direct naar inhoud van 2.2 Provinciaal beleid
Plan: Oostelijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Streekplan 2005

Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio’s” 

Provincie Gelderland heeft een streekplan opgesteld, waarin de hoofdlijnen staan weergegeven van het provinciaal ruimtelijk beleid tot in 2015. Het streekplan is voorbereid in nauw overleg met gemeenten, maatschappelijke organisaties, waterschappen en het rijk. Het plan is op 29 juni 2005 door Provinciale Staten vastgesteld.

Groenblauwe raamwerk

Het ruimtelijk beleid richt zich op de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur. Deze hoofdstructuur wordt gevormd door het groenblauwe raamwerk en het rode raamwerk. In het groenblauwe raamwerk ligt het beleidsaccent op het beschermen en versterken van aanwezige kwetsbare waarden en gebieden. In het rode raamwerk ligt het accent op het ontwikkelingsbeleid in de sfeer van stedelijke functies en intensieve land- en tuinbouwteelt. Tussen deze twee raamwerken liggen de multifunctionele gebieden waarvoor het provinciaal beleid globaal en beperkt is. Het plangebied Oostelijk Buitengebied valt in zijn geheel in het groenblauwe raamwerk.

Voor het groenblauwe raamwerk is het volgende van belang:

  • de bescherming van ecologische kerngebieden en waardevolle open gebieden;
  • de realisering van ecologische verbindingszones, die ecologische kerngebieden verbinden;
  • afbakening en bescherming van regionale waterbergingsgebieden;
  • maatregelen in het kader van ruimte voor de rivier.

Functieverandering

Als gevolg van de veranderingen in de land- en tuinbouwsector verliezen veel (agrarische) bedrijfsgebouwen hun functie. Ook komen defensieterreinen en terreinen van zorginstellingen vrij. De provincie geeft diverse richtlijnen voor mogelijkheden van functieverandering. Deze komen hieronder aan bod. Vervolgens komen uitbreidingsmogelijkheden van stedelijke functies in het buitengebied aan bod, gevolgd door ontwikkelingen van bestaande functies van het buitengebied.

Voor het accommoderen van de behoefte aan landelijk wonen en de vestiging van niet agrarische bedrijven in het buitengebied, wordt primair uitgegaan van functieverandering van vrijgekomen (agrarische) bebouwing in het buitengebied.

De provincie hanteert een aantal doelen en eisen voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied, waaronder:

  • functieverandering naar wonen en woon-werkcombinaties (bijvoorbeeld kantoor aan huis) is eventueel ook toegestaan in het groenblauwe raamwerk;
  • de functieverandering dient wat betreft verschijningsvorm afgestemd te zijn op de omgeving door middel van een beeldkwaliteitsplan. Monumenten en karakteristieke bebouwing mogen niet gesloopt worden;
  • per agrarisch bouwperceel waar functieverandering plaats vindt, zijn meerdere wooneenheden toegestaan. Ook het hoofdgebouw kan gesplitst worden in meerdere wooneenheden. De wooneenheden komen in maximaal twee gebouwen. Een deel van de overige bedrijfsgebouwen kan worden hergebruikt als bijgebouw;
  • vervangende nieuwbouw is niet mogelijk bij functieverandering naar werken;
  • land- en tuinbouwbedrijven de mogelijkheid geven een niet-agrarische nevenfunctie te vervullen;
  • er mogen geen knelpunten voor de verkeersafwikkeling ontstaan.

De gemeenten dienen in regionaal verband een regeling uit te werken voor het omzetten van bestaande functies in wonen en werken waarbij de provinciale eisen in acht genomen moeten worden. Zo heeft de regio Noord-Veluwe, waar Putten deel van uitmaakt, hiervoor een streekplanuitwerking opgesteld die 12 december 2006 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld (zie paragraaf 2.3.2). De regionale regeling is vertaald in dit bestemmingsplan. Indien de provincie haar goedkeuring over een regionale regeling heeft gegeven, hoeven individuele gevallen niet meer door de provincie beoordeeld te worden.

