkels betreft dit de N199, N414, De Kronkels, de Ampèreweg, de Einsteinweg en de Edisonweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0302_0010.png"  

Afbeelding - Route gevaarlijke stoffen

Uit bovenstaande afbeelding blijkt dat op het bedrijventerrein transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het plangebied ligt voor een beperkt deel binnen de 200 m toetsingszone. Het plangebied ligt dan ook binnen de plaatsgebonden risicocontour van deze route.

5.7.3 Verantwoording groepsrisico

Verantwoording groepsrisico BP Wijnands
Allereerst moet worden opgemerkt dat hier sprake is van een conserverend bestemmingsplan waarbij de in het plan benoemde inrichtingen met een extern veiligheidsaspect als bestaand zijn aangemerkt. Een conserverend bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. De vraag die hierbij moet worden beantwoord is of het bij het vaststellen van een conserverend bestemmingsplan om een nieuwe of bestaande situatie gaat.
Volgens het BEVI gaat het om een nieuw besluit en moet het dus worden getoetst aan nieuwe situaties. Het Ministerie van I&M (voorheen VROM) heeft besloten om het bevoegd gezag de mogelijkheid te geven om conserverende bestemmingsplannen als bestaande situatie te beschouwen. In die zin dient de verantwoording van het groepsrisico pas vanaf 2010 beschouwd te worden.

Ten aanzien van het groepsrisico kan verder nog opgemerkt dat dit geen grenswaarde is, maar een (buitenwettelijke) oriënterende waarde. Een oriënterende waarde geeft het bevoegde gezag een discretionaire bevoegdheid om hiervan gemotiveerd af te wijken. Een dergelijke afwijking wordt ten aanzien van het groepsrisico in ieder geval gemotiveerd aan de hand van de beoordeling van een viertal aspecten, te weten:

  • 1. toetsing aan de oriënterende waarde (BEVI art. 13.1 onder a en b);
  • 2. mogelijkheid tot een ontstane ramp te bestrijden (BEVI art. 13 lid 1d);
  • 3. beoordeling zelfredzaamheid van de aanwezige personen (BEVI art. 13 lid 1e);
  • 4. de kosten gemoeid met de sanering.

Hieronder is dit artikelsgewijs samengevat weergegeven.
Het BEVI stelt in artikel 13 lid 1; Indien een bevoegd gezag een besluit als bedoeld in artikel 5, eerste tot en met derde lid, vaststelt, wordt in de toelichting op het desbetreffende besluit, behoudens het vierde en vijfde lid in ieder geval vermeld:

  • a. de aanwezigheid en de op grond van dat besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of inrichtingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, voor zover het invloedsgebied ligt binnen het gebied waarop dat besluit betrekking heeft, op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld;
  • b. het groepsrisico per inrichting op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten en kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-5 per jaar, met een kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers van te hoogste 10-7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1.000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-9 per jaar;
  • c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft, die dat risico mede veroorzaakt en, indien van toepassing, de voorschriften die zijn of worden verbonden aan de voor die inrichting geldende vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer (Wm);
  • d. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in dat besluit zijn opgenomen;
  • e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegde gezag voornemens is te verbinden aan de voor een inrichting ten behoeve waarvan dat besluit wordt vastgesteld, te verlenen vergunning, bedoeld in artikel 8.1 van de Wm;
  • f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico;
  • h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de wet rampen en zware ongevallen in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting, en
  • i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.

Ad a en b
Zoals hiervoor reeds geconstateerd is er een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico. De oriënterende waarde van het groepsrisico van 109 wordt overschreden aangezien de personendichtheid ter plaatse 202 bedraagt.

Ad c en e
Los van de in het bestemmingsplan Kronkels/Haarbrug (Noord)opgenomen maatregelen ter beperking van een toename in het groepsrisico zijn er voor individuele inrichtingen nog een aantal bronmaatregelen mogelijk om het groepsrisico te verminderen. Bronmaatregelen hebben altijd de voorkeur vanwege hun effectiviteit ten aanzien van risicoreductie. Er kan daarbij gedacht worden aan de LPG tankstations waarbij de volgende maatregelen kunnen worden getroffen of in onderzoek zijn:

  • 1. doorzetbeperking
    Door het vastleggen van de doorzet kan worden voorkomen dat het groepsrisico toeneemt als gevolg van het verhogen van de doorzet en daardoor meer toelevering van product
  • 2. dag versus avond/nacht afleveren
    Wanneer er in het invloedsgebied sprake is van functies, waarbij mensen alleen overdag aanwezig zijn, kan in de milieuvergunning worden opgenomen dat alleen in de avond/nacht LPG afgeleverd mag worden.
  • 3. verbeterde vulslang
    Deze scheurbestendige loslang met lekdetectie waarbij tevens een automatische afsluiter met drukverschilmeting wordt aangebracht zorgt voor een aanzienlijke verkleining van de faalkans.
  • 4. hittewerende coating op de tankwand
    Door het aanbrengen van een hittewerende coating op de tankwagen krijgt de brandweer meer tijd om een brand in de nabijheid van een tankwagen te blussen. Hiermee wordt de kans op een 'BLEVE na brand' verkleind en hebben de hulpverleningsdiensten meer tijd om de omwonenden te evacueren.

Voor het LPG tankstation is de doorzet reeds in 2006 vastgelegd. Gelet op de huidige stand van zaken qua procedure is aangenomen dat daartegen bij de inrichtingdrijvers geen bezwaar bestaat.
Ten aanzien van de onder 2 aangehaalde maatregel valt zonder nader onderzoek niet te bepalen in hoeverre wijziging van het aflevermoment tot verbetering van het groepsrisico leidt. Dit omdat de afwezigheid van de personen binnen het plangebied moeten worden afgezet tegen de aanwezigheid van de personen in de woonwijk.
De onder 3 en 4 aangehaalde bronmaatregelen zijn momenteel in onderzoek op rijksniveau. De uitkomsten van dat onderzoek dienen vervolgens met de branche vertaald te worden naar de feitelijke invulling van de maatregelen.

