Poort van Boerhaave - Damiate    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 INLEIDING     

1.1 Aanleiding     

De Damiatelocatie in de Boerhaavewijk ligt braak. De eerder aanwezige bebouwing is gesloopt. Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de transformatie van het terreindeel van de Damiatelocatie in het gebied Poort van Boerhaave. Het is de bedoeling om op het perceel circa150 zelfstandige woningen te realiseren, waaronder ook appartementen, studio's en zelfbouwwoningen via Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). Als onderdeel van deze ontwikkeling zal ook de openbare ruimte worden aangepakt. Er komt een nieuw park aan de noordkant van de woningen en een waterpartij aan de zuidkant. Deze functies moeten samen zorgen voor een aantrekkelijke entree van de wijk. Tevens wordt beperkt ruimte geboden voor kantoor-/bedrijfsruimte, detailhandel of een kleinschalige horecagelegenheid .

Het terrein heeft volgens het geldende bestemmingsplan 'Schalkwijk-Midden' een maatschappelijke bestemming. Het terrein is op dit moment niet in gebruik. De gemeente is in principe akkoord om medewerking te geven aan de planwijziging. Het Stedenbouwkundig Programma van Eisen voor de ontwikkeling is vervat in het door de gemeente opgestelde document 'Poort van Boerhave – Damiate, Stedenbouwkundige randvoorwaarden', vastgesteld door de raad op 16 november 2016.

1.2 Begrenzing van het plangebied     

Het plangebied Poort van Boerhaave is gelegen in het stadsdeel Schalkwijk en vormt de westrand van de wijk Boerhaavewijk. De locatie wordt omsloten door de Amerikaweg in het westen, de Boerhaavelaan in het Noorden, de Louis Pasteurstraat in het oosten en de Floris van Adrichemlaan in het zuiden.

Hoewel de Poort van Boerhaave deze hele zone aanduidt, ziet dit bestemmingsplan uitsluitend toe op het zuidelijk deel van deze zone, waar voorheen het Damiatecollege was gevestigd. In de volksmond is deze locatie daarom ook wel bekend onder de naam Damiate.

verplicht

Figuur 1.1: Poort van Boerhaave weergegeven in rode kader, Damiate gelegen in het zuidelijk gedeelte. (Bron: Poort van Boerhaave – Damiate stedenbouwkundige randvoorwaarden)

1.3 Bestemmingsplan     

Het bestemmingsplan Poort van Boerhaave - Damiate bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De regels bevatten juridische regels over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan en de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De toelichting gaat in op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de haalbaarheid van het plan en milieuaspecten.

1.4 Aanleiding en doel tot opstellen van het bestemmingsplan     

Op dit moment geldt op grond van het geldende bestemmingsplan een maatschappelijke bestemming op deze locatie. De gemeente is in principe akkoord om medewerking te geven aan de planwijziging. In 2012 heeft de gemeente Haarlem de gebiedsvisie 'Boerhaavewijk' opgesteld, waarin de wensen van de gemeente voor het gehele gebied zijn opgenomen. Dit is vervolgens verder uitgewerkt in het document 'Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Poort van Boerhave – Damiate' met bijbehorende spelregelkaart, die op 16 november 2016 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dit stedenbouwkundige kader ziet toe op een kwalitatieve, duurzame en hoogwaardige ontwikkeling van het gebied. Naast dat de Damiatelocatie zal voorzien in de benodigde woonruimte kunnen ook andere stedelijke functies in het gebied worden ondergebracht. De Damiate vormt hierdoor een representatieve en levendige entree voor Schalkwijk en de Boerhavewijk.

Op basis van de uitgangspunten zoals geformuleerd in de gebiedsvisie en het document met stedenbouwkundige randvoorwaarden is in overleg met de gemeente en de Adviescommissie Ruimtelijke Kwalitet het definitieve stedenbouwkundige plan tot stand gekomen (Stedenbouwkundig plan bijlage 1).

1.5 Geldende planologische regelingen     

In de huidige situatie geldt het bestemmingsplan 'Schalkwijk Midden', vastgesteld op 6 juni 2013. Op grond hiervan is sprake van een maatschappelijke bestemming met een gedifferentieerde bouwhoogte tot 14 meter. Er is deels voorzien in een groenbestemming. Aan de zuidzijde is sprake van een wijzigingsbevoegdheid voor de realisatie van oppervlaktewater. Tot slot is voorzien in een dubbelbestemming ter bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden.

Daarnaast geldt het bestemmingsplan 'Parapluplan parkeernormen Haarlem 2018', vastgesteld op 18 mei 2018. Met dit laatste bestemmingsplan wordt de parkeernormering in geldende bestemmingsplannen geïmplementeerd welke voorheen was opgenomen in de Bouwverordening.

verplicht

Figuur 1.2: Uitsnede geldend bestemmingsplan Schalkwijk-Midden. (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.6 Bestemmingsplanprocedure     

Het bestemmingsplan Poort van Boerhaave - Damiate doorloopt de wettelijke procedure. Het conceptontwerpbestemmingsplan wordt op basis van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties.

Vervolgens geeft het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie wordt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kan iedereen mondeling, digitaal dan wel schriftelijk zienswijzen indienen bij de gemeenteraad.

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtshalve aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan weer zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

Voor nadere informatie over de uitkomsten van de voorbereidende procedures ten aanzien van onderhavig bestemmingsplan 'Poort van Boerhaave – Damiate' wordt verwezen naar paragraaf 6.2.

1.7 Leeswijzer plantoelichting     

In hoofdstuk 2 van deze plantoelichting wordt de bestaande en beoogde ruimtelijke en planologische situatie nader beschreven. In hoofdstuk 3 komt het relevante ruimtelijke beleid van zowel de gemeente Haarlem als van de provincie Noord-Holland en de rijksoverheid aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op diverse omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt stilgestaan bij de juridische planregeling. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op verschillende uitvoeringsaspecten.

Hoofdstuk 2 ONTWIKKELING     

2.1 Bestaande situatie     

2.1.1 Ruimtelijke structuur     

De Damiatelocatie is via de Floris van Adrichemlaan ontsloten op de Amerikaweg. De Amerikaweg vormt onderdeel van de hoofdinfrastructuur van Haarlem. Het plangebied is dus goed ontsloten richting het centrum en richting de N232 en N205. Fietsverkeer kan daarbij ook gebruik maken van de aansluitingen op de Amerikaweg en de Boerhaavelaan.

Het plangebied is gelegen langs de Amerikavaart die via de Boerhaavevaart aansluit op de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en in zuidelijke richting via de Europavaart aansluit op het Spaarne. In de huidige situatie ligt het terrein braak.

2.1.2 Geschiedenis Poort van Boerhaave     

Schalkwijk is Haarlems grootste uitbreidingswijk welke na de Tweede Wereldoorlog tot stand is gekomen. Begin jaren '60 van de vorige eeuw werd met de bouw gestart en de Boerhaavewijk was samen met het noordelijk deel van de Europawijk het eerste deel dat gebouwd werd.

Aanvankelijk was het Boerhaavegebied nog vrij van bebouwing maar in de loop der jaren werden, in lijn met de stedenbouwkundige principes van die tijd, twee bovenwijkse voorzieningen als losse elementen in deze groene zone geplaatst. Op het zuidelijk deel werd een LTS gebouwd (Damiatecollege) en in het noordelijk deel kwam de Boerhaavekliniek (Sint Jacob).

Het noordelijk deel van het plangebied is in eigendom van Stichting Sint Jacob. In de jaren '70 van de vorige eeuw werd hier de Boerhaavekliniek gebouwd naar de maatstaven van die tijd. Inmiddels is het gebouw van de Boerhaavekliniek (huisvesting voor ouderenzorg) verouderd. Het is onvoldoende toegerust om aan te kunnen sluiten bij de trend van het zogenaamde extramuraliseren van de zorg. Sint Jacob heeft de wens om haar vastgoed aan deze ontwikkelingen aan te passen.

Op het zuidelijk deel stond een groot schoolgebouw van de voormalige LTS, het Damiatecollege. Deze school heeft, met de bouw van het Haarlemcollege aan de Schipholweg, haar onderwijsfunctie verloren en stond daarna leeg. Nadat vandalen er hadden huis gehouden, werden de ramen en deuren dichtgespijkerd. Vanwege de troosteloze aanblik van het gebouw en de ongeschiktheid voor hergebruik is besloten om het gebouw te slopen. Dit bestemmingsplan ziet toe op dit zuidelijke deel, de Damiatelocatie.

2.2 Beoogd bouwplan en programma     

Op 9 maart 2018 tekenden de gemeente en ontwikkelaar Bemog een realisatieovereenkomst voor de verkoop van de grond én voor de herinrichting van de openbare ruimte van het Damiateterrein. Tijdens de nationale niet-openbare aanbesteding die hieraan vooraf ging, diende deze ontwikkelaar een plan in met veel groen tussen de woningen, ondergrondse parkeergarages, een koffiegelegenheid, gezamenlijke buitenruimtes en veel duurzaamheidsmaatregelen. Dat plan, dat goed scoorde op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit, kwam als winnaar van de aanbesteding uit de bus. Het plan van Bemog heet: De Damiate.

Het stedenbouwkundig plan (bijlage1) voor de Damiatelocatie voegt circa 150 nieuwe woningen toe. Het bestemmingsplan maakt ten behoeve van de flexibiliteit maximaal 155 woningen mogelijk. In de plint van de bebouwing is ruimte voor maximaal 100 m2 bvo aan detailhandel, kantoor- en/of bedrijfsruimte of daghoreca. Er wordt een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd. Er komt een nieuw park aan de noordkant van de woningen en een waterpartij aan de zuidkant. Deze functies samen zorgen voor een aantrekkelijke entree van de wijk. verplicht

Impressie stedenbouwkundig plan

De woningen bestaan uit een mix tussen appartementen, eengezinswoningen en grondgebonden CPO-woningen (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap). Met de CPO-woningen voorziet de Damiatelocatie in de behoefte die er bestaat vanuit de markt voor dit type woningen. Daarnaast levert het een belangrijke bijdrage aan de diversiteit van het gebied, doordat een gevarieerd straatbeeld ontstaat. Om er zorg voor te dragen dat dit straatbeeld wel een samenhangend geheel vormt, dienen de initiatieven te voldoen aan de stedenbouwkundige uitgangspunten. Doordat de toekomstige CPO-bewoners samen betrokken worden in het bouwproces, ontstaat al vroeg een band tussen de bewoners en betrokkenheid bij de buurt.

Een goede inbedding van het project in de omgeving vormt een belangrijk onderdeel van het plan. In het gebied is voldoende ruimte beschikbaar om openbaar groen te realiseren zodat de projectlocatie aan kan sluiten bij de bestaande Amerikavaart met bijbehorende groenstrook. De Damiate moet een kwalitatief hoogwaardig woongebied worden in een parkachtige openbare ruimte. Totaal zal worden voorzien in 1.132 m2 groen en 1.028 m2 oppervlakte water. Dit groen bestaat uit de groenstroken, taluds en parkinrichting van het gebied.

Door het toevoegen van verschillende typen woningen die verschillende doelgroepen zullen aanspreken, ontstaat er diversiteit in het gebied. De bebouwing gelegen aan de zijde van de Floris van Adrichemlaan zal worden voorzien van bedrijfsruimte of een horecabestemming op het maaiveld, zodat een ontmoetingsplaats gecreëerd wordt die het gebied een levendig karakter geeft.

De bebouwing zal bestaan uit drie bouwvolumes:het Parkblok en CPO-woningen aan de noordzijde en het Singelblok aan de zuidzijde (samen een oppervlakte van 4.307 m2) van het plangebied. Per saldo is er sprake van een toevoeging van 1.785 m2 verharding. In het middengebied blijft voldoende ruimte beschikbaar voor een groot deel openbaar groen, wat tevens middels een horizontale lijn de bebouwing scheidt. verplicht

verplicht verplicht

Impressies Singelblok en Parkblok

De groene ruimte biedt zowel rust als mogelijkheden voor ontmoetingen en wordt aangesloten op de groenverbinding langs de Amerikavaart.

Het duurzaamheidsaspect maakt eveneens een belangrijk deel uit van het project. Het groene binnengebied heeft ook een waterbergende functie, zodat in geval van piekmomenten hemelwater vertraagd kan worden afgevoerd. De Amerikavaart krijgt natuurvriendelijke oevers ten behoeve van de biodiversiteit in het gebied. De woningen zullen worden gebouwd met duurzame bouwmaterialen en worden aardgasloos uitgevoerd. Daarnaast krijgen ze onder andere centrale ventilatie en groene daken.

2.3 Stedenbouwkundig programma     

2.3.1 Gebiedsvisie Boerhaavewijk     

In voorgaande paragraaf is de opzet van het bouwplan beschreven. Zoals benoemd heeft de gemeente Haarlem in 2016 stedenbouwkundige randvoorwaarden bepaald voor het herstructureringsgebied van de Damiatelocatie. Deze zijn opgesteld als nadere uitwerking van de in 2012 vastgestelde Gebiedsvisie Boerhaavewijk. Doel van deze visie is om een integraal beeld te geven van de ontwikkeling van de wijk tot 2020 en daarna. Door de wijk te ontwikkelen is het de bedoeling dat er een verbetering plaats vindt op sociaal, maatschappelijk, ruimtelijk en economisch vlak. De ontwikkeling voorziet niet alleen in een impuls voor de bebouwing, maar tevens in het gebruik van de ruimte. Belangrijk onderdeel van de visie is het opwaarderen van de Amerikavaart en Amerikaweg. Het is de wens om dit gebied te transformeren tot een groene, parkachtige laan met veel bomen en een nieuw buurtpark. De Damiate kan voorzien in een representatieve parkrand.

Belangrijke randvoorwaarden en uitgangspunten die in de gebiedsvisie zijn opgenomen betreffen:

  • De voorzijde van alle bebouwing is gericht op de openbare ruimte. In het bijzonder heeft dit betrekking op de groene zone aan de Amerikavaart en Louis Pasteurstraat.
  • Door verschillende typen woningen te bouwen draagt de bebouwing het karakter van Boerhaavewijk uit als gezinswijk.
  • Bij het bepalen van de bebouwingsgrens wordt uitgegaan van voldoende breedte voor groeninrichting aan de Amerikavaart.
  • De wandelpaden door het groene gebied langs de Amerikavaart sluiten aan bij de bestaande paden in de Boerhaavewijk, zodat wijk en wijkrand met elkaar verweven worden.

Aan de zuidkant van het gebied sluit het oeverpad langs de Amerikavaart aan op het stadshart van Schalkwijk.

2.3.2 Stedenbouwkundige randvoorwaarden     

De uitgangspunten zijn als volgt verder uitgewerkt in het document 'Poort van Boerhaave – Damiate stedenbouwkundige randvoorwaarden'. Onderstaand is voor de diverse aspecten beschreven op welke manier onderhavig plan aansluit bij de opgestelde stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het gebied.

Ruimtelijke structuur

Voor wat betreft de ruimtelijke structuur van het gebied vormt de groenstrook aan de Amerikavaart een kenmerkend element. Schalkwijk beschikt in vergelijking met andere Haarlemse wijken over met meeste groen, waardoor behoud van dit groen een belangrijk uitgangspunt is voor de ontwikkeling van de Damiatelocatie. Bestaande bomen moeten zoveel mogelijk behouden blijven en de bestaande groenstructuren kunnen beter verbonden worden met de wijk zodat een relatie kan ontstaan tussen de parkstructuren en de ontsluitingswegen van de wijk.

Voorliggend plan voorziet in voldoende groen, door de strook langs de Amerikavaart te verbreden en door te laten lopen naar het centrale gedeelte van het plangebied. In dit centrale gedeelte kan een groene binnentuin gerealiseerd worden met bijbehorende faciliteiten als parkmeubilair en speelvoorzieningen. Door deze openbare voorzieningen en het doortrekken van de langzaamverkeerroutes ontstaat een relatie met de omliggende buurt. Het nieuwe Damiategebied wordt toegankelijker en eenvoudiger om te verkennen vanuit de wijk.

Bouwlagen 

Door de bebouwing te realiseren vanuit de bestaande structuren van de Amerikavaart en de Floris van Adrichemlaan kan de nieuwe ontwikkeling zorgen voor verdere verbinding in de wijk. Het Damiategebied vormt de entree naar de achterliggende wijk. Met betrekking tot de beoogde bouwhoogtes is tevens rekening gehouden met deze entreefunctie en de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Verwezen wordt naar het definitieve ontwerp van het stedenbouwkundig plan dat als bijlage bij deze plantoelichting is gevoegd (Bijlage 1)

Woningen en functies

Als aangegeven in het stedenbouwkundige plan zijn de woningen rondom in de rooilijn gelegen, waardoor er een gelijkmatig en samenhangend beeld en representatieve façade ontstaat aan de zijde van de Amerikavaart en Floris van Adrichemlaan. Balkons aan de Amerikavaart gaan de hoek om naar de Floris van Adrichemlaan waardoor, gecombineerd met het integreren van een nader in te vullen bedrijfsruimte (detalhandel, dienstverlening, bedrijf) of een horecafunctie in de hoek van de bebouwing, sprake is van een levendige plint. Ook ontstaat door toevoeging van een horeca- of een bedrijfsruimte een vergrootte sociale controle en meer interactie met de buurt. Om dit goed te koppelen aan de buurt is ervoor gekozen om deze functie te plaatsen in het zuidoostelijk deel van de bebouwing, aan de Floris van Adrichemlaan. Zodoende krijgt de zuidzijde van het Damiategebied nog sterker de beoogde uitstraling van Entreegebied van de wijk.

Daarnaast zal, conform het stedenbouwkundig plan worden voorzien in minimaal 16 woningen die worden gerealiseerd middels Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO). De gemeente ziet CPO als een doeltreffend middel om mensen hun eigen woonomgeving vorm te laten geven, wat leidt tot een grotere diversiteit in het woongebied en sociale betrokkenheid bij de buurt. Voor deze woningen is voorzien in specifieke bouwregels die binnen de stedenbouwkundige randvoorwaarden maximale vrijheid geven om invulling te geven aan de eigen woonomgeving.

Tevens dient het gebied te worden opgedeeld in bebouwingsvelden, waartussen voldoende ruimte beschikbaar blijft voor het groen. Door de bebouwing hierop te oriënteren, is er tevens sprake van sociale controle op de openbare gebieden in het Damiategebied. De huidige opzet van het definitieve ontwerp voldoet hier aan.

Verkeer 

Uitgangspunt is om de Poort van Boerhaave te ontwikkelen als een groen en parkachtig woongebied. Om dit te realiseren, is het van belang dat de rol van de auto ondergeschikt wordt in het gebied. Voor de Damiatelocatie houdt dat in dat zoveel mogelijk een autoluw gebied wordt gecreëerd.

Bij de opzet van onderhavig plan is hier rekening mee gehouden door te voorzien in ondergronds parkeren. Alleen in het middengebied zal een kleine verkeerslus worden aangebracht waar voorzien is in extra parkeergelegenheid. Dit middengebied wordt als groene straat met een brede middenberm opgezet. Tevens kan gebruik worden gemaakt van de bestaande parkeergelegenheid in het openbare gebied aan de Louis Pasteurstraat. De parkeergarage zal eveneens ontsluiten via de Louis Pasteurstraat, zodat onnodig zoekverkeer zo veel mogelijk wordt voorkomen.

De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn vervat in onderstaande kaart. Hierop zijn de voorgevelrooilijnen opgenomen, het gewenste aantal bouwlagen en de oriëntatie van de woningen.

De gekozen opzet van dit bestemmingsplan sluit nauw aan bij onderstaande kaart. Zo is de brede berm aanwezig, wordt de bebouwing in twee grote blokken gerealiseerd en zijn de woningen georiënteerd op het openbaar gebied.

3 Gemeente Haarlem, Stedenbouwkundige randvoorwaarden Poort van Boerhaavewijk – Damiatelocatie, 11 juli 2016, pagina 23

verplicht

Figuur 2.1: Stedenbouwkundige randvoorwaarden Damiate. (Bron: Poort van Boerhaave – Damiate stedenbouwkundige randvoorwaarden 2016).

