Plan: | Idskenhuizen 2017 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1940.BPIDS17IDSKHUIZEN-VA01 |
De gemeente De Fryske Marren is bezig met een actualisering van de geldende bestemmingsplannen. De Wet ruimtelijke ordening stelt de verplichting aan de gemeente om haar bestemmingsplannen eens in de tien jaar te actualiseren. Zo dient ook het geldende bestemmingsplan voor de kern Idskenhuizen geactualiseerd te worden. Het geldende plan is op 19 december 2007 door de raad van de (toenmalige) gemeente Skarsterlân vastgesteld.
Het uitgangspunt van een actualisatie is dat de actuele (planologische en/of vergunde) situatie wordt vastgelegd voor de komende 10 jaar, en dat, waar mogelijk, wordt aangesloten bij de geldende planologische regelingen. Bestaande rechten worden hierbij zoveel mogelijk weer overgenomen, indien en voor zover dit met inachtneming van andere (sectorale) wetgeving gestand kan blijven. Er zijn in de afgelopen tien jaar echter ook bestemmings-, wijzigings- en/of ontheffingsprocedures doorlopen. Deze wijzigingen zijn dan vigerend ten opzichte van het moederplan, en zullen dan ook overgenomen worden in deze actualisatie. Er is een inventarisatie uitgevoerd, zodat de meest actuele situatie in beeld is voor het leggen van de meest passende bestemmingen. Ook is rekening gehouden met recent beleid en regelgeving. Het inhoudelijke uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het behoud van de bestaande ruimtelijke structuur. De karakteristieken van Idskenhuizen blijven hiermee behouden.
Op de volgende afbeelding is aangegeven waar het plangebied zich bevindt. Idskenhuizen ligt ten westen van Sint Nicolaasga aan de oostoever van het Idskenhuistermeer.
Afbeelding: Ligging plangebied
De exacte begrenzing van het plangebied is afgestemd op de omliggende bestemmingsplannen waarbij het plangebied van deze actualisatie bestaat uit de kern Idskenhuizen (hieronder in wit aangegeven) inclusief twee bestemmingsplannen en 2 wijzigingsplannen welke binnen de plangrens van het thans geldende bestemmingsplan Idskenhuizen uit 2007 zijn gelegen. Onderstaande afbeelding is een uitsnede van de landelijke website ruimtelijkeplannen.nl. Hierop staan de digitaal beschikbare plannen verbeeld. Het bestemmingsplan voor de kern Idskenhuizen, het wijzigingsplan 'Idskenhuizen Bramerstraat 48 - 54' en het bestemmingsplan 'Idskenhuizen Recreatiepark' zijn hierop weergegeven. De overige twee plannen zijn digitaal niet beschikbaar en zijn derhalve niet op onderstaande afbeelding opgenomen. Deze plannen vallen echter wel binnen de plangrenzen van dit actualisatieplan.
Afbeelding: Begrenzing plangebied
Het nu vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan "Idskenhuizen", vastgesteld door de gemeente Skarsterlân op 19 december 2007. Verder zijn er verschillende locaties binnen het plangebied waarvoor intussen een onherroepelijk wijzigingsplan of postzegelplan is opgesteld. In de volgende paragrafen worden de verschillende locaties besproken, waarbij kernachtig wordt aangegeven op welke wijze het betreffende plan is meegenomen in de voorliggende herziening van het bestemmingsplan Idskenhuizen. Voor een deel is er alleen sprake van wijzigingen op de verbeelding. Er zijn ook wijzigingen die betrekking hebben op zowel de regels als de verbeelding.
Op 23 februari 2012 is het wijzigingsplan 'Idskenhuizen - Bramerstraat 48-54' door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Het wijzigingsplan maakt de realisatie van drie woonhuizen op deze voormalige bedrijfslocatie mogelijk.
Op 22 december 2010 is het wijzigingsplan 'Idskenhuizen - De Greiden 11' door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Het wijzigingsplan legt een eigendomsaanpassing van gronden behorende bij het betreffende perceel planologisch vast.
Op 30 juni 2004 is het bestemmingsplan 'Idskenhuizen - Uitbreiding 2004' door de gemeenteraad vastgesteld. Het betreft een planmatige uitbreiding (woningbouw) van de kern Idskenhuizen.
Op 31 oktober 2012 is het bestemmingsplan 'Idskenhuizen - Recreatiepark' door de gemeenteraad vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 11 recreatiewoningen mogelijk.
Het bestemmingsplan 'Idskenhuizen 2017' bestaat uit de volgende stukken:
Het bestemmingsplan wordt vergezeld door een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en moeten samen 'gelezen' worden.
Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden in het plangebied. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld die de uitgangspunten van het plan verzekeren. Het plan gaat vergezeld met een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de huidige situatie en de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in hoofdstuk 4 een toetsing aan de omgevingsaspecten volgt. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Idskenhuizen is een dorp met ongeveer 450 inwoners en ligt ten westen van Sint Nicolaasga aan de oostoever van het Idskenhuistermeer, midden in het Friese merengebied. Idskenhuizen is een komdorp dat in de Middeleeuwen is ontstaan op zandgronden die even hoger lagen dan de omgeving. Het dorp dankt zijn naam aan een zekere Idske, misschien een lid van de familie Galama. De grondlegger van het internationale koffie-, thee en (tot voor kort) tabaksbedrijf Douwe Egberts is in Idskenhuizen geboren. Kenmerkend voor Idskenhuizen zijn ook de weidse vergezichten en natuurlijk het watersportkarakter van het dorp. De ligging van het dorp nabij de Friese meren maakt het aantrekkelijk voor de watersporter. De voormalige Hervormde kerk van het dorp is omgebouwd tot een zeilschool. In het westen van het dorp bevindt zich het Recreatiepark Idskenhuizen, aan de Lytse Mar en het Mastersein.
Op onderstaande afbeelding is een luchtfoto van het dorp opgenomen.
Afbeelding: Luchtfoto Idskenhuizen
Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het plangebied. Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Het rijksbeleid is hiertoe niet van belang. Het plangebied raakt namelijk geen belangen die zijn vastgelegd in het Rijksbeleid zoals de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op het provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.
