direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Tienvoet Heinenoord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is al jarenlang sprake van de ontwikkeling van een woonbuurt nabij de Tienvoet te Heinenoord. Er zijn diverse studies gedaan en de gemeente heeft een tender uitgezet voor de ontwikkeling van de woonbuurt. Novaform heeft samen met een aantal partners deze tender gewonnen en mogen overgaan tot het uitwerken van de buurt. Na de sloop van de huidige opstallen is Novaform voornemens maximaal 142 woningen te realiseren. Deze woonbuurt is tevens de aanleiding om aan de westzijde van de weg Tienvoet het vrachtwagenparkeerterrein te verplaatsen en het naastgelegen volkstuinencomplex te verschuiven. Ook komt er met de ontwikkeling meer recreatief groen en water in het gebied.

Op basis van het vigerende bestemmingsplan is deze gebiedsontwikkeling niet mogelijk. Om die reden dient er een nieuw juridisch planologisch kader te worden opgesteld. Voorliggend bestemmingsplan vormt dit kader.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bevindt zich ten oosten van de kern Heinenoord in de gemeente Hoeksche Waard (provincie Zuid-Holland). De locatie behoort tot het overgangsgebied van dorp naar landschap.

De gronden van de woonbuurt bestaan voornamelijk uit agrarische gronden tussen de weg Tienvoet en de Oud-Heinenoordseweg. Daarnaast behoren ook de weg Tienvoet zelf, de vrachtwagenparkeerplaats, het volkstuinencomplex en een agrarisch perceel ten zuiden van de sportvelden bij het plangebied. Het plangebied wordt in het noorden globaal begrensd door (van links naar rechts) de sportvelden en de percelen aan de Dorpsstraat. De oostkant wordt begrensd door de percelen aan de Oud-Heinenoordseweg. De zuidgrens is niet te duiden met een landschappelijk element maar loopt van de Oud-Heinenoordseweg tot aan de watergang ( Kreek) die vervolgens de westelijke grens vormt. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 ligging van het plangebied. (bron: Google Earth)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor de locatie Tienvoet gelden de bestemmingsplannen 'Heinenoord' (vastgesteld op 10-12-2009) en 'Landelijk Gebied Binnenmaas' (vastgesteld op 24-12-2013). Het overgrote deel van de gronden heeft een agrarische bestemming. Ook komen er onder andere de bestemmingen 'Verkeer', 'Groen', 'Recreatie' (met de functieaanduiding 'Volkstuin') en 'Bedrijf' voor. Het gehele plangebied is voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerende bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).

1.4 Leeswijzer

De voorliggende toelichting beschrijft, aan de hand van de verschillende hoofdstukken, gemotiveerd waarom de beoogde ontwikkeling gebaseerd is op goede ruimtelijke ordening. Verder zijn in deze toelichting de planregels en de verbeelding uitgelegd. In hoofdstuk 1 wordt het plangebied beschreven.

Hoofdstuk 2 bevat de planbeschrijving, hier wordt ingegaan op het concrete plan. In hoofdstuk 3 komt het beleidskader aan bod. Dit kader beschrijft het relevante beleid. De sectorale aspecten zijn omschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 geeft de juridische planbeschrijving waarin de wijze van bestemmen uiteengezet is. In hoofdstuk 6 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Beoogde ontwikkeling

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Plangebied

Het plangebied wordt omschreven in paragraaf 1.2. De sectorale kenmerken van het plangebied zoals: Water, Ecologie en Bodemkwaliteit komen aan bod in de diverse paragrafen van hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan.

2.1.2 Directe omgeving

Voorzieningen

Rond het plangebied is een aantal voorzieningen aanwezig. Ten noordwesten van het plangebied ligt de voorzieningenkern met dagelijkse voorzieningen (supermarkt, bakker, kapper), zorgvoorzieningen, sportvoorzieningen, het Museum Hoeksche Waard en een basisschool. Voor zowel het dorp als voor de nieuwe wijk is het belangrijk dat er een krachtig dorpscentrum is.

Begraafplaats 

De begraafplaats ten oosten van het plangebied blijft behouden, en breidt niet verder uit.

Kassen 

De kassen in het noorden van het plangebied (gelegen aan de Dorpsstraat) worden gesaneerd. Ook de kassen nabij de Oud-Heinenoordseweg 23 (aan de oostzijde, buiten het plangebied) worden op termijn gesaneerd. Enkel de kassen in het zuidoosten van het plangebied worden behouden.

Overige bebouwing

Aan de Dorpsstraat 1b worden in het bestaande bebouwingslint nog woningen mogelijk gemaakt grenzend aan het perceel van de kassen. Dit is op basis van een afspraak uit 2006 bij de aankoop van het perceel. Het bestemmingsplan moet nog worden herzien, dit plan doorloopt een aparte procedure. Het gevolg voor het plan is dat deze woningen moeten worden ontsloten via het plangebied.

Ten zuiden is een agrarisch bedrijf gevestigd. Verder zijn beeldbepalende gebouwen rond het plangebied het Museum Hoeksche Waard, de sporthal en de basisschool.

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Voortraject

Voorafgaand aan het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is reeds een lange periode vooraf gegaan met vele inventarisaties, studies en een tender. Om dit uitgebreide traject in dit hoofdstuk niet te herhalen, wordt volledigheidshalve verwezen naar bijlage 1 bij deze toelichting. In de loop van de tijd en na het verkrijgen van nieuwe inzichten zijn deze documenten achterhaald. Derhalve kunnen aan dit document geen rechten of plichten worden ontleend.

2.2.2 Gebiedsontwikkeling

De gebiedsontwikkeling rondom de weg Tienvoet bestaat uit een aantal te onderscheiden delen:

  • De woonbuurt met maximaal 142 woningen in diverse categorieën.
  • Het verschuiven van het volkstuinencomplex richting het westen.
  • Het verschuiven van de bestaande vrachtwagenparkeerplaats richting het zuiden.
  • Ter plaatse van de huidige vrachtwagenparkeerplaats wordt een parkeerterrein voor personenauto's gerealiseerd.
  • Met de ontwikkeling wordt ook een dorpsbosje en een groenen zone tussen de wijk en het omliggende agrarische gebied aangelegd, in dit groen is ook ruimte voor wandelpaden.

Het ontwerp

Het meest recente ontwerpboekje met hierin onder andere de verkaveling, groen-blauwstructuur en impressies van de woningen is opgenomen in Bijlage 2 Ontwerpboek Tienvoet (Eindboek) bij deze toelichting. De uitgangspunten voor het voorliggende bestemmingsplan vinden hun grondslag in het ontwerp van februari 2021 (zoals opgenomen in figuur 2.1, 2.2 en 2.3), dit is ook de basis van de toetsing van de milieuaspecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Beoogde gebiedsontwikkeling Tienvoet Heinenoord (bron: ECHO Urban Design, februari 2021).

De Tienvoet is de eerste woningbouwontwikkeling die ten zuiden van de Dorpsstraat van Heinenoord plaats zal vinden. Er is daarom gekeken hoe de gebiedsontwikkeling zo goed mogelijk in het landschap kan worden ingepast en hoe de ontwikkeling voort kan bouwen op belangrijke ruimtelijke kwaliteiten die Heinenoord en de Hoeksche Waard kenmerken.

De omgeving van Heinenoord kent een bijzondere en inspirerende landschappelijke geschiedenis. De kenmerkende landschapselementen in de Hoeksche Waard komen als dragende structuren terug in het plan. Er is daarom gekozen de bestaande infrastructuur en de dijk (Dorpsstraat) als uitgangspunt te nemen om de ontwikkeling aan te adresseren. De sprong over de dijk het polderlandschap in, moet zorgen voor een compacte afronding van de dorpskern en de losse ontwikkelingen die nu aan weerszijden van de Tienvoet liggen. Zowel de sportvelden aan de westkant, als de begraafplaats aan de oostkant, wordt daarom aan elkaar gehecht als één geheel. Dit zal zorgen voor een waardige entree van Heinenoord vanaf de Tienvoet.

Drie dragende ruimtelijke structuren

Op basis van drie structuren haakt het plan op drie verschillende manieren aan op de dorpsstructuur en op de dorpse schaal:

  • Creëren van een groene entree: De Laan.
  • Introduceren van een openbare en verbonden groenzone: De Waard.
  • Realiseren van nieuwe waterverbindingen: De Kreek.

Naast het aansluiten en aanhaken van deze dorpse en landschappelijke structuren in het plangebied is ook goed gekeken naar de inpassing van een juiste stedenbouwkundige en architectonische korrel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 De drie landschappelijke structuren: Laan, Waard en Kreek (bron: Ontwerpboek Tienvoet (Eindboek)).

De Laan

De Tienvoet wordt getransformeerd tot een statige, groene en ruim opgezette laan die een representatieve entree vormt tot het dorp. Hier zullen voorkanten van woningen de begeleiding van de doorgaande weg richting het dorp vormen. Rijwoningen, tweekappers en vrijstaande woningen die de dorpse allure verder aanzetten, worden verder begeleid door een dubbele bomenlaan.

De Waard

In de Waard zal men wonen direct aan een openbaar park. De Waard is de centrale groenstructuur die verbinding legt met omliggende openbare ruimte. Door goed toegankelijke fiets- en wandelpaden te realiseren, verankert het plangebied zich met de omgeving. Het centrale groen heeft voldoende maat om als een publiek park te worden ervaren, maar tegelijkertijd wordt veel aandacht besteed aan de positionering van de woningen aan de Waard in de vorm van woonhoven of bijvoorbeeld woningen met een veranda aan het groen. In het groen is ruimte voor beplanting, waterberging en plekken voor sport en spel.

De Kreek

De kreek is geïnspireerd op de bestaande waterstructuur van Heinenoord. Een natte, natuurlijke en meanderende waterzone die door de breedte ervan ook een buffer voor de naastgelegen bestaande woningen en de begraafplaats vormt. Het uitgangspunt is een waterrijke structuur met ruimte voor natte soorten en woningen die direct met de achtertuin aan deze kwaliteit grenzen.

2.2.3 Ruimtelijke inpassing en kwaliteit

Beeldkwaliteitsplan

Naast het voorliggende bestemmingsplan is een beeldkwaliteitsplan voor de ontwikkeling van de woonbuurt Tienvoet opgesteld (zie Bijlage 3).

Het beeldkwaliteitsplan is een beeldende vertaling van de ruimtelijke aspecten uit het stedenbouwkundig verkavelingsplan. De beeldkwaliteitsaspecten zullen de beoogde ruimtelijke kwaliteit en uitstraling waarborgen bij de verdere architectonische uitwerking en de inrichting van de openbare ruimte. Het kwaliteitsdocument is opgesteld om:

  • een aantrekkelijk woonmilieu tot stand te brengen;
  • de ontwikkelende partijen te inspireren en vooraf informatie te geven over de welstandscriteria;
  • de welstandscommissie een passend kader te bieden waarbinnen de toetsing van bouwplannen dient plaats te vinden.

Het beeldkwaliteitsplan is bedoeld als inspirerend kader. Incidenteel kan gemotiveerd worden afgeweken, mits er sprake is van een overtuigende kwaliteit en van gevoel voor de omgeving.

Landschappelijke inpassing

De landschappelijke inpassing wordt verzorgd door een brede groenstrook met waterpartijen en een wandelroute hier doorheen. Op deze wijze heeft de strook niet alleen een inpassende- en waterbergende functie voor de ontwikkeling maar ook een recreatieve functie voor de huidige en toekomstige bewoners van Heinenoord. Op figuur 2.2 is de groen/blauwstructuur van de ontwikkeling weergegeven. Deze groenstrook is ook als zodanig opgenomen op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan. Voor de ecologische inpassing is een rapport opgesteld die handvatten biedt voor natuur inclusieve inpassing van de ontwikkeling. Deze rapportage is opgenomen in Bijlage 11 bij deze toelichting. Hierin worden concrete maatregelen geformuleerd, waarvan enkele specifiek voor soorten en soortgroepen kunnen zijn. De rapportage zal daar waar mogelijk worden toegepast. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het aspect ecologie.

2.2.4 Woningbouwprogramma

Het woningbouwprogramma dat met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt bestaat uit grondgebonden woningen en één appartementencomplex. De gemeente en ontwikkelaar spraken bij de keuze van dit plan een richtinggevend woningbouwprogramma af. Centraal hierin staat dat gebouwd wordt voor alle doelgroepen. Zo komen er 25 – 30 woningen in de categorie sociaal. Zijn er circa 10 -12 appartementen voor senioren. En zijn 20 woningen bedoeld om een bijdrage te leveren aan het grote tekort in de categorie vrije sector huur. De overige woningen liggen in de categorie middelduur tot duur. De verkaveling van het woningbouwplan Tienvoet gaat uit van maximaal 142 woningen in diverse typologieën. Naast de beoogde woningbouw voorziet het plan in 200 m² (medische) dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Deze functies worden beoogd in de plint van het appartementencomplex.

Op figuur 2.3 is de conceptverkaveling van februari 2021weergegeven. Voor deze fase wordt de volgende verdeling van programma aangehouden:

Vrijstaande woning 8

Twee-onder-een-kapwoningen (duur segment) 16

Twee-onder-een-kapwoningen (midden segment) 8

Rijwoning (duur segment) 26

Rijwoning (midden segment) 26

Rijwoning (vrije sector) 22

Rijwoning (sociaal) 20

Tiny House 6

Appartement 10

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0005.png"

Figuur 2.3 Conceptverkaveling (bron: Ontwerpboek Tienvoet (Eindboek)).

2.2.5 Duurzaamheid
2.2.5.1 Duurzaamheid op energie

De uitbreiding Tienvoet in Heinenoord is een belangrijke stap voor de Gemeente Hoeksche Waard in het bereiken van haar ambities op het gebied van klimaatadaptatie en energieneutraliteit in 2040. De wijk Tienvoet wordt deels energieneutraal, we anticiperen op de klimaatverandering en we gaan duurzaam om met onze grondstoffen.

De ontwikkelaar richt zich daarbij op duurzame maatregelen die resultaat hebben op het niveau van de wijk als geheel, de gebouwen daarbinnen en de bewoner als individu. Dit doen zij door vanuit een integrale visie in te zetten op energieneutraliteit, klimaatadaptatie en circulariteit.

Gasloos ontwikkelen is voor de ontwikkelaar randvoorwaardelijk. De ontwikkelaar zet haar expertise vanuit eerdere projecten in op deze mooie ontwikkeling: Een all-electric en energieneutraal Tienvoet, waar rekening wordt gehouden met toekomstige duurzame maatregelen.

Hieronder lichten wij toe hoe de duurzaamheidsambities van de gemeente Hoeksche Waard worden geimplementeerd op verschillende schaalniveaus: de wijk als geheel, de gebouwen daarbinnen en het individu.

De wijk als geheel

Oplaadpunten: Binnen de wijk zal een flink deel van de openbare parkeerplaatsen worden uitgevoerd met een elektrisch oplaadpunt. Ook bij het appartementencomplex worden parkeerplaatsen voorzien van elektrische oplaadmogelijkheden.

Opwekking openbare LED-verlichting

De openbare LED verlichting wordt waar mogelijk voorzien van PV panelen zodat deze haar eigen stroom opwekt en opslaat (buffert).

Een Smart Grid als intelligente regelaar

De ontwikkelaar spreekt de ambitie uit om in de wijk een Smart Grid te realiseren, waarop elke woning wordt aangesloten. Op dit net kan met behulp van slimme meet- en regelsystemen het aanbod van de verschillende energiebronnen worden afgestemd op de vraag. Wanneer een woning een overschot heeft aan energie, kan dit overschot worden gebruikt door andere woningen en functies. Dit Smart Grid wordt zo ontworpen dat aangrenzend (bestaand) vastgoed, zoals bijvoorbeeld de sportfaciliteiten, in de toekomst kan worden aangesloten en mee kan profiteren.

De gebouwde omgeving zelf

De ontwikkelaar heeft ervaring in gasloze en energieneutrale woningbouw (zoals bijvoorbeeld gerealiseerd in Tiel en op Goeree Overflakkee).

De volgende duurzame bouwprincipes worden toegepast bij de realisatie van de woningen in de wijk Tienvoet:

Optimalisatie in de thermische schil door warmtecoëfficiënt (RC) en materialisatie;

Een warmteterugwinningssysteem in de woningen;

Aansluiting op een warmte-koude- opslag installatie.

Bij elke woning wordt er een extra groep geïnstalleerd voor toekomstig aansluiten op elektrisch laden en/of opslag.

Op de platte daken van de garages/carports en bijgebouwen wordt indien mogelijk sedum en gras toegepast naast de PV panelen. De combinatie van sedum en PV panelen zorgt voor een verhogen van het rendement op de PV panelen.

Het toepassen van Pluswoningen. Dit concept onderscheidt zich door de flexibiliteit in het ontwerp (op grootte en kwaliteit) waarvoor al het engineeringswerk vooraf is gedaan. Dit maakt het eenvoudig mogelijk nieuwe (bewezen) duurzaamheidsvoorzieningen toe te voegen zonder inbreuk te doen aan het concept. Door het gebruik van prefab wordt de bouwtijd met gemiddeld 20% verkort en worden er minder transportbewegingen gemaakt (CO2 en stikstofreductie). Prefab materialen worden in de fabriek onder ideale omstandigheden, zonder maatafwijkingen geproduceerd. Dit vergroot de thermische isolatie. Er ontstaat geen scheurvorming en er is geen sprake van overtollig water in de woningen.

