direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Drielanden 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0243.BP00071-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Harderwijk is volgens de Wet ruimtelijke ordening verplicht om voor haar hele grondgebied bestemmingsplannen vast te stellen. Het bestemmingsplan is een bijzonder plan. Het is namelijk een bindend plan voor zowel overheid als burgers. De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Ze wijst daarin de bestemming, ofwel functie van de grond aan. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en hetgeen daarop gebouwd is (bouwwerken). Omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt daardoor mede of ergens gebouwd mag worden.

Harderwijk werkt aan een actualisering van haar bestemmingsplannen. De huidige bestemmingsplannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer goed aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van plan methodiek en bestemmingsplanregeling. Met de actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige en toekomstige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Hiermee wordt de lappendeken aan plannen en regelingen (veelal binnen dezelfde wijk) opgeruimd en ontstaat uiteindelijk meer rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor de bewoners van Harderwijk.

1.2 Doel

Het belangrijkste doel van het bestemmingsplan "Drielanden 2013" is het scheppen van een actueel, helder en toegankelijk ruimtelijk kader. Binnen dit kader is een balans gevonden tussen enerzijds het creëren van voldoende mogelijkheden om de woonomgeving en openbare ruimte flexibel in te richten en anderzijds het bieden van voldoende rechtszekerheid ten behoeve van de handhaving van bestaande gebruik- en bouwrechten.

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van karakter. Dat wil zeggen dat de planregeling vooral is gericht op het handhaven van de bestaande situatie.

Het bestemmingsplan "Drielanden 2013" vervangt bij inwerkingtreding de bestemmingsplannen:

  • 1. Aquavilla's;
  • 2. 1e fase Drielanden, Muziekland I;
  • 3. Centrumgebied Drielanden deel I;
  • 4. Centrumgebied Drielanden deel II;
  • 5. Drielanden-Muziekland III-West 2010;
  • 6. Drielanden Zuid;
  • 7. Gedeelte Centrumgebied Drielanden;
  • 8. Gedeelte Centrumgebied Drielanden deel 2;
  • 9. Gedeelte Muziekland III;
  • 10. Harderhout 1A;
  • 11. Harderhout 1B;
  • 12. Harderhout 1B zuid;
  • 13. Harderhout II;
  • 14. Deelplan Westermeenweg;
  • 15. Muziekland II;
  • 16. Muziekland II-Noord;
  • 17. Muziekland III;
  • 18. Muziekland III-West;
  • 19. Muziekland IV;
  • 20. Omgeving Drielandendreef;
  • 21. Omgeving Saxofoondreef 14;
  • 22. Omgeving Westermeenweg-1e fase Drielanden, partiële herziening Drielanden 1989;
  • 23. Schoolvoorziening Muziekland;
  • 24. VCO school;
  • 25. Winkelcentrum Drielanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1. Plangebied

1.3 Plangebied

Op de overzichtskaart van het plangebied staat het plangebied weergegeven.

Het gebied van bestemmingsplan "Drielanden 2013" ligt aan de zuidzijde van Harderwijk. Het gebied wordt aan de noordkant begrensd door de A-28, aan de oostkant door de spoorlijn Amersfoort-Zwolle en aan de zuidkant door de Groene Zoomweg.

De wijk is onderverdeeld in een centrumgebied en de buurten Harderhout I en II en Muziekland I t/m IV.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0002.jpg"

Afbeelding 2. Buurten

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Drielanden 2013" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr. NL.IMRO.0243.BP00071-0003);
  • regels.


Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen "gelezen" worden. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het bestemmingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan "Drielanden 2013" bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • in hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie beschreven. Achtereenvolgens komen de ontstaansgeschiedenis, de ruimtelijke structuur en de aanwezige functies aan bod.
  • in hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van het beleidskader dat van belang is voor het functioneren en de ontwikkeling van het plangebied;
  • in hoofdstuk 4 komt de uitvoerbaarheid van het plan aan bod; Aan de orde komen zaken als archeologie, ecologie, water en milieu;
  • in hoofdstuk 5 wordt de planopzet behandeld. Hierin wordt beschreven welke ruimtelijke visie de gemeente voorstaat met "Drielanden" en hoe dat wordt vertaald in het bestemmingsplan. Hier wordt aangegeven hoe met bestaande situaties en nieuwe ontwikkelingen wordt omgegaan;
  • in hoofdstuk 6 worden kort de verschillende neergelegde bestemmingen, de juridische planopzet, behandeld en wordt verantwoording gegeven van het gebruik van de standaarden voor bestemmingsplannen in Harderwijk;
  • in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op het kostenverhaal en de economische uitvoerbaarheid van het plan;
  • de toelichting wordt afgesloten met hoofdstuk 8 waarin wordt ingegaan op het proces van inspraak en overleg in relatie tot dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis

De eerste aanzetten om het stedelijk gebied van Harderwijk over de autosnelweg Amersfoort - Zwolle (A28) heen te tillen dateren uit de tijd van de rijksnota "2e nota Ruimtelijke Ordening" uit 1966, gevolgd door een aanpassing van de gemeentegrens tussen Harderwijk en Ermelo. Binnen het bestel van de gemeente Harderwijk is de ontwikkeling van een woonwijk in het gebied Drielanden concreet gestalte gegeven in het "Structuurplan Harderwijk 1980". Voor een inzicht in de Harderwijkse voorgeschiedenis van dit plangebied, is onderstaand "stapsgewijze" overzicht opgesteld.

De eerste stap is gezet in het "Structuurplan Harderwijk 1980". In dit structuurplan zijn een tweetal gebieden aangegeven, waarin de "toekomstige woonbebouwing" gesitueerd kan worden:

  • Het woongebied "Frankrijk" en het woongebied "Drielanden";

In het voorjaar van 1983 is de tweede stap gezet. Om greep te krijgen op het toekomstige woongebied Drielanden is een "Eerste Verkenning" uitgevoerd, hetgeen geresulteerd heeft in een notitie, welke voorzien was van een "Inrichtingsschets voor Drielanden". Deze eerste verkenning is behandeld in de openbare vergadering van de commissie Stadsontwikkeling van maart 1983. Daarmee is gestalte gegeven aan het gelijktijdig bespreekbaar maken van de "7 voorwaarden", opgesteld voor de vaststelling van het structuurplan Harderwijk 1980";

Vier jaren later werd de 3e stap gezet: Toen verscheen de nota "Met het oog op morgen". In die nota zijn de ontwikkelingen vanaf de totstandkoming van het Structuurplan Harderwijk 1980 nauwlettend geanalyseerd. Zij kan dan ook beschouwd worden al een "evaluatie van het Structuurplan Harderwijk 1980". In deze nota wordt ook aangegeven welke mogelijkheden er zijn om de uitbreidingsgebieden Frankrijk en Drielanden voor woningbouw aan te wenden. Vooral dit laatste was belangrijk, immers mede te gevolge van de discussies rondom de verkeersproblematiek Drielanden was er nog geen (globaal) bestemmingsplan voor Drielanden opgesteld, zodat woningbouw op korte termijn tot de onmogelijkheden behoorde. In de nota "Met het oog op morgen" werd dan ook geconcludeerd, dat de continuïteit van de woningbouw alleen dan gewaarborgd kon worden indien:

  • eerst het plangebied Frankrijk volledig benut wordt voor woningbouw;
  • daarna -aansluitend- "overgestapt" kan worden naar het woongebied Drielanden.

Ingeschat werd verder, dat het woongebied Drielanden naar alle waarschijnlijkheid pas vanaf na 1992/1993 voor woningbouw aangewend kan worden;

In augustus 1987 is het "Programma van eisen Drielanden" opgesteld. Hierbij zei opgemerkt dat de voornoemde verkeersproblematiek nog niet opgelost is. Teneinde deze impassen op dat gebied te doorbreken werd voorgesteld, om een zodanig globaal bestemmingsplan op te stellen, dat meerdere keuzemogelijkheden ten aanzien van de ontsluiting blijven bestaan;

In juni 1988 werd de tussenbalans opgemaakt: In de notitie "Op weg naar Drielanden". In deze notitie werd aangegeven, dat er alleen dan diverse planologische reserveringen in het plan opgenomen kunnen worden, indien dit -globale- plan een hoog abstractieniveau heeft.

De zesde stap werd gevormd door het besluit van het college van burgemeester en wethouders, om voor de ontsluiting van het woongebied Drielanden de Westermeenweg aan te wijzen;

De zevende stap, genomen in het najaar 1988, werd gevormd door een drietal conceptontwerp bestemmingsplannen, die voor het totale gebied Drielanden zijn opgesteld;

De achtste stap heeft plaatsgevonden door de samengevoegde drie plannen al conceptontwerp bestemmingsplan Drielanden 1989 toe te zenden aan de Provinciaal Planologische Commissie (PPC) en de 2e inspraakronde te organiseren. Dit houdt in dat het gehele plangebied twee verschillenden sferen zal herbergen, te weten de toekomstige woonwijk Drielanden en het omringende agrarisch blijvend gebied;

De negende stap werd gevormd door de 1e tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan Drielanden 1989 alsmede de behandeling van de ontvangen bezwaren in de commissie Stadsontwikkeling op 10 april 1990. De voltooiing van de negende stap was de vaststelling van dit plan in de gemeenteraad van 17 mei 1990.

2.2 Ruimtelijke structuur

Algemeen

Met de ontwikkeling van het stadsdeel Drielanden, ten zuiden van de A28, is begonnen in de negentiger jaren. De uiteindelijke totale capaciteit van Drielanden komt op circa 4.600 woningen
te liggen. De zuidzijde van Drielanden wordt begrensd door de Groene Zoom, een te ontwikkelen
groene zone tussen het Veluwe-massief en de Randmeren. De Groene Zoom heeft een functie als uitloopgebied en vormt de landschappelijke verbinding tussen het stadsdeel Drielanden en ontwikkelingen aan de zijde van Ermelo. Het contrast tussen het watermilieu en grote vlakke openheid van het Wolderwijd aan de westzijde, en het reliëfrijke besloten bosgebied van de Veluwe aan de oostzijde is uitgangspunt geweest voor de hoofdopzet van het stadsdeel Drielanden. Daarnaast is het tot stand brengen van de relatie met de bestaande stad (het doorbreken van de barrière A28) een structurerende factor in de opzet van Drielanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0003.jpg" Afbeelding 3. Vogelvluchtfoto van het plangebied

Stedenbouwkundige opzet

Drielanden wordt een stadsdeel met drie wijken;

  • Muziekland is gericht op de bestaande stad;
  • Harderhout is geïnspireerd op het besloten bosrijke karakter van het Veluwemassief;
  • Drielanden West, nog te ontwikkelen (valt buiten het plangebied).

In Drielanden is veel aandacht besteed aan de architectonische en stedenbouwkundige uitstraling. In de stedenbouwkundige opzet van de wijken krijgen de verschillende architectuurthema's een bewuste plek toegewezen, zodat het beeld van de wijk als geheel wordt ondersteund. In de stedenbouwkundige opzet van Drielanden zijn verschillende ruimtelijke dragers: Blauwe Long, Groene Zoom, Crescent, Waterplaspad, Groene Corridor en Muziekpark, aan te wijzen die, geïnspireerd op de kenmerken van het oorspronkelijk landschap en de ligging ten opzichte van de bestaande stad, voor een samenhangende structuur tussen verschillende woonbuurten zorgen en de verbinding leggen met stad en omgeving. Het Centrumgebied vormt een accent die de identiteit en oriëntatie van de wijk versterkt.

Vanaf de Crescent waaieren de dragers van het nieuwe stadsdeel uit over Drielanden. De Crescent en de radiaal opgezette dragerstructuur met in het bijzonder de Blauwe Long verankeren Drielanden duurzaam aan de oeverstrook van het Wolderwijd. Als centrale langzame verkeersroute verbindt de kaarsrechte Waterplassteeg via een doorsteek in de Blauwe Long met het Centrumgebied van Drielanden. De auto-ontsluiting is vormgegeven via inprikkers vanaf de rondweg om Drielanden (Groene Zoomweg en Verlengde Westermeenweg). Als stedelijke ontsluitingsweg en als onderdeel van de Groene Zoom slingert de Groene Zoomweg, ingepast in zijn landschappelijke omgeving, bezuiden Drielanden van de A28 naar de verlengde Ceintuurbaan.

De volgende thema's zijn aan de dragers toegekend:

  • Crescent: het Waterpark;
  • Blauwe Long: ecologie en recreatie;
  • Groene Zoom: relatie stad landschap;
  • Muziekpark: stedelijke recreatie;
  • Waterplaspad: bestaande landschap en fietspad;
  • Groene Corridor: de relatie met de stad;
  • Centrumgebied: winkels en voorzieningen.

De eerste drie liggen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.

Blauwe Long en Crescent

Aan de westkant grenst het plangebied aan de Blauwe Long en Crescent. Hier wordt gedacht aan een 'natte stadsnatuur' met openheid in het Crescent afgewisseld met elzenbroekbos. De Blauwe Long en het Crescent zijn de natuurlijke tegenhanger van het Muziekpark en kennen tezamen de functie van wijkpark. Het karakter van de Blauwe Long wordt bepaald door een waterloop genaamd de beek van de Hoge Geest, welke overigens incidenteel kan droogvallen. Recreatieve functies in het Crescent zijn spelen en verblijven, echter in extensieve vorm. In de Blauwe Long ligt de nadruk op de verbindende functie, ook hier kunnen speelfuncties opgenomen worden.

Muziekpark

Het Muziekpark heeft door de centrale ligging een zeer belangrijke functie en betekenis. Het is door zijn vorm een verbindende schakel tussen de wijken en legt door de Groene Corridor de relatie met de stad.

Het zal het meest stedelijke park van Drielanden worden. In de visie voor het park zijn de landschappelijk elementen waarop ook de stedenbouwkundige visie is gebaseerd samengebracht in dit park. Door het park in te delen in een bosachtige, water- en centrumsfeer komen de elementen bos, water, open, besloten, rust, dynamiek bij elkaar. De doorgaande fietspaden, de vrije busbaan en de ligging aan het Centrumgebied benadrukt dit. Het park biedt een veelheid aan recreatieve speelvoorzieningen voor jong en oud. In de nabijheid van het centrum ligt de aandacht op de bijzondere vormgeving van het water. In dit deel van het park zijn de meest intensieve recreatieve voorzieningen opgenomen.

Waterplaspad

Dit historische lijnvormige element wordt geaccentueerd door een rechtlijnig fietspad met eenduidige verharding, gemarkeerd door eenduidige verlichting aan een zijde. Het voetpad is vrijliggend en slingert enigszins. De beplanting verwijst naar de aanliggende milieus en bestaat uit kleine boomgroepen. Zij vormen samen met de bebouwing de verschillende ruimtes waar de fietsroute samen met het voetpad doorheen loopt. Het karakter van het Waterplaspad is overwegend open en landelijk. Er is sprake van 'droge stedelijke natuur', waarbij men moet denken aan kruidenbermen en opgaande beplanting zoals eiken. Vanuit de aanliggende woonwijken kan door speelveldjes de relatie met het Waterplaspad worden gelegd. Binnen het profiel van het Waterplaspad zelf is het spelen echter niet aan de orde. De nadruk ligt meer op het verbindende karakter.

Woonmilieus

Met de gegeven stedenbouwkundige opzet is ruimte voor de realisering van verschillende woonmilieus. Het stadsdeel krijgt gestalte in een gemiddelde dichtheid van 30 woningen per hectare. De woningdifferentiatie en dichtheid van de verschillende wijken behoudens het Centrumgebied zijn gelijk. De wijken bestaan voor circa 25% uit gestapelde woningbouw.

Muziekland

Muziekland, de woonwijk ten noorden van het Waterplaspad, profiteert van haar ligging nabij het nieuwe Centrumgebied, de situering rond het Muziekpark en de Groene Corridor die uitmondt in het Crescent. Muziekland kent een mengeling van woonmilieus met verschillende soorten eengezinswoningen en appartementen in ambiances die variëren van compact stedelijk tot ruim gelegen aan het groen of aan het water. Over het algemeen zijn in Muziekland per straat gemeenschappelijke kenmerken (kleur, nokrichting, dakvorm, bouwkundige detaillering) van verschillende bouwplannen aan te wijzen waardoor deze zich onderscheidt. Veel aandacht is gegeven aan de vormgeving van huizen op straathoeken. Zijgevels die grenzen aan een straat zijn vormgegeven als aantrekkelijke straatgevels. In vele gevallen onderscheidt de vormgeving van de hoekhuizen zich van de andere huizen in dezelfde straat door vorm, maat en/of kleuraccent. Waar zij- of achtertuinen grenzen aan de openbare ruimte zijn veelal tuinmuren of een andere passende en hoogwaardige tuinafscheidingen aangebracht. Accenten in bouwhoogte in het Centrumgebied en nabij de hoofdtoegang tot Muziekland vanaf de verlengde Westermeenweg zijn beeldbepalend zorgvuldig vormgegeven.