Uitbreiding of nieuwvestiging stedelijke functies

Nieuwe landgoederen kunnen gesticht worden in delen van het groenblauwe raamwerk (EHS-verweving, EHS verbindingszones) en in het multifunctioneel gebied, niet in EHS-natuur, waardevol open gebied, in weidevogel- en ganzengebieden van provinciaal belang of in het concentratiegebied voor intensieve teelten. Gebieden die met name geschikt worden geacht, zijn onder andere gebieden met een grote mate van verweving. Een nieuw landgoed is een openbaar toegankelijk bos- en of natuurcomplex van minimaal 5 ha met daarin een woongebouw van allure van maximaal drie wooneenheden. De hoofdfunctie is wonen, een daaraan ondergeschikte kantoorfunctie is acceptabel. Van het plangebied ligt Koudhoorn in EHS-verwevingsgebied. De rest valt in EHS-natuur.

Het is alleen mogelijk niet-agrarische bedrijven op nieuwe bouwlocaties in het buitengebied te vestigen, als is aangetoond dat de vestiging niet geaccommodeerd kan worden in vrijgekomen agrarische bebouwing, of op het (boven)lokale bedrijventerrein. De meeste vormen van niet-agrarische bedrijvigheid horen thuis op een bedrijventerrein. Binnen het groenblauwe raamwerk zijn nieuwe bouwlocaties voor de vestiging van niet-agrarische bedrijven niet mogelijk als er geen relatie is met het buitengebied. Als kleinschalige bedrijvigheid in het buitengebied op passende schaal van start gaat, kan de vraag naar uitbreiding leiden tot een niet passende omvang en impact.

Water

De regionale waterbergingsgebieden maken deel uit van het groenblauwe raamwerk. In definitief begrensde, regionale waterbergingsgebieden is functieverandering, die het tijdelijk bergen van water frustreert, uitgesloten; de aanwezige functies worden gehandhaafd.

Binnen waterwingebieden zijn andere bestemmingen en het uitbreiden van bebouwing niet gewenst. Binnen grondwaterbeschermingsgebieden zijn nieuwe bestemmingen die risico’s voor de drinkwaterwinning kunnen opleveren niet toegestaan.

Natuur

Het streekplan kan gezien worden als belangrijk uitvoeringskader voor de EHS-realisatie. Binnen of nabij de EHS geldt dat bestemmingswijzigingen niet mogelijk zijn als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Er dienen dan wel mitigerende maatregelen te worden genomen, waarmee de schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Compensatie van de resterende schade dient plaats te vinden in hetzelfde bestemmingsplan of in gekoppelde bestemmingsplannen. Voor het overige wordt verwezen naar de Richtlijn Compensatie Natuur en Bos, die op 2 juli 1998 in het Provinciaal Blad is gepubliceerd.

De aantasting van het areaal bos en natuur is niet gewenst. Gemeenten dienen deze dan ook als zodanig te bestemmen, met uitzondering van snelgroeiend bos met een omlooptijd van 25 jaar. De gehele EHS behoort tot het groenblauwe raamwerk.

In paragraaf 2.2.2 en 2.2.3 wordt nader op de EHS ingegaan.

Landbouw

Tweede bedrijfswoningen kunnen gewenst zijn. Er zal getoetst worden aan de criteria: aard, omvang en continuïteit van het bedrijf.

Recreatie

De provincie vindt dat extensieve vormen van recreatie en toerisme zich, in het algemeen, goed verenigen met diverse functies in het buitengebied. Het is gewenst dat gemeenten aan functieverandering van vrijgekomen (agrarische)bedrijfsgebouwen naar extensieve recreatieve functies meewerken. Wel geldt de voorwaarde dat de extensieve vorm van recreatie verenigbaar moet zijn met natuur- en landschapsdoelstellingen, met name binnen het groenblauwe raamwerk en de waardevolle landschappen in multifunctionele gebieden.

