Plan: | Vlijtsepark - Remeha- en Kwekerijlocaties |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1350-vas1 |
behorende bij het bestemmingsplan Vlijtsepark - Remeha- en Kwekerijlocaties
Met de Structuurschets Kanaalzone uit 2005 is de basis gelegd voor een omvangrijke stedelijke vernieuwing. Het streven van Apeldoorn is om de gehele Kanaalzone van noord tot zuid stapsgewijs te transformeren tot een in de stad geïntegreerd levendig gebied, met wonen, werken en voorzieningen. Als onderdeel van de transformatie van de Kanaalzone is en wordt de monofunctionele bedrijvenstrook aan de beide zijden van de Vlijtseweg omgezet naar een gemengd gebied voor wonen, werken en voorzieningen.
De voormalige terreinen van de gemeentelijke kwekerij en de Remeha-fabriek maken deel uit van dit 'Vlijtsepark'. Voornemen is deze terreinen te transformeren naar een kwalitatief hoogwaardig woongebied.
Het plangebied wordt aan de oostzijde begrensd door de Vlijtseweg en het Zwitsal terrein. Parksociëteit Mariulust en het sportveld is gelegen aan de noordwestzijde. In rood is het plangebied op onderstaande luchtfoto weergegeven.
Plangebied
Het plangebied ligt op dit moment nog in twee bestemmingsplangebieden. Het gaat om de bstemmingsplannen Kanaalzone - De Vlijt (vastgesteld op 16 juni 2011) en De Parken, Indische Buurt en Beekpark (vastgesteld op 19 augustus 2015). Volgens deze plannen geldt een bedrijfsbestemming. Omdat zo'n bestemming de transformatie naar een woongebied niet toelaat wordt deze met het bestemmingsplan 'Vlijtsepark - Remeha- en kwekerijlocaties' herzien.
Uittreksel Plankaart
Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en regels. De toelichting geeft een onderbouwing van de ruimtelijke aanvaardbaarheid en uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 2 wordt de bestaande en nieuwe ruimtelijke situatie beschreven. Na een beschrijving van het meest relevante beleidskader in hoofdstuk 3 wordt in hoofdstuk 4 onderbouwd dat het plan ruimtelijk aanvaardbaar is. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de juridische planopzet. Hoofdstuk 6 gaat in op het gevoerde vooroverleg.
Binnen het plangebied zijn historisch gezien drie delen te onderscheiden: de fabriekshallen van Remeha, de gemeentelijke kwekerij en daartussen de Vlijtsemolen, de latere koperpletterij.
Het oudste landschappelijke element in het plangebied is de Grift. De huidige beekloop is pas gegraven in 2009, deze is afgeleid van de originele Grift, die in de veertiende eeuw werd gegraven om het water van de Veluwe af te voeren naar de IJssel bij Hattem.
De economische ontwikkeling van Apeldoorn is voor een groot deel te danken aan de Grift en andere beken. De waterkracht van de beken werd gebruikt voor de aandrijving van molens. Een van de oudste in Apeldoorn was de Vlijtsemolen. Deze heeft de geschiedenis van het plangebied voor een groot deel bepaald. Aanvankelijk had deze een functie als papiermolen en niet veel later werd er een kopermolen gebouwd. In het begin van de negentiende eeuw groeide de kopermolen uit tot een groter complex met meerdere gebouwen.
Koperpletterij de Heus
Tot circa 1926 werd waterkracht nog gebruikt voor de aandrijving van de kopermolen, daarna werd overgeschakeld op aandrijving door dieselmotoren. De waterloop die zorgde voor de aandrijving van de kopermolen is daarna in westelijke richting verlegd en voedt nu de vijver achter Marialust. De Grift is in de jaren vijftig in grote delen van Apeldoorn overkluisd en functioneerde alleen al afvoerkanaal voor water. In 2009 is in het kader van het stedelijk Waterplan Apeldoorn de Grift weer zichtbaar gemaakt.
Na het sluiten van de koperpletterij zijn de meeste gebouwen afgebroken. Rond 1960 vestigde cv-ketelfabriek Remeha zich op het terrein direct ten zuiden van de Vlijtsemolen. In de loop der jaren zijn er op het terrein meerdere grote fabriekshallen bijgebouwd.
Fabriekshallen van Remeha
Enige tijd geleden is de productie verplaatst naar de zuidelijke kanaalzone. De fabriekshallen worden nu tijdelijk verhuurd. Omdat de oorspronkelijke gevels in de late 20e eeuw zijn bekleed met plaatmateriaal, is er weinig van het authentieke, sobere industriële karakter te zien.
Aan de noordzijde van het plangebied ligt de gemeentekwekerij. Hier werden in het verleden planten en bomen gekweekt in plantvakken die aan weerszijde van de Kwekerijweg lagen. Een oude kas, die gemeentelijk monument is, herinnert hier nog aan.
Kwekerij met plantvakken
Op het terrein staat tevens nog een oude woning met bedrijfsgedeelte, ‘de boerderij’, die bij het landgoed Marialust hoorde en er zijn nog twee loodsen te vinden die bij de koperpletterij hoorden. Twee molenstenen van de watermolen, bij de toegang aan de Vlijtseweg, herinneren aan de watermolen die hier gestaan heeft.
In de huidige situatie vormen de grootschalige loodsen op het Remehaterrein een barrière tussen Marialust en het toekomstige park ten zuiden van het Zwitsalterrein. Sloop van deze grootschalige bebouwing en de ligging van het plangebied nabij de Parkenbuurt biedt de mogelijkheid een groen woonmilieu te ontwikkelen in aansluiting op Marialust. Van de aanwezige historische rudimenten worden de structuur van de Kwekerijweg en die van de Pletterijweg gehandhaafd. Deze vormen dragers voor respectievelijk de woonverkaveling en de oost-west route voor langzaam verkeer van het kanaal richting Marialust.
'Splitsing' de Grift ten behoeve van Molenbeek
In het plan is aan de westzijde van het gebied, in aansluiting op de ´splitsing´ die in 2009 bij de reconstructie van de Grift is aangelegd, rekening gehouden met het doortrekken van de Molenbeek. De Molenbeek wordt gesitueerd langs de westrand van het Remeha-terrein.Na de splitsing wordt de Molenbeek op dezelfde hoogte gebracht als het deel voor de splitsing. Het verval in de Molenbeek komt op de plek waar de historische Pletterijweg de Molenbeek kruist.
Links de boerderij en recht de historische kas
Bij de gehandhaafde boerderij zal de historische kas herbouwd worden. Voor de twee molenstenen die nu langs de Vlijtseweg liggen zal een nieuwe plek gezocht worden nabij de Pletterijweg. Hiermee kan deze plek een betekenis krijgen als ontmoeting- en verblijfsplek waar de geschiedenis van het terrein ervaarbaar is. De twee voormalige loodsjes langs de Vlijtseweg zijn niet te hergebruiken. Deze worden gesloopt om plaats te maken voor een woongebouw.
In het stedenbouwkundige ontwerp is ervoor gekozen twee onderscheidende woonclusters te realiseren met er tussen een oostwest georiënteerde parkruimte als deel van de Groene Knoop. Deze parkruimte ligt vrijwel op de plek van de voormalige Vlijtsemolen. Ten zuiden van de Groene Knoop ligt een woonpark met villa´s langs een licht gebogen weg en slingerende wandelpaden die aansluiten op de padenstructuur achter Marialust. De stedenbouwkundige opzet van de locatie Remeha sluit hiermee in morfologisch opzicht aan bij het milieu van de westelijk ervan gelegen Parkenbuurt. Deze wordt gekenmerkt door zacht glooiende lijnen van waterpartijen, taluds, wegen en paden. Markante plekken in de wijk zijn de punten waar meerdere straten bijeenkomen. Hier zijn hoeken van kavels afgerond waardoor kleine pleinachtige ruimten worden gevormd.
Programma en inrichting plangebied
De woonhuizen op de Remeha-locatie hebben hun adres aan de gebogen ontsluitingsweg met uitzondering van de woningen langs de Vlijtseweg. Een zestal kavels hebben een achtertuin die grenst aan de hoger gelegen Molenbeek. Deze achterzijde en de zijtuinen worden voorzien van hagen als erfafscheiding.
Ten zuiden van de doorgetrokken Pletterijweg komen twee kleinschalige appartementengebouwen. De gebouwen staan ten opzichte van elkaar verschoven en zijn vier bouwlagen hoog. Parkeren voor de appartementen is voorzien in een ondergrondse garage die geïntegreerd wordt in het hoogteverloop van het terrein. Hierdoor is een parkachtige inrichting rondom de appartementengebouwen mogelijk. Bezoekers parkeren in een door hagen omgeven parkeerpocket langs de ontsluitingsweg. Door een stelsel van licht slingerende wandelpaden wordt het gebied verbonden met de Parkenbuurt. De Pletterijweg vormt de verbinding van Marialust naar het kanaal en vice versa.
Aan weerszijden van de Kwekerijweg komen vrijstaande en geschakelde eengezinswoningen. De percelen staan haaks op de Kwekerijweg en worden begrensd door brede hagen die herinneren aan de structuur van de voormalige kwekerij. De achterzijden van de percelen grenzen aan de Grift of aan de molenbeek. De erfafscheidingen worden ook hier met hoge en lage hagen vormgegeven. Uitgangspunt is het gebied als één architectonische eenheid met samenhang en verscheidenheid in architectuur uit te werken.
Een derde appartementengebouw van vier bouwlagen met op de vierde laag teruggelegen dakappartementen ligt aan de zijde van de Vlijtseweg. Ook onder dit gebouw komt een parkeergarage. De ontsluiting hiervan ligt aan de Vlijtseweg. Ten behoeve van bezoekers parkeren is een kleine parkeerpocket opgenomen.
Het nieuwbouwplan voorziet in maximaal 92 woningen, waarvan 46 grondgebonden woningen en 46 appartementen.
Het gebied De Parken vormt door haar kenmerkende morfologie en typologie van de gebouwen een belangrijk beeldbepalend element van Apeldoorn. Voor het opstellen van de richtlijnen voor beeldkwaliteit is gebruik gemaakt van het door de gemeente Apeldoorn opgestelde ‘Beeldkwaliteitplan De Parken’ en het ‘Dik Apeldoorns stadskookboek’. Het stedenbouwkundige- en beeldkwaliteitsplan is als bijlage 2 aan de bijlagen van de toelichting gevoegd. Dit plan wordt tevens vastgesteld als aanvullend toetsingskader op de welstandsnota.
Locatie Remeha
De locatie Remeha grenst aan het landgoed Marialust en zal in morfologie en typologie van bebouwing op een hedendaagse manier aansluiten op het woonmilieu van De Parken.