In het Streekplan (vastgesteld op 13 december 2006) staan de relaties tussen steden en platteland centraal. Er is sprake van een wisselwerking tussen beide gebieden. De provincie zet in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland. Met concentratie wordt de benodigde massa, schaal en draagvlak verkregen voor het optimaal benutten van stedelijke potenties. De Verordening Romte Fryslân 2014 (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt regels aan bestemmingsplannen. Idskenhuizen valt onder de vlag van de overige kernen en is ook aangemerkt als een recreatiekern. Bij de overige kernen kunnen, naast opvang van de plaatselijke woonbehoefte, specifieke woonkwaliteiten ontwikkeld worden. Daarmee komt een compleet palet aan woonmilieus in het stedelijk bundelingsgebied beschikbaar. De nadruk ligt hier op de kwaliteit en niet op de kwantiteit van de woningbouw. In Idskenhuizen wordt geen ruimte geboden voor woningbouwontwikkeling. De mogelijkheid voor nieuwe woningbouw is in dit bestemmingsplan dan ook niet meegenomen. Voor de vestigingsmogelijkheden in een overige kern zijn er opties voor lichte bedrijven (tot milieucategorie 2 en in enkele gevallen milieucategorie 3) tot 2.500 m² en zeer kleine kantoren (tot 600 m²) passend bij de schaal van de kern. In het plangebied wordt de bestaande situatie vastgelegd en er worden geen mogelijkheden geboden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen. De bestemmingsplanregeling is afgestemd op de Verordening Romte Fryslân 2014.
Verder zijn op basis van provinciaal beleid diverse thema's op het plangebied van toepassing. Hierbij worden uitsluitend regels gesteld ten aanzien van ontwikkelingen. Omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd en er geen sprake is van nieuwe, ruimtelijk relevante ontwikkelingen, zijn deze thema's niet van belang. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het plangebied.
Visie de Friese Meren
Per 1 januari 2013 zijn de gemeenten Gaasterlân-Sleat, Lemsterland en Skarsterlân geherindeeld tot de nieuwe gemeente De Fryske Marren. In de Visie De Friese Meren, vastgesteld op 4 februari 2014, beschrijft de gemeente hoe de nieuwe gemeente er uit ziet en wat haar ambities zijn. Ruimtelijk gezien is de gemeente De Fryske Marren een krachtige plattelandsgemeente. Het totale gebied kenmerkt zich door een krachtige variatie in landschap, met gaasten, weidegebieden, water, bossen en verschillende woonmilieus. De gemeente onderschrijft de kracht van water als beeldbepalend element. Illustratief hiervoor is de ligging aan het IJsselmeer met het unieke kliffenlandschap, de aanwezigheid van het merendeel van de Friese meren in de gemeente, Lemmer als oud vissersdorp, en een toeristische watersportsector van internationale allure. Daarnaast vraagt de van oudsher aanwezige samenhang tussen cultuur, taal, historie, Friese identiteit, bedrijvigheid en agrarische sector om een balans in behoud en ontwikkeling. In breder geografisch perspectief heeft De Fryske Marren een kansrijke ligging. Aan de poort van Fryslân gesitueerd is er zowel over de weg (A6 en A7) als het water (IJsselmeer, Prinses Margrietkanaal, Tsjûkemar) sprake van goede verbindingen met de regio, de rest van Nederland en Europa. De gemeente streeft er naar de kwaliteiten en de kansen die het gebied kent optimaal en in samenhang te benutten.
Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026
In het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026 beschrijft de gemeente De Fryske Marren het beleid op het gebied van wonen voor de periode 2016-2026. Het Strategisch Afwegingskader Woningbouw vormt een actualisatie van het Uitvoeringsprogramma Woningbouw 2013 - 2020 en is een aanvulling op de Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018. Dit beleid vormt de basis voor woningbouw in de gemeente en voor prestatieafspraken met de corporaties. Het beleidskader heeft voor de gemeente een tweeledig doel. Enerzijds het bieden van duidelijkheid naar inwoners, marktpartijen en partijen die onze natuurlijke samenwerkingspartners zijn zoals de corporaties. Anderzijds als intern sturingsinstrument, waar keuzes worden gemaakt waar wel én niet nieuwe initiatieven worden geïnitieerd of ondersteund.
Voor de periode van 2016 tot 2026 is het beeld in de meest recente provinciale prognose (concept november 2016) dat er negatieve bevolkingsgroei (- 737) verwacht wordt in de gemeente De Fryske Marren. Het aantal huishoudens zal daarentegen toenemen met 935 in de periode 2016 tot 2026. Tot 2026 wordt door de gemeente een ontwikkelingsperspectief van 917 woningen gehanteerd. In 2017 hebben de gemeente De Fryske Marren, Regio Zuidwest Friesland en provincie Fryslân nieuwe afspraken omtrent woningbouwprogrammering gemaakt. Momenteel zijn er voor Idskenhuizen in het uitvoeringsprogramma woningbouw 2016 - 2026 geen concrete plannen voor woningbouw (in uitvoering).
Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018
De Woonvisie De Friese Meren 2014 - 2018, wat de basis vormt voor het Strategisch Afwegingskader Woningbouw De Fryske Marren 2016 - 2026, heeft als hoofddoelstelling van het woonbeleid, dat alle inwoners van De Fryske Marren binnen hun mogelijkheden zoveel mogelijk hun eigen woonwensen moeten kunnen realiseren. Deze doelstelling is uitgewerkt via drie pijlers: 'Aandacht voor kwaliteit', 'Een levensloopvriendelijke gemeente' en 'Goed wonen voor alle doelgroepen'. Om de kernen vitaal en leefbaar te houden, is een goede kwaliteit van de leefomgeving en de bestaande woningvoorraad van groot belang. De nieuwbouwproductie in de gemeente in de komende jaren is beperkt in omvang en concentreert zich in de grotere kernen zoals Joure, Lemmer en Balk. In andere grotere dorpen van de gemeente (Oudehaske en Sint Nicolaasga) is woningbouw mogelijk voor de eigen behoefte en in beperkte mate voor opvang van buiten de eigen kern. In de overige kernen, waaronder de kern Idskenhuizen, wordt er zeer beperkt tot geen ruimte voor nieuwbouw geboden. Er wordt gestreefd naar een groei van de woningvoorraad met 1,0% per jaar. De rol van de gemeente is hierbij beperkt. Veel belangrijker is aanpassing van de bestaande woningvoorraad, bijvoorbeeld door deze energiezuiniger te maken of meer geschikt voor senioren. Het bestemmingsplan maakt deze kwalitatieve aanpassingen mogelijk. Ook nieuwe functies voor leegstaande gebouwen en vervanging van verouderde woningen dragen bij aan verbetering van de kwaliteit van de kernen. Ook hiervoor biedt het bestemmingsplan mogelijkheden door middel van de flexibiliteit in de regels. Daarnaast is er in verband met de vergrijzing extra aandacht voor senioren in het woningbeleid. Het is belangrijk dat senioren zich zoveel mogelijk kunnen blijven redden. Tenslotte zet de gemeente zich in voor het betaalbaar houden van woningen in de huur- en koopsector. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstelling van de woonvisie.
