Plan: | Oudere Dorp-Brinklaan 15ab |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1942.BP2015B004005-va01 |
De locatie is gelegen naast de Brinklaan 13,1404EP Bussum een doorgaande weg van Naarden naar Bussum welke het centrumgebied doorkruist. De locatie valt in de Nota van Uitgangspunten Brinklaan Noord onder Ontwikkelingsgebied 4. De straat bestaat uit woningen en bedrijfsruimten en loopt deels door in Naarden.
Het nieuw te ontwikkelen object wordt deels gerealiseerd op een bestaand perceel en deels op het zuidelijke gelegen en aangrenzende parkeer terrein. Op het moment is het gebied een onsamenhangend geheel en deze ontwikkeling is een eerste aanzet tot een grotere upgrade van het gebied. De ontwikkeling kan, mede door het opschuiven van het object in zuidelijke richting, gerealiseerd worden zonder de sloop van de bestaande bebouwing van nr. 13. Ook ondervinden de omwonenden door het verplaatsen van het object veel minder de nadelige gevolgen van licht en zonwerking. Het huidige parkeerterrein zal aangepast worden tot parkeren op eigen terrein, waarvan één parkeerplaats van het parkeerhof door omwonenden gebruikt kan worden als belanghebbenden parkeerplaats. Tevens zullen parkeerplaatsen parallel aan de weg worden gerealiseerd. Ook bij de toekomstige ontwikkeling zal parkeren worden gekoppeld waardoor uiteindelijk een positieve parkeerbalans zal ontstaan. Doel van deze nieuwe ontwikkeling is de bouw van een dubbel woonhuis dat aansluit bij het recent ontwikkelde Landstraat Noord en in materialisering aansluiting zoekt bij de aangrenzende woningen. Vanuit het oogpunt van toekomstige ontwikkelingen, zoals die zijn geformuleerd in de Nota van Uitgangspunten.
De te ontwikkelen locatie (gebied 4) kan worden gedefinieerd als een rommelig en onsamenhangend geheel . De ontwikkeling ligt vrij krap besloten tussen de Brinklaan en de Bussummervaart en ligt aan de Brinklaan die op diverse punten van de dag druk bereden wordt. Het nieuw te bouwen object is direct gelegen aan de vaart en is aan de zuidzijde voorzien van 5 parkeerplaatsen op eigen terrein. 4 parkeerplaatsen in het privehof worden gebruikt voor de eigenaren van de nieuwe ontwikkeling Brinklaan 15AB. Aan de voorzijde wordt gelegenheid geboden om een trottoir te creëren en komen er voorzieningen voor diverse plaatsen om langs te parkeren.
De ontwikkeling past binnen de in 2012 vastgestelde Nota van Uitgangspunten Brinklaan Noord. De ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan Oudere Dorp 2010 (zie ook 2.3). De juridische & planologische kaders worden mogelijk gemaakt en vastgesteld binnen het nieuw vorm te geven bestemmingsplan Het te ontwikkelen gebied (4) ligt ingesloten tussen de Brinklaan en de Bussumervaart. De beoogde architectuur zal aansluiten bij de omgeving en het recent ontwikkelde project Landstraat Noord. De materialisatie is duurzaam en passend bij de gekozen architectuurstijl. Aan de zuidzijde van het object worden 5 privé parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 4 van de 5 parkeerplaatsen op de privehof voor de ontwikkeling worden gebruikt. De vijfde parkeerplaats wordt ter beschikking gesteld aan omwonende. Door het bouwblok zoveel mogelijk naar achteren te positioneren wordt ruimte gecreëerd voor een nieuwe aan te leggen trottoir en biedt tevens de mogelijkheid om een aantal parkeerplaatsen parallel aan de weg te creëren. Verderop zal in de toekomst een fiets- en voetgangersbrug gemaakt worden voor een betere aansluiting met de Vaartweg.
In deze toelichting wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan op het beleidskader. In hoofdstuk 3 wordt een omschrijving gegeven van het gebied. Hoofdstuk 4 bevat de planbeschrijving. Hierin wordt eveneens ingegaan op de onderwerpen verkeer en parkeren, de inrichting van de openbare ruimte, energiebesparende voorzieningen en het woningsegment. Hoofdstuk 5 behandelt de sectorale onderzoeken die zijn uitgevoerd om de uitvoerbaarheid van het plan aan te tonen. De juridische planbeschrijving is opgenomen in hoofdstuk 6. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk en heeft als doelstellingen Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te maken. Ook streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp profileert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijks betrokkenheid.
Daarnaast verstevigt de SVIR het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale
schaal over aan provincies. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie en vooral de gemeente. Er is immers sprake van herontwikkeling binnen bestaand bebouwd gebied. De SVIR staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
De Provinciale ruimtelijke verordening 2009 is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
In de Provinciale ruimtelijke verordening is aangegeven dat het wenselijk is voor de provincie om (onder andere):
Aangezien de ontwikkelingen binnen de rode contour zijn voorzien, hoeft volgens de Provinciale ruimtelijke verordening geen beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld.
De provincie Noord-Holland heeft in het kader van de
nieuwe Wro een structuurvisie voor de gehele provincie vastgesteld: Structuurvisie Noord-Holland 2040. Hierin vormen de volgende drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
De provincie vindt het belangrijk om de beperkte en onder druk staande ruimte goed en duurzaam te gebruiken. Onder duurzaam verstaat men het plaatsen van de juiste functies op de juiste plekken. De juiste plek wordt bepaald door een aantal factoren waaronder de behoefte aan voorzieningen ter plaatse en de bereikbaarheid van de locatie. Binnenstedelijke mogelijkheden worden hierbij geprefereerd. De provincie wil ervoor zorgen dat gemeenten en andere partijen zoveel mogelijk gebruikmaken van de mogelijkheden voor binnenstedelijk bouwen en verdichting.
In 2008 is de Regionale woonvisie opgesteld. In deze woonvisie is de situatie van de woningmarkt weergegeven. Tevens is een wensbeeld opgenomen voor het jaar2020. Uit het wensbeeld vloeien vier kernambities voort:
Tevens zijn er drie strategieën opgesteld om het wensbeeld en de ambities te kunnen realiseren:
De vuistregel voor de verdeling van de totale voorraad is 1/3 sociaal c.q. betaalbaar, 1/3 middelduur en 1/3 duur. De woningen vallen in de categorie duur. Doordat de 5 appartementen bij Brinklaan 2-10 in de betaalbare sector vallen wordt een evenwichtige opbouw binnen het gebied Brinklaan Noord bereikt.
