Plan: | Oostelijk Buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004 |
De milieusituatie in heel Nederland is zorgelijk te noemen. Door de toenemende uitstoot van verontreinigende stoffen en het toenemende menselijk ruimtebeslag hebben we te maken met een verslechterende milieukwaliteit en voortdurende achteruitgang van de toestand van de natuur. Dit geldt ook voor het plangebied. Toch is juist voor dit gebied de milieukwaliteit zeer belangrijk, omdat de hoofdfuncties natuur en recreatie hier met name afhankelijk van zijn. Belangrijk voor het plangebied zijn met name verzuring, vermesting en verdroging. Daarnaast spelen verstoring en verspreiding een rol.
Voor het plangebied is in planologische zin met name verzuring door NHx van belang. In tegenstelling tot zwavel- en stikstofoxiden die lang in de lucht blijven en daardoor gelijkmatig over het land worden verspreid, komt ammoniak voor een aanzienlijk deel weer tamelijk dichtbij de bron op de grond terecht. Problemen doen zich voor, daar waar concentraties hoog zijn. De nabijgelegen Gelderse Vallei is een gebied, waar de gemiddelde ammoniakneerslag zeer hoog is (ongeveer 3750 mol per hectare per jaar).
De gevolgen van verzuring zijn: een verminderde vitaliteit van bossen, vergrassing van heidevelden, het verdwijnen van voedselarme bodemtypen en soms het verdwijnen van ondergroei in het bos.
Het probleem van verzuring voor het plangebied is een combinatie van de genoemde nabijheid van de Gelderse Vallei en de aanwezigheid van natuurgebieden en arealen bos die door bodemsamenstelling en vegetatie extra gevoelig zijn voor verzuring.
Daarnaast speelt de uitstoot van ammoniak door een aantal intensieve veehouderijbedrijven in Koudhoorn een kleine rol. Door de relatie tussen afstand en neerslag van ammoniak mag worden aangenomen dat in de randzones van het plangebied (langs de Gelderse Vallei) de neerslag van ammoniak het grootst is.
Voor de vermestingsproblematiek zijn twee stoffen van belang: Nitraat (NO3)en Fosfaat (P2O5). Ook deze stoffen gedragen zich in de bodem heel verschillend: nitraten spoelen gemakkelijk uit en zijn daarom een bedreiging voor grond- en oppervlaktewater, terwijl fosfaten tot een zeker verzadigingspunt worden vastgelegd in de bodem. Nadelige effecten van nitraat en fosfaat zijn ophoging, verdringing van andere stoffen, uitspoeling naar het grondwater wanneer de bodem en de vegetatie niet meer in staat zijn het overschot vast te houden, verstoring van een evenwichtig bodemleven en versnelde afbraak van organische stof. De landbouw is een belangrijke bron van nitraat en fosfaat. Overschotten uit de landbouw zijn alleen aan de orde in en rond Koudhoorn. Naast de landbouw is ook afvalwater van huishoudens een belangrijke bron voor nitraat- en fosfaatbelasting. Het is daarom belangrijk dat woningen en recreatiebedrijven zijn aangesloten op een riolering. Voor het plangebied is vermesting met name van belang, gezien de voor de natuur belangrijke grondwaterstromen.
Ten aanzien van nitraat blijkt in natuurgebieden en bossen veelal sprake te zijn van een grote overschrijding van de norm, vermoedelijk als neveneffect van de zure neerslag op de bodem. De nitraatgehalten nemen hierbij toe naarmate de grondwaterstand lager is. Juist de lage grondwaterstand is een kenmerk van het plangebied. Daarnaast heeft vermesting gevolgen voor de veiligstelling van het grondwater.
Milieuvreemde stoffen die in het milieu verspreid worden, zijn afkomstig van de vele menselijke activiteiten zoals landbouw, verkeer, bedrijfsactiviteiten en recreatie. Via mest en gewasbeschermingsmiddelen worden milieuvreemde stoffen vanuit de landbouw in de bodem verspreid. Daarnaast is stankhinder door intensieve veehouderijbedrijven een vorm van verspreiding. De recreatie zorgt met name voor zwerfafval in het gebied.