Ad d en g
De hiervoor beschreven inventarisatie betreffende de externe veiligheid in het plangebied heeft zijn weerslag gevonden in een juridische vertaling in het bestemmingsplan Kronkels/Haarbrug (Noord), waarbij de plaatsgebonden risicocontour net binnen het voorliggende bestemmingsplan valt, over het openbare gebied. In de handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (augustus 2004) is voor industrie en bedrijvigheid 1 persoon/werknemer per eenheid per 100 m2 brutovloeroppervlak en voor kantoren is 1 persoon/werknemer per 30 m2 brutovloeroppervlak opgenomen. Door het bebouwingspercentage en de gebouwhoogte niet verder uit te breiden kan ook het aantal personen binnen een invloedsgebied niet verder (officieel) toenemen.
Nabij het tankstation aan de Kronkels 3 wordt de mogelijkheid uitgesloten om grootschalige kantoorgebouwen op te richten. In tegenstelling tot de vigerende bestemmingsplanmogelijkheden waarin het perceel volledig met kantoren mocht worden bebouwd, is er slechts ruimte opgenomen voor kleinschalige kantoren in een smalle bebouwingsstrook langs de weg. De personendichtheid binnen het invloedsgebied van het lpg-tankstation aan de Kronkels 3 wordt hiermee zoveel mogelijk ingeperkt.

Ad f
Aangezien het hier een conserverend bestemmingplan betreft is onderzoek naar de voor- en nadelen van de andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico niet aan de orde.

Ad h en i
De brandweer van de gemeente Bunschoten heeft een rapportage verricht naar de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid van een calamiteit voor het LPG station en het afvulpunt van propaan. Geconcludeerd wordt dat rond de risico-bronnen voldoende vluchtwegen aanwezig zijn, die ook voldoende capaciteit beschikken om de vluchtende personen weg te leiden van de risicobron. Daarnaast kan gesteld worden dat de scenario's te bestrijden zijn mits snelle blussing van het object dat de tank aanstraalt of koeling van de tank kan worden opgestart. Gelet op de planologische invulling van de gebieden rond de overige risicovolle bedrijven hoeft voor een afwijking van bestrijdingsmogelijkheden zoals hiervoor beoordeeld niet te worden gevreesd.

Saneringsmogelijkheden BP Wijnands
Het vorenstaande overwegende kan worden vastgesteld dat het hier een overwegend conserverend bestemmingplan betreft waarbij de verantwoording van het groepsrisico heeft plaatsgevonden voor zover dit de toetsing aan de oriënterende waarde, de beoordeling zelfredzaamheid van de aanwezige personen en de mogelijkheid tot het bestrijden van een ontstane ramp betreft. De kosten gemoeid met de sanering zijn niet onderzocht omdat dit, gelet op het conserverende plan nog niet aan de orde was. Het feit dat de bedrijfswoning van tankstation op de rand van de 10-6 contour van de eigen inrichting aanwezig is doet hier echter niets aan af, immers, deze woning wordt in het BEVI niet als kwetsbaar object aangemerkt.

Saneren op grond van een overschrijding van de groepsrisico is niet mogelijk en de vraag is of het wenselijk is. Mogelijk zijn er andere oplossingen om het groepsrisico te verlagen.

Wel wordt overwogen om met in acht name van de landelijke ontwikkelingen op het gebied van Externe veiligheid, een nader onderzoek te doen naar de saneringsmogelijkheden van de bedrijven welke het groepsrisico bijna of geheel overschrijden.

Verantwoording groepsrisico route gevaarlijke stoffen
Op basis van de vorenstaande informatie omtrent inrichtingen en transportroutes kan worden gesteld dat een klein deel van het plangebied binnen de verantwoordingsplicht van het groepsrisico is gelegen. Op basis van de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden bij besluiten die betrekking hebben op de voorgenoemde gebieden.
Zoals hierboven is geconcludeerd zijn er momenteel geen situaties die knelpunten opleveren voor wat betreft het plaatsgebonden risico. Tevens zijn er geen situaties waar de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt overschreden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en laat bij recht geen ontwikkelingen toe die veel mensen aantrekt. Hierdoor is het groepsrisico door de gemeente te verantwoorden.

5.8 Bodem

Algemene bodemkwaliteit
Uit de in 2005 vastgestelde bodemkwaliteitskaart voor de gehele gemeente Bunschoten bleek de algemene bodemkwaliteit voor zowel de onder- als de bovengrond te voldoen aan de criteria voor schone grond. De kaart is niet meer actueel en wordt in 2012 / 2013 geactualiseerd. De verwachting is dat de algemene bodemkwaliteit niet veranderd is. Uitzondering op de algemene bodemkwaliteit vormen:

  • vanuit de historie verdachte locaties;
  • bekende en potentiële gevallen van bodemverontreiniging;
  • restverontreiniging en anderszins overgebleven verontreiniging na sanering;
  • (vermoeden van) aanwezigheid van asbest in de bodem;
  • gedempte sloten, ophoog- en leeflagen.

Bodeminformatiesysteem 'Centrale As'
Uit het bodeminformatiesysteem voor dit gebied blijkt dat er:

  • vanuit de historie diverse verdachte percelen aanwezig zijn;
  • diverse gedempte sloten en ophooglagen aanwezig zijn. Deze zijn potentieel verdacht;
  • in het gebied diverse bodemonderzoeken zijn uitgevoerd;
  • in het gebied een aantal gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend is (onder andere Eemlandia-terrein (functioneel gesaneerd met achterblijvende ernstige verontreiniging, terrein Cornelis Houtmaanstraat/Veenestraat, Molenstraat 17, 62-64, Huygenlaan 26, Dorpsstraat 16, Burgwal 1 en tegenover 6).
  • in het gebied een aantal potentieel ernstige gevallen bekend is. Deze dienen op termijn nader te worden onderzocht.

Bodemonderzoek
Wanneer in de toekomst sprake is van de aanvraag van een omgevingsvergunning, voor het bouwen, wijziging of afwijking op het bestemmingsplan, of bij uitgifte/aan- en verkoop van percelen door de gemeente is bodemonderzoek noodzakelijk.
Uit het bodemonderzoek moet blijken dat de bodem geschikt is voor het realiseren van een gewenst project, met andere woorden:

  • dat er geen verontreiniging aanwezig is;
  • dat de eventueel aanwezige verontreiniging niet schadelijk is voor de omgeving;
  • welke maatregelen er nodig zijn om de bodem geschikt te maken om de uitbreiding te realiseren.