Centrum

Het wijkcentrum is gelegen nabij het snijpunt van de Waterplassteeg en het zogenoemde "Zwarte pad". De Waterplassteeg (een oorspronkelijke veldweg) vormt in de hoofdstructuur van de wijk Drielanden een belangrijke autovrije langzaamverkeersroute. Langs deze route zijn de belangrijkste wijkvoorzieningen gesitueerd. Zo zijn de wijkvoorzieningen door een verkeersveilige route voor voetgangers en fietsers met elkaar verbonden, en vanuit alle delen van de wijk goed bereikbaar. De Waterplassteeg vormt bovendien een barrière voor autoverkeer. De verschillende woonbuurten in Drielanden zijn afzonderlijk voor autoverkeer ontsloten vanaf de randen van de wijk (Westermeenweg en Groene Zoomweg). Deze woonbuurten zijn niet allemaal voor auto's rechtstreeks met elkaar verbonden; in beginsel vormt de Waterplassteeg voor auto's de scheiding tussen deze verkeersgebieden. Door het situeren van het centrumgebied aan de Waterplassteeg is er voor gezorgd dat het centrumgebied toch vanuit de verschillende woonbuurten goed per auto bereikbaar is. Via de Waterplassteeg is het centrum in de toekomst ook vanuit het Drielanden-west uitstekend voor voetgangers en fietsers bereikbaar; voor auto's zal het centrum vanuit Drielanden-west goed bereikbaar zijn via de Groene Zoomweg en de Horsterhout.

Het hart van het centrumgebied wordt gevormd door het Triasplein, dat op het tracé van de Waterplassteeg is gesitueerd. De westelijke wand van dit ronde plein wordt gevormd door het multifunctionele wijkcentrum De Bogen; de pleinwand aan de oostzijde wordt gevormd door bebouwing van het winkelcentrum met bovenwoningen. Rondom het winkelcentrum zijn woningen gerealiseerd en diverse wijkvoorzieningen. Daarbij valt te denken aan scholen, een sporthal, een peuterspeelzaal, een medisch centrum en het wijkcentrum De Bogen. In het wijkcentrum zijn appartementen, voorzieningen voor verstandelijk gehandicapten, een kinderdagverblijf, een eetcafé en een internetcafé gevestigd.

Het centrumgebied wordt doorsneden door een watergang, die deel uitmaakt van het systeem van de waterhuishouding dat in de wijk Drielanden is en wordt gerealiseerd. Buiten het centrumgebied zijn de watergangen in Drielanden uitgevoerd als singels met groene taluds; in het centrumgebied is gekozen voor een grachtenprofiel met kadewanden.

Harderhout

Harderhout speelt in op woonmilieus gesitueerd in de nabijheid van de van oudsher bosachtige omgeving ten zuiden van de Groene Zoom. Het hart van Harderhout wordt gevormd door een centrale ruimte met veel gesloten bosschages (bomen met onderbegroeiing), net als in de Veldkampbuurt in Tweelingstad. Ook Harderhout kent een menging van woonmilieus voor verschillende soorten eengezinswoningen en appartementen in verschillende ambiances. De toepassing van infiltratiestroken met veel boombeplanting zijn kenmerkend voor het houtkarakter.

Harderhout is dooraderd met bosachtige groenstroken zoals die bijvoorbeeld voorkomen in de bestaande woonwijken Veldkamp en Slingerbos. Deze groenstroken dienen tevens voor infiltratie van hemelwater (´boswadi's´). De belangrijkste ontsluitingswegen in het woongebied zijn langs en in deze bosstroken gesitueerd, zodat de route die men van en naar huis door de woonbuurt aflegt altijd voor een deel via de bosstroken leidt. Dit geldt ook voor de zuidelijke entree van Harderhout vanaf de Groene Zoomweg. Langs deze wijkentree komen geen woningtoegangen, zodat het groen niet wordt aangetast door inritten en parkeerplaatsen.

Autoverkeer

Basis voor de ontsluiting van Drielanden per auto is het 'Houtens model'. Dit betekent dat doorgaande routes 'binnendoor' (via de wijken) onaantrekkelijk gemaakt worden. Let wel: dit betekent niet fysiek onmogelijk!. De auto-ontsluiting is vormgegeven via ínprikkers vanaf de rondweg om Drielanden (Groene Zoomweg en Verlengde Westermeenweg). De rondweg om Drielanden kent grotendeels een snelheidsregime van 60 km/u (Groene Zoomweg) en voor het andere deel geldt een maximumsnelheid van 50 km/u (Verlengde Westermeenweg). De ínprikkers vanaf deze rondweg vallen onder het 50 km/u regime tot aan het punt waarop ze naar links en/of rechts vertakken. Vanaf dit punt geldt 30 km/u als maximumsnelheid. Binnen de verblijfsgebieden geldt verder dat er sprake is van een hoofdontsluiting en een secundaire ontsluiting. Dit komt bij voorkeur in de profielen tot uitdrukking en niet in het snelheidsregime.

Fietsverkeer

In tegenstelling tot de ontsluiting per auto is de ontsluiting per fiets volgens een dicht fietspadennetwerk vormgegeven. Het fietspadennetwerk bestaat uit hoofdfietsroutes en secundaire fietsroutes. Uitgangspunten hierbij zijn dat hoofdfietsroutes in principe vrij liggend zijn aangelegd en dat secundaire fietsroutes bijvoorbeeld middels een fietsstraat vormgegeven zijn ('auto te gast op de fietsroute'). Op kruispunten met autoverkeer is in de 30 km/u -gebieden de fietsroute ter plaatse van het kruispunt verhoogd aangelegd en in de voorrang gezet. Op 50 km/u wegen heeft het autoverkeer voorrang op de fietser. Op die plekken waar een hoofdfietsroute de Groene Zoomweg kruist is een tunnel voor het fietsverkeer aangelegd.

2.3 Aanwezige functies

2.3.1 Inleiding

Drielanden heeft hoofdzakelijk een woonfunctie. Verspreid over het plangebied bevinden zich nog enkele functies. Op onderstaande functiekaart worden de voorkomende functies globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0004.jpg"

Afbeelding 4. Kaart met aanwezige functies.

2.3.2 Wonen

Bevolking

Drielanden is een jonge buurt waarin relatief veel gezinnen met kinderen wonen. De totale bevolking in deze wijk bestond in 2011 voor ca. 24% uit alleenstaanden, ruim 31% uit tweepersoonshuishoudens (overwegend jongeren) en ruim 45% uit gezinnen. De gemiddelde woningbezetting was 2,6; dat is ruim hoger dan het gemiddelde van 2,39 voor heel Harderwijk.

De gemiddelde leeftijd in 2011 bedroeg in Drielanden 33,4 en was daarmee het laagst in heel Harderwijk. De gemiddelde leeftijd in heel Harderwijk was 38,9.

Woningvoorraad

Per 1 januari 2012 staan er 3385 woningen in Drielanden. Daarvan is 25% een huurwoning en 75% een koopwoning. Verder is 26% van de woningen in Drielanden meergezinswoningen (appartementen), zowel in de huur als in de koopsector. De overige 74% eengezinswoningen bestaan uit een gevarieerde mix van rijenwoningen (zowel koop als huur), tweekappers en vrijstaande woningen.

2.3.3 Werken en voorzieningen

Midden in de wijk ligt het Winkelcentrum Drielanden met diverse winkels en voorzieningen. In het noorden van de wijk, tussen de Drielandendreef en de rijksweg A28, ligt een gebied wat wel wordt aangeduid als 'Drielanden-Noord'. Hier zijn op dit moment drie bedrijfs-/kantoorpanden gevestigd. Voor het overige is deze strook onbebouwd terrein (zie voor dit gebied ook paragraaf 5.2). Buiten deze twee locaties zijn er geen werklocaties in de wijk.

2.3.4 Verkeer en Vervoer

Algemeen

De verkeerskundige uitgangspunten van Drielanden komen overeen met het landelijke verkeersveiligheidsbeleid "Duurzaam Veilig". Dit beleid vindt zijn weerslag in een heldere ontsluitingsstructuur en verblijfsgebieden.

De verkeersveiligheid wordt gewaarborgd door de aanwezigheid van verblijfsgebieden met een 30 km/u.

Gemotoriseerd verkeer

De ontsluiting van Drielanden voor het gemotoriseerde wordt gevormd door de zogenaamde inprikkers van de ontsluitingswegen Groene Zoomweg, Tonselsedreef en de Drielandendreef. Om ongewenst doorgaand verkeer tussen de deelgebieden tegen te gaan is er geen dwarsverbinding tussen de genoemde inprikkers. De onderlinge verbindingen worden gevormd door fiets- en voetgangersroute's. De ontsluitingswegen Tonselsedreef en de Drielandendreef hebben een 50 km/u regime waarvan de Tonselsedreef deels een gedeelte 30 km/u regime kent. De Groene Zoomweg en de Westermeenweg kent een geslotenverklaring voor langzaamverkeer waarbij de Groene Zoomweg buiten de bebouwde kom is gelegen en een 60km/u regime kent. De Westermeenweg is deels gelegen binnen de bebouwde kom (50 km/u regime) en deels gelegen buiten de bebouwde kom met een 60 km/u regime. De inprikkers aansluitend op de Groene Zoomweg, Westermeenweg, en Drielandendreef zijn: de Hosterhout, Operadreef en Bakenbergerhout en de Ragtimedreef, hebben een 30 km/u regime deels uit een voorzien van een elementenverharding en deels van asfaltverharding.

Fietsers  

Aanvullend op het waarborgen van de verkeersveiligheid en de leefbaarheid wordt het fietsgebruik bevorderd ten gunste van het autogebruik door: rechtstreekse fietsroutes en de routes die, uitsluitend voor fietser en voetgangers, de deelgebieden onderling verbinden.

Dus geen onderlinge verbinding van het ene deelgebied naar het andere voor motorvoertuigen anders dan de route Groene Zoomweg. De voorzieningen in de vorm van scholen, winkels en kerk zijn zodanig gesitueerd dat deze rechtstreeks ontsloten zijn vanaf de fietsroutes.

Voor fietsers zijn vrijliggende fietsroutes (hoofdroutes) met minimale kruisingen met gemotoriseerde verkeer aanwezig. Daar waar toch een kruising noodzakelijk is de fietsoversteek zo mogelijk verhoogd in de voorrang aangebracht. Alleen bij de kruisingen met de busbaan/fietsroute zal het fietsverkeer voorrang moeten verlenen aan het busverkeer.

Fietsroutes

Bij de fietsroutes wordt er een onderscheid gemaakt tussen hoofd fietsroutes en secundaire fietsroutes. Drielanden kent de hoofdroutes in Drielanden: Waterplassteeg en Waterplaspad, Zwarte pad, fietspad Blauwe Long. Een secundaire fietsroute loopt parallel aan de Groene Zoomweg en vormt een verbinding van het Waterplaspad met de hoofdfietsroute Oost-west. De secundaire fietsroute wordt in sommige gevallen gecombineerd met gemotoriseerde verkeer in de vorm van bijvoorbeeld fietsstraten.

De wijk Drielanden wordt ontsloten door fietsverbindingen gelegen langs de Westermeenweg, bus- fietstunnel Drielandendreef/Rietmeen, Weisteeg, Westermeenweg, Zwarte Pad en Blauwe Long. Waarvan de laatst genoemde 3 verbindingen een schakel vormen met de gemeente Ermelo

In ontwikkeling is een fiets-voetgangersverbinding Drielanden met het Zeepad (gelegen in de woonwijk Stadsweiden). Hiervoor wordt een fiets- voetgangersbrug over de rijksweg A28 gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0005.jpg"

Afbeelding 5. Fietsroutes (voor afbeelding op A3-formaat zie Bijlage 1)

Voetgangers

Voor voetgangers zal, gelet op de maximale loopafstanden, er voornamelijk voorzieningen noodzakelijk zijn in de vorm van een trottoir langs woonstraten met een 30 km/u regime. De trottoirs dienen zodanig gedimensioneerd te worden dat zij onderling een verbindend karakter (continuïteit) vormen. Tevens dient er een voetgangersverbinding te zijn met het centrumgebied (via de Waterplassteeg) Bij woonstraat met een intensieve bebouwingsgraad heeft het trottoir ook een functie als speelvoorziening van kinderen. De trottoirs zijn afgestemd op het gebruik van rolstoel dan wel kinderwagen. Hiervoor zijn dan ook van verlaagde banden aangebracht op kruisingen. De voorzieningen worden veelal aan een zijde van de weg of looproute van en naar het centrum aangebracht.

Openbaar vervoer

De woonwijk Drielanden wordt ontsloten door een streeklijn lijn 103 (snelbus verbinding) met een half uursverbinding treinstation Harderwijk en Ermelo en een stadsbusverbinding (lijn 3). Langs de Hosterhout, in het centrumgebied (Triasplein) zijn bushaltes gelegen. De stadbus kent naast een halte in het centrumgebied ook bushaltes gelegen aan de Ragtimedreef, Drielandendreef, en Tonselsedreef. Voor een "vlotte" doorstroming van het openbaar busverkeer is in de wijk een busbaan gelegen die voorrang heeft op het overige verkeer.

Parkeren

Voor bewoners wordt de woonkwaliteit steeds meer bepaald door de aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen. In de woonwijk wordt zoveel als mogelijk op eigen terrein geparkeerd voor woningen.

Voor bedrijven geldt parkeren op eigen terrein

Op 23 mei 2013 is door de gemeenteraad een Parkeernormennota vastgesteld. Deze Parkeernormennota is een uitwerking van de vastgestelde visie op parkeren in Harderwijk (GVVP). De
Parkeernormennota dient tevens als uitbreiding/toevoeging aan de parkeerfondsregeling.

Omdat er geen wettelijke, door de rijksoverheid vastgestelde en voorgeschreven parkeernormen bestaan, heeft de gemeente Harderwijk besloten om de parkeernormen in één document vast te stellen met normen die specifiek toepasbaar zijn voor de situaties binnen de gemeente Harderwijk.

Deze parkeernormen worden gebruikt bij het berekenen van de parkeerbehoefte bij voorzieningen als woningen, scholen, winkels, kantoren en bedrijven. Het vaststellen van deze parkeernormen is onder meer voor burgers, projectontwikkelaars en de gemeente Harderwijk zelf van belang. Door het vaststellen is het namelijk voor iedere belanghebbende duidelijk en inzichtelijk welke parkeernormen voor een bepaalde functie gehanteerd worden. Hierdoor ontstaat eenduidigheid in het parkeernormenbeleid.

Verblijfsgebieden

Naast de genoemde ontsluitingswegen hebben de overige wegen een verblijfsfunctie.

De verblijfsfunctie van de woonstraten kenmerkt zich als straten:

  • met een 30 km/u- of een erfregime (stapvoets rijden),
  • bestaande uit bij voorkleur elementenverharding
  • voorzien van een trottoirvoorziening of een rabbatstrook (deels parkeren en deels voetgangersstrook)

De breedte en vormgeving van de weg vormen een wezenlijk onderdeel van het woongebied en dienen dan ook als zodanig te worden vormgegeven. Met andere woorden: de bebouwing dient vanuit een logische samenhang het 30 km/u regime te ondersteunen. De inrichting van de openbare ruimte dient zodanig te zijn dat snelheidsremmende voorzieningen niet noodzakelijk zijn. Dit vertaalt zich in korte rechtstanden waar doorgaand woonverkeer zo veel mogelijk wordt voorkomen. Dit betekent onder andere geen uitwisseling tussen de deelgebieden voor gemotoriseerde verkeer. Voor het langzaam verkeer is deze wel wenselijk. Dit kan in de vorm van "slimme" dwarsverbindingen. Deze dwarsverbindingen kunnen noodzakelijk zijn wanneer zij ook functioneren als tweede ontsluiting voor het gemotoriseerde verkeer in het geval van calamiteiten.

2.3.5 Groen

De nieuwe wijk Drielanden ligt op de overgang van hoger liggende 'droge' gronden naar de nattere gebieden langs de voormalige Zuiderzee. Nu liggen daar de Randmeren. Deze overgang van droog naar nat, van de Veluwe naar het Wolderwijd, is ook zichtbaar in het aanwezige groen.

Oorspronkelijk waren in het agrarisch gebied dat nu Drielanden heet, nogal wat houtwallen aanwezig. Op de hoger gelegen drogere gronden bestonden deze hoofdzakelijk uit inlandse eik. In de nattere gebiedsdelen waren dit elzensingels. Bij de bouw van de wijk zijn weinig van deze oude groenstructuren overgebleven. In de later ontwikkelde woonbuurten, zoals Harderhout, is hiervan meer gespaard gebleven. Waar deze groenstructuren gehandhaafd zijn, zorgen ze met hun volgroeide bomen voor een belangrijk sfeerbepalend element in de woonomgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0006.jpg"

Afbeelding 6. Groenstructuren (voor afbeelding op A3-formaat zie Bijlage 2)

Toch is er in de nieuw aangelegde groenstructuren wel duidelijk aandacht besteed aan het herkenbaar maken van de overgang van de oorspronkelijk droge naar natte gronden. De buurt Harderhout, die het dichtst bij de hogere droge gronden van de Veluwe ligt, heeft de uitstraling van 'bos', terwijl in de lager gelegen delen zoals Muziekland III veel meer de sfeer van het dichtbij gelegen water aanwezig is.