Nieuwvestiging of uitbreiding van intensieve recreatieve en/of toeristische voorzieningen zijn uitgesloten binnen het groenblauwe raamwerk. Uitgangspunt is dat initiatieven voor bestaande bedrijven gerelateerd worden aan de kenmerken van de omgeving en aan hun bijdrage aan de kwaliteitsverbetering van het toeristisch recreatief product. Er mogen geen problemen ontstaan met betrekking tot de verkeersafwikkeling, (boven)lokale uitstraling op mens en milieu en huidige bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in de directe omgeving.

De provincie heeft richtlijnen opgesteld om het permanent bewonen van recreatiewoningen en stacaravans tegen te gaan.

Terreinen met recreatiewoningen dienen, gezien hun aard en functie, een aan de omgeving aangepast karakter te hebben. Om dit te waarborgen zijn richtlijnen ten aanzien van oppervlakte en bouwvolume gesteld; er wordt een maximummaat toegestaan van 75 m² en 300 m³ (inclusief berging, en kelder).

Ruimtelijke ontwikkelingen rondom lange afstandswandel- en fietsroutes dienen te worden beoordeeld op mogelijke gevolgen voor de toeristische routes. Mochten er vanuit deze ontwikkelingen belemmeringen ontstaan voor een goed functioneren van de route, dan zal dat binnen hetzelfde plan moeten worden gecompenseerd (door bijvoorbeeld het ontwikkelen van een alternatief tracé).

In paragraaf 2.2.4 en 2.2.6 wordt nader op recreatie ingegaan.

Archeologie

Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische gegevenheden in de bodem kunnen aantasten, moeten zo veel mogelijk rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden. Het door Nederland geratificeerde Verdrag van Malta bepaalt dat in beginsel de waarden in de bodem worden bewaard en dat bij ruimtelijke planvorming waarmee het archeologisch bodemarchief is gemoeid, de initiatiefnemer in een vroeg stadium een archeologisch (voor)onderzoek moet hebben uitgevoerd. Naar aanleiding van “Malta” is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg 2007 opgesteld (zie paragraaf 2.1.4). Gemeenten zijn onder deze wet bevoegd gezag geworden inzake archeologie. De provincie Gelderland vraagt van gemeenten om hun bestemmingsplannen aan te passen aan de archeologische kwaliteiten. Mochten gemeenten hun verantwoordelijkheid onvoldoende oppakken, dan kan de provincie ingrijpen.

In een afwegingskader heeft de provincie duidelijkheid verschaft over noodzaak, omvang en soort archeologisch onderzoek bij provinciale vergunningverlening. In het geval de gemeente bevoegd gezag is, zoals bij de verlening van omgevingsvergunningen op grond van het bestemmingsplan, dient de gemeente een eigen afweging te maken.

Bij afwegingen op het lokale schaalniveau is het nodig om gebruik te maken van gemeentelijke archeologische beleidskaarten en/of andere resultaten van veldinventariserend onderzoek. Daarom ondersteunt de provincie in het kader van de provinciale cultuurhistorische nota Belvoir 2 de ontwikkeling van (inter)gemeentelijke archeologische beleidskaarten. Vanaf begin 2012 beschikt de gemeente Putten over dergelijke archeologische beleidskaarten (zie paragraaf 4.4.1).

Regionaal beleid

In het streekplan is voor de regio Noord-Veluwe een kwaliteitsbeeld geschetst en zijn de ambities voor de regio en het beleid voor de streekplanperiode, weergegeven. Het groenblauwe raamwerk in het streekplan wordt gevormd door de Veluwe, Randmeerkust en de IJsselvallei. Tevens functioneert de Veluwe als blauwe motor voor het regionale watersysteem. De overgangen van de Veluwe naar de omliggende gebieden zijn waardevol en worden onder andere gevormd door een rand van kernen met groen ertussen. De groene wiggen tussen de kernen dienen behouden te blijven en mogen niet dichtslibben. Het regionale beleid voor de Noord-Veluwe is verder uitgewerkt in een regionale visie, zie paragraaf 2.3.1.