De stedenbouwkundige structuur op locatie Remeha bemiddeld tussen het rechte verloop van de Vlijtseweg en het gebogen paden- en wegen verloop met de glooiende taluds van De Parken. De licht gebogen ontsluitingsweg en de gecurvde wandelpaden sluiten aan op de zwierige paden achter Marialust. Op de samenkomst van de gebogen wegen en de paden is een driehoekig perk aangebracht. Langs deze wegen- en padenstructuur liggen kavels met villa’s en aan de noordkant twee appartementen gebouwen. Uitgangspunt is de woningen op de locatie Remeha als een samenhangend ensemble vorm te geven met eenheid en verscheidenheid in architectuur.
Om de richtlijnen voor architectonische uitwerkingen te formuleren is aangesloten bij de in het ´Beeldkwaliteitplan De Parken´ benoemde kenmerkende kwaliteiten van dit gebied. Kenmerkend van De Parken is dat alle woningen allemaal verschillend zijn maar dat het architectonische idioom vrijwel identiek is. Hierdoor is een verscheidenheid in woningen ontstaan maar ook een grote samenhang in het totale ensemble.
Uitgangspunt voor de nieuwe woningen op het Remeha terrein is een eigentijdse vertaling van de kenmerken van de villa bebouwing in de parken.
Locatie Kwekerij
De morfologie van locatie Kwekerij is gebaseerd op de rechthoekige structuur van de voormalige kwekerij zal een apart ensemble worden van woningen met een plastische geleding met platte daken en overstekken en een tactiele uitstraling.
De Kwekerij staat voor een functionele geleding en daarmee een meer rechtlijnig en strak ritme. Voor de architectonische uitwerking van de woningen op de Kwekerij is uitgangspunt dat er een grote mate van samenhang en verscheidenheid tussen de individuele woningen ontstaat.
Dit wordt bereikt wanneer de woningen door één architect ontworpen wordt met een verscheidenheid in woningtypologie. De woningen op de Kwekerij hebben een overwegend kubistische massaopbouw. De plasticiteit en geleding in de gevel dragen bij aan de individuele beleving. Brede beukenhagen vormen de erfafscheiding naar het openbaar gebied en naar de Grift en Molenbeek. De materialisering en het architectonisch idioom van het appartementengebouw is afgestemd op die van de laagbouwwoningen.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader behandeld. Aan de orde komt het meest relevant geachte integrale ruimtelijke beleid op provinciaal- en gemeentelijk nivo. Relevant sectoraal beleid en regelgeving komt aan de orde in de verdere hoofdstukken.
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze nationale belangen zijn:
1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
5. Een robuust hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
7. Het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van de mobiliteitssysteem te waarborgen;
8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele plannen.
Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.
Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.
Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor tranformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de nationale belangen in de SVIR.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Verder is in de SVIR de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het doel van de Ladder is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie ervan vraaggerichte programmering bevorderen. De Ladder beoogt een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De Ladder is als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (=Bro). Hierin is vastgelegd dat provincies en gemeenten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken (in respectievelijk een provinciale verordening of een bestemmingsplan) de Laddertoets moeten doorlopen. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in artikel 1.1.1 onder i Bro als volgt gedefinieerd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
De toetsing aan de ladder is opgenomen in paragraaf 4.7. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Ladder.
Op 19 december 2018 is de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie gaat over ‘Gaaf Gelderland’. ‘Gaaf’ is een woord met twee betekenissen. ‘Gaaf’ betekent ‘mooi’ en gaat over wat – historisch en landschappelijk gezien - heel en mooi en ongeschonden is. Het beschermen waard. Maar ‘Gaaf’ verwijst ook naar dat wat ‘cool’ en nieuw en vernieuwend is; aantrekkelijk voor nieuwe generaties. Het ontwikkelen waard. Beide kanten zijn van toepassing op Gelderland en onlosmakelijk verbonden met de Gelderlanders. Beide aspecten zijn dan ook opgenomen in de Gelderse Omgevingsvisie.
Een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland staat daarbij centraal.
Gezond en veilig is een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna. Dat is voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen. En, dat is aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.
Schoon en welvarend is een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen. Maar dat is ook: het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen. En: het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.
De visie geeft zeven ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland, onder andere op het terrein van economisch vestigingsklimaat en het woon- en leefklimaat. Met vier spelregels of Doe-principes’ – DOEN, LATEN, ZELF en SAMEN – geeft de provincie hier werking aan. Tezamen vormen zij het kader waarbinnen de provincie werkt en afwegingen maakt.
Gestreefd wordt naar een duurzaam, dynamisch en toegankelijk economisch vestigingsklimaat, waar voor ondernemers en inwoners een sterke aantrekkingskracht vanuit gaat. De provincie streeft naar ook naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Ambities vanuit dit streven zijn: Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. De bestaande bebouwde omgeving wordt optimaal benut met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen. Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. De provincie gaat, zo stelt de visie, in gesprek met de Gelderse regio’s en maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. Het omvormen van bestaande en leegstaande bebouwing heeft de voorkeur voor de aanleg van nieuwe woonlocaties.
Op 24 september 2014 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Op 19 december 2018 is het actualisatieplan 6 voor de Omgevingsverordening vastgesteld. Met het actualisatieplan 6 voor de Omgevingsverordening wordt onder andere geborgd dat elke regio een regionale woonagenda opstelt die door de provincie vastgesteld dient te worden en dat woningbouw slechts mogelijk is als dit past binnen de afspraken van die agenda. Ten behoeve van de flexibiliteit is het wel mogelijk om van een regionale woonagenda af te wijken, vooruitlopend op de actualisatie van een regionale woonagenda. Als er nog geen regionale woonagenda is vastgesteld of als de bestaande regionale woonagenda niet meer actueel is en niet geschikt meer is als beoordelingskader, zal de provincie totdat een nieuwe regionale woonagenda wordt vastgesteld bestemmingsplannen die nieuwe woningen mogelijk maken toetsen aan de volgende criteria: er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking, als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, het plan past binnen de meest recente provinciale visie op het woonbeleid, er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden en de provincie stemt in met de ontwikkeling.
Het streven tot transformatie van delen van de Kanaalzone betreft een zeer omvangrijke stedelijke opgave, waarvoor gebiedsgericht ruimtelijk beleid is vormgegeven.
Met het uitbrengen van de Structuurschets Kanaalzone Apeldoorn in 2005 is een belangrijke stap richting de realisering van een ambitieus project gestart. Het project omvat de transformatie en vernieuwing van een centrale noord-zuid as van het stedelijke gebied van Apeldoorn. Van een gebied dat met de rug naar het Kanaal is gekeerd naar een gemengd stedelijk gebied voor wonen, werken en voorzieningen, dat met de voorkant naar het Kanaal ligt. Het Apeldoorns Kanaal fungeert voor dat gebied als belangrijke drager.
De Structuurschets dient een aantal doelen. Het rapport concretiseert de ruimtelijke en programmatische ambities die de stad met de Kanaalzone heeft. De Structuurschets vormt het inhoudelijke kader voor de uitvoering van de diverse projecten.
Vlijtsepark is het deel van de Kanaalzone tussen het Apeldoorns Kanaal en Marialust, aan weerskanten van de Vlijtseweg. Het beslaat zo’n twaalf hectare waarvan ongeveer een derde is bebouwd. Vlijtsepark kent een aantal deelgebieden. Zwitsal, dat bestaat uit de voormalige bedrijfsterreinen van Diosynth en het voormalige terrein van Wassink. Aan de kant van Marialust liggen de deelgebieden de Kwekerij, waar vroeger de gemeentelijke kwekerij was gevestigd, en de Remeha, een voormalig bedrijfsterrein.
Het ontwikkelplan van september 2013 geeft de ‘de bouwstenen’ die de leidraad vormen voor de transformatie van Vlijtsepark:
Dit ontwikkelrichting van het plan zet in op ruimte voor herbestemming van delen van de oude industriële bebouwing op de Zwitsal met op termijn wonen daarbij en biedt de Kwekerij en de voormalige Remehalocatie ruimte aan een meer traditionele woonomgeving die aansluiting zoekt bij woonbuurt de Parken. De verschillende woon en woonwerkmilieus die hierdoor ontstaan zijn direct gekoppeld aan de “Groene Knoop” het nieuwe stadspark. Dit park van een kleine 3 hectare verbindt niet alleen oost met west Apeldoorn het biedt ook ruimte aan intensief stedelijk programma. Het heeft daarnaast betekenis als dagelijkse gebruiksruimte voor de toekomstige gebruikers en bewoners binnen het plangebied. Gelegen aan het Apeldoorns Kanaal en de Vlijtseweg zal het ook een functionele en ruimtelijke schakel vormen in de noord zuid verbindingen, zoals bij het te herstellen voormalig jaagpad langs het water.
Al deze deelgebieden vormen samen het plangebied Vlijtsepark. Zij hebben ieder de potentie om uit te groeien tot een plek met een eigen uitstraling en sfeer, gebaseerd op de bestaande ruimtelijke en cultuurhistorische identiteit.
Het ontwikkelplan geeft de volgende ontwikkelrichting voor de Kwekerij en de Remeha locatie.
Kwekerij locatie
Komend vanaf de Vlijtseweg ontmoet u eerst bedrijfsgebouwen en opslag die passen bij de huidige functie van gemeentewerf. Wanneer u echter doorrijdt ontdekt u de werkelijke potentie van deze plek. Deze werf grenst aan de achtertuinen van Marialust. De grandeur en het rijke groene karakter van de Parkenbuurt maakt van deze locatie een topplek. Maar er is meer. Ook de velden van de Rugby met hun mooie groene omzoming en de vele bomen op het terrein vormen een kwaliteit waar het goed wonen zal kunnen zijn. Niet onlogisch dat de directe nabijheid van de villastructuur van de Parkenbuurt als leidraad wordt opgepakt om zo te komen tot een nieuw exclusief woonmilieu. Een woonomgeving met ruimte voor grondgebonden woningen en kleinschalige woongebouwen in een ontspannen opzet. De bestaande boerderij en het kasgebouw vormen daarbinnen bijzondere objecten die kleur en sfeer toevoegen aan dit woonbuurtje. Voldoende ingrediënten om hier te bouwen voor een hoger segment van de markt.
Dit maakt dat er ruimte is voor hedendaagse architectuur met een knipoog naar de klassieke kwaliteiten van de Parkenbuurt. Ook echt een gebied voor gezinnen en senioren. Dicht bij de stad, goed ontsloten en volop groen en ruimte. De zichtrelatie met Marialust en de Parken is een kans maar verplicht ook. Een zorgvuldig plan is nodig om zo respectvol om te gaan met kwaliteiten van dit rijksbeschermde stadsgezicht.