Het openbaar groen in Drielanden leent zich goed om in te recreëren. Het zorgt voor een prettige leefomgeving en biedt kinderen, ook in de vorm van aangelegde speelplekken, ruimte om in te spelen. Ook de in de later aangelegde woonbuurten veel als gras vormgegeven wadi's zorgen voor extra groene ruimte, die een belangrijke bijdrage levert aan de belevings- en gebruikswaarde van het openbaar groen.

2.3.6 Waterhuishouding

Inzameling en transport van vuilwater (functies "volksgezondheid", "hygiëne" en "comfort")

Het huishoudelijk afvalwater van de woningen, kantoren en bedrijven en een deel van het hemelwater wordt middels een verbeterd gemengd vrijverval rioolstelsel ingezameld en getransporteerd naar een gemaal met bergbezinkvoorziening in het noordwesten van het plangebied (nabij kruising Drielandedreef met Bebobdreef). Dit gemaal verpompt het gemengd stedelijk afvalwater, via het onderbemalen stelsel van Vogelwaard, richting de rioolwaterzuivering van Harderwijk. Het gezuiverde effluent wordt geloosd op het Veluwemeer.

Oorspronkelijk was de bedoeling dat voor de gehele woonwijk een gemengd rioolstelsel zou worden aangelegd dat zou voldoen aan de basisinspanning. Vanwege vernieuwde inzichten is vanaf 2002 echter vrijwel geen verhard oppervlak meer aangesloten op de riolering. Hemelwater wordt zoveel mogelijk in het gebied zelf verwerkt door bodeminfiltratie (duurzaam gescheiden systeem: wadi's en infiltratieriolen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0007.jpg"

Afbeelding 7. Stelseltypen riolering (voor afbeelding op A3-formaat zie Bijlage 3)

Inzameling en verwerking van hemelwater (functies "droge voeten", "gescheiden houden van vuil en schoon water", "vasthouden van water", "hergebruik van water" en "waterbeleving")

Voor de wijken die zijn aangelegd na 2002 (Muziekland IV, en Harderhout geldt dat infiltratie van hemelwater plaats vindt door toepassing van wadi's en infiltratie- en transportriolen. Uitgangspunt is, dat in die wijken 95% van het hemelwater wordt afgevoerd via infiltratie. Overtollig hemelwater uit deze infiltratiesystemen wordt geloosd op oppervlaktewater (singels). Er is bewust voor gekozen om de hemelwater infiltratiesystemen als zichtbaar onderdeel van de leefomgeving vorm te geven, zoveel mogelijk gecombineerd met groene functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0008.jpg"

Afbeelding 8. Tonnenbergerhout/Bakenbergerhout (wadi), Harderhout II

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0009.jpg"

Afbeelding 9. Sprengkop ter hoogte van Stakenbergerhout, Harderhout II

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0010.jpg"

Afbeelding 10. Singel ter hoogte van Tonselsedreef/Tonnenbergerhout (Harderhout II)

Beheersing grondwaterstanden (functie "voldoende ontwatering", "hergebruik van water" en "waterbeleving")

Het gehele plangebied Drielanden wordt, historisch gezien, gekenmerkt door hoge grondwaterstanden. Een oppervlaktewatersysteem in de vorm van kwelwater invangende sprengkoppen en afvoerende singels zorgt voor de vereiste ontwateringsdiepte voor stedelijke bebouwing. De sprengkoppen snijden het eerste watervoerende pakket aan en worden dus gevoed met grondwater. Dit grondwater is afkomstig van het Veluwemassief en heeft een goede chemische waterkwaliteit. Het grondwater wordt -gemengd met hemelwater- via de singels afgevoerd naar het Wolderwijd. De gemeente en waterschap streven er naar om dit kwalitatief goede water hoogwaardig te benutten als verversingswater voor het oppervlaktewatersysteem van de binnenstad (Weibeek, Diepegracht, Friesegracht, Couperussingel en toekomstige woongebied Waterfront). Het overtollige oppervlaktewater zal in de toekomst in de vijver Crescent gebufferd worden om de fluctuatie in de afvoerhoeveelheden uit het gebied te beperken.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening, alsmede in de verschillende structuurvisies. Een "doorzetting" van dit beleid vindt veelal plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Ook binnen de gemeente Harderwijk is dit het geval. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is voor het opstellen van een bestemmingsplan.

In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op de voor de ontwikkeling van het plangebied relevante beleid.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is van kracht sinds 13 maart 2012. Deze structuurvisie vormt het integrale kader voor het rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte uit 2005.

In de Structuurvisie wordt onder meer gesteld dat een actualisatie van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid nodig was, omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit waren gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen die onder andere ontstaan omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden.

De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt het kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. Nederland heeft ruimte nodig om te leven en te bewegen, om economisch te kunnen blijven groeien en voor burgers en bedrijven om initiatief te nemen. Het Rijk kan en wil niet alles zelf doen, en geeft daarom meer ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, zelf beslissingen te nemen en geven ruimte aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling

Infrastructuur en ruimte worden door alle overheden in samenhang opgepakt.

Om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden zijn in de SVIR zijn drie hoofddoelen voor de voor de middellange termijn (2028) benoemd:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.

De drie rijksdoelen zijn in het SVIR uitgewerkt tot dertien (thematische) 'onderwerpen van nationaal belang'.

In het SIVR worden geen beleidsuitspraken gedaan die specifiek van toepassing zijn voor de omgeving van Harderwijk.

3.2.2 Streekplan Gelderland 2005/algemene structuurvisie ruimtelijke ordening

Hoe de provincie Gelderland de ruimte wil verdelen en gebruiken staat in de algemene structuurvisie ruimtelijke ordening, voorheen het Streekplan Gelderland 2005. Dit plan is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven, dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan. Dat gebeurt door op provinciaal niveau te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: natuur en water ('groenblauw raamwerk'), maar ook de ruimtelijke ontwikkelingen in het 'rode raamwerk' van stedelijke functies en infrastructuur. Voor Harderwijk betekent dit dat de regionale centrumfunctie wordt voortgezet en geïntensiveerd. Harderwijk kan zich profileren als een krachtige en aantrekkelijke stad op het gebied van wonen, werken en voorzieningen. Aandacht gaat daarbij uit naar binnenstedelijke transformatieprocessen en bereikbaarheid, gekoppeld aan de potenties van het knooppunt station Harderwijk, Waterfront en de opwaardering van de N302.

3.2.3 Stadsvisie 2031

Op 10 juni 2010 is de Stadsvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. De Stadsvisie Harderwijk 2031 is gemaakt om een ontwikkelingsrichting voor de stad te bepalen op het gebied van voorzieningen, werkgelegenheid, woonklimaat en bereikbaarheid. Hierbij moeten strategische keuzes worden gemaakt. De visie is integraal. Dit betekent dat er nadrukkelijk wordt gekeken naar de onderlinge samenhang tussen de ruimtelijke, sociale en economische beleidsvelden. De visie is een uitgangspunt voor de intensieve samenwerking tussen bestuur, bevolking, bedrijfsleven, instellingen, organisaties en andere overheidsinstanties.In de visie zijn 3 scernario's uitgewerkt (behouden, verdiepen of verbreden).

De gemeentebestuur heeft gekozen voor het scenario "Verdiepen". Ontwikkeling is namelijk noodzakelijk om van Harderwijk een aantrekkelijke woon- en werkgemeente te maken.

De Stadsvisie beschrijft de visie op de toekomst aan de hand van vier thema’s:

  • woonklimaat:
    "Prettig wonen in bijzondere woonwijken voor alle doelgroepen";
  • maatschappelijke voorzieningen:
    "Harderwijk loopt voorop op het gebied van sport, cultuur, onderwijs, zorg en welzijn";
  • werken:
    "Een sterke economische structuur door een duidelijk economisch imago";
  • bereikbaarheid:
    "Goede bereikbaarheid voor alle vervoerssoorten met aandacht voor milieu en veiligheid".

In het gekozen scenario is met betrekking tot het woonklimaat onder meer opgenomen dat Harderwijk bijzondere woonmilieus wil realiseren, die in de regio en omliggende steden niet of nauwelijks voorkomen.

De "Stadsvisie Harderwijk 2031" geeft aan welke koers Harderwijk wil varen. De volgende stap is het vertalen van deze stadsvisie in één integrale visie. Een visie waarin een duidelijke sociale, economische én ruimtelijke pijler herkenbaar is. Per onderwerp worden de ambities en beleidsdoelen beschreven zodat de vraag "wat willen we in de komende jaren bereiken" helder wordt beantwoord. In de uitvoeringsagenda die hieraan wordt gekoppeld, staan de maatregelen die het gemeentebestuur de komende jaren neemt om die gestelde doelen te bereiken.

3.2.4 Structuurvisie Harderwijk 2031

De gemeenteraad heeft op 20 december 2012 de Structuurvisie Harderwijk 2031 vastgesteld. Deze integrale structuurvisie is een uitwerking van de in juni 2010 door de gemeenteraad vastgestelde stadsvisie.

In de structuurvisie wordt aangegeven wat in de periode tot 2031 voor de gemeente Harderwijk de belangrijkste thema's zijn waar integraal aan gewerkt gaat worden door de gemeente, het bedrijfsleven, de maatschappelijke organisaties en door inwoners zelf. De visie is een document waar het economische, sociale en ruimtelijke beleid met elkaar in verband is gebracht. Het betreft een visie waarin kaders zijn gesteld met doelstellingen om de in de Stadsvisie verwoorde ambitie te verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn ondergebracht in 4 ontwikkelsporen: Zorgzame stad, Ondernemende stad, Aantrekkelijke stad en Verbindende stad.

De structuurvisie zal fungeren als beoordeling- en sturingsinstrument op alle gemeentelijke beleidsterreinen. Het is daarmee een beleidsdocument dat de gemeente bindt. De gemeente kan daar alleen van afwijken indien daar een goede motivering voor is. Daarnaast wordt richting gegeven aan te verrichten inspanningen en te nemen maatregelen die moeten leiden tot de realisatie en totstandkoming van de in het beleid nagestreefde doelen. De structuurvisie vervangt hiermee het structuurplan Harderwijk 2020 en is daarmee:

  • een visie op de sociale, economische en ruimtelijke ontwikkelingen in Harderwijk voor de middellange en lange termijn;
  • een integrale visie met de hoofdlijnen van voorgenomen ontwikkelingen betreffende het leven, werken en verblijven in Harderwijk;
  • de wijze waarop de gemeente de doelstellingen denkt te realiseren.

3.3 Woonbeleid

3.3.1 Beleidsplan Wonen

Het woonbeleid van de gemeente Harderwijk is verwoord in het Beleidsplan Wonen in Harderwijk 2016 (vastgesteld door de raad in mei 2012 ). Daarin is voor de te realiseren woningdifferentiatie (verdeling huur/koop en naar prijsklasse) een referentiemodel opgenomen voor de periode t/m 2019. Het streven is om in die periode op wijkniveau een woningdifferentiatie volgens dit referentiemodel te realiseren. Iedere twee jaar wordt dit beleidsplan geëvalueerd en kan het referentiemodel worden aangepast aan actuele marktontwikkelingen.

Daarnaast kan bij inbreidingslocaties de nieuwbouw van woningen ook bijdragen aan een meer gevarieerd woningaanbod in de betreffende wijk. Zonodig kan in dat geval afgeweken worden van het referentiemodel. In de wijk Drielanden zijn nog enkele niet ingevulde locaties beschikbaar. Mocht daarop in de toekomst woningbouw gerealiseerd worden, dan zullen voornoemde uitgangspunten gehanteerd worden.

3.3.2 Masterplan Wonen, zorg en welzijn Harderwijk

Het Masterplan Wonen, zorg en welzijn is in april 2008 door de raad vastgesteld. Dit masterplan geeft aan hoe de koppeling tussen wonen, zorg en welzijn ruimtelijk gestalte kan krijgen, via het zogenoemde STAGG model en daaraan gekoppeld door woonzorgzones. Het STAGG model gaat ervan uit dat op wijkniveau voldoende voorzieningen beschikbaar zijn voor de zorgvragers. De woonzorgzone is een uitvloeisel van deze visie. Rondom wijksteunpunten zijn verschillende woon-zorgvoorzieningen gegroepeerd, van licht tot zwaar. In het wijkcentrum zijn diensten beschikbaar, zowel haaldiensten als brengdiensten. Dit alles veronderstelt verder een voldoende aanbod aan geschikte woningen en woonvoorzieningen, de nabijheid van voorzieningen als winkels en een toegankelijke en veilige openbare ruimte. Op termijn zijn vijf wijksteunpunten voorzien in Harderwijk. In de wijk Drielanden functioneert het complex De Bogen als centrum voor de woonzorgzone Drielanden.

3.4 Archeologie en monumentenbeleid

3.4.1 Nota Cultuurhistorie

In 2008 heeft de gemeente de nota Cultuurhistorie vastgesteld. Uitgangspunt in de nota is om de fysieke cultuurhistorie te behouden en te beschermen. Cultuurhistorische waardevolle panden zijn aangewezen als rijks- of gemeentelijke monumenten. Deze worden sectoraal beschermd door de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening. Bijzonder Cultuurlandschap wordt beschermd in het bestemmingsplan.

3.4.2 Archeologienota

De gemeente Harderwijk heeft in april 2011 het Archeologiebeleid Harderwijk vastgesteld.

In de beleidskaart Archeologie is aangeven wanneer bij nieuwe planontwikkelingen archeologisch vooronderzoek plaats dient te vinden.

Op grond van artikel 40 van de Monumentenwet 1988 kan bij bestemmingsplan worden bepaald, dat een aanvrager van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (bouwvergunning), of een aanlegactiviteit van werken geen bouwwerken zijnde (aanlegvergunning), een rapport over de archeologische waarden dient te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen indien nodig archeologische voorschriften worden verbonden. Op grond van artikel 41a van de Monumentenwet 1988 geldt deze verplichting niet bij projecten met een oppervlakte kleiner dan 100 m². De gemeenteraad kan hiervan een afwijkende oppervlakte (zowel naar boven als naar beneden) vaststellen.

Op de beleidskaart archeologie zijn per waarde- of verwachtingsgebied de vrijstellinggrenzen aangeven. Het beleid is om bij de actualisatie van bestemmingplannen een dubbelbestemming "Waarde - archeologie" op te nemen met bijhorende bouwregels en aanlegvergunningstelsel met inachtneming van de vrijstellinggrenzen.

3.5 Welstandsbeleid

Een bestemmingsplan is erg belangrijk voor het bouwen op en gebruiken van gronden. Vergunningsaanvragen worden immers getoetst aan de regels uit het bestemmingsplan. Naast de bestemmingsplanbepalingen en de bouwtechnische eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen, is het uiterlijk ervan erg belangrijk. Hiervoor is een welstandsnota opgesteld.

In de welstandsnota van Harderwijk wordt invulling gegeven aan de esthetische aspecten van het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De welstandsnota gaat daarbij vooral in op de architectonische aspecten van bouwwerken, zoals massa, vorm, positionering, kleur- en materiaalgebruik en detaillering. In stedenbouwkundige zin spreekt de welstandsnota zich uit over de uitstraling en ligging van de bebouwing in relatie tot de omgeving.

In de welstandsnota zijn regels opgenomen voor:

  • kleine bouwinitiatieven die welstandsvrij zijn;
  • kleine bouwinitiatieven waarvoor de zogenaamde 'sneltoetscriteria' gelden (criteria voor meest voorkomende kleine bouwactiviteiten);
  • grote bouwinitiatieven waarvoor lichte, gemiddelde en zware welstandstoets gelden;
  • grote bouwinitiatieven voor ontwikkellocaties, die in aparte beeldkwaliteitsplannen zijn vervat.


Kleine bouwinitiatieven in Drielanden kunnen welstandsvrij zijn of zullen aan de hand van de criteria voor de meest voorkomende bouwactiviteiten worden beoordeeld.

Voor een groot deel van de grotere bouwinitiatieven in dit gebied geldt een gemiddelde toets zoals in de welstandsnota is opgenomen voor woongebieden..

Voor de bouwinitiatieven die gekeerd zijn naar invalswegen/dragers, zoals de rijksweg A28, de Westermeenweg en de Groene Zoomweg geldt een zogenaamde zware toets. Deze zware toets geldt ook voor Winkelcentrum Drielanden. Voor deze gebieden gelden de zwaarste welstandscriteria uit de welstandsnota, omdat deze bebouwingen in belangrijke mate bepalend zijn voor de beeldkwaliteit van de gemeente. Harderwijk wordt immers vooral beleefd vanaf en vanuit deze belangrijkste invalswegen, ruimtelijke dragers en gebieden. Daarom richt het beleid zich op het versterken en verbeteren van de beeldkwaliteit in het beschermd stadsgezicht (binnenstad) en wijkwinkelcentra en aan invalswegen/dragers.

Voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied, waarin de criteria uit de welstandsnota niet voorzien, kunnen afzonderlijke beeldkwaliteitsplannen worden opgesteld. Deze beeldkwaliteitsplannen kunnen door de raad vastgesteld worden als welstandscriteria die gelden als aanvulling op de welstandsnota. Voor Drielanden is dit aan de orde voor Drielanden Noord (zie Bijlage 11), Drielandendreef 42-44 (zie Bijlage 12) en voor de boerderijstrook in Harderhout II (Dassenbergerhout/Braambergerhout) (zie Bijlage 13). Deze beeldkwaliteitsplannen, die als bijlage bij deze toelichting zijn opgenomen, zullen gelijktijdig met de vaststelling van dit bestemmingsplan worden vastgesteld als welstandscriteria voor deze gebieden.