5.9 Waterparagraaf

5.9.1 Watersysteem

Het watersysteem omvat het grondwater en het oppervlaktewater, inclusief oevers en waterbodems. Het plangebied ligt in het noordoostelijk deel van het deelstroomgebied Eemland. Dit (regionale) watersysteem betreft het stroomdal van de Eem vanaf Amersfoort en de diverse polders tussen Eemnes en de Laak en wordt in het zuiden begrensd door de hogere gronden van Soest en Baarn.
Het gebied valt binnen het beheersgebied van Waterschap Vallei & Eem.

Waterhuishouding
De waterhuishouding in het gebied wordt mede bepaald door het (diepere) grondwatersysteem. De basis van het grondwatersysteem bestaat uit een afsluitende laag op circa 150 m diepte. Daarboven liggen drie goed doorlatende zandpakketten die onderling door afsluiten de lagen niet of slechts op een aantal plaatsen met elkaar in contact staan. Het regionale grondwatersysteem in het tweede en derde watervoerende pakket wordt gevoed door hemelwater dat op de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug in de grond zakt. Dit oude en gerijpte grondwater stroomt traag in noordwestelijke richting (Flevopolders). Bunschoten ligt in een zogenaamde intermediaire zone waar kwel noch infiltratie optreedt.

In het eerste watervoerende pakket bevindt zich vooral 'jong' grondwater dat in de nabije omgeving in de grond is gezakt. Dit grondwater is merkbaar beïnvloed door het agrarisch grondgebruik. Langs het Eemmeer en de Eem komt langs de dijken lokale kwel voor. De freatische (ondieper) grondwaterstanden zijn betrekkelijk hoog en volgen het gevoerde bemalingsregiem.
Door veranderingen in de waterhuishouding de afgelopen 100 jaar is de toestroming van diep grondwater verminderd vanuit het Veluwemassief en de Utrechtse Heuvelrug. Gevolg is een verlaagde kweldruk. Dit wordt mede versterkt door de afbuiging van de zeer diepe grondwaterstromingen naar het noorden na de aanleg van de IJsselmeerpolders. Door deze geringere kweldruk is er in het gebied ten westen van de kern Bunschoten-Spakenburg sprake van matige verdroging en oxidatie van het veen.

Oppervlaktewater
Bunschoten maakt deel uit van het deelstroomgebied Eemland. De Eem (en stroomopwaarts van Amersfoort het Valleikanaal) is binnen dit stroomgebied de centrale ader waarlangs water wordt af- en aangevoerd. Door bodemdaling als gevolg van ontwatering, is de Eem in loop der eeuwen boven het omliggende land komen te liggen. Deze van oorsprong natuurlijke rivier stroomt van zuid naar noord en watert vrij af op het Eemmeer. Het Eemmeer heeft een gemiddeld zomerpeil van -0,2 m NAP en een gemiddeld winterpeil van -0,4 m NAP. Het Eem peil wisselt sterk door windinvloed. Bij opstuwing vanuit het Eemmeer kan de afvoer tijdelijk stagneren.

In de kern Bunschoten-Spakenburg is sprake van drie peilvakken met een vast peil van -0,55, -0,85 en -1,00 m NAP. De stedelijke waterpeilen zijn hoger dan die in de omliggende poldergebieden. Het woongebied binnen het plangebied liggen binnen het peilvak -0,55 m NAP. De drooglegging in de -0,85 en -1,00 m NAP peilvakken is veelal voldoende (>1,0 m). In het -0,55 m NAP gebied is de drooglegging gering (0,50 tot 0,75 m). Hier is lokaal sprake van grondwateroverlast. Vanwege de historische panden in het gebied (met houten paalfunderingen) is verlaging van de grondwaterstand niet zonder meer mogelijk (risico op paalrot).

In Bunschoten-Spakenburg zijn in het verleden meerdere watergangen gedempt. Zo is de oude havenkolk op het Kolkplein verdwenen en heeft de verbinding tussen de Oude Haven en de Spakenburgergracht plaats moeten maken voor het Spuiplein.
Uit toetsing van het stedelijk water blijkt dat het watersysteem (precies) voldoende bescherming biedt tegen wateroverlast. Peilstijgingen bij (hevige) neerslag zijn van een acceptabele orde. De waterafvoer vanuit het stedelijk gebied op het omliggende polderland is fors. Bij aanleg van nieuw verhard oppervlak dient voldoende water te worden gerealiseerd om ook in de nieuwe situatie de kans op wateroverlast te beperken en verdere afwenteling op de omliggende polders te voorkomen. In dit verband is goed hier te vermelden dat de westelijke Stadsweide door het Waterschap Vallei & Eem is aangewezen als overloopgebied waar in geval van extreme neerslag extra waterberging kan worden gecreëerd.

Het stedelijk water kan met het gemaal aan de De Kleine Pol worden aangevuld vanuit de Rengerswetering. De doorspoelmogelijkheden zijn beperkt. Via stuwen stroomt het stedelijk water af op de Bikkerspolder en Oosterpolder.
In 2005 is het onderhoud van de primaire watergangen in Bunschoten-Spakenburg overgedragen van de gemeente aan het waterschap. Deze watergangen zijn primair omdat ze van belang zijn voor aanvoer en afvoer van water. De overige watergangen blijven in onderhoud van gemeente of aangeland.

Tegengaan wateroverlast
Door de snelle afvoer van hemelwater in het stedelijk gebied komt het water snel in de riolering terecht. Het Waterschap Vallei & Eem en de gemeente nemen waar mogelijk maatregelen om in bestaand en nieuw te ontwikkelen gebied wateroverlast te voorkomen en vuil- en schoonwater te scheiden.

Verbeteren waterkwaliteit
De belangrijkste doelstellingen van het stedelijk waterbeheer liggen op het gebied van het verbeteren van het beheer van watergangen, het beheren van de waterkwaliteit en het beperken van de afvoer van schoon water naar de rioolwaterzuivering.
Het beleid van het Waterschap en de gemeente is er dan ook op gericht om, waar mogelijk en haalbaar, schoon hemelwater direct naar het oppervlaktewater af te voeren. Bij reconstructies van wegen wordt bezien of afkoppeling van verhard oppervlak kan plaatsvinden.

Beheer watergangen en oevers
Het Waterschap Vallei en Eem is primair verantwoordelijk voor het waterbeheer en gaat na of iedereen zich aan de regels houdt. De regels voor beheer van watergangen en bijbehorende oevers is vastgelegd in de zogeheten 'Keur Waterschap Vallei en Eem 2009'.

