direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap
Plan: Buitengebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0289.0025BpBuitengebied-ONHE

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur en landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor Agrarisch met waarden - Natuur en landschap aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. agrarisch gebruik uitsluitend in de vorm van weidegronden/ graslanden; een ander grondgebruik is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 5.6.4;
  • c. nevenactiviteiten;
  • d. behoud en verdere ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;

alsmede voor doeleinden ten aanzien van:

  • e. instandhouding van waarden teneinde de toekomstige, via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren ecologische verbindingszones, niet onmogelijk te maken, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied ecologische verbindingszone';
  • f. versterking van de algemene natuurkwaliteit door verbetering van de kwaliteit van bodem, water en lucht;
  • g. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • h. extensief recreatief medegebruik;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen waaronder de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonne-energie alsmede warmte-koude opslag; en overeenkomstig de in 5.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:

a Agrarisch bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  • 1. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn agrarische bedrijven toegestaan.
  • 2. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een koppeling van twee aanduidingen 'bouwvlak' dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een enkel bouwvlak van toepassing.
b Type agrarisch bedrijf en omschakeling

Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag een grondgebonden niet-veehouderijbedrijf worden uitgeoefend. Voorts is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden niet-veehouderijbedrijf- uitsluitend ter plaatse van de onderstaande aanduidingen het daarbij behorende type agrarisch bedrijf toegestaan:

      • 'intensieve veehouderij': een intensieve veehouderij
      • 'grondgebonden veehouderij': een grondgebonden veehouderij
c Nevenactiviteiten

Nevenactiviteiten zijn uitsluiten toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 5.5.2.

d Bed&breakfast

Bed&breakfast is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 5.5.1.

e Landschapskarakteristiek

Gestreefd wordt naar behoud en herstel van landschapswaarden:

  • 1. Algemeen:
    • a. verkavelingsstructuur;
    • b. bodemkundige opbouw;
    • c. hydrologische waarden;
    • d. extensief recreatief medegebruik;
    • e. de kwaliteit van bodem, water en lucht;
    • f. het open, grazige en natte karakter van binnen- en buitendijkse weidevogel- en ganzengebieden;
    • g. openheid ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning openheid'.
  • 2. Uiterwaarden:
    De karakteristiek van het gebied wordt gevormd door:
    • a. de afwisseling van open water, graslanden, ruigten, moerassen met vloedbos en oeverwalbos;
    • b. een overstromingsregiem;
    • c. een (extensief) agrarisch beheer;
    • d. het aanwezige natuurlijke reliëf;
    • e. de oude rivierarm Tochtsloot in de Maneswaard/ Wolfswaard;
    • f. oude kleiputten en kolken, alsmede de opslag rond deze gaten van ruigten en struwweel;
    • g. het vóórkomen van moeras- en weidevogels dankzij de landschapskarakteristiek;
    • h. de relatie tussen open voedselrijke foerageergebieden en rustgebieden (open water) voor overwinterende en doortrekkende ganzen, eenden en andere watervogels.
  • 3. Overige gronden, te weten Binnenveld:
    • a. aardkundige waarden;
    • b. specifieke waterhuishoudkundige waarden in de vorm van kwel.
f Natuurwaarden

De natuurwaarden in het gebied worden gevormd door:

  • 1. behoud en verdere ontwikkeling van de natuurwaarden;
  • 2. broed- en weidevogelgebied;
  • 3. de uitwisselingsmogelijkheden voor planten en dieren;
  • 4. bescherming van verschillende milieutypen voor zowel flora als fauna; met name de bescherming van de natte gebieden;
  • 5. bescherming van de stroomdalflora op de hogere gronden binnen de uiterwaard (zomerkaden, bandijken);
  • 6. geen verstoring van de rust ten behoeve van zowel de fauna als het verblijf van de landbouwhuisdieren of aantasting van de natuur- en landschapswaarden door het recreatief medegebruik;
  • 7. de uiterwaarden hebben de functie als kerngebied binnen de ecologische infrastructuur van de grote rivieren.
  • 8. het Binnenveld kent hoge natuurwaarden van en potenties voor kwelafhankelijke vegetaties (natte schrale graslanden en broekbos).
g Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, bewegwijzering e.d.

h Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 4 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als zodanig met Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

5.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage %' het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage %' met deze aanduiding is aangegeven;
  • b. agrarische bedrijfsgebouwen bestaande uit maximaal 1 bouwlaag, met dien verstande dat reeds vergunde agrarische bedrijfsgebouwen in meer bouwlagen zijn toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen en teeltondersteunende kassen niet zijn toegestaan;
  • d. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', niet meer dan het aangegeven aantal woningen is toegestaan, met dien verstande dat deze woningen uitsluitend in één hoofdgebouw zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.
5.2.3 Bedrijfswoning

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 9 m;
  • c. de inhoud bedraagt niet meer dan 600 m3.
5.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • b. de gezamenlijke bebouwde oppervlakte bedraagt niet meer dan 60 m2.
5.2.5 Agrarische bedrijfsgebouwen

Voor agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, gelden de volgende aanvullende bepalingen:

  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 m.
5.2.6 Grotere hoogte en inhoud gebouwen

In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen gebouwd krachtens een bouwvergunning danwel omgevingsvergunning, het volgende: indien en voorzover de bestaande goot- en/of bouwhoogte danwel inhoud van het gebouw, de genoemde maxima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum.