De gemeenteraad heeft op 30 januari 2014 de 'Structuurvisie Naarden en Bussum 2040' vastgesteld, voor zover betrekking hebbend op het grondgebied van de gemeente Bussum. Voor het grondgebied van Naarden is de structuurvisie vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad van Naarden op 5 maart 2014.
De structuurvisie is een ruimtelijke ontwikkelingsvisie met een richtinggevend en programmatisch karakter die integrale keuzes bevat voor de hoofdlijnen van beleid voor de komende periode. De structuurvisie spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van beide gemeenten, Naarden en Bussum, en heeft als doel om de verschillende belangen, bijvoorbeeld tussen landschap, woningbouw en werkgelegenheid, zorgvuldig af te wegen.
Zowel binnen Naarden als Bussum om de bestaande kernen geldt het blijven zoeken naar nieuwe kansen voor het realiseren van nieuwe woningen. De structuurvisie geeft niet concreet aan dat dit in het plangebied dient te gebeuren. Uitgangspunt blijft dat inbreiding, intensivering en transformatie niet ten kosten mogen gaan van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten en passend moeten zijn binnen de kenmerkende kleinstedelijke opzet van de beide kernen.
In de structuurvisie wordt verder aangegeven dat indien behoefte blijkt te zijn aan bijvoorbeeld concentratie / samenvoeging / schaalvergroting / nieuwbouw van maatschappelijke voorzieningen, waar dat mogelijk is, een plek zal worden gezocht rondom de zogenaamde hartlijn van de gemeenten, zijnde de Brinklaan. Hier zijn de voorzieningen goed bereikbaar vanuit de beide gemeenten (vooral ook met de fiets) en met openbaar vervoer.
Met oog op het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling de doelstellingen uit de structuurvisie maar zeer beperkt ondermijnt.
De gemeente heeft haar visie 'Bussum 2015' geactualiseerd. De algemene leidraad voor het gemeentelijk beleid is de continue aandacht en zorg
voor een leefbare gemeente, in de breedste zin van het woord. Het gaat dan om wonen, welzijn, zorg, ouderen, jongeren, integratie, vrijetijdsvoorzieningen, kunst en cultuur, onderwijs, werk en inkomen en de kwaliteit van de woonomgeving. Daarnaast is de kwaliteit van de gemeentelijke organisatie een centraal en continuerend thema.
Belangrijke ambities en doelstellingen op het gebied van leefbaarheid met een ruimtelijke component zijn:
Op 6 januari 2010 is in het kader van het ontwerpbestemmingsplan 'Oudere Dorp 2010' een informatieavond gehouden over de ingediende zienswijzen binnen het plangebied van Brinklaan Noord. Mede naar aanleiding van deze informatieavond wenste het college een gebiedsvisie voor het gedeelte Brinklaan Noord tussen Hooftlaan en Brediusweg. Aan de gebiedsvisie worden ontwikkelingsinitiatieven getoetst.
De Gebiedsvisie Brinklaan Noord is op 23 september 2010 door de raad vastgesteld. De Gebiedsvisie Brinklaan Noord moet leiden tot een minder rommelige situatie van het plangebied, verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid en een toetsingskader voor potentiële ontwikkelingen in het plangebied.
De Nota van Uitgangspunten Brinklaan Noord is op 23 mei 2012 vastgesteld. De Nota van Uitgangspunten is een verdieping van de gebiedsvisie en geeft concrete handvatten voor herontwikkeling binnen het plangebied Brinklaan Noord. De uitgangspunten zijn leidend voor de nieuwe ontwikkelingsinitiatieven, maar bieden ruimte voor goed onderbouwde creatieve oplossingen/alternatieven.
De Nota van Uitgangspunten (NvU) gaat uit van een integrale aanpak voor dit gebied. Ingezet wordt op een realistisch integraal optimum tussen de disciplines verkeer, parkeren, openbare ruimte, groen, water en stedenbouw. Het doel is om met behulp van een NvU een duurzame toekomstige ontwikkeling van dit gebied mogelijk te maken vanuit de wens tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en (be)leefbaarheid. Uitgangspunt is het verbeteren van het weg- en vaartprofiel en het toevoegen van kwalitatieve bebouwing en groen. De bebouwing is individueel en vertoont door helder samengestelde volumes en vormen een duidelijke geleding, het materiaal- en kleurgebruik en hun verwantschap in architectonische uitwerking een ruimtelijke samenhang. Integraliteit, samenhang, differentiatie en duurzaamheid zijn ambities die als een rode draad door de NvU lopen. Op aangeven van de omwonenden is het bouwblok richting het zuiden opgeschoven
In 2006 is het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Hierin is het beleid van de gemeente Bussum op gebied van verkeer en vervoer opgenomen. Het doel van het GVVP is het garanderen van een betrouwbare bereikbaarheid ten behoeve van het sociaal en economisch functioneren van de gemeente Bussum onder respectering van de eisen die aan leefbaarheid, milieu en verkeersveiligheid worden gesteld. Hiertoe dient de groei van de automobiliteit te worden beheerst en het gebruik van alternatieve vervoerswijzen, zoals de fiets en het openbaar vervoer, te worden gestimuleerd.
Gelet op het groeiende Nederlandse wagenpark, het toenemende autobezit van de Bussumse inwoners en de wens om Bussum bereikbaar te houden voor wonen, werken en winkelen, is een nieuwe parkeernota opgesteld. Met deze nota wordt het parkeerbeleid voor de komende 10 jaar vastgelegd. In de nota wordt de volgende algemene beleidsdoelstelling geformuleerd. 'Het ondersteunen van de aanwezige maatschappelijke functies in Bussum, zoals bijvoorbeeld wonen, werken en winkelen'. Waar dit conflicten met zich meebrengt, wordt het parkeerbeleid ingezet, om een zo goed mogelijk evenwicht tussen de verschillende functies te waarborgen.
Voor Bussum is een welstandsnota vastgesteld welke is te vinden op de website van de gemeente Bussum. Door de welstandsnota kan eenieder zien welke welstandscriteria bij de welstandstoets een rol zullen spelen. De bestemmingsplannen voor Bussum en de welstandsnota vullen elkaar aan. De stedenbouwkundige en functionele aspecten van het grondgebruik in een bepaald gebied zijn vertaald middels het toekennen van bestemmingen en het opnemen van regels in bestemmingsplannen. Hetgeen door een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, mag door middel van welstandscriteria niet onmogelijk worden gemaakt. Het nieuwbouwplan ligt binnen het welstandsgebied Oudere Dorp. Voor het plangebied geldt een regulier welstandsniveau om bij nieuwe ontwikkelingen de landschappelijke en visuele waarden van het gebied te versterken.