3.6 Milieubeleid

3.6.1 Milieubeleidsplan Harderwijk 2009-2012

De gemeente Harderwijk streeft naar samenhang in het bestaande veelomvattende milieubeleid. Het milieubeleidsplan 2009-2012 maakt inzichtelijk waar Harderwijk voor staat, geeft richting aan het beleid voor de komende periode en vervult een aanjaagfunctie om verbeteringen te realiseren. Vanuit deze gedachte worden twee speerpunten benoemd waarbij rekening is gehouden met de landelijke beleidsontwikkeling: klimaatbeleid en een gebiedsgericht milieubeleid. Het zorgdragen voor een duurzame leefomgeving is het hoofddoel van dit milieubeleid. Onder een duurzame leefomgeving verstaan we het voorzien in onze behoeften, zonder de toekomstige generaties de mogelijkheden voor dezelfde behoeftes te ontnemen. Dit milieubeleidsplan geeft kaders voor beleid en laat de bevolking van Harderwijk en Hierden zien hoe de gemeente zich inzet om de lokale milieuproblemen op te lossen.

Binnen onze gemeentegrenzen bestaat een grote diversiteit in gebieden, met elk hun eigen kenmerken en functies. Bij ruimtelijke ontwikkeling streven we naar een optimale leefomgevingskwaliteit. Door gebieden te onderscheiden wordt duidelijk welke milieukwaliteit gewenst is en of een ontwikkeling in het desbetreffende gebied past. Deze gebiedsgerichte benadering biedt ruimte om milieubeleid beter te laten aansluiten bij de dynamiek van ruimtelijke ontwikkelingen.

3.6.2 Milieugebiedvisie

In het milieubeleidsplan zijn voor verschillende delen van Harderwijk milieugebiedsvisies opgesteld. Door het opstellen van een milieugebiedsvisie komen de specifieke kwaliteiten, knelpunten, de milieubelasting en de milieuambities van het gebied in beeld. Voor het voorliggende plangebied is een milieugebiedsvisie opgesteld. De milieugebiedsvisie is opgenomen in Bijlage 8.

3.7 Waterbeleid

Het belang van water is een belangrijk ordenend principe binnen de ruimtelijke planvorming. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2001 een startovereenkomst getekend met als doel de watersystemen op orde te krijgen en te houden. De startovereenkomst voorziet in de opstelling van regionale stroomgebiedsvisies, waarin het toekomstige waterbeheer, in relatie tot de ruimtelijke ordening, wordt aangegeven.

3.7.1 Waterbeleid 21e eeuw

Met het Waterbeleid 21e eeuw speelt het Rijk in op toekomstige ontwikkelingen, die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere de klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd.

Dit zijn de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits 'vasthouden, bergen en afvoeren' houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in een stroomgebied wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd.

Bij 'schoonhouden, scheiden en zuiveren' gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden gehouden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

3.7.2 Waterbeheersplan Veluwe 2010-2015

In het plan heeft het waterschap leidende principes geformuleerd voor het waterbeheer.

Dit zijn:

  • 1. watersysteembenadering:
    per stroomgebied zal het waterschap aangeven welke mogelijkheden het watersysteem biedt aan diverse gebruiksvormen en wat de gevolgen zijn, indien voor een bepaalde vorm wordt gekozen;
  • 2. waterketenbenadering:
    een optimale dimensionering van het geheel van rioleringssysteem, afvalwatertransportsysteem en zuiveringsinstallatie wordt nagestreefd, uitgaande van een brongerichte benadering (zoveel mogelijk water in het systeem houden); in bebouwd gebied komen watersysteem- en waterketenbenadering bij elkaar;
  • 3. veiligheid:
    bescherming tegen hoog water en beperken van wateroverlast;
  • 4. water als mede ordenend principe in de ruimtelijke ordening:
    studie naar geschikte en minder geschikte locaties voor verschillende vormen van grondgebruik;
  • 5. geen afwenteling:
    - vasthouden, bergen en dan pas lozen van regenwater;
    - schoon houden (van regenwater, grondwater en oppervlaktewater) in plaats van achteraf zuiveren;
    - een optimale verdeling van water, maar niet tegen elke prijs;
  • 1. ecologisch gezonde wateren (natte) landnatuur; ook in de stad:
    de omstandigheden voor plant en dier zijn zodanig dat ze er zich kunnen handhaven, of na verstoring opnieuw kunnen vestigen; in stedelijke gebieden worden de watergangen, waar mogelijk, op een aantrekkelijke wijze ingericht en het beheer en onderhoud wordt mede afgestemd op de aanwezige natuurwaarden.
3.7.3 Waterplan Harderwijk 2006-2009

Het Waterplan Harderwijk 2006-2009 is een gezamenlijk plan van de gemeente Harderwijk en Waterschap Veluwe. Met dit plan willen beide partijen, samen met burgers, verenigingen en andere betrokkenen, verder werken aan het verbeteren van het water in Harderwijk. De hoofddoelstelling van het Waterplan Harderwijk is: "In beeld te brengen en uitvoeren van de benodigde maatregelen voor het realiseren en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond functionerend watersysteem met het oog op een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving".

In dit Waterplan is onder meer een Kansen- en knelpuntenkaart opgenomen en een Visiekaart. De wijk Drielanden staat op de Kansen en knelpuntenkaart als gebied dat

  • grotendeels buiten de grondwaterfluctuatiezone valt;
  • kansen biedt voor infiltratie en hergebruik van (grond)water gecombineerd met een natuurlijke inrichting.

Voor alle wijken met een gemengd rioolstelsel geldt dat herstructureringsprojecten, daar waar mogelijk gecombineerd worden met het afkoppelen van hemelwater.

3.7.4 Verbreed Gemeentelijke Rioleringsplan (VGRP) 2010 - 2015

In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) zijn de volgende beleidsmatige uitgangspunten gedefinieerd:

Stedelijk Afvalwater

  • Huishoudelijk afvalwater aansluiten op gemeentelijk rioolstelsel, tenzij dit niet doelmatig blijkt te zijn.

Hemelwater

  • Perceeleigenaar is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor inzameling en verwerking van hemelwater (infiltratie op eigen terrein);
  • Indien dit redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden verwacht, zal de gemeente de zorgplicht over moeten nemen;
  • Perceelseigenaren van bestaande bebouwing worden gestimuleerd om hemelwater van de vuilwater riolering af te koppelen;
  • Bij eventuele reconstructie: hemelwater van openbaar gebied afkoppelen van riolering, tenzij dit niet doelmatig blijkt te zijn;
  • Bij eventuele nieuwe grootschalige ontwikkelingen (inbreiding en/of herinrichting): hemelwater in principe bij voorkeur lokaal inzamelen en verwerken (infiltratie of lozing op oppervlaktewater), tenzij dit ondoelmatig blijkt te zijn (bijvoorbeeld bij hoge grondwaterstand of bestaand dicht stedelijk gebied).

Grondwater

  • Perceeleigenaar is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor het oplossen van grondwater onder of -overlast op eigen perceel en/of voor het daarop aanwezige bouwwerk (bouwkundige maatregelen).
  • De gemeente is verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk beperken van structureel nadelige gevolgen van de grondwaterbestemming voor de aan de grond gegeven bestemming. Voor stedelijk gebied geldt dat sprake is van structureel grondwateroverlast indien de grondwaterstand langer dan twee weken aaneengesloten hoger staat dan 0,7 m onder maaiweld.
  • De zorgplicht grondwater geldt niet met terugwerkende kracht (vanaf 1 januari 2008) en kan dus niet leiden tot aansprakelijkheid voor situaties uit het verleden.

3.8 Groenbeleid

In het Handboek Harderwijks Groen staat het Harderwijkse groenbeleid voor stad, landschap en bos in samenhang met elkaar beschreven. Dit beleidsplan is in december 2007 door de raad van de gemeente Harderwijk vastgesteld. Hoofddoelstelling van beleid is de hoofdstructuur van stedelijk groen in stand te houden en te versterken. Hier zal niet worden gebouwd en worden ontbrekende schakels hersteld.

Het groen in Drielanden is relatief kort geleden aangelegd. De belangrijkste groenstructuren in de woonwijk bestaan uit lange lijnvormige elementen in de richting het omringende landschap.

Er is in het nu gebouwde deel van drielanden een tweetal parken aangelegd.

Het Muziekpark loopt in oost-west richting middendoor de buurt Muziekland en vormt qua inrichtingssfeer een overgang van 'bos' naar 'water'. Wel ademt het park door de aangeplante boom- en heestersoorten een stedelijke sfeer. Het is daarmee een tegenhanger van het natuurlijk aangelegde park De Blauwe Long dat aan de westzijde van het plangebied grenst aan de buurt Harderhout I.

De Blauwe Long ligt in het nattere deel van Drielanden en ademt dan ook een aan water gerelateerde sfeer. Het is een belangrijke verbinding naar de zuidelijk ervan gelegen Groene Zoom.

De hoofdgroenstructuur van Drielanden vormt, wanneer deze volgroeid is, een markante structuur, met daarin duidelijke en aantrekkelijke recreatieve routes richting het buitengebied.

Dit buitengebied dat Drielanden aan een aantal zijden omgeeft, bestaat uit aantrekkelijke landschappen, zoals de oevers langs het Wolderwijd, het parklandschap van de Groene Zoom en op enige afstand de Veluwe. Om de oevers van het Wolderwijd goed te ontsluiten en ook een goede verbinding richting de stad Harderwijk te realiseren dienen nog wel langzaam verkeersroutes die de A28 kruisen (fiets/voetgangersbruggen) te worden gerealiseerd.

Het groen dient naast belevingswaarde een duidelijke gebruikswaarde te bezitten.

3.9 Verkeers- en vervoersbeleid

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Harderwijk is opgenomen in het Verkeersstructuurplan (VSP). Het VSP is in december 2010 vastgesteld door de gemeenteraad van Harderwijk en het plan bestaat uit een deel Mobiliteitsvisie (met een doorkijk naar 2030) en een deel Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (met een doorkijk tot 2015).

Het VSP geeft aan dat de komende jaren prioriteit wordt gegeven aan het aanpakken van verkeersonveiligheid in algemene zin en verkeersonveilige locaties in het bijzonder en daarnaast het stimuleren van het fietsverkeer in de gemeente Harderwijk. De wijk Drielanden is voornamelijk ingericht als 30 km/u-zone waarin in weing ongevallen plaats vinden. De kans op verkeersonveilige verkeersituatie doen zich dan met name voor op de ontsluitingswegen met een hogere verkeersintensiteit en een 50 km/-u regime. Zo is de rotonde Drielandendreef/Westermeenweg een onderwerp van studie op het gebied van onverkeersveiligheid. De omgeving of routes van en naar scholen krijgt ook de komende jaren aandacht wanneer er sprake is van verkeersonveiligheid. Dit in nauw overleg met schoolbesturen en VVN (waaronder verkeersouders). Het parkeren in een woonwijk is en blijft een aandachtspunt. Zeker daar waar in het verleden parkeernormen zijn aangehouden, die in de huidige tijd in relatie tot het autobezit onder druk staan.

3.10 Economisch beleid

3.10.1 Algemeen

Het economische beleid is gericht op het optimaal benutten van de beschikbare ruimte en het bieden van meer uitgesproken, gedifferentieerde werkmilieus. Verder wordt er ruimte geboden aan kleinschalige werkgelegenheid in de woonomgeving waar dat kan (functiemenging). De milieuhinder van bestaande en nieuwe bedrijvigheid dient tot een zo laag mogelijk niveau te worden beperkt, terwijl milieuhinderlijke activiteiten dienen te worden geweerd uit de directe woonomgeving.

3.10.2 Detailhandelsvisie Harderwijk 2020

Op 13 september 2012 heeft de gemeenteraad de Detailhandelsvisie Harderwijk 2020 vastgesteld. De belangrijkste conclusie van de detailhandelsvisie is dat Harderwijk het meest gediend is bij een primaat op de binnenstad als het gaat om het verwezenlijken van de regionale ambitie en om versterking van de huidige wijkwinkelstructuur als het gaat om de lokale ambitie. De ambities van Harderwijk op het gebied van detailhandel zijn tweeledig. Enerzijds wil het onbetwist de ‘beste winkelstad’ zijn in de ruit tussen Amersfoort en Zwolle en Apeldoorn en Lelystad. Anderzijds wil Harderwijk de huidige structuur van de dagelijkse verzorging in 2020 verder hebben versterkt.

Voor de wijkwinkelcentra gelden de volgende uitgangspunten:

  • Het primaat ligt bij het verwezenlijken van een optimale en duurzame dagelijkse verzorging bij de bestaande winkelstructuur. De wijkcentra vervullen daarin samen met het dagelijks aanbod in de binnenstad een sleutelrol.
  • Binnen de dagelijkse verzorging in deze centra spelen op hun beurt de supermarkten weer een cruciale, want dragende rol.
  • Uitgangspunt van de visie is om de positie van elk van de vier centra (Drielanden, Stadsdennen, Tweelingstad en Stadsweiden) te bestendigen, en dus gereed voor de toekomst te maken. Het huidige verzorgingsgebied van de individuele centra is daarbij maatstaf. Van een functiesprong mag geen sprake zijn.
  • Uitbreiding van het aantal supermarkten in de wijkcentra is niet gewenst; uitbreiding van het winkelvloeroppervlak van de bestaande supermarkten wel, mits dit past bij de huidige functie van het winkelcentrum.
  • Uitbreiding van het aantal supermarkten is alleen gewenst indien het gaat om relocatie van een nu solitair gevestigde supermarkt, waarbij de huidige locatie van deze supermarkt niet weer wordt ingevuld met deze functie. Per winkelcentrum zijn er in de uiteindelijke situatie niet meer dan twee supermarkten.

Specifiek voor het winkelcentrum Drielanden zijn de volgende uitgangspunten benoemd:

  • Dit winkelcentrum vervult nu en in de toekomst een wijkverzorgende functie voor de huidige en toekomstige inwoners van de wijk Drielanden.
  • Uitgangspunt voor dit winkelcentrum is behoud van de huidige functie, omvang en opzet van het winkelcentrum.
  • Optimalisering binnen die contour dient mogelijk te zijn. Denk aan het maken van verwijsborden naar de parkeerterreinen, en het verbeteren van stallingsmogelijkheden voor de fiets.
3.10.3 Kantorennota Harderwijk 2007-2020

De Kantorennota Harderwijk 2007-2020 is op 22 november 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In deze nota wordt over de locatie Drielanden-Noord het volgende geschreven:

De locatie Drielanden Noord is vanaf de A28 zichtbaar en geschikt voor grotere kantoorpanden, of bedrijfsverzamelgebouwen. Op dit moment is alleen het westelijk deel van deze locatie bebouwd met drie bedrijfs-/kantoorgebouwen. De zichtbaarheid van deze gebouwen vanaf de A28 is niet optimaal. Over deze locatie wordt al langere tijd gesproken als mogelijke locatie voor bedrijven met een bovenregionale uitstraling die op zoek zijn naar een groot kantoorpand. Tot nu toe zijn er geen concrete plannen uitgewerkt voor deze locatie. De bereikbaarheid van deze locatie is niet optimaal. In een multifunctioneel gebied in Drielanden Noord (langs de A28) is circa 10.000 tot 20.000 m2 kantoorruimte mogelijk. De kantorennota doet verder geen concrete uitspraken over deze locatie, maar gaat er vanuit dat de plannen voor deze locatie eerst verder worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichtte onderzoek naar relevante feiten en af te wegen belangen (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Per onderzoeksaspect wordt een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

4.2 Cultuurhistorie en archeologie

4.2.1 Inleiding

In 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. In het kader hiervan dient een gemeente ruimtelijke planvorming te toetsen op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

4.2.2 Cultuurhistorie

In het plangebied komen geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten voor. Het oorspronkelijk landschap is door de grootschalige nieuwbouw voor het grootste gedeelte verdwenen. Een gedeelte van de Drielandendreef volgt nog wel het oude tracé van Weisteeg. Langs dit gedeelte zijn nog drie woningen die dateren van voor de wijk Drielanden. Deze woningen hebben geen beeldbepalende of cultuurhistorische waarde. Ook de Waterplassteeg dateert van voor de wijk Drielanden. Langs deze weg staan nog drie oude boerderijen. Deze boerderijen hebben geen beeldbepalende of cultuurhistorische waarde. De afwijkende verkaveling van de boerderijen hebben wel enige cultuurhistorische waarde.

