direct naar inhoud van 2.3 Regionaal beleid
Plan: Oostelijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Regio Noord-Veluwe

Ter voorbereiding op het Streekplan Gelderland 2005 (zie paragraaf 2.2.1) heeft het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband een regiovisie opgesteld. Deze regionale samenwerking bestaat uit de gemeenten Putten, Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet en Oldebroek. Hattem en Heerde zijn contractgemeenten die voor bepaalde taken deelnemen aan het samenwerkingsverband.

In 2009 heeft de regio een nieuwe gezamenlijke toekomstvisie opgesteld: het Zakkompas Care Valley Veluwe 2030. Hoofddoelstelling van de visie is 'een regio waar zorg voor mens, landschappelijke waarden, natuur en economische bedrijvigheid centraal staat'. Met een aantal toekomstbeelden wordt invulling gegeven aan dit doel:

  • 1. Care Valley Veluwe in balans
  • 2. Care Valley Veluwe als groene blauwe zoom
  • 3. Care Valley Veluwe, innovatief en ondernemend
  • 4. Care Valley Veluwe pronkt en bruist

Om de geschetste beelden te bereiken wordt er samengewerkt en uitgevoerd volgens een Uitvoeringsagenda.

Het bestemmingsplan sluit aan bij dit beleid. Door het consolideren van de bestaande natuurwaarden en recreatieve functies draagt dit plan bij aan de genoemde toekomstbeelden.

2.3.2 Streekplanuitwerking - Functieverandering Regio Noord-Veluwe

Het Streekplan Gelderland 2005 (zie paragraaf 2.2.1) geeft het beleidskader voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied. In het Streekplan geeft de provincie de regio Noord-Veluwe de mogelijkheid om in regionaal verband specifiek beleid te ontwikkelen voor functieverandering van gebouwen in het buitengebied. De Regio Noord-Veluwe, waar de gemeente Putten onderdeel van uitmaakt, heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en de "Streekplanuitwerking Functieverandering Regio Noord-Veluwe" opgesteld. De streekplanuitwerking is vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland in april 2007. Doelstelling van deze streekplanuitwerking is om via hergebruik en/of functieverandering van vrijgekomen of vrij te komen agrarische bedrijfsgebouwen de leefbaarheid in het landelijk gebied te verhogen.

Het plangebied valt in zijn geheel in de zoekzone 'EHS natuur, verweving, verbindingszone' en 'Natura 2000', zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004_0006.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004_0007.jpg"

Afbeelding 5: Uitsnede Oostelijk Buitengebied uit kaart 'Zoekzones Deeluitwerking Regio Noord-Veluwe'

In de streekplanuitwerking worden de beleidsmatige aspecten ten aanzien van hergebruik en/of functieverandering van vrijgekomen of vrij te komen agrarische bedrijfsgebouwen aangegeven. De volgende beleidsuitgangspunten komen hierbij naar voren:

  • 1. functieverandering van vrijkomende (bedrijfs)gebouwen;
  • 2. nevenactiviteiten;
  • 3. niet-agrarische bedrijvigheid.

Hieronder worden deze drie beleidsuitgangspunten nader toegelicht. Voor elk uitgangspunt gelden criteria en eisen die hier kortheidshalve niet genoemd zijn, maar die wel voor zover relevant verwerkt in de planregels.

ad. 1. Functieverandering

Bij functieverandering wordt onderscheid gemaakt tussen wonen en werken. Wonen wordt als een geschikte vorm van (her)gebruik van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied gezien. Ook werken zou hierbinnen passen. Hierbij heeft het platteland vaak een kraamkamerfunctie voor startende ondernemers. Vervangende nieuwbouw is hierbij mogelijk, onder voorwaarde dat een kwaliteitsimpuls aan de omgeving wordt gegeven.

Hobbyboeren bij wonen komt ook nogal eens voor. Hierbij gaat het vaak om dergelijke aantallen dieren en productiewijze die geen agrarische (hoofd)bestemming rechtvaardigen. Door de regio wordt het belang van hobbyboeren gezien ten behoeve van het beheer van het buitengebied. Door de regio wordt dan ook een maximaal oppervlak aan bijgebouwen toegestaan.

ad. 2. Nevenactiviteiten

Bij nevenactiviteiten dient naast de ondergeschiktheid van de activiteit tevens de agrarische uitstraling van het perceel behouden te blijven. De nevenactiviteit kan per deelgebied verschillen. Dit is afhankelijk van de kwaliteit en de mogelijke te behalen kwaliteitswinst. Tevens dient ervoor gewaakt te worden dat nieuwe niet-agrarische activiteiten ontstaan die in het geheel geen relatie hebben met het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf.