De ontwikkeling geeft ook mogelijkheden om de Molenbeek opnieuw aan te leggen als zijtak van De Grift. Misschien wel met verval en een nieuw waterrad. Dit rijke stukje Apeldoornse geschiedenis mag niet ontbreken en geeft de ontwikkeling kleur. Op de plek van de oude watermolen kan bijvoorbeeld een bijzonder woongebouw ontstaan die op hedendaagse wijze het boeiende verleden verbeeld. Het realiseren van de nieuwe beekloop is niet alleen duurzaam door het afkoppelen van hemelwater maar het draagt ook bij aan het versterken van de belevingswaarde van het te ontwikkelen woonmilieu.
Zo ontstaan er kansen om het verleden en de toekomst met elkaar in verband te brengen. Ook oorspronkelijke structuur van de kwekerij met haar lanen en repeterende karakter kan een inspiratiebron zijn. Hierdoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk de huidige ontsluiting ook in de toekomst te gebruiken en kunnen nieuwe routes hier op aan sluiten zodat het slim gefaseerd ontwikkeld kan worden.
De locatie vormt straks een verbinding tussen het wonen in de Parkenbuurt en het nieuwe stadspark ten zuiden van de Zwitsal. Het lijkt daarom logisch om de openbare ruimte goed aan te laten sluiten op de wijk de Parken en het nieuwe stadspark. Dit zal de groene uitstraling van het gebied versterken en bijdragen aan een goede inpassing. Toekomstige bewoners zijn zo goed aangesloten op een mooi en uitgebreid netwerk van paden en fetsroutes.
Remeha locatie
Het gebied grenst aan het groen van Marialust, de Grift en het nieuw te ontwikkelen terrein van de Kwekerij. Aan de oostzijde wordt het begrensd door de Vlijtseweg. Aan de overzijde van deze weg staan bestaande bedrijfsloodsen en ten noorden daarvan (voormalige Wassinklocatie) is toekomstige woningbouw gepland aan de rand van het nieuwe stadspark.
Iedereen kent de opvallend blauwe kleuren van de voormalige fabriek. De grote bedrijfspanden vormen aan deze kant van de Vlijtseweg een incident. Verderop zien we de kleinschalige huisjes met daarachter vaak loodsjes waar lekker geklust of gewerkt wordt. Verder vallen de hekken en de oude fabrieksmuur op. De dominante uitstraling en de positie dicht op het fietspad dragen bij aan het gesloten karakter van dit gebied. Neem je echter de tijd om er eens omheen te lopen dat ontdek je een prachtige groene wereld met slingerpaden en een kronkelige beek. Het contrast kan bijna niet groter. Dit groen, onderdeel van de Parken, en feitelijk de achtertuin van Marialust biedt kansen voor de ontwikkeling.
Ook hier vormt de directe nabijheid van de villastructuur van de Parkenbuurt een leidmotief. Dat is de reden om de kwekerij en de Remeha gezamenlijk te ontwikkelen. Eén sfeer met prachtige kansen om bestaande kwaliteiten uit te nutten en nieuwe programma’s toe te voegen. Ook een plek voor een exclusiever woonmilieu. Daar horen grondgebonden woningen en kleinschalige woongebouwen bij in een meer losse opzet.
De locatie zal ontsloten worden vanaf de Vlijtseweg. De voetganger en fietser wordt wel aangesloten op het verfijnde netwerk van de Parken.
Kaderwijziging 2017
Op 20 april 2017 is door de gemeenteraad een wijziging vastgesteld op het ontwikkelkader. In de kaderwijziging is voorzien in de bouw van maximaal 92 woningen. Vanwege de ligging in de nabijheid van de Parken en Marialust is gekozen voor woningen in het dure segment.
In augustus 2017 heeft het college ingestemd met het Uitvoeringsplan Kanaalzone 2.0 2017-2025. Dit plan geeft geactualiseerde visie op de ruimtelijke en programmatische opgaven voor de Kanaalzone. Dit binnen de vastgestelde raadskaders, waaronder bovengenoemde structuurschets. Het uitvoeringsplan beschrijft de ontwikkelambities voor de Kanaalzone: Kanaalzone 2.0 vormt een vitale as in een levendige stad die oost en west Apeldoorn op een overtuigende manier met elkaar verbindt. Dit doet zij door:
Hierbij bouwt zij voort op de reeds ingezette ontwikkelingen en moeten alle te realiseren projecten en nieuwe (kleinere) initiatieven een bijdrage leveren aan deze ambities. Een brede integrale benadering is hierbij het uitgangspunt.
Vanuit het besef dat het belangrijk is de eigenheid (het DNA) van het gebied te behouden en te voorkomen dat de Kanaalzone teveel wordt ‘opgepoetst’ of uiteenvalt, is een aantal ruimtelijke principes van toepassing. Dit zijn:
Respecteer het verhaal van het kanaal!
De cultuurhistorische en landschappelijke eigenheid van het gebied als grote en waardevolle inspiratiebron voor ontwerpkeuzes te zien. Behoud wat van waarde is en transformeer bestaande panden of ontwikkel nieuwe gebouwen en openbare ruimtes vanuit de lokale karakteristieken van de plek.
Water is altijd zichtbaar, beleefbaar en bereikbaar!
Het water en de oevers van het kanaal zelf als een zeldzame kernkwaliteit van Apeldoorn te zien. Het gaat daarbij om de belevingswaarde en de toeristische gebruikswaarde. Verbeter de functionele en ruimtelijke relatie tussen het kanaal zelf en de omgeving.
De vloer zorgt voor eenheid!
De inrichting van de openbare ruimte wordt als middel ingezet om op de schaal van de stad een ruimtelijke samenhang te realiseren. Door te werken met passende materialen en sferen worden de industrieel kernkwaliteiten van het gebied verder onderstreept.
Zet in op samenhang!
Rond bestaande projecten zorgvuldig af of zet met ontwikkelingen in op continuering en respecteer de inrichtingselementen en principes van de openbare ruimte. Zo ontstaat er samenhang tussen ontwikkelingen.
Het Uitvoeringsplan geeft een beschrijving en beoogd resultaat van de ontwikkellocatie Remeha/Kwekerij. Beoogd projectresultaat is:
Bijdrage aan de Kanaalzone is:
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid.. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
De Woonagenda 2018-2021 dient meerdere doelen:
De Apeldoornse Woonagenda 2018-2021 beschrijft, op basis van trends en ontwikkelingen, de gemeentelijke ambities en acties voor de komende jaren. De agenda is feitelijk een actieprogramma, waarin de uitvoering centraal staat. De lijn van de vorige Woonagenda is voortgezet en van nieuwe accenten voorzien. Die hangen samen met de actuele trends en ontwikkelingen en het bestuursakkoord.
Tot die actuele trends en ontwikkelingen behoren onder andere:
De visie op de toekomst van het wonen in Apeldoorn bestaat uit drie speerpunten:
Figuur beleidsschema woonagenda
Woningbouwprogrammering
In de regionale woonagenda zijn afspraken gemaakt over het handelingsperspectief voor de regio Stedendriehoek en daarbij voor Apeldoorn. Met de wetenschap van nu wordt daarbij uitgegaan van het toevoegen van zo'n 5.500 woningen. De ontwikkelingen worden actief gevolgd en waar nodig zullen die worden bijgesteld. Dit betekent, dat als er ruimte gevraagd wordt voor een maatschappelijk belangrijk initiatief dit zal worden ondersteund. Circa vierduizend van deze 5.500 woningen worden nu gebouwd, opgeleverd of moeten nog gebouwd worden. Een groot deel van deze woningen bestaat uit gezinswoningen in projecten zoals Zuidbroek, Groot Zonnehoeve en de TNO-locatie. Per saldo betekent nog dat er nog voor 1.500 woningen een invulling moet worden gegeven samen met de betrokken partners in de stad. Het college van burgermeester en wethouders heeft daarnaast de ambitie om naast het Centraal Beheergebouw aan de andere kant van de binnenstad eveneens een iconisch gebouw te realiseren.
Hiervoor is het voorstel gemaakt met als belangrijkste pijlers:
Afwegingskader Woningbouw 2018 t/m 2028 (beleidsregel)
De gemeente Apeldoorn wil de juiste woningen op de juiste plek bouwen. Daarom is ervoor gekozen een prioritering aan te geven. Doel hiervan is om kansrijke initiatieven te bevorderen en te komen tot versnelling van de woningbouw. In de Structuurvisie, de Woonagenda en in de Regionale Woonagenda zijn kaders vastgesteld die de basis vormen voor het "Afwegingskader Woningbouw 2018 t/m 2028". Het afwegingskader is als beleidsregel vastgesteld in 2019.
Door het prioriteren van (en richting geven aan) de woningbouw kan er adaptief en flexibel worden ingespeeld op de woningbehoefte. Ook wordt er duidelijkheid geboden en richting gegeven aan initiatiefnemers over hoe de gemeente de programmatische ruimte voor initiatieven wil invullen. Voor circa 4.000 (waaronder die van woonlocatie De Wingerd) van de 5.500 woningen is die programmatische ruimte al ingevuld. Dit betreft woningen die reeds zijn opgeleverd, in aanbouw zijn, waarvoor een bestemminsplan is vastgesteld, wordt opgesteld of een anterieure overeenkomst is afgesloten. Bovengenoemd kader gaat over de resterende programmatische ruimte voor circa 1.500 woningen.
In 2017 heeft de raad van de gemeente Apeldoorn ingestemd met het ontwikkelkader voor de herontwikkeling van het plangebied. Het aantal en type woningen is overeenkomstig het raadsbesluit van 2017.
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
Afbeelding Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Voor dit plan zijn met name de beken en sprengen, de kanaalzone (bijzondere plek) en de parken relevant. In het plangebied wordt de Molenbeek in ere hersteld. Het bestemmingsplan draagt bij aan de uitvoering van de beleidskaders gesteld in het gemeentelijke groenbeleid.
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn uit de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' uit voor het onderdeel Mobiliteit.
Comfortabele gezinsstad: iedereen kan zich veilig verplaatsen en er is sprake van een bereikbare, leefbare en aantrekkelijke (binnen)stad. De fiets is het primaire vervoermiddel; ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol in de verplaatsingen.
Toeristisch toplandschap: de attracties, bezienswaardigheden en evenementen zijn ook bij piekdrukte goed bereikbaar. Na een bezoek aan bijvoorbeeld de attractieparken aan de rand van de Veluwe weet men de weg naar de binnenstad te vinden.
Veelzijdige economie: winkels, kantoren en bedrijven zijn goed bereikbaar. Apeldoorn wordt goed ontsloten door de A1 en de A50 en een aantal provinciale wegen. De doorstroming op de hoofdwegen en met name op de Ring is essentieel. De binnenstad moet met alle vervoermiddelen goed toegankelijk blijven. Bij de bedrijventerreinen en werkgebieden kunnen zowel openbaar vervoer als de (e-)fiets naast de auto een steeds belangrijker rol spelen.