4.2.3 Archeologie

Het grootste deel van het plangebied is op de Beleidskaart Archeologie aangeven als verstoord. De oostelijke zijde van het plangebied- tussen de spoorlijn en de groene zooomweg- heeft in de Beleidskaart Archeologie een middelhoge archeologische verwachtingswaaarde. In de noordelijke hoek- tegen de toekomstige Cresent- heeft een stukje van het plangebied een lage archeologische verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0011.jpg"

Afbeelding 11. Uitsnede Beleidskaart Archeologie

In de loop der jaren zijn in deze gebieden diverse archeologische vooronderzoeken uitgevoerd, te weten:

  • RAAP-rapport 459: Drielanden-zuid en -west, Gemeente Harderwijk; Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie (AAI-1), 1999.
  • RAAP-rapport 477: Hoofdwegenstructuur Harderwijk- zuid en Ermelo-noordwest, Gemeenten Harderwijk en Ermelo: Een Aanvullende Archeologische Inventarisatie, 1999.
  • RAAP-notitie 2761: Plangebied Harderwijk Groene Zoom, gemeente Harderwijk; Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend archeologisch onderzoek, 2009.

Geen van de onderzoeken heeft een archeologische vindplaats opgeleverd en in alle gevallen is een negatief selectiebesluit voorgesteld.

4.3 Ecologie

4.3.1 Inleiding

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

4.3.2 Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Binnen een afstand van ca. 250 meter van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Veluwerandmeren. De Veluwerandmeren ontstonden bij de drooglegging van de polders van Flevoland vanaf 1957 en worden gevormd door vier ondiepe zoetwatermeren op de overgang van de Veluwe naar Flevoland. Op een afstand van ruim een klimeter van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Veluwe. De Veluwe bestaat gevarieerde bossen, droge en natte heide, vennen en stuifzanden.

Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met zogenaamde externe werking van de beide Natura 2000-gebieden. Dat wil zeggen dat ook op afstand van de aangewezen Natura 2000 gebieden geen sprake mag zijn van significante gevolgen voor de in deze gebieden beschermde flora en fauna. Hiernaar moet in voorkomende gevallen nader ecologisch onderzoek plaatsvinden.

4.3.3 Soortbescherming

De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Omdat dit bestemmingsplan conserverend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt met een relevante planologische uitstraling, zijn geen significante gevolgen voor de flora en fauna te verwachten.

4.4 Watertoets

4.4.1 Inleiding

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota Waterbeleid 21e eeuw is vanaf 17 oktober 2006 een watertoets verplicht gesteld bij de ruimtelijke planvorming. Deze watertoets is een (proces)instrument om ruimtelijke plannen en besluiten te toetsen, op de mate waarin rekening is gehouden met waterhuishoudkundige aspecten. Het gaat daarbij onder meer om aspecten als:

  • voldoende ruimte voor water (berging, infiltratie, aan- en afvoer);
  • voorkomen van wateroverlast en afwenteling van wateroverschotten op anderen;
  • voldoende aandacht voor effecten op de ecologische waterkwaliteit (biologisch gezond);
  • het garanderen van de veiligheid (overstroming);
  • het voorkomen van te lage of te hoge grondwaterstanden.

De watertoets is niet alleen een toets, maar is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen en besluiten. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat op een of andere wijze effect kan hebben op het watersysteem (oppervlaktewater, grondwater, waterkeringen) is verantwoordelijk voor het opnemen van een waterparagraaf in het betreffende plan. In de waterparagraaf dient de initiatiefnemer het wateradvies van de waterbeheerder(s) op te nemen, de afwijkingen hiervan te motiveren (afwegen) en eventuele compenserende of mitigerende maatregelen voor te stellen. De gemeente Harderwijk, Waterschap Veluwe, de provincie Gelderland en Rijkswaterstaat, directie IJsselmeergebied hebben in dit proces de prioritaire wateraspecten bepaald. Dit zijn:

  • veiligheid
  • grondwaterbewust bouwen
  • mooi en nuttig oppervlaktewater
  • omgaan met hemelwater
  • ontwikkeling water en groen

Deze aspecten zijn nader toegelicht in de waterparagraaf, paragraaf 5.9.

4.4.2 Procesbeschrijving

De voorbereidende planvorming voor de ontwikkeling van stadsdeel Drielanden "klein" is omstreeks 1990 gestart, geruime tijd voordat de watertoets procedure verplicht werd. Middels de volgende reeks van waterhuishoudingsplannen (groeidocument door adviesbureau Oranjewoud) werd in nauw overleg met de toenmalige waterbeheerders (Provincie Gelderland, Waterschap Noord-Veluwe en N.V. Waterleiding Maatschappij Gelderland) de wateraspecten en wederzijdse belangen afgestemd:

mei 1991   Drielanden "klein" fase 1  
juli 1991   Drielanden "klein" fase 2  
juli 1991   Drielanden "klein" fase 3 (funderingsonderzoek Weisteeg)  
9-11-1996    Drielanden "groot"  
22-11-1996   Muziekland II  
1-4-1996   Drielanden Centrum  
29-6-2001   Harderhout I  
8-10-2003   Muziekland IV  
14-5-2004   Drielanden Oost (bedrijventerrein Tonsel)  
9-12-2005   Drielanden "groot" (inclusief scenario's peilstijging Veluwe Randmeren)  
13-10-2006   Harderhout II  

Aanvullend is in 2004 door adviesbureau Tauw een watertoets document opgesteld voor bedrijventerrein Tonsel (voorheen Drielanden Oost).

Een gedetailleerd overzicht van de waterhuishoudingsplannen en controleberekeningen is te vinden in Bijlage 7.

Bij de totstandkoming van de bestemmingsplannen per deelgebied heeft vooraf specifiek afstemmingsoverleg met Waterschap Veluwe en Provincie Gelderland plaatsgevonden. Conform de watertoets procedure zijn vanaf 2003 de overwegingen, conclusies en aanbevelingen, die uit die uit deze overleggen naar voren kwamen, vertaald in een waterparagraaf bij die betreffende plannen met een bijbehorend wateradvies.

4.4.3 Watertoets

De waterparagraaf van dit plan is 18 maart 2013 per email voorgelegd aan de afdeling regulering van Waterschap Vallei en Veluwe. Hierop heeft het waterschap 20 maart 2013 per email een positief wateradvies gegeven.

4.5 Milieu

4.5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan bod. Het betreffen hier de randvoorwaarden en beperkingen die voorkomen uit het beleid en wetgeving op het gebied van: geluid (Wet geluidhinder), luchtkwaliteit (Wet luchtkwaliteit), bodem (Wet bodembescherming), bedrijvigheid (Wet milieubeheer) en externe veiligheid (BRZO, REVI, Bevi, Wet milieubeheer).

Dit bestemmingsplan is grotendeels een consoliderend plan, daarom is een algemene beschrijving gegeven van de reeds beschikbare informatie en onderzoeken. Ontwikkelingen die via een wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsbevoegdheid kunnen worden toegestaan worden bij toepassing van de bevoegdheid getoetst aan de haalbaarheidaspecten.

4.5.2 Geluidhinder

Huidige kwaliteit

IIn het milieubeleidsplan van de gemeente Harderwijk is voor een groot aantal deelgebieden in beeld gebracht welke milieugezondheidskwaliteit er in een gebied heerst . Voor het deelgebied "Drielanden" is dit voor wegverkeerslawaai onderzocht . In onderstaand figuren is de kwaliteit weergegeven. De A28 heeft grote invloed op de woonwijk Drielanden. Ook de Groene Zoomweg ,en dan met name bij de toegangswegen, heeft een negatieve invloed op de milieugezondheidskwaliteit. Uit afbeelding 12 blijkt dat de milieugezondheidskwaliteit redelijk is maar dat vooral in het noordelijke deel van de wijk een matige kwaliteit heerst. Binnen buurten die op grotere afstand van de A28 liggen heerst een goede milieugezondheidskwaliteit, dit komt mede door de afschermende werking van de bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0012.jpg"

Afbeelding 12. Milieugezondheidskwaliteit wegverkeerslawaai.

De spoorweg veroorzaakt aan de oostzijde van het plangebied verhoogde geluidsniveaus binnen het deelgebied. De voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder is 55 dB. Figuur 2geeft het gebied aan rond het spoor waarin de geluidbelasting meer is dan 55 dB
afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0013.png"

Afbeelding 13. Spoorweglawaai.

Nieuwe geluidgevoelige bestemmingen

De Wet geluidhinder regelt de mate waarin geluid, veroorzaakt door wegverkeer, het spoor en bedrijvigheid het woonmilieu mag belasten.

Ten noorden van het plangebied ligt de A28, deze weg heeft een aandachtszone van 400 meter. Aan de oostzijde ligt het spoor, deze transportas heeft een aandachtzone van 300 meter. Beide zones liggen over het plangebied. Bij ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen (woningen en scholen) in deze aandachtszones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd.

Aangezien het bestemmingsplan geen nieuwe geluidsgevoelige functies toelaat, is geen akoestisch onderzoek nodig.


Bescherming bestaande geluidgevoelige bestemmingen

Geluid van rijkswegen en spoorwegen is aan grenzen gebonden om omwonenden tegen geluidoverlast te beschermen. Hierdoor zijn er wettelijke normen voor de hoeveelheid geluid die het verkeer op een weg of spoorweg maximaal mag produceren. Deze norm wordt een geluidproductieplafond (GPP) genoemd.

In de Wet milieubeheer, hoofdstuk 11 is vastgelegd dat het geluid rond rijkswegen niet onbeheerst mag toenemen. Dit hoofdstuk is sinds 1 juli 2012 van kracht. Op punten langs rijkswegen en spoorwegen (zogenaamde referentiepunten) is met de GPP's de maximaal toegestane hoeveelheid geluid vastgesteld. Per referentiepunt verschilt de waarde van de geluidproductieplafonds. De punten liggen op 50 meter van de A28 en 100 meter uit elkaar.

Onderstaand figuur geeft de ligging van de referentiepunten van de A28 weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0014.jpg"

Afbeelding 14. Locaties referentiepunten.

De geluidproductieplafonds moeten door Rijkswaterstaat en ProRail worden nageleefd. Rijkswaterstaat en ProRail controleren ieder jaar of de geluidproductie niet hoger ligt dan het vastgesteld plafond en rapporteren daarover aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Bij dreigende overschrijding van de geluidproductieplafonds moeten Rijkswaterstaat en ProRail maatregelen nemen om te voorkomen dat er een overschrijding ontstaat. Op deze wijze worden bestaande geluidgevoelige bestemmingen beschermd tegen onbeheerste toename van de geluidbelasting. Aangezien de geluidsplafonds halverwege 2012 zijn vastgesteld en de capaciteit van de A28 niet is uitgebreid is overschrijding van de geluidplafonds niet te verwachten op de korte termijn.

Conclusie

Het aspect geluid vormt vanwege het consoliderende karakter van voorliggend bestemmingsplan geen belemmering voor de uitvoerbaarheid. Ondanks dat er geen geluidsnormen worden overschreden heeft de A28 wel invloed op de milieugezondheidskwaliteit binnen het gebied en kan er hinder worden ervaren.

4.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin ter bescherming van mens en milieu onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht (o.a. fijn stof en stikstofdioxide) zijn vastgesteld.
De wet stelt bij een (dreigende) grenswaardenoverschrijding aanvullende eisen en beperkingen voor ruimtelijke plannen die "in betekenende mate" (IBM) leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast moet uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening afgewogen worden of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij speelt de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol, ook als het plan "niet in betekende mate" (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Het plan leidt niet tot een toename van het aantal verkeersbewegingen waardoor er niet in betekende mate verslechtering van de luchtkwaliteit optreedt. De blootstelling aan luchtverontreiniging in de buitenlucht verandert niet. Er worden niet meer mensen blootgesteld en de luchtverontreiniging neemt niet toe.

In het kader van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen of uitbreidingen mogelijk gemaakt, die leiden tot een verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.5.4 Bodemkwaliteit

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.

Drielanden ligt in de subzone arseen. De van nature aanwezige hoge gehalten arseen leveren geen belemmeringen op voor de woonfunctie in het gebied. De asbestverdachte locaties zijn in kaart gebracht en gesaneerd.

Wanneer er nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid, moet er bodemonderzoek plaatsvinden om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen.

4.5.5 Externe veiligheid

Inleiding

Activiteiten met gevaarlijke stoffen brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld ammoniak en LPG) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving omdat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare objecten nodig zijn.

Externe veiligheid kent twee belangrijke toetsingscriteria waarmee het risico gekwantificeerd kan worden: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Beide risico's zijn gebaseerd op een kansbenadering en zijn niet effectgericht. Dat betekent dat de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen merkbaar zijn buiten de afstanden die gelden voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Wet en regelgeving

Risicobron   Vigerende wet- en regelgeving  
A28   - Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
- Basisnet weg  
spoor   - Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
- Basisnet spoor  
buisleiding aardgas
(6.620 kPa/914 mm)  
Besluit externe veiligheid buisleidingen  

Veiligheidsafstanden en veiligheidsnormen

Risicobron   Afstanden en normering  
  Invloedsgebied groepsrisico   Plaatsgebonden risico   Afstanden  
A28   200 meter   veiligheidszone
plasbrandaandachtsgebied  
16 meter
30 meter  
spoor   200 meter   veiligheidszone
plasbrandaandachtsgebied  
6 meter
30 meter  
buisleiding aardgas
(6.620 kPa/914 mm)  
430 meter   grenswaarde 10-6/jaar
richtwaarde 10-6/jaar  
-  
De grenswaarde geldt voor kwetsbare objecten, de richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten  

Relevante risicoanalyses

Risicobron   Titel, datum, kenmerk  
buisleiding aardgas   CAROLA berekeningen gemeente Harderwijk, 1 februari 2012, documentnummer 123418001 (zie Bijlage 9)  
A28 en spoor   Externe veiligheid bestemmingsplan Drielanden te Harderwijk, 20 september 2013, project 132528 (zie Bijlage 10)  

De risicoanalyse voor de buisleiding aardgas is niet specifiek voor dit bestemmingsplan uitgevoerd. De analyses bevatten voldoende informatie om de externe veiligheidssituatie voor het plangebied in beeld te brengen.

Beoordeling risico

In het plangebied liggen 2 risicobronnen: het spoor en een buisleidingen. Het plangebied grenst aan de A28. Belangrijk uitgangspunt voor de beoordeling van externe veiligheid en de risicoanalyses is dat alleen in Drielanden Noord een aantal bestemmingen wijzigen. Dit deel ligt binnen het invloedsgebied van de A28. In de delen die binnen de invloedsgebieden van het spoor en de buisleiding liggen, zitten in vergelijking met de vigerende plannen voor externe veiligheidsaspecten geen relevante wijzigingen.

Belangrijk uitgangspunt voor de verantwoording van het groepsrisico is dat het grootste deel van het plan een conserverend plan is. Alleen in Drielanden Noord wijzigt een beperkt aantal bestemmingen zonder significante invloed op het groepsrisico (het groepsrisico wordt niet groter dan 10% van de oriëntatiewaarde).

A28

In het Basisnet weg is aangegeven voor welke snelwegen in Nederland een veiligheidszone en een plasbrandaandachtszone geldt. Voor het deel van de A28 dat grenst aan het plangebied geldt een veiligheidszone van 16 meter. Binnen de veiligheidszone zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen in uitzonderingsgevallen toegestaan (zie hiervoor de regelgeving in het BTEV). De veiligheidszone wordt gemeten vanaf het midden van de weg. Het plan ligt niet binnen de veiligheidszone.

Voor de A28 geldt ook een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter gemeten vanuit de rechterrand van de rechterrijstrook. Bij de realisering van kwetsbare objecten binnen een plasbrandaandachtsgebied rekening moet worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Het plan staat geen kwetsbare objecten toe binnen het plasbrandaandachtsgebied.

Uit de uitgevoerde risicoanalyse blijkt dat langs de A28 in Harderwijk het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico nergens wordt overschreden. Het groepsrisico neemt ten opzichte van de bestaande situatie toe maar blijft onder de oriëntatiewaarde.

Spoor

In het Basisnet spoor is voor het traject Amersfoort-Zwolle een maximale veiligheidszone van 9 meter opgenomen, gemeten vanuit het hart van de doorgaande spoorbundel. Dit is een gestandaardiseerde maximale grens- en richtwaarde van 10-6/jaar. Het plan voldoet aan de veiligheidszone van 9 meter. Zowel in de risicoberekeningen van 2009 als de rapportage van 2012 is geconstateerd dat een contour van 10-6/jaar voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico niet aanwezig is. Het plaatsgebonden risico levert geen beperkingen op voor de uitvoering van het plan.

Ook is in het Basisnet spoor een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter opgenomen, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Bij de realisering van kwetsbare objecten binnen een plasbrandaandachtsgebied rekening moet worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Het plan staat geen kwetsbare objecten toe binnen de het plasbrandaandachtsgebied.

Conform het Basisnet spoor is zowel voor als na de inwerkingtreding van het Basisnet spoor in het plangebied geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Na de inwerkingtreding van het Basisnet spoor is het groepsrisico kleiner de 0,3 maal de oriëntatiewaarde. De nieuwe bestemmingen in Drielanden Noord liggen buiten het invloedsgebied van het spoor. De rest van het plan wijzigt niet. Aanvullende berekeningen zijn niet uitgevoerd omdat die geen nieuwe relevante inzichten geven.

Uit de uitgevoerde risicoanalyse blijkt dat langs het spoor in Harderwijk het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico nergens wordt overschreden. Het groepsrisico neemt ten opzichte van de bestaande situatie niet toe.