Spelregels en spelregelkaart

De belangrijkste stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn tevens in vereenvoudigde variant opgenomen in de bijbehorende Spelregels en Spelregelkaart. Hierin is het maximaal te bebouwen oppervlak opgenomen, plaatsing van de gebouwen in een dwingende rooilijn aan de west- en oostzijden van het plangebied. Belangrijk hierin is dat de bebouwing toegankelijk is. Levendige plinten, entrees aan alle zijden en het vermijden van bergingen aan de gevel zorgen hiervoor. De bebouwing dient tevens georiënteerd te zijn richting de onbebouwde pleinachtige ruimte, welke min of meer centraal tussen de nieuwe woningen zal worden gerealiseerd.

Het aantal bouwlagen wat op de verschillende plekken in het gebied gewenst is, maakt ook onderdeel uit van de spelregelkaart. De spelregelkaart is in onderstaande figuur opgenomen.

verplicht

Figuur 2.2: Spelregelkaart Damiatelocatie. (Bron: gemeente Haarlem 2016).

De opzet van het plan voor Damiate voorziet in deze uitgangspunten. Onderstaande afbeeldingen geven een impressie van de verkaveling en de beoogde beeldkwaliteit. In deze figuren is terug te zien dat uit is gegaan van de stedenbouwkundige randvoorwaarden met betrekking tot de opzet van het plangebied, de groene, parkachtige zones, levendige plinten en balkons georiënteerd op het openbaar gebied.

verplicht

 Figuur 2.3: Impressie nieuwbouw Damiate uit het Tenderboek (2017). (Bron: Bemog Projectontwikkeling).

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER     

3.1 Rijksbeleid     

Het algemene rijksbeleid beperkt zich sinds het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna ook: Barro) tot de bescherming van rijksinfrastructuur (wegen, hoogspanningsverbindingen, kustverdediging etc.).

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is aangegeven dat het Rijk drie hoofddoelen heeft:

  1. a) het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur van Nederland;
  2. b) het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  3. c) het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld.

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ook wel AMvB Ruimte of Barro). Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

Beoordeling plangebied

Onderhavig plan is niet van invloed op de hoofddoelen van nationaal belang als gesteld in de SVIR.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening     

Het Barro is op 22 augustus 2011 vastgesteld en sinds die tijd enkele malen herzien. In de geconsolideerde versie van het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:

  1. Rijksvaarwegen;
  2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  3. Kustfundament;
  4. Grote rivieren;
  5. Waddenzee en waddengebied;
  6. Defensie;
  7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  8. Elektriciteitsvoorziening;
  9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  10. Natuurnetwerk Nederland;
  11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde;
  14. Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Beoordeling plangebied

Het plan heeft geen gevolgen voor de ruimtelijke belangen welke in het Barro zijn benoemd.

3.1.3 Schiphol     

In de Nota Ruimte (2004) is aangegeven dat bij de inrichting van de Noordvleugel van de Randstad voor andere ruimtevragende functies, voldoende ruimte moet worden gelaten voor de verdere ontwikkeling van de mainport Schiphol. Dit betekent dat woningbouw in de omgeving van de luchthaven op plaatsen waar dit uit een oogpunt van geluid en veiligheid niet wenselijk is, moet worden vermeden. In de praktijk betekent dit dat er buiten de in de verstedelijkingsafspraken vastgelegde locaties (Vinex en Vinac) geen nieuwe uitleglocaties kunnen worden ontwikkeld ten behoeve van woningbouw binnen de 20 Ke-contour behorende tot het vijfbanenstelsel.

In het zogenaamde SMASH-traject (Structuurvisie Mainport Amsterdam Schiphol Haarlemmermeer) is dit eveneens een uitgangspunt. Dit betekent dat op basis van de vastgestelde Nota Ruimte de in de verstedelijkingsafspraken vastgelegde locaties (Vinex en Vinac) niet ter discussie staan. Het vrijwaringsgebied voor nieuwe uitleglocaties voor woningen wordt vastgelegd in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB). Tot dat moment vormde de Nota Ruimte de juridische grondslag voor de vrijwaring.

In het LIB worden op grond van artikel 8.5 van de Wet Luchtvaart het luchthavengebied en het beperkingengebied van de luchthaven Schiphol vastgesteld. Het beperkingengebied is een gebied waar in verband met de nabijheid van de luchthaven met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting, beperkingen noodzakelijk zijn ten aanzien van de bestemming en het gebruik van de grond. Deze beperkingengebieden staan op kaarten aangegeven. De regels voor het beperkingengebied kennen verschillende regimes die gelden voor de gronden die op de desbetreffende kaarten zijn aangegeven.

Beoordeling plangebied

Mede gelet op het LIB geldt dat bebouwing op onderhavige locatie geen toekomstige beperkingen met zich meebrengt voor de luchthaven. Het plangebied is niet gelegen in of in de nabijheid van de 20 Ke-contour. De hoogte van de toe te laten bebouwing vormt geen beperking en evenmin is het plangebied gelegen in (de nabijheid van) een natuurgebied en heeft zodoende geen vogelaantrekkende werking.

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking     

Per 1 oktober 2012 is de ladder voor duurzame verstedelijking (ook wel duurzaamheidsladder) als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)4. De regeling is laatstelijk gewijzigd op 1 juli 2017. De duurzaamheidsladder gaat uit van een tweetal stappen om te komen tot een zorgvuldige afweging van iedere stedelijke ontwikkeling. Zo dient de behoefte aan de ontwikkeling te worden onderbouwd. Indien het een ontwikkeling betreft buiten het bestaand stedelijk gebied dient te worden gemotiveerd waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins. Als blijkt dat dit geen mogelijkheid is, moet worden afgewogen of het gebied passend is ontsloten of als zodanig kan worden ontwikkeld.

Beoordeling plangebied

Onderhavige ontwikkeling betreft een herstructurering van bestaand stedelijk gebied. De locatie is immers gelegen in bebouwd gebied en was voorheen ook (deels) bebouwd. Dit betekent dat enkel de behoefte aan de nieuw te realiseren woningen een punt van aandacht vormt in de context van de ladder van duurzame verstedelijking.

Er is voldoende vraag naar de te realiseren woningen, zo blijkt ook uit het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) van de regio Zuid-Kennemerland-IJmond. De regio heeft dit document opgesteld als uitvoeringsinstrument van de provinciale woonvisie. Het RAP draagt bij aan de afstemming van vraag en aanbod op de regionale woningmarkt. Gemeenten werken door middel van het RAP samen om de regio leefbaar te houden voor toekomstige bewoners en zorg te dragen voor groepen die extra aandacht nodig hebben op de woningmarkt. Door samen te werken kan kennis gedeeld en kosten worden bespaard.

Om te kunnen voorzien in de behoefte aan woningen in de regio, zijn circa 8.100 extra woningen nodig voor de periode van 2016 tot 2020. Voor de gemeente Haarlem betekent dit dat voorzien zal moeten worden in 4.133 extra woningen. Gezien de beperkte ruimte die beschikbaar is, wordt voornamelijk ingezet op het herontwikkelen van bestaand stedelijk gebied, bij voorkeur nabij ov-knooppunten.

In de Woonvisie Haarlem 2017-2020 zijn deze aantallen eveneens opgenomen. Door het toevoegen van maximaal 155 woningen levert de beoogde ontwikkeling op de Damiatelocatie een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de benodigde woningen. De ontwikkeling vindt tevens plaats in bestaand stedelijk gebied, waardoor bestaande stadsruimte een nieuwe functie krijgt en de wijk een kwaliteitsimpuls krijgt. Los hiervan geldt dat de aantrekkende economie en de daarmee samenhangende schaarste op de woningmarkt daarbij als een feit van algemene bekendheid kan worden beschouwd.

3.1.5 Water     

Voor wat betreft het rijks- en Europese beleid op het gebied van water zijn de volgende onderdelen van belang.

Europese Kaderrichtlijn

De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte te verbeteren en grondwatervoorraden veilig te stellen. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. Per 2016 zijn de 2e generatie stroomgebiedsbeheerplannen van kracht. Naast maatregelen om emissies terug te dringen en de inrichting van wateren aan te passen voor de doelsoorten is ook het stand-still beginsel een belangrijk voortvloeisel uit de richtlijn; ontwikkelingen – en dus ook ruimtelijke ontwikkelingen – mogen niet leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit en ecologie.

Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021. In dit plan staan vijf ambities centraal:

  • Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door de veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen.
  • Een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics) zodat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoetwater is.
  • Nederland klimaatbestendig en waterrobuust inrichten. Bijvoorbeeld met verdiepte pleinen in een stad die bij veel regenval volstromen met water.
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement en -innovaties, ten behoeve van de economie en het verdienvermogen.
  • Nederlanders leven waterbewust. Schoon, veilig en voldoende water zijn niet vanzelfsprekend.

Deltabeslissingen

In 2014 zijn de zogenaamde Deltabeslissingen genomen. Voor het plangebied zijn vooral de Deltabeslissing Waterveiligheid en de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie van belang. De Waterveiligheid wordt voortaan gebaseerd op risicobenadering (kans op overlijden door een overstroming). Daarbij gaat het niet alleen meer om sterke dijken en kaden om overstroming te voorkomen, maar om het samenspel met het beperken van gevolgen van overstromingen via ruimtelijke inrichting en via rampenbestrijding. Ruimtelijke adaptatie gaat erom de ruimtelijke inrichting klimaatbestendig en waterrobuust te maken. In september 2017 heeft de Deltacommissaris het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie gepresenteerd en gemeenten worden verplicht klimaatstresstests uit te voeren (ook gevolgen van hitte/droogte).

Beoordeling plangebied

De ontwikkeling van de Damiatelocatie is niet in strijd met het Europese en rijksbeleid. Het gebied zal klimaatbestendig en waterrobuust worden ingericht. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 4.5.4.

3.2 Provinciaal beleid     

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050     

Provinciale Staten van Noord-Holland hebben op 19 november 2018 de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. In deze omgevingsvisie wordt geanticipeerd op de nieuwe Omgevingswet. In het nieuwe beleid legt het provinciaal bestuur nieuwe accenten in het bestaande beleid op het vlak van klimaatverandering, energietransitie, verstedelijking, bereikbaarheid, gezonde leefomgeving, economische transitie en natuur en biodiversiteit. De omgevingsvisie omvat zowel een provinciale structuurvisie, een provinciaal milieubeleidsplan, een regionale watervisie, een provinciaal verkeers- en vervoersplan en een provinciale natuurvisie.

De omgevingsvisie bevat het ruimtelijke beleid van de provincie voor de komende jaren. In het kader van onderhavige ontwikkeling is het van belang om het plan te bezien in het licht van deze omgevingsvisie en dan vooral vanuit de kwaliteiten en kansen voor onderhavig plangebied.

In de omgevingsvisie is de locatie aangeduid als binnenstedelijk gebied waar in principe de woon- en werkfuncties dienen te worden geconcentreerd. Daar is in de onderhavige situatie sprake van.

Uitgangspunt van de structuurvisie is om voor wat betreft het voorzien in de regionale woonvraag dit hoofdzakelijk in bestaand stedelijk gebied (Bestaand Bebouwd Gebied) te realiseren. Hierdoor kunnen bestaande openbaar vervoer knooppunten beter worden gebruikt en kan het bestaande open gebied in de regio worden behouden. Door te variëren in het woonprogramma kan tevens diversiteit voor wat betreft bestaande voorzieningen in het gebied behouden worden.

Een van de in deze omgevingsvisie benoemde kernopgaven betreft huisvesting. Meer bepaald, gaat het de provincie hierbij om de omstandigheid dat er tot 2050 een behoefte is aan 191.000 nieuwe woningen. Tegelijkertijd dient de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad te worden verbeterd of vernieuwd en dient er compacter te worden gebouwd om het resterende buitengebied te ontzien, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid. Tot slot is het de bedoeling om de ruimtelijke ordening in te zetten om de vraag naar mobiliteit te beperken (wonen nabij werken, zodat minder woon- werkverkeer nodig is etc.).

Beoordeling plangebied 

Met onderhavige ontwikkeling wordt zo veel mogelijk invulling gegeven aan dit toekomstige beleid:

  • er is sprake van een herinvulling van een locatie in bestaand bebouwd gebied;
  • er is sprake van een ontwikkeling op korte afstand van werklocaties en bestaande voorzieningen;
  • door aanleg van park en water wordt bijgedragen aan een goede leefkwaliteit.

In de Plancapaciteit Noord-Holland, opgesteld in samenwerking met de provincie Noord-Holland en de Metropoolregio Amsterdam, is de locatie opgenomen als actueel woningbouwplan. Door dit voor zoveel mogelijk locaties in kaart te brengen wordt zicht verkregen in de beschikbare capaciteit voor woningbouw. De Damiatelocatie is aangeduid als 'type 3 plan/besluit in voorbereiding' waar circa 132 woningen gerealiseerd kunnen worden.

Als vermeld op de website van Plancapaciteit betreffen de gegevens echter een indicatie van de capaciteit in woningbouwplannen. Er is destijds opgenomen dat er voornamelijk woningen in het hogere segment gerealiseerd zullen worden. In het huidige plan zijn meer woningen opgenomen in het lage en middensegment, waardoor gezien het kleinere oppervlak van deze woningen het mogelijk is om 155, dus meer dan 132 woningen, in het plangebied te realiseren.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening     

Naast de provinciale structuurvisie heeft het college van provinciale staten de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld (laatst gewijzigd op 27 mei 2019). Deze Ruimtelijke Verordening is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Op basis van dit artikel kunnen Provinciale Staten regels stellen omtrent de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen en beheersverordeningen. Doel van de verordening is om provinciale ruimtelijke belangen te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau.

Beoordeling plangebied

Het te ontwikkelen gebied ligt niet binnen een zone waar sprake is van een specifiek provinciaal ruimtelijk belang. Zo is de locatie niet gelegen in zones voor ecologie of blauwe ruimte, de 20 Ke-contour van Schiphol, een (groene) bufferzone of in gebied met aardkundige waarden. De locatie is aangeduid voor kleinschalige oplossingen voor het opwekken van duurzame energie. Echter deze aanduiding geldt voor vrijwel de gehele provincie.

Tevens worden er vanuit de Provinciale Ruimtelijke Verordening op grond van artikel 5a voorwaarden gesteld aan het mogelijk maken van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zo kan een bestemmingsplan enkel voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Voor wat betreft de ontwikkeling op het Damiateterrein is sprake van een herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied en sluit het initiatief aan bij de doelstellingen die de regio en de gemeente Haarlem gesteld hebben met betrekking tot woningbouw. Als reeds beschreven is in paragraaf 3.1.2, is voldoende vraag naar de nieuw te realiseren woningen.

Gelet hierop blijkt niet van specifieke provinciale belangen die zich tegen onderhavige ontwikkeling verzetten.

3.2.3 Watervisie 2021     

In de Watervisie 2021 stelt provincie Noord-Holland kaders voor zichzelf voor de wateropgaven in Noord-Holland, op basis van de thema's Veilig en Schoon & Voldoende. De belevingswaarde en de mogelijkheden die het water biedt, het leven met en strijden tegen water maakt Noord-Holland uniek. De provincie wil met haar waterbeleid een impuls geven voor leefomgevingskwaliteit en/of het vestigingsklimaat. Een aanpak door vooral meekoppelen, bijvoorbeeld door water mee te laten koppelen bij ruimtelijk-economische investeringen.

Op het gebied van veiligheid is de nieuwe Meerlaagse veiligheidsaanpak een belangrijke ontwikkeling. Nederland moet klimaatbestendig en waterrobuust worden ingericht; bij (her)ontwikkeling wordt het slachtofferrisico en de kans op economische schade beperkt. De provincie vraagt gemeenten in een bestemmingsplan voor overstromingsgevoelig gebied duidelijk te maken hoe rekening gehouden wordt met het overstromingsrisico.

Ook in de Omgevingsvisie, vastgesteld 19 november 2018, wordt klimaatverandering als een urgente bedreiging van de leefomgeving gezien. En bodemdaling moet worden aangepakt, water- bodem- en luchtkwaliteit verbeterd en biodiversiteit vergroot.

Beoordeling plangebied

In de Provinciale Milieuverordening zijn de grondwaterbeschermingsgebieden vastgelegd. Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de kaart "overstromingsrisico" bij de Watervisie is het plangebied De Damiate niet overstromingsgevoelig.

3.3 Beleid Hoogheemraadschap     

In het Waterbeheerplan 2016-2021 'Waardevol Water' legt HHR de ambities voor de komende jaren vast. Het gaat om:

  • Waterveiligheid, bescherming tegen overstromingen
  • Voldoende water, passend bij de gebruiksfuncties, niet te veel of te weinig;
  • Schoon en gezond water, zodat mens, natuur en economie er optimaal gebruik van kunnen maken;
  • Optimale waterketen, optimale zuivering en hergebruik van grondstoffen.

Daarbij gaat Rijnland uit van kansen, samenwerken en zoeken naar nieuwe wegen:

  • Voor en samen met de inwoners en bedrijven; hun wensen en belangen staan centraal;
  • Duurzaam en innovatief tegen zo laag mogelijke kosten;
  • Dienstverlenend.

Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. In de "Handreiking Watertoets" licht HHR de te nemen stappen in de Watertoets toe en geeft het aan hoe de planontwikkelaar of gemeente rekening houdt met het watersysteem (toets- en adviespunten). Deze komen voort uit beleid (inmiddels zijn veel onderliggende beleidsdocumenten geactualiseerd). De uitgangspunten in de watertoets zijn:

  • Ontwerp en inrichting van het plangebied zijn zodanig dat bescherming tegen overstromingen gegarandeerd blijft;
  • Dat het watersysteem duurzaam voldoet aan de normen voor berging en de aan- en afvoer van water;
  • Stand still voor waterkwaliteit, of zelfs verbetering;
  • Zo min mogelijk schoon water op de riolering, zo min mogelijk vervuild water naar oppervlaktewater (zoals via gemengde riooloverstorten);
  • Beheer en onderhoud van watergangen en –keringen is op verantwoorde en efficiënte wijze mogelijk.

De Keur van het Hoogheemraadschap gaat uit van een zorgplicht voor handelingen in het watersysteem. Veel handelingen zijn toegestaan, waarbij de initiatiefnemer (actor) nadelige effecten voorkomt of beperkt. Hieraan wordt in ieder geval voldaan als een handeling wordt verricht overeenkomstig een door het bestuur vastgestelde erkende maatregel. Voor specifiek benoemde handelingen zijn Algemene Regels geformuleerd, waarmee veel handelingen kunnen volstaan met

een meldplicht. Als hieraan niet wordt voldaan, dan is alsnog een vergunning nodig (met Beleidsregels als toetsingskader). Zo valt het graven van open water onder Algemene Regels (meldplicht) als het aan minimale afmetingen voldoet en niet in kwetsbaar kwelgebied ligt. En versnelde afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater van een oppervlak tussen 500 en 5000 m² is toegestaan mits extra wateroppervlak wordt gerealiseerd ter grootte van 15% van die toename.

Compensatieregeling

Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt, zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stellen als richtlijn dat - indien gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van oppervlaktewater. Vanaf een toename van 5.000 m2 is een maatwerkoplossing nodig.

Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Tevens onderschrijft het Waterplan de noodzaak op het vlak van baggeren, afkoppelen, saneren overstorten, inrichten natuurvriendelijke oevers, en afkoppelen schone verharding, en het creëren van extra open water ter compensatie van toegenomen verharding.

Beoordeling plangebied 

Onderhavig plangebied is momenteel nog braakliggend. Er zal in dat opzicht een toename zijn van verhard oppervlak van totaal 1.785 m2. Compensatie vindt plaats door de aanleg van 268 m2 oppervlaktewater, uitgaande van een compensatieregeling van 15%. Er is voorzien in afkoppeling van hemelwaterafvoer van de gemeentelijke (vuilwater)riolering.

3.4 Gemeentelijk beleid     

3.4.1 Structuurplan Haarlem 2020     

De gemeenteraad heeft in 2005 het Structuurplan Haarlem 2020 vastgesteld. Dit Structuurplan is met het in werking treden van de Wet ruimtelijke ordening (2008) van rechtswege een structuurvisie geworden. Het Structuurplan is vooral een visie op de bebouwde omgeving van Haarlem en de ontwikkeling ervan. De Structuurvisie openbare ruimte is een deelherziening van het Structuurplan uit 2005, en gaat alleen over de openbare ruimte en het buitengebied (zie paragraaf 3.3.3).

