3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
-
b. intensieve veehouderijen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
-
c. glastuinbouw, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
-
d. paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
-
e. recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
-
f. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn geurgevoelige objecten niet toegestaan, met uitzondering van geurgevoelige objecten die voldoen aan het bepaalde in artikel 3 lid 2 van de Wet geurhinder en veehouderij;
-
g. paddenstoelenteelt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paddenstoelenteelt';
-
h. landbouwmechanisatiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landbouwmechanisatiebedrijf';
-
i. loonwerkers- en snijheesterteeltbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonwerkers- en snijheesterteeltbedrijf';
-
j. wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een voormalig agrarische bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarische bedrijfswoning';
-
k. aan huis verbonden beroepen;
-
l. nevenactiviteiten;
-
m. extensieve dagrecreatie;
-
n. voet- en fietspaden;
inclusief de daarbij behorende:
-
o. agrarische gronden;
-
p. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
-
q. parkeervoorzieningen;
-
r. groenvoorzieningen, waaronder landschappelijke inpassing;
-
s. duurzame energievoorzieningen;
-
t. voorzieningen van openbaar nut;
-
u. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden van water, bergen, aan- en afvoeren van water en natuurvriendelijke oeverzones langs watergangen;
-
v. de functies als bedoeld in lid 24.1 voorzover de gronden zijn gelegen binnen 10 m van de bestemming 'Water'.
Het aantal bedrijfswoningen mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 1, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximaal aantal bedrijfswoningen’. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is geen bedrijfswoning toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden, mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming en voorts met inachtneming van de volgende regels, met dien verstande dat de nieuwbouw van veestallen niet is toegestaan.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
1. bestaande gebouwen zoals schuilgelegenheden en veldschuren buiten het bouwvlak eveneens zijn toegestaan, waarvan de oppervlakte met maximaal 10% mag worden vergroot, uitgezonderd het gebouw gelegen aan de Broekheuvelstraat te Bruchem, waarvan de vergroting maximaal 25% mag bedragen;
-
2. bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouw' eveneens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
-
3. hiervan zijn uitgezonderd bedrijfswoningen, welke tevens zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarische bedrijfswoning';
-
b. kassen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' toegestaan;
-
c. de maatvoering van een gebouw dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:
Functie van een gebouw
|
Goothoogte in m
|
Bouwhoogte in m
|
Inhoud in m³
|
Oppervlakte
in m²
|
Agrarisch bedrijfsgebouw
|
6
|
12
|
|
|
Kassen
|
|
12
|
|
|
Duurzame energievoorziening
|
|
12
|
|
|
Bedrijfswoning
|
6,5
|
11
|
|
|
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning en voormalig agrarische bedrijfswoning
|
3,5
|
6,5
|
|
100
|
voormalig agrarische bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarische bedrijfswoning'
|
6,5
|
11
|
750 m³
|
|
Recreatiewoning
|
bestaand
|
bestaand
|
bestaand
|
bestaand
|
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfsgebouw'
|
bestaand
|
bestaand
|
bestaand
|
bestaand
|
-
d. in afwijking en aanvulling op de in sub c genoemde maatvoering, mag het aantal bouwlagen van veestallen niet meer bedragen dan één.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd binnen het bouwvlak, met uitzondering van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken, geen gebouwen zijnde', waarvoor geldt dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde tevens zijn toegestaan op de gronden ter plaatse van deze aanduiding;
-
b. lage tijdelijke, lage permanente en overige teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
-
c. de bouwhoogte van duurzame energievoorzieningen mag niet meer dan 12 m bedragen;
-
d. de oppervlakte van paardenbakken mag niet meer dan 1.200 m² bedragen;
-
e. de bouwhoogte van silo's mag niet meer dan 10 m bedragen;
-
f. de bouwhoogte van sleufsilo's, kuilvoerplaten, bassins en mestopslagen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen;
-
i. de bouwhoogte voor palen en masten mag niet meer dan 7 m bedragen;
-
j. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd:
-
1. lage tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen;
-
2. erf- en terreinafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen;
-
3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Nieuwe veestallen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van veestallen, mits is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied.