Lokale duurzaamheid: er moet een omslag worden gemaakt van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van elektriciteit en waterstof. Hierin spelen vooral marktpartijen en beslissingen op landelijk en Europees niveau een rol. De (e-)fiets kan eveneens aan de doelstellingen van energieneutraliteit en uitstootvrij en daarmee aan een gezonde en schone leefomgeving bijdragen. Op lokaal niveau zet Apeldoorn zich in voor een snelle overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzame energie.
De ambities uit de structuurvisie zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
Kernopgave 1: Apeldoorn fietsstad: meer ruimte voor de fiets. Om deze opgave te realiseren wordt het gebruik van de fiets, ook in het voor- en natransport, gestimuleerd; worden de fietsroutes sneller en directer gemaakt en wordt het fietsgebruik veiliger gemaakt.
Kernopgave 2: Transitie van aanbodgericht naar vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer. Om deze opgave te realiseren wordt een nieuw OV-netwerk ontwikkeld, wordt duurzaam en innovatief openbaar vervoer geïntroduceerd, worden de OV-knooppunten versterkt en worden nieuwe kansen die ontstaan door recreatie- en evenementenstromen benut.
Kernopgave 3: Beter en veilig gebruik van de infrastructuur. Om deze opgave te realiseren wordt de doorstroming op de hoofdwegen verbeterd, wordt bijgedragen aan de doorstroming op regionale en landelijke hoofdwegen, wordt (dynamische) informatie over parkeergelegenheden en over de drukte op wegen verstrekt, worden de parkeernormen geactualiseerd en wordt het parkeren gebruikersvriendelijker gemaakt.
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Parkeervisie fiets en auto (vastgesteld 21 maart 2019). De essentie van de parkeervisie is 'mogelijk maken waar het kan, reguleren waar het moet'.
Met de gestaag groeiende cijfers voor autobezit en -gebruik ontstaat een drietal gevolgen die om een beleidsmatige reactie vragen.
Het eerste gevolg is dat er tijden en plaatsen zijn waar meer vraag naar parkeerruimte is dan aanbod. Regulering richt zich dan op het optimaal verdelen van de beschikbare ruimte. Het invoeren van betaald parkeren is daarbij een goed instrument, met als effect dat plaatsen zo efficiënt mogelijk gebruikt worden.
Het tweede gevolg is dat er groepen autobezitters zijn die beschermd moet worden tegen overlast van parkeerders van 'buitenaf'. Meestal gaat het dan om het beschermen van bewoners in het centrum en de randen van de binnenstad of bij grote publiekstrekkers. Parkeervergunningen zijn daarbij het meest effectieve instrument, in combinatie met het stellen van parkeernormen, zodat de druk van geparkeerde auto's op de openbare ruimte per saldo niet toeneemt.
Het derde gevolg is de uitstoot van auto's en de ruimte en aanblik van geparkeerde auto's voor de omgeving. Zoekverkeer levert extra uitstoot op, reden om parkerend verkeer een goede voorziening te bieden. Om het aantrekkelijker te maken om met de fiets naar de binnenstad te komen, wordt in de parkeervisie sterk ingezet op het realiseren van extra mogelijkheden om fietsen bewaakt te kunnen stallen.
Daarnaast is parkeerbeleid van belang voor doorstroming van het verkeer (om bijvoorbeeld opstoppingen van auto's die willen parkeren op doorgaande wegen te voorkomen) en is er een economisch belang.
De parkeernormen zijn vastgelegd in de Beleidsregel Parkeren, die is vastgesteld op 21 maart 2019. Deze beleidsregel is een nadere uitwerking van de Parkeervisie fiets en auto. De beleidsregel legt vast wat wordt verstaan onder het realiseren van 'voldoende parkeerruimte voor auto en fiets en voor laden en lossen'. De beleidsregel geeft inzicht in het aantal, de kwaliteit en de plek van de te realiseren parkeerplaatsen. Het bepalen van 'voldoende parkeerruimte' gebeurt bijvoorbeeld door het hanteren van parkeernormen voor fietsen en auto's. De beleidsregel dient als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en bepaalt hoe de parkeerregel in bestemmingsplannen wordt toegepast. De Beleidsregel Parkeren vervangt de notitie Actualisatie Parkeernota (2004) en de daarin opgenomen parkeernormen. Voor aanvragen om een ruimtelijke ontwikkeling waarvoor het bestemmingsplan moet worden herzien en die zijn ingediend voor vaststelling van de Beleidsregel Parkeren is de Beleidsregel Parkeren niet van toepassing maar wordt getoetst aan de notitie Actualisatie Parkeernota (2004), tenzij de Beleidsregel Parkeren in het voordeel van de verzoeker uitpakt.
Parkeernormen voor wonen
In het plangebied worden maximaal 94 woningen mogelijk gemaakt. Maximaal 2 woningen worden geraliseerd in de voormalige boerderij. Parkeren wordt op eigen terrein gerealiseerd.
Er worden 46 grondgebonden woningen gerealiseerd. De parkeernorm hiervoor bedraagt 1,75 (inclusief bezoek) parkeerplaats per woning. Iedere woning heeft de mogelijkheid om twee auto's op eigen terrein te parkeren.
Voor de 46 appartementen geldt een parkeernorm van 1,5 (inclusief bezoek) parkeerplaats per woning. Voor de twee appartementengebouwen in het Remeha gedeelte komen 40 parkeerplaatsen in de parkeerkelder. Voor het appartementencomplex in het kwekerij gedeelte worden 16 parkeerplaatsen in de onderliggende parkeerkelder gerealiseerd. In de openbare ruimte worden 34 parkeerplaatsen voor bezoekers gerealiseerd.
Er wordt voldaan aan de gestelde parkeernormen uit de beleidsregel parkeren.
De nota I-cultuur is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 februari 2006. Kern van de nota is dat cultuurhistorie van essentieel belang is voor de identiteit van Apeldoorn. De kwaliteiten van de woonwijken, de binnenstad, de dorpen en het afwisselende buitengebied gelden als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen. Cultuurhistorie levert bouwstenen aan om ruimtelijke projecten mogelijk te maken met behoud van identiteit. Hiervoor wordt een cultuurhistorische analyse van een gebied gemaakt. Daarmee ontstaat inzicht in de aanwezige (boven- en ondergrondse) cultuurhistorische waarden. Naast het vastleggen van kennis over landschap, geomorfologie, stedenbouw, archeologie en architectuur geeft de analyse aanbevelingen over de inzet van deze waarden in nieuwe ontwikkelingen. Bij de nota horen een archeologische en een cultuurhistorische beleidskaart. Deze worden beschreven in de paragrafen 4.5 Archeologie en 4.6 Cultuurhistorie.
In juni 2014 heeft de gemeenteraad de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' vastgesteld. In het gemeentelijke woningbouwprogramma is nog maar beperkt ruimte voor nieuwe woningbouwinitiatieven, terwijl een deel van de beschikbare ruimte in het woningbouwprogramma is ingevuld met plannen waarvoor al meer dan een paar jaar een vastgesteld bestemmingsplan aanwezig is maar die niet tot uitvoering komen. Om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen en om alleen nog ruimte te bieden aan initiatieven die ook echt worden uitgevoerd, geldt op grond van de beleidsnotitie 'Beperking realisatieduur woningbouw private partijen' nu een realisatietermijn voor nieuwe woningbouwinitiatieven die in principe drie jaar bedraagt. Die termijn gaat lopen vanaf het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Ter uitvoering van de beleidsnotitie wordt in ieder bestemmingsplan dat de bouw van nieuwe woningen mogelijk maakt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Daarmee kunnen burgemeester en wethouders het bestemmingsplan wijzigen door de bouwmogelijkheden voor nieuwe woningen te verwijderen als na de termijn de betreffende woningen niet zijn gerealiseerd en ook nog niet in aanbouw zijn. De programmatische ruimte die daardoor vrij komt, kan vervolgens worden aangewend voor een andere woningbouwontwikkeling. Voordat een bestemmingsplan voor een woningbouwontwikkeling in procedure wordt gebracht, wordt deze termijn ook privaatrechtelijk overeengekomen tussen initiatiefnemer en gemeente.
Dit bestemmingsplan bevat in artikel 14 voornoemde wijzigingsbevoegdheid.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage.
Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Zowel ter plaatse van de voormalige Remehalocatie (Vlijtseweg 95) als de Kwekerijlocatie (Vlijtseweg 111) zijn vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw tot heden bodemonderzoeken en deelsaneringen uitgevoerd.
Voor de beoordeling van de bodemkwaliteit in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling is het volgende onderzoek het meest relevant: "Milieukundig bodemonderzoek Vlijtseweg Apeldoorn", Aveco de Bondt, projectnummer:180199 van 5 juni 2018 (zie bijlage 4). De onderzoeksresultaten zijn hieronder samengevat weergegeven.
Bodem
Deelgebied 1 (voormalige kwekerij)
De in de laag van 50 – 100 á 120 cm-mv aangetoonde verontreiniging met koper (gehalten boven de interventiewaarden) vormt vooralsnog een milieuhygiënische beperking voor de hier geplande nieuwbouw van woningen met tuinen. De omvang van de koperverontreiniging in deelgebied 1 wordt ingeschat op circa 6.500 m3.
In het indicatieve asbestonderzoek is geen asbest aangetoond, echter voorafgaand aan het verkrijgen van een Omgevingsvergunning en het melden van een saneringsplan dient formeel een asbestonderzoek conform de NEN5707 uitgevoerd te worden.
Deelgebied 2
De ter plaatse van deelgebied 2 (noordelijk deel voormalige Remehaterrein) in de grond vanaf
maaiveld tot varierend circa 3,0 m-mv aangetoonde gemiddeld sterk verhoogde gehalten aan koper vormen tezamen met de op deze deellocatie aangetoonde minerale olieverontreinigingen vooralsnog een milieuhygienische beperking voor de geplande ontwikkeling van appartementen. De omvang van de koperverontreiniging wordt ingeschat tussen de 12.570 m3 en circa 25.000 m3. De omvang van de verontreiniging met minerale olie in de grond wordt ingeschat op circa. 2.000 m3 waarvan het grootste deel naar verwachting overlap heeft met de hier aanwezige koperverontreiniging.
In het indicatief asbestonderzoek is geen asbest boven de interventiewaarde aangetoond, maar wel boven de tussenwaarde. Het asbest is aangetoond tot circa 3,0 m-mv in de boringen met bijmengingen van metselpuin en baksteen, waarbij er een overlap is met de minerale olieverontreiniging. Een (nader) asbestonderzoek conform de NEN5707 wordt noodzakelijk geacht om de mate en omvang van de asbestverontreiniging in de bodem te kunnen bepalen.