De bewoners als individu

Energiecoach

Een onafhankelijke energiecoach wordt ingezet om de bewoners voor te lichten over energieverbruik. De voorlichting richt zich op het effectief inregelen en inzetten van hun duurzame domotica (waaronder de slimme meter) en op het creëren van een bewustzijn van verbruik. Het effect hiervan is een gemiddelde reductie van 10% in de energievraag.

Een energieopwekkende waard

Een zone in de Waard wordt ingericht met speel- en sporttoestellen die energie opwekken in de zin, dat gebruikers uitgedaagd worden om te bewegen. Met de gemeente en toekomstige bewoners is er gesproken over de invulling hiervan.

De duurzame menukaart

Elke bewoner kan daarnaast haar eigen duurzaamheidsafwegingen maken. De bewoner krijgen de keuze voor verschillende duurzaamheidsmaatregelen (menukaart). Samen met de gemeente de bewoners zal gekeken worden welke maatregelen gewenst zijn om op deze menukaart te plaatsen. Op de menukaart staat bijvoorbeeld de recirculatiedouche waarmee het douchewater wordt hergebruikt. Hierbij kan een waterbesparing van 50% en energiebesparing van 15% worden behaald.

2.2.5.2 Energieopwekking

De wijk Tienvoet zal ingericht worden als een duurzame all electric woonwijk. We willen gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen.  De woningen zullen worden uitgevoerd met zonnepanelen. Daarnaast is de ambitie om de geplande tiny houses uit te voeren met een windwokkel. Dit is een mini windturbine die valt onder 'kleinschalige duurzame energiewinning'. Het waait in NL vrijwel altijd, vaak 24 uur per dag. Door een Windwokkel™ in te zetten, wordt de opbrengst van groene energie meer verspreid over de hele dag. Een belangrijk voordeel als er behoefte ontstaat om meer zelfvoorzienend te zijn. Met name de opkomst van warmtepompen vragen om “groene aanvoer”24 uur per dag.

Om de Tiny Houses (deels) zelfvoorzienend te maken is het voornemen om bij deze huisjes een zo geheten windwokkel te plaatsen. Op figuur 2.4 is een dergelijke windwokkel weergegeven. De totale installatie is 4 meter hoog, deze beschikt over een verticale as waardoor er geen spraken is van slagschaduw. Ook maakt de windwokkel weinig geluid, de beoogde leverancier heeft hiervoor onafhankelijk akoestisch onderzoek laten uitvoeren, deze is opgenomen in bijlage 4 bij deze toelichting er ( door het laag aantal toeren) nagenoeg geen geluidsproductie is (maximaal 8 dB bij zowel lage als hoge windsnelheden).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0006.png"

Figuur 2.4 Windwokkel(bron: Akoestisch onderzoek windwokkel).

2.2.5.3 Duurzaam op materiaalgebruik

Duurzaamheid zit ook in het bewust en slim omgaan met materialen en grondstoffen. Meten is weten en anticiperen op de levensduur van bebouwing en materialisering is daarin essentieel.

De Building Circularity Index (BCI©): Met behulp van de BCI is de ontwikkelaar in staat de

circulariteit van de bebouwde omgeving van de wijk Tienvoet te meten. Hierbij onderscheiden zij drie aspecten: de verantwoorde herkomst, het toekomstscenario en de losmaakbaarheid van materialen en producten. Deze drie aspecten bepalen of een gebouw een circulaire waarde heeft en daarmee ook een restwaarde (voor toekomstig hergebruik) vertegenwoordigt.

Bij het maken van keuzes voor duurzaamheid of circulariteit in het ontwerp-, bouw- en

onderhoudsproces maakt de ontwikkelaar gebruik van de Layers of Brand. Dit maakt onderscheid in 6 systeemlagen van een gebouw op basis van verschillen in technische levensduur.

Voor lang cyclische lagen (constructie) loont het om te investeren in een verantwoorde herkomst van materialen. Hierdoor worden materialen en grondstoffen efficiënt gebruikt en zetten wij in op een maximale functionele én technische levensduur en behoud van restwaarde.

Voor de kort cyclische lagen, denk aan kozijnen, keukens en badkamers bij de huurwoningen,

loont het om te investeren in losmaakbaarheid en restwaardebepaling. Zo hoeft niet 100% van een gebouw worden afgeschreven in de gebruiksduur, maar kan worden onderzocht welke restwaarde deze vertegenwoordigt.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijven. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Op deze schaal bouwen binnen bestaand stedelijk gebied is in Heinenoord niet mogelijk. Door te groeien is het behoud en verbeteren van het voorzieningen niveau kansrijker. Het plangebied grenst aan het bestaande dorp en ligt gunstig ten opzichte van de primaire ontsluiting van het dorp.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De omgevingsvisie is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het gaat om kaders voor bijvoorbeeld rijksvaarwegen, het kustfundament, project Mainportontwikkeling Rotterdam en grote rivieren.

Toetsing

Niet de gehele woningbouwopgave kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Het voorliggende plan maakt woningbouw mogelijk aansluitend aan de kern Heinenoord en aan de verbindingsweg Tienvoet. Dit maakt de bereikbaarheid goed. Met de gebiedsontwikkeling zal onder ander het vrachtwagenparkeerterrein verder van de kern Heinenoord af komen te liggen wat bijdraagt aan de leefbaarheid in de kern. Ook zullen er diverse recreatieve wandel/fietsroutes door het groen worden gecreëerd. De gebiedsontwikkeling is daarmee in lijn met de NOVI.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten beschrijven waarom er behoefte is aan de ontwikkeling en als die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, motiveren waarom er niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 12 woningen niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling. De grens van een stedelijke ontwikkeling voor andere stedelijke functies ligt op basis van jurisprudentie vanaf een toevoeging van meer dan 500 m2 bvo per type voorziening. De optelsom van functies kan wel leiden tot een stedelijke ontwikkeling. De geldende planologische mogelijkheden zijn vertrekpunt bij de beoordeling of iets een nieuwe stedelijke ontwikkeling is.

Toetsing

In het kader van de ladder is het met name van belang dat er met voorliggend bestemmingsplan maximaal 142 woningen mogelijk gemaakt worden, de (medische) dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen zijn gemaximeerd op in totaal 200 m² en worden daarom niet gezien als stedelijke ontwikkeling. In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Het gaat om meer dan 11 woningen op een gebied met voornamelijk een agrarische bestemming (zie paragraaf 1.3). Er dient daarom beschreven te worden waarom er behoefte is aan de ontwikkeling en gemotiveerd waarom er niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing woningbouwbehoefte

Woningbehoefte en woningbouwprogrammering

In het Woningbehoefteonderzoek 2019 is onderzocht wat de woningbehoefte per dorp is en hoe deze zich ontwikkelt in de toekomst (tot 2040). Denk hierbij aan aantallen woningen, typen, huur of koop, prijsklassen en voor welke doelgroepen. Ook is er onderzocht wat de behoeften zijn op het gebied van wonen en zorg, speciale woonvormen of wonen voor speciale doelgroepen. Het Woningbehoefteonderzoek geeft richting aan de Woningbouwprogrammering.

De nieuwe gemeente Hoeksche Waard wil komen tot een integraal gemeentelijk woonbeleid, met een op de individuele dorpen afgestemde woningbouwprogrammering die recht doet aan de verschillen tussen de dorpen. Daarbij vinden de gemeente en woningcorporatie HW Wonen het essentieel dat bij de gesprekken rond het maken van nieuwe prestatieafspraken, gesproken wordt vanuit een gezamenlijk beeld van de volkshuisvestelijke opgave. Daarom is een actualisering uitgevoerd van de in 2016 door Companen uitgevoerde woningmarktanalyse. Aanvullend daarop is de woonbehoefte in beeld gebracht van ouderen met een zorgvraag, andere kwetsbare groepen en van enkele bijzondere doelgroepen binnen de gemeente.

 

Demografische ontwikkeling

  • De gemeente Hoeksche Waard kent een positieve bevolkingsontwikkeling. Voor 2014 was dit niet het geval, maar sinds dat jaar stijgt de bevolking van de gemeente jaarlijks. De bevolking groeit vooral door de toename in de binnenlandse migratie. Tijdens de economische crisis had de gemeente Hoeksche Waard een negatieve migratie. Het binnenlands migratiesaldo is na de crisis sterk toegenomen van -200 personen in 2013 tot +500 personen in 2018.
  • De gemeente Hoeksche Waard is aantrekkelijk voor gezinnen. Inwoners in de leeftijd van 20 tot 50 jaar en 0 tot 15 jaar vestigden zich de afgelopen jaren per saldo het meest.
  • De Hoeksche Waard had op 1 januari 2019 zo'n 86.650 inwoners en 36.450 huishoudens. De provinciale Trendprognose laat een groei zien van de bevolking tot 2030 (naar zo'n 87.200 inwoners), waarna de bevolking weer wat gaat afnemen. Het aantal huishoudens groeit volgens de prognose tot 2035, tot zo'n 39.400 huishoudens. De toename van het aantal huishoudens in de periode 2019 -2030 bedraagt ongeveer 2.300 huishoudens.
  • De huishoudensgroei is naar verhouding groter dan de bevolkingsgroei. Dit heeft te maken met de vergrijzende bevolking en de daarmee samenhangende huishoudensverdunning. Het aandeel oudere huishoudens in de gemeente neemt toe en in toenemende mate blijven oudere huishoudens alleen achter. Dit leidt tot meer, kleinere, huishoudens.
  • De provinciale Trendprognose 2019 laat een beduidend positiever beeld zien voor de huishoudens-ontwikkeling in de Hoeksche Waard dan de prognose die bij het onderzoek in 2016 is gehanteerd. Deze beweging is ingegeven door de positieve bevolkingsontwikkeling door de toegenomen migratie naar de Hoeksche Waard in de afgelopen jaren. De prognose in 2016 liet een afname zien met 3.240 huishoudens in de leeftijd tot 55 jaar in de periode 2015 - 2035. Dat was een afname met zo'n 2.600 huishoudens in de periode 2020 - 2035. De nieuwe prognose laat voor deze huishoudensgroep nog steeds een afname zien, maar deze afname is beduidend kleiner; zo'n 1.800 huishoudens in de leeftijd tot 55 jaar in de periode 2020 - 2035.

 

Samenstelling van de woningvoorraad

  • Twee derde van de woningen in de gemeente Hoeksche waard is een koopwoning, een kwart van de voorraad is in bezit van woningcorporaties (met name HW Wonen) en zo'n 5% van de voorraad bestaat uit particuliere huurwoningen.
  • Het grootste deel van de woningvoorraad in de gemeente bestaat uit rij-/hoekwoningen. Ruim de helft van de woningen in de gemeente is dit woningtype. In sommige dorpen is de voorraad vrijstaande woningen (18% van de woningvoorraad in de gemeente) groter dan gemiddeld. Dit is het geval in Maasdam, Zuid-Beijerland en Goudswaard waar ongeveer een derde van de woningvoorraad een vrijstaande woning is. Tweekappers vormen 13% en appartementen 15% van de woningen in de gemeente. De meeste appartementen staan in Oud-Beijerland, 's-Gravendeel en Puttershoek.
  • Een koopwoning in de Hoeksche waard heeft een gemiddelde WOZ-waarde van € 278.000,-. Een gemiddelde rij-/hoekwoning heeft een WOZ-waarde van € 215.000,-, een appartement € 265.000,-, een tweekapper € 305.000,- en een vrijstaande woning € 400.000,-. In 's-Gravendeel, Westmaas, Nieuw-Beijerland, Zuid-Beijerland, Goudswaard, Piershil, Klaaswaal en Strijen staan naar verhouding meer woningen onder de € 200.000,- dan gemiddeld in de gemeente. De duurdere woningen boven de € 400.000,- zijn meer dan gemiddeld in Mijnsheerenland en Maasdam te vinden.
  • In de sociale huursector heeft 13% van de woningen van HW Wonen een huur in de goedkoopste huurprijsklasse tot € 424,- per maand. Nog eens ruim de helft van de woningen (56%) heeft een huur tot de eerste aftoppingsgrens. Dit segment is van groot belang voor het passend kunnen toewijzen van woningen aan huurders met een laag inkomen die behoren tot de huurtoeslagdoelgroep. HW Wonen verhuurt een klein deel van haar woningen in de vrije huursector. Het gaat om 7% van het bezit van de corporatie.

 

Geschiktheid van de woningvoorraad

  • In het onderzoek uit 2016 is de geschiktheid van de woningvoorraad voor mensen met een lichte functiebeperking in beeld gebracht. Deze analyse in is 2019 niet herhaald, maar het beeld is dat de bevindingen van toen nog steeds grotendeels van toepassing zijn. Op basis van de bevindingen van destijds is 17% van de woningvoorraad geschikt voor mensen met een lichte fysieke beperking. Daarnaast is 37% van de woningvoorraad met eenvoudige aanpassingen geschikt te maken. Bij de overige 46% ontbreekt het potentieel om ze geschikt te maken.
  • In de sociale huurwoningvoorraad woont ruim de helft van de mensen boven de 60 jaar in een woning die reeds geschikt is, in de koopsector is dit aandeel veel lager (minder dan 10%).
  • In de sociale huurwoningvoorraad woont ruim een derde van de 60-plussers in een woning die niet geschikt te maken is. Terwijl in de koopsector het aandeel reeds geschikte woningen klein is, is het potentieel aan geschikt te maken woningen juist heel groot. De potentieel geschikte woningen worden echter ook bewoond door jongere doelgroepen, waardoor op dit moment bijna de helft van de 60-plussers toch in een koopwoning woont die niet geschikt te maken is.
  • In de particuliere huursector woont ongeveer één op de vijf 60-plus-huishoudens in een geschikte woning. Een ongeveer even grote groep woont in een woning die geschikt is te maken. Ruim de helft van de voorraad particuliere huurwoningen in de gemeente is niet geschikt te maken. Van de woningen die bewoond worden door huishoudens in de leeftijd tot 60 jaar, is eveneens ruim de helft niet geschikt te maken.

 

Verhuizingen

  • De huishoudens in de Hoeksche Waard zijn sterk gebonden aan het dorp waar zij wonen. De meeste verhuizingen in de periode 2006 tot en met 2017 vonden plaats binnen het eigen dorp of naar buiten de gemeente. In Oud-Beijerland is de dorpsbinding het sterkst. Hier was de helft van de verhuizingen, een verhuizing binnen het dorp. Als huishoudens binnen de gemeente naar een ander dorp verhuizen, is dat vaak Oud-Beijerland, maar ook naar Puttershoek en 's-Gravendeel wordt relatief vaak verhuisd binnen de gemeente.

Lange tijd was sprake van een vertrekoverschot uit de Hoeksche Waard. De laatste jaren is het beeld ten aanzien van vestiging en vertrek in de gemeente aan het veranderen. Het migratiesaldo met Rotterdam en Barendrecht is de laatste drie jaar structureel positief en neemt in omvang toe. Marktkenners geven aan dat in hun beleving de laatste tijd een groot deel van de vrijkomende koopwoningen wordt verkocht aan huishoudens die zich van buiten de gemeente vestigen in de Hoeksche Waard. Het gaat vaak om huishoudens uit de regio Rotterdam. Oud-Beijerland is bij deze groep in trek vanwege de gunstige ligging ten opzichte van Rotterdam en de snelweg. Huishoudens die zich van uit de regio Rotterdam vestigen, zijn vaak jongere gezinnen. Numansdorp trekt in de beleving van de marktkenners naar verhouding veel huishoudens uit Barendrecht en Ridderkerk. De instroom van huishoudens van buiten de gemeente richt zich met name op de koopsector; in de sociale huursector ervaart men maar beperkt instroom van buiten de gemeente.