3.3.2 Overschrijding van bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak waarbij de oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 20% van de oppervlakte van het bouwvlak mag bedragen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. overschrijding van een bouwvlak door gebouwen niet mogelijk is voor zover binnen het bouwvlak gebouwen in gebruik zijn voor niet-agrarische opslag of nevenactiviteiten;
-
b. de totale oppervlakte van het bouwvlak niet meer dan 1,5 ha bedraagt;
-
c. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond en de oppervlakte van het bestaande bouwvlak ten minste 0,5 ha bedraagt;
-
d. rekening wordt gehouden met de omliggende waarden en omliggende functies;
-
e. indien sprake is van bouw van veestallen, er wordt aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied.
3.3.3 Schuilgelegenheden buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a ten behoeve van het bouwen van andere dan bestaande schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits:
-
a. de oppervlakte van de bij het bedrijf, instelling of woning behorende agrarische gronden ten minste 5.000 m² bedraagt;
-
b. de afstand tussen het bouwvlak en de schuilgelegenheid niet minder dan 50 m bedraagt;
-
c. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
-
d. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 2,5 m en 4 m;
-
e. de schuilgelegenheid aan ten minste één zijde niet voorzien is van een wand.
3.3.4 Bouwen van teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a ten behoeve van de bouw/aanleg van teeltondersteunende voorzieningen met dien verstande dat:
-
a. uitsluitend de volgende voorzieningen toegestaan mogen worden:
Binnen het bouwvlak
|
Buiten het bouwvlak
|
Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
|
Lage permanente teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden: - maximaal 2 ha; - containervelden maximaal 4 ha.
|
Hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen, onder de volgende voorwaarden: - teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen tot maximaal 1.500 m²; - teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen tot maximaal 2.500 m² bij boomteelt.
|
Hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen onder de volgende voorwaarden: - wandelkappen maximaal 2 ha en uitsluitend ten behoeve van grondgebonden teelten; - teeltondersteunend glas en teeltondersteunende voorzieningen met de verschijningsvorm van kassen zijn niet toegestaan.
|
-
b. het dient te gaan om een in bedrijf zijnd fruitteelt – of tuinbouwbedrijf of boomkwekerij;
-
c. de betreffende gronden zijn gelegen op een afstand van niet meer dan 50 m uit de bouwgrenzen van het betreffende bedrijf;
-
d. de voorziening noodzakelijk dient te zijn voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering;
-
e. het landschap, de waterhuishouding en de omliggende functies niet in onevenredige mate worden aangetast, respectievelijk belemmerd.
3.3.5 Mestopslag en silo's
-
a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a ten behoeve van het direct aansluitend aan het bouwvlak bouwen van:
-
1. ten hoogste 1 bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1.000 m³ en een bouwhoogte van 5 m;
-
2. andere silo's, dan voor mestopslag, en kuilvoerplaten tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van 2 m.
-
b. Voor verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld onder a, geldt dat:
-
1. de noodzaak voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering van de situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
-
2. rekening wordt gehouden met de omliggende waarden en omliggende functies;
-
3. de overschrijding van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Nevenactiviteiten
Voor nevenactiviteiten zoals bepaald in lid 3.1 onder l mag per bouwvlak maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte met een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten in de vorm van agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven.
3.4.2 Aan huis verbonden beroep
De gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep op de in lid 3.1 onder k bedoelde gronden mag, in voorkomend geval samen met de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van andere beroeps- en bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 3.5.3, niet meer dan 30 m² bedragen.
