direct naar inhoud van Artikel 4: Agrarisch - Agrarisch bedrijf
Plan: Veenhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1699.2010BP022-vg02

Artikel 4: Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het grondgebonden agrarische bedrijf;
  • b. cultuurgrond;

alsmede voor:

  • c. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel';
  • d. monumenten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
  • e. de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. straten en paden en verhardingen;
  • g. (openbare) groenvoorzieningen;
  • h. (openbare) nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterstaatkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2. Bouwregels
4.2.1. Algemeen

De goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt, in afwijking van het gestelde onder 4.2.2, 4.2.3 en/of 4.2.4, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' en 'karakteristiek' niet meer dan de bestaande hoogte.

4.2.2. Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf is bebouwing toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 15000 m2, mits deze wordt opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. uitsluitend bestaande stallen zijn toegestaan;
  • c. een uitzondering op het bepaalde onder b geldt voor het oprichten van nieuwe gebouwen ten behoeve van het houden van landbouwhuisdieren onder de voorwaarde dat dit uitsluitend is toegestaan indien is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie van het betreffende bedrijf;
  • d. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de bouwperceelgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • e. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • f. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 12 m;
  • g. de dakhelling van bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 20° en ten hoogste 60°.
4.2.3. Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. bedrijfswoningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met de voorgevel hoofdzakelijk in en evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel de aangegeven 'gevellijn';
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 150 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • e. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • f. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 9 m;
  • g. een bedrijfswoning moet zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° bedraagt.
4.2.4. Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de afstand tot (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning bedraagt ten minste 3 m;
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 100 m², danwel de bestaande oppervlakte indien deze meer is;
  • e. de afstand van de dichtstbijzijnde gevel van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 25 m;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 250 m², met inachtneming van de bepaling dat ten hoogste 60 m² aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning is toegestaan indien de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw groter is dan 200 m²;
  • g. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • h. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 80% van de bouwhoogte van het bestaande hoofdgebouw;
  • i. indien aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij een bedrijfswoning worden voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60°.
4.2.5. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. mest- en sleufsilo' s mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak, bedraagt ten hoogste 12 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat voor afscheidingen alleen een open omheining mag worden toegepast met een maximale hoogte van 1,5 m.
4.2.6. Voorwaardelijke verplichting

In afwijking in zoverre van het vorenstaande is uitbreiding van agrarische gebouwen eerst toegestaan indien voldaan is aan de uitgangspunten zoals verwoord in het Landschapsbeleidsplan, zulks met het oog op een waarborging van een landschappelijk verantwoorde inpassing.

4.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de woonsituatie;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.
4.4. Afwijken van de bouwregels
4.4.1. Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2 onder c in die zin dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 5,50 m, mits deze verhoging ondergeschikt is en plaatselijk wordt toegepast;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder c, d en e ten behoeve van boog- en/of serrestallen, mits:
    • 1. de stallen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte van boogstallen niet meer bedraagt dan 12 m;
    • 3. de bouwhoogte van serrestallen niet meer bedraagt dan 8 m;
    • 4. de stallen landschappelijk acceptabel worden ingepast door middel van een landschappelijk inpassingsplan;
  • c. het bepaalde in lid 4.2.3 onder a in die zin dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak van de tweede bedrijfswoning vanuit het aspect toezicht moet worden gemotiveerd;
    • 2. de omvang van het bedrijf zodanig dient te zijn dat sprake is van een volwaardig, duurzaam tweepersoonsbedrijf;
    • 3. de tweede bedrijfswoning binnen het als zodanig aangegeven bouwvlak nabij de bedrijfsbebouwing en de bestaande bedrijfswoning dient te worden gesitueerd;
    • 4. de bouwregels voor bedrijfswoningen van toepassing zijn.
4.4.2. Toetsingscriteria