Conclusie

Het bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied is in overeenstemming met het provinciaal beleid, zoals verwoord in het streekplan. Het bestemmingsplan beschermt de huidige ecologische en cultuurhistorische waarden. Vestiging van nieuwe functies is slechts in beperkte mate mogelijk. Het bestemmingsplan heeft de voorwaarden behorend bij bovengenoemde thema's, voor zover noodzakelijk, verankerd in de planregels en op de verbeelding.

2.2.2 Streekplanherziening - Herbegrenzing Ecologische Hoofdstructuur

In Gelderland is de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in aanleg; een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. Door de vergroting van natuurgebieden, de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden en de aanleg van ecologische verbindingszones (EVZ), ontstaat dit beoogde samenhangende netwerk. Vergroting en verbinding zal bijdragen aan het oplossen van problemen op het vlak van verdroging, vermesting en versnippering. Het doel van de provincie Gelderland is om te komen tot duurzame populaties van kwetsbare planten- en diersoorten. De ambitie is om in 2018 de beoogde omvang van de EHS in Gelderland te hebben gerealiseerd.

Binnen de EHS geldt de 'nee, tenzij'-benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

De te beschermen en te behouden wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS zijn in 2006 als streekplanuitwerking vastgesteld (zie paragraaf 2.2.3). In deze streekplanuitwerking zijn de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken weergegeven, die een rol spelen bij ruimtelijke afwegingen in het groenblauwe raamwerk en de waardevolle landschappen ter bepaling van mitigatie, compensatie, saldering en kwalitatieve verbetering (zie voor de uitwerking van deze thema's de streekplanuitwerking kernkwaliteiten). Per saldo zal op planniveau of op gebiedsniveau geen verlies mogen optreden van areaal, kwaliteit en samenhang.

Oostelijk Buitengebied

Bestemmingsplangebied Oostelijk Buitengebied ligt vrijwel volledig binnen de EHS. Deze EHS heeft de status 'natuur' en alleen in geval van Koudhoorn en omgeving betreft het gebied met de status 'verweven', zie onderstaande afbeelding 3.

Er bevinden zich geen zogenaamde HEN-wateren of beschermingszones voor Natte Natuur binnen het bestemmingsplangebied, hiermee hoeft dus geen rekening te worden gehouden.

Voorafgaand aan het bestemmingsplan is een Voortoets uitgevoerd waarin gekeken is welke impact de voorgenomen gebruiks- en bouwmogelijkheden op de EHS zullen hebben. Voorkomen moet uiteraard worden dat er significante effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS ontstaan. De resultaten staan beschreven in paragraaf 4.5.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004_0004.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004_0005.jpg"

Afbeelding 3: EHS-begrenzing en status voor het plangebied (Gelderland, 2009)

In het kader van de nieuwe Omgevingsvisie, die naar verwachting in 2013 vastgesteld wordt, komt de herijking van de EHS aan de orde.

2.2.3 Streekplanuitwerking - Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse Ecologische hoofdstructuur

Om de bescherming van natuur vorm te geven, geldt binnen de EHS de ´nee, tenzij´-benadering. Om deze afweging mogelijk te maken is in de streekplanuitwerking 'Kernkwaliteiten en omgevingscondities van de Gelderse EHS' inzichtelijk gemaakt wat de te beschermen wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied zijn. In de streekplanuitwerking worden deze wezenlijke kenmerken en waarden voor de Gelderse natuur gespecificeerd en onderscheiden in kernkwaliteiten en omgevingscondities.

Oostelijk Buitengebied

Er zijn verschillende kernkwaliteiten welke worden onderscheiden voor de hele EHS (eerste bullit) en de Veluwe en daarmee dus ook grotendeels voor bestemmingsplangebied Oostelijk Buitengebied. Hieronder zijn alleen kernkwaliteiten genoemd welke specifiek voor het Oostelijk Buitengebied van belang zijn:

  • de landschappelijke verwevenheid van natuur, bos en landschapselementen met cultuurgronden;
  • het grootschalige samenhangende bos- en natuurgebied waarbinnen uitwisseling van planten en dieren mogelijk is, waarbinnen natuurlijke processen zo veel mogelijk ongestoord verlopen, en waarbinnen het beheer optimaal is afgestemd op de gevarieerde natuurdoelstellingen. Hierbij is zowel ruimte voor grote eenheden natuur en natuurbos als voor meer 'beheerde' natuur: multifunctioneel bos, heide, vennen en de daarbij behorende flora en fauna;
  • de verwevenheid en het samengaan van cultuurhistorie en natuur in onder andere landgoederen, sprengen, oude landbouwenclaves, grafheuvels en hakhoutbossen;
  • de beken, sprengen en beekdalen op de flanken van de Veluwe met hun hydrologische en landschappelijke samenhang met hun omgeving.