Het Structuurplan omvat op hoofdlijnen de ambities en wensen van de gemeente op het gebied van ruimtelijke ordening in de periode van 2005 tot 2020. In de toekomst wil Haarlem zich meer gaan richten op functiemenging om zo een aantrekkelijk woon- en leefgebied te blijven.

Onderdeel hiervan zijn het ontwikkelen van:

  • het groen-blauwe netwerk;
  • toeristische voorzieningen, recreatiemogelijkheden van groengebieden en recreatieve routes voor langzaam verkeer over land en water;
  • sociaal maatschappelijke voorzieningen door deze te clusteren;
  • meer (passende) woningen;
  • werkgelegenheid in de zakelijke dienstverlening, cultuur en toerisme;
  • functiemenging van wonen en werken.

Beoordeling plangebied

Met onderhavig plan wordt ingespeeld op de ambitie om meer woningen te realiseren. De woningen worden gebouwd in de buurt van sociaal maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen en een ziekenhuis. Door het realiseren van een waterpartij en een park wordt tevens bijgedragen aan de ontwikkeling van het groen-blauwe netwerk.

3.4.2 Ruimtelijke kwaliteit     

In 2012 heeft de gemeenteraad de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012/192768) vastgesteld. Voor het gebied waarin de Poort van Boerhaave ligt, is in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit een gebiedstype en een regieniveau opgenomen. Voor deze locatie geldt een gebiedstype 'Strokenbouw (1960 - ca 1975)'. Hierop is de transformatie regie van toepassing. Daarnaast geldt voor de Amerikaweg als zogenaamde lange lijn de bijzondere regie.

De gemeenteraad heeft in 2012 eveneens de Nota Dak opgesteld. De gemeente Haarlem streeft ernaar om in 2030 klimaatneutraal te zijn. Het daklandschap in Haarlem kan hieraan een bijdrage leveren door bijvoorbeeld het gebruik van groene daken en het plaatsen van installaties zoals zonnepanelen. Ingrepen in het dak moeten echter geen negatieve invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit. Het daklandschap dient op een duurzame manier bij te dragen aan enerzijds het behouden/vergroten van ruimtelijke kwaliteit en anderzijds aan een intensiever ruimtegebruik. De visie en randvoorwaarden zijn vertaald in criteria en opgenomen in deel 2 van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Vanuit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit moet in onderhavig plan het volgende in acht worden genomen:

Openbare ruimte

  • Lange lijnen (Amerikaweg) altijd integraal met inachtneming van het gehele lengteprofiel behandelen.
  • Materiaalgebruik als bestaand. Nieuw materiaalgebruik afstemmen op de geldende materialen voor het betreffende gebied (of Handboek inrichting openbare ruimte (HIOR, 2016)).
  • Voorzieningen als elektriciteits-, schakelkasten of opnemen in de bebouwing of tegen de bebouwing c.q. erfafscheiding plaatsen of ondergronds.

Ruimtelijke structuur bebouwing

  • Bestaande structuren (zoals groenstructuur) als uitgangspunt nemen bij herstructurering.
  • Bij vervanging van hele complexen kan de ruimtelijke structuur van de bebouwing veranderen.
  • Bebouwing is georiënteerd op de openbare ruimte en wordt niet fysiek of visueel afgesloten van zijn omgeving. De plint reageert functioneel en visueel op het maaiveld.
  • De overgang openbaar en privé moet helder gedefinieerd zijn. Bij toepassing van hekwerken deze altijd mee-ontwerpen.

Massa en vorm bebouwing

  • Het toevoegen van een nieuwe bebouwingstypologie is mogelijk.
  • Een nieuw bouwvolume heeft een heldere hoofdvorm.

Materiaal, kleur en detaillering bebouwing

  • Duurzaam materiaal toepassen
  • Kleurgebruik vergelijkbaar met wat er in de omgeving gebruikelijk is.

Daklandschap

  • Kansen voor zonne-energie, vergroening en gebruik als buitenruimte benutten.
  • Door het ruime profiel en maat van de openbare ruimte is de dakcontour van grote afstand zichtbaar. Opbouwen, installaties etc. moeten daarom binnen de contour passen.
  • Specifiek voor de Amerikaweg geldt hier dat installaties zoals antennes, liftopbouwen, aircoinstallaties e.d. zoveel mogelijk geïntegreerd dienen te zijn in het daklandschap. Niet zichtbaar vanaf de openbare ruimte.

Beoordeling plangebied

Met betrekking tot de opzet van de bebouwing is rekening gehouden met de bestaande ruimtelijke structuren en is de bebouwing opgezet langs de bestaande lijnen van de Amerikaweg, de Floris van Adrichemlaan en de Louis Pasteurstraat. Vanwege de aansluiting op het openbaar groen en de toevoeging van de bedrijfsruimte/horecafunctie in het plint, is de bebouwing gericht op het openbaar gebied. Een gedeelte van de daken krijgt zonnepanelen en wordt ingericht als groen dak. Het bestemmingplan biedt de mogelijkheid om dakopbouwen te voorzien van afscherming in de vorm van een verhoogd boeibord. Vanuit het duurzaamheidsaspect wordt eveneens zo veel mogelijk gebruik gemaakt van duurzame bouwmaterialen.

Op basis van bovenstaande zijn de uitgangspunten van de beoogde ontwikkeling in lijn met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

3.4.3 Structuurvise openbare ruimte     

Op 21 december 2017 heeft de gemeenteraad van Haarlem de Structuurvisie openbare ruimte (SOR) Haarlem 2040: Groen en Bereikbaar vastgesteld. De SOR omvat ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder mobiliteit. De SOR is een deelherziening van het Structuurplan Haarlem 2020. Aan de hand van een aantal themakaarten wordt in de SOR een beeld geschetst van de situatie in 2040. Een aantal van deze thema's heeft ook betrekking op het plangebied van de Poort van Boerhaave.

Ten behoeve van het vaststellen van de SOR is in 2016 is een deelvisie vastgesteld: Structuurvisie openbare ruimte: duurzaam ontwikkelingsmodel Mobiliteit en Ruimte Haarlem 2040 (2016/256055). Het ontwikkelingsmodel vormt de basis van de SOR.

De Poort van Boerhaave ligt op een bijzondere plek binnen de ruimtelijke structuur van Haarlem, namelijk op de kruising van twee lange lijnen; Amerikaweg en Floris van Adrichemlaan. De lange lijnen vormen de DNA-structuur van de stad. Het zijn vaak historische lijnen waarlangs de stad gegroeid is en die de stad in het omliggende landschap verankeren. De lange lijnen kunnen waterlopen of wegen zijn. Ze zijn herkenbare dragers van het stedelijk leven. De lange lijnen vervullen meerdere functies: het zijn veelgebruikte routes voor auto's of fiets, er grenzen winkels, scholen en voorzieningen aan, ze zorgen voor oriëntatie, vertellen iets over het verleden en bepalen het imago van de stad.

De Vitaliteitskaart geeft aan dat de openbare ruimte rond de Poort van Boerhaave de nodige aandacht behoeft. Voor grote delen van Boerhaavewijk geldt dat een kwaliteitsverbetering door herstructurering noodzakelijk is. Daarnaast worden de Amerikaweg en de Floris van Adrichemlaan gekenmerkt door onbenutte potenties. Respectievelijk zijn hier een kwaliteitsverbetering van de ecologische waarde en een kwaliteitsverbetering door herinrichting gewenst.

De Amerikaweg vormt samen met de Prins Bernhardlaan de (verkeerskundige) ruggengraat van Haarlem, van de Waarderpolder naar Schalkstad. Deze moet het groene karakter krijgen van een Parkway.

De Floris van Adrichemlaan vormt een lange lijn in de oost-west richting en is tevens hoofdbomenstructuur. Deze richt zich veel meer op langzaam verkeer, groen en recreatie en legt de verbinding tussen de polder aan de oostkant van de stad en de zee en duinen ten westen van de stad. Hiermee wordt het een van de schakels in het netwerk dat ervoor zal zorgen dat de stad beter verbonden wordt met het groen in en om de stad. Dit netwerk, voornamelijk gekoppeld aan langzaamverkeerverbindingen, wordt de drager voor de uitbreiding van de groenstructuur. Een park of groengebied is dan altijd goed en snel te bereiken. Door de economische groei is een betere aansluiting benodigd tussen de stadsdelen en met de regio. Daarvoor dient regionaal autoverkeer oost-west om de stad geleid te worden, waarbij de binnenstad wel bereikbaar blijft. Voor de verbinding met de metropoolregio Amsterdam is het van belang om de verbindingswegen evenals de verbindingen van het openbaar vervoer te verbeteren.

Beoordeling plangebied

Onderhavig plan heeft geen gevolgen voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid dat met de SOR wordt voorgestaan. Het plan voorziet in het realiseren van een waterpartij aan de zuidzijde van het perceel en een park aan de noordzijde van de appartementen, waarmee wordt bijgedragen aan de benodigde kwaliteitsverbetering rond de Poort van Boerhaave en de wens van de gemeente om de hoofdroutes te kenmerken door groen en water.

3.4.4 Wonen     

Haarlem kiest in de Woonvisie Haarlem 2017-2020 'Doorbouwen aan een (t)huis' voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatief goede woonstad. In de woonvisie is het voorgaande woonbeleid geactualiseerd naar aanleiding van onder andere veranderende wet- en regelgeving, de economische crisis en een veranderde woningmarkt. De visie schetst de kaders voor de komende jaren en geeft een doorkijk naar 2030.

Een stad waar de verschillende wijken plek bieden aan mensen van verschillende inkomensniveaus, in woningen die toekomstbestendig zijn met een goede energetische kwaliteit, wooncomfort en levensloopbestendigheid. Daartoe wil Haarlem een 'duurzame en ongedeelde woonstad' zijn. De stad wil een thuis bieden aan een brede groep inwoners met verschillende inkomens, opleidingsniveaus, leeftijden en culturen.

Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Door functieverandering, vervanging en intensivering kan de ruimtelijke kwaliteit toenemen. Er liggen in Haarlem nog vrij veel kansen, met name in het oostelijk deel van de stad. Het creëren van een goed en gedifferentieerd woonmilieu voor alle bewonersgroepen in Haarlem, liefst in alle wijken, is een belangrijke ambitie.

Naast de wens de lokale kwaliteit van 'Haarlem woonstad' te koesteren en te versterken, ervaart Haarlem steeds meer betrokkenheid bij regionale ontwikkelingen. Met de Metropoolregio Amsterdam (MRA) wordt op diverse manieren steeds intensiever samengewerkt. Dat is vanuit wonen essentieel, maar ook vanuit economische perspectieven. Recent is de prognose voor toe te voegen woningen in de MRA tot 2040 vergroot van 150.000 naar 300.000 woningen. Met de provincie zijn in dat verband afspraken gemaakt over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actie Programma Wonen (RAP Wonen). Hieraan zal Haarlem ook moeten bijdragen. De Poort van Boerhaave biedt hier ruime kansen voor.

Schalkwijk

Dit stadsdeel wijkt met zijn naoorlogse voorraad sterk af van de overige stadsdelen van Haarlem. Bijna de helft van de woningen (46%) is gebouwd in de jaren '60. In dit stadsdeel is bijna 60% van de woningvoorraad in bezit van corporaties. Dit hoge percentage in combinatie met het type woning (portieketagewoningen en galerijflats), en bijbehorend woonmilieu maken het stadsdeel kwetsbaar. Tegelijkertijd zijn er in Schalkwijk volop kansen. Het uitvoeringsplan Schalkwijk 2000+ heeft de afgelopen jaren geleid tot uitvoering van diverse herstructureringsprojecten, gericht op het aanbrengen van meer differentiatie en het toevoegen van duurdere segmenten in de kwetsbare delen.

De inzet zal de komende jaren op die differentiatie gericht moeten zijn. In het kader van de aanpak van het oostelijke deel van Haarlem wordt een structuurvisie opgesteld, waar Schalkwijk onderdeel van uitmaakt. De volgende thema's voor het wonen in Schalkwijk krijgen de komende jaren de aandacht:

  1. doorgaan met herstructureringsprojecten gericht op differentiatie, kwaliteitsverbetering, leefbaarheid en aanpak openbare ruimte;
  2. bij verkoop van huurwoningen (als instrument voor differentiatie) risico's minimaliseren (belemmering toekomstige wens tot stedelijke vernieuwing, verloedering door gebrek aan geld voor onderhoud etc.);
  3. kansen voor creëren woonservicegebieden en opplussen voorraad verder uitbouwen;
  4. imago verbetering door ruimte te bieden aan bijzondere initiatieven ((C)PO, functies, nieuwe woon/ werkeenheden etc.);
  5. differentiatie: accent (blijven) leggen op middeldure en dure sector, minder op toevoegen van sociale woningbouw.

Beoordeling plangebied

Met uitzondering van het tweede punt zijn deze thema's ook van toepassing op de Poort van Boerhaave.

3.4.5 Parkeren     

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen ervoor zorgen dat de bestaande behoefte aan parkeerplaatsen verandert, of dat de ruimte die nodig is om goederen te laden of lossen wijzigt. Aan een gewijzigde parkeerbehoefte als gevolg van nieuwe ontwikkelingen dient in beginsel op eigen terrein te worden voldaan (in de onderhavige situatie betreft dat het plangebied). Dit draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening en voorkomt verkeers- en parkeeroverlast als gevolg van een tekort aan parkeerplaatsen in een bepaald gebied.

Op 6 juni 2013 stelde de gemeenteraad van Haarlem de "Parkeervisie" vast waarmee de gemeente inzet op een goede bereikbaarheid van Haarlem en voldoende parkeervoorzieningen. Hierbij wordt ingezet op het leveren van maatwerk en het realiseren van de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte.

Om te kunnen bepalen welke extra parkeerbehoefte een nieuwe ontwikkeling veroorzaakt, wordt gebruik gemaakt van parkeernormen. De functie en de locatie bepalen de parkeernormen en liggen vast in de "Beleidsregels parkeernormen" (2015). Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de parkeernormen. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de "Beleidsregels parkeernormen". Een gewijzigde parkeerbehoefte kan zowel gaan over het toevoegen van bouwactiviteiten als over het wijzigen van een functie. Het parkeerbeleid is alleen van toepassing op nieuwe ontwikkelingen. Reeds bestaande situaties zijn hiervan uitgezonderd.

Beoordeling plangebied

In het bestemmingsplan is de regeling uit het Parapluplan parkeernormen Haarlem 20185 overgenomen, met de bepaling dat in het plangebied dient te worden voorzien in de parkeervraag. In paragraaf 4.9 wordt nader ingegaan op de wijze waarop invulling is gegeven aan de "Beleidsregels parkeernormen".

3.4.6 Water     

Integraal Waterplan Haarlem

In het Waterplan geven gemeente Haarlem en HHR hun visie op een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond, toekomstbestendig watersysteem in de gemeente Haarlem, met een hoge belevingswaarde en relevante gebruiks- en natuurfuncties. Het doel is:

- Een toetsingskader voor water gerelateerde projecten;

- Een plan van aanpak voor oplossen bestaande knelpunten en toekomstbestendig maken van het watersysteem.

Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.

Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.

In het waterplan hebben gemeente en hoogheemraadschap afgesproken om het waternetwerk uit te breiden, zodat afstromend hemelwater zoveel mogelijk ter plekke kan worden vastgehouden en geborgen, alvorens te worden afgevoerd. Voor Schalkwijk is uitbreiding van het boezemsysteem voorgenomen, zoals langs de Floris van Adrichemlaan richting Amerikavaart (in plangebied), zodat afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering makkelijker te realiseren wordt. En door meer wateroppervlak kunnen piekbuien beter geborgen worden.

Veel delen van Haarlem hebben hoge grondwaterstanden, waartegen drainagesystemen zijn aangelegd, die (meestal) vrij afvoeren op oppervlaktewater. Voor nieuwbouw willen de waterpartners dat bouwtechnische maatregelen genomen worden, zodat drainage niet nodig is. Denk aan ophoging van het maaiveld en waterdichte kelders.

Voor de afvalwaterketen ligt de focus in herstructureringsgebieden zoals Schalkwijk op de aanleg van gescheiden riolering. Afgekoppeld hemelwater wordt bij voorkeur in de bodem geborgen en anders naar oppervlaktewater afgevoerd.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan

Het rioleringsbeleid is vastgelegd in het "verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Haarlem 2014-2017" (vGRP). Hierin wordt verantwoording afgelegd over besteding van de opbrengst rioolheffing. Voorop staat het voorkomen van water op straat en beperken van emissies via riooloverstorten op oppervlaktewater. Daarnaast gaat het ook over de omgang met hemelwater en grondwater. In het vGRP is de visie op afvalwaterketen en grondwater uit het integraal waterplan uitgewerkt in een strategie en concrete maatregelen. Vanuit het vGRP is onderzoek naar klimaatrisico's geïnitieerd en het grondwatermodel voor Haarlem geactualiseerd, evenals onderzoek en analyse naar risico's op/van grondwateroverlast.

Haarlem en het Klimaat; klimaatbestendigheid

Met dit onderzoek heeft de gemeente inzicht verworven in de risico's van klimaatschade door nattere winters en warmere en drogere zomers, afgewisseld met hevige regenbuien. De compacte en versteende stad zorgt voor hittestress (gezondheidsproblemen, verhoogd risico uitval elektriciteitsnetwerken en legionellavorming in drinkwaternet). Hevige regenbuien geven wateroverlast op straat, waterschade in woningen en winkels en verkeershinder. Het risico op klimaatschade is sterk locatie en situatie afhankelijk. Ingezet moet worden op:

  • Klimaatneutrale stad, door bij ruimtelijke vernieuwing de CO2-emissie te verlagen;
  • Duurzame stad, met aandacht voor biodiversiteit, stedelijk groen, hernieuwbare energie en grondstoffen;
  • Klimaatbestendige stad, door aanpassing aan klimaatverandering met ruimtelijke adaptatie en klimaatbestendig bouwen.

Beoordeling plangebied

De nieuwe woningen voorzien worden van goede isolatie, duurzame bouwmaterialen, groene daken en warmtepompen. Zodoende wordt gestreefd de CO2-emissie te verlagen en de woningen klimaatbestendig uit te voeren. Tevens zal in het plangebied worden voorzien van voldoende groen en oppervlaktewater, zodat het hemelwater (al dan niet vertraagd) afgevoerd kan worden.

3.4.7 Groen     

De hoofdgroenstructuur ligt vast in het Structuurplan Haarlem 2020 en de Structuurvisie openbare ruimte 2040 (figuur 3.2). Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Dit wordt bereikt door het in stand houden en versterken van de bestaande groene gebieden en lijnen. Uitgangspunt is de versterking van de beleving van groen in Haarlem. In de directe omgeving van het plangebied zijn voornamelijk appartementengebouwen aanwezig, waardoor er weinig groen in de vorm van tuinen in de direct nabijheid aanwezig zijn.

Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Uitgangspunt voor de bomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. De Amerikaweg is een belangrijke verbindingsstrook voor de hoofdbomenstructuur van Haarlem.

Beoordeling plangebied

Door te voorzien in nieuw groen op de Damiatelocatie wordt een visuele verbinding gecreëerd tussen het groen langs de Amerikaweg en de binnentuin van Damiate. In het plangebied zijn overigens geen monumentale bomen aanwezig.

verplicht

Figuur 3.1: Hoofdbomenstructuur (Bron: Structuurvisie openbare ruimte Haarlem 2040).

3.4.8 Ecologie     

Het ecologisch beleidsplan uit 2013 van de gemeente Haarlem heeft als doel het kwalitatief verbeteren en verhogen van de ecologische waarden en de richtlijnen uit het beleid verankeren in planprocessen en beheer- en onderhoudsprogramma's. Duurzaamheid, biodiversiteit en participatie zijn onderwerpen die een belangrijke rol spelen bij de invulling en uitvoering hiervan.

Het ecologische beleid bevat een afwegingskader bij projecten en andere ingrepen dat weergeeft waar men op moet letten bij projecten. Hierdoor is minder kans op vertraging. Ook wordt ingezet op het verbeteren van beheer en inrichting van de locaties met ecologische potentie. Dit kan alleen als beheer en inrichting zoveel mogelijk gebaseerd zijn op ecologische principes.