Deelgebied 3
In deelgebied 3 (zuidelijk deel voormalige Remehaterrein) is rondom de Remehahal in de laag van circa 0 – 70 cm-mv een gemiddeld sterk verhoogd gehalte aan koper aangetoond. De omvang van deze verontreiniging met koper wordt ingeschat op circa 3.000 m3. Deze verontreinigingen vormen geen belemmering voor de geplande bouwcontouren maar wel voor de bij de woningen geplande tuinen.
In het indicatief asbestonderzoek is geen asbest aangetoond, echter voorafgaand aan het verkrijgen van een Omgevingsvergunning en het melden van een saneringsplan dient formeel een asbestonderzoek conform de NEN5707 uitgevoerd te worden.
Grondwater
De in het grondwater aangetoonde verontreiniging met metalen (koper en plaatselijk zink) vormt geen milieuhygiënische beperkingen voor het realiseren van de geplande nieuwbouw. Wel dient bij eventuele grondwateronttrekking ten behoeve van het realiseren van kelders rekening gehouden te worden dat het grondwater sterk verontreinigd kan zijn met koper, en hiervoor formeel een melding artikel 28 Wet bodembescherming dient te worden gedaan.
Resume
Binnen het onderzochte plangebied/herontwikkeling Marialust is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met koper in grond en grondwater (meer dan 25 m3 grond en/of meer dan 100 m3 bodemvolume grondwater gemiddeld verontreinigd tot boven de interventiewaarde). Deze verontreiniging is in deelgebied 1, 2, en 3 aanwezig. Daarnaast is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging met minerale olie in de grond in deelgebied 2. De aangetoonde bodemverontreinigingen vormen vooralsnog een milieuhygiënische beperkingen voor de geplande herontwikkeling.
Op basis van het uitgevoerde indicatief onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in de bodem kan geen uitsluitsel worden gegeven over de aanwezigheid van een bodemverontreiniging met asbest. Hiervoor wordt geadviseerd een verkennend/nader onderzoek naar asbest conform de NEN5707 te worden uitgevoerd. Ter plaatse van deelgebied 2 (ten noorden van Remeha-hal) is op basis van resultaten van indicatief onderzoek wel een vermoeden van verontreiniging met asbest in de bodem.
Om het plangebied/herontwikkeling Marialust geschikt te maken voor het beoogde gebruik/-
functies (wonen met tuin en wonen zonder tuin) dient er een grondsanering uitgevoerd te worden. Een dergelijke sanering kan bestaan uit het (gedeeltelijk) ontgraven en afvoeren van
sterk verontreinigde grond naar een erkende verwerker, het herschikken van de verontreiniging
binnen het “geval” of door het aanbrengen van een leeflaag met minimale kwaliteit Stedelijk
Wonen volgens de nota bodembeheer van Gemeente Apeldoorn.
Conclusie
De kwaliteit van de bodem is, vanwege de sterke verontreiniging met koper en minerale olie, niet geschikt voor de beoogde functie en zal geschikt gemaakt moeten worden (moeten worden gesaneerd). Hiervoor zal een nader onderzoek uitgevoerd moeten worden en moet een saneringsplan opgesteld worden. Beiden moeten door het bevoegde gezag de provincie Gelderland goedgekeurd worden. Bij besluit van 10 december 2019 (2019-011930) is het saneringsplan goedgekeurd. Op basis van de beschikbare bodemonderzoeken is voldoende inzicht in de bodemkwaliteit om te kunnen ramen wat de kosten zijn om de locaties geschikt te maken voor woningbouw. Op basis van deze geraamde kosten staat vast dat de sanering financieel uitvoerbaar is.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied.
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
De omgeving van het plangebied wordt getypeerd als gemengd gebied. Nabij het plangebied is de Zwitsal gelegen. Het Zwitsal terrein heeft een gemengde bestemming. Onder andere zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. De toegestane categorie 2 bedrijven hebben een in acht te nemen afstand van 30 meter. Het plangebied ligt op meer dan 30 meter afstand van de Zwitsal.
De omliggende bedrijfsmatige functies leveren geen knelpunten op dat nader onderzoek in aansluiting op de beschouwing vanuit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering nodig is.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai.
Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve wordt de Vlijtseweg beschouwd. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook inzicht worden gegeven in de akoestische indirecte gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventuele verkeersaantrekkende werking.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde van 63 dB (Lden, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh) kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
Er is door de Omgevingsdienst Veluwe IJssel een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd dat is bijgevoegd als bijlage 5 bij de toelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege de Vlijtseweg op 16 woningen hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh. De overige wegen veroorzaken een lagere geluidsbelasting dan 48 dB en zijn daarmee niet relevant. Bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting vanwege de Vlijtseweg te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde zijn niet mogelijk en/of stuiten op stedenbouwkundige bezwaren. De realisatie van de woningen is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. De grond waarop het vaststellen van hogere waarden is gebaseerd, is vervanging van bestaande bebouwing. Aangezien de geluidsbelasting cumulatief bij meerdere woningen meer dan 53 dB bedraagt, zijn er wel (extra) maatregelen aan de gevels nodig op grond van het Bouwbesluit om een aanvaardbaar binnenniveau van maximaal 33 dB te kunnen garanderen. Deze maatregelen zijn niet dusdanig groot/zwaar dat daarmee het plan onuitvoerbaar is.
Verder leidt het plan niet tot een dusdanige verkeerstoename dat het geluid met meer dan 2 dB (hoorbaar) zal toenemen bij bestaande woningen nabij het plangebied. Het aandeel vrachtverkeer neemt zelfs significant af. Het verkeer van en naar het plangebied zal worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld.
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nieuwe en bestaande geluidgevoelige bestemmingen.
Evenementen
Ter plaatse van het Zwitsalterrein en Zwitsalpark vinden evenementen met versterkte muziek plaats. Het merendeel van de evenementen wordt gehouden in de op het terrein aanwezige panden en hebben daarmee een beperkte impact op de omgeving. Er worden ook evenementen buiten gehouden waarbij muziek goed waarneembaar is. Om overlast te beperken zijn voor het gehele terrein in het bestemmingsplan kaders gesteld (normen bij de dichtstbijzijnde woningen) en is een locatieprofiel vastgesteld (ook met normen).
De gebruiksregel uit het bestemmingsplan 'Vlijtsepark - Zwitsallocaties' luidt als volgt:
Artikel 3.4 uit de planregels Vlijtsepark - Zwitsallocatie
Het aantal geluiddragende evenementen is gelimiteerd tot maximaal 12 per jaar. Geluidevenementen zijn ook uitpandig toegestaan, maar met een maximum van 4 per jaar. Een uitpandig geluiddragend evenement duurt maximaal 3 dagen. De maximale geluidbelasting op de gevel van een woning bedraagt voor een uitpandig evenement maximaal 75 dB(A).
Uit een geluidsmeting uitgevoerd tijdens een uitpandig geluiddragend evenement is gebleken dat de 75 dB(A) contour buiten de te realiseren woningen ligt.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) staan enerzijds maatregelen die gemeenten, provincies en rijk nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en anderzijds grootschalige, "in betekenende mate" projecten die tot verslechtering kunnen leiden. Per saldo kan Nederland hiermee in 2011 overal aan de grenswaarden van fijn stof voldoen en in 2015 aan de grenswaarden voor stikstofdioxide. Nederland heeft op basis van het NSL van de Europese Commissie uitstel gekregen van de inwerkingtreding van de grenswaarden.
Toepasbaarheidsbeginsel
Op locaties die niet voor het publiek toegankelijk zijn, op het terrein van inrichtingen, op rijbanen van wegen en in de middenbermen van wegen hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld (het "toepasbaarheidsbeginsel").
Voor alle andere ontwikkelingen moet worden onderzocht wat het effect op de luchtkwaliteit is. Blijkt uit het onderzoek dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging, dan vormt het onderdeel luchtkwaliteit geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Is de bijdrage wel in betekenende mate maar wordt er geen grenswaarde overschreden, dan is er evenmin een belemmering.
Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit
Het bestemmingsplan beoogt de bouw van 94 woningen. Daarmee staat vast dat de ontwikkeling valt onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen'. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Nota Milieuveiligheid Apeldoorn
Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
Met de beëindiging van de activiteiten van Organon is er een einde gekomen aan het transport van gevaarlijke stoffen over de Vlijtseweg. Over het Apeldoorns Kanaal (waterweg) vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. In de nabijheid van het plangebied is geen spoortraject gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
In of nabij het plangebied liggen geen ondergrondse kabels of transportleidingen die regeling in het bestemmingsplan behoeven. In of nabij het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van de beoogde woninbouw bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Aanmeldingsnotitie m.e.r.
In het plangebied worden 94 woningen gerealiseerd. Voorliggend plan valt in categorie D11.2 “Stedelijk ontwikkelingsproject. Het plan overschrijdt niet de getalsmatige grenzen van het Besluit m.e.r. (kolom C en D) niet. Deze grenzen zijn:
Categorie D11.2 (Besluit m.e.r.) met getalsmatige grenzen.
Dit betekent dat er sprake is van een vormvrije mer beoordeling. Gezien de omvang van het plan en het plan wordt vergeleken met de drempelwaarden uit onderdeel D van het Besluit m.e.r. kan worden geconcludeerd dat er, rekening houdend met:
1. de kenmerken van het project;
2. de plaats van het project; en
3. de kenmerken van het potentiële effect;
sprake is van een wezenlijk ander schaalniveau en een activiteit die vele malen kleinschaliger is. Bij elk plan is sprake van invloed op het milieu, maar deze is niet zodanig dat normen worden overschreden. De potentiële effecten van het plan, in relatie tot de kenmerken en de plaats van het plan, zijn dusdanig beperkt van aard en omvang dat dit geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Zie voor het besluit bijlage 6 van de toelichting.
Artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het gebied 'Veluwe', is gelegen op een afstand van ca. 2 kilometer van het plangebied. Gezien de aard en omvang van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in relatie tot de ruime afstand tot Natura 2000-gebied wordt geconcludeerd dat geen sprake zal zijn van een aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura-2000 gebied. Een passende beoordeling op basis van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming is in het kader van dit bestemmingsplan dan ook niet noodzakelijk. Derhalve is geen sprake van een m.e.r.-plicht op basis van artikel 7.2a van de Wet milieubeheer. Zie ook paragraaf 4.4 van de toelichting.
Conclusie
Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu. Het is daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
Bij het planvormingstraject van bouwplannen in de gemeente Apeldoorn speelt duurzaamheid een rol. Hieronder staat weergegeven op welke duurzaamheid een plek heeft gekregen.