 

Ontwikkeling van de woningbehoefte

  • Op basis van de provinciale Trendraming groeit de Hoeksche waard in de periode 2019 tot 2025 met 1.640 huishoudens. Tot 2030 komen daar naar verwachting nog 700 huishoudens bij. De gemeente Hoeksche Waard heeft zoals aangegeven net als in veel gemeenten van Nederland te maken met vergrijzing. Waar momenteel 30% van de huishoudens in de gemeente een leeftijd heeft van 65 jaar of ouder, loopt dit naar verwachting in 2040 op tot ruim 40% van de huishoudens. Het aandeel gezinnen neemt de komende jaren wat af, evenals het aandeel jonge huishoudens, maar deze afname is minder groot dan de toename van het aandeel (oudere) ouderen.
  • Van alle huishoudens in de gemeente heeft 36% een inkomen tot € 38.035,- en behoort daarmee tot de corporatiedoelgroep. Bijna de helft van deze groep (17% van alle huishoudens in de gemeente) behoort tot de doelgroep voor de huurtoeslag. Niet elk huishouden dat behoort tot de corporatie-doelgroep woont in een corporatiewoning. Een deel woont in een particuliere huurwoning of een koopwoning. Van de corporatiewoningen in de gemeente wordt 78% bewoond door huishoudens met een inkomen tot € 38.035.-. Ruim één op de vijf (22%) corporatiewoningen met een sociale huur wordt bewoond door een huishouden dat niet behoort tot de corporatiedoelgroep. Deze huishoudens wonen 'scheef'. Naast deze goedkope scheefheid is er ook sprake van dure scheefheid. Dit betreft huishoudens die behoren tot de huurtoeslagdoelgroep, maar wonen in een woning met een huur boven de voor hen geldende aftoppingsgrens. In de Hoeksche Waard woont 8,1% van de huishoudens in een corporatiewoning volgens deze definitie duur scheef.
  • Per 1 januari 2019 waren er in de gemeente Hoeksche Waard zo'n 8.500 corporatiewoningen met een sociale huurprijs (tot € 720,-). Bij een gelijkblijvende scheefheid is de benodigde kernvoorraad naar verwachting tussen de 8.370 en 8.815 woningen in 2035, afhankelijk van de koopkrachtontwikkeling (jaarlijks 0,8% koopkrachtontwikkeling versus jaarlijks 0,0% koopkrachtontwikkeling). Bij een trendmatige koopkrachtontwikkeling (jaarlijks 0,4%) zijn de benodigde toevoegingen 4% van de totale woningbehoefte in de periode. Bij een afname van de scheefheid naar 20% is de benodigde omvang van de kernvoorraad naar verwachting tussen de 8.140 en 8.575 woningen.
  • De meeste additionele woningbehoefte ontstaat er in de koopsector, in rij-/hoekwoningen, maar ook in het luxere segment. Bij de rijwoningen in de koopsector is veel vraag in het goedkopere segment tot € 200.000,- (woning voor starters en koopstarters), maar ook in de wat duurdere segmenten. Naast rij- en hoekwoningen is er een aanzienlijke vraag naar tweekappers en vrijstaande woningen in het middeldure tot duurdere segment. Deze vraag is afkomstig van gezinnen die een volgende stap in de wooncarrière willen zetten. Dit zijn eigen inwoners of gezinnen vanuit de Randstad die vanwege de betere prijs-kwaliteitverhouding een woning in de Hoeksche Waard zoeken.
  • In vergelijking met vorig woningmarktonderzoek is de vraag naar koopappartementen toegenomen. Deze vraag is afkomstig van oudere huishoudens die vanuit veelal een grotere tweekapper of vrijstaande woning kleiner willen gaan wonen. Zij zijn doorgaans op zoek naar specifieke locaties dichtbij voorzieningen en verwachten enige mate van luxe. Oudere huishoudens zoeken vaak een koopwoning met een lagere prijs dan de huidige woning. Zo houden ze kapitaal achter de hand om op de oude dag van te kunnen genieten. Toekomstige generaties ouderen zullen meer dan nu het geval is opnieuw een woning kopen, ook op oudere leeftijd. Dit hangt samen met de nu al grotere oriëntatie op de koopsector van de generatie die nu oud begint te worden.
  • Marktkenners signaleren een behoefte aan kleine woningen voor jonge (alleenstaande) huishoudens. Tegelijk wordt ook geconstateerd dat veel jongeren in de Hoeksche Waard kritisch en veeleisend zijn ten aanzien van een woning. Men geeft aan dat starters in de Hoeksche Waard het kopen van een woning lang uitstellen omdat ze gelijk een grote woning willen kopen, maar relatief beperkte financiële middelen hebben. Dit resulteert er in dat jongeren lang thuis wonen.
  • De vraag in de sociale huursector spitst zich per saldo toe op appartementen. In de vrije huursector is er zowel een aanzienlijke extra behoefte aan grondgebonden woningen als aan appartementen. Een deel van de startende huishoudens richt zich op de vrije huursector. Zij verdienen te veel om in de sociale huursector terecht te kunnen, maar door strenge hypotheekeisen is het voor hen moeilijk om een woning te kunnen kopen. Zij hebben met name behoefte aan een huurwoning met een huur tussen € 650,- en de € 900,-. Marktkenners herkennen de vraag naar huurwoningen in de vrije huursector, maar constateren ook dat Hoeksche Waard voor beleggers minder aantrekkelijk is dan de Randstad. De vraag is welke partijen de vraag in dit segment zullen oppakken. Marktkenners geven ook aan dat in een koopgeoriënteerde gemeente als de Hoeksche Waard het middenhuursegment voor veel huishoudens een tussenstap is, tot het wél mogelijk is een woning te kopen.
  • Het beeld van de ontwikkeling van de woningbehoefte laat zien dat tussen 2030 en 2035 de top in de woningbehoefte wordt bereikt, waarna de woningbehoefte zal gaan dalen. Als op termijn meer mensen die behoren tot de grote generatie ouderen gaan overlijden, verandert de samenstelling van de bevolking van de gemeente en daarmee ook aard van de woningbehoefte. Woningen die de komende periode worden toegevoegd moeten ook aansluiten bij de behoefte van toekomstige huishoudens. Het is daarom zaak om aandacht te hebben voor flexibele woonvormen die voor huishoudens in verschillende levensfasen aantrekkelijk zijn. Bij het toevoegen van op ouderen gerichte woningen, is het van belang dat ouderen eisen stellen ten aanzien van de nabijheid van dagelijkse voorzieningen. Met het oog op de toenemende behoefte aan geclusterde woonvormen voor ouderen.

 

Vraag naar collectieve woonvormen

  • Op basis van De Grote Omgevingstest (DGOT) die in Zuid-Holland is uitgevoerd, kan worden geconcludeerd dat de inwoners van de Hoeksche Waard open staan voor verschillende vormen van collectief wonen. De meest aansprekende vorm is het wonen in een hofje. Ruim de helft van de deelnemers aan DGOT vindt dit een aansprekend woonconcept. Ook de concepten 'voorzieningen delen' en 'gezamenlijk wonen' spreken aan. Een kleiner deel vindt 'Friends Wonen', het samen met vrienden delen van een woning en de woonlasten, een interessant concept.
  • Ook het WoON2018 geeft inzicht in de behoefte aan alternatieve woonvormen. Op basis van het WoON is de vraag van verhuisgeneigde huishoudens naar een woning met gedeelde voorzieningen met anderen beperkt (0,3%). Ook de vraag naar een woonruimte met gedeelde voorzieningen samen met een woongroep is een concept waar een woningzoekende in de Hoeksche Waard niet als eerste aan denkt.
  • Uit de uitkomsten van DGOT kunnen we opmaken dat een substantieel deel van de mensen verschillende vormen van woonconcepten aansprekend vindt. Op basis van inschattingen uit het WoON2018 verwachten we dat de concrete vraag naar collectieve woonvormen relatief beperkt zal zijn in de Hoeksche Waard. We verwachten dat een concept als wonen in een hofje wel erg zal aanslaan. Dit concept combineert het gemeenschappelijke van wonen met gelijkgestemden met de privacy van een eigen woning, in een aansprekende woonvorm. Concepten als Tiny Houses, Friends wonen en voorzieningen delen zullen kleine groepen mensen daadwerkelijk aanspreken. Het betreft niche-concepten.

 

Woningmarktopgaven

Ontwikkelingen in de huursector

  • Er is geen sprake van een grote druk op de sociale huurmarkt in Hoeksche Waard, van tekorten in de breedte lijkt geen sprake. Bij een verdere afname van de goedkope scheefheid zijn er meer sociale huurwoningen in de gemeente dan waar behoefte aan is. Als het economisch minder gaat, stijgt het aantal mensen dat behoort tot de corporatiedoelgroep sterker dan bij een trendmatige ontwikkeling van de koopkracht. Dan zijn er juist wat extra sociale huurwoningen nodig. In kwalitatieve zin is sprake van een mismatch; er is per saldo meer vraag naar sociale huurappartementen dan er appartementen vrijkomen, terwijl er juist overschotten dreigen aan eengezinswoningen. De vraag naar sociale huurappartementen is afkomstig van zowel ouderen die de stap willen zetten naar een meer geschikte woning, als van jonge, vaak startende, huishoudens die een betaalbare woonruimte zoeken en daarbij inzetten op een appartement.
  • Hoewel het aantal woningen in de sociale huursector in absolute voldoende is om te kunnen blijven voorzien in de vraag, is de beschikbaarheid van huurwoningen voor kwetsbare groepen een aandachtspunt. Hoewel het om relatief kleine groepen gaat, vraagt de 'gespikkelde' huisvesting in de wijken van kwetsbare groepen om het tijdig beschikbaar komen van woningen die passen bij de vraag van deze mensen. Vaak gaat het om goedkope sociale huurwoningen met één of twee kamers, vaak in een prikkelarme woonomgeving.
  • Er is in Hoeksche Waard een behoorlijke vraag naar huurwoningen in de vrije huursector, een vraag die vaak afkomstig is van huishoudens met een middeninkomen die niet kunnen kopen, maar ook geen toegang hebben tot de sociale huursector. De vraag naar vrije sectorhuurwoningen heeft in Hoeksche Waard vaak betrekking op eengezinswoningen, maar er is ook een behoorlijke vraag naar appartementen. De vraag naar vrije sectorhuur wordt in de markt duidelijk herkend. In de vraag kan worden voorzien door corporaties vanuit de niet-DAEB portefeuille en door commerciële verhuurders. Het is zaak er oog voor te houden dat de gevraagde woningen ook gaan worden aangeboden. Marktkenners geven aan dat Hoeksche Waard voor beleggers minder interessant is dan de Randstad.
  • In principe biedt de verkoop van eengezinswoningen door de corporaties mogelijkheden om te sturen op de dreigende mismatch tussen vraag en aanbod. Hiermee kan worden ingespeeld op de vraag aan goedkopere koopwoningen, maar wellicht ook aan vrije sector huurwoningen. Het biedt de corporaties mogelijkheden bij het realiseren van de verduurzamingsopgave. Ook kan worden nagegaan of het geschikt maken van grondgebonden corporatiewoningen voor de bewoning door ouderen kan bijdragen aan het verminderen van de mismatch.

 

Ontwikkelingen in de koopsector

  • In de koopsector is er de komende jaren eigenlijk in alle segmenten een behoorlijke aanvullende woningvraag. De meeste vraag is er naar rij- en hoekwoningen, maar ook in het duurdere segment tweekappers en vrijstaande woningen is er veel extra vraag.
  • Ten opzichte van het onderzoek uit 2016 is de vraag naar koopappartementen toegenomen. Deze vraag is afkomstig van oudere huishoudens die, nu de marktomstandigheden gunstig zijn, hun huidige koopwoning willen verkopen en de stap willen zetten naar een appartement. Zij zijn doorgaans op zoek naar specifieke locaties dichtbij voorzieningen en verwachten een goede prijs-kwaliteitverhouding. Met name dagelijkse voorzieningen zijn een pullfactor.
  • Een aandachtspunt is de gevraagde koopprijs en verhouding tot de stichtingskosten van nieuwbouwwoningen. Er is veel vraag naar goedkope rijwoningen (tot € 200.000,-). De praktijk leert dat het in de huidige markt lastig is om woningen in dat prijssegment te bouwen met een kwaliteit die aansluit bij de vraag. Zoals aangegeven biedt de verkoop van corporatiewoningen mogelijkheden om in (een deel van) de vraag te voorzien.

 

Verdere aandachtspunten

  • Er zijn de komende jaren behoorlijke aantallen extra woningen nodig in de Hoeksche Waard. De extra woningbehoefte zoals die uit de nieuwe prognoses blijkt, is beduidend hoger dan ten tijde van het onderzoek in 2016 werd voorzien. Ook het moment dat de groei van de woningbehoefte in de gemeente afvlakt en de vraag naar woningen gaat afnemen, ligt verder in de toekomst dan uit de vorige prognose bleek. Dat moment komt echter wel. Als de grote babyboomgeneratie verdwijnt, gaat de behoefte aan woningen getalsmatig afnemen. In de tijd dat er sprake is van groei, is er geld en momentum om te sturen op de woningvoorraad. Als de woningbehoefte afneemt, is dat veel minder makkelijk. Het is daarom zaak om de komende periode te gebruiken om klaar te zijn voor de periode dat de gemeente niet meer groeit, en te sturen op een woningvoorraad die aansluit op de toekomstige behoefte van een bevolking die wat kleiner is, en een meer gelijkmatige leeftijdsopbouw kent. Dat vraagt aandacht voor levensloopbestendigheid van woningen die worden toegevoegd, de geschiktheid voor huishoudens in verschillende levensfasen. Appartementen zijn aantrekkelijk voor een deel van de jonge huishoudens en voor oudere huishoudens. Kleinere grondgebonden woningen zijn nu aantrekkelijk voor oudere huishoudens die een levensloopgeschikte woning zoeken met een kleinere tuin, maar zijn daarnaast (nu en op termijn) ook aantrekkelijk voor startende huishoudens met beperkte financiële mogelijkheden.
  • Momenteel trekt de Hoeksche Waard veel huishoudens van buiten de gemeente. Het gaat in belangrijke mate om jonge huishoudens, die ervoor zorgen dat de gemeente minder 'ontgroent'. Om als gemeente van dit momentum te kunnen profiteren, moeten deze huishoudens een aantrekkelijke woning in de gemeente kunnen vinden. Veelal gaat het om betaalbare eengezinswoningen in de koopsector. Van dit woningtype zijn er al veel in de Hoeksche Waard aanwezig. Het toevoegen van dergelijke woningen sluit aan bij de directe vraag in de markt. Echter, door te sturen op het laten doorstromen van huishoudens naar een meer aantrekkelijke en/of meer geschikte woning, wordt het effect van nieuwbouw vergroot. Immers, door te sturen op doorstroming draagt het toevoegen van een nieuwbouwwoning bij aan het invullen van de woonbehoefte van twee of meer huishoudens. Dat vraagt een ander bouwprogramma. In deze rapportage zijn scenario's uitgewerkt die dit inzichtelijk maken.
  • De vraag naar ruime eengezinswoningen van instromende jongere huishoudens richt zich in belangrijke mate op de dorpen binnen de gemeente die gunstig liggen ten opzichte van de snelweg naar de omliggende regio's, waar veel van hen werkzaam zijn. Het ligt voor de hand om in deze dorpen de nadruk te leggen op het bouwen voor de directe vraag en, in de dorpen die minder huishoudens van buiten trekken meer in te zetten op het faciliteren van doorstroming. Daarbij moet niet uit het oog verloren worden dat ook in de voor instromende huishoudens aantrekkelijke dorpen sprake is van een vergrijzing van de autonome bevolking, met de ontwikkeling van de woonbehoefte die daar mee gepaard gaat.

Woningbouwprogrammering 2019-2030

In de Woningbouwprogrammering 2019-2030 staat waarbinnen de gemeente nieuwe woningen worden gebouwd. Het zijn de afspraken tussen gemeente Hoeksche Waard en provincie Zuid-Holland. Het Woningbehoefteonderzoek geeft richting aan wat er in het programma wordt opgenomen. Daarnaast wordt er rekening gehouden met kwaliteit, zoals duurzaamheid, toekomstbestendigheid, meerwaarde voor de omgeving, de manier waarop de nieuwbouw past binnen het dorp of het landschap en de kernkwaliteiten van de Hoeksche Waard behoudt én versterkt.

Voorliggend plan is met 132 woningen opgenomen in de woningbouwprogrammering. In de eerstvolgende herziening van het programma worden de 10 extra woningen toegevoegd.

Conclusie

Met dit plan wordt invulling gegeven aan diverse type woningen waar in de Hoeksche Waard en specifiek in Heinenoord behoefte aan is.

Locatiekeuze (waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied)

De huidige druk op de woningmarkt maakt dat de noodzaak voor uitbreiding nu zeer actueel is. Er is binnen het stedelijk gebied van de kern Heinenoordgeen ruimte voor hoofdzakelijk grondgebonden woningbouw in de beoogde omvang. Het plangebied dat grenst aan de kern biedt voldoende ruimte voor grondgebonden woningen in diverse typologieën en de benodigde openbare ruimten. De locatiekeuze is nader gemotiveerd in paragraaf 3.2.

3.1.4 Conclusie

 Het rijksbeleid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie (Geconsolideerd 2020)

In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.

Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen.

Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio.

Toetsing

Het plangebied is door de provincie niet aangemerkt als bestaand stads en dorpsgebied. Het gebied grenst daar wel aan. De ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stedelijk gebied zijn met de provincie afgestemd. Het is in de regio niet mogelijk om de gehele woningbouwopgave binnenstedelijk te realiseren. Er is ook een grote regionale vraag naar grondgebonden woningen die niet in Rotterdam kunnen worden gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0007.png"

Figuur 3.1. Uitsnede kaart stads- en dorpsgebied (Bron: staat van Zuid-Holland)

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0008.png"

Figuur 3.2. Uitsnede kwaliteitskaart 'laag van de stedelijke occupatie' (bron: gebiedsprofielen Zuid-Holland)

3.2.2 Omgevingsverordening geconsolideerd 2020)

In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

  • 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.
  • 2. Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën: n.v.t.
  • 3. Aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn:
  • a. de aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
    • 1. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
    • 2. wegnemen van verharding;
    • 3. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
    • 4. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
  • b. de onder a genoemde maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dit niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken;
  • c. in afwijking van onder b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een (gedeeltelijke) financiële compensatie verlangen door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door Provinciale Staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.
  • 4. Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
  • a. waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn; of
  • b. die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en 5 tot en met 7 zijn niet van toepassing

Toetsing artikel 6.9:

In dit geval is sprake van transformatie van een agrarisch gebied aansluitend aan de kern Heinenoord naar onder andere een nieuw woongebied. Door deze ontwikkeling is het mogelijk om glastuinbouw te saneren in dit gebied. Op het aspect beeldkwaliteit en het integrale ruimtelijke ontwerp is in paragraaf 2.2 ingegaan.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  • b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

Toetsing 6.10:

6.10 a: De Ladder voor duurzame verstedelijking is doorlopen in paragraaf 3.1.3.