Binnen Haarlem zijn verschillende gebieden aangegeven als ecologische hotspots of als ecologische potentiegebieden. Deze laatste zijn waardevolle groene gebieden die zich door de juiste inrichting en beheer tot hotspots kunnen ontwikkelen. Geen van deze gebieden bevinden zich in het plangebied. Wel staat de Amerikavaart benoemd als ecologisch waardevolle plek in de Structuurvisie Openbare Ruimte Haarlem6. Deze verbindingszone is als zodanig ook via de planregels geborgd.

Daarnaast omvat het beleidsplan ook het ecologisch actieplan van de gemeente Haarlem met daarin de ambities voor de periode van 2013-2022 voor onder andere het afkoppelen van regenwater en het toepassen van gevelgroen. Bij nieuwe relevante ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied wordt het ecologisch beleidsplan Haarlem betrokken.

Beoordeling plangebied

Paragraaf 4.6 gaat uitgebreid in op het aspect ecologie en natuur.

6SOR, 27 oktober 2016

3.4.9 Archeologie     

Het gemeentelijke beleid voor de archeologische monumentenzorg richt zich er in de eerste plaats op waardevolle archeologische vindplaatsen te behouden in de bodem (in situ). De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem liggen vast in een Beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH).

De kaart geeft aan in welke gebieden bodem verstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit is aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waarde stellend archeologisch rapport, het zogenaamde regime.

De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:

  • Een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
  • Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • Een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.

Beoordeling plangebied

Paragraaf 4.11gaat uitgebreid in op het aspect archeologie.

3.4.10 Duurzaamheid en energie     

Duurzame stedelijke ontwikkeling

De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota "Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw" bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999). Toepassen van maatregelen is afhankelijk van het stedelijk milieutype, bijvoorbeeld een grote waterberging past niet in een hoog stedelijk gebied.

In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering).

De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.

Duurzaam bouwen

De gemeenteraad heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten waar de gemeente direct bij betrokken is moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. De basiskwaliteit is gebaseerd op een voortschrijdende normstelling en zal worden aangescherpt. Deze basiskwaliteit kan worden bereikt door het toepassen van kostenneutrale duurzame maatregelen. De basiskwaliteit duurzame nieuwbouw binnen het plangebied kan op twee manieren worden bereikt:

  1. Door het toepassen van de voorkeurslijst duurzaam bouwen maatregelen nieuwbouw.
  2. Door het instrument GPR-gebouwen toe te passen. Met dit rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen.

De gemeente kan het initiatief nemen om samen met de projecteigenaar een hogere kwaliteit te bereiken (streefkwaliteit).

De Gemeentelijke Praktijk Richtlijn Duurzaam Bouwen (GPR) is het resultaat van praktijkervaringen in de gemeente Tilburg en 80 andere gemeenten. Met het rekeninstrument kunnen projecteigenaren zelf een alternatief maatregelenpakket samenstellen. GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid.

Haarlem Klimaatneutraal 

In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaat neutrale stad moet zijn, in 2040 aardgasvrij en in 2050 klimaatbestendig. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt door bijvoorbeeld situering en door zonne-energie in combinatie met warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit investeren in andere energiemaatregelen buiten het gebied.

Beoordeling plangebied 

Bij de nieuwbouw binnen het plangebied dienen minimaal de vaste maatregelen uit de nationale pakketten duurzaam bouwen te worden uitgevoerd. Dit betreft dus zowel utiliteitsbouw, grond- weg- en waterbouw als woningbouw. Daarbij moet gedacht worden aan gunstige oriëntatie op het zuiden voor het toepassen van zonneboilers en (in de toekomst) zonnecellen, compact bouwen en afkoppelen van regenwaterafvoer. Bij voorkeur wordt nu al rekening gehouden met een mogelijke verandering van bestemming in de toekomst. Dit staat ook bekend als flexibel bouwen.

Voor de onderhavige locatie is sprake van een noord-zuid georiënteerd perceel, zodat het relatief eenvoudig is om rekening te houden met de zonnestanden.

De nieuwe woningen zullen gasloos worden uitgevoerd. Verwarming, koeling en de warmwatervoorzieningen zullen middels warmtepompen en koude/warmteopslag in de bodem worden gerealiseerd. Tevens wordt er voor de bouw gebruik gemaakt van duurzame materialen en worden er groene daken gerealiseerd. Door onder andere deze beschreven maatregelen heeft de Damiate een Energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van 0. Onderhavig plan sluit hierdoor goed aan op de door de gemeente gestelde kaders voor wat betreft duurzaamheid.

Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN     

4.1 Milieuzonering     

Voor de inpassing van hindergevoelige functies zoals woningen nabij potentieel hinderlijke functies kan gebruik worden gemaakt van de handreiking 'bedrijven en milieuzonering'. In deze brochure van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten worden gangbare vormen van bedrijvigheid ingedeeld in (milieu)categorieën van bedrijfsactiviteiten, waarbij per activiteit wordt aangegeven met welke indicatieve afstanden rekening dient te worden gehouden voor wat betreft de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Daarnaast wordt een indicatie gegeven van de overige invloed die de activiteit kan hebben op de omgeving als het gaat om de aspecten verkeersaantrekkende werking, continu bedrijfsproces, visueel en gevolgen voor de luchtkwaliteit.

Het realiseren van een milieugevoelige functie buiten de betrokken afstanden is in principe acceptabel. Indien een milieugevoelige functie binnen een afstand moet worden gerealiseerd, is maatwerk nodig waarbij gericht kwantitatief onderzoek noodzakelijk kan zijn om beter te kunnen beoordelen of sprake zal zijn van een ruimtelijk aanvaardbare situatie.

De normafstanden uit de VNG-brochure zijn gebaseerd op de afstand van bedrijvigheid (terreingrens) tot een rustige woonwijk (gevel van een woning). In geval sprake is van het omgevingstype gemengd gebied kan op grond van de VNG-richtlijnen een kortere afstand worden aangehouden voor de aspecten geur en geluid. Onder 'gemengd gebied' wordt gebied verstaan, waar direct naast woningen ook winkels, horeca- en bedrijven aanwezig zijn (of zullen worden toegelaten).

Gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen, worden ook tot dit omgevingstype gerekend vanwege de verhoogde geluidbelasting. Daar is in dit geval sprake van, gezien de ligging van de planlocatie aan de N232 en de Amerikaweg.

Tot slot hanteert de VNG een afzonderlijke categorisering voor functiemenging. Een benadering op grond van deze categorisering kan worden gehanteerd in stads- en dorpscentra waar veel verschillende functies op korte afstand van elkaar aanwezig zijn, soms zelfs in hetzelfde gebouw. Daar is in de onderhavige situatie enkel sprake van ter plaatse van de te realiseren daghoreca.

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van deze afstanden in relatie tot de categorisering. verplicht

Beoordeling plangebied

Voor de onderhavige locatie zijn de volgende functies relevant:

  • Spaarne Gasthuis Haarlem Zuid (SBI 8610) - 2;
  • Boerhaavewijk Apotheek (SBI 4773) - 1;
  • Supermarkt Lidl (SBI 471) - 1;
  • CK rijwielhandel (SBI 952) - 1;
  • Bakkerij Boerhaave/Arslan döner (SBI 4722/4723/4724/561) - 1;
  • Speciaal basisonderwijs Prof. dr. J.J. Dumontschool (SBI 852) - 2;
  • Openbare basisschool De Globe (SBI 852) - 2;
  • Schoonheidssalon Jos (SBI 9602) - 1;
  • KwikFit Haarlem (SBI 451/452/454) - 2;
  • Kringloopwinkel Snuffelmug (SBI 47) - 1;
  • Restaurant Belcanto (SBI 561) - 1.

Voor wat betreft de reeds aanwezige functies gaat het hierbij zonder uitzondering om bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 1 of 2. De maatgevende afstand hierbij bedraagt in principe 30 meter voor geluid en aan deze afstand wordt (ruim) voldaan, ook zonder dat rekening wordt gehouden met de gebiedstypering als gemengd gebied. De dichtstbijzijnde functie betreft de Boerhaavewijk Apotheek, gelegen direct tegenover het plangebied aan de oostzijde op een afstand van circa 20 meter. De dichtstbijzijnde functie met activiteiten in milieucategorie 2 betreft het Spaarne Gasthuis, aan de andere zijde van de Amerikaweg. De afstand tussen het plangebied en het gasthuis bedraagt circa 80 meter. Inpassing nabij deze functies stuit niet op ruimtelijke beperkingen.

De in het plangebied te realiseren daghoreca wordt ingedeeld in categorie 1 van de Staat van horeca-activiteiten van de VNG.. Een dergelijke functie is in principe goed inpasbaar in een woonomgeving.

Overigens wordt in de navolgende paragrafen van dit hoofdstuk nog nader ingegaan op specifieke milieuaspecten.

4.2 Geluid     

Bij ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de geluidbelasting als gevolg van eventueel wegverkeerslawaai, industrielawaai en railverkeerslawaai op de geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met eventueel luchtvaartverkeerslawaai in de zin van de Luchtvaartwet.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast te worden beoordeeld of los van dit wettelijk kader een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden bereikt. Op dat vlak is onder meer de geluidbelasting op wegen relevant die in het kader van de Wet geluidhinder niet worden beoordeeld alsook cumulatie van geluid en eventueel scheepvaartverkeerslawaai.

De nieuw te bouwen woningen betreffen geluidgevoelige objecten. Door de ligging van het gebied in de nabijheid van de Amerikaweg, Boerhaavelaan en de Floris van Adrichemlaan is akoestisch onderzoek7 uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. Dit aspect komt aan de orde in paragraaf 4.2.1.

Overige vormen van geluid spelen voor de onderhavige locatie geen rol.

4.2.1 Wegverkeerslawaai     

In artikel 74 van de Wet geluidhinder zijn forfaitaire geluidzones opgenomen voor wegen. Gelet op de wegenstructuur rondom de projectlocatie is relevant dat voor wegen in stedelijk gebied bestaande uit één of twee rijstroken een geluidzone van 200 meter wordt aangehouden, voor zover het wegen betreft met een maximumsnelheid vanaf 50 km/u. Uit onderstaande tabel is af te lezen dat er in de omgeving van het plangebied geen wegen zijn met een maximumsnelheid van meer dan 50 km/u.

Tabel: Maximumsnelheden plangebied 

Straatnaam Maximaal toegestane snelheid (in km/u)
Louis Pasteurstraat 30
Kennedylaan / Kennedybrug 50
Floris van Adrichemlaan 50
Amerikaweg 50
Boerhaavelaan (N232, ter hoogte van plangebied 50

Op grond van artikel 82 van de Wet geluidhinder moet voor nieuwe woningen binnen een geluidzone een maximaal toelaatbare geluidbelasting worden aangehouden van 48 dB (de zogenaamde voorkeursgrenswaarde). Op grond van artikel 83 van de Wet geluidhinder kan voor nieuwe woningen een hogere geluidgrenswaarde worden toegelaten tot 63 dB. Op grond van artikel 3.3, lid 1 Bouwbesluit dient daarbij te worden voorzien in gevelwering op grond waarvan een binnenniveau van 33 dB kan worden bereikt.

Daarnaast dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook te worden onderzocht of de geluidbelasting vanwege de andere relevante wegen een aanvaardbaar leefklimaat kan worden verzekerd.

Beoordeling plangebied

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidsbelasting ten hoogste 56 dB bedraagt voor zowel de Amerikaweg als de Floris van Adrichemlaan. Deze geluidsbelasting is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar lager dan de ten hoogste toelaatbare waarde van 63 dB. Het verkeer op de overige wegen veroorzaakt geen overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde.

De cumulatieve geluidsbelasting bedraagt ten hoogste 62 dB (exclusief de aftrek volgens artikel 110g Wgh). Voor de cumulatieve geluidsbelasting geldt geen wettelijk toetsingskader. Wel blijft deze waarde ruim onder de wettelijk maximale waarde van 68 dB (exclusief de aftrek volgens artikel 110g Wgh) die voor een individuele weg geldt. De gemeente kan daarom overwegen dat deze cumulatieve geluidsbelasting aanvaardbaar is, Immers een dergelijke cumulatieve geluidbelasting is niet ongebruikelijk in stedelijk gebied.

Aangezien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, is verkend of geluidsbelasting gereduceerd kan worden door het treffen van maatregelen aan de bron (stiller wegdek) of in het overdrachtsgebied (geluidsschermen- of wallen). Gebleken is dat deze maatregelen stuiten op bezwaren van financiële en stedenbouwkundige aard.

De resultaten zijn ook getoetst aan het gemeentelijke beleid zoals opgenomen in de "Beleidsregels Hogere Waarden Wet geluidhinder" van augustus 2009. Daaruit blijkt dat bij de uitwerking van het ontwerp rekening kan worden gehouden met de realisatie van geluidsluwe gevels zoals gevraagd in het geluidsbeleid. Aan de indelingswensen uit het geluidsbeleid kan mogelijk niet bij alle woningen worden voldaan. Het geluidsbeleid staat afwijking van de standaard beleidsregels toe, mits dit is gemotiveerd. Deze motivatie is in het geluidrapport gegeven.

Gelet op het voorgaande kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem ontheffing van de voorkeurswaarde geven voor de realisatie van de woningen en hogere waarden vaststellen. De hogere waarden hebben betrekking op een geluidsbelasting van ten hoogste 56 dB voor zowel de Amerikaweg als de Floris van Adrichemlaan.

De hogere waarden worden door de gemeente verleend. In het bestemmingsplan is in artikel 6.2.3 een bepaling opgenomen die voorkomt dat nieuwe woningen mogen worden gebouwd die niet voldoen aan de uitgangspunten van de Wet geluidhinder.

4.2.2 Industrielawaai     

Eén van de hinderaspecten die kan worden veroorzaakt door bedrijvigheid is industrielawaai. Situaties waarbij geluidgevoelige functies en bedrijvigheid in de directe omgeving samenkomen, moeten worden beoordeeld. Het aspect industrielawaai is voor onderhavige locatie niet relevant, zoals ook al gebleken is uit paragraaf 4.1.

4.2.3 Conclusie     

4.3 Bodem     

Mede op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de milieukundige bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen te worden gerealiseerd op bodem die daarvoor op basis van in het kader van de Wet bodembescherming vastgestelde normen geschikt is (of daarvoor geschikt gemaakt kan worden).

Beoordeling plangebied

Gelet hierop is voor het plangebied ter plaatse van de te realiseren appartementen een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 2725 en NEN 5740 door bureau Bodem8.

Uit het onderzoek van bureau Bodem van de gemeente Haarlem blijkt dat het grondwater niet is verontreinigd. Evenmin is de aanwezigheid van asbest aangetoond. Wel is de boven- en plaatselijk de ondergrond licht verontreinigd met zware metalen en PAK. Deze diffuse verontreiniging kan waarschijnlijk worden gerelateerd aan lichte bijmengingen met puin. De grond die eventueel bij de werkzaamheden vrijkomt, kan zonder problemen worden hergebruikt op de locatie zelf.

De milieukundige gesteldheid van de bodem is op basis van deze gegevens geen belemmering voor de herontwikkeling van het terrein ten behoeve van woningbouw. Op basis van het voorhanden onderzoek bestaat geen noodzaak voor sanering bij de realisatie van de bouwplannen in het plangebied. De kosten die gepaard gaan met een eventuele afvoer van verontreinigde grond, zijn niet van dusdanige omvang dat hierdoor de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in het geding komt. De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om indien aan de orde deze afvoer te bekostigen.

4.4 Groenparagraaf     

De groenparagraaf biedt inzicht in de kwaliteit en de kwantiteit van het aanwezige groen binnen het plangebied. Deze paragraaf sluit aan op het gemeentelijke beleid zoals dat is opgenomen in paragraaf 3.4.7 en beschrijft niet alleen duidelijk welke effecten dit bestemmingsplan heeft op het aanwezige groen, maar gaat ook in op de kansen voor en de bescherming van groen. De aspecten water en natuurwaarden werkt deze paragraaf niet verder uit. Paragraaf 4.5 gaat dieper in op het aspect water en paragraaf 4.6 op het aspect natuurwaarden.

Beoordeling plangebied 

Het plangebied ligt thans grotendeels braak en is begroeid met gras. Aan de noordzijde is enig opgeschoten groen aanwezig. Binnen het plangebied zal worden voorzien in circa 1.132 m2 groen. Dit betreft niet alleen groen als groenstroken, taluds en bermen, maar ook een deel parkinrichting. Verder zal sprake zijn van circa 1.028 m2 oppervlaktewater.

De ontwikkeling van de Poort van Boerhaave draagt bij aan het benutten en versterken van de landschappelijke kwaliteit van het gebied, gelegen aan de Amerikavaart. De huidige weelderige, en anonieme groenzone aan de vaart krijgt veel meer verblijfswaarde voor bestaande en nieuwe omwonenden. Terwijl voorheen de buurt met zijn achterkant naar de Amerikavaart was gericht, transformeert de ontwikkeling van de Poort van Boerhaave het gebied naar een voorkant van de wijk.

Drie groen-/blauwe zones te midden van dan wel grenzend aan de bebouwing van Damiate verbinden de Amerikavaart met de achterliggende buurt.

De ruimte ten noorden van Damiate en de groenzone aan de Amerikavaart worden ontwikkeld als buurtpark. Daarin is ruimte voor verblijf, spelen en waterberging.

De verbinding tussen de bebouwing van Damiate is een pleinachtige ruimte met in het midden een wadi met bomen.

Aan de zuidzijde van Damiate wordt een gracht met bomen gerealiseerd, als eerste deel van de geplande singel/gracht aan de Floris van Adrichemlaan.

Het stedenbouwkundig plan is ontworpen met als uitgangspunt het behoud van de bestaande bomen. Bij het SPvE is al aangegeven, dat om de ontwikkeling mogelijk te maken circa 30 bomen niet gehandhaafd kunnen worden. In het stedenbouwkundig plan verdwijnen circa 28 bomen en worden circa 45 bomen en 11 boomheesters toegevoegd (zie bijlage 4 Bomenanalyse).

Bestaande bomen aan de vaart en in het park worden voor een groot deel behouden en leveren een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van het gebied.

De nieuwe bebouwing is gericht op de openbare ruimtes en maakt met kleine tuinen en terrassen zorgvuldige overgangen tussen openbaar en privé. Dit draagt bij aan sociale veiligheid en zorgt voor een wisselwerking tussen gebouwen en buitenruimtes.

4.5 Waterparagraaf     

4.5.1 Inleiding     

Deze waterparagraaf beschrijft de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Dit is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke plannen omdat het waterschap verantwoordelijk is de zorg voor waterveiligheid in het gebied en voldoende schoon oppervlaktewater beschikbaar moet zijn. Het waterschap is dan ook in een vroeg stadium betrokken bij voorliggend initiatief. De watertoets is het wettelijke instrument om bij ruimtelijke plannen de waterhuishouding in het gebied te beoordelen en controleren. Het beleid ten aanzien van water van verschillende overheden is reeds behandeld in hoofdstuk 3.

4.5.2 Watertoetsproces     

Aan de watertoets is invulling gegeven door afstemming met Hoogheemraadschap van Rijnland (HHR); waterbeheerder en bevoegd gezag. HHR is verantwoordelijk voor het beheer van de oppervlaktewaterkwantiteit, -kwaliteit, grondwaterkwantiteit (passief beheerder), de waterkeringen en het transport en zuivering van het afvalwater uit het plangebied. Gemeente Haarlem is verantwoordelijk voor het rioolbeheer en heeft een loketfunctie voor grondwateroverlast.

Over dit project heeft al verschillende keren afstemming plaatsgevonden tussen gemeente en waterschap, zoals voor het opstellen van de stedenbouwkundige randvoorwaarden voor het plangebied. In het watertoetsproces voor het bestemmingsplan heeft telefonisch contact plaatsgevonden medio mei 2018 en is een concept waterparagraaf begin juni 2018 ter advisering voorgelegd. De opmerkingen van het Hoogheemraadschap zijn verwerkt in deze waterparagraaf naar aanleiding van een overleg op 18 juni 2018. In de procedure voor het ruimtelijk besluit vraagt de gemeente Haarlem formeel wateradvies op het (voor)ontwerp bestemmingsplan bij HHR.