Energie
Duurzame mobiliteit
Groen
Verkeersgeneratie
In de huidige situatie is een gemeentewerf en een fabriek aanwezig. In de toekomstige situatie wordt op deze locatie woningbouw gerealiseerd. De verkeersgeneratie voor woningen wordt op basis van de CROW (Publicatie 381: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) berekend aan de hand van het aantal woningen. In dit geval is uitgegaan van het omgevingstype 'rest bebouwde kom'.
De gemiddelde verkeersgeneratie per appartement is 6,8 per etmaal. De verkeersgeneratie bedraagt voor 46 vappartementen 313 mvt/etmaal weekdag. Voor de grondgebonden woningen, 2-onder-1-kap, wordt gerekend met gemiddeld 7,6 per etmaal en voor de vrijstaande woningen wordt gerekend met gemiddeld 8,2 per etmaal. De verkeersgeneratie bedraagt voor de woningen respectievelijk 212,8 mvt/etmaal weekdag en 147,6 mvt/etmaal weekdag.
Het omrekenen naar een maatgevende werkdag (drukste dag) geschiedt op basis van een omrekenfactor van 1,11. Dit leidt tot een verkeersgeneratie op een maatgevende werkdag van 756 mvt/etmaal.
type | aantal | verkeersgeneratie | mvt/etmaal weekdag | maatgevende werkdag |
appartementen | 46 | 6,8 | 313 | 344 |
2-kap-woningen | 28 | 7,6 | 213 | 234 |
vrijstaande woning | 18 | 8,2 | 148 | 163 |
app in boerderij | 2 | 6,8 | 14 | 15 |
688 | 756 |
Verkeersgeneratie
Verkeersafwikkeling
Beide woonclusters Remeha en Kwekerij worden voor autoverkeer ontsloten vanaf de Vlijtseweg. De locatie Remeha wordt ontsloten door een rondlopende ontsluitingsweg en de Kwekerij via de doodlopende Kwekerijweg. Aan het einde van deze weg is een keermogelijkheid.
De ontsluiting van het plangebied zal niet wijzigen ten opzichte van de bestaande situatie en vindt plaats op de Vlijtseweg. Gezien de capaciteit van de Vlijtseweg en het niet toenemen van de verkeersgeneratie, is op voorhand te stellen dat het omliggende wegennetwerk geen problemen zal ondervinden door het onderhavige plan.
Parkeren
Onder de twee appartementengebouwen op de locatie Remeha komen in een circa 2 meter verdiept gelegen kelder 40 parkeerplaatsen in combinatie met bergingen. Bij het appartementengebouw op de Kwekerij komt een kelder met 16 parkeerplaatsen in combinatie met bergingen. De garages worden zorgvuldig geïntegreerd in het nieuwe reliëf van het terrein. Bezoekers voor de appartementen en de kavels op de locatie Remeha parkeren in een parkeerpocket en in parkeerplaatsen langs de ontsluitingsweg. Hiervoor zijn tenminste 17 plaatsen voorzien.
Parkeersituatie
Bij de grondgebonden woningen worden twee parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien. Voor bezoekers op de Kwekerij liggen langs de weg parkeerplekken en achter het appartementengebouw bij de Kwekerij komt een parkeerpocket met tenminste 5 plaatsen.
Voor het parkeren zijn de volgende parkeernormen gehanteerd:
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkeling van het plan niet in de weg.
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is circa 4,2 hectare groot. Het plangebied bevindt zich binnen de Keurzone van de Grift. het plangebied is buiten de zoekgebieden voor waterberging die de provincie Gelderland in de omgevingsvisie heeft aangegeven.
Het gebied ligt ten westen van het Apeldoorns Kanaal en daarmee in de grondwaterfluctuatiezone die in het streekplan is vastgelegd. Uit gegevens van een peilbuis in het Verzetstrijderspark direct naast het plangebied blijkt dat het grondwaterpeil naast het plangebied tussen 1975 en 2011 het grondwater door het jaar heen fluctueert tussen circa NAP+ 11,00 m en max NAP+ 11,80 m ligt. Het maaiveld ligt hier op NAP+ 13,65 In 2016 wordt hier weer gestart met meten maar zijn de gemeten grondwaterstanden significant hoger, tot slechts 55 cm onder maaiveld NAP waarna het in 2018 terugzakt tot iets boven NAP+12,00 m. Er is in en om het plangebied géén grondwateroverlast bekend.
Meetreeks grondwaterstation Verzetsstrijderspark/Marialust
Om grondwateroverlast te voorkomen dient bij de ontwikkeling van het plangebied rekening gehouden te worden met voldoende drooglegging en ontwateringsmogelijkheden. Grondwater mag hierbij niet structureel worden afgevoerd. Hierdoor zal het plan grondwaterneutraal worden ontwikkeld.
Het plangebied wordt aan de westzijde begrens door de sprengenbeek de Grift. Door dit plan ontstaat wel extra oppervlaktewater: de Grift krijgt een extra bypass welke langs en door het plangebied loopt. Er zal niet geloosd worden op dit te realiseren oppervlaktewater. Doordat het regenwater lokaal wordt opgevangen en via voorzieningen wordt geïnfiltreerd heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving.
Binnen het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Direct ten westen van het plangebied stroomt de sprengenbeek de Grift waar waardevolle waterafhankelijke natuur is gevestigd.
In het plangebied wordt ruimte gemaakt voor een aftakking van de Grift. Dit betekend dat er wel oppervlaktewater aanwezig zal zijn en dat hiermee de omstandigheden voor de ontwikkeling van waterafhankelijke natuur door het plan zelf een stimulans kan krijgen.
In het plangebied en de omgeving daarvan ligt een gemengd rioolstelsel waarmee vuil- en regenwater gezamenlijk worden afgevoerd. De capaciteit van dit riool is voldoende om bij een maatgevende regenbui die eens per 2 jaar optreedt geen water op straat te veroorzaken.
Het gemeentelijk beleid is er op gericht om bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen de afvoer van regenwater niet op de riolering aan te sluiten. In het gemeentelijke beleid is opgenomen dat het regenwater dat afkomstig is van daken en verhardingen in principe in de bodem moet worden geïnfiltreerd door middel van een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit op eigen terrein.
Bij ontwikkeling van gebieden die voorheen onbebouwd of onverhard dient de infiltratievoorziening een berging van minimaal 36 mm ten opzichte van het aangesloten verhard oppervlak te hebben. Bij herontwikkeling van bestaand verhard en/of bebouwd gebied is dit 20 mm. Bij extreme situaties moet voorkomen worden dat afstromend water binnen of buiten het plangebied schade veroorzaakt.
Het waterschap vereist voor nieuwe ontwikkelingen een bergingscapaciteit van 60 mm in het plangebied, hier mag de infiltratiecapaciteit naar de bodem (gedurende 24 uur) van afgetrokken worden. Deze berging mag zowel in als buiten de infiltratievoorzieningen plaats vinden.
De materialen die in aanraking komen met het regenwater mogen niet uitlogen en dienen volgens Duurzaam Bouwen geselecteerd te zijn. Bij de infiltratie van regenwater mag de bodem niet verontreinigd raken door met het regenwater afgevoerde vervuilende stoffen.
In dit plangebied wordt het regenwater via infiltratie voorzieningen in de bodem opgenomen.
Voor de afvoer van hemelwater wordt onderscheid gemaakt in te handhaven woningen en bedrijven en nieuwbouw op te her ontwikkelen inbreidingslocaties.
Er worden 92 nieuwe woningen gerealiseerd. De nieuwe gebouwen dienen te worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en regenwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke gemengde rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel in en om het plangebied heeft voldoende capaciteit voor deze extra vuilwaterafvoer van de nieuwbouw.
De twee Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992) vormen samen de belangrijkste natuurbeschermingswetgeving op Europees niveau. De Vogelrichtlijn heeft tot doel in het wild levende vogelsoorten op het grondgebied van de EU te beschermen. De EU-lidstaten zijn verplicht voor alle vogelsoorten die in hun land leven leefgebieden van voldoende grootte en kwaliteit te beschermen. De Habitatrichtlijn waarborgt de biologische diversiteit door het in stand houden van natuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Habitatrichtlijn is gericht op de bescherming van soorten en van natuurlijke habitats. Beide richtlijnen verplichten de lidstaten tot het aanwijzen van te beschermen gebieden, zogeheten speciale beschermingszones. Het netwerk van speciale beschermingszones die op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn aangewezen wordt over het algemeen als Natura 2000 aangeduid. Een Natura 2000-gebied kan uit een Vogelrichtlijngebied, een Habitatrichtlijngebied of een combinatie van beide bestaan. Bij een gecombineerd Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied kan elk onderdeel zijn eigen begrenzing hebben, afhankelijk van de aanwezige natuurwaarden.
Wet natuurbescherming
Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten.
De Wnb geeft de provincies de opdracht om gebieden aan te wijzen die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland', een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Andere gebieden kunnen de provincies aanwijzen als bijzondere provinciale natuurgebieden dan wel bijzondere provinciale landschappen.
De Wnb bevat –voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden en voor de bescherming van soorten.
Gebiedsbescherming
De minister van Economische Zaken wijst Natura 2000-gebieden aan, de speciale beschermingszones als bedoeld in de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. De provincie stelt voor het Natura 2000-gebied iedere 6 jaar een beheerplan vast.
Op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 Wnb stelt een bestuursorgaan een plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend vast indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.
Soortenbescherming
De Wnb kent drie verschillende beschermingsregimes voor soorten:
Van deze verboden kan de provincie ontheffing (in individuele gevallen) respectievelijk (bij verordening) vrijstelling verlenen. Dit kan alleen als aan drie criteria is voldaan:
Voor een deel van de andere, vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten hebben provinciale staten in de Omgevingsverordening Gelderland vrijstelling verleend voor zover het gaat om handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en het bestendig beheer en onderhoud.
Omdat uit het verkennend natuuronderzoek (Tuitert, 2018a) naar voren was gekomen dat aanwezigheid van vleermuizen, roofvogels, huismus en das in het plangebied niet op voorhand kon worden uitgesloten is in 2018 een aanvullend onderzoek verricht (Tuitert, 2018b). Beide onderzoeken zijn als bijlage 7 en 8 toegevoegd.
Soortenbescherming
Er bleken geen nesten van huismus, roofvogels of andere boombewonende vogels met een jaarrond beschermde nestplaats aanwezig, noch fungeert het gebied als verblijfplaats en/of essentieel leefgebied voor de das.
Er zijn twee (paar)verblijfplaatsen van vleermuizen in het plangebied aanwezig. Rond de stenen oostgevel van het Remeha-fabrieksgebouw werd baltsactiviteit van een mannetje gewone dwergvleermuis vastgesteld.