Op de Noord-Veluwe ligt een zwaar accent op cultuurhistorie en multifunctioneel bos. In een groot deel van het bos is houtproductie een belangrijk aspect. De Noord-Veluwe kent twee grote oude boscomplexen, waarvan één de gordel Garderen - Wildekamp - Boeschoten - Speulderbos - Sprielderbos. De gaafste delen hiervan zijn aangewezen als A-locatie en parel. Zij bevatten veel autochtoon genenmateriaal van bomen en struiken en daarnaast een bijzondere paddestoelen- en mossenflora.

Voor de oude bossen en A-locaties is het beleid gericht op beheer als natuurbos. Hier is houtproductie geen doel. Gekoppeld aan oude eikenbossen is het voorkomen van het vliegend hert, een kever wiens larve een relatief lange ontwikkeling in oud eikenhout doormaakt. De soort komt lokaal op de Veluwe voor. Soms komt de soort zelfs voor in oude eikenpalen van veerasters.

Ontwikkelingsopgaven voor de Veluwe waarmee rekening dient te worden gehouden:

  • 1. het saneren van storende bebouwing (o.a. kazernes en verblijfsrecreatie (zie Veluwe 2010);
  • 2. het ontwikkelen van de poorten tot samenhangende gebieden waarbinnen uitwisseling van soorten mogelijk is en waarbinnen een natuurlijke ontwikkeling in de gehele gradiënt van hoog/droog naar laag/nat plaatsvindt. Deze ontwikkeling vindt plaats door omvorming van landbouwgronden in natuurterrein, aangepast agrarisch beheer, aanpassing van de waterhuishouding, het versterken van het kleinschalige cultuurlandschap en het opheffen van barrières;
  • 3. het realiseren van één aaneengesloten leefgebied voor grote zoogdieren (hert, wild zwijn, das en boommarter) en met voldoende passeerbaarheid van de aanwezige wegen; verminderen van de lengte aan rasters;
  • 4. aanpassen van het bosbeheer, zodat een duurzame populatie van het vliegend hert zich kan ontwikkelen;
  • 5. het terugdringen van de ammoniakbelasting op kwetsbare natuurdoeltypen.

Zoals reeds genoemd, is een Voortoets uitgevoerd waarin gekeken is welke impact de voorgenomen gebruiks- en bouwmogelijkheden op de EHS zullen hebben.

Door het conserverende karakter van het bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan de ontwikkelingsopgaven voor de Veluwe, zoals hierboven omschreven. De huidige EHS wordt vastgelegd in een conserverende Bos-bestemming, zodat ontwikkelingsopgaven 2, 3 en 4 mogelijk blijven danwel worden gemaakt. Aan de ontwikkelingsopgave onder 1 wordt niet voldaan, omdat er geen recreatie wordt wegbestemd, maar het bestemmingsplan maakt ook geen nieuwe recreatie mogelijk. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingsopgave nr. 5: de ammoniakbelasting wordt niet teruggedrongen met dit bestemmingsplan, maar zal ook niet (sterk) toenemen.