Wanneer de hoofdactiviteit stopt kan de nevenactiviteit worden voortgezet. Deze functieverandering dient wel te voldoen aan de voorwaarden onder 'niet-agrarische bedrijvigheid'.

ad. 3. Niet-agrarische bedrijvigheid

Voor niet-agrarische bedrijvigheid geldt vanuit de regio tevens een wens tot differentiatie van de mogelijkheden voor uitbreiding. Hierbij is maatwerk nodig.

Zoals hierboven vermeld, zijn voor elke zoekzone concrete criteria en eisen opgenomen in deze streekplanuitwerking. Daarnaast geldt nog een basispakket van kwaliteitsbijdragen:

  • in beginsel komen alle legaal opgerichte vrijkomende gebouwen op het bouwperceel die geen nieuwe functie krijgen en niet karakteristiek of monumentaal zijn voor sloop in aanmerking;
  • het gedeelte van het voormalige agrarisch bouwblok dat door de nieuwe functie (wonen of werken) niet wordt gebruikt zal niet langer tot het bouwvlak behoren en krijgt een gebiedsbestemming. Op dit gedeelte van het voormalige bouwvlak kan (in principe) niet gebouwd worden;
  • een initiatiefnemer dient aan te tonen op welke wijze gebouwen zorgvuldig in het landschap worden ingepast.

Behalve het versterken van de ruimtelijke kwaliteit via het basispakket dienen alle nieuwe initiatieven te voldoen aan de volgende overige voorwaarden:

  • geen nadelige gevolgen voor waarden en functies in de omgeving;
  • tevens mogen waarden (ecologie, landschap, cultuurhistorie, archeologie en hydrologie) in de omgeving niet onevenredig geschaad worden;
  • parkeren dient op eigen erf plaats te vinden;
  • buitenopslag is niet toegestaan;
  • de bedrijfswoning moet worden gehandhaafd.

Voor zover de criteria en eisen gelden voor de zoekzone 'EHS natuur, verweving, verbindingszone' en 'Natura 2000', waar het plangebied in zijn geheel in valt, zijn deze verankerd in dit bestemmingsplan. Dit plan past daarmee binnen het beleid van deze streekplanuitwerking.

2.3.3 Waterbeheersplannen

De gemeente Putten heeft op haar grondgebied te maken met twee waterschappen, te weten “Vallei en Eem” en “Veluwe”. Beide waterschappen hebben recent waterbeheersplannen vastgesteld. De Wet op de waterhuishouding verplicht waterbeheerders eens in de vier jaar een waterbeheersplan op te stellen. In dit plan geven zij aan hoe zij het rijks- en provinciale waterbeleid vertalen naar concrete doelen en maatregelen. Opgemerkt wordt dat per 1 januari 2013 de twee waterschappen fuseren tot "Waterschap Vallei & Veluwe".

Het plangebied valt volledig binnen het regime van het huidige waterschap Veluwe.

Waterbeheersplan Veluwe 2010 t/m 2015

Waterschap Veluwe is in zijn gebied verantwoordelijk voor de waterhuishouding en de waterkering. Het beheersgebied van het waterschap omvat één van de grootste aaneengesloten natuurgebieden in ons land: de Veluwe. Daarnaast kent het gebied een opvallend rijke cultuurhistorie. Rust en ruimte vormen de kracht van de Veluwe, maar tevens ook de kwetsbaarheid. In het waterbeleid worden die unieke kwaliteiten beschermd en versterkt. Het jaar 2015 is een markant ijkpunt. In het Nationaal Bestuursakkoord Water-Actueel en in de Kaderrichtlijn Water is bepaald dat in dat jaar het watersysteem op orde moet zijn.

Het waterschap heeft in de planperiode 2010 tot en met 2015 een aantal doelen. Elk doel heeft één of meer opgaven die op enig moment in de planperioden of gedurende de gehele planperiode moet worden uitgevoerd. De doelen zijn:

  • 1. veilige dijken;
  • 2. gewenste grond- en oppervlaktewaterstanden;
  • 3. vermindering wateroverlast en water voor droge tijden;
  • 4. goede onderhoudssituatie;
  • 5. herstel en behoud van bijzondere natuur;
  • 6. goede waterkwaliteit;
  • 7. stedelijk waterbeheer;
  • 8. transport en zuivering van afvalwater;
  • 9. brede kijk.