6.10 b: De locatie is groter dan 3 ha en is opgenomen in het programma ruimte. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 6.10 van de Omgevingsverordening.

3.2.3 Conclusie

 Het provinciaalbeleid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Hoeksche Waard

De gemeenteraad Hoeksche Waard stelde de Omgevingsvisie Hoeksche Waard op 17 december 2019 vast. De omgevingsvisie is te raadplegen op www.omgevingsvisiehoekschewaard.nl/.

Lange tijd nam de overheid in haar beleid het voortouw als het ging om het bepalen van kwaliteit in de leefomgeving. De Omgevingsvisie biedt handvatten en inspiratie aan iedereen die een bijdrage wil leveren aan de Hoeksche Waard. Dat noemt de gemeente Waardmaken.

Bouwstenen voor de kern Heinenoord

De gemeente Hoeksche waard heeft voor het opstellen van de omgevingsvisie bouwstenen voor elke kern vastgelegd. De belangrijkste elementen voor Heinenoord worden als volgt benoemd.

  • Dijken, opwas- en aanwaspolder.
  • Tweezijdige lintbebouwing aan de dijk, de Dorpstraat, kleinschalig De Kreek met de haven.
  • Kerk, Hof van Assendelft en de Leeuwenstein herenboerderijen.
  • Representatieve gebouwen in de opwaspolder, woningen in de aanwaspolder 1900.
  • Planmatige 19e-eeuwse woningbouw uitbreiding 1950 .
  • In de jaren '60 van de vorige eeuw komen de dorpsuitbreidingen ten oosten van de Julianastraat, gesitueerd tussen de dijken, de Buitendijk en de Dorpstraat.
  • De uitbreidingen worden volgens de dan heersende stedenbouwkundige opvattingen aangelegd.
  • De Wouter van den Walestraat is de herkenbare groene entree van de dorpsuitbreiding. In 2010 krijgt deze hoofdtoegang een directe aansluiting op de N217.
  • Sportvelden in de opwaspolder ten zuiden van de Hof van Assendelft.
  • Geen bedrijventerrein.

De ruimtelijke opgaves en aandachtspunten zijn als volgt verwoord:

  • Herontwikkeling locatie voormalige gereformeerde kerk, hoek Nassaustraat/Marijkelaan.
  • In standhouden/versterken bestaande lintbebouwing op de dijk (zuidzijde) en de open, groene setting van de (oude) huizen onder aan de dijk (noordzijde).
  • Zoveel mogelijk open houden van bestaande doorzichten vanuit de openbare ruimte in de bebouwde kom (zoals de Tuinweg, Gravin Sabinastraat/Marijkelaan, Ridder van Dorplaan/Ericastraat, Margrietlaan, De Beatrixlaan/pad, De Leeuw) naar het open buitengebied.

Ruimtelijke opgaves en aandachtspunten:

  • In standhouden/versterken bestaande karakteristieke lintbebouwing langs de Dorpstraat en de open, groene setting langs de open plekken aan de dijk.

Maatschappelijke opgaven

De relevante maatschappelijke opgave in de Hoeksche Waard is als volgt geformuleerd:

Als de trend zich doorzet, krijgt de Hoeksche Waard te maken met krimp van de bevolking. Als gevolg van de vergrijzing raakt de verhouding tussen jongere en oudere huishoudens dusdanig uit balans dat het draagvlak voor bepaalde voorzieningen verder onder druk komt te staan. Wanneer een evenwichtig samengestelde samenstelling van de bevolking het doel is, is het nodig dat er tot 2035 circa 3.500 nieuwe huishoudens instromen in de Hoeksche Waard. Dat komt bovenop de vraag naar circa 3.100 woningen die tot 2030 nodig zijn als gevolg van gezinsverdunning.

'Dorpse Trots'

Dit deelgebied omvat alle dorpen in de Hoeksche Waard. Doordat de Hoeksche Waard letterlijk een eiland is, zijn mensen op elkaar aangewezen, staat zorg voor elkaar hoog in het vaandel en bloeit het verenigingsleven. De Hoeksche Waard kent (mede daardoor) kleine, hechte gemeenschappen met veelal een geheel eigen identiteit. De combinatie van ondernemerszin en de zorg voor elkaar maakt het eiland zeer aantrekkelijk voor gezinnen.

De dorpen in de Hoeksche Waard zijn nauw verbonden met de inpolderingsgeschiedenis. Veel nederzettingen zijn gekoppeld aan de dijken of aan het water. De dijken in de dorpen zijn van oudsher bebouwd en bewoond en hebben een functie als ontsluitingsweg. Dit heeft tot verschillende typen dorpen geleid, met een eigen stedenbouwkundige structuur. Belangrijkste hoofdgroepen zijn de voorstraatdorpen en de dijkdorpen, daarnaast zijn er nog rivierrug- en kreekrugdorpen. Er zijn ook combinatietypen zoals voorstraatdorpen.

De gemeente gaat uit van de identiteit per dorp als basis voor de toekomst. Maatwerk per dorp is hierbij het uitgangspunt. In- en uitbreidingen passen bij de schaal en maat van het dorp. In het dorpsgericht werken moeten initiatieven bijdragen aan het versterken van de identiteit per dorp.

Bij ontwikkelingen in de dorpen kijken we niet alleen naar nieuwe functies, zoals woningen, maar met name ook naar de gevolgen voor het sociale netwerk in het dorp. Nieuwbouw of herontwikkeling moet bijdragen aan de gemeenschapszin in het dorp.

Daarbij geldt als uitgangspunt dat eerst de mogelijkheden voor inbreiding en herontwikkeling binnen het dorp worden benut, voordat aan de rand van het dorp kan worden gebouwd. Waar mogelijk worden bestaande woningen aangepast in de richting van levensloopbestendige en duurzame woningen. Inbreiding mag echter niet ten koste gaan van de groene kwaliteiten in het dorp. Speerpunten hierbij zijn:

  • Versterken van de onderscheidende identiteit per dorp.
  • Versterken van de gemeenschapszin in het dorp.
  • Versterken van de vitaliteit en leefbaarheid per dorp.
  • Versterken van de natuurlijke overgang van het dorp naar het landelijk gebied.
  • Bedrijvigheid met toegevoegde waarde voor de Hoeksche Waard.
  • Sociale cohesie onder bevolking faciliteren en versterken.
  • Versterken van de inclusieve samenleving.
  • Levensloopbestendige woningen; zelfstandige woningen die geschikt zijn (te maken) voor bewoning in alle levensfasen. Op die manier kunnen ouderen of mensen met een lichamelijke beperking prettig en comfortabel wonen. Men hoeft niet noodgedwongen bestaande sociale contacten te verbreken en de vertrouwde sociale omgeving te verlaten.
  • Creatieve aanpak voor het realiseren van seniorenwoningen. Groepsgewijs bouwen, dicht bij (medische) verzorging;
  • Herbestemming van bestaande panden, waarbij je generaties samenbrengt - zorg voor elkaar - contacten - vriendschappen:
    • 1. Ombouwen voormalige gemeentehuizen voor o.a. studentenwoningen.
    • 2. Leegstaande winkel-/kantoorpanden ombouwen naar woonbestemming met sociale voorzieningen.
  • Betaalbaar wonen voor jongeren door samen een woning te delen; denk aan Friends Wonen.
  • Flexibel wonen voor starters.
  • Woonvorm voor 'jonge ouderen' en 'oudere jongeren' die graag elkaar helpen en zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen. Het concept van veilig wonen met veel privacy en tegelijkertijd alle voordelen van samenwonen met een bijvoorbeeld een gezamenlijke binnentuin.
  • Meergeneratiewonen met een mix van jong en oud(er), die elkaar versterken en ondersteunen.
  • Tiny Houses: Een nieuwe woonvorm met een duidelijke filosofie. Kleine volwaardige vrijstaande woningen met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk.
  • Dynamische hotspots: Plekken waar creatief ondernemerschap de ruimte krijgt. Door vooral creatieve zelfstandigen in een verzamelgebouw onder te brengen, wordt niet alleen het leegstandsprobleem aangepakt, er ontstaat bovendien een broedplaats waaruit mooie dingen kunnen voortkomen. Voordeel van samenvoegen, is dat er een smeltkroes - creatieve 'fabriek' - ontstaat waar mensen elkaar inspireren, ideeën uitwisselen en samenwerken, en waaruit nieuwe innovatieve ideeën kunnen ontstaan.
  • (Buurt)cultuurhuizen - theater: Karakteristieke panden, of panden die van oudsher een andere bestemming hadden, spreken tot de verbeelding van de bewoners van de Hoeksche Waard. In plaats van leegstand, of afbraak, is het zeer interessant deze panden een culturele (wijk)bestemming te geven. Behoud van historie met het oog op de toekomst. Een plek creëren waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en waar laagdrempelig culturele activiteiten kunnen plaatsvinden.

Toetsing

De toevoeging van woningen voor diverse doelgroepen zal bijdragen aan de instandhouding van de lokale voorzieningen. De woningbehoefte is niet te realiseren in de kern van Heinenoord, daarom is gekozen voor een gebied aangrenzend aan de kern. Met het stedenbouwkundig ontwerp is rekening gehouden met het landschap en haar structuren.

Conclusie

Het voorliggende plan sluit aan bij de omgevingsvisie.

3.3.2 Hoeksche Waard Energieneutraal 2040

De ambitie van de Hoeksche Waard is om in 2040 100% energieneutraal te zijn. Hiermee legt de Hoeksche Waard de lat hoger dan de landelijke ambitie (in 2050 energieneutraal). Om gericht stappen in deze richting te zetten, is de 'Energievisie Hoeksche Waard 2016 - 2020' opgesteld in nauwe samenwerking met ondernemers en maatschappelijke organisaties in de Hoeksche Waard.

De Energievisie gaat uit van de Trias Energetica. Waarbij in eerste instantie wordt ingezet op het beperken van de energiebehoefte. Dit uit zich in 3 pijlers:

  • 1. energie besparen in de bebouwde omgeving (o.a. isolatie);
  • 2. opwekken van duurzame energie (o.a. wind, zon, biomassa, getijdenenergie);
  • 3. duurzame mobiliteit (o.a. elektrische auto's en fietsen, openbaar vervoer).

Tofxt slot zijn er twee belangrijke neveneffecten. Het gezamenlijk inzetten op besparing en opwekking van energie biedt volop kansen voor de lokale economie (bouwsector, agrarische sector en biobased economy) om daarvoor met oplossingen te komen. Het sturen op innovatie is daarbij belangrijk. Daarnaast wordt met Marketing & Educatie de Hoeksche Waard meer op de kaart gezet als duurzame regio. Beginnen bij de jeugd draagt bij aan bewustwording bij ouders en zorgt tevens voor een ander handelen door deze jeugd over 10 jaar.

Toetsing

De woningen sluiten aan op dit beleid omdat ze zeer Duurzaam gebouwd worden met als uitgangspunt energieneutraal wonen.

3.3.3 Nota Ruimtelijke kwaliteit Hoeksche Waard

In de Nota Ruimtelijke kwaliteit Hoeksche Waard zijn de samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten vertaald in objectieve beoordelingscriteria die de burger en de bouwplantoetser een houvast moeten bieden bij het opstellen en het beoordelen van bouwplannen. Heinenoord is in de nota volledig aangewezen als zeer waardevol welstandsgebied. Dit vanwege haar hoge cultuurhistorische waarde en de aanwezigheid van veel monumentale panden.

Waardevolle welstandsgebieden zullen vanwege hun zeer hoge waarde kritisch aan welstandscriteria getoetst worden. Het welstandsbeleid is erop gericht de historische kwaliteit te behouden en waar mogelijk te versterken. Voor dit gebied is het welstandsbeleid daarom uitgewerkt tot op een klein schaalniveau. Aandachtspunten voor welstandstoezicht zijn o.a. cultuurhistorische herkenbaarheden, diversiteit in gevelwanden, positionering, massa en maatvoering, aandacht voor hoeksituaties, detaillering van gevel en dakvlak, materialen en kleuren en reclame-uitingen. Ook voor specifieke bouwwerken is het vaststellen van het welstandsniveau van belang.

Planmatige woonwijken:

Planmatige woonwijken komen op kleine schaal voor bij vrijwel alle (grotere) dorpen. Voor deze uitbreidingen geldt in grote lijnen hetzelfde welstandsbeleid.

Toetsing

Er is een beeldkwaliteitsplan gemaakt voor de beoogde ontwikkeling Deze is opgenomen in Bijlage 3 BKP Tienvoet Heinenoord. Dit kwaliteitskader wordt mede vastgesteld na beoordeling door de commissie welstand. Hiermee gaat het beeldkwaliteitsplan onderdeel uitmaken van het welstandsbeleid. Nadat de woonbuurt is uitgewerkt, zal de welstandscommissie van bouwplan toetsen aan het beeldkwaliteitsplan.

3.3.4 Conclusie

 Het gemeentelijkbeleid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.4 Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met zowel het rijks- provinciaal als het gemeentelijke beleid.

 

Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten

4.1 Inleiding

Door nieuwe inzichten gedurende de planontwikkeling (het betrekken van het deel ten westen van de weg Tienvoet) zijn enkele onderzoeken niet plangebied dekkend, hiertoe zijn verschillende rapportages opgesteld en deze zullen in onderstaande paragrafen dan ook los van elkaar worden behandeld. Uiteindelijk wordt wel één conclusie getrokken ten aanzien van de gehele planontwikkeling.

De weg Tienvoet vormt de grens tussen het oostelijk en westelijk deel van het plangebied.

4.2 Verkeer en parkeren

4.2.1 Toetsingskader

De gebiedsontwikkeling bestaat uit de bouw van een woonbuurt en het verplaatsen van de vrachtwagenparkeerplaats, de parkeerplaatsen voor het sportcomplex en het verplaatsen van de volkstuinen. De volkstuinen worden verplaatst naar de locatie net ten zuiden van het tenniscomplex. Deze grond is in eigendom van de gemeente. De vrachtwagenparkeerplaats schuift een stukje op naar het zuiden en komt deels op de plek van de huidige volkstuinen. Deze grond is in eigendom van de gemeente. De parkeerplaatsen voor het sportcomplex die nu aan de oostkant van de Tienvoet liggen, schuiven naar de westkant ten zuiden van de plaatsen die daar nu al zijn. Ongeveer op de plek van de huidige vrachtwagenparkeerplaats. Deze grond is in eigendom van de gemeente.

De verplaatsing van de reeds aanwezige functies zorgt niet tot een verandering in de hoeveelheid verkeer en de parkeerbehoefte. De woonbuurt met maximaal 142 woningen heeft wel gevolgen voor de hoeveelheid verkeer. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid, hoeveelheid en afwikkeling van het verkeer en de parkeerbehoefte voor de nieuwe ontwikkeling. De kencijfers uit 'CROW publicatie 381' zijn toegepast voor de parkeervraag en de hoeveelheid verkeer. Voor het bepalen van het kencijfer is uitgegaan van een 'niet stedelijke' gemeente en voor de locatie een ligging in 'rest bebouwde kom'.

4.2.2 Bereikbaarheid

Auto

Het plangebied is gelegen aan de weg Tienvoet: de verbindingsweg tussen de N217 en Heinenoord. Hierdoor is het plangebied goed verbonden met de N217 en ben je snel in voorzieningenkern Oud-Beijerland of op de A29 via welke je binnen een half uur in Rotterdam-centrum bent.

Openbaar vervoer

Aan de noordwestkant van het plangebied langs de Tienvoet en aan de noordoostkant langs de Dorpsstraat is een bushalte aanwezig. Vanaf deze haltes kun je per bus naar de andere dorpen van de Hoeksche Waard en naar Rotterdam. Daarnaast is het busstation Heinenoord nabijgelegen; een centraal busstation in de Hoeksche Waard.

Fiets 

Aan de noordkant grenst het plangebied aan de Dorpsstraat, waarover het regionaal fietsnetwerk van de Hoeksche Waard loopt. Langs verbindingsweg de Tienvoet loopt een fietspad tussen de kern van Heinenoord en de Oud-Heinenoordseweg/Kreek-kade.

Ontsluiting

De woonbuurt zal volledig worden ontsloten op de weg Tienvoet, dit is de ontsluitingsweg van de kern Heinenoord. De interne wegen zullen worden ingericht volgens het principe van duurzaam veilig. Naast de gebiedsontsluitingsweg komt er ook een calamiteitenontsluiting op de Oud-Heinenoordseweg en wordt de geplande ontwikkeling tussen de dorpsstraat 1b ontsloten via de woonbuurt. De calamiteitenontsluiting aan de oostkant van het plangebied kan ook door fietsers en voetgangers worden gebruikt om van het plangebied richting de Oud-Heinenoordseweg te gaan.