De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van een bestemmingsplan en wordt derhalve exclusief door de welstandsnota geregeld. Het bouwplan wordt beoordeeld door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) en dient te voldoen aan de redelijke eisen van welstand.
In 2003 is de beleidsnota Cultuurhistorie Bussum geschreven, die in januari 2006 door de raad van de gemeente Bussum is vastgesteld. Door tal van ontwikkelingen in de afgelopen jaren is de nota in 2014 nogmaals geactualiseerd. Ook zijn de aanbevelingen uit de voorgaande nota voor het grootste deel uitgevoerd. In de geactualiseerde nota zijn nieuwe aanbevelingen opgenomen.
De nagenoeg uitsluitende aandacht van de monumentenzorg voor het individuele object heeft de afgelopen jaren plaatsgemaakt voor de plaats van het object in zijn omgeving, voor die omgeving zelf, het cultuurlandschap, en voor de eventuele archeologische sporen in de ondergrond. Het cultureel erfgoed kan als inspiratiebron werken en een meerwaarde geven voor nieuwe ontwikkelingen.
Het benutten van de bestaande cultuurhistorische waarden draagt in belangrijke mate bij aan het behoud en de versterking van de identiteit van Bussum. Het is dan ook wenselijk dit gedachtegoed op een verantwoorde wijze in te passen in lokale ruimtelijke processen door ze nader te inventariseren, documenteren en te visualiseren, en waar nodig aanvullende instrumenten te ontwikkelen om deze waarden bescherming te bieden of anderszins mee te werken aan de instandhouding - of in ieder geval de historische betekenis - ervan. Deze nota vormt daarbij het uitgangspunt op het gebied van cultuurhistorie.
Voor het behouden, versterken en benutten van de cultuurhistorische waarden zijn verschillende instrumenten beschikbaar. Deze nota biedt het primaire kader voor juridische instrumenten, zoals de Erfgoedverordening, bestemmingsplannen, Welstandsnota en de APV en in de toekomst het omgevingsplan. Bij het ontwikkelen van beleid en plannen in de gemeente wordt rekening gehouden met deze nota. Hierbij vindt een afweging plaats tussen de cultuurhistorische belangen en andere belangen.
Het plangebied ligt aan de Bussumervaart. De Bussumervaart wordt van zeer hoge waarde geacht als voorbeeld van een zanderijvaart, die een belangrijke cultuurhistorische betekenis voor Bussum had. Zowel landschappelijk, als sociaal-maatschappelijk hebben door de zandwinning belangrijke ontwikkelingen in Bussum plaatsgevonden. Het is van belang deze historische structuur te handhaven dan wel te versterken.
De nieuwe bebouwing aan de vaart wordt alzijdig vormgegeven om ook de beleving en ruimtelijke kwaliteit aan de Bussummervaart te vergroten en achterkantsituaties te voorkomen. Het plan voorziet verder niet in wijzigingen in de vaart zelf.
De vastgestelde Nota van Uitgangspunten Brinklaan Noord en de vastgestelde Gebiedsvisie Brinklaan Noord zijn ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan leidend voor nieuwe ontwikkelingen in het gebied Brinklaan Noord. Voor het gebied Brinklaan Noord (met uitzondering de voormalige Mauritz-locatie) is het bestemmingsplan 'Oudere Dorp 2010' het vigerende plan (zie Bijlage 8 Plankaart vigerend bestemmingsplan). Het bestemmingsplan is op 18 maart 2010 vastgesteld door de raad en is digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl. De voormalige Mauritz-locatie aan de Brinklaan valt binnen het bestemmingsplan 'Het Spiegel-Prins Hendrikpark 2010'. In het gebied Brinklaan Noord liggen uiteenlopende bestemmingen als wonen, kantoor, bedrijf, water, verkeer, verblijfsgebied, tuin, maatschappelijk en gemengde doeleinden. Er bestaat een verscheidenheid in toegestane goothoogtes in het gebied, variërend van 3 tot 20 m.
In het bestemmingsplan 'Oudere Dorp 2010' staat in paragraaf 3.6 bij de ruimtelijke en functionele uitgangspunten onder andere het volgen de omschreven:
Algemeen
Bebouwing
Ontwikkelingen
Het gebied ligt ingesloten tussen de Brinklaan en de vaart. Aan de achterzijde grenst het perceel aan de Bussumservaart. Door de nieuwe bebouwing verder naar achter te leggen wordt ruimte gecreëerd voor een trottoir en langsparkeren. De materialisatie is duurzaam en passend bij de gekozen architectuurstijl. De architectuur straalt karakter uit. Geleding en materialisatie zijn daarbij doorslaggevend. De nieuwe bewoners kunnen profiteren van de ligging aan de vaart en in de toekomst van het nabijgelegen pleintje. Aangezien er bij de nieuwe ontwikkeling niet aan het vigerende bestemmingsplan Oudere Dorp 2010 wordt voldaan, wordt er een postzegelbestemmingsplanprocedure doorlopen.
Het rijksbeleid en provinciaal beleid is van dusdanig abstractieniveau dat dit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. De ontwikkeling is uitvoering van het gemeentelijk beleid: de Bussum, Gebiedsvisie Brinklaan Noord (2010) en de Nota van Uitgangspunten die voor dit gebied zijn opgesteld. Voor het overige past de ontwikkeling binnen het gemeentelijk beleid.
De locatie ligt aan de Brinklaan en wordt begrensd door particuliere gronden aan de zuid- en noordzijde van het perceel. Aan de zuidzijde wordt de locatie begrensd door een parkeerplaats Aan de noordzijde staat een boerderij die uit een drietal aaneengeschakelde woningen bestaat. Aan de oostzijde van de locatie ligt de Bussummervaart. Aan de westzijde ligt de Brinklaan.
De Bussummervaart had vroeger de functie van haven. De vaart was door een waterweg verbonden met Naarden. De haven van Bussum liep parallel aan de Landstraat en de Brinklaan. Langs de Bussummervaart waren blekerijen gevestigd. De vaart was tevens een zanderijsloot. De haven is fasegewijs gedempt. Op de gedempte gronden is onder andere het raadhuis gerealiseerd. Inmiddels is de vaart weer doorgetrokken naar het gemeentehuis.
Het gebied kenmerkt zich door een wisselende uitstraling. De bebouwing rondom het perceel hebben een variërende bouwhoogte. De bestaande bouwblokken in de straat verspringen in de rooilijn. Er is geen eenduidige rooilijn te herkennen.