4.5.3 Huidige situatie plangebied     

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een waterkering. De dichtstbijzijnde regionale waterkering ligt langs de Boerhaavelaan, zie onderstaande uitsnede van de Legger Regionale Waterkering. verplicht

Figuur 4.1: Ligging en beschermingszone regionale keringen. (Bron: Legger Hoogheemraadschap Rijnland).

Volgens de kaart Overstromingsrisico in de Provinciale Watervisie ligt het plangebied niet in risicovol gebied.

Grondwater en ontwatering

Het grondwaterbeleid van de gemeente is erop gericht om grondwateroverlast op openbaar terrein te voorkomen. Daarom wordt in veel wijken in Haarlem de grondwaterstand verlaagd door een drainagesysteem. Deze systemen zorgen ervoor dat de grondwaterstanden gereguleerd kunnen worden. In het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsprogramma is het beleid met betrekking tot grondwaterbeheer en riolering opgenomen. Dit is reeds aan bod gekomen in hoofdstuk 3.

Schalkwijk is voor ontwikkeling opgehoogd met circa 2 meter zand. Uit de Kaartenatlas bij Klimaatbestendig Haarlem blijkt dat de grondwaterstand in het plangebied relatief diep is, minimaal 1 meter minus maaiveld (in droge perioden meer) en dat sprake is van wegzijging (=grondwaterstroming naar diepere watervoerende lagen).

Uit bodemmonsters in het DINO-loket blijkt dat de bodem bestaat uit zand (2 tot 3,5 m dik matig fijn tot matig grof) op 1 à 2 meter veen. Daaronder zit het eerste watervoerende pakket met fijn siltig zand. Het maaiveld in het plangebied ligt tussen NAP+0,5 en +0,8 m (gemiddeld ca +0,65 m).

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt in stedelijk gebied, in boezemland van Rijnlands Boezem. Water uit de polders wordt opgemalen naar de boezem, van waaruit het via gemalen wordt afgevoerd naar het buitenwater (hier via het Spaarne naar het Noordzeekanaal). Rijnlands boezem heeft geen vast peil, maar is gemiddeld 60 cm minus NAP (volgens de kaartlaag Peilbesluiten op de Rijnland Webpublisher zomer NAP-0,61 m, winter NAP-0,64 m). Ook kan bij droogte water vanuit de boezem in de polders worden ingelaten. Het plangebied kan vrij afwateren op de boezem.

Het plangebied grenst aan de westzijde aan de Amerikavaart, onderdeel van de boezem. Op onderstaande kaart is de ligging van het plangebied in het watersysteem te zien. De fijne arcering rondom het plangebied tot aan de oostelijk gelegen ringvaart is boezemland, de grovere arcering zijn polders en de fijne arcering ten oosten van de ringvaart is de diepe polder van de Haarlemmermeer.

In de Amerikavaart stroomt het water in zuidelijke (en later westelijke) richting naar het Spaarne.

Onderstaand is een uitsnede van de Legger Oppervlaktewateren opgenomen met de status van het water, de onderhoudsplichten en de minimale leggerafmetingen.

verplicht

Figuur 4.2: Uitsnede kaart peilbesluitgebieden. Groen = plangebied. Donkerblauw = boezemwater. (Bron: Legger Hoogheemraadschap Rijnland).

verplicht

Figuur 4.3: Ligging en beschermingszone primaire watergangen. (Bron: Legger Hoogheemraadschap Rijnland).

Uit verschillende bronnen (Klimaatbestendig Haarlem, Overstromingsrisico's Provinciale Watervisie) blijkt dat het watersysteem in/rond het plangebied geen wateroverlast heeft. Voor het meer waterrobuust maken van de hele wijk en het vereenvoudigen van afkoppelen in de toekomst is aan de zuidzijde van het plangebied langs de Floris van Adrichemlaan een nieuwe watergang voorzien (in het vorige bestemmingsplan al als "wijzigingsgebied" opgenomen). Deze wordt gefinancierd door gemeente en hoogheemraadschap en mag daarom niet worden ingezet voor watercompensatie voor eventuele toename van verharding in het plangebied. Wel kan in overleg hiervoor de beoogde watergang breder worden aangelegd. De toelaatbare peilstijging in de boezem is bij matig intensieve buien (tot T=10) circa 25 cm. De maatgevend toelaatbare peilstijging tot T=100 bedraagt circa 1 m (geen inundatie van maaiveld).

Compensatieregeling

Indien verharding in een gebied toeneemt, zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stellen als richtlijn dat - indien gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van oppervlaktewater. Vanaf een toename van 5.000 m2 is een maatwerkoplossing nodig.

Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater middels grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt.

Watersysteemkwaliteit en ecologie Er zijn geen bijzondere doelstellingen voor waterkwaliteit en (water)ecologie rondom het plangebied. Het Spaarne is een KRW-oppervlaktewaterlichaam, de Amerikavaart niet. Wel heeft de Amerikavaart ecologische potentie. De oevers van de vaart zijn beschoeid.

Onderhoud oppervlaktewateren 

Het onderhoud van de Amerikavaart ligt in de huidige situatie bij HHR voor het natte profiel. De gemeente is verantwoordelijk voor onderhoud van de taluds.

Afvalwater en riolering

In de huidige situatie is het plangebied gemengd gerioleerd. Dat betekent dat huishoudelijk afvalwater en regenwater gezamenlijk worden ingezameld en afgevoerd naar de AWZI. Bij hevige regenbuien is de capaciteit van de riolering echter te klein om al het water te ontvangen en stort rioolwater over op de Amerikavaart (zie onderstaande afbeelding). Het afvalwater gaat naar AWZI Schalkwijk. Deze wordt binnen enkele jaren gesloten. Dan gaat het afvalwater naar AWZI Zwanenburg. In het plangebied is geen afvalwatertransportleiding aanwezig. verplicht

Figuur 4.4: Locatie overstorten riolering. (Bron: Hoogheemraadschap Rijnland).

4.5.4 Toekomstige situatie     

Waterveiligheid en waterkeringen 

Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van de regionale waterkering. Het plan heeft daarop dus geen effect.

Het plangebied is niet overstromingsgevoelig. Het maaiveld in het plangebied ligt hoog genoeg. Bovendien bevat de bebouwing in het plan meerdere verdiepingen, waardoor er voldoende mogelijkheden zijn voor verticale evacuatie binnen het plangebied bij dreigende overstroming.

Grondwater en ontwatering 

Het te kiezen bouwpeil wordt voor voldoende drooglegging tenminste afgestemd op het oppervlaktewaterpeil. De huidige drooglegging (=afstand maaiveld – normaal oppervlaktewaterpeil) van circa 1,25 m is ruim boven de vorstvrije grens en voldoende voor stabiliteit van de ondergrond.

In de planontwikkeling komen twee halfverdiepte bouwlagen, tot circa 2 meter minus maaiveld: onder het zuidelijk deel van het plangebied een parkeerkelder, onder de noordwestelijke appartementen ruimte voor bergingen en technische voorzieningen. De kelders worden waterdicht aangelegd. Tijdens de bouw zal een tijdelijke grondwateronttrekking nodig zijn (meer of minder afhankelijk van de bouwwijze). Voor de grondwateronttrekking is een watervergunning nodig. Gezien de geringe diepte in het grondwater en de nabijheid van oppervlaktewater (en nieuw te graven oppervlaktewater) is de invloed van de ondergrondse bouwlagen op de grondwaterstroming (en bijvoorbeeld grondwaterstandsverhoging "bovenstrooms" van de bebouwing) naar verwachting gering. Van een deel van de nieuwe bebouwing wordt het hemelwater afgevoerd naar aan te leggen wadi's (infiltratievoorziening). Hiervoor is een groene zone ontworpen tussen de woningen (tussen het noordelijk en zuidelijk deel). Daar kan hemelwater infiltreren en met een noodoverloop afvoeren naar oppervlaktewater. Op basis van literatuur is het gebied nu al een wegzijgingsgebied en zou infiltratie goed mogelijk moeten zijn.

Waterkwantiteit en compensatie

Aan de zuidzijde wordt een nieuwe watergang gegraven, noordelijk van de Floris van Adrichemlaan. Deze komt in open verbinding met de Amerikavaart (boezemwater). Aan de westzijde daarvan komt een langzaam verkeerbrug tussen Floris van Adrichemlaan en het plangebied, aan de oostzijde van het plangebied een brug voor alle verkeer. De watergang wordt circa 110 meter lang en 9 meter breed met aan beide zijden een harde oever (kade). Wat betreft waterdiepte en brughoogte wordt aangesloten op de profielen van de Amerikavaart, namelijk 1,1 m waterdiepte (hierin zit 0,1 m voor baggeraanwas) en 1,25 m vrije doorvaarthoogte. Dit is ook het minimale profiel dat HHR vereist.

Vanuit de Recreatienota van de gemeente is de wens voor een grotere doorvaarthoogte en waterdiepte (beide 1,5 m). Wat betreft brughoogte is dit met de aansluiting op de bestaande weg (helling) niet goed mogelijk. Een waterdiepte van 1,5 m is niet zinvol, als de aansluitende Amerikavaart dat niet heeft (en daarvoor vooralsnog ook geen plannen zijn).

Algemeen uitgangspunt bij ruimtelijke plannen is dat elke nieuwe stedelijke ontwikkeling moet voldoen aan de uitgangspunten van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), met een faalkans van het watersysteem (overstroming) van gemiddeld eens per 100 jaar voor het stedelijk gebied. Om de faalkans niet te laten toenemen eist HHR bij toename van verharding van meer dan 500 m² (en minder dan 5.000 m²) een compensatie in de vorm van wateroppervlak ter grootte van 15% van de verhardingstoename.

De oppervlakteverdeling in het plangebied in de huidige en toekomstige situatie is als volgt: verplicht

Aannames hierbij zijn:

  • Van tuinen bij woningen is aangenomen dat 50% van de tuinen wordt verhard. Dit komt neer op een oppervlak van 452 m2.
  • Voor de compensatie-berekening moet volgens gemeente en HHR half-verharding als volledig verhard worden beschouwd.
  • In bovenstaande tabel is het nieuw te graven water langs de Floris van Adrichemlaan ten oosten van het plangebied niet meegeteld, ondanks dat dit wel door ontwikkelaar wordt gerealiseerd.

Uit de oppervlakteverdeling blijkt dat het verhard oppervlak toeneemt met 1.785 m². Op basis van het beleid van HHR is compensatie in de vorm van extra waterberging in het plan nodig ter grootte van 268 m². Het nieuw te graven water mag hiervoor worden ingezet. Met een oppervlak van minstens 1.300 m2 is dat nieuwe oppervlaktewater ruim voldoende compensatie. Het surplus wordt bijgeschreven op de Berging Rekening Courant (BRC) van de gemeente Haarlem bij HHR. Afvoer van het hemelwater wordt nog nader gedetailleerd, maar de lijn is als volgt:

  • Van appartementen die direct langs de Amerikavaart staan, directe afvoer op de Amerikavaart, of afvoer naar wadi tussen noordelijk en zuidelijk deel;
  • Overige woningen in het noordelijk deel van het plangebied wateren af op de wadi.
  • Woningen in de zuidoosthoek van het plan wateren direct af op de nieuw te graven watergang. Het lozingspunt komt zoveel mogelijk naar het oosten, ten gunste van een goede doorstroming in de watergang.
  • Een noodoverloop vanuit de wadi richting Amerikavaart. Dit is de kortste weg en wat betreft maaiveldhoogteligging daarom meest efficiënt (de ruimte voor een leiding vanuit de wadi naar de nieuw te graven woningen oostelijk van het plangebied is te beperkt.

Waterkwaliteit, ecologie en hittestress 

Het plan wordt aan de westzijde, en door de nieuw te graven watergang ook aan de zuidzijde, begrensd door water. De oever van de nieuw te graven watergang wordt gezien de beschikbare ruimte in ieder geval aan de planzijde voorzien van een harde oever (kade). Door de afvoer van hemelwater van de woningen/appartementen zoveel mogelijk aan de oostzijde van de nieuw te graven watergang ontstaat doorstroming. Dit voorkomt zoveel mogelijk stilstaand water en een slechte waterkwaliteitsbeleving. De nieuwe watergang komt echter nog een stukje oostelijker dan het plangebied. Het is niet efficiënt om het regenwater uit het plangebied helemaal daarnaartoe te brengen. Dit is een mogelijk risico voor de waterkwaliteit en beleving. Gemeente Haarlem gaat na om wellicht een ander groot gebouw in de buurt kan worden afgekoppeld op de kop van de nieuwe watergang. Bij de planontwikkeling moet verontreiniging van grond- en oppervlaktewater worden voorkomen, de ecologische toestand van het water mag niet verslechteren (stand still). Aandachtspunten bij de uitwerking van het ontwerp zijn:

  • voorkomen dat hondenpoep met het regenwater de sloot in spoelt (door een begroeide infiltratie zone / wadi, door hondenuitlaatplaatsen op afstand te houden);
  • voorkomen van bladval van bomen in het water (door de bomen op minimaal 6 meter afstand van het water te plaatsen);
  • zonlicht voor eventuele natuurvriendelijke oevers;
  • diffuse bronnen / lozingen beperkten. Dit houdt in dat het gebruik van duurzame, niet-uitlogende bouwmaterialen wordt gestimuleerd voor een duurzame stedelijke ontwikkeling. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen en bemesting bij het beheer en onderhoud van (openbare) groenvoorzieningen en op wegen en parkeerterreinen moet worden voorkomen.

Rekening houdend met deze aandachtspunten heeft het bouwplan geen negatieve invloed op de waterkwaliteit van het oppervlaktewater. De nieuwe watergang, de Amerikavaart, het parkje ten noorden van het plangebied en de ruimte voor groen tussen de appartementsblokken zorgen voor relatief veel groen ten opzichte van de meer versteende omliggende gebieden. Water en groen dienen als batterij, waardoor de temperatuurpieken worden afgezwakt. In het rapport "Haarlem en het Klimaat" is dit gebied aangeduid met 'hittestress' (geldt voor de hele stad, dus geen extra hittestress of hotspot). De inrichting is licht verhittend (ter vergelijking: de wijk ten westen is zeer verhittend ingericht). Het extra water in het plan heeft daarom een positief effect op voorkomen van klimaateffecten, ook voor de naaste omgeving. De (geringe) toename van verharding heeft een kleine versterking van klimaateffecten tot gevolg.

Onderhoud oppervlaktewater en wadi's 

De beschermingszone (obstakelvrije strook) langs de Amerikavaart blijft door het plan ongemoeid. Ook langs de nieuw te graven watergang wordt ruimte vrijgelaten voor onderhoud en ontvangst van maaisel en bagger. Waarschijnlijk krijgt de nieuw te graven watergang de status "overig water". Dan is de benodigde beschermingszone (onderhoudsstrook) 2 meter breed vanaf de insteek.

Net als de Amerikavaart komt de onderhoudsverantwoordelijkheid van het natte profiel van de nieuwe watergang bij Rijnland en van de kaden bij de gemeente. Ook de verantwoordelijkheid voor het onderhoud van de infiltratiezone ligt bij de gemeente. Bij een breedte op de waterlijn van minstens 7 meter (breder dan normaal, omdat het een doodlopend stuk betreft waar gekeerd moet kunnen worden) en een waterdiepte van minimaal 0,75 meter is varend onderhoud mogelijk en is de benodigde vrije ruimte langs de oever beperkt (alleen voor inspectie en ontvangst maaisel en bagger, niet voor rijdend onderhoudsmaterieel). Het voorgenomen profiel voldoet hieraan. Wel is afstemming met Rijnland nodig vanwege de in- en uitlaatplek van de maaiboot.

Afvalwater en riolering

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is een gescheiden rioolstelsel verplicht. Hierbij wordt alleen huishoudelijk afvalwater via de riolering afgevoerd naar de AWZI. Schoon hemelwater wordt direct afgevoerd op oppervlaktewater (of via een infiltratiezone). Door het oppervlaktewater in de buurt en het nieuw te graven oppervlaktewater is de afvoer van schoon regenwater naar oppervlaktewater eenvoudig te realiseren. Uitwerking vindt plaats in overleg met gemeente Haarlem en HHR.

Het huishoudelijk afvalwater wordt ingezameld en aangesloten op het vuilwaterriool van Schalkwijk. Uitwerking vindt plaats in nauwe afstemming met de rioolbeheerder in verband met de capaciteit van het ontvangende rioleringssysteem.

4.5.5 Conclusie     

Uit het voorgaande blijkt dat de planontwikkeling effecten heeft op de waterhuishouding, maar dat de gevolgen worden gecompenseerd zodat wordt voldaan aan het stand still beginsel/ zorgvuldigheidsbeginsel. De voorgenomen herontwikkeling voldoet aan de regelgeving en het beleid ten aanzien van water.

4.5.6 Vergunningen en medlingen Waterwet     

Voor de volgende activiteiten of handelingen in dit plan moet een melding op grond van de Waterwet worden gedaan bij HHR (minimaal 2 weken voor uitvoering):

  • Afvoeren van hemelwater van meer dan 500 m² nieuw verhard oppervlak;
  • Graven van oppervlaktewateren en aanleg bijbehorende brug.

Indien niet aan de voorwaarden bij de Algemene Regels kan worden voldaan, is hiervoor een vergunning nodig.

Voor het onttrekken van grondwater in de uitvoeringsfase voor het in den droge aanleggen van ondergrondse bouwlagen (parkeerkelder) of leidingen (riolering) is in principe een watervergunning nodig van HHR.

4.5.7 Bestemmingen     

De volgende waterrelevante bestemmingen en gebiedsaanduidingen worden in het bestemminsplan opgenomen. Enkelbestemming Water, voor de nieuw te graven watergang langs de Floris van Adrichemlaan. In de bestemmingsomschrijving van alle enkelbestemmingen wordt de mogelijkheid toegevoegd om ook infiltratievoorzieningen te realiseren.

4.6 Natuurwaarden     

4.6.1 Juridisch kader     

Vanaf 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van toepassing. Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren. Deze wet vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De Wet natuurbescherming voorgenomen activiteit betreft onder andere de Nederlandse implementatie van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Onderdeel van de wet is dat er beschermde gebieden worden aangewezen (netwerk van de zogenaamde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten) gericht op de bescherming van ongeveer 500 soorten in het wild voorkomende planten en dieren.

4.6.2 Gebiedsbescherming-natuurgebieden     

Beoordeling plangebied

Het plangebied ligt niet in de ecologische hoofdstructuur of een ecologische verbindingszone. Het dichtst bijgelegen natuurgebieden betreft het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid (op circa 3.750 meter). In verband met mogelijk nadelige effecten op dit natuurgebied en andere natuurgebieden heeft N-depositieonderzoek plaatsgevonden. In het onderzoek zijn zowel de bouwfase als de gebruiksfase meegenomen. Blijkens het onderzoek zal geen sprake zijn van een relevante toename van de stikstofdepositie op de relevante natuurgebieden (Bijlage 2).

Ten westen van de nieuwe woningen is de Amerikavaart gelegen. De Amerikavaart en de hierlangs aanwezige groenstrook is aangemerkt als stedelijk water in brede voedselrijke groenstrook. In de Structuurvisie Openbare Ruimte Haarlem is de Amerikavaart aangemerkt als ecologisch waardevolle plek. Ecologisch waardevolle plekken dienen volgens de Structuurvisie te worden beschermd en behouden ter wille van planten en dieren.

Middels een aanduiding in de groenbestemming is de ecologische functie van dit water en groen, voor zover gelegen in het plangebied, beschermd.

4.6.3 Soortenbescherming     

In het plangebied zouden beschermde soorten kunnen voorkomen. Bij ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of beschermde soorten aanwezig zijn.

Beoordeling plangebied

Er is een ecologische quick-scan uitgevoerd (Bijlage 5). Hieruit blijkt dat geen beschermde soorten zijn aangetroffen en dat het plangebied ongeschikt is voor de vestiging van de rugstreeppad die wel in de omgeving voorkomt. In lijn daarmee zou tijdens de uitvoering van de werkzaamheden moeten worden voorkomen dat het plangebied geschikt zou worden als vestigingsgebied voor de rugstreeppad.