Buisleiding aardgas (6.620 kPa/914 mm)

Het plangebied ligt niet binnen de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico levert geen belemmeringen op voor het plan.

Het berekende groepsrisico is in het plangebied langs de buisleiding kleiner 10% van de oriëntatiewaarde. Ook het groepsrisico levert geen belemmeringen op voor het plan omdat het plan geen nieuwe bestemmingen toestaat die een negatieve uitwerking hebben op het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico

Aantal personen

Het aantal personen dat aanwezig is en op grond van het besluit te verwachten is, is opgenomen in de risicoanalyses. De risicoanalyses maken als bijlagen onderdeel uit van dit plan (zie Bijlage 9 en Bijlage 10).

Hoogte van het groepsrisico

In de risicoanalyses is het groepsrisico vergeleken met de oriëntatiewaarde. De berekende groepsrisico overschrijden de oriëntatiewaarde in het plangebied niet.

Maatregelen

Bronmaatregelen (aan de A28, het spoor en de buisleiding) liggen buiten de invloedssfeer van dit plan. Maatregelen bij de ontvanger zijn in een bestaande situatie moeilijk uitvoerbaar. Dergelijke maatregelen leiden tot ingrijpende (ruimtelijke) wijzigingen en grote financiële inspanning die niet in verhouding staan tot het berekende (groeps)risico.

Maatregelen bij de ontvanger beperken zich voornamelijk tot locatiekeuze van het object of de bestemming zelf. De nieuwe bestemmingen liggen buiten het plasbrandaandachtsgebied. Aanvullende maatregelen zijn om die reden niet noodzakelijk. Bouwkundige maatregelen en bijvoorbeeld positionering van bijvoorbeeld de meest kwetsbare (verblijfs)ruimten en in- en uitgangen zoals vluchtroutes kunnen niet in de regels van het bestemmingsplan worden verankerd.

Nut en noodzaak van de ontwikkeling

Het bestemmingsplan Drielanden 2013 is in hoofdzaak een conserverend plan. Het nieuwe bestemmingsplan neemt vigerende bestemmingen, voor zover van belang voor externe veiligheid over. Voor het gebied Drielanden Noord (zie ook paragraaf 5.2.2) is in het oude bestemming nog een uitwerkingsplicht opgenomen. De gronden hadden een bestemming gemengd uit te werken. Deze uitwerkingsplicht is gedurende de looptijd van het oude plan niet ingvevuld. In het nieuwe bestemmingsplan wordt in plaats van de uit te werken bestemming een eindbestemming 'Gemengd' opgenomen die kantoren en maatschappelijke voorzieningen toestaat. Voor de wijk Drielanden is vraag naar locaties voor kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Door het opnemen van een eindbestemming kunnen de gronden in Drielanden Noord worden verkavels en uitgegeven.

Hulpverlening

De Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland heeft op 24 juni 2013 geadviseerd over het plan. Het samenvattende advies luidt:

Uit de toegestuurde documentatie blijkt dat er voldaan wordt aan de wettelijke eisen volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Binnen het plangebied is geen sprake van een overschrijding van de plaatsgebonden risico (PR) contour of de oriënterende waarde van het groepsrisico1 (GR).

Ook ten aanzien van het LPG-tankstation "de Drielander" aan de A28 wordt voldaan aan de wettelijke eisen. Er is echter sprake van een wettelijk bepaald invloedsgebied van 150 meter waarbij sprake is van een 100%-letaliteitsafstand. Het effectgebied van 300 meter {l0Zo letaliteitsafstand) valt voor een gedeelte over het bestemmingsplan "Drielanden" heen. Binnen deze afstand kunnen burgers (dodelijk) gewond raken, waardoor een beroep wordt gedaan op de hulpverleningsdiensten. Binnen het bestemmingsplan is er geen dekking van de WAS-palen.

De VNOG adviseert de gemeente Harderwijk om de burgers van de wijk actief te informeren over de aanwezige risicobronnen binnen het gebied.

Het bestemmingsplan is niet instrument om de bevolking te informeren over de aanwezig risicobronnen. Daarvoor is het Crisisplan “Samen werken aan een veilige leefomgeving”. Hierin is aangeven hoe en wanneer risicocommunicatie plaatsvindt.

Over de hulpverlening heeft de VNOG geen advies verleend.

Zelfredzaamheid

Goede en logische vluchtroutes zijn een essentiële voorwaarde zelfredzaamheid. De mogelijkheden om van de risicobronnen weg te vluchten zijn in voldoende mate aanwezig. Voor de zelfredzaamheid is het van belang dat de bestaande infrastructuur in het plan gehandhaafd en vastgelegd wordt.

In de bestaande situatie zijn geen functies aanwezig voor grote groepen personen en personen die niet zelfredzaam zijn. Het plan voorziet niet in de realisatie van nieuwe functies voor grote groepen personen en personen die niet zelfredzaam zijn.

4.5.6 Klimaat en energie

Om de klimaatverandering tegen te gaan heeft het Rijk ingezet op een energiebesparing van 2% per jaar. Daarnaast moet 14% van de gebruikte energie in 2020 duurzaam zijn en zal de uitstoot van broeikasgassen gereduceerd moeten zijn met 30% (ten opzichte van 1990). Om dit structureel te bereiken zetten gemeenten, provincies en Rijk zich in op verschillende vlakken. Om innovatie te stimuleren wordt landelijk de EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) voor nieuwe woningen aangescherpt in 2015 naar 0,4 (NEN, 25 juni 2007) en zelfs naar 0 in 2020.

De gemeente Harderwijk heeft zich aan deze doelstellingen gecommitteerd en heeft de routekaart naar een klimaatneutraal Harderwijk - De Energieke Stad- opgesteld. Hierin is de ambitie geformuleerd om in 2031 de uitstoot van CO2 met 45% te reduceren. Naast het besparen van energie door het aanscherpen van de EPC in de woningbouw zijn er ook mogelijkheden voor het duurzaam opwekken van energie bijvoorbeeld door het plaatsen van zonnecollectoren op daken, het aanbrengen van zonneboilers en het opslaan van warmte en koude in de bodem (WKO).

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de planopzet beschreven voor de belangrijkste beleidsvelden. De beschrijving van de huidige situatie heeft al plaatsgevonden in hoofdstuk twee. Na eerst de uitgangspunten van het plan te vermelden, wordt in dit hoofdstuk, voor zover daar sprake van is, stilgestaan bij een aantal nieuwe ontwikkelingen en/of ervaren knelpunten. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze daarmee in dit bestemmingsplan wordt omgegaan. Dit kan door middel van kleinschalige oplossingen binnen de bestemming (beheersmaatregelen) of door de introductie van nieuwe of gewijzigde bestemmingen voor meer ingrijpende veranderingen.

5.2 Bijzondere situaties

5.2.1 Voormalige C1000-locatie

Ten zuiden van de Drielandendreef, tussen de Bachdreef en de Westermeenweg, was tot enkele jaren geleden tijdelijk een supermarkt gevestigd (C1000). Op grond van het huidige bestemmingsplan geldt hier deels de bestemming verkeersdoeleinden en deels een uit te werken bestemming 'Kantoren'. Voor de planperiode van dit bestemmingsplan worden hier echter geen ontwikkelingen voorzien. Daarom is ervoor gekozen deze gronden te bestemmen als woongebied en deze gronden voorlopig in te richten als openbare ruimte. Een herontwikkeling op termijn wordt niet uitgesloten, maar hiervoor zal dan te zijner tijd een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden doorlopen.

5.2.2 Drielanden Noord

Het gebied Drielanden Noord, gelegen parallel aan de A28 tussen de busbaan en de Westermeenweg, krijgt de bestemming 'Gemengd'. In deze bestemming zijn kantoorbebouwing, verenigingsactiviteiten, sociaal culturele doeleinden, horecadoeleinden (ondergeschikt) en praktijkruimten mogelijk. De toekomstige bebouwing bestaat uit minimaal 2 bouwlagen en maximaal 5 bouwlagen (hoogte maximaal 15 meter). Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. In Bijlage 11 zijn beeldkwaliteitscriteria opgenomen voor deze ontwikkeling. Deze criteria zullen als welstandbeleid worden vastgesteld en maken na vaststelling onderdeel uit van de Welstandsnota.

5.2.3 Uitbreiding bedrijfsverzamelgebouw Drielandendreef 42-44

Het nieuwe bestemmingsplan Drielanden maakt een uitbreiding van het bedrijfsverzamelgebouw aan de Drielandendreef 42-44 mogelijk. Ten westen van het bestaande gebouw kan een nieuw volume worden toegevoegd. De aanbouw wordt geplaatst in het verlengde van het bestaande pand. Er blijft een afstand bestaan van minimaal 3 meter tussen de voorgevelrooilijn en de erfgrens. Er dient een duidelijke relatie te ontstaan tussen het bestaande pand en de nieuwe aanbouw. Bij voorkeur 'kraagt' een deel van de aanbouw over het bestaande pand heen. Het nieuwe pand bestaat maximaal uit drie bouwlagen met een plat dak. In Bijlage 12 zijn beeldkwaliteitscriteria opgenomen voor deze ontwikkeling, deze criteria zullen als welstandbeleid worden vastgesteld en maken na vaststelling onderdeel uit van de Welstandsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0015.jpg"

Afbeelding 15. Massastudie uitbreiding bedrijfsverzamelgebouw Drielandendreef 42-44

5.2.4 Boerderijstrook Harderhout II

Een gebied tussen Dassenbergerhout en Braambergerhout is tot nu toe onbebouwd gebleven. Op dit terrein stond een oorspronkelijke boerderij. Voor dit gebied werd altijd gedacht van handhaving van de oorspronkelijke boerderij en het toevoegen van enkele woningen (vrijstaand en/of twee-onder-één-kap). Deze ontwikkeling is tot op heden echter niet van de grond gekomen. In mei 2013 is de boerderij door brand verloren gegaan. In de zomer van 2013 is overeenstemming bereikt met een ontwikkelende partij voor de herontwikkeling van het gebied. Hierbij wordt vastgehouden aan het principe van een boerderijkavel. Centraal in het gebied komt een als boerderij vormgegeven twee-onder-één-kap-woning. Ten westen en ten zuidoosten van deze boerderij komen twee blokken van respectievelijk 8 en 5 rijenwoningen. Deze blokken worden als 'landbouwschuren vormgegeven. Ten noordoosten van deze boerderij is ruimte voor één vrijstaande woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0016.png"

Afbeelding 16. Invulling boerderijstrook (indicatief)

5.2.5 Wijzigingsbevoegdheid tunnel Weisteeg

Op 24 januari 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten de fietsoversteek ter hoogte van de Weisteeg in de toekomst zo mogelijk als fietstunnel uit te willen voeren. Dit besluit geldt als vertrekpunt voor de bestemmingsplanprocedure en gesprekken met ProRail en provincie Gelderland. Als deze tunnel wordt aangelegd zal er één en ander gewijzigd moeten worden in de aansluiting op de Drielandendreef/Westermeenweg. Om deze ingrepen mogelijk te maken is een aanpassing van het bestemmingsplan nodig. Hoewel het besluit van 24 januari 2012 niet specifiek ziet op het bestemmingsplan Drielanden 2013 wordt in dit plan een wijzigingsbevoegdheid voor het college opgenomen om een deel van Drielanden Noord, de bestemming 'Gemengd', te wijzigen in de bestemming 'Verkeer'.

5.3 Wonen

5.3.1 Ontwikkelingen

Woningwijzigingen

De wijk Drielanden is in hoofdzaak een woonwijk. In de loop van de tijd zijn er bij de gemeente diverse verzoeken binnengekomen om woningen op enigerlei wijze te veranderen en/of te vergroten. Te denken valt aan dakkapellen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Al dan niet met vrijstelling zijn
veel van deze verzoeken ingewilligd. Deze verzoeken geven een belangrijke indicatie van de woonwensen in de wijk. Er bestaat behoefte aan meer woonruimte en woonkwaliteit.

Bed&Breakfast
Onder wonen is bed & breakfast mede begrepen. Met deze regeling voorziet de gemeente in een toenemende behoefte aan geschikte bed- en breakfastruimten. De voorwaarden voor het toestaan van Bed & Breakfast zijn mede gebaseerd op de in 2009 verschenen "Beleidsnotitie Bed & Breakfast" van het Platform Bed & Breakfast Nederland. Deze voorwaarden houden verband met de ruimtelijke consequenties die toelating van een verblijfsrecreatieve functie binnen de woonbestemming kan hebben en de gevolgen voor het toeristisch product in kwalitatieve zin.

Belangrijke voorwaarden zijn dat:

  • 1. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat het een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • 2. het een kleinschalige verblijfsaccommodatie betreft met maximaal 7 slaapkamers, die deel uitmaakt van een woning;
  • 3. het een ondergeschikte nevenactiviteit ten opzichte van de functie wonen betreft, waarbij het gebruik beperkt is tot 40% vloeroppervlak van de woning met een maximum van 100 m²;
  • 4. de recreatieve nevenactiviteit mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie.
  • 5. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, uitgaande van de normen uit de gemeentelijke parkeernormennota;

Mantelzorg

Ruim 2,6 miljoen Nederlanders zorgen langere tijd intensief voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Deze vorm van onbetaalde zorg heet mantelzorg en omvat dus niet de alledaagse zorg voor bijvoorbeeld een gezond kind. Mantelzorgers zijn geen beroepsmatige zorgverleners, maar geven zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie ze zorgen.

Mantelzorg is in woningen vanzelfsprekend toegestaan, in vrijstaande bijgebouwen echter niet. In dit bestemmingsplan is geregeld dat er ten behoeve van mantelzorg een grotere gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat de tijdelijke uitbreiding niet meer bedraagt dan 50 m². Daarnaast is mantelzorg toegestaan in een vrijstaande speciaal voor mantelzorg bedoelde unit. Deze regeling is bedoeld om mantelzorg te ondersteunen en is niet bedoeld voor het vergroten van de te bebouwen oppervlakte. Daarom geldt deze regeling alleen tijdelijk, voor zolang mantelzorg wordt gegeven. Daarna moet het perceel weer in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht, danwel in overeenstemming worden gebracht met de bouwregels.

5.3.2 Beheersmaatregelen

Voor wat betreft aspecten op ruimtelijk gebied van de bebouwing in het algemeen en woongebouwen in het bijzonder, wordt in dit bestemmingsplan een aantal dingen geregeld. Het gaat daarbij vooral om de volgende zaken:

  • de grootte van het bouwvlak;
  • de grootte en de plaatsing van bijgebouwen;
  • de nok- en goothoogte.

Een belangrijke aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is het verkrijgen van voor iedereen gelijke mogelijkheden voor woningwijzigingen. In veel gevallen gaat het ook om ruimere mogelijkheden. De belangrijkste wijzigingen betreffen uitbreidingen van de woning. Deze uitbreidingen kunnen aan de voor-, achter- en zijgevel plaatsvinden.

Algemeen uitgangspunt is dat bij woningwijzigingen geen verschil wordt gemaakt tussen huur- en koopwoningen, ook al zullen wijzigingen bij huurwoningen minder vaak voorkomen. Er is gestreefd naar een eenduidige bebouwingsregeling voor het gehele plangebied. De zij- en achtergevel zijn de minst zichtbare gevels van een woning. Aan de achtergevel wordt een uitbreiding toegestaan over de volle breedte van de achtergevel. De diepte van de aan- of uitbouw aan de achtergevel is vrij, maar in totaal mag het bebouwde oppervlak op het achtererf niet meer bedragen dan 50 m². De uitbreiding aan de zijgevel moet 1 meter uit de voorgevelrooilijn blijven en 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan het openbaar toegankelijk terrein.
Het hoofdgebouw is op de plankaart aangegeven door een afzonderlijk maatvoeringsvlak. Voor rijenwoningen is een maatvoeringsvlak met een diepte van 10 meter opgenomen. Voor twee-onder-één-kapwoningen bedraagt de diepte 12 meter en voor vrijstaande woningen 15 meter. Dit geeft de mogelijkheid om het hoofdgebouw over de volle hoogte te vergroten. In het algemeen wordt terughoudend omgegaan met uitbreidingen aan de voorkant ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. Aan de voorgevel is een erker toegestaan, mits de bouwdiepte niet meer bedraagt dan 1,5 meter, de goothoogte lager is dan 3 meter en de breedte niet meer dan 75% van de voorgevelbreedte van de woning bedraagt. Vrijstaande bijgebouwen kunnen op het zij- of achtererf worden gebouwd, mits het bebouwde oppervlak van het achtererf de 50 m² niet overschrijdt (inclusief aan- en uitbouwen). Voor het zijerf gelden de regels, zoals vermeld bij aan- of uitbouwen.