Op het moment heeft een deel van het ontwikkel gebied de functie tuin en een deel de functie parkeren.
De kracht van het ontwerp is dat het zich duidelijk toont als woongebouw passend binnen de omgeving. Om dat te bereiken dienen de afmeting en vorm van gevelopeningen en materialisering dat beeld te ondersteunen. Op die wijze doet het recht aan de geschiedenis van de omgeving en versterkt het ontwerp het karakter van de bebouwing aan de Brinklaan.
De woningen zijn grondgebonden. De bouwhoogte is 2 lagen en een kap. De goot- en bouwhoogte is passend bij de directe omgeving.
De maximale goothoogte bedraagt 6,0 m en de maximale bouwhoogte bedraagt 9,3 m. De bebouwing wordt zodanig vormgegeven en gepositioneerd, dat de privacy en bezonning van de omliggende percelen niet onevenredig worden aangetast (zie Bijlage 5 Zonstudie).
De bebouwing is individueel en vertoont ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing aan de Brinklaan door; helder samengestelde volumes en vormen, een duidelijke geleding, passend materiaal-en kleurgebruik en de verwantschap in architectonische uitwerking. De nieuwe bebouwing aan de vaart wordt alzijdig vormgegeven om ook de beleving en ruimtelijke kwaliteit aan de Bussummervaart te vergroten en achterkantsituaties te voorkomen. Bij de herontwikkeling wordt aandacht besteed aan de relatie tussen de architectuur (plattegrond /indeling) en het water.
De Brinklaan is te omschrijven als een straat met afwisselende bouwvolumes met verschillende hoogtes, afmetingen en verspringend in de rooilijn. De Brinklaan kent vanuit de geschiedenis de mengingen van woningen en kleinschalige bedrijfsgebouwen. Dat heeft ertoe geleid dat de bouwvolumes verspringen in de rooilijn wat een rommelig straatbeeld geeft In de vastgestelde gebiedsvisie 'Brinklaan Noord' is een open ruimte geprojecteerd met een brug die naar het kerkgebouw aan de Brinklaan leidt. Hierdoor ontstaat een openbare ruimte ter hoogte van de brug die Vaartweg, Bussummervaart en Brinklaan met elkaar verbindt.
De kwaliteit van de Brinklaan is de diversiteit en samenhang. De diversiteit ontstaat door de verschillende clusters van woningen en nog bestaande bedrijfsgebouwen. Ze hebben allen een eigen vorm en positie. De samenhang komt door het gebruik van baksteen en het feit dat de meeste woningen een kap hebben.
De nieuwe woningen zijn teruggelegd ten opzichte van de (boerderij)woningen aan de noordzijde. Het dubbel woonhuis heeft een eigen karakter waardoor het in schaal, gevelindeling en materialisering aansluit bij de straat en de geschiedenis van de plek.
In 2006 is het Gemeentelijk Verkeer-en Vervoerplan (GVVP) vastgesteld. Hierin is het beleid van de gemeente Bussum op het gebied van verkeer en vervoer opgenomen. Het doel van het GVVP is het garanderen van een betrouwbare bereikbaarheid ten behoeve van het sociaal en economisch functioneren van de gemeente Bussum onder respectering van de eisen die aan leefbaarheid, milieu en verkeersveiligheid worden gesteld. Hiertoe dient de groei van de automobiliteit te worden beheerst en het gebruik van alternatieve vervoerswijzen, zoals de fiets en het openbaar vervoer, te worden gestimuleerd.
Verbeteren van de verkeersveiligheid:
Oversteekbaarheid van de gebiedsontsluitingswegen en de 'verzamelwegen in de verblijfsgebieden met ontsluitende functie.
Als oplossing van het knelpunt voor Brinklaan Noord is in het GVVP gekozen voor een modulaire benadering:
Op 8 februari 2008 is de Fietsnota Bussum vastgesteld. Deze fietsnota heeft als doel het fietsgebruik binnen Bussum te stimuleren. Het fietsgebruik is door de relatief korte afstanden binnen Bussum hoog en bedraagt 37% van alle verplaatsingen. Dit percentage is uit 2008. In 2009 -- > 39%, nu boven de 40% (geen exacte cijfers beschikbaar). Om dit te bereiken worden in de Fietsnota een aantal maatregelen voorgesteld, zoals het verbeteren van de fietsinfrastructuur en het verder uitbreiden van 30 km/h-gebieden.
Parkeersituatie
Gelet op het groeiende Nederlandse wagenpark, het toenemende autobezit van de Bussumse inwoners en de wens om Bussum bereikbaar te houden voor wonen, werken en winkelen, is in 2013 het parkeerbeleid 2013-2020 opgesteld. Met deze nota wordt het parkeerbeleid voor de komende 10 jaar vastgelegd. In de nota wordt de volgende algemene beleidsdoelstelling geformuleerd. 'Het ondersteunen van de aanwezige maatschappelijke functies in Bussum, zoals bijvoorbeeld wonen, werken en winkelen'. Waar dit conflicten met zich meebrengt, wordt het parkeerbeleid ingezet om een zo goed mogelijk evenwicht tussen de verschillende functies te waarborgen.
Uitgangspunt zijn de richtlijnen van het CROW voor een matig stedelijk gebied. Voor woningen in deze categorie geldt een parkeernorm van 1,8 per woning. Dit omdat de parkeerdruk in Bussum hoog is en voorkomen moet worden dat nieuwe ontwikkelingen deze parkeerdruk verhogen. De gebruiks-en belevingskwaliteit van het betreffende gebied is in het geding. Fietsparkeergelegenheid wordt ook op eigen terrein en inpandig gerealiseerd.
Er wordt zowel langs de Brinklaan als de Vaartweg langsparkeren en een trottoir toegevoegd zodat het profiel beter aansluit op andere delen van de Brinklaan hetgeen ten goede zal komen aan de verkeersveiligheid, de parkeerdruk en de leefbaarheid. Er is sprake van een hoge parkeerdruk in het gebied en de directe omgeving. Het is van belang bij nieuwe ontwikkelingen rekening te houden met de mate waarin verkeer wordt aangetrokken. Het in- en uitrijden van de parkeerplaatsen vindt op een veilige manier plaats. In 2014 is voor het gebied het belanghebbenden regime ingevoerd. Dit heeft geleid tot een afname van de parkeerbezetting.
In het algemeen vindt het parkeren in de nabijheid van de locatie plaats langs de weg. De nieuwbouwwoningen hebben langsparkeren aan de voorzijde.