Uiteraard dient bij het uitvoeren van de werkzaamheden de algemene zorgplicht in acht te worden genomen: Vanwege de geschiktheid van het gebied en de directe omgeving wordt wel geadviseerd om de werkzaamheden buiten het broedseizoen te laten plaatsvinden, dan wel dat nader wordt beoordeeld of broedende vogels kunnen worden verstoord. Ook voor wat betreft algemene soorten, zoals mol en egel, dient aan de zorgplicht worden voldaan. Idem moet worden voorkomen dat foeragerende vleermuizen verstoord worden door kunstmatige verlichting (tijdens de bouw en/of v.w.b. de verlichting van de nieuwe situatie). Er kan binnen Haarlem in principe nog steeds invulling worden gegeven aan de zorgplicht via de Gedragscode van Stadswerk Nederland11.

4.6.4 Conclusie     

Geconcludeerd kan worden dat voor wat betreft het aspect natuurwaarden geen belemmeringen aanwezig zijn voor onderhavig plan. Ten aanzien van de werkzaamheden zal uiteraard rekening worden gehouden met de algemene zorgplicht.

11Vereniging Stadswerk Nederland, Gedragscode Flora- en Faunawet Ruimtelijke ontwikkeling & inrichting (2011 – 2015), goedgekeurd 1 januari 2011

4.7 Luchtkwaliteit     

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen, kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Van belang hierbij is de invloed van het bouwplan op de plaatselijke luchtkwaliteit alsook de invloed van kwaliteit van de omgevingslucht op het bouwplan.

4.7.1 Wettelijk kader     

De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wet milieubeheer, hierna ook: Wm) stelt dat een ruimtelijke plan of project doorgang kan vinden indien:

  1. een project niet tot het overschrijden van een grenswaarde leidt;
  2. de luchtkwaliteit ten gevolge van het project (per saldo) verbetert of ten minste gelijk blijft;
  3. een project "niet in betekenende mate" (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van relevante stoffen in de buitenlucht (De NIBM bijdrage is gedefinieerd als een toename van de concentraties van zowel fijn stof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) met minder dan 3% van de grenswaarde (1,2 µg/m3 PM10 of NO2 en 0,75 µg/m3 PM2.5 jaargemiddeld);
  4. een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). (Het programma bevat een pakket maatregelen dat erop gericht is om grote ruimtelijke projecten tijdig aan de grenswaarden te laten voldoen.)

Sinds 2011 zijn de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 in werking. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden.

4.7.2 Gevolgen van bouwplan voor luchtkwaliteit     

Het onderhavige plan is zodanig kleinschalig dat hierop het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteit) van toepassing is (hierna ook: NIBM). De grens op grond van dit besluit is immers meer dan 1.500 woningen12. In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen is vastgelegd in welke situaties sprake is van een ontwikkeling van zodanig geringe omvang dat kan worden aangenomen dat geen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is.

In de context van een goede ruimtelijke ordening dient los daarvan worden nagegaan of een ontwikkeling geen gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Uit de NIBM-tool13 blijkt dat pas vanaf 1.280 motorvoertuigen per dag extra, in betekenende mate wordt bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In de overige gevallen, die niet in het Besluit NIBM genoemd worden, zal op een andere manier bijvoorbeeld door middel van berekeningen aannemelijk gemaakt moeten worden dat de bijdrage niet in betekenende mate is of dat de grenswaarden niet worden overschreden. Zie hiervoor de tabel bij paragraaf 4.8.3.

Beoordeling plangebied

De woningen dragen in niet betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Verder is hierbij relevant dat sprake zal zijn van energieneutrale gebouwen met dito beperkte emissies (verwarming en warm water middels warmtepompen en niet met stookinstallaties).

4.7.3 Invloed van omgevingslucht op bouwplan     

Buiten de aanwezige wegenstructuur zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen activiteiten welke de kwaliteit van de buitenlucht als beschreven in de titel 5.2 en bijlage 2 van de Wet milieubeheer significant beïnvloeden. verplicht

Figuur 4.5: Uitsnede kaart met rekenpunten NSL-monitoringstool.

Via de landelijke voorziening NSL-monitoringstool wordt de (geprognosticeerde) luchtkwaliteit in Nederland in beeld gebracht. In de navolgende tabel is hiervan een overzicht gegeven voor de Boerhaavelaan. Via de rekentool 2017 kunnen de jaren 2016, 2020 en 2030 in beeld worden gebracht. Andere jaren kunnen niet in beeld worden gebracht. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen tot 10 jaar na vaststelling van het planologisch besluit. Hierbij geldt in principe dat voor de toekomst rekening wordt gehouden met een verkeerstoename ten opzichte van het huidige verkeersbeeld. Tegelijkertijd wordt naar de toekomst toe ook rekening gehouden met een afname van de emissies per voertuig. In de navolgende tabel wordt een overzicht gegeven van de (geprognosticeerde) luchtkwaliteit op de locatie. verplicht

Beoordeling plangebied

Zoals zichtbaar is, prognosticeert het NSL geen verandering ten opzichte van de huidige luchtkwaliteit, behalve voor de concentratie elementair koolstof (EC), waarbij een daling wordt geprognotiseerd. Zoals uiteengezet in de tweede alinea van deze paragraaf wordt in het NSL enerzijds rekening gehouden met een toekomstige groei van het wagenpark alsook een verminderde emissie van dit wagenpark door vernieuwing. Kennelijk zijn deze 2 factoren ter plaatse min of meer in evenwicht.

Zoals uit de tabel blijkt, wordt voor de locatie Poort van Boerhaave voor de rekenjaren 2016, 2020 en 2030 geen (dreigende) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen voor wat betreft de (bepalende) parameters NO2, PM10 en PM2,5 geprognosticeerd. Er wordt tevens voldaan aan de blootstellings-concentratieverplichting van 20 µg/m3 lucht voor PM2,5 (BCV). Voor elementair koolstof wordt voldaan aan de algemeen geaccepteerde voorkeursgrenswaarde van minder dan 1,5 µg/m3 (geen wettelijke norm).

Gelet op deze achtergrondwaarden is op dit punt hoe dan ook geen sprake van een locatie waar sprake is van een (dreigende) overschrijding van de luchtkwaliteitseisen. In die zin is dus sprake van een aanvaardbaar woonklimaat.

Er behoeft van onderhavig bouwplan geen significante invloed op de lokale luchtkwaliteit te worden verwacht. Overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen als gevolg van dit plan en andere negatieve effecten voor de lokale luchtkwaliteit zijn dan ook uitgesloten.

4.8 Externe veiligheid     

4.8.1 Algemeen juridisch kader     

Doel van het externe veiligheidsbeleid is om de kans op overlijden van mensen in de omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen, binnen aanvaardbare grenzen te houden. Deze risicobenadering kent een tweetal begrippen om het risiconiveau weer te geven, het plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats. Bij het plaatsgebonden risico gaat het om de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een transportroute of industriële risicobron overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op deze transportroute, er van uitgaande dat die persoon onbeschermd en permanent op die plaats aanwezig is. Anders gezegd, het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten risicocontour). Dergelijke contouren zijn van belang bij de beoordeling of een risicovolle activiteit of een risicovolle bestemming op een bepaalde plaats kan worden toegelaten. Voor het plaatsgebonden risico is door de rijksoverheid voor nieuwe situaties een grenswaarde vastgesteld van 10-6 per jaar.

(De norm van 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen binnen de 10-6 begrenzing/plek = 1:1.000.000, 10-5 = kans van 1:100.000).

Het groepsrisico drukt de kans uit per jaar dat een groep mensen van minimale omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval op de transportroute waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico is te beschouwen als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een incident. Dit risico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare.

Hoe meer personen per hectare in het schadegebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het groepsrisico is in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico een oriënterende waarde.

Voor wat betreft het groepsrisico spelen ook andere aspecten een rol, zoals de afstand van de ontwikkeling tot aan de risicobron, de snelheid waarmee een calamiteit zich kan ontwikkelen alsook de duur van een calamiteit, de toename van het groepsrisico t.o.v. de bestaande situatie, het nut en de noodzaak van de beoogde ontwikkeling, de aanwezigheid van bouwwerken welke kunnen worden gebruikt om te schuilen, de voorhanden of te realiseren infrastructuur welke dienst kan doen als vluchtroute en de mate waarin de aanwezige personen zelfredzaam zijn (in staat om zichzelf en anderen te helpen en te (helpen) vluchten).

Vanuit de rijksoverheid wordt daarbij het belang van voldoende zelfredzaamheid benadrukt. Tot slot speelt ook de aard van het risico (waaronder de beheersbaarheid in geval van een incident) en de responstijd van de hulpdiensten een rol.

4.8.2 Beleid     

Bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening dienen te voldoen aan de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Hier zal ook aan worden voldaan.

Door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand" wordt vanuit gemeente en Veiligheidsregio zorg gedragen voor goede voorlichting en instructie van de binnen het gebied aanwezige personen. Indien aan de orde kunnen ook maatregelen ten aanzien van het bouwwerk worden voorgeschreven, zoals afsluitbare deuren, ramen, ventilatieopeningen en afsluitbare en uitschakelbare luchtverversingssystemen een hogere weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van buitengevels alsook situering van extra (nood)uitgangen van een risicobron af. Toetsing vindt plaats in het kader van de omgevingsvergunning voor bouwen.

4.8.3 Risicobronnen, kabels en leidingen en transportroutes     

De nieuwe woningen dienen te worden aangemerkt als nieuwe kwetsbare objecten in het kader van de externe veiligheid. Het bouwplan zelf heeft geen betrekking op een risicovolle inrichting of andere risicovolle functie. Voor onderhavig plan is een inventarisatie uitgevoerd van mogelijke risicobronnen in de omgeving.

Beoordeling plangebied

In het tracé van de Amerikaweg ligt een hogedruk aardgasleiding en de Amerikaweg kan gebruikt worden als bevoorradingsroute van LPG-tankstation aan de Europaweg (nabij de brug naar Heemstede). Dit tracé ligt op circa 90 meter van de nieuw te bouwen woningen. Hierdoor ligt het plangebied van de Poort van Boerhaave binnen het invloedgebied van de hogedrukaardgasleiding en de (mogelijke) bevoorradingsroute van gevaarlijke stoffen. De ontwikkeling van de Poort van Boerhaave heeft mogelijk gevolgen voor de grenswaarde van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Naar aanleiding hiervan is een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid in het gebied. Uit dit onderzoek14 blijkt dat het plan voor beide aspecten ruim onder de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico blijft. Ook het groepsrisico blijft kleiner dan oriëntatiewaarde. Voor wat betreft de gasleiding neemt laatstgenoemde zelfs af ten opzichte van de huidige situatie, ondanks dat het totale aantal aanwezige personen in het gebied toeneemt. Dit komt doordat de spreiding van de bevolking binnen het plangebied gelijkmatiger is waardoor de personendichtheid in het geheel lager uitvalt.

Daarnaast ligt er op circa 650 meter ten noorden van de planlocatie een gasontvangststation van Gasunie, op circa 600 meter ten noordwesten ligt het zwembad Boerhaavebad en op circa 550 meter ten noorden ligt de autoweg N205 waar een risico aanwezig is daar het een autoweg betreft (zie onderstaand figuur).

Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid (individueel risico en groepsrisico) de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar Bijlage 8.

14 Adviesgroep AVIV BV, Rapport Externe veiligheid Damiate Haarlem. 183623, 5 maart 2019, bijlage 7. verplicht

Figuur 4.6: Risicobronnen in de omgeving van de planlocatie. (Bron: www.risicokaart.nl).

4.9 Verkeer en parkeren     

Verkeer

De Floris van Adrichemlaan is een weg binnen de gemeente Haarlem waar een snelheidslimiet van 50 km/uur geldt. Evenals de Amerikaweg is dit een doorgaande weg waar veel verkeer overheen gaat. Beide wegen worden ook gebruikt door fietsers. Voor voetgangers is aan weerszijden van de weg een trottoir aanwezig. De Louis Pasteurstraat betreft een 30 km/uur weg welke gebruikt wordt als toegangs- en ontsluitingsweg van de woonwijk.

Een van de uitgangspunten van de Damiate is om het gebied in te richten als een rustige, groene woonwijk met zo min mogelijk autoverkeer. Toegang tot de ondergrondse parkeergarage wordt vormgegeven via een inrit vanaf de Louis Pasteurstraat aan de oostzijde van het plangebied.

Door het toevoegen van 150 woningen is een toename van het verkeer te verwachten. De bestaande infrastructuur is evenwel voldoende om een dergelijke toename te accommoderen, mede gelet op de omstandigheid dat de Damiatelocatie direct langs de Amerikaweg is gelegen, een stroomweg die samen met de Europaweg de hoofdontsluiting van de wijk vormt.

Mobiliteitskenmerken gebied

Het plangebied is op een goede manier ontsloten, zowel per auto, per openbaar vervoer (OV) als per fiets en te voet. Binnen 100 meter van het plangebied bevindt zich een bushalte van citybus lijn 3. Deze rijdt 4 keer per uur naar winkelcentrum Schalkwijk, het centrum van Haarlem, het station en door naar IJmuiden. Op circa 500 meter bevindt zich nog een aantal bushaltes, onder ander op de N205 (Burgemeester Reinaldapark). Hier halteert een aantal lijnen tussen Haarlem centrum en Amsterdam. Het plangebied ligt op acceptabele fietsafstand van het centrum van Haarlem (2,5 km) en het station (3 km). Ook het centrum van Schalkwijk (op circa 500 meter) is met de fiets goed bereikbaar. Ditzelfde centrum Schalkwijk ligt zelfs voor voetgangers op een realistische loopafstand.

Parkeren

In 2015 zijn de beleidsregels Parkeernormen vastgesteld. Op 31 januari 2019 zijn de parkeernormen voor woningen herzien. Ter onderbouwing van het stedenbouwkundig is een mobiliteitsplan(bijlage 6) opgesteld.

Aan de hand van de vastgestelde parkeernormen per functie is de totale parkeervraag voor de voorgenomen ontwikkeling berekend. Daarnaast is het parkeeraanbod bepaald. Het parkeeraanbod bestaat uit 130 parkeerplaatsen in de te realiseren parkeergarage, 22 parkeerplaatsen in het middengebied en 26 parkeerplaatsen aan de randen van het plangebied. Het totale parkeeraanbod bestaat daarmee uit 178 parkeerplaatsen.

verplicht

Afbeelding parkeeraanbod

Uitgangspunten voor de parkeerbalans zijn:

  • 130 van de 136 middeldure en dure woningen beschikken over een eigen parkeerplaats in de garage. 6 middeldure woningen maken voor het parkeren gebruik van de vrij toegankelijke ruimte in het middengebied en hebben dus geen eigen plek;
  • De 14 sociale huurwoningen maken voor het parkeren gebruik van de vrij toegankelijke ruimte in het middengebied en hebben geen eigen plek;
  • Er worden 2 deelauto’s ingezet om in een deel van de parkeervraag van de woningen te voorzien (grotendeels ter vervanging van een eventuele 2e auto). De deelauto's hebben een vaste (laad)plek.

verplicht

Het tekort op de maatgevende werkdagavond bedraagt 3 parkeerplaatsen

Nuancering tekort

Het tekort van 3 parkeerplaatsen is het resultaat van een theoretische benadering. In de praktijk zal dit tekort waarschijnlijk niet (structureel) optreden vanwege de goede bereikbaarheid van het gebied per OV en fiets. Daarnaast zal een aantal woningen een beperkte grootte hebben en met name geschikt zijn voor eenpersoonshuishoudens. De parkeervraag van deze “kleinere” woning ligt waarschijnlijk lager dan de gehanteerde norm. Mocht dit tekort wel het geval zijn dan is in het omliggende openbare gebied nog ruimte om het tekort op te vangen. Om te bepalen of er ruimte is in het openbaar gebied is onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er ruimschoots voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn om het eventuele tekort van 3 parkeerplaatsen op te vangen.

Invulling (bedrijfs)ruimte (100 m2 bvo)

De invulling van de 100 m2 bvo (bedrijfs)ruimte is mede afhankelijk van de ruimte die de parkeerbalans biedt. In de avondperiode(n) is geen vrije parkeerruimte beschikbaar, uitgezonderd de koopavond. De werkdagmiddag en zaterdagmiddag bieden nog voldoende ruimte. Op basis van de parkeernormen en aanwezigheidspercentages zijn de volgende functies en oppervlaktes (in ieder geval) mogelijk voor de invulling van de 100 m2 bvo:

  • 100 m2 bvo detailhandel, dienstverlening, bedrijf t/m cat b; Uitgangspunt is dat bedrijfs- en kantoorruimte geen of een zeer beperkte parkeervraag kent in de avondperiode en detailhandel en dienstverlening alleen op koopavond.
  • 100 m2 bvo horeca 1. Gezien de druk die dergelijke functies leggen op de avondperiode geldt hiervoor de aanvullende voorwaarde dat deze functies gesloten dienen te zijn van 18:00 uur tot 7:00 uur (ook gesloten op koopavond). Hiertoe is in artikel 7.3 Specifieke gebruiksregels een regeling opgenomen.

Conclusie parkeren

De bestemmingsregeling staat toe dat in vrijwel het gehele plangebied een ondergrondse / inpandige stallingsgarage zal worden gemaakt, op grond waarvan de volledige parkeervraag kan worden ingevuld. Daarnaast is met het mobiliteitsplan aangetoond, dat in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien voor het beoogde stedenbouwkundig plan.

Fietsparkeren

In principe dienen in de woningen bergingen gemaakt worden conform de eisen uit het Bouwbesluit 2012. Via deze bergingen wordt voorzien in voldoende stallingsmogelijkheid voor fietsen.

Indien wordt afgeweken van het Bouwbesluit, dan dient te worden voorzien in een gelijkwaardige oplossing, waarbij moet worden voldaan aan het gemeentelijke beleid zoals vastgelegd in de "Beleidsregel bergingen nieuwe woongebouwen Haarlem”, vastgesteld op 29 december 2018. Concreet kan het hierbij gaan om de realisatie van een gemeenschappelijke fietsenstalling in plaats van individuele stallingen.

Een gemeenschappelijke stalling heeft als voordeel dat deze ook ruimte dient te bieden aan fietsen met afwijkende maten en andere voertuigen (bakfietsen, elektrische scooters) en dat er in het gemeentelijke beleid extra eisen worden gesteld aan een makkelijke toegang tot een gemeenschappelijke stalling (o.m. automatisch openende deuren). Sowieso zullen bij een gemeenschappelijke stalling minder (tussen)deuren met de fiets in de hand moeten worden gepasseerd dan bij individuele bergingen. Verder kunnen in een gemeenschappelijke berging kostbare voorzieningen zoals snellaadpunten worden gedeeld tussen bewoners.

Voor overbrugging van hoogteverschillen kunnen voorzieningen worden toegepast zoals een loopband/borstelgoot waarmee het omhoog brengen van een fiets kan worden ondersteund en het omlaag brengen van een fiets kan worden afgeremd.

Bouwplan

In het bouwplan zoals dat thans voorligt wordt als volgt invulling gegeven aan het fietsparkeren.

Parkblok:

  • Individuele bergingen in het souterrain conform Bouwbesluit 2012, waarin minimaal drie fietsen kunnen worden gestald.
  • Collectieve fietsenstalling voor 49 parkeerplekken.

Singelblok:

  • In de woningen zelf is voorzien in bergingen welke in principe niet bedoeld zijn voor fietsparkeren.
  • In het souterrain zijn 87 individuele fietsen bergingen opgenomen voor de 87 appartementen. Hierin kunnen ten minste drie fietsen worden gestald.
  • In het souterrain is verder een collectieve fietsenberging opgenomen met 117 plekken.
  • In de parkeergarage zijn apart plekken gemaakt voor het stallen van groot formaat bakfietsen en elektrische scooters.

CPO woningen

Voor de CPO woningen ligt thans nog geen bouwplan voor. Echter in de context van het Bouwbesluit 2012 en het gemeentelijke beleid is voldoende verzekerd dat ook bij deze woningen afdoende zal worden voorzien in fietsparkeermogelijkheden.

4.10 Cultuurhistorie     

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar deel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen.

Plangebied

De geschiedenis en aanwezige cultuurhistorie in het gebied is reeds beschreven in paragraaf 2.2. De wijk waarin de planlocatie is gelegen, is gebouwd in de jaren zestig. Voor de locatie geldt een gebiedstype 'Strokenbouw (1960 - ca 1975)'. Er zijn geen gebouwen als monument aangemerkt. Er wordt ook geen bijzondere cultuurhistorische waarde aan de gebouwen toegekend. De Amerikaweg is in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit aangeduid als relevante historische route. Door het realiseren van het park en de waterpartij zal er worden bijgedragen aan de groene uitstraling van de Amerikaweg.