Welstandsnota
De gemeente heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota (april 2015). Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, de stedenbouwkundige en de architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de belangrijke karakteristieken van de bebouwing beschermen en zorgen dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. In de nota zijn de welstandseisen omschreven die aan een bouwwerk worden gesteld. Het gaat hier om welstandscriteria die betrekking kunnen hebben op het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken. Als regel geldt dat de welstandscriteria in het welstandsbeleid zich bewegen binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Er kan een bepaalde overlap tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota voorkomen. Bij strijdigheid tussen de welstandscriteria en de bestemmingsplanvoorschriften/regels, geldt als regel dat de bestemmingsplanregels voorgaan. In de welstandsnota zijn (per gebiedstype) de kenmerkende aspecten van de bebouwing uit het gebied, als criteria omschreven. Hierbij is gekeken naar de plaatsing, de hoofdvorm, de aanzichten en de opmaak van de bebouwing. De welstandnota gaat met name in op de huidige situatie. Voor de bestaande woonmilieus is het kwaliteitsbeleid in grote lijnen gericht op het handhaven en daar waar mogelijk het verbeteren van de huidige, ruimtelijke structuur. Ten aanzien van de woonbebouwing en woonomgeving, is het beleid gericht op het verbeteren van de kwaliteit ervan.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan
Het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan (GVVP) De Fryske Marren" is in juni 2016 vastgesteld, waarin het verkeers- en vervoersbeleid is vastgelegd. De Troelstraweg en de Stripedyk zijn gecategoriseerd als verblijfsgebieden, waar een maximumsnelheid van 30 km/uur binnen de bebouwde kom geldt en een maximumsnelheid van 60 km/uur buiten de bebouwde kom. In de 30 km/uur-gebieden dient doorgaand en sluipverkeer zo veel mogelijk ontmoedigd te worden en de dorpsstraten dienen weer ontmoetingsplaatsen te worden. Op deze manier ademen de straten een dorpse sfeer uit en wordt hard rijden ontmoedigd. Een goede toepassing om dit mogelijk te maken is het "shared space"-principe. Fietsers dienen gebruik te maken van de vrijliggende (brom)fietspaden die aanwezig zijn buiten de bebouwde kommen. Binnen de bebouwde kom maken fietsers gebruik van dezelfde wegenstructuur als het gemotoriseerde verkeer.
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Het beleid ten aanzien van de bodemkwaliteit is op nationaal niveau vastgelegd in de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam bodembeheer.
Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er daardoor gezondheidsrisico's of ecologische risico's zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Om deze vragen te beantwoorden is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig.
Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de beoogde functie(s).
Bij eventuele nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met het aspect bodem. Een onderzoek is daarbij in de meeste gevallen nodig. In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Nader onderzoek is daarom niet nodig.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect bodem levert geen belemmering op.
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is om waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Het plangebied valt onder het beheer van Wetterskip Fryslân, dat zorg draagt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, het water op peil houden in sloten, vaarten en kanalen om droogte en wateroverlast tegen te gaan, het zuiveren van afvalwater van huishoudens en bedrijven en het beheren en bewaken van dijken, kaden en oevers.
Er vinden geen ontwikkelingen plaats en er vindt hooguit een bescheiden verandering van gebruik van enkele gebouwen plaats. De watertoets is doorlopen. Met de gegevens die zijn opgegeven is door het Wetterskip Fryslân bepaald dat het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. In het plangebied liggen echter wel objecten en belangen van Wetterskip Fryslán waar in het kader van de ruimtelijke ordening rekening mee moet worden houden. Daarom is door het Wetterskip voor dit plan een wateradvies opgesteld. De normale watertoetsprocedure is van toepassing op het plan.
Het vastleggen van de bestaande situatie
Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Er worden geen significante nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
Om bij toekomstige ontwikkelingen is het volgende van belang. Op basis van de Keur van Wetterskip Fryslán is het onder meer verboden zonder watervergunning van het bestuur, neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 rn2 in stedelijk gebied en meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied onverharde grond bebouwd of verhard wordt. Zodra er ontwikkelingen in het plan zijn die een relatie met het watersysteem hebben, haakt het Wetterskip via de WABO-procedure aan bij de vergunningverlening. Het Wetterskip wordt daarmee in alle gevallen op de hoogte gehouden van eventuele essentiële wijzigingen in het plan.
Leidraad Watertoets
In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee rekening moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen vanuit het aspect water. De Leidraad Watertoets is te raadplegen op onze website: www.wetterskipfryslan.nl/watertoets.
Meerlaagse veiligheid
Het klimaat verandert en wordt steeds grilliger. Langere perioden van droogte, afgewisseld met korte periodes met intensieve buien, zeespiegelstijging en zwaardere stormen. Naast de verdedigingswerken moet worden ingezet op aanpassingen in de ruimtelijke ordening en calamiteitenbeheersing. Er is in dit verband sprake van meerlaagse veiligheid, dit staat voor Veiligheid in drie lagen. In het kader van ruimtelijke ordening is vooral laag 2 van belang. Het gaat er dan om dat de ruimte op een duurzame manier wordt ingericht. Bijvoorbeeld door geen gevoelige functies te realiseren op plekken die kunnen overstromen en door hoog genoeg te bouwen.
Klimaatadaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.
Objecten en belangen van Wetterskip Fryslán
In het plangebied liggen diverse objecten en spelen diverse belangen van Wetterskip Fryslán. Dit gaat onder andere om keringen, leidingen en hoofdwatergangen. De objecten en belangen hoeven niet terug te komen op de Verbeelding en in de Regels. Maar de bestemmingen die de gronden krijgen waar deze objecten en belangen in liggen mogen de functie van de objecten en belangen niet uitsluiten. Zo moet bijvoorbeeld de bestemming van de gronden waar een hoofdwatergang ligt de functie Water mogelijk maken. Hieronder volgt een beschrijving van de objecten in het plangebied. Waar de regionale waterkering, hoofdwatergangen en schouwwatergangen liggen is terug te vinden op de internetpagina van Wetterskip Fryslán: www.wetterskipfryslan.nl/leggerkaart.
