Artikel 27 Algemene wijzigingsregels
27.1 Algemene voorwaarden
Voor elke wijziging genoemd in dit artikel geldt in zijn algemeenheid dat in de afweging in ieder geval de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen alsmede de luchtkwaliteit worden betrokken. Met het oog daarop worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:
-
a. een functiewijziging mag niet eerder plaatsvinden dan nadat uit een bodemonderzoek is gebleken dat daartegen geen bezwaar bestaat;
-
b. een functiewijziging mag niet leiden tot een ondoelmatige versnippering van de agrarische gronden;
-
c. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd; als voorwaarde zal in ieder geval geëist worden dat geen buitenopslag plaatsvindt;
-
d. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden in het plangebied; aandachtspunten hierbij zijn niet alleen de locatie waar de functiewijziging plaatsvindt, maar ook de te verwachten uitstraling die daarvan uitgaat en de Ecologische Hoofd Structuur;
-
e. de functiewijziging mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur; in geval de betreffende gronden uitsluitend zijn ontsloten middels een onverharde weg is geen enkele vergroting van de verkeersintensiteit acceptabel;
-
f. er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte; de ontsluiting van het terrein op het wegenstelsel dient te voldoen aan algemene inzichten over verkeersveiligheid;
-
g. de functiewijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;
-
h. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
-
i. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving in acht te worden genomen.
27.2 Actualisering
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de actualisering van de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke. De wijziging wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de planregels opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden met het oog op de verwijzing leidt. Een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen.
27.3 Omschakeling agrarisch met waarden naar bos
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemming 'Agrarisch met waarden' in een bestemming 'Bos', met dien verstande dat:
-
a. de wijziging uitsluitend van toepassing is op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuur';
-
b. de wijziging niet mag plaatsvinden indien de realisering onvoldoende vaststaat.
27.4 Wijziging begrenzing bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor het wijzigen van de grenzen van het bouwvlak voor agrarische bedrijven.
27.5 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar de bestemming Wonen - 1, met dien verstande dat:
-
a. niet meer dan 50% van de bebouwing gebruikt mag worden voor wonen;
-
b. het aantal woningen na wijziging niet meer dan 3 mag bedragen;
-
c. niet minder dan 350 m2 van de voormalige bedrijfsbebouwing gesloopt moet worden;
-
d. bedrijfsbebouwing die niet gebruikt wordt als bijbehorend bouwwerk eveneens gesloopt moet worden;
-
e. de planregels van Artikel 13 van toepassing zijn;
-
f. bebouwing zorgvuldig in het landschap moet worden ingepast waarbij in ieder geval de volgende regels gelden;
-
1. het voorste deel van de kavel moet worden ingericht als tuin;
-
2. nieuwe bebouwing moet achter de bestaande woning gebouwd worden;
-
g. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, bos of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
h. de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig zullen worden geschaad;
-
i. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op het (bestemde) eigen terrein zal plaatsvinden;
-
j. de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden niet onevenredig worden geschaad.
27.6 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemming Agrarisch met waarden' naar de bestemming Bedrijf, met dien verstande dat:
-
a. toegestaan zijn:
-
1. kleinschalige woon-werkcombinaties, zoals kantoor aan huis;
-
2. bedrijven gericht op natuur- en landschapsbeheer en -educatie tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m2;
-
3. bedrijven gericht op recreatie en zorg tot een oppervlakte van niet meer dan 1000 m2;
-
b. de overige bedrijfsgebouwen worden gesloopt;
-
c. bebouwing zorgvuldig in het landschap moet worden ingepast;
-
d. de nieuwe vorm van bedrijvigheid duidelijk minder schadelijk is voor natuur en milieu dan de huidige agrarische bedrijvigheid;
-
e. bedrijfsactiviteiten vinden, voorzover deze geen betrekking hebben op de productiegronden, zoveel mogelijk binnen de gebouwen plaats;
-
f. het nieuwe gebruik dient noch op korte, noch op lange termijn te leiden tot een aanmerkelijke behoefte aan uitbreiding van het bebouwde oppervlak;
-
g. buitenopslag niet is toegestaan, tenzij het betreft specifieke activiteiten aan welke buitenopslag eigen is, in welk kader een nadere afweging plaatsvindt van het gebruik van de buitenruimte;
-
h. detailhandel niet is toegestaan, tenzij het betreft de verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten en gewassen;
-
i. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, bos of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
j. de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig zullen worden geschaad;
-
k. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op het (bestemde) eigen terrein zal plaatsvinden;
-
l. de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden niet onevenredig worden geschaad;
-
m. de bedrijfswoning blijft gehandhaafd.
27.7 Omschakeling bedrijf naar wonen
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming Wonen - 1, met dien verstande dat:
-
a. de planregels van Artikel 13 van toepassing zijn;
-
b. alle overige voormalige bedrijfsgebouwen gesloopt worden.
27.8 Omschakeling agrarisch bedrijf naar dagrecreatie
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemming 'Agrarisch met waarden' naar de bestemming:
- Dagrecreatie in de vorm van een manege, kinderboerderij, museum, expositieruimte en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen
met dien verstande dat ten aanzien van de maatvoering van bebouwing de geldende planregels betreffende bebouwing op overeenkomstige wijze worden toegepast, mits de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
27.9 Mestopslag en/of mest- en sleufsilo's
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van mestopslag met een omvang van niet meer dan 2500 m³ en/of de bouw van mest- en sleufsilo's buiten het bouwvlak tot een inhoud van niet meer dan 2500 m³ en een hoogte van niet meer dan 8,0 respectievelijk 3,0 m, met dien verstande dat:
-
a. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
-
b. aangetoond is dat de mestopslag en de silo niet binnen het bouwvlak konden worden ingepast;
-
c. de mestopslag en silo aansluitend aan het agrarisch bouwvlak geplaatst worden.
27.10 Omschakeling Wonen-3
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat binnen de bestemming 'Wonen - 3' de bouwmogelijkheid voor deze woningen komt te vervallen. Bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid mogen de bijbehorende gronden worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemming. De wijziging mag niet plaatsvinden, indien de realisering onvoldoende vaststaat.
27.11 Aanleg fietspaden
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van (recreatieve) fietsverbindingen.