Het aspect cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor onderhavig plangebied.

4.11 Archeologie     

In een onderbouwing als de onderhavige dient gekeken te worden naar archeologische aspecten welke eventueel aanwezig zijn op het betreffende perceel.

Beleid en regelgeving

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta, 1992). Nederland heeft dit Verdrag ondertekend en geratificeerd. Het doel van dit verdrag is het beschermen van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Het verdrag is verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) en de Erfgoedwet. De gemeente is op basis van artikel 38a van die wet verplicht om rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De drie belangrijkste uitgangspunten van de Wamz zijn:

  • het behoud van archeologische waarden in de bodem;
  • de initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
  • het vroegtijdig integreren van de zorg voor het archeologisch erfgoed in de procedures van de ruimtelijke ordening.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.

De Haarlemse bodem

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, vanaf de Karolingische tijd, ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.

Beoordeling plangebied

Op grond van de voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH) is het plangebied ingedeeld als categorie 4 (geel) op basis van de archeologische verwachtingswaarde (onderstaande figuur.)

 verplicht

Figuur 4.9: Uitsnede van Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). 

 verplicht

In het geldende bestemmingsplan Schalkwijk-Midden is dit opgenomen als 'Waarde – archeologie 4'. Ook volgens de Archeologische Beleidskaart Haarlem van de gemeente Haarlem is er sprake van 'Waarde – archeologie 4'. In geval er bouwwerkzaamheden en grondwerkzaamheden zullen plaatsvinden welke dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden en de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m2 betreft moet een waardestellend archeologisch rapport overlegd worden.

Derhalve is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd15. Uit het onderzoek blijkt dat sprake is van een lage archeologische verwachting in de vorm van verspreid liggende resten uit de steentijd op een diepte van meer dan 4 m –MV. Door toepassing van niet grondvervangende heipalen kan in principe worden voorkomen dat deze waarden verstoord worden. Vanwege de omstandigheid dat het plangebied al bebouwd is (geweest) dient minimaal rekening te worden gehouden met enige verstoring.

Desalniettemin dient middels booronderzoek te worden nagegaan of geen sprake is van duinwallen onder het plangebied welke zich op geringere diepte kunnen bevinden. In de planregels is rekening gehouden met het uitvoeren van booronderzoek voorafgaand aan eventuele bouw- en aanlegwerkzaamheden. Zodoende is een dubbelbestemming 'waarde – archeologie' opgenomen in de regels en op de plankaart. Op basis van deze conclusies bestaat er in archeologisch opzicht geen bezwaar tegen een voorgenomen nieuwbouw in het plangebied.

15Arcure, Plangebied Damiate gemeente Haarlem Archeologisch bureauonderzoek, 13 februari 2019, Bijlage 8

4.12 Vliegverkeer     

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient beoordeeld te worden of het bouwen van nieuwe woningen geen hinder ondervindt van vliegverkeer, dit voornamelijk vanwege geluidsoverlast en veiligheid. In het rijksbeleid is vastgelegd dat er buiten de in de verstedelijkingsafspraken vastgelegde locaties (Vinex en Vinac) geen nieuwe uitleglocaties kunnen worden ontwikkeld ten behoeve van woningbouw binnen de 20 Ke-contour behorende bij het vijfbanenstelsel (zie paragraaf 3.1.3). Daarnaast zijn in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol beperkingengebieden aangewezen.

Beoordeling plangebied

Onderhavig plan ligt niet een beperkingengebied en is evenmin gelegen in de nabijheid van de 20 Ke-contour. De hoogte van de toe te laten bebouwing vormt geen beperking en evenmin het aspect vogelaantrekkend gebied (natuurgebied) geldt niet voor de Poort van Boerhaave. Vanuit het aspect vliegverkeer zijn er dan ook geen belemmeringen die zich verzetten tegen onderhavig plan.

4.13 Kabels, leidingen straalpaden en andere belemmeringen     

Het plangebied ligt binnen het invloedgebied van de hogedrukaardgasleiding en de (mogelijke) bevoorradingsroute van gevaarlijke stoffen (zie paragraaf4.8.3). Onderzoek heeft echter aangetoond dat het plan voor beide aspecten ruim onder de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico blijft. Ook het groepsrisico blijft kleiner dan oriëntatiewaarde.

Straalpaden zijn optisch vrije paden met een breedte van circa 200 m ten behoeve van telecommunicatie. Vanuit de Telecommunicatiewet of Wabo bestaat er geen verplichting om bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met straalpaden. Straalpaden zijn in principe niet beschermd, tenzij een geldig bestemmingsplan nog wel voorziet in een beschermd straalpad. De dichtstbijzijnde antennes zijn gelegen op meer dan 200 meter. Eveneens is er geen beschermd straalpad opgenomen in het bestemmingsplan.

Onder de Boerhaavelaan loopt een dubbele watertransportleiding. Onderhavig plan heeft geen invloed op deze watertransportleiding.

4.14 Mer-beoordeling     

Onderhavig project is een stedelijk ontwikkelingsproject als genoemd in de bijlage onder D categorie 11.2 van het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.). De bouw van woningen kan immers worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Op dit vlak is een zogenaamde MER-beoordeling uitgevoerd (Bijlage 11). Besloten is dat geen sprake is van zodanige nadelige gevolgen voor het milieu dat dit het opstellen van een milieueffectrapport zou rechtvaardigen.

4.15 Windhinder     

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook het aspect windhinder onderzocht te worden. Windhinder kan optreden rond hoge gebouwen door verhoogde windsnelheden. Hierdoor kan het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam of zelfs gevaarlijk zijn.

De grenswaarde voor onderzoek naar windhinder is 30 meter. Dat wil zeggen dat als de bebouwing hoger dan 30 meter is, dan dient er een onderzoek naar windhinder plaats te vinden. Windonderzoek vindt plaats conform de NEN 8100. In deze norm is eveneens een beslismodel weergegeven wanneer een windonderzoek mogelijk nodig kan zijn:

  • Gebouwen hoger dan 30 meter: windonderzoek nodig.
  • Beschut gelegen gebouwen, hoogte 15 tot 30 meter: specialist beoordeelt of windonderzoek nodig is.
  • Onbeschut gelegen gebouwen, hoogte tot 30 meter: specialist beoordeelt of windonderzoek nodig is.

Beoordeling plangebied

Vanwege de ligging tussen de woonflats van Schalkwijk ten oosten en zuiden van het plangebied aan de Floris van Adrichemlaan en de Louis Pasteurstraat, ligt de bebouwing op de Damiatelocatie relatief beschut. Er zal sprake zijn van bouwhoogten tot 23,5 meter.

In lijn hiermee is een beoordeling uitgevoerd voor wat betreft de windaspecten (Bijlage 10). Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat rekening dient te worden gehouden met enige verslechtering van het windklimaat, maar dat deze verslechtering zich beperkt tot direct rondom de nieuwbouw en dus geen gevolgen heeft buiten het plangebied. Er zal evenwel hoe dan ook sprake zijn van een verantwoord windklimaat.

4.16 Bezonning     

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient eveneens rekening te worden gehouden met het aspect bezonning. Bij bezonning gaat het om voldoende zonlicht in de tuin, openbare ruimte of op de gevel. Voor de nieuwe woningen geldt dat er dat sprake moet zijn van een aanvaardbaar leefklimaat. Dit houdt in dat voor nieuwe tuinen, balkons, terrassen, speelplekken en openbare ruimte voldoende zonlicht moet zijn en voorkomen moet worden dat er te veel schaduw aanwezig is op deze plekken. De bruikbaarheid van deze plekken mag niet onaanvaardbaar afnemen als gevolg van een gebrek aan zonlicht.

Om de bezonning van de Damiatelocatie in kaart te brengen is een onderzoek (Bijlage 12) gedaan naar de schaduw op het perceel. In het onderzoek is per kwartaal de bezonning gedurende 8 uren op een dag meegenomen. Omdat in de huidige situatie geen bebouwing aanwezig is op het perceel, leidt de beoogde ontwikkeling tot een afname van bezonning op naburige percelen. Echter er is geen sprake van een onevenredige afname van de bezonning op de naastgelegen percelen in verband met het bouwplan.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE ASPECTEN     

5.1 Inleiding     

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.

De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de maximale wettelijke geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op ondergeschikte onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.

Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

5.2 Juridische planopzet     

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.

Voor onderhavige planregeling is gekozen voor een flexibele verbeelding. Flexibel betekent in dit geval dat enkel de hoofdopzet van de verkavelingsstructuur in de verbeelding is opgenomen met het minimale vereiste percentage groen en water. De groene corridor is een dermate belangrijk element dat deze apart in de verbeelding is weergegeven. Via de regels is bepaald dat het groen mede voor verkeer mag worden gebruikt. Alle stedenbouwkundige hoofdlijnen worden in de plantoelichting geborgd en dienen als toetsingskader voor de gemeentelijke adviescommissie inzake Welstand.

De regels van het bestemmingsplan vallen conform de SVBP 2012 in 4 hoofdstukken uiteen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

5.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels     

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Wijze van meten (artikel 2)

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen zijn op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.

5.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels     

Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Of dit zo is, hangt af van de ruimtelijke relevantie, of wel van de mate waarin de betrokken functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. De verbeelding van een bestemming bestaat dus nooit uit een lijn of een punt. De bestemmingen worden gescheiden door bestemmingsgrenzen.

Enkelbestemmingen

Artikel 3 Groen

De openbare groen gebieden zijn specifiek bestemd als 'groen', dit betreft de aanwezige bomen en in te richten grasgebieden, oevers en taluds in het plangebied. In de bestemming groen is tevens water toegestaan, alsmede ondersteunde voorzieningen van het groengebied als (fiets)paden, bruggen, straatmeubilair en speelvoorzieningen.

Artikel 4 Tuin - 1

De semi-openbare ruimte rondom de nieuwe woningen zijn voorzien van een bestemming voor 'tuin'. In deze bestemming zullen worden gebruikt ten behoeve van de aanliggende woonbestemmingen voor bijvoorbeeld tuin, parkeren en ontsluiting, met bijbehorende (beperkte) bebouwing en verdere voorzieningen. Voor het tussen de beide woonbestemmingen gelegen gebied geldt dat daar ook een ondergrondse parkeergarage mag worden gemaakt, waarbij de bovenafdekking als tuin zal zijn ingericht.

Artikel 5 Verkeer

De bestaande openbare straten in het plangebied zoals de Floris van Adrichemlaan en de Louis Pasteurstraat zijn opgenomen in de bestemming 'verkeer'. In deze bestemming zijn tevens de benodigde voorzieningen voor deze bestemming opgenomen, als een trottoir, (ondergrondse) afval- en recyclebakken, eventuele openbare parkeerplaatsen, straatverlichting, nutsvoorzieningen, fietsenrekken en een terras ten behoeve van de horecafunctie.

Artikel 6 Water

In de bestemming 'water' zijn de in het plangebied voorkomende watergangen en bijbehorende voorzieningen opgenomen. De gronden zijn bestemd voor taluds, oevers, waterberging, waterhuishouding, bruggen, stuwen, dammen, sluizen, steigers, duikers en gemalen. In de bestemming 'water' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bestaande kaden, meerpalen of aanlegplaatsen.

Artikel 7 Wonen

De bestemmingsregels van het artikel 'wonen' voorziet in de begrenzing van de toegestane activiteiten en bouwmogelijkheden in de bestemming wonen. In deze bestemming zijn tevens de benodigde ondersteunende voorzieningen toegestaan als nutsvoorzieningen, riolering, afval- en recyclebakken. Ter plaatse van de specifieke aanduiding is tevens een ondergrondse parkeergarage toegestaan. In de woonbestemming is ook groen toegestaan. Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn binnen de bestemming 'wonen' toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen.

Naast wonen zijn tevens en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding gemengd

De invulling van de 100 m2 bvo (bedrijfs)ruimte is mede afhankelijk van de ruimte die de parkeerbalans biedt. In de avondperiode is geen vrije parkeerruimte beschikbaar, uitgezonderd de koopavond. De werkdagmiddag en zaterdagmiddag bieden nog ruimte. Op basis van de parkeernormen en aanwezigheidspercentages zijn de volgende functies en oppervlaktes (in ieder geval) mogelijk voor de invulling van de (bedrijfs)ruimte:

  • 100 m2 bvo horeca 1, detailhandel, dienstverlening, bedrijf t/m cat b

Uitgangspunt is dat bedrijfs- en kantoorruimte geen of een zeer beperkte parkeervraag kent in de avondperiode. Standaard detailhandel, horeca en commerciële dienstverlening creëren een parkeervraag in de avondperiode (koopavond). Aanvullende voorwaarde voor deze functies is daarom dat deze gesloten dienen te zijn van 18:00 uur tot 7:00 uur. Voor detailhandel en dienstverlening is op koopavond nog wel ruimte. Hiertoe is een regeling opgenomen in artikel 7.3 Specifieke gebruiksregels.

Dubbelbestemmingen

Artikel 8 Waarde - archeologie

Met het oog op de verwachte archeologische waarde is voorzien in een bescherming in de vorm van het uitvoeren van booronderzoek in het kader van vergunningverlening.

5.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels     

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen. Het opnemen van deze regel is ook verplicht gelet op artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 10 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn de bouwregels voor alle bestemmingen opgenomen, met uitzondering van de dubbelbestemmingen. De algemene bouwregels zijn gebaseerd op een bouwlaagsystematiek met de nodige flexibiliteit voor wat betreft de bovenafdekking van gebouwen. Met name voor de CPO-woningen zal het plan binnen de vastgestelde kaders maximale vrijheid bieden aan toekomstige bewoners om de eigen woonomgeving vormt te geven.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Voor de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in bepaalde algemene afwijkingsregels voor het bevoegd gezag. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.

Voordat besloten kan worden om afwijking van de regels toe te staan, wordt getoetst aan de criteria zoals genoemd in dit artikel. Daarnaast geldt dat voor het aspect brandveiligheid en rampenbestrijding voor de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden rekening dient te worden gehouden met de brandveiligheid en rampenbestrijding, als deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.

Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken.

Artikel 13 Overige regels

De leden 13.1 en 13.2 leggen een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de "Beleidsregels parkeernormen" van de gemeente Haarlem. De parkeernormen liggen niet vast in het bestemmingsplan maar in gemeentelijke beleidsregels. Het voordeel daarvan is dat het niet nodig is om het bestemmingsplan te wijzigen wanneer er behoefte is aan het wijzigen van de parkeernormen. Het wijzigen van de "Beleidsregels parkeernormen" volstaat daarvoor. Die gemeentelijke beleidsregels geven aan wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's en het laden of lossen van goederen. Ook gaan de beleidsregels in op de mogelijkheden om af te wijken van de geldende parkeernormen. Als er een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend voor een ontwikkeling waardoor de parkeerbehoefte wijzigt, zal getoetst worden aan de "Beleidsregels parkeernormen" zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Uitgangspunt hierbij is dat in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeerruimte.

5.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels     

Artikel 14 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan. Het betreffen plan regelt welke overeenkomstig artikel 3.2.1 en 3.2.2 Bro in een bestemmingsplan dienen te worden opgenomen.

Hierbij geldt dat er mede op grond van artikel 3.2.2 Bro beperkingen worden gesteld vanuit de Vogelrichtijn en de Habitatrichtijn ten aanzien van het opnemen van gebruiksovergangsrecht. In de onderhavige situatie is er evenwel geen aanleiding om op die grond beperkingen te stellen aan het gebruiksovergangsrecht.

Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Ook bouwwerken die basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.

Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.

Artikel 15 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID     

6.1 Economische uitvoerbaarheid     

In artikel 3.1.6, sub i van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkeling die concreet mogelijk wordt gemaakt met dit bouwplan moet (economisch) uitvoerbaar zijn en kunnen worden gerealiseerd.

De initiatiefnemer van het project is Bemog B.V.. In het kader van de met deze projectontwikkelaar gemaakte afspraken is voldoende verzekerd dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is.

6.1.1 Grondexploitatie     

Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente verplicht bij een procedure waarin bouwplannen zijn opgenomen als aangewezen in artikel 6.12 Wro juncto artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro), een exploitatieplan vast te stellen. Geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld als het verhalen van kosten anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld doordat de gemeente hierover een overeenkomst heeft gesloten met de eigenaren en/of initiatiefnemers van de binnen het exploitatiegebied gelegen gronden.

De initiatiefnemer, Bemog B.V., heeft de door het college vastgestelde anterieure overeenkomst ondertekend, zodat geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld. Om die reden wordt besloten om geen exploitatieplan vast te stellen zoals geregeld in artikel 6.12, lid 2 Wro, omdat de kosten anderszins verzekerd zijn.

De kosten en baten van deze nieuwe ontwikkeling passen verder binnen de kaders van de wettelijke grondexploitatie, doordat de hogere kosten van de gemeente middels genoemde een anterieure overeenkomst verhaald zullen worden. Een planschadeovereenkomst maakt deel uit van deze anterieure overeenkomst.

6.1.2 Planschade     

Een ander aspect dat in het kader van de economische uitvoerbaarheid dient te worden beoordeeld, is de vraag of er aanleiding bestaat voor omwonenden om vergoeding te vragen van schade die volgens artikel 6.1 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet voor hun rekening dient te blijven. Bij de beoordeling van verzoeken om schadevergoeding ex artikel 6.1 Wro is het van belang om te bezien of er sprake is van een wijziging van een planologisch regime, waardoor een belanghebbende in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden.

Plannen die zullen worden gerealiseerd door toepassing te geven aan artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening moeten worden vergeleken met het thans geldende planologische regime. Niet de feitelijke situatie is daarbij van belang, maar wat op grond van het geldende bestemmingsplan maximaal kan worden gerealiseerd. Dit ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden of dat verwezenlijking voor de hand heeft gelegen, bijvoorbeeld gezien privaatrechtelijke verhoudingen. Zo er sprake is van nadelige planologische mutatie, dan kan de daaruit mogelijk voortvloeiende schade per peildatum, in casu het moment van het in werking treden van het bestemmingsplan, worden vastgesteld. Aansluitend moet worden beoordeeld of de schade redelijkerwijs geheel of gedeeltelijk ten laste van eventuele aanvragers om planschadevergoeding behoort te blijven.

Een planschadeovereenkomst als bedoeld in artikel 6.4a, lid 1 van de Wro vormt onderdeel van de anterieure overeenkomst.

Verder is op dit punt het volgende van belang.

In de huidige situatie is zoals aangegeven in paragraaf 1.4 sprake van een ruime maatschappelijke bestemming, welke naast onderwijsfuncties ook functies toelaat zoals openbare dienstverlening, levensbeschouwelijke voorzieningen, uitvaartcentra, jeugdopvang, met ondergeschikte horeca en detailhandel, sportactiviteiten en dergelijke.

Als gevolg van onderhavig bestemmingsplan zal sprake zijn van uitsluitend woonfuncties. Dit kan in algemene zin worden beschouwd als een functie die minder belastend is voor de omgeving dan de thans geldende maatschappelijke bestemming. Tegelijkertijd zal rekening moeten worden gehouden met een toename van de toegelaten bouwhoogten en het bebouwde oppervlak.

Op dit punt is tevens van belang dat de bestaande woningen aan de Westermanstraat 32-48 (even), Floris van Adrichemlaan 2-72 (even) en de Louis Pasteurstraat 2-96 (even) huurwoningen betreft. De huurders van de woningen hebben geen recht op tegemoetkoming in eventueel planologisch nadeel. Planologisch nadeel betreft in principe uitsluitend inkomens- en vermogensnadeel. Voor huurders wordt eventueel nadeel als gevolg van de planologische ontwikkeling geacht zich te vertalen in de huurprijs.

De eigenaar van verhuurde woningen zou planschade kunnen lijden in de vorm van inkomens- en/of vermogensschade. Inkomensschade zou kunnen worden geleden indien er sprake zou zijn van een verminderde huuropbrengst, waardoor de beleggingswaarde van de verhuurde eigendommen wordt aangetast. Een vermindering van de huuropbrengst zou kunnen optreden als de planologische mutatie de oorzaak zou zijn van een verlaging van de huurprijs of van een toegenomen leegstand.

