3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat;
-
1. intensieve veehouderijen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij';
-
2. binnen elk agrarisch bouwvlak uitsluitend 1 agrarisch bedrijfscomplex is toegestaan;
-
b. bedrijfswoningen;
-
c. aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven, conform het gestelde in lid 24.2;
tevens zijn deze gronden bestemd voor:
-
d. de bescherming van landschapswaarden;
-
e. extensieve dagrecreatie en hobbymatig medegebruik;
-
f. wegen en uitwegen, met inachtneming van het bestaande aantal rijstroken, met dien verstande dat bestaande uitwegen mogen worden verlegd en het bestaande aantal uitwegen mag worden vermeerderd met ten hoogste 1 per agrarisch bouwperceel;
-
g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
h. groenvoorzieningen;
-
i. paardenbakken;
met de daarbij behorende:
-
j. bouwwerken, tuinen en erven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwing ten behoeve van agrarische bedrijven
Voor het bouwen van bebouwing ten behoeve van agrarische bedrijven gelden de volgende regels:
-
a. ten behoeve van agrarische bedrijven is bebouwing toegestaan uitsluitend voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van de bedrijven, met dien verstande dat de bouw van kassen niet is toegestaan;
-
b. bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak en ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - schuur;
-
c. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' is aangegeven;
-
d. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per agrarisch bedrijfscomplex met een goothoogte van niet meer dan 3,0 m en een bouwhoogte van niet meer dan 8,0 m;
-
e. de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³ tot een maximum van 660 m³ per woning, met dien verstande, dat de inhoud van vrijstaande bedrijfswoningen tenminste 400 m³ mag bedragen;
-
f. een bedrijfswoning mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3,0 m;
-
g. bij de bedrijfswoning zijn bijbehorende bouwwerken toegestaan, met dien verstande dat hiervoor lid 13.2.2 van toepassing is;
-
h. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met uitzondering van toegangen voor werktuigen waarvoor een grotere goothoogte is toegestaan;
-
i. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10,0 m, met uitzondering van inpandige silo's en voorzieningen ter beperking van de emissie van schadelijke stoffen voor het milieu;
-
j. gebouwen moeten worden voorzien van een kap.
3.2.2 Paardenbakken
Voor het bouwen ten behoeve van paardenbakken gelden de volgende regels:
-
a. paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
-
b. het aantal paardenbakken mag niet meer dan 1 per bouwvlak bedragen;
-
c. de afstand tot omliggende woningen mag niet minder dan 30 m bedragen (gemeten tot c.q. vanaf de dichtstbijzijnde gevel van de betreffende woningen);
-
d. de afstand tot bebouwing op eigen terrein mag niet meer dan 10 m bedragen (gemeten tot c.q. vanaf de dichtstbijzijnde gevel van het hoofdgebouw);
-
e. een paardenbak wordt opgericht achter (het verlengde van) de achtergevel van de (bedrijfs)woning;
-
f. de oppervlakte van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m2;
-
g. door de aanleg van de paardenbak dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
a. mestopslag en silo's zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
-
b. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer bedragen dan 5,0 m exclusief een afdekking danwel 8,0 m inclusief een afdekking;
-
c. de bouwhoogte van paardenbakomheiningen mag niet meer bedragen dan 2,0 m;
-
d. lichtmasten ten behoeve van paardenbakken zijn niet toegestaan;
-
e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,0 m bedragen;
-
f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 10,0 m;
-
g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 3,0 m.
3.2.4 Schuren
Voor het bouwen van schuren gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de specifieke bouwaanduiding - schuur;
-
b. de oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- het ruimtelijk beeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
-
a. de plaats van gebouwen indien de onderlinge afstand binnen het bouwperceel meer dan 20 m bedraagt;
-
b. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder dan 20 m bedraagt.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het geheel of gedeeltelijk verharden van on- en halfverharde wegen en paden, met dien verstande dat asfaltverharding in geen geval is toegestaan, ook niet bij het vervangen van bestaande verharding;
-
b. het vellen of rooien van houtopstanden;
-
c. het aanbrengen van beplantingen;
-
d. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse leidingen, voorzover het de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' betreft;
-
e. het aanbrengen van drainage, het dempen of graven van watergangen.
3.6.2 Uitzondering op verbod
De in lid 3.6.1 bedoelde vergunning is niet vereist voor normaal onderhoud en binnen de bouwvlakken.
3.6.3 Toepassingsvoorwaarden
De in lid 3.6.1 bedoelde werken en werkzaamheden zijn alleen toelaatbaar, indien door de uitvoering van het andere werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.