Regionale waterkering
De regionale waterkering beschermt het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. De regionale waterkering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking. De kerende blijft in het bestemmingsplan gehandhaafd. Langs de regionale waterkering ligt een beschermingszone van 5 meter. Deze beschermingszone is nodig voor het beheer en onderhoud aan en bescherming van de waterkering. Het is niet toegestaan om werken uit te voeren aan de waterkering of in de beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen de kernzone en de beschermingszone van de regionale waterkering is een watervergunning nodig.
Hoofdwatergangen en overig oppervlaktewater
De hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoer functie. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zijden een beschermingszone van 5 meter vanaf de oever noodzakelijk. Deze zone dient obstakelvrij te blijven en er mag dan ook niet worden gebouwd in dit gebied. Ook het aanplanten van bijvoorbeeld bomen en het plaatsen van hekken, schuttingen en andere obstakels is niet toegestaan. Naast de hoofdwatergangen zijn er ook overige wateren. Het bestemmingsplan maakt al het bestaande oppervlaktewater in het plangebied planologisch mogelijk.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect water levert geen belemmering op.
De modernisering van de monumentenzorg (MOMO) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Daar waar nodig dient de bescherming van deze waarden ook te worden vastgelegd in de regels en verbeelding bij het bestemmingsplan.
Archeologie
In 1992 is het Europese Verdrag van Valletta/Verdrag van Malta gesloten. Bedoeling van het verdrag is om de archeologische waarden in de bodem zoveel mogelijk te beschermen door ze in de bodem (in situ) te behouden. Het verdrag heeft in Nederland geleid tot de Erfgoedwet, welke in 2017 van kracht is geworden. De wet vervangt onder meer de Monumentenwet en de Wet tot behoud van cultuurbezit. De wet verplicht gemeenten om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met belangrijke archeologische waarden die zich in de bodem kunnen bevinden. De belangrijkste uitgangspunten van de wet zijn:
Voor een globaal inzicht in mogelijke archeologische waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor de Steentijd - Bronstijd en uit een advieskaart voor de IJzertijd - Middeleeuwen.
Steentijd - Bronstijd
Hieronder is de kaart met mogelijke archeologische resten uit de Steentijd - Bronstijd en later weergegeven.
Afbeelding: Uitsnede kaart Steentijd - Bronstijd (FAMKE)
Een deel van het plangebied bevindt zich in een met roze aangegeven gebied. In de met roze aangegeven gebieden op de uitsnede kaart Steentijd - Bronstijd kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode Steentijd - Bronstijd. Van deze gebieden wordt vermoed dat eventuele aanwezige archeologische resten al ernstig verstoord zijn, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 5000 m² een quickscan te verrichten. Een quickscan is een extensief booronderzoek waarmee duidelijk gemaakt wordt of het steentijd bodemarchief intact is. Bij een intact bodemarchief kan dan over worden gegaan op een karterend onderzoek 2 (6 boringen per hectare). Tevens dient te worden nagegaan of er zich bekende vuursteenvindplaatsen en dobben in het gebied bevinden. Deze locaties moeten dan vervolgens door middel van een archeologisch onderzoek worden gewaardeerd (zie advies ‘waarderend onderzoek vuursteenvindplaatsen' en ‘waarderend onderzoek dobben'. Meer informatie over dit thema, alsmede informatie over de genoemde onderzoeken zelf, is te vinden op de website van de provincie Fryslân, op de pagina van de Archeologische Kaart / FAMKE). De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.
Een deel van het plangebied bevindt zich ook in een met donkerbruin aangegeven gebied. In de met donkerbruin aangegeven gebieden op de uitsnede kaart Steentijd - Bronstijd, kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode Steentijd - Bronstijd. In deze gebieden kunnen zich archeologische resten uit de steentijd vlak onder de oppervlakte bevinden, die zijn afgedekt door een dun veen- of kleidek. De conservering van eventueel aanwezige resten is nu nog goed, maar de archeologische resten zijn wel zeer kwetsbaar. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te laten voeren, waarbij minimaal twaalf boringen per hectare worden gezet, met een minimum van twaalf boringen voor gebieden kleiner dan een hectare. De resultaten van een dergelijk karterend booronderzoek kunnen inzicht geven in de aanwezigheid van dekzandkopjes of -ruggen, waarop zich archeologische resten kunnen bevinden. Het booronderzoek dient zich vooral te richten op het microreliëf van het zand onder het veen- of kleidek. Mochten zich in de gebieden dekzandkoppen of -ruggen bevinden, dan beveelt de provincie aan een waarderend onderzoek te laten verrichten op de gevonden koppen. De resultaten kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden.
IJzertijd - Middeleeuwen
Hieronder is de kaart met mogelijke archeologische resten uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen en later weergegeven.
Afbeelding: Uitsnede kaart IJzertijd - Middeleeuwen (FAMKE)
In de met oranje/bruin aangegeven gebieden op de uitsnede kaart IJzertijd - Middeleeuwen kunnen zich archeologische resten bevinden uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen. Het gaat hier dan met name om vroeg en vol-middeleeuwse veenontginningen. Daarbij bestaat de kans dat er zich huisterpjes uit deze tijd in het plangebied bevinden. Ook de wat oudere boerderijen kunnen archeologische sporen of resten afdekken, hoewel de veengronden eromheen al afgegraven zijn. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 5000m² een historisch en karterend onderzoek te verrichten, waarbij speciale aandacht moet worden besteed aan eventuele Romeinse sporen en/of vroeg-middeleeuwse ontginningen. Mochten er, als gevolg van het karterend archeologisch onderzoek, een of meerdere vindplaatsen worden aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats, en de strategie van onderzoek dient te worden bepaald door het desbetreffende onderzoeksbureau. Indien de vindplaats een nieuw aangetroffen terp betreft, geldt het advies: ‘waarderend onderzoek op terpen'. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening dient te worden gehouden. Het plangebied betreft de bebouwde kom van Idskenhuizen, daarom dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan. In het plangebied is geen dubbelbestemming voor de archeologische waarden opgenomen, daar er geen nieuwe bouwmogelijkheden in het plan zijn opgenomen op ongeroerde gronden met een groot oppervlak. Op de gronden waar gebouwd kan worden staan reeds gebouwen en is de grond in het verleden bouwrijp gemaakt, waardoor eventuele resten niet of nauwelijks meer traceerbaar zijn.