Gelet op de aard van de planologische ontwikkeling wordt geoordeeld, dat deze niet zal leiden tot een toegenomen leegstand van de betrokken woningen. Voor wat de huurprijs is van belang, dat de huur van woningen niet volledig vrij wordt bepaald, maar wordt gereguleerd door een puntensysteem, het woningwaarderingsstelsel. Zoals bekend worden krachtens dat stelsel voor diverse aspecten zoals oppervlakte van vertrekken, verwarming en isolatie, keuken en sanitair etc. punten toegekend. Aan de hand van dit puntenstelsel wordt vervolgens de huurprijs bepaald. De kwaliteit van de woonomgeving is slechts een onderdeel van dit puntensysteem. In de gegeven omstandigheden behoeft niet te worden gevreesd voor een daling van de huurprijs waardoor de woningstichting planologisch nadeel zou ondervinden, laat staan voor toegenomen leegstand.

Een eigenaar van verhuurde woningen zou daarnaast planschade kunnen leiden in relatie tot concrete plannen om de betrokken woningen uit te ponden. Aangezien niet gebleken is van kadastrale splitsing cq. splitsing in appartementsrechten is hier voor de betrokken woningen geen sprake van.

Voor wat betreft de woningen aan de Van Swietenstraat 1, 2 en 10 alsook voor de woning Frederik Ruischstraat 1 geldt dat deze voor zover bekend wel in eigendom zijn bij de bewoners.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

6.2.1 Inspraak en zienswijzen     

In het traject om te komen tot de ontwikkeling van Poort van Boerhaave - Damiate is veel aandacht besteed aan communicatie met bewoners, belanghebbenden in het gebied.

Op 16 april 2019 vond een inloopavond plaats in wijkcentrum De Ringvaart om het plan te presenteren en te bespreken met omwonenden en hun input te vernemen en indien mogelijk te verwerken. Verder is voorzien in een website waarop het project wordt gepresenteerd.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van van 29 april tot en met 9 juni 2020 ter inzage gelegen. Er is één zienswijze ingediend. De verwerking van de zienswijze is opgenomen in het wijzingsoverzicht behorende bij het raadsbesluit.

6.2.2 Wettelijk vooroverleg     

Bij onderhavige vergunningaanvraag zijn het Hoogheemraadschap van Rijnland, de Omgevingsdienst IJmond en de Veiligheidsregio betrokken als adviseurs. Uit het wettelijk vooroverleg zijn geen specifieke aandachtspunten naar voren gekomen ten aanzien van het plangebied en/of de beoogde bestemmingsregeling.

6.3 Handhaving     

Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.

Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.

Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Aan-huis-verbonden-beroep     

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig of technisch vlak of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 Aanbouw en uitbouw     

een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanlegvergunning     

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 Achtergevelrooilijn     

bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.

1.7 Antenne-installatie     

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 Archeologisch deskundige     

professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.9 Archeologisch onderzoek     

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.10 Archeologisch rapport     

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.11 Archeologisch waardevol gebied     

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.12 Archeologische waarde     

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.13 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 Bebouwingspercentage     

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 Bed & breakfast     

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning met behoud van de woonfunctie.

1.16 Bedrijf     

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.17 Bedrijfswoning     

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 Begane grond     

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.19 Begeleid wonen     

vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.20 Berging     

Een bouwwerk of gedeelte van een bouwwerk, ingericht op stalling en opslag van goederen, geen motorvoertuigen zijnde, ten behoeve van de hoofdfunctie van het bouwperceel waarop of het bouwwerk waarin de stalling aanwezig is;

1.21 Bestaande (situatie)     

onder “bestaande” goot- of bouwhoogte, kap- en dakvorm, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte wordt verstaan de goot-/bouwhoogte, kap- en dakvorm, nokrichting, gevelindeling, maatvoering en oppervlakte zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan rechtens bestaat of rechtens mag bestaan.

1.22 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.24 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bijbehorend bouwwerk     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.26 Bijgebouw     

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.27 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak.

1.29 Bouwlaag     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.30 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 Bouwperceelgrens     

de grens van een bouwperceel.

1.32 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.

1.33 Bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.34 Bruto vloeroppervlak (bvo)     

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

1.35 Dakhelling     

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.36 Dakkapel     

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.37 Dakopbouw     

een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.

1.38 Dakterras     

een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.

1.39 Detailhandel     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca.

1.40 Dienstverlening     

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen.

1.41 Gastouderopvang     

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.42 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.43 Hoofdgebouw     

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.44 Horeca 1     

horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.45 Kamerverhuurbedrijf     

het exploiteren van onroerende zaken door bedrijfsmatige verhuur van in hoofdzaak afzonderlijke kamers ten behoeve van bewoning.

1.46 Kantoor     

een gebouw voor het verlenen van diensten en het uitvoeren van handelingen, waarbij de nadruk ligt op de administratieve afwikkeling van die handelingen.

1.47 Kap     

een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.

1.48 Kunstwerk     

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.49 Lessenaarsdak     

een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.

1.50 Nieuwbouw     

nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.

1.51 Oeverlijn     

de scheidingslijn tussen water en land.

1.52 Onderdoorgang/overbouwing     

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.53 Peil     

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil.

1.54 Plan     

het bestemmingsplan Poort van Boerhaave - Damiate met identificatienummer NL.IMRO.0392.Damiate-on01 van de gemeente Haarlem.

1.55 Plat dak     

een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.

1.56 Prostitutie     

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.57 Seksinrichting     

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.58 Verbeelding     

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.59 Verkoopvloeroppervlakte     

het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.60 Voorgevelrooilijn     

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.61 Voorzieningen van openbaar nut     

voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.62 Waterberging     

een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.

1.63 Wet     

de Wet ruimtelijke ordening.

1.64 Woning     

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

1.65 Zorgwoning     

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten     

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten     

afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes, luchtbehandelingsinstallaties, glasbewassingsvoorzieningen, liftopbouwen, zonnepanelen, valbeveiligingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden evenmin meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

breedte dakvlak bij dakdoorbreking

de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.

2.2 Overschrijden bouw- en bestemmingsgrenzen     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw te overschrijden ten behoeve van:

  1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerzijde van de rijweg, dan wel 2,2 m boven een fiets- en/of voetpad;
  3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m boven peil.
  4. balkons, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m. Deze balkons mogen niet lager gelegen zijn dan 3,5 m boven de rijweg, dan wel 2,2 m boven een fiets- en/of voetpad.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Groen     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare groenvoorzieningen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. toegangstrap inclusief balustrade/trapleuning ten behoeve van de aangrenzende hoofbebouwing;
  4. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, speel- en sportvoorzieningen, Kunstwerken, waaronder (aanlandingen voor) bruggen; kunstobjecten, Waterberging, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport;
  5. ondergrondse Voorzieningen van openbaar nut.

3.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Groen' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. de bouwhoogte van speel- en sportvoorzieningen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  2. het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 is van overeenkomstige toepassing ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  3. de breedte van een toegangstrap inclusief balustrade/trapleuning ten behoeve van de aangrenzende hoofbebouwing bedraagt niet meer dan 1,5 m met een maximum aantal van 7 trappen.

3.3 Specifieke gebruiksregels     

Ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' mag het gebruik dat wordt toegelaten voor gronden met deze bestemming noch ten koste gaan van de instandhouding van de ecologische verbindingszone noch van de op deze gronden aanwezige natuurwaarden.

Artikel 4 Tuin - 1     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen, terrassen en verhardingen en ondergeschikte bouwonderdelen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. stallingsgarages;
  3. Voorzieningen van openbaar nut, voor zover gelegen onder peil.

4.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

4.2.1 Gebouwen     

De bouw van gebouwen is uitsluitend toegelaten in de vorm van:

  1. stallingsgarages, voor zover deze mede gelegen zijn onder de hoofdbebouwing als bedoeld in artikel 4 lid 1, tot een hoogte van 1 meter boven peil.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de breedte van toegangstrappen inclusief balustrade/trapleuning te behoeve van de aangrenzende hoofbebouwing bedraagt maximaal 1,5 m, met een maximum aantal van 9 trappen;
  2. de hoogte van erfafscheidingen mag maximaal bedragen:
    1. voor zover geplaatst loodrecht op de gevel van een hoofdgebouw 1,50 m op een afstand van minder dan 1,50 meter uit de gevel van dat hoofdgebouw;
    2. 1 m in andere gevallen;
  3. de hoogte van 'bouwwerken geen gebouw zijnde', anders dan genoemd onder 4.2.2 sub a en b mag maximaal 1 m bedragen,
  4. indien bouwwerken worden geplaatst op een stallingsgarage als bedoeld onder, wordt als Peil de bovenafwerking van die stallingsgarage aangehouden.

4.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 11 wordt in elk geval tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gerekend:

  1. het parkeren van motorvoertuigen;
  2. stalling en/of opslag van afval en/of afvalcontainers;

Indien en voor zover dit geschiedt buiten een bouwwerk.

Artikel 5 Verkeer     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. straten, wegen, pleinen,
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. terrassen, standplaatsen en uitstallingen;
  5. Voorzieningen van openbaar nut;
  6. alsmede een brug, uitsluitend ter plaatse van een aanduiding 'brug';
  7. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers, reclame-uitingen, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

5.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

5.2.1 Gebouwen     
  1. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van Voorzieningen van openbaar nut worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. het bebouwde oppervlak mag niet meer dan 20 m2 bedragen.
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     
  1. het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 is van overeenkomstige toepassing ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  2. de bouwhoogte van overige 'bouwwerken geen gebouw zijnde' mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 6 Water     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. Waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
  2. waterlopen en waterpartijen;
  3. verkeer te water;
  4. ondergrondse Voorzieningen van openbaar nut;

met daarbij behorende:

  1. waterstaatkundige voorzieningen;
  2. aanmeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen.

6.2 Bouwregels     

6.2.1 Algemeen     

Binnen de bestemming 'Water' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

bouwhoogte

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen.
6.2.2 Bruggen     

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 mag ter plaatse van een aanduiding 'brug' een brug worden gebouwd waarvoor de volgende bouwregels gelden:

  1. de doorvaarthoogte onder bruggen mag niet minder dan 1 meter bedragen;
  2. de doorvaartbreedte mag niet minder dan 4 meter bedragen;
  3. de hellingshoek van het brugdek mag niet meer bedragen dan 4%;
  4. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 5 m bedragen;
  5. het bepaalde in is van toepassing op de bouw van bruggen.

6.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 11 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken:
    1. als ligplaats voor hotel- en horecaschepen;
    2. als ligplaats voor woonschepen.

Artikel 7 Wonen     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een Aan-huis-verbonden-beroep, Gastouderopvang of Bed & breakfast;

alsmede:

  1. tevens op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'gemengd: horeca 1, detailhandel, dienstverlening en bedrijf tot en met categorie B tot maximaal 100 m2 bvo;
  2. stallingsgarages op de begane grond en/of op daaronder gelegen bouwlagen;
  3. een ontsluiting, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting',
  4. toegangstrappen;
  5. bijbehorende voorzieningen zoals: groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, parkeervoorzieningen, opwekking, ontsluitingen en opslag van energie en warmte, inpandige of ondergrondse Voorzieningen van openbaar nut, bergingen, tuinen, erven en terreinen.

7.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Wonen' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 10, alsook, in aanvulling hierop en zo nodig in afwijking hiervan:

7.2.1 Algemeen     
  1. in het plangebied mogen maximaal 155 zelfstandige woningen worden gebouwd, waarvan minimaal 16 woningen dienen te worden gebouwd ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - CPO';
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dwingende rooilijn 1' geldt voor hoofdgebouwen, voor zover gelegen boven peil, dat deze aaneengesloten dienen te worden gebouwd, waarbij ten minste één gevel van een hoofdgebouw zich volledig in deze aanduiding dient te bevinden;
  3. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - dwingende
  4. 2' geldt voor hoofdgebouwen, voor zover gelegen boven peil, dat deze voor minimaal 80% aaneengesloten dienen te worden gebouwd, waarbij ten minste één gevel van een hoofdgebouw zich volledig in deze aanduiding dient te bevinden;
  5. het bepaalde onder b en c is niet van toepassing op toegangswegen tussen en onder gebouwen. Verder is dit niet van toepassing op balkons en portieken, voor zover deze terugliggend in het gevelvlak worden gerealiseerd en niet op balkons, voor zover deze niet meer dan 1 meter uit het gevelvlak steken;
  6. boven peil zijn aaneengesloten bergingen niet toegestaan in een gevel welke gericht is op een openbare weg;
  7. de breedte van toegangstrappen inclusief balustrade/trapleuning ten behoeve van de hoofbebouwing bedraagt maximaal 1,5 m, met een maximum aantal van 5 trappen.
7.2.2 CPO     

Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - CPO' gelden aanvullend de volgende regels:

  1. er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder mag de maximaal toegelaten bouwhoogte worden overschreden door een dakopbouw tot een bouwhoogte van maximaal 13 meter, mits:
    1. de voorgevel van deze opbouw wordt gerealiseerd op een afstand van minimaal 1,50 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw;
    2. en de breedte van de dakopbouw niet minder bedraagt dan 2 meter en niet meer bedraagt dan een kwart van de breedte van het hoofdgebouw maal de afstand tot de voorgevel als bedoeld onder b1, met als maximum de breedte van het hoofdgebouw.

7.3 Specifieke gebruiksregels     

  1. het parkeren van motorvoertuigen op een bouwperceel, voor zover dat niet geschiedt in een bouwwerk, is enkel toegelaten achter een bouwwerk en/of op minimaal 5 meter achter de bestemmingsgrens van dat bouwperceel;
  2. het gebruik van een woning voor Aan-huis-verbonden-beroep, Gastouderopvang of Bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het Bruto vloeroppervlak (bvo) met een maximum van 50 m², waarbij het aanbod voor bed & breakfast zich beperkt tot maximaal 2 kamers en maximaal 4 personen tegelijk;
  3. horeca 1 is uitsluitend toegestaan tussen 7:00 uur en 18:00 uur
  4. detailhandel is uitsluitend toegestaan tussen 7:00 uur en 18:00 uur en tijdens koopavond.

Artikel 8 Waarde - Archeologie     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels     

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 2.500 m2 betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden, een rapportage van een archeologisch booronderzoek te overleggen.
  2. Indien uit het onderzoeksrapport als bedoeld in blijkt dat de archeologische waarden van de gronden worden verstoord door het bouwen van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, kunnen aan een omgevingsvergunning zoals bedoeld in de volgende voorschriften worden verbonden;
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.
  3. Het bepaalde in artikel 8 lid 2 onder 1 en 2 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

8.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

8.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in , met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van het bevoegd gezag, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    6. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    7. diepploegen;
    8. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    9. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    10. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  2. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. de oppervlakte- en de dieptemaat niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - Archeologie' genoemd in artikel 8 lid 2 die voor die gronden van toepassing zijn;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
    3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in artikel 8 lid 2 bedoeld, is verleend;
    4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  3. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
    1. de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch rapport aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld
  4. Ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de aanlegvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bodemverstorende activiteiten door een archeologisch deskundige.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels     

Tenzij in de bouwregels van de betreffende bestemming anderszins is bepaald gelden voor het bouwen de volgende regels:

10.1 Bouwregels     

10.1.1 Gebouwen     
  1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen, met uitzondering van fundaties;
  3. gebouwen mogen uitsluitend worden voorzien van een Plat dak.
10.1.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde     
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de hoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 m bedragen;
  3. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7,0 m bedragen, met uitzondering van fundaties.

speelvoorzieningen

  1. de hoogte van openbare sport- en speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 m bedragen.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'CPO', mits:
    1. meeontworpen met de hoofdbebouwing of gesitueerd op aan- en uitbouwen;
    2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    3. niet op dakopbouwen aanwezig als bedoeld in ;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 20 m bedraagt;
    5. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
    6. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    7. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
    8. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

10.2 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels     

11.1 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. prostitutie en seksinrichtingen;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud;
  3. bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels     

12.1 Afwijken van de regels algemeen     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
  2. de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,5 m;
  3. van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat een Wmo-voorziening in openbaar toegankelijk gebied wordt geplaatst, mits:
    1. er geen achterom aanwezig is bij de woning;
    2. de hoogte van de voorziening maximaal 1,3 m mag bedragen;
    3. de oppervlakte van de voorziening maximaal 4 m² mag bedragen.

12.2 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 12 lid 1 onder a tot en met d nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeerssituatie ter plaatse;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  4. cultuurhistorische waarden.

Artikel 13 Overige regels     

13.1 Parkeren, laden en lossen     

13.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren, laden en lossen     

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat:

  1. in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden in het plangebied voor parkeer- of stallingsgelegenheid en laad- en losmogelijkheden overeenkomstig de 'Beleidsregels parkeernormen 2015';
  2. in het plangebied ruimte wordt aangebracht en in stand gehouden voor het parkeren of stallen van minimaal twee reguliere fietsen per woning.
13.1.2 Beleidsregels     

Het bevoegd gezag past de in artikel 13 lid 1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de 'Beleidsregels parkeernormen 2015' met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

13.1.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden voor het genoemde in artikel 13 lid 1.1 overeenkomstig de beleidsregels als bedoeld in artikel 13 lid 1.2.

13.1.4 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 1.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregels als bedoeld in artikel 13 lid 1.2.

13.2 Wettelijke regelingen     

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wettelijke regeling, dan geldt deze regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 14 Overgangsrecht     

14.1 Bouwen     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van artikel 14 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken     

artikel 14 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden hervatten gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14 lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik     

artikel 14 lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel     

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Poort van Boerhaave - Damiate.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 1 Zoneringslijst     

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon-, werk- en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en te verhelpen of te beperken in bestaande situaties.

Toepassing milieuzonering

Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones zoals het college van burgemeester en wethouders van Haarlem in november 2002 vaststelde als onderdeel van de nota Milieuzonering. Deze nota is in 2008 geactualiseerd, waarbij de indeling in gebieden of zones uit 2002 is behouden.

Gebiedstypering

Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer (de tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning vindt plaats op bestemmingsplanniveau).

Typologie Omschrijving Maximaal toegestane bedrijfscategorie
A Wonen
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid Dichtheid < 40 w/ha B
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid Dichtheid = 40 w/ha B
Flatwijk = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen B
Stedelijke centra Historisch centrum en moderne stadswinkelcentra C
B Werken
Corridors/ Gemengd gebied Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. C
Bedrijvigheid Bedrijven geconcentreerd in een gebied 3 of 4
C Natuur en recreatie
Stadsnatuur Alle stedelijke parken en plantsoenen n.v.t.
Dagrecreatie Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag Recreatiegebonden
Buitengebied/ natuurontwikkeling Landelijke gebied met en zonder woningen B (gebiedsgebonden)

Ad A Wonen

Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie 'stedelijke centra' wordt de vergrote binnenstad gerekend.

Ad B Werken

Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die een verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt vaak openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.

Ad C Natuur en recreatie

Onder 'stadsnatuur' worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het 'buiten-/ natuurontwikkelingsgebied' geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.

Bedrijvenlijst

De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling. Daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie). Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.

Steeds meer bedrijven vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer en zijn niet meer vergunningsplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.

Zoneringslijst - Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging
SBI-

code
OMSCHRIJVING Categorie
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL  
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18    
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT  
181 Vervaardiging kleding van leer B
20    
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.  
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22    
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA  
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24    
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN  
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:  
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26    
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN  
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:  
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:  
267 - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28    
28 VERVAARD. VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)  
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 B
30  
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS  
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33    
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN  
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36    
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.  
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40    
40 PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER  
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:  
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:  
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:  
40 - blokverwarming B
41    
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER  
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:  
41 - < 1 MW B
45    
45 BOUWNIJVERHEID  
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1.000 m2 B
50    
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS  
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51    
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING  
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5153 - indien b.o. < 2.000 m² B
5153.4 zand en grind:  
5153.4 - indien b.o. =< 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:  
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. =<2.000 m² B
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) A
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN  
72    
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE  
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B

Gebruikte afkortingen en tekens:

< kleiner dan

> groter dan

= gelijk aan

=< kleiner dan of gelijk aan

b.o. bedrijfsoppervlak

cat. categorie

e.d. en dergelijke

n.e.g. niet elders genoemd

p.o. productieoppervlak

v.c. verwerkingscapaciteit