5.9.2 Watervisie

In de watervisie worden maatregelen beschreven om de gebruikswaarde en belevingswaarde van het water in de gemeente Bunschoten te verhogen. Het plangebied maakt deel uit van bebouwd gebied (deelgebied 2).

Ten aanzien van het bebouwde gebied wordt gemeld dat, met uitzondering van een aantal weidegebieden, het grootste deel bestaat uit verhard oppervlakte. Het merendeel van de neerslag dat op het verharde oppervlak valt, komt in het riool terecht. Een belangrijk deel van de riolering is gemengd stelsel. Bij hevige neerslag kunnen overstortingen vanuit de riolering voorkomen, waarbij verdund afvalwater in het oppervlaktewater terecht komt.

Knelpunten in het bebouwd gebied zijn:

  • overmatige (snelle) afvoer van hemelwater door gebrek aan waterberging;
  • slechte waterkwaliteit onder andere door gebrekkige doorstroming en overstort vanuit het gemengde riool;
  • geringe ecologische en belevingswaarde van de water- en oevervegetaties.

Aan de hand van het beleid wordt in het waterplan middels concrete streefbeelden aangegeven wat de gewenste situatie is in 2015. Voor het bebouwde gebied en het plangebied in het bijzonder wordt onder andere het volgende beeld geschetst:

  • het grondwater in het plangebied is voldoende hoog om eventuele schade (door paalrot) aan historische panden te voorkomen;
  • alle in- en uitbreidingslocaties zijn (vanaf 2006) “waterneutraal”. Wanneer niet voldoende ruimte voor waterberging binnen de in' en uitbreidingslocatie aanwezig is (niet waterneutraal) wordt binnen peilvakniveau naar compensatie gezocht voor het verlies. Als vuistregel wordt gesteld dat bij alle in- en uitbreidingslocaties (vanaf 2006) bij voorkeur minimaal 10% tot 15% waterberging wordt gerealiseerd in de vorm van vijvers en singels;
  • de oevers bij nieuwe watergangen wordt natuurvriendelijk ingericht (geen steile beschoeiingen of ander harde oevers). Bestaande oevers van waardevolle watergangen worden zoveel natuurvriendelijk ingericht;
  • in alle in- en uitbreidingsgebieden wordt (vanaf 2006) het hemelwater van schone oppervlakten niet op de riolering geloosd. Dit schone hemelwater wordt bij voorkeur lokaal gebruikt of op lokaal oppervlaktewater geloosd;
  • circa 10% (ten opzichte van 2003) van het verharde oppervlakte wordt van de riolering afgekoppeld. Dit wordt gerealiseerd door zowel inwoners (daken) als de gemeente (wegen). Het afgekoppelde water wordt bij voorkeur lokaal gebruikt.
5.9.3 Overleg

In het kader van het watertoetsproces is het Waterschap Vallei & Eem door de gemeente Bunschoten ingelicht over dit bestemmingsplan. De resultaten van dit overleg zullen in dit plan worden opgenomen.

5.10 Flora en fauna

Binnen de bescherming van de natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen bescherming van gebieden en van soorten.

Gebiedsbescherming
De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaatsvinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.

  • het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied. In de omgeving van het plangebied ligt het Natura 2000-gebieden 'Arkemheen' en 'Eemmeer & Gooimeer Zuidoever';
  • de stedelijke kern van Bunschoten ligt als geheel binnen het Nationaal landschap Arkemheen-Eemland;
  • het plangebied maakt tot slot geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur van Utrecht.

Voorliggend bestemmingsplan is conserverend van aard en staat daarom geen ontwikkelingen toe die de specifieke waarden van de bovengenoemde gebieden aantasten.

Soortenbescherming
De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).
Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan en het feit dat dit bestemmingsplan geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk maakt, is de verwachting dat er geen sprake is van de aantasting van eventuele aanwezige natuurwaarden. In het geval van verschillende uitwerkingen en wijzigingen naar woningbouw dient de aanvaardbaarheid bij uitwerking c.q wijziging te worden aangetoond. In de planregels wordt deze randvoorwaarde opgenomen.

5.11 Duurzaamheid

Op 28 mei 2003 heeft de gemeente Bunschoten het Convenant Duurzaam Bouwen Regio Eemland ondertekend. Dit convenant heeft als doel duurzame woning- en utiliteitsbouw te verbeteren en te stimuleren. In dit convenant is afgesproken dat de in het Nationaal Pakket Duurzame Stedebouw beschreven richtlijnen voor het planvormingsproces gevolgd zullen worden. Deze richtlijnen zijn gebaseerd op zeven duurzaamheidthema’s waarvoor verschillende keuzen, maatregelen en handelingen zijn omschreven. Deze thema’s zijn water, natuur en ecologie, verkeer, leefbaarheid, energie en materiaal.

In 2007 heeft het college van B&W besloten dat per duurzaamsheidsthema 25% van de variabele maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame Woningbouw zullen worden nagestreefd. Door middel van duurzaam bouwen ontstaat er een plan welke gekarakteriseerd wordt door onder andere:

  • lage energielasten en lage CO2 uitstoot;
  • gezond binnenmilieu;
  • veilig, zowel binnen en buiten;
  • flexibel en aanpasbaar (toekomstgericht);
  • zuinig waterverbruik;
  • ruimte voor flora en fauna.

Plannen dienen te voldoen aan de landelijk vastgestelde EPC-normering.

5.12 Kabels en leidingen

Voorzover bekend liggen binnen het plangebied of in de directe omgeving van het plangebied geen kabels en/of leidingen die ruimtelijke relevant zijn, en een doorwerking dienen te hebben in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Wijze van bestemmen

6.1 Juridisch opzet

Het bestemmingsplan Centrale As is een gedetailleerd bestemmingsplan. Het bestemmingsplan dient in eerste instantie de bestaande bebouwing en functies te omvatten en staat in beperkte mate ontwikkelingen toe (het uitbreiden van woningen en het oprichten van aan- en bijgebouwen).
Voor de bestaande functies wordt, gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het gebied, gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies en gewenste functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden verkregen en behouden.

Het bestemmingsplan bestaat volgens artikel 3.1.3. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) feitelijk uit de volgende (juridisch bindende) onderdelen:

  • geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen, de verbeelding;
  • een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven, de regels.

Toelichting
Zoals blijkt uit artikel 3.1.16 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaat het plan vergezeld van een toelichting. Dat betekent dat deze toelichting formeel geen deel uitmaakt van het plan en geen juridisch bindende werking heeft.

Verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen en zijn diverse bepalingen, onder andere betreffende hoogtematen en functietoedeling, in beeld gebracht. Ook zijn aanduidingen opgenomen, waar dat nodig is om binnen een bestemming een specifieke regeling mogelijk te kunnen maken.

Regels
De opbouw van de regels is gelijk aan die van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw van de regels is als volgt:

  • betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
  • de gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
  • algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
  • overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt, voorzover nodig, uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijkingen van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden;
  • omgevingsvergunning voor het slopen;
  • wijzigingsbevoegdheid.

6.2 Inleidende regels

Om te voorkomen dat er discussie ontstaat over de interpretatie van de regels bestaan de Inleidende regels uit begripsbepalingen en de wijze van meten:

  • in de 'Begrippen' (artikel 1) wordt een omschrijving gegeven van de in de regels gehanteerde begrippen. Als gebruikte begrippen niet in deze lijst voorkomen, dan geldt de uitleg/interpretatie conform het dagelijks taalgebruik;
  • in het artikel over de 'Wijze van meten' (artikel 2) worden de te gebruiken meetmethodes vastgelegd.

6.3 Bestemmingsregels

6.3.1 Agrarisch / Agrarisch met waarden - Stadsweiden

De stadsweiden hebben de bestemming Agrarisch met waarden - Stadsweiden gekregen. In de bestemmingsomschrijving is uitdrukkelijk de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarden van de stadsweiden genoemd. Voor een aantal werkzaamheden zal een vergunning moeten worden aangevraagd bij B&W om de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het gebied te beschermen.

De aan de oostzijde van de Rengersweg gelegen overige agrarische gronden zijn als 'Agrarisch' bestemd.

Voor beide geldt dat op de verbeelding geen bouwvlakken zijn opgenomen; de gronden mogen dan ook niet bebouwd worden. Verder past de realisering van bijvoorbeeld volkstuintjes niet binnen deze regeling.
In combinatie met de bovenliggende dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie' en 'Waarde -Cultuurhistorie' wordt het gebruik van de gronden als grasland zoveel mogelijk beschermd. Voor afrasteringen geldt dat deze transparant moeten zijn en alleen ten behoeve van het agrarisch gebruik. De werkzaamheden zullen moeten passen binnen de cultuurhistorische beleidsuitgangspunten van de 'Notitie Stadsweiden'.

6.3.2 Bedrijf

Een aantal van de in het plangebied aanwezige bedrijven zijn als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming zijn categorie 1 en 2 bedrijven toegestaan welke zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij de regels is opgenomen.

6.3.3 Gemengd / Detailhandel

De gemengde bestemming voorziet in een veelheid aan functies, die onderling uitwisselbaar zijn. Het gaat hierbij om diverse percelen langs de Dorpsstraat, Kolkplein, Molenstraat/Koningin Wilhelminastraat en Zuidwenk. Binnen de gemengde bestemming zijn op de begane grond als recht kleinschalige bedrijvigheid (milcat 2), dienstverlening, kantoor en maatschappelijk toegestaan.
De verdiepingen zijn in eerste instantie bestemd voor de woonfunctie. De gemengde functies zelf zijn uitsluitend op de begane grond mogelijk behoudens ontheffing en tenzij in de bestaande situatie sprake is van een andere functie dan de woonfunctie. De aanwezige detailhandel is binnen aangeduid. Nieuwe detailhandel is niet mogelijk binnen de bestemming 'Gemengd'.

De bestemming 'Detailhandel' is gegeven aan die gronden waar alleen detailhandel is toegestaan en geen uitwisseling plaatsvindt met andere functies.

6.3.4 Groen - 1 en Groen - 2

De groenvoorzieningen die van belang zijn voor de uitstraling van Centrale As hebben in dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen - 1' of Groen - 2' gekregen. Kleinere groene gebieden, zoals de bermen langs wegen en het zogenaamde blokgroen, worden betrokken binnen de verkeersbestemmingen.

Binnen deze bestemming 'Groen - 1' zijn uitsluitend groenvoorzieningen toegestaan en daarbij behorende voorzieningen. De bestemming 'Groen - 2' is ruimer; naast groenvoorzieningen zijn binnen deze bestemming ook parkeervoorzieningen als recht toegestaan. Binnen de bestemming 'Groen - 1' zijn parkeervoorzieningen enkel mogelijk door middel van een afwijking bij een omgevingsvergunning.
Binnen de groenbestemmingen zijn ook voetpaden, speelvoorzieningen en ondergrondse nutsvoorzieningen toegestaan evenals waterpartijen.

De mogelijkheid om snippergroen toe te voegen aan de woonpercelen is enkel binnen de bestemming 'Groen - 2' mogelijk via een afwijking.

6.3.5 Horeca

De in het plangebied aanwezige horeca-bedrijven hebben de bestemming 'Horeca' gekregen. Ter plaatse is horeca-B toegestaan. Boven de horecavestiging mag gewoond worden.
Op de verbeelding is het bouwvlak aangegeven waar de bebouwing zich mag bevinden. Daarnaast zijn de maximale bouwmaten op de verbeelding vastgelegd.

6.3.6 Kantoor

De in het plangebied aanwezige kantoorpanden, zoals het monumentale kantoorpand aan de Veenestraat, zijn bestemd als 'Kantoor'. Op de verbeelding is het bouwvlak aangegeven waar de bebouwing zich mag bevinden. Daarnaast zijn de maximale bouwmaten op de verbeelding vastgelegd. In het geval van het monumentale kantoorpand aan de Veenestraat is de aangrenzende waardevolle tuin bestemd als 'Tuin'.

6.3.7 Maatschappelijk

Alle bestaande maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Op de verbeelding is per locatie door middel van een bebouwingsvlak, in combinatie met een bebouwingspercentage aangegeven, welk deel van het perceel bebouwd mag worden. Daarnaast zijn op de verbeelding de maximale hoogtematen voor het gebouw opgenomen.

Om te voorkomen dat totaal verschillende en strijdige functies onderling volledig uitwisselbaar worden (bijvoorbeeld een kerkgebouw in gebruik nemen als school), zijn in het bijzonder de kerken middels een nadere aanduiding op de verbeelding vastgelegd.

Middels een specifieke gebruiksregel is op het terrein van basisschool De Ark de mogelijkheid opgenomen voor de tijdelijke voorziening van een noodlokaal.