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen bouwvlak

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van silo's bedraagt niet meer dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan 6 m.
5.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten bouwvlak

Buiten de aanduiding 'bouwvlak' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het oprichten van paardenbakken, sleufsilo's, silo's en mestbassins niet zijn toegestaan;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan;
  • c. overkappingen niet zijn toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 2 m.
5.2.9 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van een bedrijfswoning de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van de bedrijfswoning;
  • b. de voorgevel van de te herbouwen bedrijfswoning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen bedrijfswoning wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke bedrijfswoning.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Omgevingsvergunning herbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.9, teneinde verplaatsing of herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande bebouwingscontour of fundamenten toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. er dient op enig punt aansluiting plaats te vinden op de bestaande funderingen; dit betekent dat de nieuwe situering van de te herbouwen bedrijfswoning in ieder geval dient aan te sluiten op de voormalige situering.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is het toegestaan de bedrijfswoning volledig buiten de bestaande fundamenten of bebouwingscontour te situeren, indien dit vanuit oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is.
  • c. de nieuwe situering van de bedrijfswoning is stedebouwkundig en milieukundig aanvaardbaar.
  • d. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast.
  • e. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. winnen van klei en zand;
  • b. bomenteelt ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning openheid';
  • c. teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. als staan- en ligplaats voor onderkomens, of kampeermiddelen en demonteerbare of semi-permanente inrichtingen voor detailhandel;
  • e. voor het stallen en opslaan van één of meer aan hun gebruik onttrokken of als onderkomen in gebruik te nemen machines, voer- en vaartuigen;
  • f. voor het opslaan van onbruikbare of aan hun bestemming onttrokken machines, voorwerpen, producten, materialen en stoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is in verband met het krachtens de bestemming toegestane agrarische gebruik;
  • g. voor het storten, dumpen en lozen van afvalstoffen, mest, slib en gier;
  • h. als parkeer-, sport-, wedstrijd-, race-, cross-, kampeer- en caravanterrein;
  • i. voor het beproeven van of oefenen met voertuigen en voor het beoefenen van sporten met gemotoriseerde modellen van auto's, boten, vliegtuigen en dergelijke;
  • j. voor militaire oefeningen;
  • k. voor graszodenkwekerij.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Omgevingsvergunning bed&breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.1.2 onder d, ten behoeve van het toestaan van een bed&breakfast-voorziening in een bedrijfswoning en/of de hierbij behorende bijgebouwen, met inachtneming van het volgende:

  • a. er mag geen sprake zijn van een voor de ruimtelijke ordening relevant afwijkend gebruik. Dit betekent:
    • 1. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de bedrijfswoning en/of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de bedrijfswoning is;
    • 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
  • b. het mag niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. het onttrekken van (een deel van) de bij de bedrijfswoning behorende garage aan de bestemming is slechts toegestaan, indien op het bij de bedrijfswoning behorende erf tenminste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd;
  • d. de parkeerbalans mag niet onevenredig nadelig worden beïnvloed;
  • e. er mogen geen distributie-planologische gevolgen zijn;
  • f. ten behoeve van de bed&breakfast-voorziening tezamen mag maximaal 30% van het bruto-vloeroppervlak van hoofdgebouwen, aan- uitbouwen en bijgebouwen per bedrijfswoning worden gebruikt, tot een maximum van:
    • 1. 45 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;
    • 2. 60 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m²;
    • 3. 75 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m².
  • g. ten aanzien van de voorwaarde inzake het toegestane vloeroppervlak voor de bed&breakfast-voorziening mogen ruimtes die gemeenschappelijk worden gebruikt buiten beschouwing worden gelaten;
  • h. de toeristisch-recreatieve functie is ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
  • i. er mag nachtverblijf worden verschaft aan maximaal 5 personen;
  • j. de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren, waartoe realisatie van een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan.
5.5.2 Omgevingsvergunning nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.1.2 onder c nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf toestaan op het gebied van agrarisch verwante bedrijvigheid, recreatieve voorzieningen, zorg, kleinschalige horeca en ondergeschikte detailhandel in streekgebonden producten en/of kleinschalige vergaderfaciliteiten, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. voor de nevenactiviteiten mag maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte worden gebruikt:
    • 1. tot een maximum van 500 m2 van de bedrijfsgebouwen voor nevenfuncties in het kader van recreatie en van zorg;
    • 2. tot een maximum van 350 m2 van de bedrijfsgebouwen voor overige nevenfuncties;
  • b. nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in milieucategorie 1 en 2 als opgenomen in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten: nevenactiviteiten;
  • c. voorzover de nevenactiviteit inpandig is, is dit uitsluitend toegestaan in de aanwezige gebouwen; nieuwbouw ten behoeve van de nevenactiviteit is niet toegestaan;
  • d. de nevenactiviteit is qua oppervlak en inkomensvorming ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf;
  • e. er mag geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking plaatsvinden;
  • f. er vindt geen detailhandel plaats, anders dan verkoop van lokaal geproduceerde agrarische producten;
  • g. buitenopslag is niet toegestaan;
  • h. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. de functieverandering wordt ingepast in het omringende landschap. Hiertoe wordt een erfinrichtingsplan overlegd;
  • k. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 5.1 omschreven waarden.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 5.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