In de met groen aangegeven gebieden op de uitsnede kaart IJzertijd - Middeleeuwen is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Dit advies wordt gegeven als op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden, of wanneer de archeologische verwachting voor het aantreffen van archeologische resten uit de periode IJzertijd - Middeleeuwen op gefundeerde gronden zodanig laag is dat de kans op aantasting bij de meeste ingrepen zeer klein is.
Cultuurhistorie
Het is verplicht om in het bestemmingsplan aandacht te schenken aan de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Het kan nodig zijn om cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan te beschermen. Hieronder vallen bijvoorbeeld monumenten, karakteristieke panden, maar ook cultuurhistorisch waardevolle landschappen.
In het plangebied zijn enkele cultuurhistorische waarden aanwezig. Er zijn een aantal cultuurhistorisch waardevolle voormalige boerderijpanden, die iets over de geschiedenis van het dorp vertellen. Dit plan kent hiervoor een specifieke regeling, welke toeziet op het behoud van de waarden van deze boerderijpanden. Aan de boerderijpanden is deze specifieke bestemming toegekend.
In het plangebied is daarnaast een herinneringsmonument gesitueerd. Deze is op de verbeelding weergegeven.
Conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Het behoud en versterking van het bestaande karakter van het plangebied staat voorop. Het aspect archeologie en cultuurhistorie levert geen belemmering op.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. De Wet natuurbescherming heeft per 1 januari 2017 de Boswet, de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. Taken en verantwoordelijkheden voor bescherming van natuur zijn zoveel mogelijk bij provincies neergelegd, overeenkomstig het uitgangspunt 'decentraal, tenzij'. De grootste veranderingen hebben bij de soortenbescherming plaatsgevonden. Zo is de beschermingsstatus van een groot aantal planten en van soorten als Kleine modderkruiper en Bittervoorn vervallen. Daarnaast heeft een aantal bijzondere niet eerder beschermde libellen, dagvlinders, planten en één vissoort (Kwabaal) nu juist een beschermde status. Provincies hebben meer bevoegdheid bij het benoemen van beschermde soorten. Bij gebiedsbescherming is de status van Beschermde Natuurmonumenten vervallen. De bescherming van Natura 2000-gebieden is niet veranderd.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen en ook niet nabij Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (Sneekermeergebied, Witte en Zwarte Brekken en Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving) liggen op een afstand van meer dan 8 kilometer. In de omgeving van het plangebied zijn wel gebieden behorende bij het Natuurnetwerk Nederland gelegen. Het beschermde gebied Idskenhuistermeer ligt op korte afstand van het plangebied.
Het aspect gebiedsbescherming geeft geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Het plan biedt geen mogelijkheden voor (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen, waardoor effecten op genoemde gebieden uit te sluiten zijn. Een nader ecologisch onderzoek is dan ook niet nodig.
Soortbescherming
Het eerste artikel in de Wet natuurbescherming heeft betrekking op de zorgplicht en het voorkomen of beperken van schade aan soorten en gebieden, voor zover deze niet middels overige verbodsbepalingen zijn gereguleerd. Het gaat daarbij in de praktijk vooral om minder streng beschermde soorten, waarbij het onnodig doden, verwonden of beschadigen dient te worden vermeden.
Overtreding van de zorgplicht is niet strafbaar gesteld; “de zorgplicht kan wel door toepassing van bestuursdwang worden gehandhaafd”. Deze formulering van de zorgplicht brengt met zich mee dat wanneer men een bepaalde handeling wilt verrichten die gevolgen voor natuurwaarden zou kunnen hebben, men zich daaraan voorafgaand op de hoogte stelt van de aanwezige natuurwaarden, de kwetsbaarheid ervan en de mogelijke gevolgen daarvoor van het voorgenomen handelen. De zorgplicht is te allen tijde van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats.
Het aspect soortenbescherming geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan maakt (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk. Bovendien bestaat het plangebied al lange tijd grotendeels uit bebouwd gebied.
In het plangebied zijn wel groen- en watergebieden aanwezig, waar mogelijk (beschermde) flora en fauna aanwezig is. Ook in deze gebieden worden geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Wel is het van belang om bij nieuwe ontwikkelingen een verkennende soortentoets uit te voeren, wanneer de aanwezigheid van beschermde flora en fauna niet van te voren uit te sluiten is.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. De ecologische aspecten leveren geen belemmeringen op.
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de volksgezondheid en het milieu te beschermen tegen geluidsoverlast ten gevolge van weg-, spoorweg- of industrielawaai. In deze wet is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.
De verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek in relatie tot het opstellen van een bestemmingsplan geldt indien in dat bestemmingsplan mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt, waardoor akoestisch onderzoek achterwege kan blijven. Bestaande woningen kunnen echter wel opnieuw gebouwd worden en bestaande woningen kunnen worden uitgebreid. Mocht deze situatie zich voordoen dan kan het noodzakelijk zijn dat er akoestisch onderzoek uitgevoerd wordt, om zodoende inzicht te krijgen in de actuele geluidsbelasting en de maatregelen die in voorkomend geval noodzakelijk zijn om een goed leefklimaat te kunnen borgen.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect geluid levert geen belemmeringen op.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Onderzoek naar luchtkwaliteit kan daardoor achterwege blijven.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect luchtkwaliteit levert geen belemmering op.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven en inrichtingen kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komt te staan. Het doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van elkaar worden gesitueerd. Op deze wijze wordt gevaar en hinder voor de milieugevoelige functies voorkomen dan wel zoveel mogelijk beperkt en omgekeerd wordt voldoende zekerheid aan milieubelastende activiteiten geboden dat deze activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden uitgeoefend kunnen worden. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is een lijst opgenomen met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Deze VNG handreiking is opgesteld uitgaande van de standaardbedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. De lijst is onderverdeeld in bedrijfsklassen en bedrijfstypen. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven en voorzieningen milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven en voorzieningen een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieu-indeling op van 1 t/m 6, met bijbehorende richtafstanden tot een “rustige woonwijk” of een “gemengd gebied”. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt, dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het plangebied is deels aan te merken als een 'gemengd gebied'. Naast de woonfunctie zijn ook verschillende andere functies mogelijk. De woonwijken van het dorp zijn aan te merken als "rustige woonwijk'.