In het zuidwestelijke deel van het plangebied bevindt zicht het grondwater- beschermingsgebied Putten, behorende bij het gelijknamige drinkwaterpompstation. In dit grondwaterbeschermingsgebied gelden beperkingen om infiltratie van eventuele verontreiniging in de grond (en uiteindelijk in het grondwater tegen te gaan). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het waterwingebied en het grondwaterbeschermingsgebied. De verspreiding van vervuilende stoffen, waaronder die door vermesting, in de richting van het pompstation kan zo worden tegengegaan.
Verdroging speelt in het plangebied een grote rol. Door grootschalige waterwinning op de Veluwe (onder andere bij Putten), beregening door agrarische bedrijven en in mindere mate eigen pompen van huishoudens is de grondwaterstand de afgelopen decennia aanzienlijk gedaald. De kwaliteit van heidevelden en bosgebieden in het plangebied is als gevolg van deze verdroging achteruit gegaan. Ook al omdat de negatieve effecten van verzuring door verdroging worden versterkt.
Verstoring treedt onder andere op door geluidshinder, maar ook door verstoring van de stilte in de bossen. De geluidshinder wordt met name veroorzaakt door de weg Garderen-Putten en in mindere mate door de recreatieve bedrijvigheid in en rond Koudhoorn.
Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. De Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar drie bronnen van geluid, namelijk:
Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Op de aspecten wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt hier nader ingegaan.
Wegverkeerslawaai
Voor het wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijke kader. In deze wet is onder andere vastgelegd welke geluidniveaus op de gevel van nieuwe woningen, ten gevolge van wegverkeer, maximaal toelaatbaar zijn. In beginsel geldt dat de geluidsbelasting op nieuwe woningen niet meer mag bedragen dan de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Op grond van artikel 76, lid 1 van de Wet geluidhinder dienen bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan de grenswaarden van de Wet geluidhinder in acht te worden genomen. Volgens artikel 76, lid 3 geldt deze verplichting niet voor situaties waarin op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan de weg en de woningen en/ of andere geluidgevoelige gebouwen aanwezig zijn (bestaande situatie). Dit houdt in dat bij zogenaamde conserverende bestemmingsplannen geen toetsing aan de grenswaarde hoeft plaats te vinden.
Railverkeerslawaai
Er loopt geen spoorlijn in of nabij het plangebied. Dit houdt in dat er geen toetsing hoeft plaats te vinden.
Industrielawaai
Er liggen geen gezoneerde bedrijventerreinen in of nabij het plangebied. Er hoeft geen toetsing plaats te vinden.
Conclusie
Bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied is een conserverend bestemmingsplan. In het plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt dan wel nieuwe geluidsbronnen. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is hierdoor niet noodzakelijk en de Wet geluidhinder staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
In onderstaande tabel zijn alle in de omgeving van het plan gelegen bestaande bedrijven weergegeven met aanduiding van de adviesafstand zoals aanbevolen in de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering 2009.