Conform de Nota van Uitgangspunten worden de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Voor de ontwikkeling dienen 3,6 (1,8 parkeerplaats per woning x 2) en afgerond 4 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd te worden. In totaal worden 5 parkeerplaatsen aangelegd, waarvan vier parkeerplaatsen voor de ontwikkeling en één voor omwonende.
Er zijn 12 parkeerplaatsen voor belanghebbende, dit blijven 12 parkeerplaatsen voor belanghebbenden. Dit wordt bereikt door 3 openbare langsparkeerplaatsen te realiseren, confrom gebiedsvisie en de Nota van Uitgangspunten. Tevens worden nog 2 extra openbare langsparkeerplaatsen aan de straatzijde gerealiseerd. In totaal worden dus 5 nieuwe openbare parkeerplaatsen aangelegd. Op eigen terrein is één parkeerplaats (er worden er 5 aangelegd terwijl er volgens de richtlijnen 4 noodzakelijk zijn) over. Deze parkeerplaats wordt ter beschikking gesteld aan één van de omwonenden (belanghebbenden). Dit betekent dat het aantal openbare parkeerplaatsen na de ontwikkeling gelijk blijft. Voor de totale parkeerbalans zie Bijlage 1.
Het langsparkeren sluit aan bij de noordelijke percelen waar ook langsparkeren is toegepast en de mogelijke realisatie van een voetgangers pad langs de nummer 9, 11 en 13. Het trottoir kan dan doorlopen.
Invoeren belanghebbendenregime
In maart 2014 is het vergunninghoudersparkeren ingevoerd in dit gedeelte van de Brinklaan Noord. In september 2014 is vervolgens o.a. voor dit wegvak een parkeeronderzoek uitgevoerd. Hieruit bleek dat het parkeerterrein op sommige tijdstippen een hoge bezetting had. Er is bij dit onderzoek echter niet gekeken of de geparkeerde auto's een geldende vergunning hebben. Hierdoor kan een vertekend beeld zijn ontstaan: uit de cijfers lijkt het alsof de parkeerdruk van het parkeerterrein hoog is, maar wanneer het aantal fout geparkeerde auto's niet wordt meegeteld kan dat meevallen. Na invoering van het belanghebbenden parkeren in maart 2014 bleek dat er voor de omwonenden voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is.
In september 2015 is, tijdens de tervisielegging van het ontwerp van onderhavig bestemmingsplan, een nieuw parkeeronderzoek uitgevoerd, waarin een groter gebied (inclusief het parkeerterrein aan de Lambert Hortensiuslaan) is meegenomen. Op basis van het onderzoek is het belanghebbenden parkeerterrein aan de Brinklaan opnieuw ingericht. Het aantal belanghebben parkeervakken bedraagt 12 stuks. Door de ontwikkeling neemt het aantal belanghebbenden parkeerplaatsen niet af. De initiatiefnemer draagt voor eigen rekening en risico zorg voor het realiseren van 5 eigen parkeerplaatsen op eigen terrein en 11 belanghebbenden parkeerplaatsen ter vervanging van de nu aanwezige 12 openbare parkeerplaatsen. De initiatiefnemer stelt 1 privéparkeerplaats ter beschikking aan direct omwonenden. Het aantal parkeerplaatsen voor de direct omwonenden blijft hiermee ongewijzgd.
Het is belangrijk voor de kwaliteit van de openbare ruimte dat de achterzijde goed wordt ingericht met terrassen en deels tuinen voor de woning en dat deze zorgvuldig worden vormgegeven.
De tuinen van de woningen horen wat eigendom betreft bij de woningen. Er worden in de toekomst beperkingen gesteld aan de erfafscheidingen van de tuinen om te voorkomen dat hier hekken komen die de doorkijk tussen de bouwblokken wegnemen/blokkeren. De erfafscheiding worden dan gevormd door hagen of hekken. De geluidsluwe buitenruimte ligt achter de woning.
Op het betreffende perceel liggen geen kabels en leidingen waarmee bij de ontwikkeling rekening gehouden moet worden. De aanwezige riolering ligt volgens de gemeente op grote diepte. Wel zal in overleg het palenplan bepaald worden. Ook zal een Klic melding gedaan worden. Aanpassing van de nutsaansluitingen zal door de initiatiefnemer zelf worden verzorgd.
In de periode tussen sloop en het gereedkomen van de bouw wordt het bouwterrein afgezet met bouwhekken.
De gemeente heeft voorwaarden opgesteld voor nieuwbouw in het kader van Duurzaam Bouwen. Deze voorwaarden zijn op 3 juni 2010 door de raad vastgesteld. Uitgangspunt zijn de menukaarten van het CO2-servicepunt provincie Noord-Holland, ambitieniveau Zilver:
De woningen zullen in het segment 'duur' vallen (boven de € 350.000,-). Aan de Brinklaan en in de nabijgelegen straten is een breed aanbod van woningen in het segment goedkoop tot duur (van € 210.000,- tot € 700.000,-). Momenteel wordt aan de Brinklaan 2-10 een ontwikkeling met 5 kleine appartementen in het segment goedkoop gerealiseerd. De herontwikkeling van 2 duurdere grondgebonden woningen van Brinklaan 15 draagt daarmee bij aan een gevarieerde leefomgeving.
Dit hoofdstuk gaat in op de onderwerpen die uit het oogpunt van milieu, natuur en archeologie van belang zijn voor de locatie. Zowel gedane onderzoeken als de consequenties voor de realisatie van de ontwikkeling komen aan bod. De belangrijkste thema's zijn bodem, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, natuurwaarden, archeologie en cultuurhistorie.
zie Bijlage 3 Omgevingsrapportage. Voor het nog aan te kopen perceel van de gemeente zal door gemeente een schone grondverklaring worden afgegeven.
Het noordelijke deel van de Brinklaan is in het verleden in gebruik geweest als wasserijgebied. In de volksmond noemde men het gebied de “Blekershoek”. Veel wasserijen waren hier gevestigd, zo ook op Brinklaan 13-15. Naar aanleiding van deze informatie heeft de gemeente Bussum in 2004 een Oriënterend bodemonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek tref je aan in Bijlage 3. De conclusies van dit onderzoeken luiden:
Op onderzoek locatie Brinklaan 15 te Bussum is een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van het vooronderzoek zijn als verdachte locaties de voormalige wasserij en garage beschouwd. Gebaseerd op de toenmalig beschikbare technieken en de wijze van bodemonderzoek, is de grond, maar ook het grondwater maximaal licht verontreinigd. Er is geen asbestverdacht materiaal waargenomen op het maaiveld. De aangetroffen gehalten uit het Oriënterend bodemonderzoek geven, in eerste instantie, geen aanleiding tot nader onderzoek. Er is vermoedelijk geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Twee grondgebonden woningen zijn voorzien aan de Brinklaan 15 in de gemeente Bussum. Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) is wonen een geluidsgevoelige functie binnen de wettelijke geluidzone van de Brinklaan. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle (spoor)wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/hgebieden.