Er zijn enkele bedrijven in het plangebied aanwezig. Zo zijn aan de Bramerstraat een werkplaats voor open houten boten in combinatie met een opslagplaats voor heteluchtballonnen en een timmer-/klussenbedrijf aanwezig. Aan de Troelstrawei bevindt zich een loonbedrijf. Het betreft een loonwerk- en kraanverhuurbedrijf opererend in de agrarische sector en grond-, weg- en waterbouw. Aan het Mastersein is bovendien een zeilschool gevestigd. Verderop aan het Mastersein ligt een camping en een terrein met recreatiewoningen met bijbehorende functies zoals een restaurant en een jachthaven. Van de camping en het terrein met recreatiewoningen gaat enige invloed uit naar de woningen in het plangebied. De richtafstand van recreatieterreinen tot woningen (richtafstand VNG) is 50 meter. Deze afstand wordt voor een aantal woningen niet gehaald. Het betreft echter een bestaande situatie.
De botenwerkplaats, het timmerbedrijf, het loonbedrijf en de zeilschool, liggen min of meer temidden van en/of nabij woonbebouwing. De botenwerkplaats, het timmerbedrijf en het loonbedrijf vallen in milieucategorie 2 en 3, en kunnen enige geluid- en/of verkeershinder naar de omgeving opleveren. Daarom dient ten aanzien van deze bedrijven een afstandsnorm tot de dichtstbijzijnde woningen te worden aangehouden. In het voorliggende plangebied zijn echter al woningen binnen deze afstandsnorm gelegen. Om die reden zijn deze drie bedrijven specifiek aangeduid; mochten de botenwerkplaats, het timmerbedrijf en/of het loonbedrijf vertrekken of worden beëindigd, dan wordt de aanduiding van de kaart verwijderd en is alleen weer lichte bedrijvigheid toegestaan of kan er alleen eenzelfde bedrijf terugkomen, zodat de bestaande situatie blijft gehandhaafd of milieutechnisch gezien verbeterd.
De zeilschool is een bijzondere bedrijfsvorm, die past binnen het recreatieve karakter van de kern Idskenhuizen. Dit bedrijf kan dus in de toekomst eveneens gehandhaafd blijven. Bij de botenwerkplaats is de opslag van gasflessen opgeheven waardoor deze activiteit in een lichtere bedrijfscategorie kan worden ondergebracht. Aansluitend op het plangebied is een transportbedrijf gevestigd. Ook hiervoor geldt dat deze functie van invloed kan zijn op de milieugevoelige functies in het plangebied. Maar ook hier geldt dat er sprake is van een bestaande situatie.
Nabij het dorp zijn twee agrarische bedrijven aanwezig waarvan de bouwvlakken op minder dan 100 m vanaf de bebouwde kom zijn gelegen. Hiervoor geldt het hetzelfde als eerder in deze paragraaf genoemd. Deze bedrijven kunnen van invloed zijn op de milieugevoelige functies in het plangebied, maar er is sprake van de bestaande situatie.
Bij nieuwe ontwikkelingen van het transportbedrijf en/of de agrarische bedrijven en/of de nabij gelegen milieugevoelige functies, dient bij de planvorming rekening gehouden te worden met de onderlinge afstand(en). Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met de geurverordening die de gemeente heeft vastgesteld.
De bouwvlakken van de milieubelastende functies, naast de hiervoor genoemde functies ook enkele maatschappelijke functies, horeca en sportfaciliteiten, zijn afgestemd op de huidige (planologische) situatie en/of de huidige contouren van de bebouwing. Ook kunnen aan de functies bepaalde categorieën worden gehangen. Voor de categorieën geldt, hoe hoger de categorie hoe belastender de functie voor het milieu is. Binnen de horecabestemming zijn horecabedrijven tot categorie 6 mogelijk. Deze bestemming is van toepassing op het café annex bar hoek Bramerstraat-Lytse Buorren. Hier zijn verschillende vormen van horeca (categorie 1 t/m 6) mogelijk. Het behoud van de bestaande functie is een belangrijk uitgangspunt, maar de categorie-indeling biedt een zekere mate van uitwisselbaarheid van (horeca)functies op deze locatie waardoor de aard van het bedrijf kan veranderen. Uitbreidingen van bedrijvigheid en voorzieningen zijn alleen mogelijk na een gedegen ruimtelijke, functionele en milieuhygiënische afweging. Dit is van belang voor de omliggende milieugevoelige functies, zoals woningen. Bovendien kunnen de huidige bedrijven binnen de gegeven ruimtelijke en milieugrenzen blijven functioneren. De milieubelasting op de omgeving verergert niet.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Inrichtingen
De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daartoe zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) regels gesteld. Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen dient onderzocht te worden:
Het plangebied is niet binnen de invloedssfeer gelegen van een risicovolle Bevi-inrichting.
Buisleidingen
In of nabij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor
In en in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen routes met transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Kabels
In of bij het plangebied zijn geen kabels op bestemmingsplanniveau gelegen die een risico vormen voor de veiligheid.
Advies brandweer
Brandweer Fryslân ziet geen noodzaak om een repressief advies te geven in het kader van bestemmingsplannen en omgevingsvergunning. Dit omdat het hier gaat om een conserverend plan. Verder zijn er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op het plangebied van invloed. De reactie van Brandweer Fryslân is opgenomen in Bijlage 1.
Het plan is tevens voorgelegd aan de FUMO (de Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing). De FUMO heeft aangegeven dat uit de professionele Risicokaart blijkt dat in en in de directe nabijheid van het plangebied geen risicobronnen zijn gelegen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied zijn gelegen over het plangebied. Daarnaast worden met de actualisatie van het bestemmingsplan geen nieuwe risicobronnen toegelaten. Het advies van de FUMO is opgenomen in Bijlage 2.
Conclusie
In het kader van deze actualisatie vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op.
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is.
In een concrete situatie kan het voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. In voorkomende gevallen is de mogelijkheid opgenomen om van bepaalde regels af te wijken. Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
De bij dit plan behorende planregels zijn conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten. Hoofdstuk 2 bevat specifieke regels voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingsmogelijkheden. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond. In hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen. Conform de SVBP zijn ze in dit hoofdstuk ondergebracht. Hoofdstuk 4 bevat het in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgeschreven overgangsrecht.