In een oude zomereik aan de rand van het plangebied op de grens van het terrein van de voormalige Remeha-fabriek met het aangrenzende terrein van de gemeentewerf ter hoogte van de fietsenstalling aan de westzijde van het plangebied is een paarverblijfplaats van een mannetje rosse vleermuis aangetroffen. In het naastgelegen park Marialust net buiten het plangebied werd meer baltsactiviteit van rosse vleermuizen gehoord. Hier bevinden zich waarschijnlijk meerdere verblijfplaatsen van de rosse vleermuis in de oude bomen in dit park. Overige functies voor vleermuizen zijn niet vastgesteld.
Overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming zullen het gevolg zijn van uitvoering van het plan. Hiervoor is een ontheffing nodig. In ieder geval moet een ontheffing worden aangevraagd voor het aantasten van de paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis op het terrein van de voormalige Remeha-fabriek die gesloopt zal worden. Ditzelfde geldt voor de oude zomereik waarin een paarverblijfplaats van de rosse vleermuis aanwezig is, indien deze boom wordt gekapt of de functionele leefomgeving ervan wezenlijk wordt aangetast waardoor de verblijfplaats niet langer kan functioneren. Aannemelijk is dat ontheffing verleend wordt, o.a. omdat maatregelen als het plaatsen van nestkasten genomen zijn. Op 12 mei 2020 (2019-015035) heeft de provincie Gelderland de benodigde vergunning verleend.
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de begrenzing van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Veluwe op ca. 1,8 km afstand van het plangebied. Andere Natura 2000-gebieden liggen op grotere afstand (> 10 km) van het plangebied.
Voor het bouwplan is een AERIUS berekening gemaakt. Voor de realisatiefasen en de daaropvolgende gebruiksfase blijkt dat de stikstofemissie niet leidt tot een significante toename van depositie op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden (<0,00 mol/ha/jaar). De rekenresultaten in Aerius zijn opgenomen in bijlage 9.
Links kaartje N2000 en rechts kaartje GNN
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het
dichtstbijzijnde GNN-gebied ligt op de Veluwe ten westen van Apeldoorn op ca. 1,8 km afstand van het plangebied. Aangezien het plangebied buiten de begrenzing van het GNN ligt en de Omgevingsverordening van Gelderland geen bepalingen ten aanzien van externe werking kent, is nadere toetsing aan de bepalingen uit de vigerende Omgevingsverordening van de provincie Gelderland ten aanzien van GNN niet noodzakelijk. Verstoring van op ca. 1,8 km afstand gelegen GNN gebieden kan bovendien op voorhand worden uitgesloten, gelet op de ligging van het plangebied in het stedelijk gebied van Apeldoorn en de beperkte impact van de ingreep (reguliere sloop- en bouwwerkzaamheden).
Conclusie
Voor het onderhavige plan kan op voorhand een negatief effect op Natura 2000- instandhoudingsdoelen worden uitgesloten. Het plangebied maakt geen deel uit van het leefgebied van soorten waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd. Ook zal de ontwikkeling geen effect hebben op het behalen van de doelen van de Natura 2000-gebieden in en rond Apeldoorn.
De ontheffing van de Wet natuurbescherming is verleend ten aanzien van soortenbescherming. Maatregelen zoals het plaatsen van nestkasten zijn genomen.
Als vervolg op de Nota I-cultuur heeft de gemeenteraad op 18 juni 2015 de Archeologische beleidskaart 2015 vastgesteld, die de Archeologische beleidskaart uit 2006 vervangt. De archeologische beleidskaart kent drie categorieën terreinen met archeologische waarden. Er is vastgesteld dat op deze terreinen archeologische waarden aanwezig zijn of dat het zeer waarschijnlijk is dat deze aanwezig zijn. Daarnaast zijn er drie zones met een archeologische verwachting. Deze zones geven de dichtheid weer waarop een archeologische vindplaats wordt verwacht.
De kans op het aantreffen van een archeologische vindplaats is afhankelijk van de archeologische verwachting voor het gebied èn van de omvang van de graafwerkzaamheden. Daarom is aan de verschillende gebiedscategorieën specifiek beleid gekoppeld. Voor het plangebied relevante categorieen zijn:
Categorie 2: Terrein met vastgestelde archeologische waarden
Terreinen met vastgestelde archeologische waarden zijn die gebieden waarvan in het verleden is vastgesteld dat er zich een behoudenswaardige archeologische vindplaats bevindt. Bij verstoringen van de bodem groter dan 50 m2 is het verplicht archeologisch onderzoek uit te voeren.
Categorie 4: Zone met (middel)hoge archeologische verwachting
In deze categorie vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een middelhoge en hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Verstoringsdiepte waarvoor onderzoeksplicht geldt
De verplichting om archeologisch onderzoek uit te voeren geldt voor ieder van de genoemde gebiedscategorieën bij een verstoring dieper dan 35 cm onder het vastgestelde maaiveld. Een uitzondering op deze diepte wordt gemaakt voor natuurgebieden. Ervaring leert dat archeologische waarden in natuurgebieden relatief dicht aan het oppervlak kunnen liggen. Daarom is in natuurgebieden bij verstoringen van de bodem groter dan 10.000 m2 altijd een archeologisch onderzoek nodig, ongeacht de diepte van de verstoring.
Het plangebied Vlijtsepark - Remeha- en Kwekerijlocaties valt op de Archeologische beleidskaart 2015 onder beleidscategoriën 2 en 4 (respectievelijk zone met vastgestelde archeologische waarden en zone met (middel)hoge archeologische verwachting). Dit houdt in dat bodemingrepen met een oppervlak groter dan 50/500 m2 en dieper dan 35 cm -Mv onderzoeksplichtig zijn wat betreft archeologie. Aangezien de toekomstige bodemingrepen die door het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt deze grenzen overschrijden, is in het kader van (de voorbereiding van) dit bestemmingsplan in 2013 en 2015 reeds archeologisch onderzoek uitgevoerd: een bureauonderzoek en verkennend booronderzoek door Archeodienst (opgenomen in bijlage 10), gevolgd door een proefsleuvenonderzoek door Econsultancy (opgenomen in bijlage 11).
Op basis van het archeologisch vooronderzoek is vastgesteld dat er zich in de bodem resten van de molenlocatie (15e - 20e eeuw) aanwezig zijn. Daarnaast is de kans aanwezig dat sporen uit het Laat-Paleolithicum - Mesolithicum, Neolithicum tot en met de IJzertijd aanwezig zijn. De aard van mogelijk aanwezige vindplaatsen is onbekend. Tijdens een luchtaanval in 1945 zijn 31 luchtgrondraketten van 3 inch met brisante gevechtslading van 60lb. afgevuurd op de schoorstenen van de fabriek. Tijdens de Duitse inval en de bezetting hebben er geen grondgevechtshandelingen plaatsgevonden. Er is wel een kans op het aantreffen van sporen van grondgevechtshandelingen tijdens de bevrijding van Apeldoorn.
Op basis van deze resultaten is er in het bestemmingsplangebied sprake van een gebiedsaanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' (de molenlocatie) en een gebiedsaanduiding 'overige zone -zone met (middel)hoge archeologische verwachting'. Op de verbeelding zijn deze zones en hun gebiedsaanduidingen afgebeeld. Om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen zijn in het kader van de toekomstige omgevingsvergunning een archeologische begeleiding en een opgraving benodigd, waarvoor reeds een Programma van Eisen (PvE) opgesteld en door de gemeente Apeldoorn goedgekeurd is (Smit, 2018). Dit PvE is opgenomen bij dit bestemmingsplan als bijlage 12.
Bij het vormgeven van het archeologisch onderzoek dient terdege rekening te worden gehouden met aspecten van bodemvervuiling en Niet-Gesprongen explosieven (NGE). Voor de omgang met NGE voorziet het PvE (Smit, 2018) handvatten.
Kaartje onderzoeksplicht archoelogie (bron: Smit, 2018)
Bij het vormgeven van het archeologisch onderzoek dient terdege rekening te worden gehouden met aspecten van bodemvervuiling en Niet-Gesprongen explosieven (NGE). Voor de omgang met NGE voorziet het PvE (Smit, 2018) handvatten.
Bodemingrepen van welke aard dan ook zijn niet toegestaan in de zones met een archeologische gebiedsaanduiding, totdat het plangebied hiervoor is vrijgegeven door de gemeente Apeldoorn.
Op grond van artikel 3.1 van de Erfgoedwet kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een monument dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aanwijzen als rijksmonument.
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan een beschrijving moet worden gegeven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Aanvullend op de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte heeft het Rijk een visie op het cultureel erfgoed opgesteld, genaamd 'Kiezen voor karakter; visie erfgoed en ruimte'. Deze visie geeft aan hoe het Rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij heeft en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang.
Op de cultuurhistorische beleidskaart die hoort bij de gemeentelijke nota I-cultuur staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol zullen spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde kent drie gradaties:
In de nota is vastgelegd dat gebieden met de hoogste cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan een beschermende regeling krijgen.
In 2012 heeft de gemeenteraad de Implementatienotitie modernisering monumentenzorg vastgesteld. In deze notitie is vastgelegd dat de iconen (monumenten, beeldbepalende panden en beschermde gezichten of gebieden) worden beschermd via sectorale regels, zoals de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Andere cultuurhistorische waardevolle kwaliteiten worden -waar nodig en mogelijk- door middel van het bestemmingsplan beschermd.
Het gebied De Parken, waaronder de kwekerij-locatie, is op 26 augustus 2005 (kenmerk ms-2003-2924) door de Staatssecretaris van OCW en de Minister van VROM aangewezen als beschermd stadsgezicht. In hoofdstuk twee is ingegaan op de inpassing van het woningbouwplan in dit gebied.
Kaart beschermd stadsgezicht
Het beschermd stadsgezicht is van toepassing op de omgeving van de boerderij en de Kwekerij. De ruimtelijke dragers van het stadsgezicht worden hier gehandhaafd.
Met het verdwijnen van de "Remeha" en de "Kwekerij" komen twee 'landschappelijke kamers' vrij waar het plan is ingepast. De bestaande groenstructuur blijft daarbij het kader. Met de ontsluiting van het zuidelijk deel wordt aansluiting gezocht bij de gebogen padenstructuur van de wijk de Parken. Hier wordt de structuur vanuit de parkopzet voortgezet. De noordelijke ontsluiting is in overeenstemming met het meer orthogonale karakter van het noordelijk deel. (Kwekerij en Pletterijweg). Aansluitingen voor langzaam verkeer vanuit het plangebied met de padenstructuur van het park dragen bij aan de ruimtelijke samenhang en de belevingswaarde.
Bij de uitwerking van het stedenbouwkundig plan zal de nodige aandacht gegeven worden aan soortenkeuze en diversiteit van de groeninrichting in het landschaps-/ inrichtingsplan in aansluiting op de in Engelse landschapsstijl ontworpen parkdelen in de wijk de Parken. Met inbegrip van de compositorische ruimtelijke middelen die daaraan eigen zijn.