De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de woonsituatie;
  • g. de sociale veiligheid;
  • h. de externe veiligheid.
4.5. Specifieke gebruiksregels
4.5.1. Toegestaan gebruik
  • a. het gebruik van de bedrijfsgebouwen voor de inpandige opslag van caravans, boten en daarmee gelijk te stellen goederen is toegestaan;
  • b. de uitoefening van aan huis verbonden werkactiviteiten is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    • 2. de aan huis verbonden werkactiviteit uitsluitend inpandig mag worden verricht;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende gebouwen wordt aangewend ten dienste van deze activiteit, met een maximum van 45 m²;
    • 4. indien er tevens sprake is van een bed & breakfastvoorziening dan mag de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer bedragen dan onder 3 is genoemd;
    • 5. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die de aan huis verbonden werkactiviteiten uitoefent;
    • 6. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu mag opleveren, dan wel geen afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de omringende woonomgeving, hetgeen inhoudt dat:
      • a. de ruimtelijke uitstraling van de activiteit qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
      • b. werkactiviteiten bovendien uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 en 2 als vermeld in bijlage 1 Bedrijvenlijst;
      • c. behoudens een beperkte verkoop in het klein, in direct verband met de aan huis verbonden werkactiviteit, geen detailhandel mag plaatsvinden;
      • d. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning;

  • c. het gebruik van de woning en bijbehorende gebouwen voor een Bed & Breakfastvoorziening is toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    • 2. de vestiging van de Bed & Breakfastvoorziening uitsluitend binnen de bestaande bebouwing op het bouwperceel is toegestaan;
    • 3. niet meer dan 30% van de oppervlakte van de woning en bijbehorende bijgebouwen wordt aangewend ten dienste van deze activiteit, met een maximum van 45 m2;
    • 4. indien er tevens sprake is van een aan huis verbonden werkactiviteit dan mag de gezamenlijke oppervlakte van beide activiteiten niet meer bedragen dan onder 3 is genoemd;
    • 5. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die de Bed & Breakfastvoorziening uitoefent;
    • 6. aan maximaal 5 personen nachtverblijf mag worden verschaft;
    • 7. een Bed & Breakfastvoorziening geen tekenen van een wooneenheid, zoals een keuken, mag vertonen;
    • 8. als de Bed & Breakfastvoorziening in een vrijstaand bijgebouw bij de woning wordt uitgeoefend, dan moet het bijgebouw op het erf behorende bij de woning staan;
    • 9. de ruimtelijke uitstraling van de activiteit qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
    • 10. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat er dient te worden geparkeerd op eigen terrein aan de vrijstaande zijde van de woning.
4.5.2. Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. het gebruik van de gronden voor reclamedoeleinden, anders dan voor het op de gronden gevestigde agrarische bedrijf;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor het opwekken van elektriciteit door middel van (co-)vergisting;
  • d. het gebruik van gronden en gebouwen voor een bedrijf;
  • e. het gebruik van de gronden voor paardenbakken;
  • f. het gebruik van bestaande gebouwen niet zijnde stallen, voor het houden van landbouwhuisdieren.
4.6. Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 sub a in die zin dat tevens een bedrijfstak wordt toegevoegd aan een agrarisch bedrijf, mits:
    • 1. de toegevoegde tak niet de primaire productie betreft en ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit;
    • 2. de toegevoegde tak uitsluitend betrekking heeft op:
      • a. sociale, culturele, maatschappelijke, recreatieve en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, kinderboerderij, kampeerboerderij en pensions;
      • b. zorgfuncties, met dien verstande dat de zorgfunctie plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, sprake is van een levensvatbaar agrarisch bedrijf en sprake is van een verwevenheid tussen de zorgfunctie en het (grondgebonden) agrarisch bedrijf;
      • c. detailhandel in ter plaatse geproduceerde producten, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m² en plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing;
      • d. bedrijven genoemd in bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, dan wel naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bedrijven;
    • 3. de verschijning van het gehele bedrijf landschappelijk wordt ingepast;
    • 4. de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de gebouwen, met dien verstande dat bedrijfsactiviteiten (niet zijnde buitenopslag) kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf;
  • b. het bepaalde in lid 4.5.2 sub e in die zin dat paardenbakken met bijbehorende bouwwerken worden gerealiseerd, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.200 m2;
    • 2. de paardenbak geplaatst wordt op of grenzend aan het bouwperceel van de aanvrager, binnen een afstand van 30 m van het perceel;
    • 3. de afstand tot de woning van derden minimaal 30 m bedraagt; deze afstand geldt ook voor recreatiewoningen;
    • 4. de afstand tot het perceel van derden minimaal 3 m bedraagt;
    • 5. de paardenbak geen significante negatieve effecten op de omgeving en de kwaliteit van de woonomgeving van derden heeft;
    • 6. per bedrijfswoning maximaal één paardenbak is toegestaan;
    • 7. een open omheining toegepast wordt met een maximale hoogte van 1,5 m;
    • 8. de paardenbak wat betreft kleur- en materiaalgebruik passend is in het buitengebied;
    • 9. de verlichting is afgeschermd en alleen gericht op de paardenbak;
    • 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 4 m bedraagt;
    • 11. er niet meer dan 60 LUX/m² wordt geproduceerd, gemeten 1 m boven de bodem van de paardenbak;
    • 12. de verlichting niet wordt gebruikt tussen 23:00 uur en 07:00 uur;
  • c. het bepaalde in lid 4.5.2 sub f in die zin dat bestaande gebouwen worden gebruikt als stal voor het houden van landbouwhuisdieren, mits is aangetoond dat er geen significante gevolgen zijn voor de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden als gevolg van ammoniakdepositie.
4.7. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.7.1. Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', is het verboden zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken.
4.7.2. Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
4.7.3. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan de cultuurhistorische, ruimtelijke en natuurlijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand niet kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen betreft van een pand of bijgebouwen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
4.8. Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. het agrarische bedrijf wordt uitgebreid tot ten hoogste een bebouwde oppervlakte van 20.000 m², voorzover het bedrijf niet wordt omsloten door de bestemming 'Agrarisch met waarden' en mits:
    • 1. de bebouwing wordt opgericht binnen het bouwvlak;
    • 2. middels een bedrijfsontwikkelingsplan wordt aangetoond dat vergroting uit oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering nodig is;
    • 3. de uitbreiding aansluit bij de bestaande bebouwing;
    • 4. de uitbreiding landschappelijk acceptabel wordt ingepast door middel van een landschappelijk inpassingsplan;
    • 5. voorzover de uitbreiding gepaard gaat met een toename van de oppervlakte aan stallen, aangetoond is dat er geen significant negatieve gevolgen zijn voor de instandhoudingsdoelstelling van Natura 2000-gebieden als gevolg van ammoniakdepositie;
    • 6. is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het Beschermd dorpsgezicht, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Boerderij', mits het agrarisch bedrijf beëindigd is, al dan niet in combinatie met:
    • 1. sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functies dan wel naar de aard en de omvang daarmee gelijk te stellen functies;
    • 2. bedrijven genoemd in bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2 dan wel naar de aard en de omvang daarmee gelijk te stellen bedrijven;
    • 3. maneges;