Voor zover nodig worden bestemmingen hieronder van een nadere toelichting voorzien. Het algemene uitgangspunt voor het plangebied is het behoud en de versterking van de aanwezige functies en de huidige ruimtelijke kwaliteit. De mogelijkheden in het plangebied zijn afgestemd op de huidige situatie. Hierbinnen is er ruimte voor kwaliteitsverbetering.
Bedrijf
Uitgangspunt
Deze bestemming is gegeven aan de reguliere bedrijven in het dorp die op twee verschillende locaties voorkomen. Het behoud van de bestaande bedrijven en een goede milieuzonering naar de omliggende woningen zijn de belangrijkste uitgangspunten voor de bestemming. In verband met de milieusituatie en de ruimtelijke inpasbaarheid gekoppeld aan de uitstraling van het bedrijf, zijn binnen deze bestemming alleen bedrijven uit categorie 1 en 2 toegestaan en zijn de bouwvlakken zo veel mogelijk 'strak' om de bestaande gebouwen gelegd.
Beide bedrijven hebben ofwel een hogere categorie ofwel een functie die afwijkt van de basisbestemming en zijn om die reden ter plaatse aangeduid, het gaat om respectievelijk het loonbedrijf en de jachtwerf. Daar waar sprake is van een bedrijfswoning. Deze is ter plaatse geregeld met een aanduiding.
Bestemmingsbeschrijving
De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale bouw- en goothoogten volgens het bestaand planologisch recht zijn vastgelegd op de verbeelding. In de bedrijvenlijst (bijlage van de regels) is aangegeven welke bedrijven zijn toegestaan. Voor bedrijven die niet zijn opgenomen in deze lijst, of bedrijven uit een hogere categorie is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om ze (onder voorwaarden) toe te staan. Ook zijn er afwijkingsmogelijkheden opgenomen om gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak te bouwen en bedrijfswoningen gedeeltelijk buiten het aanduidingsvlak te bouwen. Verder zijn bij de bedrijfswoning ook bijbehorende bouwwerken toegestaan en is de uitoefening van een aan huis verbonden werkactiviteit en/of bêd en brochje onder voorwaarden mogelijk.
Groen
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De groenbestemming is van toepassing op de verschillende locaties in het plangebied. Het behoud van de groenstroken en het open karakter hiervan staat voorop. Er zijn daarom geen gebouwen en overkappingen toegestaan. In de uitbreiding van 2004 is binnen het Groen een herinneringsmonument toegestaan. Deze is in dit bestemmingsplan ook opgenomen. Vervolgens zijn binnen de bestemming functies die de openbare ruimte en de leefbaarheid in de dorpen versterken mogelijk. Het betreft bijvoorbeeld speelvoorzieningen, (wandel)paden en sloten.
Horeca
Uitgangspunt
Deze bestemming is van toepassing op het café annex bar hoek Bramerstraat-Lytse Buorren. Hier zijn verschillende vormen van horeca (categorie 1 t/m 6) mogelijk. Het behoud van de bestaande functie is een belangrijk uitgangspunt, maar de categorie-indeling biedt een zekere mate van uitwisselbaarheid van (horeca)functies waardoor de aard van het bedrijf kan veranderen.
Bestemmingsbeschrijving
De gebouwen en overkappingen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens het geldende plan zijn vastgelegd op de verbeelding. Voorts is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om bij beëindigen van de horecafunctie de gronden te kunnen inzetten voor woondoeleinden.
Maatschappelijk
Uitgangspunt
De bestemming 'Maatschappelijk' komt op een tweetal plaatsen voor in het plangebied, namelijk aan de Bramerstraat/Tsjerkewei (kerk) en aan De Ikkers (dorpshuis). Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke uitwisselbaarheid van qua zwaarte vergelijkbare maatschappelijke functies. Daarbij gaat het om educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen. De uitwisselbaarheid van de verschillende maatschappelijke functies binnen de maatschappelijke bestemming is een belangrijk uitgangspunt. Voor de bebouwing geldt als uitgangspunt dat de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Dit geldt ook voor de kerktoren.
Bestemmingsbeschrijving
In de bestemmingsomschrijving is overeenkomstig het bovengenoemde uitgangspunt vastgelegd voor welke maatschappelijke functies de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden. Detailhandel en horeca anders dan ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen is niet toegestaan.
De gebouwen en overkappingen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens de bestaande afmetingen zijn vastgelegd op de verbeelding. In verband met de afwijkende bouwhoogte is voor de kerktoren een specifieke regeling genomen. Door middel van een afwijkingsmogelijkheid kan onder voorwaarden buiten het bouwvlak worden gebouwd.
Recreatie - Jachthaven
Uitgangspunt
Deze bestemming heeft betrekking op de jachthaven en de zeilschool met de bijbehorende voorzieningen. Deze functies hebben daartoe een specifieke bestemming gekregen. Deze bedrijven hebben een hogere milieucategorie dan de categorieën 1 en 2 die standaard binnen een dorp worden toegestaan. Ze passen qua karakter en historie echter bij het dorp Idskenhuizen vanwege de ligging in het recreatieve merengebied van Fryslân. Daar waar sprake is van een bedrijfswoning, is deze ook ter plaatse geregeld met een aanduiding.
Bestemmingsbeschrijving
In de bestemmingsomschrijving is overeenkomstig vastgelegd voor welke functies de gebouwen en gronden gebruikt mogen worden. Naast de jachthaven en de zeilschool zijn er ook gebruiksmogelijkheden voor een restaurant, zeilbotenverhuur en overnachtingsvoorzieningen.
Gebouwen moeten binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogten volgens bestaand planologisch recht zijn vastgelegd op de verbeelding.
Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 en 2 (R-VR1 en R-VR2)
Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving
Het 'oorspronkelijke' recreatieterrein nabij Idskenhuizen is onder twee bestemmingen (R-VR1 en R-VR2) gebracht. Dit is gedaan omdat de zomerhuizen op het meest westelijke deel van het recreatieterrein (R-VR1) zowel recreatief als permanent mogen worden bewoond. De bebouwingsbepalingen voor dit gedeelte, bieden nog enige ruimte voor uitbreiding van de zomerhuizen én voor de bouw van bijhorende bouwwerken bij de zomerhuizen.