2.2.4 Provinciale groei- en krimpscenario voor de verblijfsrecreatie op de Veluwe

Inzet van het groei- en krimpbeleid is het bieden van ontwikkelingsperspectief aan de recreatiebedrijven in combinatie met versterking van de natuur. Met de streekplanuitwerking (Gelderland, 2006) wordt het uitvoeringskader van het Groei- en Krimpscenario op een aantal onderwerpen gespecificeerd. De gemeente heeft tot taak om de inhoudelijke hoofdlijnen van het Groei en krimpbeleid te verankeren en (de onderdelen van) de projecttranche op lokaal niveau te bestendigen in het bestemmingsplan. De inhoudelijke hoofdlijnen uit het Streekplan 2005 zijn daarbij een harde voorwaarde voor deelname aan de projecttranche en voortvloeiende goedkeuring van bestemmingsplannen. Dit betreft zowel de basisprincipes omtrent de ontwikkeling en vaststelling van clustervisies als de sanering van de planologische rest- en omwisselcapaciteiten in krimpgebied.

Daarnaast worden de gemeenten gevraagd om ondernemers actief te betrekken bij de totstandkoming van de clustervisies en te informeren over het proces om groeiruimte te verkrijgen. Dit proces begint bij de gemeenten, waar concrete uitbreidingsplannen worden getoetst aan de clustervisie. Dit is een eerste stap op weg naar de projecttranche en van belang ter bepaling van de juiste inschatting van mogelijk mitigeerbare effecten op natuurwaarden.

Oostelijk Buitengebied

Cluster Garderen is één van de groeilocaties in het groei- en krimptender. Binnen dit cluster heeft caravanpark en camping De Rusthoeve (binnen de enclave Koudhoorn) een aantal jaar geleden het verzoek ingediend voor uitbreiding van het bedrijf in zuidelijke richting met 4,5 ha waarvan 1,5 ha binnen Natura 2000 gebied valt. De uitbreiding voorziet in het realiseren van 134 toeristische standplaatsen en 5 cottages (luxe trekkershutten), met de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van een centrumgebouw, parkeerplaatsen, toiletgebouw en werkplaats. Middels een partiële herziening van het bestemmingsplan is deze uitbreiding planologisch geregeld.

De uitbreiding voor Camping de Rusthoeve die in de groei- en krimptender is opgenomen, is vergund. Deze uitbreiding is verankerd in het nieuwe bestemmingsplan.

Verder wordt de recreatiefunctie in het plangebied geconsolideerd. Concentratie van recreatie is namelijk beoogd in Krachtighuizen waarvoor een separaat bestemmingsplan geldt.

2.2.5 Gelders Milieuplan 3

Het Gelders Milieu Plan-3 (GMP-3) richt zich op een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Het plan stelt daartoe behoud en herstel van de basiskwaliteit in Gelderland centraal. Basiskwaliteit betekent dat risico’s voor mens en natuur, op het vlak van gezondheid en veiligheid, binnen een acceptabele grens vallen. Tevens vult het plan het Gelders aandeel in bij de aanpak van mondiale milieuproblemen, zoals het klimaatvraagstuk.

Behoud en herstel van basiskwaliteit betekent dat een aantal hardnekkige milieuproblemen in de provincie Gelderland opgelost moet worden. Ondanks dat lucht, water en bodem de afgelopen decennia schoner zijn geworden en de milieuprestaties, van bijvoorbeeld bedrijven, opvallend zijn, resteren er milieuproblemen die complexer van aard zijn en lastiger zijn aan te pakken. Het GMP-3 omschrijft achtereenvolgens de milieuproblemen, de aanpak van deze problemen, de inzet van de middelen binnen en buiten het milieubeleidsveld, de te leveren prestaties door provincie en derden en de financiële consequenties van dit plan. In het GMP-3 wordt geanticipeerd op de Kaderrichtlijn Water.

Basiskwaliteit en leefomgeving staan centraal:

  • uitgangspunt is minimaal basiskwaliteit: bereiken van gezonde leefomgeving voor mens, plant en dier in 2010;
  • aanpak bron (de schoorsteen, de weg etc.) afgeleid van de te bereiken gezonde leefomgeving;
  • vier uitzonderingen op behalen van basiskwaliteit in 2010:
    • 1. wonen op schone bodem (later);
    • 2. natuur (minder);
    • 3. drinkwaterwinning (meer);
    • 4. oppervlaktewater (later).