5.4 Werken

5.4.1 Ontwikkelingen

Bedrijvigheid aan huis

In de maatschappij is een trend waarneembaar in het starten van eigen ondernemingen aan huis. Woongebieden kunnen zo een belangrijke broedplaats worden voor startende bedrijvigheid. Hoewel (nog) gering in aantal, gaan ook steeds meer mensen thuiswerken. Deze ontwikkelingen stellen nadere eisen aan de woning. De beschikbare ruimte, de lichtinval en de inrichtingsmogelijkheden gaan een belangrijke rol spelen. Niet alleen heeft het werken aan huis gevolgen voor de woning, maar ook voor de woonomgeving. Binnen een woongebied worden deze gevolgen al gauw gezien als overlast, zoals het aantrekken van extra verkeer en het ontstaan van geluidsoverlast. Aan de andere kant kunnen met wonen verenigbare functies een bijdrage leveren aan de levendigheid en de sociale controle in het gebied. Aan huis gebonden beroepen worden in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Het is wel belangrijk dat de woonfunctie uitgangspunt blijft. De bedrijvigheid mag niet plaatsvinden in vrijstaande bijgebouwen en is beperkt tot maximaal 50 m².

Op 29 januari 2012 is de 'beleidsregel voor beroepen en bedrijven aan huis vastgesteld' (zie hiervoor de gemeentelijke website). Deze biedt op onderdelen ruimere mogelijkheden dan het bestemmingsplan. Zo kunnen bijvoorbeeld op basis van deze beleidsregel ook vrijstaande bijgebouwen voor beroepen en bedrijven aan huis worden gebruikt. Deze uitzonderingen moeten echter afzonderlijk worden getoetst aan de beleidsregel en hiervoor moet een afzonderlijke (buitenplanse) procedure worden gevoerd.

5.5 Voorzieningen en detailhandel

De belangrijkste voorzieningen in de wijk betreffen het Medisch Centrum Drielanden aan de Bazuindreef waar meerdere zorgverleners, waaronder huisarts, tandarts en fysiotherapie

In het centrum van Drielanden, aan de oostzijde van het Triasplein ligt Winkelcentrum Drielanden. Dit is winkelcentrum heeft een breed aanbod van winkels. Hier zijn onder andere een Blokker, Hema en C1000 gevestigd.

Het centrumgebied, alsmede het aangrenzende openbare gebied en de bijbehorende parkeerterreinen krijgen de bestemming 'Centrum'. Binnen deze bestemming is een breed scala aan functies mogelijk, zoals detailhandel, bepaalde vormen van horeca en maatschappelijke voorzieningen. De overige voorzieningen krijgen een bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

5.6 Archeologie en cultuurhistorie

Het relevante archeologie en monumentenbeleid is reeds beschreven in paragraaf 3.4. Omdat het grootste gedeelte van het plangebied is verstoord en uit de gedane archeologische vooronderzoeken is gebleken dat er in de archeologische verwachtingsgebieden geen archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn, wordt er geen dubbelbestemming archeologische waarde met bijbehorende bouwregels en aanlegvergunningstelsel in het bestemmingsplan opgenomen.

Er zijn weinig overige cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig. De enige cultuurhistorische waarden zijn de Waterplassteeg met de bijbehorende oude structuur van de boerderijen die daaraan zijn gelegen. Deze waarden zijn voldoende geborgd, doordat het bestemmingsplan sterk conserverend is en geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

5.7 Verkeer

Het autobezit is vanaf de jaren zeventig verder toegenomen. De parkeernormen van nu liggen hoger dan die tijdens de bouw van de wijk Naam wijk. Met het toenemende autobezit en -gebruik is er dus door de decennia heen, maar vooral de laatste jaren, een steeds groter wordend parkeerprobleem ontstaan. Op enkele locaties zijn extra parkeervakken aangebracht maar nog lang niet genoeg om het probleem op te lossen. In het geval van nieuwe ontwikkelingen worden de aanvragen op het onderdeel parkeerbehoefte getoetst aan de parkeernormennota.

De hoofdontsluiting van de wijk is bestemd als 'Verkeer'. De overige infrastructuur, waaronder fietspaden en buurtontsluitingswegen valt onder de bestemming 'Wonen'.

5.8 Groen

5.8.1 Algemeen


Bomen vormen de dragers van de groenstructuur. Dit geldt ook voor Drielanden. Volwassen bomen geven structuur aan de ruimte, zorgen voor beschutting, markeren bijzondere plekken en begeleiden belangrijke routes. Bomen zijn daarmee van groot belang voor de beleving van de buurt. Het zijn de beeldbepalende elementen, die mede het karakter en de identiteit van de wijk bepalen.

Het belang van bomen is groot. Het is dan ook cruciaal om zorgvuldig met dit groenkapitaal om te gaan. Voor een duurzame instandhouding van het bomenbestand is het van belang dat bomen zowel de tijd als de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen.

Bomen hebben tijd nodig om uit te groeien, om letterlijk 'vol-wassen' te worden. Het ontwikkelen en onderhouden van een duurzame groenstructuur van bomen vergt dus een lange adem. De dynamiek van het groen is daarmee van een wezenlijk ander tempo dan dat van bijvoorbeeld stedelijke en infrastructurele ontwikkelingen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal bewust omgegaan moeten worden met dit verschil in dynamiek; een weg is zomaar omgelegd, een gebouw staat er binnen een jaar, maar een boom heeft decennia nodig om tot wasdom te komen.

Juist in een jonge wijk als Drielanden geldt dat de bomen nog een lange groeitijd nodig hebben om optimaal hun belangrijke functie te kunnen waarmaken. Omdat er zo weinig oude groenstructuren overgebleven zijn, zijn de wel gehandhaafde bomen en houtwallen het extra waard om er zorgvuldig mee om te gaan.

Groen heeft ruimte nodig. Dit geldt zowel bovengronds als ondergronds. Een goede standplaats geeft een boom voldoende ruimte om te wortelen en zich te verankeren. Ook bovengronds dient er voldoende ruimte te zijn - de maat van de (uitgegroeide) boom moet passen binnen het profiel van bijvoorbeeld een laan. Soortkeuze, standplaats en inrichting van het wegprofiel dienen goed op elkaar afgestemd te zijn.

Voor oudere jeugd (jongeren boven 10-12 jaar) ontbreekt het in Drielanden aan ontmoetings-/ verblijfsplekken. Wel zijn er op diverse plaatsen trapveldjes aangelegd, waaronder één centraal gelegen kunstgrasveld in het Muziekpark.

Op diverse plaatsen in drielanden zijn speelplekken aangelegd. Het Speelruimteplan is hiervoor leidend geweest; onder andere met het oog op diversiteit voor verschillende leeftijden. Er is gelet op een goede bereikbaarheid voor de verschillende leeftijdsgroepen. Speelplekken voor de kleinste kinderen liggen dan ook dichter bij elkaar dan voor oudere kinderen. Ook komen plekken voor waar op één speelplek voor verschillende leeftijdsgroepen een gecombineerde voorziening is gemaakt."

Volgens de Nota Hondenbeleid dienen verspreid over Drielanden mogelijkheden de zijn om de hond uit te laten. Meestal zijn dit bermen, die daarvoor zijn aangewezen. Heel specifiek zijn er honden uitlaatrennen, waar de hond los mag lopen.

5.8.2 Beheersmaatregelen

De hoofdgroenstructuur van de wijk, waaronder markante oude bomen en (ook nieuwe) laanstructuren in de wijk, wordt ook als zodanig bestemd (bestemming 'Groen') en daarmee beschermd. Hier kunnen in principe geen wegen en parkeerplaatsen en dergelijke worden aangelegd. Uitzondering hierop vormt een aantal locaties die zowel een verkeersfunctie vervullen als een wezenlijk onderdeel uitmaken van de hoofdgroenstructuur. Deze gebieden zijn daarom meer gedetailleerd bestemd. Het gaat hierbij om de wijkontsluitingsweg Bakenbergerhout, de parkeervoorzieningen aan de Mozartdreef en de Bachdreef en de busbaan tussen het Triasplein tot de Dixielanddreef/Ragtimedreef. De groenstructuren aan weerszijden van de Bakenbergerhout zijn als 'Groen' bestemd, terwijl de rijbaan (inclusief middenberm) in de bestemming 'Wonen' valt. Een soortgelijke oplossing is gekozen voor de parkeervoorzieningen aan de Mozartdreef en Bachdreef. Het parkeerterrein zelf is bestemd als 'Wonen', terwijl de gronden er direct omheen zijn bestemd als 'Groen'. De busbaan valt geheel binnen de bestemming 'Groen' en heeft een afzonderlijke aanduiding 'openbaar vervoer'.

Het kleinschaligere groen in de woonbuurten zelf valt onder de bestemming 'Wonen'. In deze bestemming is het groen in theorie dus inwisselbaar voor andere functies, zoals parkeren, speelplaatsen, verkeer of tuin/erf van een woning. Door de doordachte en efficiënte verkaveling in Drielanden wordt in deze wijk in principe geen openbaar groen verkocht.

Een wijziging van groen in een andere functie zal uiteraard gepaard dienen te gaan in overleg met de bewoners. Dit gaat onder de verantwoordelijkheid van het betreffende sectorbeleid (bijvoorbeeld verkeer). Al naar gelang de behoefte aan speelvoorzieningen in een woonbuurt, is het mogelijk om binnen de bestemming 'Wonen', speelvoorzieningen aan te leggen. Voorwaarde hiervoor is dat het met de bewoners wordt gecommuniceerd. In de bestemming 'Groen' is de aanleg van speelvoorzieningen ook mogelijk.

5.9 Water

5.9.1 Algemeen

Het plan betreft een actualisatie van bestaand stedelijk gebied. Het betreft een bestaande wijk met voornamelijk woonerven. Het plangebied Drielanden bevindt zich niet binnen de zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

5.9.2 Beschrijving watersysteem

Voor de wijk Drielanden is gefaseerd een stedelijk watersysteem aangelegd. Dit watersysteem bestaat uit singels die worden gevoed vanuit sprengkoppen en de infiltratievoorzieningen voor hemelwater en een (toekomstige) grote bergingsvijver ten noordwesten van het plangebied. De oorspronkelijke beken in het gebied worden in de toekomst geïntegreerd in dit stedelijke watersysteem. Het plangebied ligt volgens het provinciale Waterplan in het deelstroomgebied van de Tonselse beek.

Waterschap Vallei en Veluwe is waterbeheerder en bevoegd gezag van/voor stedelijke oppervlaktewater in gemeente Harderwijk. Volgens de legger van het waterschap hebben alle elementen van de oppervlaktewaterstructuur in Drielanden de status van een A-watergang. Volgens de Keur gelden op- en langs deze watergangen inspectie- en onderhoudszones die gevrijwaard dienen te blijven en waarvoor bijzondere bepalingen gelden. In de bijlage van deze toelichting is een themakaart opgenomen waarop indicatief de betreffende watergangen en bijbehorende keurzones staan aangegeven. Voor inzage in de voor de zones geldende bepalingen en verplichtingen wordt verwezen naar genoemd waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0017.jpg"

Afbeelding 17. A-watergangen met bijbehorende keurzones (voor afbeelding op A3-formaat zie Bijlage 4)

Kruisingen van een verkeersfunctie met een watergang zijn uitgevoerd als vaste bruggen met een vrije doorvaarhoogte van minimaal 0,8 m, zodat nog juist de passage van de maaibaat voor onderhoud vanaf het water mogelijk is.

De bodem bestaat uit leemarm en zwak lemig fijn zand. Het plangebied ligt op een uitloper van het veluwemassief met een van nature matig hellend maaiveldhoogte van 5,20+ mNAP in het zuidoosten naar 2,00+mNAP in het noorwesten. Historisch lag het gebied in grondwatertrap IV met gemiddelde grondwaterstanden tussen 0,5 en 0,8 m-mv. Door de aanleg van de oppervlaktewaterstructuur blijft de hoogst optredende gemiddelde grondwaterstand beperkt tot 0,7 m-mv.

In de deelgebieden die zijn ontwikkeld vanaf 2001 is ca. 10% van de openbare ruimte benut voor bovengrondse infiltratiesystemen in de vorm van wadi’s in combinatie met groenvoorzieningen. Deze zones maken onlosmakelijk onderdeel uit van de integrale waterhuishouding en dienen planologisch beschermd te worden. In de bijlage van deze toelichting is een themakaart “ïnfiltratievoorzieningen” opgenomen met de groenzones die onderdeel uit maken van het hemelwater infitratiesysteem.

Zie voor een beschrijving van het stedelijk afvalwatersysteem ook paragraaf 2.3.6.

5.9.3 Veiligheid

Voor het stadsdeel Drielanden is het waterschap Veluwe verantwoordelijk voor een goede afwatering en bescherming tegen buitenwater. Door de verwachte klimaatveranderingen moet er rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat het peil van het Wolderwijd de komende 100 jaar met een meter kan stijgen. Om de vereiste veiligheid en ontwatering voor het plangebied ook op deze termijn te garanderen wordt een maaiveldniveau van minimaal 2,0 m +NAP noodzakelijk geacht. Het oorspronkelijke maaiveld binnen het plangebied ligt daar ruim boven.

Veiligheid is een aandachtspunt geweest bij ontwerp van het watersysteem. Wadi’s zijn bij volledige vulling niet dieper dan 0,4 m en dienen binnen 24 uur weer droog te vallen. Singels met beschoeiing langs openbare ruimte zijn boven en onder water uitgevoerd met een flauwe taludhellingen met aan weerszijde van de oeverlijn een nagenoeg vlakke (plas)berm. De plasberm in combinatie met de lage oever vereenvoudigt het weer op de oever komen van te water geraakte personen. Singels met kadewanden zijn voorzien van valbeveiliging in de vorm van een balustrade.

5.9.4 Grondwaterbewust bouwen

Oorspronkelijk was de intentie om in het stadsdeel Drielanden circa 2.500 woningen te realiseren. De uitbreiding van de plannen naar circa 4.600 woningen heeft als gevolg dat de afvoer van grondwater uit het gebied toeneemt. De provincie Gelderland heeft daarom als voorwaarde gesteld dat de extra afvoer van grondwater ten gevolge van de uitbreiding van Drielanden nuttig moet worden toegepast.

In Drielanden worden grondwateroverschotten daarom afgevangen via sprengkoppen en nuttig toegepast ter verversing en voor het op peil houden van water in singels in Drielanden, Stadsweiden en het centrum van Harderwijk. De onttrekking van grondwater om het stadswater in de zomermaanden op peil te houden kon hierdoor worden gestopt. De benutting van het schone sprengwater heeft een positief effect op de waterkwaliteit en de belevingswaarde van de singels.

Voor de bouw van eventuele ondergrondse ruimten (kelders) moet de grondwaterstand gedurende de uitvoeringsperiode mogelijk worden verlaagd. De constructie van de kelder(s) moet zodanig waterdicht worden uitgevoerd dat na de bouw in de gebruiksfase geen (permanente) grondwaterstandverlaging nodig is.

Tevens betekent dit ook, dat bij nieuwbouw het vloerpeil (bijvoorbeeld ophogen) of de bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloos) moet worden afgestemd op de grondwaterstand, zodat er geen permanente drainage nodig is. In de grondwaterfluctuatiezone betekent dit, dat ook gekeken moet worden naar de toekomstige grondwaterstand.Drielanden Oost ligt in deze zone. In dit gebied zijn reeds maatregelen getroffen om de vereiste ontwateringsdiepte te kunnen garanderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0018.jpg"

Afbeelding 18. Triasplein/Picolodreef

5.9.5 Afvalwater en hemelwater

Huishoudelijk afvalwater wordt ingezameld en afgevoerd naar de rioolwaterzuivering van Harderwijk.

Schoon hemelwater, afkomstig van bijvoorbeeld daken en extensief gebruikte wegen, wordt bij voorkeur niet afgevoerd via de riolering, maar geïnfiltreerd in de bodem of rechtstreeks afgevoerd naar oppervlaktewater. Er wordt bij nieuwe ontwikkelingen of renovatie naar gestreefd om 95% van het verhard oppervlak niet aan te koppelen op vuilwateriolering. Hiervoor moet ruimte worden gereserveerd voor infiltratievoorzieningen.

Uit modelmatige toetsing van riolering- en infiltratiesystemen blijkt dat (uitgaande van een landelijke afvoernorm van 1,5 l/s/ha):

  • geen water op straat bij een bui met herhalingstijd van vijf jaar;
  • beperkte wateroverlast (hinder door water op straat, maar geen schade) bij een bui met een herhalingstijd van 10 jaar;
  • geen inundatie vanuit het oppervlaktewatersysteem bij een bui met een herhalingstijd van 100 jaar;
  • het aantal overstortgebeurtenissen vanuit het gemengde rioolstelsel naar oppervlaktewater (buffervijver Crescent) beperkt blijft tot 2 maal per jaar.

Hiermee voldoet het stedelijk watersysteem aan de doelstellingen van het gemeentelijk rioleringsplan en de uitgangspunten van het waterschap.

Door bij eventuele herinrichtingen of nieuwbouw de afkoppelbeslisboom toe te passen, geen uitlogende bouwmaterialen toe te passen en de DOB methode (Duurzaam OnkruidBeheer) toe te passen bij de inzet van chemische bestrijdingsmiddelen heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Tevens wordt op deze wijze voorkomen dat te infiltreren hemelwater het grond- en/of oppervlaktewater verontreinigt.

Het afkoppelen van regenwater van particuliere percelen en woningen is geregeld in de koopoverkomst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0019.jpg"

Afbeelding 19. Infiltratievoorzieningen (voor een afbeelding op A3-formaat zie Bijlage 5)

5.9.6 Ontwikkeling water en groen

Uitgangspunt bij het ontwikkelen van de groenblauwe structuren was het zo lang mogelijk scheiden van verschillende waterkwaliteiten.