6.3.8 Recreatie

De volkstuinen hebben de bestemming 'Recreatie' met een gelijknamige functieaanduiding gekregen. Op de betreffende gronden zijn, met uitzondering van de materialenberging van 45 m², geen andere gebouwen toestaan.

6.3.9 Sport

Het sportveld annex trapveld heeft de bestemming 'Sport' gekregen. Op de betreffende gronden zijn geen gebouwen toestaan.

6.3.10 Tuin

De bestemming 'Tuin' ligt aan de voorzijde van de in het plangebied voorkomende bestaande burgerwoningen. Binnen deze bestemming zijn in principe geen gebouwen toegestaan. Uitzondering hierop vormt de gemeentelijke standaard regeling voor erkers en ingangspartijen. Voor bestaande situaties die niet voldoen aan de erkerregeling (diepere erkers dan de gebruikelijke 1 m) is een aparte regeling opgenomen. Datzelfde geldt ook voor bergingen en carports.

In het geval van de Dorpsstraat is de bestemming 'Tuin' ook gelegd op een deel van de gronden, gelegen tussen de bebouwing aan de Dorpsstraat en de stadsweiden. Deze gronden behoren bij de woningen op hetzelfde perceel. De belangen van de openheid verzetten zich tegen het bieden van mogelijkheden om bijbehorende gebouwen (schuren, bergingen en dergelijke) te realiseren.
Ook de vanuit cultuurhistorisch oogpunt is het niet wenselijk om gebouwen te realiseren.

6.3.11 Verkeer en Verkeer - Verbijfsgebied

De wegen die primair gericht zijn op de afwikkeling van het doorgaande verkeer zijn voorzien van de bestemming 'Verkeer'. Dit betreft de Oostelijke Randweg en de Bikkersweg.
De overige wegen, (ondergeschikte) groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeerplaatsen zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied benadrukt het verblijfskarakter. Binnen deze bestemming zijn ook nutsvoorzieningen en ondergrondse infrastructuur toegestaan.

6.3.12 Water / Water - Historische watergang

De in het plangebied voorkomende watergangen zijn bestemd als 'Water'. Naast de bestaande watergangen bevinden zich in het plangebied ook nog enkele kavelsloten. Een aantal van deze kavelsloten heeft eveneens de waterbestemming gekregen.
De watergangen rond de westelijke Stadsweiden waaronder de oude (deels verloren gegane) stadsgracht hebben de bestemming 'Water - Historische watergang' gekregen. Hiermee krijgen de watergangen eenzelfde bescherming als de Stadsweiden.

6.3.13 Wonen – Autobox

De garageboxen binnen het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Wonen - Autoboxen'. De garageboxen zijn bestemd voor de stalling van (motorvoertuigen).
Gebouwen ten behoeve van deze garageboxen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

6.3.14 Wonen

In het bestemmingsplan zijn vier woonbestemmingen opgenomen, te weten :

De woonbestemmingen zijn opgesteld op basis van het type woningen.

Bouwregels
De belangrijkste bouwregels zijn die met betrekking tot het bouwen van de woning binnen het bouwvlak en de goot- en bouwhoogte van de woning. In de regels is vastgelegd dat de goot- en bouwhoogte van de woningen niet meer mag bedragen dan de oorspronkelijke goot- en bouwhoogte. Met oorspronkelijk wordt bedoeld de woning zoals deze volgens de eerste daarvoor verleende bouwvergunning is gebouwd.
Een uitzondering op deze regel geldt voor nieuwe woningen die op de verbeelding de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' hebben gekregen.

De bestemmingen 'Wonen - Aaneengesloten', 'Wonen - Twee aaneengesloten' en 'Wonen - Vrijstaand' hebben nagenoeg dezelfde systematiek. Ook de aan- en uitbouwen en bijgebouwenregelingen van deze bestemmingen zijn nagenoeg identiek.
Voor de bestemming 'Wonen - Gestapeld' is een afwijkende bijgebouwenregeling opgenomen. Bij een gestapelde woning mag ten hoogste één bijgebouw gerealiseerd worden. De oppervlakte van dit bijgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m².
Bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen) mogen uitsluitend 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gerealiseerd. Onder de voorgevelrooilijn wordt in dit verband verstaan: de voorgevel en het verlengde daarvan.

Tot slot zijn burgemeester en wethouder bevoegd om nadere eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bijbehorende bouwwerken, die hetzij in de erfafscheiding, hetzij binnen een afstand van 2 m hiervan worden gebouwd. Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bouwregels.

Maximum bebouwd oppervlak
Op de verbeelding is voor diverse adressen aan de Dorpsstraat en de Veenestraat een extra bouw-aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mag de gezamenlijke oppervlakte van de hoofdgebouwen, aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

Bijgebouwen voor de voorgevel aanduiden
Hoofdregel is dat bijgebouwen 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd. Op een aantal locaties, bijvoorbeeld aan de Koerierster, zijn bijgebouwen van oorsprong aan de straatzijde voor de voorgevel gebouwd. Op de verbeelding hebben deze bijgebouwen de aanduiding 'bijgebouwen' gekregen. In de regels is een bijbehorende regeling opgenomen.

Vrije beroepen aan huis
Binnen de woonbestemming is als recht opgenomen dat het mogelijk is om een 'vrij beroep' aan huis uit te oefenen. Hier vallen beroepen onder zoals huisarts en accountant. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor een 'vrij beroep' aan huis mag niet meer bedragen dan 15% van de totale oppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 40 m².

Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
In de regels behorende bij dit bestemmingsplan is in de woonbestemming, door middel van een afwijking, geregeld dat in de woning of bijbehorende bouwwerken in beperkte mate bedrijfsactiviteiten, anders dan 'vrije beroepen' kunnen worden uitgeoefend.
De afwijkingsregel is aan voorwaarden verbonden die er zorg voor moeten dragen dat het karakter van de omgeving zo veel mogelijk blijft gehandhaafd en dat er geen overlast voor de woonomgeving ontstaat. De activiteiten dienen bedrijfsmatige activiteiten te zijn die geen milieuvergunning nodig hebben of milieumeldingplichtig zijn. Daarnaast is bepaald dat het geen horeca mag betreffen. Detailhandel is zeer beperkt mogelijk en dient zich te beperken tot de verkoop van de thuis vervaardigde producten en niet concurrerend te zijn.
Maximaal 15% van het totale vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt voor de bedrijfsmatige activiteit met een maximum van 40 m². Ten aanzien van verkeers- en parkeerdruk wordt bepaald dat de bedrijfsactiviteit niet mag leiden tot een onevenredige vergroting daarvan in de omgeving.