Gezondere natuur en betere recreatie:

  • aanpak doorsnijding en stilteverlies door drukke wegen, door stiller asfalt, faunavoorzieningen, verlaging snelheid, autoluw maken (leefomgevingsoffensief);
  • uitbreiding stiltebescherming in vijf kerngebieden van de Ecologische Hoofdstructuur door ruimtelijk beleid (stand still-step forward);
  • aanpak herstel kwaliteit belangrijkste beken en sprengen door middel van groene en blauwe diensten, aanpak overstorten.

Duurzame drinkwaterwinning:

  • bescherming van waterwingebieden door milieuregelgeving (PmG) en ruimtelijk beleid (stand still-step forward);
  • verbetering ruimtelijke inrichting van waterwingebieden (robuuste functiecombinaties, oasevorming);
  • nog minder mestgebruik in waterwingebieden op zandgronden door middel van groene en blauwe diensten;
  • herstel van de oppervlaktewaterkwaliteit in de Bommelerwaard.

Het bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied verzet zich niet tegen het GMP-3.

2.2.6 Mooi Dichtbij, Uitwerkingsnota Recreatie en Toerisme

Mooi Dichtbij (nov. 2003) is een uitwerking van de paragraaf recreatie en toerisme uit het Sociaal Economisch Beleidsplan "Trekkracht 2001 - 2006” en geldt als opvolger van de nota ”Recreatie en Toerisme 1995 - 2010”.

Voor recreatie en toerisme voert de provincie Gelderland een specifiek beleid. Gelderland heeft immers veel te bieden en staat hoog genoteerd op de (binnenlandse) vakantiemarkt. De sector levert door werkgelegenheid en extra bestedingen, een bijdrage aan de ontwikkeling van stad en platteland. Eind jaren negentig behoorde recreatie en toerisme nog tot de snelle stijgers van de Gelderse economie. De toeristisch-economische teruggang op de Veluwe en de eveneens afvlakkende groei van de werkgelegenheid in andere regio's, wijzen nu eerder op het tegendeel. Oorzaken zijn niet alleen te vinden in externe factoren zoals de MKZ-crisis, maar vooral in de hoge dynamiek van de markt. Willen toeristisch-recreatieve aanbieders in deze trendgevoelige markt overleven, dan moeten ze sneller inspelen op de veranderende wensen van bezoekers en het gedrag van concurrenten. Hierbij is marketing en communicatie van groot belang. Dit vereist een samenspel tussen alle partners in de toeristisch recreatieve keten: provincie, gemeenten, Gelders Overijssels Bureau voor Toerisme (verder GOBT) en VVV’s. De toeristische sector vraagt om nieuwe heldere keuzes wat betreft inhoud en organisatie van het toeristisch-recreatieve beleid. In de nota “Mooi Dichtbij” kiest de provincie nadrukkelijk voor een decentrale aanpak en regionale diversiteit.

  • a. Van “product” naar “ondernemer” De nota “Mooi Dichtbij” erkent het belang van een gezonde, veerkrachtige sector voor de Gelderse economie. Het Gelderse toeristisch-recreatieve aanbod is inmiddels zo veelzijdig ontwikkeld, dat het de komende jaren vooral aankomt op kwaliteitsverbetering en uitgekiende marketing in plaats van op kwantitatieve groei.
  • b. Gezonde en vitale sector De provincie koerst aan op een werkgelegenheidsgroei die bovengemiddeld, dat wil zeggen hoger is dan in andere sectoren.
  • c. Meer aandacht voor ruimte De provincie inventariseert (de aard en kwantiteit van) mogelijke knelpunten en ruimteclaims. Ook de mogelijkheden voor functieverandering van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen naar een toeristisch-recreatieve functie worden, nader bepaald.
  • d. Van provinciaal product naar regionale profilering Bij het bepalen van hun vakantiebestemming kiezen toeristen voor regio's. Daarom is het voor de Gelderse regio's van vitaal belang dat zij beschikken over een duidelijk, onderscheidend imago (“merk” of “profiel”) en dat ze dit imago ook waar maken bij het bezoek van toeristen.
  • e. Regie op hoofdlijnen Met de invoering van het Gebiedsgericht beleid voor het Landelijk Gebied en het Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid, zijn diverse provinciale processen gedecentraliseerd. Deze decentralisatie betekent overigens niet dat de provincie zich geheel terugtrekt. Voor sommige thema’s worden door de provincie afzonderlijke plannen en projecten ontwikkeld (sleutel-projecten). Op dit moment wordt gewerkt aan de volgende sleutelprojecten:
    • 1. Herziening toeristisch organisatiemodel Gelderland;
    • 2. Uitvoering Groei & Krimp project Veluwe;
    • 3. Uitvoering Masterplan Cultuurtoerisme;
    • 4. Uitvoering plattelandstoerisme.
  • f. Inspirerend kader voor projecten Recreatie en toerisme is één van de zeven gehanteerde thema's uit het gebiedsgerichte beleid voor het landelijk gebied.