met dien verstande dat:

      • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel Wonen - Boerderij van overeenkomstige toepassing zijn;
      • b. de functies genoemd onder sub 1, 2 en 3 uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met de woonfunctie;
      • c. de functies genoemd onder sub 1, 2 en 3 zoveel mogelijk plaatsvinden binnen de gebouwen, met dien verstande dat bedrijfsactiviteiten (niet zijnde buitenopslag) kunnen worden uitgeoefend op het bijbehorende erf;
      • d. bij de maatvoering van de gebouwen zo goed mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande hoofdvorm;
      • e. gestreefd wordt de landschappelijk verstorende bebouwing af te breken;
      • f. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en de woonsituatie van nabijgelegen woningen;
      • g. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
      • h. voorzover de wijziging betrekking heeft op de functie manege geldt dat vestiging uitsluitend mogelijk is in de nabijheid van kernen en op gronden die omsloten zijn door de bestemming 'Agrarisch';
      • i. de genoemde functies met gebruikmaking van een nieuwe wijzigingsprocedure onderling uitwisselbaar zijn;
      • j. er geen belemmeringen zijn vanuit het oogpunt van externe veiligheid;
  • c. het realiseren van bouwwerken voor het opwekken van elektriciteit door middel van (co-)vergisting, waarbij burgemeester en wethouders nadere voorwaarden kunnen stellen met betrekking tot de omvang en capaciteit van de (co-) vergistingsinstallatie in verband met milieuhygiënische en infrastructurele aspecten, alsmede met betrekking tot de landschappelijke inpassing van de (co-)vergistingsinstallatie, mits:
    • 1. het bedrijf in hoofdzaak eigen geproduceerde mest verwerkt en daar eigen en/of van derden afkomstige co-substraten aan toevoegt en het digestaat in hoofdzaak op de eigen gronden gebruikt;
    • 2. verkeersaantrekkende werking door vervoer van co-substraten en verwerking van het digestaat beperkt blijft;
    • 3. het bedrijf omsloten wordt door de bestemming Agrarisch.