Op diverse locaties zijn van oudsher beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis gevestigd die niet passen binnen de gemeentelijke afwijkingsregels. Deze zijn door middel van nadere functie-aanduidingen (zoals 'opslag', 'dienstverlening', 'detailhandel', 'bedrijf', 'visverwerkingsbedrijf', 'toonzaal' of 'kantoor') op de verbeelding aangegeven en hebben in de regels een passende regeling gekregen.

Gebruik van woningen
Het gebruik van woningen wordt in eerste instantie voorbehouden aan reguliere huishoudens. In woningen groter dan 80 m2 bvo mogen ook vier afzonderlijke personen (c.q. éénpersoonshuishoudens) worden gehuisvest. Onder voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders toestaan dan in woningen groter dan 150 m2 bvo meer dan vier afzonderlijke personen worden gehuisvest.

6.3.15 Woongebied - Uit te werken

Op de verbeelding zijn zes woongebieden opgenomen met een uit te werken bestemming, bestaande uit acht deelgebieden. Voor de betreffende locaties zijn de toekomstige functies wel bekend, maar bestaat nog geen duidelijkheid over de precieze inrichting.
In de planregels zijn de randvoorwaarden opgenomen die bij uitwerking in acht genomen dienen te worden. Deze randvoorwaarden zijn zoveel mogelijk overgenomen uit de oorspronkelijke c.q. geldende bestemmingsplannen.

6.3.16 Waarde - Archeologie 1 t/m 4

De delen van het plangebied waar sprake is van een beschermd monument, hoge waarde of een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde hebben naast de hoofdbestemming ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' tot en met 'Waarde - Archeologie 4'.
Met deze dubbelbestemmingen wordt het onbedoeld verstoren van het mogelijk waardevolle bodemarchief voorkomen.

Voor een aantal werkzaamheden binnen deze gebieden dient vergunning aangevraagd te worden bij B&W. Omdat in het geval van Waarde - Archeologie 1 sprake is van een beschermd archeologisch monument is de minister (i.c. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (de RCE)) het bevoegd gezag.

6.3.17 Waarde - Cultuurhistorie

Deze dubbelbestemming is gericht op bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden. De begrenzing van deze bestemming is gerelateerd aan de erfgoedcontouren die op de Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As, die als bijlage bij deze regels is gevoegd, zijn aangegeven.

De regels zijn hier van toepassing op de cultuurhistorisch waardevolle objecten die op de Cultuurhistorische beleidskaart Centrale As binnen de erfgoedcontour zijn aangeduid als:

  • cultuurhistorisch dominant/ gemeentelijk monument (rood), waaronder onder de rijksmonumenten (paars) vallen;
  • beeldbepalend (oranje);
  • beeldondersteunend (geel).

Wat betreft de panden die als cultuurhistorisch dominant/gemeentelijk monument zijn aangeduid (= rood) geldt het volgende: standaard is binnen het PER© op dit niveau alles vergunningplichtig, ook het interieur. De gemeente Bunschoten heeft er echter bij het onderhavige bestemmingsplan voor gekozen om deze panden te beschermen via het vergunningenstelsel van de erfgoedverordening.
Zolang de aanwijzing krachtens de verordening (artikel 1, lid a, sub 1a juncto artikel 3) niet heeft plaatsgevonden heeft rood op de beleidskaart in dit bestemmingsplan dezelfde bescherming als oranje (beeldbepalend). De beeldbepalende objecten zijn, voor zover het hun aanzien betreft vanaf de openbare ruimte, aan te merken als gemeentelijk monument, in de zin van art. 1, lid a, sub 1b van de Erfgoedverordening.

Bij de onderscheiden cultuurhistorisch waardevolle objecten worden ten aanzien van het bouwen in de planregels beperkingen c.q. voorwaarden gesteld.
Verder geldt er voor de dominante panden c.q. gemeentelijke monumenten (rood) en beeldbepalende (oranje) en beeldondersteunende (geel) objecten een verbod voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voor zover zichtbaar vanaf de openbare weg. Het gaat hierbij om werkzaamheden als voegen en schilderen van monumentale gevels. Over het verzoek om omgevingsvergunning (aanlegvergunning) wordt het advies van de Welstandcommissie of de Monumentencommissie gevraagd. Tot slot geldt er voor de onderscheiden cultuurhistorisch waardevolle objecten (i.c. rood, oranje en geel) een sloopverbod behoudens sloopvergunning van burgemeester en wethouders. Over het verzoek om sloopvergunning wordt het advies van de Monumentencommissie gevraagd.

6.4 Algemene regels

In hoofdstuk 'Algemene regels' van de planregels zijn de algemene regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele bestemmingsplan opgenomen. Het betreft onder meer de anti-dubbeltelbepaling.
In de algemene regels zijn parkeernormen opgenomen om zeker te stellen dat er in het geval van reguliere omgevingsvergunningverlening, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, op eigen terrein of elders binnen het plangebied.
Daarnaast zijn algemene regels opgenomen ten behoeve van de aanduiding 'geluidzone – industrie'.

Voorts biedt het plan op diverse onderdelen zogenaamde algemene afwijkings-regels. Dat gaat over kleine afwijkingen van de regels, het realiseren van nuts-voorzieningen en over het toelaten van meer dan vier afzonderlijke personen in een woning (conform 'Bestemmingsregeling huisvesting migranten') en het mogelijk maken van mantelzorg (conform 'Beleidsregel kangoeroewoningen').
Het beleid omtrent Bed and Breakfast is in de regels vertaald in de algemene afwijkingsregels. Bed and breakfast is onder bepaalde voorwaarden op kleine schaal in woningen toegestaan. 

In de algemene wijzigingsregels zijn regels opgenomen ten behoeve van het wijzigen van het plan. Op een aantal locaties wordt het mogelijk gemaakt om nieuwe woningen, door middel van een wijzigingsbevoegdheid, te realiseren. Deze locaties zijn voorzien van een aanduiding.
In de wijzigingsregels is ten slotte de 'Wijzigingsbevoegdheid schurenregeling' uit het voorgaande bestemmingsplan overgenomen. Op basis van deze regeling is het mogelijk om op percelen langs de Dorpsstraat oude stallen en schuren te slopen ten behoeve van een nieuwe woning. Daarbij gelden niet alleen de randvoorwaarden die in wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen, maar ook de beschermende voorwaarden uit de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'.