Bedrijven binnen plangebied:
Nr | Naam - type inrichting | Locatie | Aanwezig Installatie | VNG-Type | Invloed afstand / m | |||
G e u r |
Stof | G e l u i d |
G e v a a r |
|||||
1 | Reewold, camping | Wildforsterweg 17 | 8 m3 vloeibaar gas bovengrondstank | Kampeerterrein | 30 | - | 50 | 50* |
2 | De Rusthoeve, camping | Garderenseweg 168 | 3 m3 vloeibaar gas bovengrondstank | Kampeerterrein | 30 | - | 50 | 50* |
3 | Landgoed Schovenhorst | Garderenseweg 93 | Trouwlocatie (incl. feest), restaurant, café | Discotheken, muziekcafés | - | - | 30 | 10 |
4 | Landgoed Groot Spriel | Garderenseweg 150 | Staat momenteel leeg | - | - | - | - | - |
5 | Agrarisch | Arnhemse Karweg 10 | 70 paarden en dieseltank | Maneges | 50 | 30 | 30 | - |
6 | Agrarisch | Drosteweg 14 | 2999 nertsen en 1,5 m3 dieseltank | Fokken en houden van dieren - nertsen en vossen | 200 | 30 | 30 | - |
7 | Recreatie-woning | Drosteweg 15 | 3 m3 propaantank | Woning | - | - | - | 50* |
8 | Agrarisch | Hessenweg 7 | 150 vleeskalveren | Fokken en houden van rundvee | 100 | 30 | 30 | - |
9 | Camping de Vriendschap | Hessenweg 8 | - | Kampeerterrein | 30 | - | 50 | - |
10 | Agrarisch | Hessenweg 17 | Propaantank, 26 rundvee, 57 kalveren | Fokken en houden van rundvee | 100 | 30 | 30 | - |
11 | Agrarisch / Stucadoors-bedrijf | Hessenweg 18 | 24 paarden/pony's | Maneges | 50 | 30 | 30 | - |
12 | Houtwerk- bedrijf |
Hessenweg 23 | Bedrijf aan huis | Timmerwerk- fabriek <200 m2- |
- | 30 | 50 | - |
13 | Camping | Hoorneweg 17 | 2 m3 propaantank | Kampeerterrein | 30 | - | 50 | 30* |
* Gerelateerd aan de aanwezige bovengrondstanks
Voor een aantal van bovenstaande bedrijven geldt dat de afstand tot woningen binnen het plangebied korter is dan aanbevolen. Echter het plan is zuiver conserverend van aard. Als dit betekent dat hiermee de afstand tot bedrijven niet groter kan worden dan nu is toegestaan op grond van het vigerend bestemmingsplan en tegelijk het aantal woningen niet toeneemt, dan is te onderbouwen dat dit aanvaardbaar is:
Conclusie
Het bestemmingsplan is ten aanzien van het aspect bedrijven en milieuzonering uitvoerbaar.
De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen.
Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.
Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie. Wanneer ontwikkelingen zich voordoen dient een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Conclusie
Het bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden overeenkomstig de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Er is geen sprake van een bij recht toegestane functiewijziging in het plangebied en het aspect bodem staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
In onderstaande tabel zijn de resultaten van geïnventariseerde risicobronnen (op basis van de risicokaart en bekende vervoersgegevens o.a. afkomstig van RWS) in en om het plangebied weergegeven.
Bedrijven buiten plangebied met een invloedgebied binnen het plangebied:
Nr. | Naam - type inrichting | Locatie | Aanwezige installatie | Invloedgebied / meters | 10-6 contour |
1 | LPG-station Delek Nederland | Oude Rijksweg 9 | afleverinstallatie | 510 (Ja - 4 woningen)* | 35 (Ja)** |
2 | Miedema Benzinestation | Garderenseweg 110 | afleverinstallatie | 390 (Ja - 2 woningen)* | 110 (Nee)** |
3 | Konijnenburg, vakantiehuizen | Nieuwe Prinsenweg 7 | 5 m3 vloeibaar gas bovengrondstank | 110 (Nee)* | 40 (Nee)** |
4 | Aansluiting N303-N798 | ten noorden van Putten | transportroute gevaarlijke stoffen | 150 (Ja - 2 woningen)* | - |
* Ja/Nee kwetsbare objecten in zowel plangebied als invloedgebied.
** Ja/nee valt plaatsgebonden risicocontour binnen plangebied
De Garderenseweg (gedeelte vanaf het kruispunt Calcariaweg/Bosrand tot gemeentegrens Barneveld) is door de gemeenteraad aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen (bij besluit van 11 mei 2000). Aangezien het aangegeven weggedeelte deel uitmaakt van de route voor gevaarlijke stoffen, is het voor dit weggedeelte niet nodig om een ontheffing aan te vragen om gevaarlijke stoffen te mogen vervoeren. De stoffen die over de weg worden vervoerd zijn beperkt tot de in de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen en onderliggende AMvB’s genoemde stoffen.