De soortenkeuze van beplantingen en de aan het structurele groen in het bestemmingsplan toe te kennen Groenbestemming zullen erop gericht zijn het voorgestane beeld op termijn te bestendigen.
Varenkas
Op de huidige kwekerijlocatie Verzetstrijderspark 16 is een gemeentelijk monument gesitueerd (monumentnummer 617). Het betreft een varenkas, een verdiept liggende langwerpige plantenkas met aan uiteinde rechthoekig stookgebouwtje onder zadeldak uit ca. 1950. Door de leegstand en gebrek aan onderhoud verkeert het pand in een staat van langzaam verval. Niettemin, is het pand nog in min of meer originele staat.
Met zijn markante historische hoofdvorm en detaillering is het één van de laatste expliciet historische elementen van de gemeentewerf. Van dit bouwtype zijn nog maar weinig voorbeelden behouden gebleven.
Omdat de kas op de huidige locatie niet te handhaven is zal de kas annex stookgebouwtje verplaatst worden in de richting van het nabijgelegen boerderijgebouw (ter plaatse van de aanduiding 'kas' binnen de bestemming 'groen' in de verbeelding). Met de verplaatsing zal het ook gerestaureerd worden. De kas zal hier opnieuw een passende functie krijgen waarbij de gedachten uitgaan naar een heemtuin.
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):
In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.
De beoogde woningbouw betreft 94 woningen. Een zodanig aantal woningen wordt beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied maakt deel uit het binnenstedelijke transformatiegebied Kanaalzone. Gelet hierop vraagt het Besluit ruimtelijke ordening geen motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.
Het nu voorlggende woningbouwplan past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma en voldoet daarmee aan de Omgevingsverordening Gelderland.
Bij de voorbereiding van een ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.
De gemeente Apeldoorn is eigenaar van alle gronden binnen het plan, waar ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Voor het Kwekerij-terrein is een grondexploitatie opgesteld. De programmatische en kwalitatieve uitgangspunten van het plan vormen de basis voor de grondexploitatie. De totale grondexploitatie laat zien dat de gemeentelijke kosten met de verwachte inkomsten kunnen worden gedekt ten aanzien van de rente, de inrichting van de openbare ruimte, het bouwrijp maken en de bijbehorende plankosten. De grondexploitatie is taakstellend voor de verdere uitwerking. Het residu van de kosten en baten is positief en legitimeert vanuit financieel oogpunt en haalbaarheid de ontwikkeling van het plangebied.
Het Remeha terrein maakt geen onderdeel uit van de BIE (bouwgrond in exploitatie) van het Grondbedrijf. Het betreft een verkoop van het gehele terrein aan de ontwikkelaar op een afgesproken moment tegen een afgesproken prijs en is dus geen bouwgrondontwikkeling. Met de ontwikkelaar is een anterieure overeenkomst afgesloten voor het verhaal van de plankosten.
In hoofdstuk is de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat een toelichting op de planologische aspecten. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die dit vastlegt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling. Paragraaf 5.2 beschrijft de gebruikte bestemmingen. Hier worden zowel de regels als de weergave van de bestemmingen op de plankaart beschreven. De beschrijving geeft aan hoe de regeling geïnterpreteerd moet worden. In paragraaf 5.3 worden de algemene regels en de overgangs- en slotregels besproken.
Voor de regels en de plankaart is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard, die aansluit bij de systematiek van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Wonen
De woningen en appartementen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. Binnen wonen is ter plaatse van de aanduiding ook een parkeergarage toegestaan.
Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand/aaneengebouwd en gestapeld. Voor de grondgebonden woningen is een standaarddiepte voor het bouwvlak gehanteerd van 12 meter.
De appartementen bestaan uit 4 bouwlagen. Onder de appartementencomplexen wordt een parkeergarage gerealiseerd.
De voormalige boerderij krijgt een woonbestemming met de functieaanduiding 'atelier'. In het gebouw zijn maximaal twee woningen toegestaan en een atelier.
Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Hiermee is aansluiting gezocht met de regeling voor het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. Toetsingscriterium voor deze bevoegdheid is de stedenbouwkundige kwaliteit die met het bestemmingsplan is beoogd. De definities van de begrippen achtererfgebied, voorerfgebied en openbaar toegankelijk gebied zijn uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.
De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2 dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Parkeren
Door een wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn op 29 november 2014 de stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening, waaronder de parkeernormen, vervallen. Door het vervallen van deze bepalingen moet, daar waar het aanwezig zijn van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's in het kader van een goede ruimtelijke ordening nodig is, in het bestemmingsplan een regeling voor het parkeren worden opgenomen. In dit bestemmingsplan is bij de bestemming 'wonen' in lid 5.5.3 een gebruiksregel parkeren opgenomen. Hierin is bepaald dat gebruik van gronden en bouwwerken voor woondoeleinden is toegestaan als voldaan wordt aan de in het bestemmingsplan opgenomen parkeernormen. Hiervan kan worden afgeweken wanneer het voldoen aan deze specifieke gebruiksregel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of als op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. In paragraaf 4.2 is onderbouwd hoe de parkeernormen in dit plan zijn toegepast en hoeveel parkeerplaatsen er aangelegd worden.
Groen
Het structurele en structurerende openbare groen in het plangebied is onder de bestemming 'Groen' gebracht. Hier zijn groenvoorzieningen, paden, hondenuitlaatplaatsen, nuts- en speelvoorzieningen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. De bouwhoogte van speel- en klimtoestellen mag bij recht niet meer dan 4 meter bedragen. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor speel- en klimtoestellen tot een hoogte van 6 meter.
De bestemming 'Groen' heeft twee aanduidingen met bouwregels. Een voor de te verplaatsen kas en één voor het realiseren van een parkeergarage onder het appartementencomplex van het Remeha-terrein.
Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen in de woongebieden. Ook het niet-structurerende groen is in deze bestemming ondergebracht.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 7 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In dit artikel is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Ondergronds bouwen is alleen daar toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage toegestaan. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 8 staan de algemene gebruiksregels. In lid 8.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 8.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.
In artikel 17 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Procedureregels voor het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het bestemmingsplan zijn niet opgenomen omdat daarvoor de procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is. De procedureregels voor uitwerkings- en wijzigingsplannen staan in de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 18 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, belemmeringenzones en dergelijke opgenomen. Dit zijn regels voor waarden, belemmeringenzones en dergelijke die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.
Beken en sprengen
De gebiedsaanduiding 'overige zone - beken en sprengen' is gegeven aan het tracé van de Grift en de nieuw aan te leggen beek. De gronden zijn, naast de daar voorkomende andere bestemmingen, mede bestemd voor het beheer, herstel en onderhoud van de landschappelijk en ecologisch waardevolle beken en sprengen. De zone beoogt ook de beekoevers te beschermen. Daarom is het bestemmingsvlak beduidend breder dan de beek zelf. Op de gronden met deze gebiedsaanduiding mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van het beheer van de beken of sprengen worden gebouwd. Andere gebouwen zijn, mits passend binnen de andere bestemming, uitsluitend toegestaan door middel van het bij omgevingsvergunning afwijken van de regels. Als voorwaarde is o.a. opgenomen dat de landschappelijke en ecologische waarden van de beek of spreng niet mogen worden aangetast. Ook deze bestemming kent voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunningvereiste voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Bijzondere bomen
In artikel 11 is een regeling opgenomen voor de bomen die door burgemeester en wethouders als bijzondere boom zijn aangewezen. Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen. De bijzondere bomen zijn op de plankaart aangegeven. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding "monumentale boom" voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen; onder voorwaarden kan ontheffing worden verleend voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter van bijzondere bomen slechts toegestaan indien een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
Beschermd stadsgezicht
Voor het rijksbeschermd stadsgezicht 'De Parken' en het gemeentelijk beschermd stadsgezicht de Indische Buurt is de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' opgenomen. De gronden zijn, naast de daar voorkomende andere bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de ruimtelijke en functionele karakteristieken van de beschermde stadsgezichten.
Waarde - Archeologie hoog en Waarde - Archeologie middelhoog
Gebieden die op de archeologische beleidskaart zijn aangemerkt als gebied met hoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoog' gekregen, gebieden die zijn aangemerkt als gebied met middelhoge trefkans op archeologische resten hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoog' gekregen. Voor beide bestemmingen geldt dat bij het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 50 m2 (hoog) respectievelijk 100 m2 (middelhoog) tevens een archeologisch onderzoeksrapport moet worden ingediend. Als uit dit rapport blijkt dat de archeologische waarden door het oprichten van het bouwwerk zullen worden verstoord kan het bevoegd gezag bepaalde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Wanneer de archeologische waarde van het terrein al uit andere informatie (bijvoorbeeld uit eerder uitgevoerd onderzoek) bij de gemeente bekend is, is het niet nodig nieuw onderzoek uit te voeren. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die mogelijke archeologische waarden in de bodem kunnen verstoren geldt in beide bestemmingen dat ze niet mogen worden uitgevoerd tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend.
Aan de nieuwe woonpercelen in dit bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied realisatietermijn woningbouw' toegekend. Hiermee wordt voorzien in een wijzigingsbevoegdheid. Conform het beleid dat in paragraaf 3.3.8 is beschreven, kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen om de bouwmogelijkheden voor de nieuwe woningen te verwijderen als die na een periode van 3 jaar niet gebouwd zijn en ook niet in aanbouw zijn. De periode begint na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Concreet houdt de bevoegdheid in dat de bouwvlakken voor de nieuwe woningen kunnen worden verwijderd. Voorwaarde voor het toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is, naast het verstreken zijn van de termijn van drie jaar, ook dat eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van woningen zijn ingetrokken.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan provincie Gelderland en Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De reacties van deze instanties zijn samengevat en beantwoord in de Nota vooroverleg die is opgenomen als bijlage 3 van de bijlagen bij de toelichting.
Op 17 oktober 2019 heeft de ontwikkelaar gezamenlijk met de gemeente een informatiebijeenkomst gehouden voor onder andere de in de omgeving aanwezige bedrijven, omwonenden, raadsleden en de betrokken wijkraad. Het plan is goed ontvangen.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 19 december 2019 voor een ieder terinzage gelegen. Tegen het plan is één zienswijze ingediend. In de Nota zienswijzen (zie bijlage 1) is beschreven of de zienswijzen aanleiding hebben gegeven om het ontwerp aan te passen. Ook zijn daarin de ambtshalve wijzigingen op het ontwerp bestemmingsplan opgenomen.
Na verwerking van de zienswijzen wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad voorgelegd. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan staat desgewenst beroep open bij de Raad van State.