6.5 Overgangs- en slotregels

In het hoofdstuk 'Overgangs- en slotregels' is het overgangsrecht opgenomen, in overeenstemming met het bepaalde in het Bro. In de slotregel is aangegeven op welke wijze het plan aangehaald kan worden.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Dit bestemmingsplan heeft in de eerste plaats vooral tot doel om de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen dan ook voor rekening van de gemeente.

7.1 Nieuwe ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is voor een groot deel consoliderend van aard. Het plan voorziet, naast de gebruikelijke (beperkte) uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande functies, slechts in beperkte mate in nieuwe ontwikkelingen. Het betreft in de meeste gevallen bestaande particuliere initiatieven waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

In het bestemmingsplan wordt op een aantal locaties nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt (zie paragraaf 4.4). Het betreft vrijwel uitsluitend bestendiging van bestaande planologische rechten uit de geldende bestemmingsplannen. In dergelijke gevallen worden geen plankosten meer in rekening gebracht die samenhangen met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. Een deel van de gronden zijn bovendien in eigendom van de gemeente.
Voor de ontwikkeling van de locatie Eemlandia is enkele jaren gelden een overeenkomst gesloten. Die zal dienen te worden herzien (gewijzigd/aangevuld) op basis van de nieuwe afspraken. Het streven is dit via een anterieure overeenkomst te regelen.

Mochten er (andere) kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald, dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de wijziging of omgevingsvergunning nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.

7.2 Planschade

De enige kosten die uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Het voorliggend bestemmingsplan maakt in principe geen nieuwe planologische wijzigingen mogelijk. Er is op voorhand geen aanleiding voor vergoedbare planschade.
Planschade is evenwel niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag (laten) bezien of er planschade kan ontstaan. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoel in artikel 6.4a van de Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen ten behoeve van de aanvrager.

Wat betreft eventuele planschade als gevolg van de aanwijzing van cultuurgoed in het bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 3.2 van de nota Planologisch erfgoedregime, bestemmingsplan De Centrale As in Bunschoten (bijlage 4). Geconcludeerd wordt dat ook hier geen sprake is van aanleiding voor vergoedbare planschade.

7.3 Exploitatieplan

Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten er in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder de wijzigingsbevoegdheid vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheid een exploitatieplan op te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1 Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp-bestemmingsplan Centrale As toegezonden aan betrokken overlegpartners. Een aantal van de overlegpartners heeft schriftelijk gereageerd. De reacties zijn samengevat en van antwoord voorzien (zie Resultaten vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro Centrale as)

8.2 Inspraak

Het voorontwerp-bestemmingsplan Centrale As heeft vanaf 7 maart 2013 voor een periode van 6 weken voor iedereen ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan kon worden inzien op het gemeentehuis. Het bestemmingsplan was eveneens digitaal te raadplegen via de website van de gemeente www.bunschoten.nl of op www.ruimtelijkeplannen.nl met de plancode NL.IMRO.0313.Centraleas0100-0103.

Ten behoeve van de inspraak is op 2 april 2013 een inspraakavond georganiseerd in de raadzaal van het gemeentehuis. Hier is een presentatie van het plan gegeven en is gelegenheid geboden om vragen te stellen en inspraakreacties tegen het voorontwerp-bestemmingsplan in te dienen.
Het verslag van de inspraakavond is als bijlage bij de toelichting opgenomen (zie Verslag Inspraakavond d.d. 2 april 2013).

In deze periode zijn eenentwintig schriftelijke inspraakreacties ingediend. De inspraakreacties zijn zoveel mogelijk gebundeld samengevat en van antwoord voorzien (zie Inspraaknotitie Centrale as).

8.3 Resultaten tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan

Het ontwerp van het bestemmingsplan Centrale As heeft, tezamen met de daarbij behorende bijlagen, vanaf 27 juni 2013 tot en met 7 augustus gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Van deze ter visielegging is openbare kennisgeving gedaan aan het begin van bovengenoemde termijn. Gedurende de periode van ter visielegging kon een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp-bestemmingsplan kenbaar maken.

Ontvangen schriftelijke zienswijzen
In totaal zijn er achttien zienswijzen ingediend tegen de inhoud van het ontwerp-bestemmingsplan. De indieners worden in de 'Commentaarnota zienswijzen bestemmingsplan Centrale as' (Bijlage 9) benoemd:

  • elf zienswijzen zijn tijdig en correct ontvangen. Deze zijn derhalve ontvankelijk.
  • de resterende zienswijzen zijn ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Op basis van de doorzendplicht in artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn deze zienswijzen aan de raad voorgelegd. Deze zienswijzen zijn daarmee eveneens ontvankelijk.

In de 'Commentaarnota zienswijzen bestemmingsplan Centrale as' zijn de ingediende zienswijzen kort samengevat en is een beoordeling c.q. beantwoording gegeven.

Ambtshalve wijzigingsvoorstellen
Sinds het ontwerpbestemmingsplan in procedure is gebracht, zijn er nog enkele zaken naar voren gekomen die aanpassing behoeven.
Verwezen wordt naar de wijzigingsvoorstellen zoals opgenomen in het raadsvoorstel bij het Vaststellingsbesluit.

Besluit tot vaststelling
Het bestemmingsplan Centrale As is in eerste aanleg op 31 oktober 2013 door de gemeenteraad van Bunschoten gewijzigd vastgesteld. Naar aanleiding van de besluitvorming is discussie ontstaan over de twee amendementen die tegelijkertijd met het bestemmingsplan zijn aangenomen. De amendementen betreffen het alsnog opnemen van de Schurenregeling en het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor 8 woningen (in plaats van 5 woningen) op de locatie van het vrijkomende kerkgebouw De Bron aan de Molenstraat 23/24.

Op 23 januari 2014 is door de gemeenteraad van Bunschoten besloten om het raadsbesluit van 31 oktober 2013 te wijzigen:

  • voor de Schurenregeling is besloten dat de regeling als wijzigingsbevoegdheid alleen van toepassing is op percelen gelegen aan de Dorpsstraat;
  • voor het kerkgebouw De Bron wordt geen wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor woningbouw.

Voor de inhoud van de besluiten wordt verwezen naar de tekst van het Vaststellingsbesluit.