3.4.3 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan:
-
a. het gebruik van gebouwen als binnenrijbaan, met uitzondering van het gebruik van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
-
b. het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak als paardenbak;
-
c. het gebruik van permanente teeltondersteunende voorzieningen, uitgezonderd voor zover toegestaan;
-
d. het gebruik van ruimten binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
-
e. het gebruik van gronden voor fruitteelt en boomgaarden binnen een afstand van 50 m tot (bedrijfs)woningen inclusief tuinen en erven, sport- en recreatievoorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, uitgezonderd voor zover:
-
1. het de vervanging van bestaande fruitteelt en boomgaarden betreft;
-
2. geen gebruik wordt gemaakt van gewasbestrijdingsmiddelen, dan wel indien gewasbestrijdingsmiddelen worden toegepast wordt voorzien in een windcirkel en gebruik wordt gemaakt van driftarme spuitdoppen;
-
f. het gebruik van gronden voor het plaatsen van reclamezuilen en -borden, anders dan ten behoeve van de ter plaatse toegstane activiteiten;
-
g. wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een voormalig agrarische bedrijfswoning, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – voormalig agrarische bedrijfswoning' uitgezonderd.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Binnenrijbaan
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder a voor het toestaan van een binnenrijbaan ten behoeve van een paardenhouderij, mits;
-
a. de noodzaak van een binnenrijbaan voor de bedrijfsvoering van de paardenhouderij door middel van een bedrijfsplan is aangetoond;
-
b. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing.
3.5.2 Nevenactiviteiten
-
a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 voor het (bij een in werking zijnd agrarisch bedrijf) toestaan van:
-
1. kleinschalig kamperen tot maximaal 15 mobiele kampeermiddelen in het bouwvlak of direct aansluitend aan het bouwvlak in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, mits zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
2. extensieve verblijfsrecreatie binnen gebouwen, zoals kampeerboerderij en bed and breakfast;
-
3. horeca van categorie 3 ten dienste van extensieve dagrecreatie, zoals een theetuin;
-
4. extensieve recreatiepunten;
-
5. detailhandel in ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 30 m²;
-
6. bermverkoop van ter plaatse voortgebrachte producten tot maximaal 5 m²;
-
7. zorg, zoals een zorgboerderij;
-
8. kinderdagopvang;
-
9. stalling van caravans, boten e.d.
-
b. Voor verlening van de onder a genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende regels:
-
1. voor zover de nevenactiviteiten binnen gebouwen plaatsvinden, niet meer dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van nevenactiviteiten, tot een maximum van 350 m2, met dien verstande dat voor horeca niet meer dan 250 m2 van de oppervlakte van gebouwen mag worden gebruikt;
-
2. bij de afweging worden in ieder geval de milieuhygiënische belangen betrokken;
-
3. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein.
3.5.3 Aan huis verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder d, teneinde binnen een bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
-
a. de woonfunctie dient als overwegende functie gehandhaafd te blijven;
-
b. het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en mag geen afbreuk doen aan het karakter van de buurt;
-
c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer en/of leiden tot onevenredige parkeerdruk;
-
d. (detail)handel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf;
-
e. de gebruiksoppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf mag maximaal 30 m² bedragen.
3.5.4 Wonen in een voormalig agrarische bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.3 onder g, ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, op de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarische bedrijfswoning' met dien verstande dat:
-
a. het aantal woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt;
-
b. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
-
c. sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- de aanleg van een waterbassin buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.
3.6.2 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder 3.6.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Verschuiven en/of vergroten bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits de noodzaak voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, het plan te wijzigen ten behoeve van het verschuiven en/of vergroten van het bouwvlak tot een oppervlakte van maximaal 1,5 ha, onder de voorwaarden dat:
-
a. het bouwvlak in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
-
b. als gevolg van de wijziging geen gebouw buiten het bouwvlak komt te liggen;
-
c. vergroting van het bouwvlak niet mogelijk is voor zover het een intensieve veehouderij betreft;
-
d. er dient te worden aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied;
-
e. omliggende waarden door de wijziging in het bouwvlak niet onevenredig worden aangetast;
-
f. rekening wordt gehouden met de omliggende functies;
-
g. de verandering van het bouwvlak landschappelijk wordt ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld.
