direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Oostelijk Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.OostelijkBG-0004

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een stucadoorbedrijf en het houden van paarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stucadoorbedrijf;
  • b. een schildersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf ';
  • c. een zonweringsmontagebedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonwering;
  • d. landelijke bedrijven;
  • e. bedrijfswoningen;
  • f. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven, conform het gestelde in lid 24.2;

met de daarbij behorende:

  • g. bouwwerken, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, zoals vermeld in bijlage 2 Lijst bestaande maatvoeringen;
  • b. de afstand tot de as van de weg mag niet minder bedragen dan 20 m;
  • c. bedrijfsgebouwen worden gebouwd in 1 bouwlaag met kap;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 8,0 m bedragen;
4.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan in onderstaande tabel is aangegeven:
    Locatie   Aantal  
    Aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stucadoorbedrijf'   2  
    Aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf'   1  
    Aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zonwering'   0  
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³ tot een maximum van 660 m³ per woning, met dien verstande, dat de inhoud van vrijstaande bedrijfswoningen tenminste 400 m³ mag bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3,0 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 8,0 m bedragen;
  • e. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • f. de bedrijfswoning mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3,0 m;
4.2.3 Paardenbakken

Voor het bouwen ten behoeve van paardenbakken gelden de volgende regels:

  • a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. het aantal paardenbakken mag niet meer dan 1 per bouwvlak bedragen;
  • c. de afstand tot omliggende woningen mag niet minder dan 30 m bedragen (gemeten tot c.q. vanaf de dichtstbijzijnde gevel van de betreffende woningen);
  • d. de afstand tot bebouwing op eigen terrein mag niet meer dan 10 m bedragen (gemeten tot c.q. vanaf de dichtstbijzijnde gevel van het hoofdgebouw);
  • e. een paardenbak wordt opgericht achter (het verlengde van) de achtergevel van de (bedrijfs)woning;
  • f. de oppervlakte van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m2;
  • g. door de aanleg van de paardenbak dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijn, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,0 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen mag niet meer dan 2,0 m bedragen;
  • c. lichtmasten ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10,0 m bedragen;
  • e. de oppervlakte van onoverdekte zwembaden mag niet meer dan 100 m2 per bouwvlak bedragen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 m en mits gebouwd wordt achter de achtergevelrooilijn;
  • f. de oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 20 m2 per bedrijf bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • het ruimtelijk beeld;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen indien de afstand tot de grens van het bouwperceel minder dan 3,0 m bedraagt;
  • b. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder dan 20 m bedraagt.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor het vergroten van de oppervlakte met niet meer dan 10%. In afwijking hiervan mogen bedrijven gericht op recreatie/zorg de oppervlakte vergroten met niet meer dan 30%, mits de ecologische haalbaarheid is aangetoond;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b voor het vergroten van de inhoud van de woning met niet meer dan 60 m3 tot een maximum van 720 m3 ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.2 onder e voor het vergroten en gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot niet meer dan 60 m2, mits de noodzaak om het bijbehorend bouwwerk te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw, is aangetoond;
  • d. het bepaalde in lid 4.2.2 onder f voor het vergroten van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10 % van de bestaande oppervlakte;
  • e. het bepaalde in lid 4.2.3 onder a voor het toestaan van een paardenbak buiten het bouwvlak, mits de paardenbak direct grenst aan het bouwvlak, de ecologische haalbaarheid is aangetoond en met inachtneming van lid 4.2.3 en lid 4.2.4 onder b en c;
  • f. het bepaalde in lid 4.2.4 onder c voor het toestaan van lichtmasten met een bouwhoogte van niet meer dan 8,0 m, met dien verstande dat de afstand tot omliggende woningen niet minder dan 50 m bedraagt;
  • g. het bepaalde in lid 4.2.4 onder e voor het toestaan van onoverdekte zwembaden vóór de achtergevelrooilijn, met dien verstande dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende functies en waarden.
4.4.2 Toepassingsvoorwaarden

De in lid 4.4.1 onder a genoemde vergunning wordt uitsluitend verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende functies en waarden;
  • b. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • c. er geen sprake is van buitenopslag;
  • d. de bedrijfswoning gehandhaafd blijft.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 voor het toestaan van een ander bedrijf met in achtneming van het volgende:

  • a. het nieuwe bedrijf mag gelet op de aard, omvang en ligging geen onevenredige afbreuk doen aan het (leef)milieu en het landschap;
  • b. aangetoond dient te worden dat er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • c. aangetoond dient te worden dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de naburige gronden.