5.10 Ecologie

Op grond van deze wet is het kort gezegd verboden beschermde inheemse planten op enigerlei wijze van hun groeiplaats te verwijderen, een beschermde inheemse diersoort opzettelijke te verontrusten, nesten, holen of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van deze dieren te verstoren. Het onderhavige bestemmingsplan heeft nauwelijks een ontwikkelend karakter. Waar sprake is van nieuwe ontwikkelingen dient vooraf getoetst te worden aan het gestelde in de Flora- en faunawet.

Hoofdstuk 6 Juridische aspecten

6.1 Inleiding

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied worden beheerd en eventueel worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voor zover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk.

6.1.1 Uitgangspunten

Van groot belang is dat het bestemmingsplan en de verbeelding goed (af-)leesbaar is voor zowel de bewoners als de gemeente zelf. Dit is des te belangrijker, nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar worden gesteld. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, zonder al teveel afwijkingsprocedures.

Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat te gedetailleerd wordt bestemd, waar dat niet nodig is.

6.1.2 Juridische regeling

Het is zaak om voor de bestaande en de toekomstige bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen, die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming.

Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van binnenplans afwijken van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning.

6.1.3 Afwijken van de regels

In een bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen inzake afwijking van het bestemmingsplan bij omgevingsvergunning. Deze afwijkingen van de regels zijn bedoeld om de nodige flexibiliteit in het plan te brengen, zodat kan worden gereageerd op onvoorziene omstandigheden. Het gaat daarbij om relatief kleinschalige ruimtelijke ingrepen. Bij grotere ingrepen ligt het voor de hand een wijzigingsbevoegdheid op te nemen, of tot een planherziening te komen. Algemene regels voor afwijken in het plan betreffen:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken in het openbaar gebied. Deze mogen een hoogte hebben van maximaal 5 meter en een oppervlakte van ten hoogste 25 m². Het betreft bouwwerken ten dienste van het openbaar nut;
  • b. bouw van balkons, luifels, bordessen, pergola's en dergelijke bouwwerken aan de voorgevel met een diepte van maximaal 1,50 meter;
  • c. bouwen van antennes met een bouwhoogte van maximaal 25 meter;
  • d. de maatvoering. De maatvoering van bouwwerken mag afwijken met ten hoogste 10%.
6.1.4 Verbeelding

De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding. De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er gebouwd kan worden. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding, als er daadwerkelijk gebouwd gaat worden, of als andere ontwikkelingen worden gepland.

6.2 Algemene uitgangspunten

Voor het bestemmingsplan 'Drielanden 2013' worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • de bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planregels. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen;
  • er is sprake van meer en minder gedetailleerde bestemmingen. Binnen de bestemmingen is in de bestemmingsomschrijving aangegeven, welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan. Binnen de bestemming Wonen vallen alle eengezinswoningen, alsmede de tuinen, verhardingen en erftoegangswegen;
  • om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid, is gebruik gemaakt van bouwvlakken.

6.3 Bestemmingsbepalingen

In de regels is het beschreven beleid vertaald in de bestemmingsbepalingen. Bij elk van deze bestemmingen zal in deze paragraaf een korte toelichting worden gegeven omtrent doel en inhoud.

6.3.1 Centrum

Het wijkwinkelcentrum is bestemd als 'Centrum'. Het gaat dan zowel om de bebouwing als ook de aangrenzende openbare ruimten, zoals wegen en parkeervoorzieningen. In de gebouwen is een breed scala aan functies toegestaan, zoals detailhandel en dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en lichte horeca, maar ook wonen. Binnen de onbebouwde gedeelten binnen deze bestemming zijn verder terrassen en ambulante handel toegestaan. Deze laatste twee functies worden door het bestemmingsplan in algemene zin toegelaten, maar worden elk verder gereguleerd door een eigen vergunningenstelsel.

6.3.2 Gemengd

De bestemming 'Gemengd' wordt gehanteerd indien sprake is van twee of meer gelijkwaardige functies. In dit bestemmingsplan is deze bestemming opgenomen voor het gebied Drielanden-Noord en voor de nog uit te geven kavel Drielandendreef 36. De toegestane functies komen nagenoeg overeen met de functies volgens de uit te werken bestemming gemengde bedrijven zoals die in het oude bestemmingsplan zit. Het gaat om de functies kantoren, maatschappelijke voorzieningen met uitzondering van geluidgevoelige functies, lichte horeca en sportvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn '(andere) geluidsgevoelige gebouwen of terreinen', zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder en 'gevoelige bestemmingen', zoals bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) niet toegestaan.

6.3.3 Groen

Structurele groenvoorzieningen worden apart onderscheiden, om daarmee voor de wijk belangwekkende groene ruimten aan te wijzen en te behouden. Binnen de bestemming ‘Groen’ is het niet mogelijk om wegen en parkeerplaatsen te realiseren. Wel is het plaatsen van voorzieningen, ter
ondersteuning van en passend in de groene ruimte mogelijk. Ook wandel- en fietspaden passen binnen deze bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0243.BP00071-0003_0020.jpg"

Afbeelding 20. Speelvoorzieningen/gebruik groenvoorzieningen (voor afbeelding op A3-formaat zie Bijlage 6)

6.3.4 Maatschappelijk

Binnen de bestemming ‘Maatschappelijk’ vallen de voorzieningen die een functie hebben voor de wijk en voor de gehele gemeente, zoals basisscholen, religieuze bouwwerken, welzijnszorg en medische voorzieningen.

6.3.5 Verkeer

Hierin vallen de wegen met een doorstroomfunctie voor de gehele stad. Binnen het plangebied gaat het dan om de Drielandendreef, de Westermeenweg, de Groene Zoomweg en het Horsterhout. De verkeersfunctie gaat binnen deze bestemming voor de verblijfsfunctie.

6.3.6 Wonen

Binnen deze bestemming vormt wonen de hoofdfunctie. Er is geen onderscheid gemaakt tussen tuin en erfgedeelte. Alleen de woning zelf en eventuele bijgebouwen aan de voorzijde zijn door middel van het bouwvlak en verschillende maatvoeringsvlakken geduid. De goot- en bouwhoogte zijn zoveel mogelijk aangegeven in de verbeelding.
Er worden regels gesteld ten aanzien van gebruik en bebouwing. Er wordt ruimte gegeven aan het uitoefenen van met wonen verenigbare functies in de woning. Onder de bestemming ‘Wonen’ valt ook het openbare verblijfsgebied rondom de woningen. Het verblijfskarakter in deze gebieden staat voorop. De doeleinden binnen deze bestemming zijn onderling uitwisselbaar, zodat in de toekomst, op een flexibele wijze, tot de meest wenselijke inrichting van het openbare verblijfsgebied kan worden gekomen.

6.3.7 Wonen - Garageboxen

De in de wijk voorkomende garageboxen zijn apart bestemd. Het gaat dan om garageboxen die niet op een woonperceel staan.

6.3.8 Gemengd - uit te werken

Voor het gedeelte van Drielanden-Noord wat niet de bestemming 'Gemengd' heeft (zie paragraaf 6.3.2). Is de bestemming 'Gemengd - uit te werken' opgenomen. Deze bestemming is ongeveer gelijk aan de uit te werken bestemming in het huidige bestemmingsplan. Binnen deze bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen naar verkeer. Dit voor het geval er aanpassingen in de infrastructuur nodig zijn voor een eventuele tunnel onder het spoor ter hoogte van de Weisteeg.

6.4 Verantwoording Handboek Harderwijk

De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld aan de hand van de Standaard Handboek Harderwijk, versie 2012-04. Afwijkingen ten opzichte van deze versie van het handboek worden in deze paragraaf weergegeven.

6.4.1 Gemengd

In de gemeentelijke standaard komt geen bestemming 'Gemengd'. Deze bestemming is opgenomen omdat het wenselijk was meerdere gelijkwaardige functies op te nemen voor een aantal kavels Drielanden Noord. Zie voor een verdere toelichting op deze bestemming paragraaf 6.3.2.

6.4.2 Groen

Om een busbaan die door het wijkpark loopt te regelen is de aanduidingen 'openbaar vervoer' toegevoegd. Zie hiervoor verder paragraaf 5.8.2.

6.4.3 Wonen

In de standaard geldt een minimale afstand van bijgebouwen tot de voorgevel van 3 meter. In de stedenbouwkundige opzet van Drielanden is bewust gekozen voor een afstand van 5 meter. De ruimte voor deze bebouwing is als parkeerruimte meegenomen in de parkeerbalans voor de wijk. Daarom is ervoor gekozen deze maat te handhaven in dit bestemmingsplan.

Verder geldt in de standaard een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, grenzend aan openbaar gebied, van 3 meter. Omdat deze maat in de huidige bestemmingsplannen voor Drielanden niet voorkomt en omdat voor bijgebouwen op het zijerf al een strengere regeling (zie hiervoor) geldt voor bouwen ten opzichte van de voorgevel, komt deze bepaling in dit plan te vervallen.

Aan de Sweelinckdreef bevinden zich aangebouwde bijgebouwen aan de voorzijde van de woningen. De standaard voorziet niet in een passende regeling hiervoor. Daarom hebben de aangebouwde bijgebouwen aan de Sweelinckdreef de aanduiding 'bijgebouw' gekregen en is in de bouwregels een passende regeling opgenomen.

Bij de bouwregels voor bouwwerken geen gebouwen zijnde is een aparte regel opgenomen voor de bouwhoogte van 4 meter voor speeltoestellen, aangezien de algemeen gestelde bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde van 3 meter in sommige gevallen te laag is voor speeltoestellen. De regeling sluit hierbij aan op de bouwhoogte voor speeltoestellen binnen de bestemming 'Groen'.

6.4.4 Water

Binnen de bestemming is de aanduiding 'vlonder' opgenomen, om de vlonders bij de zogenaamde aquavilla's te regelen. Het is niet gewenst in algemene zin vlonders toe te staan in deze bestemming.

6.4.5 Wonen - Woonwagencentrum

In afwijking van de standaardvoorschriften is een afstand van woonwagens tot de zijdelingse perceelsgrens opgenomen van 2,5 meter in plaats van 1,5 meter. Het woonwagencentrum in Drielanden is ruimer van opzet dan woonwagencentra elders in de stad en de bestaande onderlinge afstanden zijn op deze maten gebaseerd. Daarom wordt deze ruimere maat aangehouden.

6.4.5.1 Gemengd - uit te werken

Voor onbebouwde gronden in Drielanden-Noord is de bestemming 'Gemengd - uit te werken'. Voor deze bestemming is aansluiting gezocht bij de bestemming 'Gemengd' uit dit plan en bij de uit te werken bestemming 'Gemengde bebouwing' uit het vigerende bestemmingsplan.

6.4.6 Leiding - Gas, Hoogspanningsverbinding en Riool

Bij omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden ontbrak een bepaling waarbij vooraf advies moet worden ingewonnen bij de desbetreffende leidingbeheerder. Hiervoor is een bepaling toegevoegd.

6.5 Handhaving

Met het vaststellen van het bestemmingsplan zijn de werkzaamheden niet beëindigd. De instandhouding en ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige woonomgeving vereist, dat er daarna, ook op het gebied van de handhaving, de nodige activiteiten worden verricht.

In het collegeprogramma van het college van burgemeester en wethouders 2002-2006 wordt vermeld, dat er een nota integrale handhaving wordt opgesteld, waarin programmatisch handhaven centraal zal staan, met nadrukkelijk aandacht voor de personele capaciteit. Met deze uitspraak is een proces op gang gezet om de handhaving binnen de gemeente Harderwijk te verbeteren. Dit heeft in 2005 geleid tot een gemeentelijke Nota integrale handhaving, die de instemming heeft van het college van burgemeester en wethouders.

In de nota wordt gewerkt met zes handhavingsthema's; een van deze thema's is 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening'. Eveneens is voor alle handhavingsthema's een meerjaren handhavingsprogramma opgesteld. In het handhavingsprogramma 'Bouwen, Wonen en Ruimtelijke Ordening' wordt per taak de huidige kwaliteit beschreven en vervolgens de ambitie vastgelegd met de benodigde actie en de eventuele extra benodigde capaciteit en dekking.

Zo wordt geconstateerd dat verouderde bestemmingsplannen de handhaving bemoeilijken, hetgeen de ambitie oplevert te komen tot goede, handhaafbare actuele bestemmingsplannen, inclusief regels. Het thans voorliggende bestemmingsplan is daarvan een sprekend voorbeeld. Ook op het gebied van toezicht op de naleving van de regelgeving, worden duidelijke ambities neergezet.

Zo zal ten aanzien van de controles op bouwen zonder vergunning of strijdig gebruik worden gewerkt met duidelijke, door het bestuur vastgestelde, kaders en prioritering en zal er sprake zijn van inbedding van structurele gebiedscontroles op illegale activiteiten. In dit kader is in 2008 het handhavingsbeleid bouwregelgeving door de raad vastgesteld. In dit beleid is opgenomen dat gronden en opstallen gebruikt moeten worden volgens de bestemming zoals die daaraan in het bestemmingsplan is gegeven. Is er sprake van strijdig gebruik dan is het aan de gemeente om het illegale gebruik op te sporen en zonodig handhavend op te treden volgens de prioritering in dit beleid.

Met de komst van de Wabo per 1 oktober 2010, gelden voor een groot deel van de reguliere bouwactiviteiten geen vergunningplicht meer voor de activiteit bouwen. Dit betekent dat heel veel bouwactiviteiten die aan de bestemmingsplanvoorschriften voldoen, gebouwd en gebruikt mogen zonder vergunning vooraf. Omdat de meeste standaard bouwactiviteiten en het gebruik daarvan buiten het gezichtsveld van de gemeente zullen gaan gebeuren, zal het handhavingapparaat van onze gemeente op een andere manier moeten gaan opereren. Het bouwen blijft makkelijk te ontdekken, maar het beoordelen van het gebruik daarvan wordt steeds moeilijker. Op deze manier wordt het handhavingapparaat gedwongen om het gebruik van bouwwerken actiever achteraf te controleren.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren indien het bestemmingsplan een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) mogelijk maakt.

In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie planologisch vastgelegd. Vespreid door het plangebied liggen enkele nog uit te geven woonkavels. Daarnaast worden mogelijk kavels in Drielanden-Noord met de bestemming "Gemengd" op de markt gebracht (zie paragraaf 5.2.2). Alle hiervoor genoemde kavels/gronden zijn in eigendom van de gemeente Harderwijk. Kostenverhaal hiervoor is verzekerd via de gronduitgifte.

De economische uitvoerbaarheid van dit plan is gebaseerd op de gemeentelijke grondexploitatie Drielanden die jaarlijks wordt herzien en laatstelijk per 1 januari 2012 is vastgesteld. Deze exploitatieopzet laat een positief resultaat zien.

Het niet meer opnemen van een bouwmogelijkheid op de voormalige C1000-locatie heeft consequenties voor het exploitatieresultaat van dit bestemmingsplan, maar kan binnen de grondexploitatie worden opgevangen.

Gelet op bovenstaande is het plan economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 8 Inspraak en overleg

8.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan "Drielanden 2013" heeft op basis van de gemeentelijke inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) vanaf 28 maart 2013 zes weken ter inzage gelegen. Er zijn twee reacties ingediend. Eén met betrekking tot Drielanden Noord en één met betrekking tot de nog uit te geven gronden aan de Dassenbergerhout/Braambergerhout ('boerderijstrook'). Naar aanleiding van deze reacties is ervoor gekozen het gehele gebied ten noorden van de Drielandendreef (Drielanden Noord) een gedetailleerde bestemming 'Gemengd' te geven in plaats van alleen de kavel Drielandendreef 36 (in het voorontwerp). Dit betekent dat het bestemmingsplan er niet aan in de weg staat dat de kavels worden uitgegeven en dat het bestemmingsplan een rechtstreekse bouwtitel biedt voor kantoren, maatschappelijke voorzieningen en/of sportvoorzieningen. De inspraakreactie op de boerderijstrook is door de nieuwe bouwplannen voor dit gebied in een ander licht komen te staan. Het bestemmingsplan komt in zoverre aan de reactie tegemoet dat duidelijkheid wordt gegeven over de te verwachten plannen. Voor een uitgebreidere beschrijving van de inspraakreacties en het gemeentelijk commentaar wordt kortheidshalve verwezen naar het eindverslag, die als Bijlage 14 is opgenomen bij deze toelichting

8.2 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Tegelijkertijd wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan andere relevante instanties.

Er zijn reacties ontvangen van de provincie Gelderland; Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland,cluster Veluwe west (VNOG), en de N.V. Nederlandse Gasunie Van de overige aangeschreven instanties is geen reactie ontvangen. De reacties hebben geleid tot een aanpassing van de regels van artikel 14 Leiding - Gas in het bestemmingsplan.

In het document "Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro" zijn alle aangeschreven instanties opgenomen. De ontvangen reacties zijn samengevat en van commentaar voorzien. Dit document is als Bijlage 15 bij deze toelichting gevoegd.