Conclusie
Het bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen. Deze wet geeft normwaarden voor een 'gemiddeld gebied' op basis waarvan een geurcontour kan worden opgesteld. In een 'gemiddeld gebied' bestaat tussen veehouderijen en geurgevoelige objecten een redelijke afstand. De geurcontour bepaalt door de omgekeerde werking de ontwikkelingsmogelijkheden van gronden nabij veehouderijen. De realisatie van een geurgevoelig object binnen die afstand dient immers te worden voorkomen met het oog op een goede ruimtelijke ordening zoals genoemd in de Handreiking bij de Wet geurhinder en veehouderij.
Het plangebied kenmerkt zich door enkele verspreid liggende veehouderijen. Het landgebruik is overwegend grasland. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de mogelijke geurhinder van deze bedrijven op het plangebied in kaart gebracht worden wanneer er sprake is van een ontwikkeling om te bepalen of het plan niet in strijd is met de wetgeving. Ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming moet worden nagegaan of een partij onevenredig in haar belangen wordt geschaad.
De Nederlandse geurwetgeving is grofweg onderverdeeld in twee categorieën. Inrichtingen die vallen onder de algemene regels van het Besluit landbouw milieubeheer en inrichtingen welke moeten voldoen aan de geurnormen en geurafstanden zoals gesteld in de Wet geurhinder en veehouderij (met name intensieve veehouderijen).
Conclusie
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, met uitzondering van de uitoefening van een Bed & Breakfast bij agrarische bedrijven. Een Bed & Breakfast bij een agrarisch bedrijf is daarom slechts toegestaan als aan de afstandscriteria van het Besluit landbouw dan wel van de Wet geurhinder worden voldaan.
Het aspect geurhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan.
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.
Het bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied is een conserverend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voegt geen nieuwe functies toe en er zijn geen nieuwe ontwikkelingen wat inhoudt dat de luchtkwaliteit niet zal veranderen. Op grond van deze overwegingen kan zonder luchtonderzoek worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan voldoet aan de in de Wet milieubeheer vastgelegde luchtkwaliteitseisen.
Conclusie
De wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.
In het kader van een bestemmingsplan is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de ligging en eigenschappen van binnen het plangebied voorkomende kabels en leidingen. Kabels en leidingen kunnen een bepaalde afstand tot gevoelige functies vereisen.
Conclusie
In of nabij het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels of leidingen. Dit aspect vormt daarmee geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Vanwege de ligging in Natura 2000 gebied Veluwe en de EHS is er een Voortoets uitgevoerd", getiteld 'Toetsing Bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied Putten -Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS' (projectnr. 240366, revisie 02, april 2013, Oranjewoud). Ondanks het conserverend karakter ervan dient vanwege mogelijke (externe) effecten van de in het bestemmingsplan beschreven activiteiten getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. Daarnaast dient erop getoetst te worden dat er geen significante effecten optreden op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS als gevolg van het bestemmingsplan. De Voortoets is toegevoegd als bijlage 1.
Conclusie
Natura 2000
Op grond van de effectbeoordeling die in het kader van de Natuurbeschermingswet is uitgevoerd op de thema's in het bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied Putten, worden de volgende conclusies getrokken.
Bijgebouwenregeling
Deze regeling heeft geen (significant) negatief effect op de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000 gebied Veluwe indien het uitgangspunt is dat er op grond van het conserverend karakter van het bestemmingsplan geen uitbreiding van de veestapel zal plaatsvinden. Vanwege de stresssituatie die er met betrekking tot stikstof op de Veluwe bestaat, kan er geen enkele mol N bij. Mogelijk dat later in het licht van het PAS er wel uitbreidingsmogelijkheden zijn, maar dan is er een nieuwe situatie aan de orde (zie vervolgstappen).
Vergunningvrij bouwen
Vergunningvrij bouwen is vanwege de eis van een omgevingsvergunning niet verder getoetst. Hierdoor is namelijk gegarandeerd dat er geen (significant) negatieve effecten door toekomstig bouwen zullen optreden.
Landgoederen
De bestaande landgoederen Schovenhorst en Groot Spriel leveren wat betreft het reguliere gebruik geen negatieve effecten op voor de kwalificerende broedvogels in de omgeving van het plangebied. Naast dit gebruik wil de beheerder van het landgoed Schovenhorst vijf keer per jaar de horeca overdag de gelegenheid bieden voor feesten. Indien dit buiten het broedseizoen van Zwarte specht en Wespendief, die hier hun leefgebied hebben, plaatsvindt (globaal van 15 maart t/m 15 juli) zijn significant negatieve effecten voor deze soorten uitgesloten. Ze beschikken over voldoende alternatief leefgebied op de Veluwe voor hun voedselvluchten.