4.2.3 Verkeersgeneratie en afwikkeling

Het programma ligt op hoofdlijnen vast, maar er zijn nog verschuivingen mogelijk. Daarom is het onderzoek naar de verkeersgeneratie gedaan op basis van een worst case scenario. Binnen het plangebied komen verschillende soorten woningen, van appartementen tot vrijstaande woningen. Om een indicatie te geven wordt de verkeersgeneratie bepaald aan de hand van twee-onder-een-kapwoningen. Dit zal een overschatting geven van de verkeersgeneratie, maar laat een worst-case scenario zien.

De verkeersgeneratie is berekend met de gemiddelde kencijfers van het CROW. Voor de categorie twee-onder-een-kapwoningen geldt een verkeersgeneratie van 7,8 mvt/etmaal per woning. Voor maximaal 142 woningen geldt een totale verkeersgeneratie van 1.108 mvt/etmaal.

De ontwikkeling heeft een (worst-case)verkeersgeneratie van 1.108 mvt/etmaal. Het plangebied wordt via de Tienvoet op de omliggende wegenstructuur aangesloten. In het akoestisch onderzoek zijn de verkeersprognoses (jaar 2030) voor de ontsluitende wegen opgenomen. Voor de weg Tienvoet geldt een verwachtte intensiteit van 3.986 mvt/etmaal. Een gebiedsontsluitingsweg (type II) heeft doorgaans een capaciteit van 7.000 mvt/etmaal (Duurzaam veilig). Voor de toename van 1.108 mvt/etmaal is voldoende restcapaciteit op de Tienvoet aanwezig om geen belemmeringen te veroorzaken.

De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld in het drukste uur van de dag, waarin doorgaans maximaal 10% van de etmaalwaarde wordt afgewikkeld. Met name op het drukste uur zullen de ontsluitende wegen een verkeerstoename van circa 111 mvt ondervinden. De verkeerstoename zal merkbaar zijn in de drukkere uren maar dit past binnen de capaciteit die voor deze weg nodig is en leidt niet tot onaanvaardbare gevolgen voor de doorstroom van verkeer.

Duurzaam Veilig

De wegen binnen het plangebied worden ingericht volgens de principes van Duurzaam Veilig. De verkeersveiligheidsvisie Duurzaam Veilig is gebaseerd op vijf principes. Deze vijf principes betreffen de functionaliteit van wegen, de homogeniteit van massa en/of snelheid en richting, fysieke en sociale vergevingsgezindheid, herkenbaarheid en voorspelbaarheid van wegen en gedrag, en statusonderkenning.

Door deze principes toe te passen in het wegontwerp wordt een zo veilig mogelijke wijk gerealiseerd.

4.2.4 Parkeren

Het ontbreken van een concreet woningbouwprogramma maakt het berekenen van de parkeerbehoefte niet mogelijk.

Een voorwaarde voor het aanvragen van een omgevingsvergunning is dat de parkeerbehoefte volledig binnen het plangebied moet worden gerealiseerd (zie artikel 16.1 Voldoende parkeergelegenheid behorende bij voorliggend bestemmingsplan). Hierdoor is de parkeersituatie te allen tijde gewaarborgd.

Het plangebied biedt meer dan voldoende ruimte om in de eigen parkeerbehoefte te kunnen voorzien. In de verdere planuitwerking voor de woonbuurt wordt een parkeerbalans op basis van het concrete aantal woningen en typen opgenomen. De huidige vrachtwagenparkeerplaats wordt richting het zuiden verplaatst. Hierdoor ontstaat er op deze locatie ruimte voor het realiseren van een algemene parkeerplaats. De vrachtwagenparkeerplaats wordt van de kern af verplaatst, zo wordt enkele hinder die hieruit kan voorkomen voor de bewoners van de kern tegengegaan.

4.2.5 Conclusie

Het programma ligt op hoofdlijnen vast, verschuivingen zijn mogelijk. Daarom is het niet doelmatig om de verkeersgeneratie en parkeerbehoefte te bepalen. Voor de verkeersgeneratie is een worst-case berekening gemaakt. Naar verwachting zal de toename wel merkbaar zijn in de drukkere uren, maar geen negatieve gevolgen hebben voor de ontsluitende wegen. De parkeerbehoefte wordt binnen het plangebied opgevangen. Dit wordt gewaarborgd door de regels in voorliggend bestemmingsplan. Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

4.3 Wegverkeerslawaai

4.3.1 Beleidskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

4.3.2 Onderzoek en conclusie

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt binnen de zones van de wegen N217 (beperkt deel), Tienvoet, Dorpsstraat en Oud-Heinenoordseweg. Volgens de Wet geluidhinder is akoestisch onderzoek nodig indien woningen worden mogelijk gemaakt binnen de zone van een weg. Rond het plangebied liggen verder een aantal sportclubs met de velden op 70 meter afstand. Er is geen aanleiding voor onderzoek naar inrichtingslawaai. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 5. bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Bij het onderzoek is ook de geluiduitstraling van het niet gezoneerde deel van de Dorpsstraat (30 km/uur) betrokken.

De resultaten en conclusies uit het onderzoek zijn:

  • De voorkeursgrenswaarde/ richtwaarde wordt ten gevolge van de Dorpsstraat (30 km/uur) en de Oud-Heinenoordseweg niet overschreden en ten gevolge van de N217, Tienvoet en Dorpsstraat (50 km/uur) wel en de maximale ontheffingswaarde niet.
  • Alleen het toepassen van geluidreducerend asfalt op de Tienvoet is een effectieve maatregel gebleken om de geluidbelasting te reduceren.
  • Het laten vaststellen van hogere waarden is nodig ten gevolge van de Tienvoet, N217 en de Dorpsstraat.

Ten behoeven van voorliggend bestemmingsplan is een besluit hogere waarde verleend door de gemeente Hoeksche Waard.

De aanwezigheid van een geluidluwe gevel en buitenruimte vormt nog een aandachtspunt bij de nadere uitwerking van de conceptverkaveling tot een definitief ontwerp. In een later stadium, bij de aanvraag omgevingsvergunning Bouwen, zal nader onderzoek moeten aantonen of daadwerkelijk geluidluwe gevels en buitenruimten aanwezig zijn bij de woningen waarvoor een hogere waarde nodig is.

4.4 Water

4.4.1 Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgenomen ontwikkeling. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW).
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan.
  • Provinciale omgevingsvisie.
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan, is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplichtig gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied, of 1500 m² of meer in landelijk gebied, dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • Nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingtoename.
  • Nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied.
  • Nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.
4.4.2 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het dorp Heinenoord aansluitend op ontsluitingsweg de Tienvoet. Het betreft een perceel met de bestemming 'agrarisch'. Momenteel bestaat het plangebied grotendeels uit grasland met in de noordoosthoek een nog te verwijderen kas en bassin. Het overgrote deel is momenteel onverhard.

 

Bodem en grondwater

Op de Bodemkaart is te zien dat de bodem van het plangebied uit zavel en lichte kleigronden met homogeen profiel bestaat (figuur 4.1). Met betrekking tot het grondwater is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap Vb= H <40 L >120 (figuur 4.2). Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) minder dan 40 centimeter onder maaiveld betreft. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt op meer dan 120 centimeter onder maaiveld. Het maaiveld ligt op circa 0,5 m onder NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0009.png"

Figuur 4.1 Overige bodemsoorten plangebied (rood omcirkeld) (bron: Bodemkaart)

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0010.png"

Figuur 4.2 Overzicht grondwatertrappen plangebied rood omcirkeld (bron: Bodemkaart)

Waterkwantiteit

Conform de Legger van het waterschap Hollandse Delta bevinden zich in het plangebied enkele overige watergangen. Volgens de Legger van het waterschap Hollandse Delta kent de watergang behorende tot de categorie 'overig' een beschermingszone van 1 m. Binnen deze beschermingszones gelden conform de Keur van het waterschap Hollandse Delta beperkingen voor bouwen en aanleggen ter bescherming van en om onderhoud aan de watergang mogelijk te houden

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0011.png"

Figuur 4.3 Uitsnede Legger Waterschap Hollandse Delta

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Ten noorden grenst- en ligt het plangebied voor een klein deel binnen de beschermingszone van een regionale waterkering. Deze waterkering volgt de Dorpsstraat.

Afvalwaterketen en riolering

In een deel van het plangebied is momenteel een kas gevestigd, verder bestaat het gebied uit agrarisch grasland en is niet aangesloten op het rioolstelsel.

4.4.3 Toekomstige situatie

Het plan is om een woonwijk te realiseren en de bestaande kas en bassin te verwijderen.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit

In de huidige situatie is het grootste gedeelte van het plangebied onverhard. Op figuur 4.4 is de huidige verhardingssituatie weergegeven. Omdat nagenoeg het hele plangebied onverhard is dient bijna alle verharding te worden gecompenseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0012.png" Figuur 4.4 Bestaande situatie verharding en oppervlaktewater Tienvoet (bron: Rho Adviseurs).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0013.png"

Figuur 4.5 Inrichtingstekening ten behoeven van de waterbalans.

Op basis van de inrichting van de woonbuurt zoals opgenomen in figuur 4.5 is de volgende waterbalans gemaakt:

In de toekomstige situatie neemt het verhard oppervlak met circa 4,8 ha toe. Op basis hiervan bedraagt de extra waterberging ca 4800 m². In het nieuwe plan zit 11405 m² water. De waterbalans is op basis van deze uitgangspunten positief.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De in dit bestemmingsplan gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
4.4.4 Conclusie

Uit de waterbalans blijkt dat de ontwikkeling een positief effect heeft op de waterkwantiteit. Daarnaast dienen voor de werkzaamheden in de beschermingszones een watervergunning aangevraagd te worden. Hiermee worden negatieve effecten op het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse uitgesloten.

4.5 Ecologie

4.5.1 Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en;
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale omgevingsverordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

4.5.2 Gebiedsbescherming

Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied de Biesbosch ligt op circa 15,4 kilometer. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN bevindt zich op een afstand van circa 672,4 m (figuur 4.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0014.png"

Figuur 4.6 Ligging plangebied (rood omcirkeld) t.o.v. beschermde natuurgebieden

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Op basis van de AERIUS berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de aanleg- en gebruiksfase uitgesloten. De AERIUS memo en berekeningen zijn bijgevoegd in bijlage 6, 7, 8 en 9. De ontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.

4.5.3 Soortenbescherming

In het kader van de Wet natuurbescherming dient bij ruimtelijke ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de aanwezige natuurwaarden en dient een beoordeling gemaakt te worden van eventuele negatieve effecten van de plannen op deze waarden.

In opdracht van Rho Adviseurs heeft RSK Netherlands een quickscan natuurtoets uitgevoerd ter plaatse van Tienvoet e.o. te Heinenoord (provincie Zuid-Holland). Het doel van de quickscan is het uitsluiten/aantonen van aanwezigheid van beschermde flora en fauna en een inschatting maken van het effect van de geplande werkzaamheden op het gebied en beschermde soorten. De volledige rapportage van de quickscan natuurtoets is opgenomen in Bijlage 11 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen ten aanzien van de soortenbescherming overgenomen.

Beschermde soorten

Op basis van het literatuuronderzoek en het veldbezoek is het volgende gesteld:

Flora  

Het is niet op voorhand uit te sluiten dat de akkerboterbloem, brede wolfsmelk, groot spiegelklokje, naaldenkervel en wilde weit voor kunnen komen op het plangebied. Mogelijke verstorende activiteiten zijn graafwerkzaamheden, betreden en berijden met een voertuig, maaien, begrazen, bemesten, bebouwen. Wanneer de geplande werkzaamheden verder uitgewerkt zijn, is het raadzaam om tijdens het groeiseizoen nader onderzoek te doen naar de eventuele negatieve effecten op beschermde planten.

Advies

In de NDFF database zijn voor de laatste 5 jaren geen waarnemingen van deze soorten gevonden in de gemeente Hoeksche Waard. Ook andere referenties (plantenwerkgroep van HW Landschap) zijn niet te vinden.

Het Quick scan rapport vermeld dat dergelijke soorten op 1-5 km afstand zijn waargenomen. Er zijn inderdaad waarnemingen in akkerland aan de overkant van de Oude Maas.

Een nader onderzoek is in dit geval niet noodzakelijk. Wel wordt geadviseerd voor het uitvoeren van werkzaamheden, de werkgroep planten van het Hoeksche waard landschap het plangebied te laten 'scannen' op deze soorten. De kans op aanwezigheid is uitermate klein, maar niet geheel uitgesloten.

Fauna

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0015.png"

4.5.4 Ecologische inpassing

De ambitie bestaat om het woonlandschap ecologisch en klimaatadaptief te verbinden met het omliggende gebied en een meerwaarde te creëren voor natuur en biodiversiteit. Er is derhalve een onderzoek uitgevoerd naar de ecologische inpassing van de ontwikkeling, zie Bijlage 11 Ecologische inpassing nieuwbouw Tienvoet te Heinenoord. Het doel van het rapport is om handvatten te bieden die kunnen zorgen voor een natuur inclusieve inpassing van het inrichtingsplan. Uit het onderzoek blijkt dat er binnen de realisatie natuur inclusieve voorzieningen en maatregelen mogelijk zijn op verschillende locaties en niveaus. Deze voorzieningen en maatregelen zijn opgedeeld in woningen en tuinen, openbare ruimte en stedelijk water. Voor een overzicht wordt verwezen naar de bijlage.

4.5.5 Conclusie

Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Uit de AERIUS berekeningen blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de aanleg- en gebruiksfase van de ontwikkeling.

Geconcludeerd wordt dat aanvullend onderzoek naar de akkerboterbloem, brede wolfsmelk, groot spiegelklokje, naaldenkervel en wilde weit niet noodzakelijk is. Wel wordt geadviseerd voor het uitvoeren van werkzaamheden, de werkgroep planten van het Hoeksche waard landschap het plangebied te laten 'scannen' op deze soorten.

Ontheffing ten aanzien van de Wet natuurbescherming is waarschijnlijk niet aan de orde voor het uitvoeren van de werkzaamheden, mits de groene elementen zoals de bomenrij langst de weg Tienvoet en het bosje blijven behouden. Ook dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen en gebruik van verlichting tijdens de werkzaamheden. Daarnaast bestaan er veel kansen om de natuur ter plaatse te versterken.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

4.6.2 Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van maximaal 142 woningen. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Rijksweg A29. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 30,9 µg/m³ voor NO2, 18,8 µg/m³ voor PM10 en 11 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 6,7. Deze waarden liggen ruimschoots onder de grenswaarden. Hierdoor is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het effect ten gevolge van het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de jaargemiddelde concentratie NO2 en fijn stof. Conform de Regeling NIBM wordt immers voldaan aan het begrip 'Niet in betekenende mate' (NIBM). Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Bedrijven en milieuhinder

4.7.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen, waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

4.7.2 Onderzoek en conclusie

In de beoogde situatie wordt een woonwijk gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-publicatie. In de omgeving van het plangebied zijn sportbestemmingen, maatschappelijke functies en bedrijven aanwezig. Ook bevindt het plangebied zich naast de belangrijke doorgaande weg in zuidelijke richting: de Tienvoet. Het plangebied kan zodoende worden getypeerd als 'gemengd gebied'. Conform de VNG publicatie bedrijven en milieuzonering is gekeken naar mogelijke verstorende bestemmingen in de omgeving van het plangebied (tabel 4.3).

Tabel 4.3 Mogelijke verstoringen van milieugevoelige functie

Bestemming   Adres   Milieucategorie   Richtafstand in meters   Werkelijke afstand in meters   Voldoet wel/niet  
Wonen (museum)   Dorpsstraat 13   1   10   50   Wel  
Sport (verlicht veld)   Tienvoet 4   3.1   30   69   Wel  
Sport (sporthal)   Tienvoet 4   3.1   30   54   Wel  
Verkeer (parkeerplaats)   Tienvoet 4   2   10   23   Wel  
Sport (horeca)   Tienvoet 4   1   0   30   Wel  
Maatschappelijk   Tienvoet 4   2   10   45   Wel  
Sport (ijsbaan)   Dorpsstraat 26   4.2   200   100   Niet  
Maatschappelijk (begraafplaats)   Oud-Heinenoordseweg 2a   1   0   9   Wel  
Recreatie (volkstuin) huidige situatie   Tienvoet 4   2   10   33   Wel  
Recreatie (volkstuin) toekomstige situatie     2   10   160   Wel  
Bedrijf   Dorpsstraat 11   2   10   24   Wel  
Vrachtwagen parkeerplaats huidige situatie   Tienvoet   2   10   23   Wel  
Vrachtwagen parkeerplaats toekomstige situatie   Tienvoet   22   10   20   Wel  

Alle mogelijk verstorende bestemmingen bevinden zich op voldoende afstand om niet in functievoering te worden beperkt of het woonklimaat van de beoogde ontwikkeling te verstoren. Enkel de openlucht ijsbaan voldoet niet aan de richtafstand en zou op basis van het aspect geluid verstorend zijn voor het woonklimaat. Op aanzienlijk kortere afstand tot de ijsbaan kunnen echter percelen worden gevonden met de bestemming wonen. Daarnaast is een openlucht ijsbaan jaarlijks maar voor een korte periode functioneel. Om deze redenen kan redelijkerwijs de inschatting worden gemaakt dat de geluidshinder niet significant is en dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook wordt de ijsbaan door deze woningen niet in zijn bedrijfsvoering beperkt.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven of andere bestemmingen aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun functievoering worden beperkt.