De watersysteembenadering

Water, waterbodems, oevers en de daar levende dieren en planten maken samen deel uit van het watersysteem. Oppervlaktewater en grondwater zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Datzelfde geldt ook voor het watersysteem, de ruimtelijke inrichting en het milieu. Zo heeft bijvoorbeeld de aanleg van een bedrijventerrein invloed op de waterafvoer en -kwaliteit en bepaalt het aanleggen van een watergang of de gewenste grondwaterstand gerealiseerd kan worden.

De waterketenbenadering

De waterketen omvat de hele trits van waterwinning, -gebruik en lozen. Waterketens sluiten vroeg of laat aan op het watersysteem. Dat stelt eisen aan de waterketen. Samen met waterwinnende bedrijven kijkt het waterschap naar oplossingen om verdroging tegen te gaan. In samenwerking met gemeenten bepaalt het waterschap de optimale inhoud van het rioleringssysteem en de daarop aansluitende rioolwaterzuivering. Een goede combinatie van riolering en zuivering kan leiden tot lagere maatschappelijke kosten.

Veiligheid

Eén van de belangrijkste taken van Waterschap Veluwe is het beschermen van het beheersgebied tegen hoogwater. Hoogwater wil het waterschap bij voorkeur niet afwentelen op aangrenzende waterschappen of de IJssel en de randmeren. Het waterschap zorgt voor veilige dijken. Daarbij gaan de cultuurhistorie en natuurwaarden niet uit het oog verloren.

Niet afwentelen

Kort gezegd betekent dit dat met het oplossen van het ene probleem, geen nieuw probleem mag ontstaan. Dit geldt voor het waterbeleid én voor de daarmee samenhangende kosten. Indien nodig zal Waterschap Veluwe (regen)water zoveel mogelijk bovenstrooms vasthouden, vervolgens (tijdelijk) bergen in zogenaamde retentiegebieden en pas daarna afvoeren naar elders. Bij de uitwerking van dit voornemen wil men duurzaam omgaan met het watersysteem. Concreet betekent dit dat gewerkt wordt met het breder en minder diep maken van waterlopen, flexibel peilbeheer of het laten meanderen (slingeren) van watergangen. Ook is het beter regen-, grond- en oppervlaktewater schoon te houden, dan het later te moeten zuiveren. Maatregelen om schone en vuile waterstromen te scheiden hebben daarom de voorkeur. Bij daken en wegen valt te denken aan het loskoppelen van de regenwaterafvoer van het rioleringsysteem. Van groot belang is dat de eisen die het watersysteem stelt, gerealiseerd worden tegen acceptabele inspanningen en kosten. Wat acceptabel is, zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden.

Ecologisch gezonde water- en (natte)landnatuur, ook in de stad

'Gezond' betekent dat planten en dieren zich in een bepaald milieu kunnen handhaven, of zich er na een verstoring opnieuw kunnen vestigen. Het waterschap wil de natuurwaarden binnen zijn gebied behouden, ontwikkelen en versterken. Met andere partijen wordt samengewerkt om de gewenste grond- en oppervlaktewatersituatie te realiseren. Ook in stedelijk gebied wil men het water op een aantrekkelijke wijze inrichten. Daarbij wordt rekening gehouden met de aanwezige natuurwaarden.

Water als mede-ordenend principe in de ruimtelijke ordening

Waterschap Veluwe heeft duidelijke ideeën over het watersysteem. Deze ideeën omschrijven zij per stroomgebied. De watervisies wil men nadrukkelijk betrekken in het overleg met gemeenten. De verplichte watertoets binnen ruimtelijke plannen is daarvoor een goed instrument. Deze toets moet een goede afweging van ruimtelijke ontwikkelingen en watersysteem mogelijk maken. De afgelopen jaren bood Waterschap Veluwe het water al meer ruimte bij beekherstelprojecten en stedelijke uitbreidingsplannen.

Op de 'Beleidskaart beheersgebied Waterschap Veluwe' heeft het plangebied geen nadere aanduiding gekregen. Op de wateraspecten wordt verder ingegaan in paragraaf 4.3.

2.3.4 Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten

De gemeenteraad van Putten heeft het Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten (LOP) vastgesteld op 9 juni 2011. Aanleiding tot het opstellen van het LOP komt voort uit de bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten in het buitengebied van de gemeenten Putten en Ermelo. Deze kwaliteiten staan onder druk door de dynamiek in het buitengebied. Tevens ontbreekt een heldere, integrale landschapsvisie. Om de kansen, die deze dynamiek geven, ruimte te geven en de kwaliteiten te behouden is het LOP opgesteld. Hier wordt alleen ingegaan op Putten.