Binnen de geluidszone van een gezoneerde weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buiten stedelijk).
Krachtens artikel 110g van de Wet geluidshinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Op alle hierna genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast.
De voorkeursgrenswaarden worden overschreden. Vooruitlopend op deze overschrijding is het verzoek tot vaststelling hogere grenswaarden ingediend. Aan de hand van een vervolgonderzoek zal worden bepaald en vastgelegd hoe het object door middel van extra isolatie maatregelen aan de gevel aan de normering zal voldoen. Op basis van de eerste onderzoeksresultaten en metingen is het mogelijk om de ontwikkeling binnen de gestelde normen te laten plaatsvinden. De onderzoeksresultaten zijn weergegeven in het akoestisch onderzoek in Bijlage 2.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 2: Luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (bekend onder de naam 'Wet luchtkwaliteit', Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de onderstaande tabel weergegeven en gelden voor de buitenlucht.
De Wlk voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken Rijk, provincie en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De programmaaanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.
Van belang bij de toetsing aan grenswaarden voor luchtkwaliteit is of een project wel of niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Als een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, kan dit project zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Uit de monitoringstool kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van overschrijding van grenswaarden genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst.
Hierbij worden de volgende situaties onderscheiden:
Het project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden;
Deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen of kantoorlocaties met een kantooroppervlak van niet meer dan 100.000 m² (langs een ontsluitingsweg).
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Uit een in te stellen onderzoek zal moeten blijken of de luchtkwaliteitseisen al dan niet een belemmering gaan vormen voor de ontwikkelingslocatie. Samenvattend geldt dat luchtkwaliteitseisen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen vormen als:
In het plangebied worden minder dan 1.500 woningen gebouwd. Het plan is derhalve beoordeeld als 'niet in betekenende mate'. Project specifiek onderzoek in het kader van luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan achterwege blijven omdat de ontwikkelingslocatie Brinklaan 15 A&B 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Tevens kan uit de NSL monitoringstool worden geconcludeerd dat er geen sprake is van overschrijding van grenswaarden genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.
Wettelijk kader
Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's dienen binnen aanvaardbare grenzen te blijven. Binnen externe veiligheid worden twee normstellingen gehanteerd:
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt.
Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6-contour van het PR:
Onderzoek
De gemeente Bussum heeft samen met de overige gemeenten in de regio Gooi en Vechtstreek en de regionale brandweer een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Uit deze beleidsvisie blijkt dat het plangebied is gelegen buiten het invloedsgebied van het lpg-tankstation in Naarden (afstand circa 250 m) en buiten het invloedsgebied ligt van de spoorlijn.
Er dient een verantwoording GR opgesteld te worden indien een bestemming gepland is binnen het invloed gebied (200 m) van de transportas.
Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid, aangezien het plangebied buiten de invloedssfeer van inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen ligt. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied gelegen. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. De onder de Flora- en faunawet beschermde soorten mogen niet worden verstoord of gedood en hun leefgebieden mogen niet worden vernietigd. Bij nieuwbouwplannen moet bekeken worden wat het effect is op de aanwezige flora en fauna.
Ecologische verbindingszones zijn stroken natuur die verschillende, vaak verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden, dieren en planten kunnen zich zo van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Er ligt geen ecologische verbindingszone langs de Brinklaan. Het bouwplan heeft op de onderhavige locatie geen negatieve gevolgen voor de te beschermen flora en fauna.
Op de oude parkeerplaats is qua flora en fauna niet veel te verwachten. Echter de aansluitende Bussummervaart is het leefgebied van 2 beschermde soorten: de kleine modderkruiper en de Bittervoorn. Indien ook nieuwe damwanden moeten worden aangebracht dient hier in de uitvoering rekening mee te worden gehouden. Bittervoorn (tabel3 soort; zwaar beschermd) Kleine modderkruiper (tabel 2 soort, beschermd) Bij bouwactiviteiten zal zoveel mogelijk getracht worden om verstoring te voorkomen. De locatie is grotendeels verhard, daarbij is de afstand tot ecologische verbindingszones, natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden dusdanig groot dat hierop geen negatief effect is te verwachten. Het is niet aannemelijk dat door realisering van het bouwplan eventuele flora en/of fauna wordt verstoord.
Het bouwplan heeft geen negatieve invloed op de eventueel aanwezige flora en fauna. De
natuurwetgeving vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van Brinklaan 15 A&B.
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Bij het tot stand komen van het project wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder (zie Bijlage 4) worden vervolgens verwekt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap, de provincie en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Wetenschapsbeleid
Het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht geeft in het Waterbeheerplan een uitwerking van het waterbeleid van het Rijk en provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht. In juni 2010 is het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 vastgesteld. Het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht heeft drie hoofdtaken: zorg voor veilige dijken, zorg voor voldoende water en de zorg voor schoon water.
Daarnaast zorgt het Hoogheemraadschap in het beheergebied voor: vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische en landschappelijke waarden. In het Waterbeheerplan is het beleid voor al deze taken voor de komende 6 jaar opgenomen. Dit beleid vormt tevens het uitgangspunt voor de watergebiedplannen en voor de stedelijke waterplannen die gemeenten in afstemming met het hoogheemraadschap maken. In de Handleiding Watertoets & Vergunningverlening (2003) van het Hoogheemraadschap zijn de uitgangspunten aangegeven voor het afstemmen van ruimtelijke plannen op het watersysteem. Het Hoogheemraadschap gaat bij de ontwikkeling van nieuwe stedelijke functies uit van 10% open water of zoveel als uit een nadere berekening nodig blijkt.