4.8 Duurzaamheid

4.8.1 Toetsingskader

Hoeksche Waard Energieneutraal 2040

De ambitie van de Hoeksche Waard is om in 2040 100% energieneutraal te zijn. Hiermee legt de Hoeksche Waard de lat hoger dan de landelijke ambitie (in 2050 energieneutraal). Om gericht stappen in deze richting te zetten is de 'Energievisie Hoeksche Waard 2016-2020' opgesteld in nauwe samenwerking met ondernemers en maatschappelijke organisaties in de Hoeksche Waard.

De Energievisie gaat uit van de Trias Energetica.

Tot slot zijn er twee belangrijke neveneffecten. Het gezamenlijk inzetten op besparing en opwekking van energie biedt volop kansen voor de lokale economie (bouwsector, agrarische sector en biobased economy) om daarvoor met oplossingen te komen. Het sturen op innovatie is daarbij belangrijk. Daarnaast wordt met Marketing & Educatie de Hoeksche Waard meer op de kaart gezet als duurzame regio. Beginnen bij de jeugd draagt bij aan bewustwording bij ouders en zorgt tevens voor een ander handelen door deze jeugd over 10 jaar.

Naast de Energievisie is er ook een 'Regionaal Uitvoeringsprogramma Energievisie 2016-2020' opgesteld. De Energievisie is in dit Uitvoeringsprogramma uitgewerkt tot concrete activiteiten voor de jaren 2016-2020. Een aantal van deze activiteiten is het afgelopen jaar en begin 2017 al in gang gezet. Met dit Uitvoeringsprogramma worden deze activiteiten gestructureerd en zichtbaar gemaakt. Daarnaast starten wij op basis van dit uitvoeringsprogramma diverse nieuwe activiteiten. Voor het Uitvoeringsprogramma en de Energievisie is input verzameld van het maatschappelijk middenveld en vanuit het Regionale Raadsledenoverleg (ROHW). Het Uitvoeringsprogramma wordt elk jaar opnieuw bekeken of het nodig is om het te actualiseren om op deze manier per jaar projecten uit te voeren die actueel, (financieel)haalbaar en marktgericht zijn. Elke activiteit wordt in dit uitvoeringsprogramma toegelicht en bestaat uit de onderdelen; resultaat, planning, kosten en status.

4.8.2 Onderzoek

Klimaatadaptatie

Ten aanzien van klimaatadaptatie wordt er in het plangebied voldoende oppervlaktewater gerealiseerd, en wordt daar waar mogelijk waterdoorlatende verharding toegepast.

Tevens wordt gewerkt met inheemse beplanting dat genoeg schuilplaatsen en voedselbronnen voor diverse diersoorten kent. Langst de toegangsweg en de nieuw te graven watergangen in het plangebied komen bomen, deze zorgen onder andere voor schaduw en verbeteren de luchtkwaliteit.

De oevers van de waterpartijen worden diervriendelijk ingericht.

Ook worden er in de bebouwing neststenen en andere broed en schuilgelegenheden ingebouwd. Hierover is meer te vinden in paragraaf 4.5.4 Ecologische inpassing.

Duurzaam materiaalgebruik

Duurzaamheid zit ook in het bewust en slim omgaan met materialen en grondstoffen. Meten is weten en anticiperen op de levensduur van bebouwing en materialisering is daarin essentieel.

  • De Building Circularity Index (BCI©): Met behulp van de BCI (zie Schema 1) zijn wij in staat de circulariteit van de bebouwde omgeving van de wijk Tienvoet te meten. Hierbij onderscheiden wij drie aspecten: de verantwoorde herkomst, het toekomstscenario en de losmaakbaarheid van materialen en producten. Deze drie aspecten bepalen of een gebouw een circulaire waarde heeft en daarmee ook een restwaarde (voor toekomstig hergebruik) vertegenwoordigt.

Bij het maken van keuzes voor duurzaamheid of circulariteit in het ontwerp-, bouw- en onderhoudsproces maken wij gebruik van de Layers of Brand (zie Schema 2). Brand maakt onderscheid in 6 systeemlagen van een gebouw op basis van verschillen in technische levensduur.

Voor lang cyclische lagen (constructie) loont het om te investeren in een verantwoorde herkomst van materialen. Hierdoor worden materialen en grondstoffen efficiënt gebruikt en zetten wij in op een maximale functionele én technische levensduur en behoud van restwaarde.

Voor de kort cyclische lagen, denk aan kozijnen, keukens en badkamers bij de huurwoningen, loont het om te investeren in losmaakbaarheid en restwaardebepaling. Zo hoeft niet 100% van een gebouw te worden afgeschreven in de gebruiksduur, maar kan worden onderzocht welke restwaarde deze vertegenwoordigt.

Novaform zet dan ook bewust in op Modulariteit, registratie en materiaalspecificatie (te denken aan Materiaalschaarste materiaalpaspoorten). In de verdere planuitwerking Financieel/restwaarde geven we een specificatie van het grondstofgebruik, Imago de waardering daarvan, alsmede de mogelijkheden.

Schema 4.1: Building Circularity Index (BC!)

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0016.png"

4.9 Externe veiligheid

4.9.1 Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval, waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

4.9.2 Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPTienvoetHND21-VG01_0017.png"

Figuur 4.7 Uitsnede professionele risicokaart met plangebied rood omkaderd

Overeenkomstig de professionele risicokaart, waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen te vinden met een externe werking (figuur 4.7). Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor.

Wel vindt er ten zuiden van het plangebied vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de N217. Het invloedsgebied van deze weg wordt bepaald door de maatgevende stofcategorie GF3 en bedraagt 355 m. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 278 m. Een deel van het plangebied valt daarmee binnen het invloedsgebied. Omdat de afstand groter dan 200 m bedraagt, worden er in principe geen beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik. Wel moet vanwege de ligging in het invloedsgebied een beknopte verantwoording worden opgesteld. Ook ligt het plangebied nabij de Rijksweg A29. Het invloedsgebied van deze weg wordt ook bepaald door de maatgevende stofcategorie GF3 en bedraagt 355 m. Gezien het plangebied circa 850 m van de A29 verwijderd is, valt de beoogde ontwikkeling niet binnen het invloedsgebied.

Op circa 650 meter van de weg Tienvoet is een buisleidingenstraat gelegen van Shell Nederland Raffinaderij. Het plangebied bevindt zich niet in het invloedsgebied van deze buisleidingenstraat.

Verder bevindt een klein deel van het plangebied zich binnen het invloedsgebied van de vaarroute Oude Maas (tot Dordtsche Kil). Het invloedsgebied van deze vaarroute wordt bepaald door de stofcategorie GT3 en bedraagt 1.070 m. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 1.040 m. Een deel van het plangebied valt daarmee binnen het invloedsgebied. Ook hier is de afstand groter dan 200 m, waardoor er aan het ruimtegebruik in principe geen beperkingen worden gesteld. Wel moet het groepsrisico in een beknopte verantwoording inzichtelijk worden gemaakt.

4.9.3 Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Tienvoet en een calamiteitenontsluiting aan de oostzijde op de Oud-Heinenoordseweg. Deze wegen sluiten aan op de provinciale weg N217 en de A29. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal een woonwijk gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Bij deze groepen wordt echter ervan uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers/ouders de kinderen en ouderen zullen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het water en de weg geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

4.9.4 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de vaarroute Oude Maas en de N217, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit de beknopte verantwoording blijkt dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Kabels en leidingen

4.10.1 Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

4.10.2 Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Langs de weg Tienvoet bevindt zich een rioolleiding en ten zuiden bevindt zich (buiten het plangebied) een waterleiding. Voor de rioolleiding is de dubbelbestemming overgenomen. Hiermee staat het aspect kabels en leidingen de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Bodemkwaliteit

4.11.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.11.2 Onderzoek en conclusie

Door nieuwe inzichten gedurende de planontwikkeling (het betrekken van het deel ten westen van de weg Tienvoet) is het milieukundig bodemonderzoek niet plangebied dekkend, hiertoe zijn 2 verschillende rapportages opgesteld en deze zullen in onderstaande paragraaf dan ook los van elkaar worden behandeld. Uiteindelijk wordt wel één conclusie getrokken ten aanzien van de gehele planontwikkeling.

4.11.2.1 Dorpsstraat 1-5 te Heinenoord

In opdracht van Novaform Vastgoedontwikkelaars West BV heeft RSK Netherlands (hierna RSK) een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie Dorpsstraat 1-5 te Heinenoord. De aanleiding voor het onderzoek vormt de voorgenomen eigendomsoverdracht van de locatie (aankoop). De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 13 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen uit het rapport overgenomen.

Conclusies

Bodemkwaliteit

In de bovengrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten zware metalen (cadmium, koper, kwik, lood, molybdeen en zink) en OCB gemeten. In de ondergrond zijn plaatselijk licht verhoogde gehalten kobalt, molybdeen en nikkel gemeten. In de westelijke akkerstrook worden plaatselijk sterk verhoogde (boring 20 en 31) en matig verhoogde (boring 25, 37 en 32) gehalten OCB (DDE) gemeten.

OCB-verontreiniging

Ter plaatse van de westelijke akkerstrook zijn in de kleiige bovengrond (1,0-1,5 m-mv) sterk verhoogd gehalte OCB (DDE) gemeten (boring 20 en 31) – de sterk verhoogde gehalten zijn gerelateerd aan voormalige activiteiten (boomgaard).

De sterke verontreiniging is horizontaal en verticaal afgeperkt en bevindt zich in de bodemlaag van 0 m-mv tot 0,3 m-mv. De sterke verontreiniging beperkt zich tot twee spots rondom boringen 20 en 31. Voor de verontreiniging rondom boring 20, met een oppervlakte van circa 225 m² en een gemiddelde laagdikte van 0,3 m, bedraagt de omvang van de sterke verontreiniging circa 70 m³. Voor de verontreiniging rondom boring 31, met een oppervlakte van circa 250 m² en een gemiddelde laagdikte van 0,3 m, bedraagt de omvang van de sterke verontreiniging circa 75 m². De totale omvang van de verontreiniging bedraagt zich circa 145 m².

Op basis van het volumecriterium is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (meer dan 25 m³ bodemvolume verontreinigd boven de interventiewaarde).

Hergebruik grond

Op basis van indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is de grond grotendeels toepasbaar als Achtergrondwaarde, Wonen of Industrie met uitzondering van de matig tot sterke verontreiniging met OCB, de bovengrond van de westelijke akkerstrook is veelal niet toepasbaar.

Op basis van het Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (geactualiseerde versie van 29 november 2019) kan de bovengrond in het noordwesten (MM1 PFAS) en zuidoosten (MM4 PFAS) van het onderzoeksgebied worden hergebruikt in de gebieden, waarvoor de toepassingseis Wonen/ Industrie geldt. Voor de overige bovengrond en de ondergrond van het gehele gebied kan de grond worden hergebruikt in gebieden, waarvoor de toepassingseis Landbouw/ natuur geldt.

Binnen de regio Zuid-Holland Zuid is sprake van regionaal bodembeleid voor PFOA, opgenomen in de Herziene handreiking toepassing van PFOA houdende grond Zuid-Holland Zuid (13 juni 2018). De onderzoeklocatie ligt binnen de zones van de verwachtingskaart. De grond kan worden toegepast in zowel zone A als B.

Grondwater

In peilbuis 13 is een sterk verhoogde concentratie nikkel aangetoond. In peilbuis 10 is een matig verhoogde concentratie minerale olie aangetoond. Daarnaast worden in het grondwater over het algemeen licht verhoogde concentraties barium, xylenen en naftaleen aangetoond. Plaatselijk worden licht verhoogde concentraties koper, lood en minerale olie aangetoond.

Nikkel-verontreiniging

Ter plaatse van het noordoosten van het onderzoekgebied (oosten van de kas) wordt een sterk verhoogde concentratie nikkel gemeten. Er zijn 8 aanvullende peilbuizen geplaatst ten behoeve van horizontale afperking van de sterke nikkel verontreiniging. In alle peilbuizen worden sterk verhoogde concentraties nikkel aangetoond. De verontreiniging is derhalve niet afgeperkt. Op basis van de beschikbare gegevens is er sprake van minstens 2.000 m³ met nikkel sterk verontreinigd grondwater.

Op basis van het volumecriterium is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (meer dan 50 m³ bodemvolume verontreinigd boven de interventiewaarde).

Veiligheidsklasse

Conform de CROW400 'Werken in en met verontreinigde bodem' is voor de werkzaamheden in grond (inclusief de sterke OCB verontreiniging) en met betrekking tot grondwater (inclusief de sterke nikkel verontreiniging) geen veiligheidsklasse van toepassing. Dit betekent dat voor eventuele werkzaamheden in de bodem de basishygiëne geldt.

Advies

Geadviseerd wordt de eventuele ontwikkelingsplannen van de locatie tegen het licht te houden van de thans bekende verontreinigingssituatie. Mogelijk kunnen eventuele plannen worden geïntegreerd in de eventuele saneringsaanpak van de aangetoonde bodemverontreinigingen.

Bij gelijkblijvend gebruik (akkerland en kas) is er momenteel geen spoedige sanering noodzakelijk. Er is sprake van een historische verontreiniging welke op basis van de risico's (humane, ecologische en verspreidingsrisico's) niet spoedeisend is (zie Sanscrit verklaring in bijlage 7). De risico's zijn beoordeeld op basis van de thans bekende volumes, met name de nikkel verontreiniging.

Indien het voornemen bestaat de aangetoonde verontreinigingen te saneren, wordt geadviseerd voorafgaand aan het opstellen van een saneringsplan / BUS melding in overleg te treden met het bevoegde gezag. Mogelijk dat er nog aanvullende afperking wordt gevraagd voorafgaande aan het opmaken van de plannen.

4.11.2.3 Oud-Heinenoordseweg (achter) 4-8

In opdracht van Novaform Vastgoedontwikkelaars West BV heeft RSK Netherlands een verkennend bodem- en waterbodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie Oud-Heinenoordseweg (achter) 4-8 te Heinenoord. De aanleiding voor het onderzoek vormt de voorgenomen eigendomsoverdracht van de locatie (aankoop). De volledige rapportage van dit bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen uit de rapportage overgenomen.

Conclusies

Bodemkwaliteit

In de bovengrond worden veelal licht verhoogde gehalten (> Achtergrondwaarde) zware metalen (kobalt, lood, nikkel) en ligt verhoogde gehalten PAK en OCB gemeten. In de ondergrond wordt plaatselijk een licht verhoogd gehalte koper gemeten. Voor het overige zijn geen van de geanalyseerde parameters (zware metalen, PAK, PCB's, OCB's en/of minerale olie) aangetoond boven de Achtergrondwaarde.

PFAS

In de bodem, met name de bovengrond, en in de waterbodem zijn verhoogde gehalte PFAS gemeten (tot 0,5 mmv). Op basis van het Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (geactualiseerde versie van 2 juli 2020) kan zowel de boven- als ondergrond en de volledige waterbodem van het gehele onderzoeksgebied worden hergebruikt in de gebieden, waarvoor de toepassingseis Landbouw/ natuur geldt.

Grondwater

In het grondwater worden licht verhoogde concentraties (> Streefwaarde) barium en plaatselijk xyelenen (peilbuis 33) aangetoond.

Veiligheidsklasse

Conform de CROW400 'Werken in en met verontreinigde bodem' is voor de werkzaamheden in grond en met betrekking tot grondwater (indicatief) geen veiligheidsklasse van toepassing. Dit betekent dat voor eventuele werkzaamheden in de bodem de basishygiëne geldt.

Advies

Hergebruik grond

Op basis van indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is de boven- en ondergrond (inclusief PFAS) grotendeels altijd toepasbaar (Achtergrondwaarde), met uitzondering van de bovengrond ter hoogte van de Oud- Heinenoordseweg 8, deze grond is van kwaliteitsklasse Klasse Industrie.

Voor het toepassen van grond en bouwstoffen elders is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Onderhavig bodemonderzoek is een indicatief onderzoek. Voor het bepalen van de definitieve hergebruiksmogelijkheden van vrijkomende grond en bouwstoffen is formeel een keuring conform de geldende richtlijnen uit het Besluit bodemkwaliteit (BRL 1000) noodzakelijk.

4.11.2.2 Oud-Heinenoordseweg (achter) 4-8

In opdracht van Novaform Vastgoedontwikkelaars West BV heeft RSK Netherlands een verkennend bodem- en waterbodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie Oud-Heinenoordseweg (achter) 4-8 te Heinenoord. De aanleiding voor het onderzoek vormt de voorgenomen eigendomsoverdracht van de locatie (aankoop).

De volledige rapportage van dit bodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting.