Het doel van de opstelling van het LOP is om in overleg met alle betrokkenen tot een uitvoeringsgericht plan te komen voor behoud en verbetering van de kwaliteit van het landschap. Het plan zal bestaan uit een integrale visie op het plangebied en een uitvoeringsplan. Met het plan worden de effecten van het beleid op de ruimtelijke kwaliteit van het landschap toetsbaar.

De basis van het kwaliteitsbeeld wordt gevormd door een mozaïek van de verschillende 'historische' landschapstypen met elk hun eigen kwaliteiten, structuren en karakteristieken, die bepaald zijn door de ondergrond (bodem en geomorfologie), ontginningsgeschiedenis, waterhuishouding, natuurwaarden en de ruimtelijke verschijningsvorm (onder meer openheid / beslotenheid). Hieronder is een uitsnede van de kaart “kwaliteitsbeeld” van het plangebied Oostelijk Buitengebied weergegeven.

Er zijn vier hoofdzones bepaald en er is per hoofdzone een visie op hoofdlijnen weergegeven. Het plangebied behoort tot de hoofdzone Veluwemassief-droog, met bos en heide als belangrijkste natuurwaarden. In de Visie wordt deze zone ook wel aangeduid als het bosrijke Veluwemassief met agrarische enclaves. Voor deze hoofdzone wordt gestreefd naar meer afwisseling in de bosgebieden om de ecologische waarde en de belevingswaarde te verhogen. De waardevolle open eenheden van de agrarische enclaves, zoals Koudhoorn, worden behouden en versterkt door de randen te accentueren en de beeldkwaliteit van de erven en dorpsranden te verbeteren.

De 'visie op hoofdlijnen' is uitgewerkt in deelgebieden en thema's waarvoor vervolgens concrete maatregelen worden voorgesteld. De voor het plangebied relevante maatregelen worden hieronder genoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004_0008.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004_0009.jpg"

Afbeelding 6: Landschapsontwikkelingsplan Ermelo-Putten, Uitsnede Oostelijk buitengebied Putten

Algemene maatregelen

  • landschappelijke versterking door aanbrengen van gebiedseigen beplantingselementen, zoals houtwallen, -singels, bosstroken en laanbeplanting;
  • weghalen gebiedsvreemde beplanting.

Voor deze maatregelen is een omgevingsvergunningstelsel voor werken, geen bouwwerken zijnde, of voor werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningstelsel) opgenomen. Hierbij is het planten of verwijderen van beplanting vergunningsplichtig gesteld, zodat er grip blijft op de beplanting in het plangebied.

Thema: Landschappelijke versterking verblijfsrecreatie

Maatregel: faciliteren functieverandering in recreatiegebieden (bijv. van kleine bedrijfjes naar wonen). Dit biedt een impuls voor de beeldkwaliteit.

Dit is relevant voor Koudhoorn. Hierbij wordt aangesloten bij het beleid van regio Noord-Veluwe (zie paragraaf 2.3.1).

Thema: Behoud en versterking agrarische enclaves

Maatregelen:

  • behouden en versterken open karakter agrarische enclave met behoud agrarisch grondgebruik;
  • voorkomen nieuwe ontwikkelingen zoals (uitbreidingen van) recreatieparken en woningbouw in de bosrand. Het uitvoeringsprogramma noemt ook nog dat grootschalige stallenbouw en boomkwekerijen tegengegaan moeten worden;
  • behouden zandpaden;
  • het uitvoeringsprogramma vermeldt dat het beleid geborgd moet worden in onder andere bestemmingsplannen.

Dit is van toepassing op Koudhoorn. Aangezien het bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied een conserverend karakter heeft en Koudhoorn in de huidige situatie behouden blijft, wordt aan deze maatregelen voldaan. De zandpaden worden beschermd door het verharden van paden omgevingsvergunningplichtig te stellen. Het beleid wordt geborgd in het bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied door op het relevante beleid in te gaan (zie hoofdstuk 2 Beleidskader).

Thema: Omvorming en beheer bosgebieden

Maatregelen: realiseren opstap- / rustpunten met start wandelroutes en informatievoorziening, verbetering parkeergelegenheid en (indien mogelijk) plaatsen van een horecavoorziening;

Deze maatregelen zijn niet nader geconcretiseerd. In het bestemmingsplan is hier daarom vooralsnog geen rekening mee gehouden. Er wordt bijvoorbeeld geen extra horecavoorziening mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan heeft immers een conserverend karakter.

Er kan geconcludeerd worden dat dit bestemmingsplan past bij het beleid uit het LOP.