3.7.2 Vergroting glastuinbouw
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits de noodzaak voor een doelmatige en volwaardige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, het plan eenmalig te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de oppervlakte van kassen voor glastuinbouwbedrijven met maximaal 20% van het bestaande oppervlak aan kassen, onder de voorwaarden dat:
-
a. de aanduiding in de nieuwe situatie een compacte vorm heeft en voor ten minste 50% van de oppervlakte van de daarin begrepen gronden, dezelfde gronden blijft omvatten als ten tijde van het inwerkingtreden van het plan;
-
b. omliggende waarden door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
-
c. rekening wordt gehouden met de omliggende functies;
-
d. de vergroting van de oppervlakte aan kassen landschappelijk wordt ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld;
-
e. er dient te worden aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie in een Natura2000-gebied, danwel dat de depositie geen gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstelling van het Natura2000-gebied;
-
f. de uitbreiding niet mag leiden tot negatieve effecten voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater.
3.7.3 Bouw eerste bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van een eerste bedrijfswoning onder de voorwaarden dat:
-
a. de nieuwe bedrijfswoning noodzakelijk moet zijn, dat betekent dat het agrarisch bedrijf zonder een eerste bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is;
-
b. er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
c. de nieuwe bedrijfswoning dient milieuhygiënisch verantwoord te zijn in relatie tot stankhinder van andere agrarische bedrijven;
-
d. het bepaalde in lid 3.2 met betrekking tot de maatvoering van een bedrijfswoning is van overeenkomstige toepassing;
-
e. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
-
f. de eerste bedrijfswoning landschappelijk wordt ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld.
3.7.4 Wijziging naar wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van een bouwvlak in de bestemming 'Wonen', onder de voorwaarden dat:
-
a. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
-
b. de agrarische bedrijfsactiviteiten blijvend worden gestaakt;
-
c. de voormalig agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande dat 60% van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen mag worden teruggebouwd in de vorm van bijbehorende bouwwerken bij de woning tot een maximale oppervlakte van 200 m²;
-
d. voor de overige bouw- en gebruiksregels wordt aangesloten bij de regels, zoals die van toepassing zijn op de bestemming 'Wonen';
-
e. het aantal woningen niet toeneemt;
-
f. overige niet tot de woonfunctie behorende gronden worden bestemd als 'Agrarisch' zonder bouwvlak.
3.7.6 Wijziging naar agrarisch verwante bedrijven of aan het buitengebied gebonden bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van een bouwvlak in de bestemming 'Bedrijf', onder de voorwaarden dat:
-
a. wijziging uitsluitend is toegestaan naar agrarisch verwante bedrijven en aan het buitengebied gebonden bedrijven;
-
b. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
-
c. de agrarische bedrijfsactiviteiten blijvend worden gestaakt;
-
d. de voormalige bedrijfswoning wordt gehandhaafd;
-
e. karakteristieke en beeldbepalende gebouwen alsmede monumenten mogen niet worden gesloopt;
-
f. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld;
-
g. overige niet tot de nieuwe functie behorende gronden worden bestemd als 'Agrarisch' zonder bouwvlak.
3.7.7 Wijziging naar extensieve dag- en verblijfsrecreatie, horeca, sociale dienstverlening, zorg en medische dienstverlening en opslag-, ambachtelijke bedrijven en kunstnijverheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van een bouwvlak in de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', 'Horeca', 'Maatschappelijk' voor zorg en medische dienstverlening, of 'Bedrijf' voor opslagbedrijf, ambachtelijke bedrijven en kunstnijverheid, onder de voorwaarden dat:
-
a. omliggende bedrijven niet worden belemmerd;
-
b. de agrarische bedrijfsactiviteiten blijvend worden gestaakt;
-
c. de voormalige bedrijfswoning wordt gehandhaafd;
-
d. de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met dien verstande karakteristieke en beeldbepalende gebouwen alsmede monumenten niet mogen worden gesloopt;
-
e. de oppervlakte ten behoeve van de nieuwe functie niet meer dan 500 m² mag bedragen, uitgezonderd horeca waarvan de oppervlakte niet meer dan 250 m² mag bedragen;
-
f. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast in welk kader een inrichtings- en beplantingsplan dient te worden opgesteld;
-
g. overige niet tot de nieuwe functie behorende gronden worden bestemd als 'Agrarisch' zonder bouwvlak.