Het doel van het bodemonderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit en indicatieve milieuhygiënische hergebruikskwaliteit van de grond en waterbodem, inclusief OCB en PFAS.

Bodemkwaliteit

In de bovengrond worden veelal licht verhoogde gehalten (> Achtergrondwaarde) zware metalen (kobalt, lood, nikkel) en ligt verhoogde gehalten PAK en OCB gemeten. In de ondergrond wordt plaatselijk een licht verhoogd gehalte koper gemeten. Voor het overige zijn geen van de geanalyseerde parameters (zware metalen, PAK, PCB's, OCB's en/of minerale olie) aangetoond boven de Achtergrondwaarde.

PFAS

In de bodem, met name de bovengrond, en in de waterbodem zijn verhoogde gehalte PFAS gemeten (tot 0,5 mmv).Op basis van het Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (geactualiseerde versie van 2 juli 2020) kan zowel de boven- als ondergrond en de volledige waterbodem van het gehele onderzoeksgebied worden hergebruikt in de gebieden, waarvoor de toepassingseis Landbouw/ natuur geldt.

Grondwater

In het grondwater worden licht verhoogde concentraties (> Streefwaarde) barium en plaatselijk xyelenen (peilbuis 33) aangetoond.

Veiligheidsklasse

Conform de CROW400 'Werken in en met verontreinigde bodem' is voor de werkzaamheden in grond en met betrekking tot grondwater (indicatief) geen veiligheidsklasse van toepassing. Dit betekent dat voor eventuele werkzaamheden in de bodem de basishygiëne geldt.

Advies

Hergebruik grond

Op basis van indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is de boven- en ondergrond (inclusief PFAS) grotendeels altijd toepasbaar (Achtergrondwaarde), met uitzondering van de bovengrond ter hoogte van de Oud- Heinenoordseweg 8, deze grond is van kwaliteitsklasse Klasse Industrie.

Voor het toepassen van grond en bouwstoffen elders is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Onderhavig bodemonderzoek is een indicatief onderzoek. Voor het bepalen van de definitieve hergebruiksmogelijkheden van vrijkomende grond en bouwstoffen is formeel een keuring conform de geldende richtlijnen uit het Besluit bodemkwaliteit (BRL 1000) noodzakelijk.

4.11.2.3 Westzijde van de Tienvoet

In opdracht van Rho Adviseurs heeft RSK Netherlands (hierna RSK) een asfalt-, verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de locatie ten westen van de weg Tienvoet te Heinenoord. Met het onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit (teerhoudendheid) van het asfalt, de milieuhygiënische bodemkwaliteit en (indicatieve) hergebruikskwaliteit van de grond bepaald, alsmede de benodigde veiligheidsmaatregelen conform CROW400 bij de werkzaamheden. De volledige rapportage van dit onder is opgenomen in Bijlage 14 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Hieronder volgen de conclusies en aanbevelingen uit de rapportage.

Conclusies

Asfalt

De asfaltverharding van de parkeerplaats ten westen van de Tienvoet is teervrij.

Bodemkwaliteit

In de grond zijn (plaatselijk) licht verhoogde gehalten (> Achtergrondwaarden) zware metalen (cadmium, kobalt, kwik, lood, molybdeen), PAK, PCB en minerale olie gemeten. Ter plaatse van de volkstuinen worden geen verhoogde gehalten boven de Achtergrondwaarden OCB's aangetoond. Er is zintuiglijk geen dempingsmateriaal dan wel voormalige waterbodem ter plaatse van de gedempte sloot aangetroffen, derhalve is er analytisch geen onderzoek uitgevoerd naar de sloot demping. Zeer waarschijnlijk is de sloot gedempt met gebiedseigen grond.

Zware metalen en PAK verontreiniging parkeerplaats

In de puinhoudende zandige bodemlaag (0,18 - 0,8 m-mv) direct onder de asfaltverharding van de parkeerplaats zijn sterk verhoogde gehalten (> Interventiewaarden) koper, zink en PAK, matig verhoogde gehalten (> ½ AW+I) nikkel en PCB en licht verhoogde gehalten overige zware metalen en minerale olie aangetoond. De verontreiniging is verticaal afgeperkt (zintuiglijk schone zandlaag onder de puinhoudende bodemlaag), waarbij geen gehalten boven de Achtergrondwaarden zijn gemeten. De verontreiniging is niet in horizontale richting afgeperkt. Er is nog onvoldoende onderzoek gedaan om te concluderen of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (> 25 m³ sterk verontreinigde grond). Wel kan geconstateerd worden dat de puinhoudende zandige bodemlaag diffuus heterogeen verontreinigd is, gerelateerd aan de bijmengingen met puin.

Zink verontreiniging volkstuinen

Ter plaatse van boring 64 (midden-oostelijk deel volkstuinen) is in de baksteenhoudende kleiige bodemlaag (0 - 0,3 m-mv) een sterk verhoogd gehalte (> Interventiewaarden) zink, matig verhoogde gehalten (> ½ AW+I) koper en PAK en licht verhoogde gehalten (> Achtergrondwaarden) overige zware metalen (cadmium, kobalt, lood, molybdeen en nikkel) en PCB gemeten. Tijdens het aanvullend onderzoek is de verontreiniging in zowel de verticale als horizontale richting afgeperkt. In de afperkende boringen zijn maximaal licht verhoogde gehalten nikkel, zink en PAK aangetoond. De verontreiniging is in voldoende mate afgeperkt, er is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (< 25 m3 sterk verontreinigde grond).

PFAS

In de bodem, met name de bovengrond zijn verhoogde gehalte PFAS gemeten (tot 0,5 m-mv).

Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (geactualiseerde versie van 2 juli 2020) kan de braakliggende kleiige bovengrond in het oosten van het onderzoeksgebied worden hergebruikt in de gebieden, waarvoor de toepassingseis Wonen/ Industrie geldt. De overige bodemlagen kunnen ook worden toegepast in gebieden, waarvoor de toepassingseis Landbouw/ natuur geldt.

Binnen de regio Zuid-Holland Zuid is sprake van regionaal bodembeleid voor PFOA, opgenomen in de Herziene handreiking toepassing van PFOA houdende grond Zuid-Holland Zuid (13 juni 2018). De onderzoeklocatie ligt binnen de zones van de verwachtingskaart. De grond kan worden toegepast in zowel zone A als B.

Grondwater

In het grondwater worden licht verhoogde concentraties (> Streefwaarde) barium en plaatselijk nikkel en vluchtige aromaten (benzeen, xylenen, naftaleen) aangetoond.

Veiligheidsklasse

Conform de CROW400 'Werken in en met verontreinigde bodem' is voor de werkzaamheden in grond en met betrekking tot grondwater (indicatief) geen veiligheidsklasse van toepassing (inclusief de sterke zware metalen en PAK verontreinigingen). Dit betekent dat voor eventuele werkzaamheden in de bodem de basishygiëne geldt. Een en ander onder voorbehoud van eventuele resultaten vanuit (noodzakelijk) aanvullend onderzoek.

Advies

Zware metalen en PAK verontreiniging parkeerplaats

Geadviseerd wordt om bij handelingen aan het asfalt van de parkeerplaats of de direct onderliggende puinhoudende zandlaag een nader bodemonderzoek uit te voeren. De verontreiniging is in verticale zin in voldoende mate afgeperkt.

Zink verontreiniging volkstuinen

Voor (grond)werkzaamheden in de sterk verontreinigde grond (baksteenhoudende kleiige bodemlaag) tot 0,5 m-mv ter plaatse van de volkstuinen (boring 64) dient een melding bij het bevoegd gezag Wbb (opstellen plan van aanpak) te worden gedaan.

Hergebruik grond

Op basis van indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit is de boven- en ondergrond grotendeels altijd toepasbaar (Achtergrondwaarde), met uitzondering van de puinhoudende zandige bodemlaag onder de asfaltverharding van de parkeerplaats, de baksteenhoudende kleiige bodemlaag ter plaatse van de volkstuinen, de kolengruishoudende zandige bodemlaag ten westen van de bushalte en de zintuiglijk schone zandige bovengrond in het oosten van het onderzoeksgebied. De puinhoudende zandige bodemlaag direct onder de asfaltverharding van de parkeerplaats en de baksteenhoudende kleiige bodemlaag ter plaatse van de volkstuinen is niet toepasbaar. De kolengruishoudende zandige bodemlaag ten westen van de bushalte grond is van kwaliteitsklasse Klasse Industrie. De zintuiglijk schone zandige bovengrond in het oosten van het onderzoeksgebied is van kwaliteitsklasse Klasse Wonen.

Opmerking hergebruik grond, baggerspecie en bouwstoffen

Voor het toepassen van grond en bouwstoffen elders is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Onderhavig bodemonderzoek is een indicatief onderzoek. Voor het bepalen van de definitieve hergebruiksmogelijkheden van vrijkomende grond en bouwstoffen is formeel een keuring conform de geldende richtlijnen uit het Besluit bodemkwaliteit (BRL 1000) noodzakelijk.

Voor meer informatie over hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie, het volledige toetsingskader en voorwaarden wordt verwezen naar het 'Tijdelijk Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (geactualiseerde versie van 2 juli 2020)'.

4.11.3 Conclusie

De bodem ter plaatse van de toekomstige woonbuurt is geschikt (te maken) voor de woonfunctie.

Ter plaatse van de westelijke akkerstrook zijn in de kleiige bovengrond (1,0-1,5 m-mv) sterk verhoogd gehalte OCB (DDE) gemeten (boring 20 en 31) – de sterk verhoogde gehalten zijn gerelateerd aan voormalige activiteiten (boomgaard).

Op basis van het volumecriterium is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (meer dan 25 m³ bodemvolume verontreinigd boven de interventiewaarde).

Geadviseerd wordt de eventuele ontwikkelingsplannen van de locatie tegen het licht te houden van de thans bekende verontreinigingssituatie. Mogelijk kunnen eventuele plannen worden geïntegreerd in de eventuele saneringsaanpak van de aangetoonde bodemverontreinigingen.

Voor (grond)werkzaamheden in de sterk verontreinigde grond (baksteenhoudende kleiige bodemlaag) tot 0,5 m-mv ter plaatse van de volkstuinen (boring 64) dient een melding bij het bevoegd gezag Wbb (opstellen plan van aanpak) te worden gedaan.

De bovenstaande paragrafen en bijgevoegde onderzoeken zijn beoordeeld en akkoord bevonden door het bevoegd gezag.

4.12 Cultuurhistorie en archeologie

4.12.1 Cultuurhistorie

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in de Buitenwaard. De Buitenwaard ligt letterlijk en figuurlijk op een kruispunt van landschappen, wegen en dorpse structuren. Een plek waar van oudsher verschillende van deze elementen bij elkaar komen, zoals dijken, rivieren, polders, lintbebouwing en kreken. Een spannende plek met veel identiteiten verscholen in het dorp en in de verschillende landschappen.

Het ontwerp is geïnspireerd op de historie en de bestaande geschiedenis van het landschap en van het dorp, om zo een nieuw ecologisch en klimaatadaptief woonlandschap te creëren dat behalve een unieke woonbeleving ook nieuwe verbindingen en relaties legt tussen het dorp en ommeland.

Na zorgvuldige analyse zijn er vier belangrijke essenties waar langs dit gebied wordt ontwikkeld. Dit zijn:

  • Toevoeging aan het Dorpslint.
  • Creëren van een groene Entreelaan: De Laan
  • Introduceren van een (klimaat) park: De Waard
  • Realiseren van een kreeklandschap: De Kreek

De cultuurhistorische inpassing van de ontwikkeling wordt verder verwoord in paragraaf 2.2 Toekomstige situatie.

4.12.2 Archeologie

Door nieuwe inzichten gedurende de planontwikkeling (het betrekken van het deel ten westen van de weg Tienvoet) is het archeologische onderzoek niet plangebied dekkend, hiertoe zijn drie verschillende rapportages opgesteld en deze zullen in onderstaande paragraaf dan ook los van elkaar worden behandeld. Uiteindelijk wordt wel één conclusie getrokken ten aanzien van de gehele planontwikkeling.

4.12.2.1 Oostzijde van de Tienvoet

Bureauonderzoek

In opdracht van Novaform Vastgoedontwikkelaars B.V heeft The Missing Link een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Tienvoet te Heinenoord. In het plangebied zal een nieuwbouwwijk worden gerealiseerd. Het plangebied heeft op dit moment, naast de dubbelbestemming archeologie, de enkelbestemming 'Agrarisch'. In het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging naar 'Wonen' en de daaruit volgende ingrepen is het nodig een archeologisch vooronderzoek uit te voeren. De eerste stap in het proces van de archeologische Monumentenzorg (AMZ-cyclus) is het uitvoeren van een bureauonderzoek, om tot een gespecificeerde archeologische verwachting te komen. Het onderzoek dient om te bepalen of de kans bestaat dat er bij het uitvoeren van de voorgenomen ingrepen archeologische resten in de ondergrond worden verstoord.

Volgens de gemeentelijke verwachtingskaart geldt voor het plangebied een hoge (noord) archeologische verwachting die richting het zuiden afloopt naar middelhoge verwachting. De nader gespecificeerde archeologische verwachting op basis van dit bureauonderzoek luidt als volgt.

Uit het bureauonderzoek (zoals opgenomen in Bijlage 15) is gebleken dat er in het plangebied een middelhoge tot hoge verwachting geldt voor archeologische resten. Om de trefkans voor intacte archeologische resten beter in beeld te brengen is beter inzicht in het bodemprofiel vereist.

Gezien het bovenstaande adviseert The Missing Link een verkennend booronderzoek uit te voeren. Verspreid in het plangebied dienen boringen te worden gezet om inzicht te krijgen in de toestand van het bodemprofiel en de intactheid ervan. Door middel van het verkennend booronderzoek moet nader worden bepaald of er binnen het plangebied archeologische resten in situ te verwachten zijn, met bijzondere aandacht voor de bewoning in het kwelder gebied.

Inventariserend veldonderzoek

In opdracht van The Missing Link heeft RAAP in februari 2020 een archeologisch vooronderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (verkennend booronderzoek) uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 16 bij dit bestemmingsplan.

Op grond van de onderzoeksresultaten en onder verwijzing naar de doelstellingen, kunnen de volgende uitspraken worden gedaan:

Het plangebied ligt landschappelijk in een komgebied van een oude Maastak, dat is opgebouwd uit Hollandveen (grotendeels bosveen, met lokale rietveeninschakelingen) met een dek van komklei (Formatie van Echteld). Dit komgebied is in de middeleeuwen geërodeerd onder invloed van getijdenwerking, waarbij in het noordelijke en oostelijke deel van het plangebied het kleidek is verdwenen en de erosie tot in het Hollandveen reikt. In het westelijke en zuidelijke deel van het plangebied was de erosie door de getijdenwerking ondieper en is nog een restant van de komklei aanwezig. De afzettingen die onder invloed van de getijdenwerking zijn gevormd worden gerekend tot het Laagpakket van Walcheren, dat onderdeel uitmaakt van de Formatie van Naaldwijk.

De stroomgordel, die volgens de gemeentelijke verwachtingskaart in het noordelijkste deel van het plangebied aanwezig zou zijn, is in de boringen niet aangetroffen. Ook bij eerder onderzoek, direct ten westen van het plangebied werd deze stroomgordel niet aangetroffen (De Boer, 2005). Blijkbaar ligt de begrenzing van deze stroomgordel verder noordelijk dan op de verwachtingskaart staat aangegeven.

Archeologische resten uit de ijzertijd konden worden verwacht in de top van het Hollandveen. In het noordelijke en oostelijke deel van het plangebied is de top van het veen in de middeleeuwen geërodeerd onder invloed van getijdenwerking. In het zuidelijke en westelijke deel van het plangebied is de top van het veen nog intact, maar er is nergens een veraard niveau aangetroffen. Op grond van deze resultaten worden er geen vindplaatsen binnen het plangebied meer verwacht.

Er zijn in de boringen geen afwijkende lagen aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een woonheuvel in het komgebied. Er zijn ook geen andere aanwijzingen voor de mogelijke aanwezigheid van een vindplaats aangetroffen.

Conclusie oostzijde van de Tienvoet

Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in het plangebied vrijwel zeker geen archeologische resten bedreigd worden. Daarom wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.

De gemeente Hoeksche Waard heeft het rapport de rapporten goedgekeurd en het advies om het gebied vrij te geven onderschreven.

4.12.2.2 Oostelijke uitbreiding

In opdracht van The Missing Link heeft ADC ArcheoProjecten in december 2020 een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de locatie Tienvoet. De aanleiding voor het onderzoek is de oostelijke uitbreiding van het Plangebied Tienvoet-Heinenoord. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 17 bij de toelichting op dit bestemmingsplan.

Op basis van het bureauonderzoek werd binnen het plangebied de mogelijke aanwezigheid van resten uit de IJzertijd tot de Vroege Middeleeuwen verwacht in de top van het Hollandveen. Archeologische waarden vanaf de inpoldering in de 15e eeuw tot de Nieuwe Tijd worden in de top van overstromingsafzettingen verwacht. Voor beide periodes is de verwachting echter laag.

Teneinde deze verwachting te toetsen en aan te vullen is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd.