Gemeentelijk beleid
De gemeenten Bussum, Naarden en het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht hebben een Waterplan Naarden-Bussum 2008-2014 (2008) opgesteld, dat invulling geeft aan de gemeenschappelijke visie van het waterbeheer. Het plan levert de gemeente en het hoogheemraadschap handvatten om te komen tot een robuust en meer natuurlijk functionerend watersysteem. Bovendien richt het zich op het vergroten van de (recreatieve) beleving van water. Enerzijds worden er in het Waterplan maatregelen benoemd die voortkomen uit wettelijke verplichtingen en anderzijds zijn er maatregelen te benoemen waarmee Naarden, Bussum en Waternet de eigen ambities gestalte kunnen geven. Water dient meer als ordenend principe te worden toegepast in ruimtelijke plannen binnen het stedelijk gebied. Het streven is om knelpunten met betrekking tot zowel waterkwaliteit en waterkwantiteit (zoals riooloverstorten, slechte waterkwaliteit, grondwateroverlast en te weinig ecologische waarden) op een duurzame wijze op te lossen. Speerpunten in het stedelijk waterplan zijn:
Algemeen
Het plangebied is gelegen aan de rand van Bussum bij de entree vanuit Naarden aan de Brinklaan 15. Het plangebied omvat een gedeelte van de tuin van Brinklaan 13 en een gedeelte van het bestaande parkeerterrein van de gemeente aan de Brinklaan.
Bodem en grondwater
De maaiveldhoogte ligt tussen 0,8 mNAP en 1,0 mNAP ter plaatse van de bouwlocatie. Vanuit het grondwatermeetnet is bekend dat de locatie:
Dit betekent dat de gemiddelde grondwaterstand tussen 0,94 m-MV en 1,14 m-MV ligt. Waarschijnlijker is het dat de grondwaterstand ter plaatse gelijk is aan het vigerende waterpeil van de Bussumervaart (-0,28 mNAP).
Waterkwantiteit
Het projectgebied is direct gelegen aan de Bussumervaart.
Afvalwaterketen en riolering
Momenteel is er geen bebouwing ter plaatse. Het hemelwater wordt met behulp van straatkolken afgevoerd.
Algemeen
In het plangebied Brinklaan Noord worden langs de Bussumervaart meerdere projecten fasegewijs gerealiseerd. Sommige projecten worden in de Bussumervaart gebouwd, bij één project wordt de Bussumervaart verbreedt. De totale waterbalans wordt in de uiteindelijke situatie vergroot met 96,60 m2, uitgaande van de aanleg van een plein aan de Brinklaan. De aanleg van het 2.600 m2 stedelijk water in het project Landstraat Noord mag als buffer worden beschouwd tijdens de aanleg van de projecten binnen het gebied Brinklaan Noord.
Voor het totale project Brinklaan Noord wordt een intentieovereenkomst opgesteld met Waternet. Hierin wordt aangegeven wat de totale waterbalans is en hoe binnen de diverse deelprojecten de afspraken tussen de gemeente en Waternet worden vastgelegd. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan is deze intentieovereenkomst van kracht. Bijgevoegd is het overzicht van de totale waterbalans, het project Brinklaan 15 ab valt binnen gebied 4a.
Bouwplan
De ontwikkeling bestaat uit de bouw van twee grondgebonden geschakelde woningen, er wordt geen kelder gerealiseerd. De woningen worden gedeeltelijk (18,98 m2) in de Bussumervaart gebouwd.
In de huidige situatie is het plangebied reeds gedeeltelijk verhard. Ten gevolge van de ontwikkeling wordt er geen extra verharding gerealiseerd. Water compenserende maatregelen worden niet noodzakelijk geacht. Er wordt ook een parkeerplaats gerealiseerd, deze wordt van de Bussumervaart afgescheiden door middel van een beschoeiing conform de daarvoor geldende eisen.
Steiger en ligplaatsverbod
Het tuingedeelte bij de woningen (steiger) wordt op grond in eigendom van de gemeente Bussum gebouwd (watergang). Hier zullen bij de verdere planuitwerking nadere afspraken over worden gemaakt.
Daarnaast geldt er in de Bussumervaart een ligplaatsverbod (APV). De steiger mag dus niet worden gebruikt om boten aan te leggen. Gezien de (tijdelijke) vernauwing van de Bussumervaart ter plaatse van de projectlocatie is het aanleggen van boten niet wenselijk, omdat zo de doorvaart voor scheepvaart ten behoeve van waterbeheer en waterrecreatie ernstig belemmert wordt. Momenteel worden bij de percelen naast de projectlocatie en er tegenover wel bootjes afgemeerd aan de gebouwde steigers. Bij de nadere uitwerking zal dit nog verder worden besproken.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen bij de realisatie van de woningen en de aan te leggen beschoeiing.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater geldt dat het op de Bussumervaart wordt geloosd.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". De keur stelt dat het leggerprofiel te allen tijde vrij moet blijven van obstakels. Het leggerpofiel op dit deel van de vaart kent een bodembreedte van 1,2 meter, een breedte op de waterlijn van (inderdaad) 8,4 meter en een talud van 1:3. Het bouwplan voldoet daaraan. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
De Bussumervaart is een waterlichaam dat is omschreven in de Kader Richtlijn Water. Voor dit waterlichaam betekent dit dat er geen verslechtering van de ecologische en chemische toestand van het water mag optreden. In het project wordt een klein deel van het oppervlaktewater gedempt (welke in een ander project wordt gecompenseerd). Deze demping heeft echter geen blijvende ecologische effecten tot gevolg. Van achteruitgang van de oevervegetatie is geen sprake, omdat de oever van de Bussumervaart momenteel ook verhard is. Daarnaast wordt er in het project uitsluitend gebruik gemaakt van niet-uitlogende bouwmaterialen. De uitvoering van het project heeft daardoor geen negatieve gevolgen voor zowel de ecologische als de chemische toestand van het waterlichaam.
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Inmiddels is het gemeentelijke archeologisch beleid opgenomen in de bestemmingsplannen, waaronder het voor het plangebied vigerende bestemmingsplan Oudere Dorp.
Uit de Beleidsnota Cultuurhistorie (herziene versie 2014) blijkt dat het plangebied is gelegen in het gebied aangeduid als 'de afzandingen' (gebied 5A, zie onderstaande figuur). De afzandingen zijn tussen 1800 en 1920 uitgevoerd. Het afgezande gebied werd naderhand gebruikt als tuinbouw- of weidegebied of als wasserij/blekerij. Hiervan zijn geen grondsporen te verwachten. In de afzandingen worden volgens het gemeentelijk beleid geen archeologische vondsten verwacht. Zoals is aangegeven in het beleid hoeft er bij ruimtelijke plannen geen rekening te worden gehouden met archeologie.