5.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
5.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 5.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 5.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.

5.6.4 Schema omgevingsvergunningen

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het aanleggen, verwijderen of verharden van wegen en paden, en het aanleggen of aanbrengen van van andere oppervlakteverhardingen
 
- het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de bodemopbouw;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de natuurwaarden;
* de landschapswaarden;
* de waterhuishouding;  
het verlagen, afgraven, ophogen, egaliseren en diepploegen van de bodem   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de bodemopbouw;
* het reliëf;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de landschapswaarden
* de natuurkwaliteit;
* de waterhuishouding  
het dempen, graven of vergraven van sloten en ontwateringen, alsmede het draineren   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de bodemopbouw;
* het reliëf;
* de historische verkavelingsstructuur;
* de natuurkwaliteit;
* de waterhuishouding en meer specifiek de kwelstromen in de richting van natuurgebied De Grift  
het verhogen en/of verlagen van kaden en dijken;   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van:
* de natuurkwaliteit;
* de waterhuishouding  
het bebossen of beplanten van gronden met houtige gewassen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
 
- het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van:
* de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1.2;
* de natuurkwaliteit;
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning openheid' vindt er geen wezenlijke aantasting plaats van de:
* de historische verkavelingsstructuur;
* de openheid
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning cultuurhistorische waarde' vindt er geen wezenlijke aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden  
het vellen of rooien en beschadigen van bomen, hagen en andere opgaande beplanting   - er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.1.2;
- ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning cultuurhistorische waarde' vindt er geen wezenlijke aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden  
het scheuren van grasland, behoudens ten behoeve van het herstel van de grasmat die door overstroming ernstig beschadigd is   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van de:
* de historische verkavelingsstructuur;
* de landschapswaarden
* de natuurkwaliteit;
* de openheid  
het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen   - het is noodzakelijk in verband met een doelmatig gebruik van de gronden;
- er vindt geen wezenlijke aantasting plaats van de:
* de historische verkavelingsstructuur;
* de landschapswaarden
* de natuurkwaliteit;  
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging in bestemming Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in de bestemming Wonen, mits aan de volgende bepalingen wordt voldaan:

  • a. uitsluitend de bestaande bedrijfswoning mag worden gebruikt als burgerwoning;
  • b. de omvang van het bestemmingsvlak voor Wonen wordt afgestemd op de functie en is doorgaans kleiner dan het bouwvlak voor het agrarisch bedrijf; voor de gronden die niet binnen het bestemmingsvlak Wonen vallen, is er uitsluitend sprake van het verwijderen van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
  • d. overtollige bebouwing wordt gesloopt met uitzondering van monumentale;
  • e. de functieverandering wordt ingepast in het omringende landschap. Hiertoe wordt een erfinrichtingsplan overlegd;
  • f. de functieverandering moet bijdragen aan de verbetering van de ruimtelijke en economische vitaliteit door middel van sloop van bebouwing al dan niet in combinatie met verbetering van publieke functies zoals natuurontwikkeling, bijdragen aan recreatieve routes of waterberging op plaatsen waar dit wenselijk is;
  • g. in geval van vrijgekomen gebouwen van een stoppend agrarisch bedrijf dient de milieuvergunning te zijn ingetrokken;
  • h. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in Wonen omschreven waarden;
  • i. de regels van Artikel 21 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
5.7.2 Wijziging naar Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen de gronden geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de ontwikkeling van deze gebieden geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de landeigenaren;
  • b. de inrichting dient zodanig te zijn dat de nabijgelegen agrarische bedrijven geen onevenredige overlast ondervinden in de bedrijfsontwikkeling;
  • c. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • e. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • f. advies dient te worden ingewonnen bij het waterschap;
  • g. het nieuwe bestemmingsvlak wordt ingetekend; hierbij komt de bestaande aanduiding 'bouwvlak' deels te vervallen en het overgebleven deel wordt geschrapt.