Uit het booronderzoek bleek dat de bodemopbouw binnen het plangebied bestaat uit Hollandveen met daarop overstromings- of getijdenafzettingen. In geen van deze lagen zijn aanwijzingen voor archeologische waarden aangetroffen, of voor bodemlagen waarin deze aanwezig kunnen zijn.

ADC ArcheoProjecten adviseert om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet.

De gemeente Hoeksche Waard heeft het rapport goedgekeurd en het advies om het gebied vrij te geven onderschreven.

4.12.2.3 Westzijde van de Tienvoet

In opdracht van RSK Netherlands heeft ADC ArcheoProjecten in december 2020 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd op de gronden ten westen van de weg Tienvoet behorende bij dit bestemmingsplan. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 18 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen.

Conclusie en aanbevelingen

  • In het plangebied is sprake van een min of meer intact Hollandveenlandschap, waarvan de top zich tussen 2 – 3,5 m –NAP bevindt. Het veen wordt in een deel van het gebied nog afgedekt door een enkele decimeters dikke komkleilaag. Boven het veen of de komklei is sprake van een pakket zandige afzettingen gevormd tijdens en na de laatmiddeleeuwse overstromingen in het gebied. In de top van deze overstromingsafzettingen is de bouwvoor gevormd.
  • Het Hollandveen en de afdekkende komklei zijn in circa de helft van het gebied min of meer intact, in de overige boringen is de komklei en de top van het Hollandveenpakket geërodeerd. In het westen van het gebied is deze erosie waarschijnlijk het gevolg van de daar aanwezige kreek.
  • In het veen noch in de komafzettingen zijn aanwijzingen voor oude oppervlakken (veraarde veenlagen of vegetatiehorizonten) waargenomen. Ook zijn er geen aanwijzingen voor akkerbouw in de vorm van klei- en/of veenbrokjes in beide niveaus aangetroffen. In de top van de overstromingsafzettingen zijn geen archeologisch niveaus aangetroffen die duiden op archeologische resten.
  • Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
  • Ten aanzien van vindplaatsen op en in het veen kan de verwachting op basis van het booronderzoek naar laag worden bijgesteld. De kans op nederzettingsresten wordt daarmee gering geacht. Wel kunnen sporen van landgebruik uit de periode voorafgaande aan de laatmiddeleeuwse overstromingen aanwezig zijn. Dit zal hoofdzakelijk sporen van landbouw betreffen (o.a. perceleringsgreppels).
  • Het plangebied is voldoende onderzocht ten aanzien van de voorgenomen ontwikkelingen. Indien er in de toekomst diepere en grootschalige ingrepen gaan plaatsvinden (bijvoorbeeld een ondergrondse parkeergarage) dan strekt het tot aanbeveling om de ontgraving archeologisch te begeleiden op het niveau van de top van het veen/komklei. Hiermee kan een beeld worden verkregen van het landgebruik in de periode voorafgaande aan de laatmiddeleeuwse overstromingen.

ADC ArcheoProjecten adviseert om het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet.

Wij wijzen erop dat de bevoegde overheid op basis van dit rapport een selectiebesluit neemt. De mogelijkheid bestaat dat dit selectiebesluit afwijkt van het door ons opgestelde advies.

4.12.3 Conclusie

Na het beoordelen van het onderzoek ter plaatse van het westelijke deel van de weg Tienvoet kan het plangebied vrij gegeven worden voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is nooit volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet.

4.13 Vormvrije m.e.r.- beoordeling

4.13.1 Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling:

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
4.13.2 Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen, waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 142 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Voorafgaand aan de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan heeft de gemeenteraad van gemeente Hoeksche Waard (op basis van een m.e.r. aanmeldnotitie) besloten dat er geen MER-procedure doorlopen hoeft te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

Voor de opbouw van een bestemmingsplan is door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) een standaard ontwikkeld, de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken et cetera. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

De hoofdstukindeling van de bestemmingsplanregels bestaat uit:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

5.2 Artikelsgewijze toelichting

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt bepaald op welke manier bij de toepassing van de planregels wordt gemeten. Bij het meten van bouw– en goothoogtes van gebouwen is het begrip peil van belang.

5.2.2 Bestemmingen en gebruik

Artikel 3 Agrarisch

Aan de westzijde van de weg Tienvoet zijn volkstuinen gevestigd. Deze volkstuinen worden in het kader van de voorgenomen ontwikkeling verschoven richting het westen. De bestemming met haar regels is grotendeels overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Heinenoord'. Hiervoor is de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding volkstuin opgenomen. Voor de volkstuinen is in totaal 5% aan bebouwing toegestaan. De 5% wordt gemeten ten opzichte van het maximale oppervlak van het complex (7.000 m²). Het maximale oppervlak per gebouw is 30 m². Hiermee wordt voorkomen dat grote gebouwen worden opgericht. Kleine gebouwen passen bij de kleinschaligheid van de individuele volkstuinen. De gronden die niet gebruikt worden ten behoeven van de volkstuinen kunnen worden gebruikt als agrarische gronden.

De volkstuinen mogen pas worden gebruikt wanneer er gelijktijdig een landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd en in stand gehouden wordt van minimaal 10 meter breed. Zodat de volkstuin aan het zicht vanaf de entree van het dorp wordt onttrokken.

Artikel 4 Groen

Binnen het plangebied zijn vooral de grote, aaneengesloten groengebieden bestemd tot 'Groen'. Behalve voor beplantingen, zijn deze gronden ook bestemd voor speelvoorzieningen, water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden. Hierin wordt ook de landschappelijke inpassing gewaarborgd.

De ontsluiting van het plan aan de Dorpsstraat 1b te Heinenoord is vastgelegd op de verbeelding door de functieaanduiding 'ontsluiting'. Hierdoor wordt gewaarborgd dat dit verder losstaande plan kan worden ontsloten op de woonbuurt en niet op de Dorpsstraat. Aan de oostzijde van het plangebied wordt een langzaamverkeersverbinding beoogd met een calamiteitenroute, zo wordt de verbinding voor voetgangers en fietsers verkort en is het plangebied via twee routes te bereiken voor hulpdiensten. Hiervoor is de functieaanduiding 'calamiteiten ontsluiting' opgenomen.

Artikel 5 Verkeer

De ontsluitingsweg in het plangebied is bestemd als 'Verkeer'. Behalve voor verkeersvoorzieningen, zoals wegen en fiets- en voetpaden, zijn de betreffende gronden ook bestemd voor parkeervoorzieningen en straatmeubilair. Er is een functieaanduiding opgenomen voor de nieuwe locatie van het vrachtwagenparkeerterrein.

Artikel 6 Water

De hoofdwatergangen in het plangebied zijn bestemd als 'Water'. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en aanlegsteigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.

Artikel 7 Woongebied

De bestemming Woongebied is opgenomen voor een groot deel van het plangebied. Binnen deze bestemming mogen grondgebonden woningen worden gebouwd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' is een appartementencomplex toegestaan met op de begane grond 200 m² voorzieningen. Voor de Tiny Houses is op de verbeelding een aanduiding 'Tiny House' opgenomen Hier zijn uitsluitend Tiny houses met een vloeroppervlakte van maximaal 35 m² toegestaan. In de regels zijn aanvullende regels opgenomen zoals het maximum aantal woningen, goot- en bouwhoogte en een minimaal percentage voor groen, water en speelvoorzieningen. Ten minste 30% van het totale plangebied moet worden ingericht als groen, water en speelvoorzieningen. Ten minste 10% van de gronden dient te worden ingericht als water. Deze 10% maakt onderdeel uit van de eis van 30%.

De ontsluiting van de woonbuurt op de Tienvoet is vastgelegd op de verbeelding door middel van de functieaanduiding 'ontsluiting'.

De gemeente wenst kwaliteit van de ondergrond in Tienvoet de kwaliteit te geven zodat geen onaanvaardbaar risico ontstaat bij gebruik van de bodem voor wonen met tuin. Dat is nu nog niet het geval. Dat betekent dat zij het bouwen afhankelijk stelt van betaling als zij kosten moet maken.

De activiteit bouwen is alleen toegestaan als de exploitatiebijdrage per woning is voldaan aan de gemeente of dat er per woning voldoende zekerheden zijn gesteld. De gemeente zal nadere eisen stellen bij de beschikking.

Artikel 8 Leiding - Riool

Voor de rioolleiding in het plangebied is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft tot doel een veilig en bedrijfszeker afvalwatertransport te waarborgen. De rioolleiding heeft een belemmerde strook van 3 m aan weerszijden vanuit het hart van de leiding. In totaal gaat het om een belemmeringsstrook van 6 m.

Binnen deze strook is het uitvoeren van werken aan een aanlegvergunning gekoppeld.

Alvorens ten dienste van een andere bestemming gebouwd mag worden is, ontheffing van het College vereist op basis van een advies van de leidingbeheerder.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

Op basis van het archeologische beleid van de Hoeksche Waard en de voormalige gemeente Binnenmaas is aan het plangebied een dubbelbestemming toegekend. Met deze dubbelbestemming wordt geregeld dat er uitsluitend werken uitgevoerd mogen worden, nadat is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast. Binnen het plangebied is er sprake van één archeologische verwachtingswaarden op het westelijk deel van het plangebied, de overige gronden zijn op basis van paragraaf 4.12.2 vrijgegeven voor archeologisch onderzoek.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

Voor het behoud van de waterkering in het plangebied geldt dat in het bestemmingsplan hiervoor een beschermende regeling is opgenomen. In principe mogen alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd, mits wordt voldaan aan de maximale bouwhoogte. Voor het realiseren van gebouwen is een ontheffingsbevoegdheid opgenomen waarbij vooraf instemming van de waterbeheerder noodzakelijk is. Tevens is een aanlegvergunningstelsel opgenomen om de waterkering te beschermen tegen de verschillende werken en werkzaamheden.

5.2.3 Algemene regels

Artikel 11 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 12 Algemene bouwregels

Overschrijding bouwgrenzen

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.

Tevens is aangegeven voor welke bouwwerken en tot welke mate aangegeven hoogten mogen worden overschreden.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt benadrukt wat wordt verstaan onder strijdig gebruik.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn alle afwijkingsregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn. Het gaat om kleine afwijkingen die kunnen worden verleend als een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen niet geheel past binnen het bestemmingsplan. Het gaat dan om ondergeschikte afwijkingen ten behoeve van bijvoorbeeld balkons, trappenhuizen en liftkokers.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn wijzigingsregels opgenomen voor het desgewenst overschrijden van bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 m en het vergroten van bouwvlakken met ten hoogste 10%, indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Artikel 16 Overige regels

In de overige regels is in artikel 16.1 Voldoende parkeergelegenheid geregeld dat bij een nieuw bouwwerk of verandering van een bouwwerk wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in artikel 16.1lid 1 Wro. Enkele bouwmogelijkheden in afwijking van de regels blijven bestaan voor gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning om af te wijken van het bevoegd gezag.

Lid 2 betreft de overgangsregels met betrekking tot het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtsmacht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het gebruik is slechts toegestaan indien de afwijzing hierdoor niet wordt vergroot.

Artikel 18 Slotregel

Het laatste artikel van de planregels betreft de slotregel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Participatie

Voor Tienvoet-Heinenoord vond de afgelopen maanden een participatietraject plaats. De eerste bijeenkomst was in december 2019. Daarna is in november 2020 tot en met maart 2021 het traject vervolgd. Een divers traject waarbij bewoners en geïnteresseerden op verschillende (digitale) manieren zijn meegenomen in het proces. Zij hadden de mogelijkheid om kansen, zorgen en dromen te uiten door middel van verschillende (online) participatie momenten. Alle opgehaalde informatie is meegenomen en, indien mogelijk, verwerkt in het stedenbouwkundig ontwerp.

Communicatie

Het project Tienvoet-Heinenoord maakte al voor dit participatietraject gebruik van de website https://www.tienvoet-heinenoord.nl/. Deze website wordt gebruikt om alle participatiemomenten aan te kondigen en om de terugkoppeling op te plaatsen. Ook werd er gebruik gemaakt van de digitale nieuwsbrief om een breed publiek uit te nodigen voor de informatieavonden. Voor de eerste bijeenkomst van 2020 ontvingen alle inwoners van het dorp Heinenoord een uitnodiging per post.

Bijeenkomst #1, 4 december '19

De bijeenkomst vond plaats in het Museum Hoeksche Waard en in totaal hebben 120-150 personen de bijeenkomst bijgewoond. Er was veel diversiteit in de bezoekers ( jongeren, starter, jonge gezinnen, ouderen etc)

Tijdens de bijeenkomst is de eerste opzet van het plan toegelicht door Linde Elsinga (ECHO Urban Design). Belangrijkste onderwerpen deze avond waren:

  • a. Locatie appartementen
  • b. Uitwerking Tiny Houses
  • c. Oplossing voor parkeren

Belangstellenden hebben aangegeven graag in gesprek te gaan en te willen meedenken. Thema's voor de volgende bijeenkomst waren:

Stijl van de woningen

Duurzaamheidsvoorzieningen ( oplaadpalen, toepassing warmtepomp, zonnepanelen)

Speelvoorzieningen in de wijk

Webinar #1, 25 november '20

De kick-off van het participatietraject was het webinar van 25 november '20. Hier kwamen 180 deelnemers op af. Tijdens dit informatieve webinar gaf wethouder Piet van Leenen een korte toelichting op het project. Waarna de landschapsarchitect van het stedenbouwkundige bureau de eerste ontwerpen van het stedenbouwkundig plan van Tienvoet liet zien. Tijdens deze sessie konden alle deelnemers vragen stellen via de chat. Deze vragen zijn beantwoord live of via de Q&A door betrokken medewerkers van ontwikkelaar en gemeente. De opname van het webinar en de Q&A zijn gedeeld via website.

Enquête – 25 november t/m 9 december '20

In twee weken tijd is de enquête door 138 mensen ingevuld. Het doel van de enquête was om een duidelijk beeld te krijgen over de ideeën die men heeft over onderwerpen zoals groen & recreatie, voorzieningen, duurzaamheid, woningen en verkeer. Een analyse van de enquête is teruggekoppeld via de website. Met de input van de avond en enquête is gestart met het verdere uitwerken van het plan voor de meedenktafels.

Meedenktafels, 16 december '20

Om dieper in te gaan op de getoonde plannen werden op 16 december '20 meedenktafels georganiseerd. Een digitaal event waarbij geïnteresseerden al hun zorgen, kansen en dromen konden delen. Op verschillende thema's zoals tiny houses, duurzaamheid, mobiliteit, groen en water werden in kleine groepjes digitaal gesprekken gevoerd. Alle informatie werd live meegeschreven op een digitaal whiteboard. Dit is teruggekoppeld via de website. Met de input is het plan meer concreet uitgewerkt en zijn diverse ontwerpaanpassingen gedaan.

Webinar #2, 3 maart '21

Dit webinar was bedoeld om te delen wat de meer definitieve invulling van het gebied wordt. Hier is dus ook gepresenteerd wat het ontwerpteam aan aanpassingen heeft gedaan op basis van alle informatie die belangstellenden en belanghebbenden hebben gegeven tijdens de eerdere bijeenkomsten. Ook naar het tweede webinar werd met veel belangstelling gekeken. Het panel bestond wederom uit medewerkers van ontwikkelaar, het stedenbouwkundig bureau en de gemeente. Het stedenbouwkundig bureau presenteerde de meest recente ontwikkelingen aan 150 belangstellenden, waarvan maar liefst 40% nieuw kijkers. Ze sprak over onderwerpen als groen & water, spelen & verblijven, verkeer & parkeren, het woonprogramma en duurzaamheid. Vervolgens was er de tijd om alle vragen van de deelnemers te beantwoorden. Een opname van het webinar en alle antwoorden op de vragen zijn teruggekoppeld Tienvoet-Heinenoord

6.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de overlegpartners in het kader van het wettelijk overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro. De voortgekomen reacties van onder anderen het waterschap, de provincie en de omgevingsdienst zijn verwerkt in voorliggend ontwerpbestemmingsplan.

6.1.3 Zienswijzen

De formele bestemmingsplanprocedure start met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Belanghebbenden hebben binnen deze periode een zienswijze kunnen indienen.

Er zijn vier belanghebbenden die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen tegen het plan. Deze zienswijze zijn samengevat en beantwoord in de Nota van beantwoording, deze is opgenomen in bijlage 19. Hierin zijn tevens de ambtshalve aanpassing(en) toegelicht.

Na de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn er een aantal aanpassingen gedaan aan het vast te stellen bestemmingsplan, deze aanpassingen zijn eveneens opgenomen in bijlage 19 en verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van deze afdeling is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. Hieronder valt onder meer de bouw van een of meer woningen, alsmede de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen.

Er is in het plangebied sprake van een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), namelijk de ontwikkeling van nieuwe woningen in de vorm van een woonwijk. Derhalve dient een exploitatieplan opgesteld te worden. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderszins zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst. Tussen de gemeente en initiatiefnemer wordt in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een anterieure overeenkomst afgesloten. In de overeenkomst wordt opgenomen dat de kosten betreffende de ontwikkeling van de locatie voor rekening zijn van de initiatiefnemer. Derhalve zijn de plankosten anderszins verzekerd en wordt er voldaan aan de eisen voortkomend uit de Wro.