De toeristisch-recreatieve speerpunten uit Trekkracht zijn in Mooi Dichtbij verder uitgewerkt in vier thema's:

  • I. Thema 1. Kwaliteitsverbetering Hierbij gaat het om de kwaliteit van het fysieke product - waaronder de natuurlijke omgeving en haar ecologische waarden - maar ook om ondersteunende kwaliteiten als goed ondernemerschap, gastvrijheid, professionaliteit en duurzaamheid.
  • II. Thema 2. Plattelandstoerisme Dit omvat alle vormen van kleinschalig toerisme waarbij de beleving van het platteland en zijn identiteit centraal staat. Het Masterplan Plattelandstoerisme voor Landsdeel Oost, opgesteld door het GOBT, zal de leidraad vormen voor het provinciale plattelandstoeristische beleid. In dat beleid staat de beleving van het platteland als sfeerbeeld centraal: goed gastheerschap, gemoedelijkheid, authenticiteit etc. Producten moeten zo bijdragen aan het behoud van de huidige kwaliteit van het landelijk gebied, het benutten van de streekcultuur en het behoud van een vitaal platteland.
  • III. Thema 3. Cultuurtoerisme Bij deze vorm van toerisme worden kunst, cultuur en cultuurhistorie ingezet om de toeristische aantrekkelijkheid van een gebied te versterken. Het Masterplan Cultuurtoerisme, dat in 2003 is verschenen, vormt de leidraad voor dit nieuwe beleidsveld.
  • IV. Thema 4. Basisinfrastructuur & -voorzieningen Dit betreft de netwerken en voorzieningen voor alle vormen van dagrecreatieve vrijetijdsbesteding, zoals wandelen, fietsen, zwemmen, paardrijden, varen, etc. Gelderland is hier over het algemeen goed in voorzien, hoewel de kwaliteit van de basisvoorzieningen aandacht blijft vragen. Uitbreiding van recreatieruimte is gewenst in de zogeheten stedelijke uitloopgebieden.

De belangrijke toeristische en recreatieve functies binnen het plangebied Oostelijk Buitengebied worden geconsolideerd in dit bestemmingsplan en dit plan past hiermee binnen de uitgangspunten van deze uitwerkingsnota.

2.2.7 Belvoir

De provincie Gelderland heeft het nationale Belvedère-beleid vertaald in eigen provinciaal beleid: Belvoir. Actief beleid, gebaseerd op een balans tussen behoud en ontwikkeling, staat hierin centraal. De provincie heeft een uitvoeringsprogramma opgesteld en deze voorzien van geldstromen en een organisatie per regio. Het Streekplan Gelderland 2005 (zie paragraaf 2.2.1) schenkt veel aandacht aan instandhouding van het cultuurhistorisch erfgoed (archeologisch erfgoed, (archeologische) monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en (delen van) infrastructuur. Het adagium van de provinciale Nota Belvoir; “behoud door ontwikkeling” is in het Streekplan het hoofduitgangspunt voor cultuurhistorie.

Hoe in dit bestemmingsplan om wordt gegaan met archeologie en cultuurhistorie staat beschreven in paragraaf 4.4.