Uitsnede Bussumse Archeologische Waardenkaart
Het bouwplan is volgens het bestemmingsplan Oudere Dorp en de Bussumse Archeologische Waardenkaart gelegen in een gebied zonder archeologische verwachtingswaarden. Er hoeft daarom geen nader archeologisch (veld)onderzoek plaats te vinden. In het uitzonderlijke geval dat er wel archeologische vondsten worden gedaan, geldt (zoals overal) de meldingsplicht archeologische vondsten. Indien bij graafwerkzaamheden zaken worden aangetroffen waarvan de vinder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het gaat om archeologische vondsten of sporen, dan is hij volgens de Monumentenwet (artikel 53) verplicht dit direct te melden.
Ten aanzien van de ontwikkelingen in het plan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Onderzoek en
Het plan maakt de ontwikkeling mogelijk van 2 woningen. In de directe omgeving is een aantal bedrijven gevestigd. Direct aan de overzijde van de Brinklaan is het bedrijf V. Walraven gevestigd, werkzaam in bouw- en installatiematerialen (SBI-code 5153.2). Volgens het bestemmingsplan Oudere Dorp betreft het hier een bedrijf uit categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. De afstand van dit bedrijf tot het plangebied bedraagt circa 10 m. Aan de Brinklaan is een benzineservicestation gevestigd. De omgeving van het plangebied wordt getypeerd als een gemengd gebied waar afwisselend woonbestemmingen, bedrijfsbestemmingen en gemengde bestemmingen voorkomen. In de huidige situatie bevinden zich aangrenzend aan de nabijgelegen bedrijfsbestemmingen reeds woningen, zodat de aanwezige bedrijven als gevolg van het plan niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De bedrijven in de nabijheid van het plangebied worden als gevolg van de beoogde ontwikkeling niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan de digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee, bij het maken van bestemmingsplannen, rekening gehouden moet worden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling, bestaande uit de verbeelding en de planregels, nader toelicht. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de wijziging ten behoeve van wonen. Op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt in de volgende paragraaf beschreven. In paragraaf 5.2 en 5.3 is een beschrijving gegeven van de wijze van bestemmen en is een toelichting gegeven op de verschillende regels.
Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingslegging. Gebruik is gemaakt van de bestemmingen wonen, tuin en verkeer. Hoofdgebouwen, aan-, uit- en bijgebouwen worden binnen de bestemming wonen mogelijk gemaakt. Hoofdgebouwen zijn alleen mogelijk binnen het bouwvlak. Met dit bestemmingsplan wordt de beoogde ontwikkeling als benoemd in hoofdstuk 4 mogelijk gemaakt.
Planregels
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hoofdstuk 2 geeft de planregels behorende bij de in het plangebied voorkomende bestemmingen zoals hierboven genoemd. Hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het hele plangebied geldende bepalingen en hoofdstuk 4 bevat tot slot de overgangsregels en slotregel. In deze paragraaf worden de planregels kort toegelicht.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen, moeten worden gemeten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
De voor 'Verkeer – Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Deze bestemming is de hoofdbestemming van het plangebied. Hier wordt wonen toegestaan, eventueel in combinatie met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Bepaald is dat de woningen aaneen gebouwd gerealiseerd moeten worden. Er zijn twee verschillende bouwhoogtes opgenomen op de plankaart: een voor de goothoogte en één voor de bouwhoogte.
De woningen kunnen gedeeltelijk worden gebruikt voor het uitoefenen van beroep-aan-huis. Onder een beroep-aan-huis wordt verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning inclusief aan- en uitbouwen wordt uitgeoefend. Tevens kunnen in de woningen onder een aantal voorwaarden kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend. Het gaat om bedrijvigheid die verenigbaar is met de woonfunctie en welke niet leidt tot aantasting van de woonkwaliteit. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor een beroep-aan-huis of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is aan een maximum gebonden om te voorkomen dat het woonkarakter wordt verdrongen door de niet-woonfunctie (maximaal 25% van het gezamenlijke vloeroppervlak met een maximum van 40m²).
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortelijke eis wordt gesteld.
De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsmogelijkheid opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.
In de regels bij bestemmingsplannen wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. Zo ook in dit bestemmingsplan. Sinds jaar en dag mag van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) een bestemmingsplan slechts volgens de vereiste procedure van de Wro worden gewijzigd en heeft de Afdeling er bezwaren tegen dat een plan impliciet kan worden gewijzigd, zoals het geval kan zijn als zonder verdere aanduiding een van-toepassing-verklaring van een wettelijke regeling in de planregels is opgenomen. Het is dan ook nodig dat verwijzingen naar toepasbare wettelijke regelingen worden gefixeerd, namelijk naar de tekst ervan zoals die op het moment van vaststelling van het plan gold. Wordt dit nagelaten dan bestaat het risico dat de ABRS een vastgesteld bestemmingsplan alsnog vernietigt.
Hoofdstuk 4
In artikel 3.2.1. van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderhavige bestemmingsplan.
De realisering van de ontwikkeling van Brinklaan 15 A&B is een particulier initiatief. De kosten van het bouwplan komen voor rekening van de aanvrager. Er wordt geen exploitatieplan in het kader van artikel 6.12 van de Wro ter inzage gelegd en vastgesteld ten behoeve van het bouwplan, omdat de kosten anderszins verzekerd zijn door middel van een anterieure overeenkomst. Fasering en het stellen van eisen als bedoeld in artikel 6.13 van de Wro is niet noodzakelijk. De kosten die de gemeente Bussum maakt ten behoeve van het bouwplan worden gedekt door de anterieure overeenkomst. De realisatie van het bouwplan zal voor de gemeente dus geen negatieve financiële gevolgen hebben. De financiering van het bouwplan en aanleg openbare ruimte zal worden afgedekt door de opdrachtgever.
Ingevolge de gemeentelijke inspraakverordening is het bestemmingsplan zes weken ter inzage gelegd. Tevens is het in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 van het Bro toegestuurd aan diverse vooroverleginstanties. De samenvatting en beantwoording van de reacties is opgenomen in de Nota van Inspraak (Bijlage 7).
Tevens is een inspraakavond georganiseerd op 20 juni 2013. Het verslag hiervan is opgenomen in Bijlage 6. De vragen die deze avond zijn gesteld met bijbehorende antwoorden, zijn opgenomen in dit verslag. Deze antwoorden zijn eveneens opgenomen in de Nota van Inspraak. De resultaten uit de Nota zijn betrokken bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan. Naar aanleiding van de inspraakreacties wordt voorts opgemerkt dat er met omwonenden in overleg afspraken worden gemaakt over:
Voor en tijdens de bouw zal zoveel als nodig is overleg worden gevoerd met de omwonenden om de overlast tijdens de bouwperiode tot een minimum te bepreken. Eventuele vragen kunnen op voorhand gesteld worden via info@brinklaan.nl.