Ook wil de beheerder het mogelijk maken om een gezinshuis of een jeugdzorgboerderij in bestaande bebouwing te ontwikkelen. De effecten als gevolg hiervan bestaan uit een toename van recreatiedruk als gevolg van wandelaars en fietsers in de zomer. Deze effecten zijn gering, lokaal en seizoensgerelateerd (wandelaars, fietsers).
Voor het landgoed Groot Spriel kan een significant negatief effect als gevolg van een functiewijziging tot verzorgingstehuis, jeugdzorgboerderij, zakelijke dienstverlening of lichte horeca worden uitgesloten. Dit komt door de kleinschaligheid van de initiatieven, de afstand tot de habitattypen en het gunstige toekomstperspectief voor het betreffende habitattype. De overige reguliere activiteiten in het kader van het dagelijkse gebruik van het landhuis leveren eveneens geen significant negatieve effecten op.
Omgevingsvergunning stelsel voor archeologische gebieden
Geadviseerd wordt om de archeologische onderzoeken zoveel mogelijk buiten de broedperiode van de aanwezige broedvogelsoorten uit te voeren (globaal van 15 maart t/m 15 juli) om de effecten van geluidshinder zoveel mogelijk te beperken.
Paardenbakken
Voor het gebruik van paardenbakken zijn significant negatieve effecten op zowel habitattypen als broedvogels, die voor dit deel van het Natura 2000 gebied Veluwe zijn aangewezen, uitgesloten. Voor paardenbakken in de buurt van het leefgebied van de Nachtzwaluw wordt geadviseerd om geen lichtmasten te gebruiken of de lichtbundel strikt op de paardenbak te focussen.
Beroep en bedrijf aan huis
Gezien de kleinschaligheid van de activiteiten en de beperkte verstoring naar de omgeving, zal er een zeer gering effect op Wespendief en Zwarte specht optreden. Significant negatieve effecten als gevolg van beroep en bedrijf aan huis, zijn uitgesloten. Dit geldt in dezelfde mate voor B&B. Eventuele geringe verstoring van broedvogels kan worden voorkomen door de bezoekers van B&B te informeren over de waarde van dit Natura 2000 gebied voor met name bepaalde broedvogels.
Ecologische Hoofdstructuur
De thema's in het nieuw op te stellen bestemmingsplan Oostelijk Buitengebied Putten zijn op hun planeffecten getoetst op de wezenlijke kenmerken en waarden. Daaruit komt naar voren dat behalve paardenbakken buiten de bouwkavel (in EHS gebied) alle overige thema's de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet significant aantasten. Met dien verstande dat voor een aantal onderdelen van het bestemmingsplan er op voorhand geen (directe) duidelijkheid bestaat over de aanwezigheid van (strikt) beschermde soorten in het kader van de Flora- en faunawet. Zodra zich een ruimtelijke ontwikkeling voordoet, moet er meer informatie beschikbaar komen (natuurtoets).
In het kader van dit bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Doel van deze beoordeling is om na te gaan in hoeverre zich als gevolg van het bestemmingsplan significante milieugevolgen kunnen voordoen. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen als bijlage 2.
Opgemerkt wordt dat het agrarisch bedrijf aan de Hessenweg 17-17a nog genoemd is in bijlage 2. Inmiddels is de agrarische bedrijfsvoering hier beëindigd. Deze is nu bestemd als Wonen-1 voor 2 woningen. Dit heeft geen invloed op de conclusie van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Conclusie
De conclusie luidt als volgt. Toetsing van onderhavig plan aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn leidt tot de conclusie dat de beoogde ontwikkeling per saldo geen of weinig negatieve milieugevolgen zal hebben, significant negatieve effecten daarom niet te verwachten zijn en er derhalve voor het bestemmingsplan geen plan-m.e.r. nodig is.