Op het oostelijke deel (R-VR2) daarentegen, oorspronkelijk een terrein voor alleen stacaravans én een kampeerterrein, is permanente bewoning juist niet toegestaan. Als gevolg van de toenemende kwaliteitsvraag en ruimtebehoefte worden stacaravans steeds vaker vervangen door een recreatiewoning/bungalow. Om op deze ontwikkeling te kunnen inspringen, wordt net als in vorige plannen de mogelijkheid geboden om de nu nog aanwezige stacaravans onder bepaalde voorwaarden te vervangen door zomerhuizen. Hiervoor zijn bouwvoorschriften in de bestemming opgenomen. Deze recreatiewoningen mogen niet permanent worden bewoond.
Binnen de bestemming R-VR2 is ter plekke geregeld met een aanduiding, waar een bedrijfswoning is toegestaan.
Recreatie - Verblijfsrecreatie 3 (R-VR3)
Uitgangspunt en bestemmingsomschrijving
Deze bestemming heeft betrekking op de in het plangebied beoogde cq. aanwezige recreatiewoningen en het receptiegebouw. Er bevinden zich binnen dit bestemmingsplan twee locaties waar recreatiewoningen zijn toegestaan. Voor het recreatiepark Idskenhuizen is een planmatige inpassing van recreatiewoningen doorlopen voor wat ooit alleen als camping ingericht mocht worden. Hiertoe is een apart bestemmingsplan gemaakt en deze is in dit actualisatieplan overgenomen. Voor de recreatiewoningen is een vlak aangeduid waarin maximaal 11 recreatiewoningen gebouwd kunnen worden. De maximale oppervlakte van een recreatiewoning mag 100 m2 bedragen. Bij elke recreatiewoning mogen bijhorende bouwwerken worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 50 m², tot ten hoogste 80% van de oppervlakte van de recreatiewoning.
Voor het receptiegebouw is een bouwvlak opgenomen waarbinnen het gebouw met inachtneming van de toegestane maximale bouw- en goothoogte gebouwd kan worden.
Permanente bewoning is niet toegestaan. In de bestemmingsplanregeling is opgenomen dat een bedrijfsmatige exploitatie van de recreatiewoningen voor 60% verplicht is. Mede hiermee wordt de beschikbaarheid van verhuurbare accommodaties gewaarborgd.
Sport
Uitgangspunt
Binnen deze bestemming is de uitoefening van uiteenlopende sporten en recreatieve activiteiten toegestaan. De kantines en de kleedruimten in een bouwvlak zijn vastgelegd volgens de bestaande planologische rechten, zodat deze gebouwen niet over het hele terrein kunnen worden opgericht. Realisatie van dergelijke gebouwen is buiten de bouwvlakken alleen mogelijk door het toepassen van een afwijkingsmogelijkheid. De inpassing in de omgeving is een belangrijke voorwaarde bij het toepassen hiervan. Voor gebouwen die minder impact hebben op de omgeving (gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer, dug-outs en kassahokjes) is een meer algemene regeling van toepassing. Specifiek zijn er nog bouwregels gesteld voor lichtmasten en ballenvangers.
Bestemmingsbeschrijving
De kantines en kleedruimten zijn volgens de bestaande mogelijkheden vastgelegd op de verbeelding. Daarbuiten zijn ze zoals hiervoor gezegd alleen met een afwijkingsmogelijkheid te realiseren. In de gehele bestemming zijn maximaal 100 m2 aan gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en kassahokjes toegestaan. Dit kan - al naar gelang de behoefte - dus flexibel ingevuld worden in het bestemmingsvlak. Lichtmasten en ballenvangers zijn toegestaan tot respectievelijk 10 en 8 meter hoogte, tenzij de bestaande hoogte meer bedraagt, in welk geval de bestaande hoogte geldt.
Verkeer
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De wegen en woonstraten in het plangebied zijn onder de bestemming 'Verkeer' gebracht. Ook bermen, sloten, begeleidende groenstroken, parkeerplaatsen en dergelijke zijn in deze bestemming meegenomen.
Het behoud van de bestaande wegen- en stratenstructuur in het dorp en het opnemen van andere functies ter ondersteuning van de openbare ruimte in de bestemming zijn de belangrijkste uitgangspunten. In verband met de akoestische aspecten vanuit de Wet geluidhinder is het niet mogelijk het aantal rijstroken uit te breiden naar meer dan twee.
Water
Uitgangspunt en bestemmingsbeschrijving
De bestemming 'Water' is van toepassing op de bestaande waterpartijen.
Het behoud van het water is een belangrijk uitgangspunt, waarbij er ondergeschikt ook mogelijkheden bestaan voor extensief dagrecreatief medegebruik en groenvoorzieningen.
Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3
Uitgangspunt
Het dorp Idskenhuizen zelf (het oostelijk deel van het plangebied) is grotendeels ingevuld met een woonbestemming. Het behoud en de versterking van de woonfunctie en aan de woonfunctie aanverwante functies is het belangrijkste uitgangspunt. Met het handboek bestemmingsplannen van de gemeente is gekozen voor een uniforme systematiek voor alle woonbestemmingen in de gemeente. Er wordt gewerkt met drie woonbestemmingen. De bestemming 'Wonen - 1' is gebruikt voor woonhuizen uit één laag met kap, de bestemming 'Wonen - 2' voor woonhuizen uit twee lagen met kap. De bestemming 'Wonen - 3' is gebruikt voor de voormalige boerderijpanden. Vrijstaande en twee-onder-een-kap woonhuizen zijn binnen deze bestemmingen standaard toegestaan. Rijenwoningen zijn alleen toegestaan als deze als zodanig zijn aangeduid, met daarbij het aantal aaneen te bouwen woonhuizen.
In de woonbestemmingen wordt gewerkt met de, in planologische zin, bestaande bouwvlakdiepte. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens is, onder andere in verband met brandveiligheidsaspecten, in de regels standaard vastgelegd op minimaal drie meter (met uitzondering van bestaande situaties, waarbij die afstand kleiner is dan 3 meter). Via een binnenplanse afwijking met bijbehorende toetsingscriteria kan deze afstand worden verkleind.
Binnen alle woonbestemmingen is een uniforme erfbebouwingsregeling gehanteerd waarbij rekening is gehouden met een maximale oppervlakte en een bebouwingspercentage aan bijbehorende bouwwerken (zoals aanbouwen, uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen). Hiermee wordt voorkomen dat de percelen te vol worden gebouwd. Dit is onder andere van belang voor de brandveiligheid. Afhankelijk van de oppervlakte van het bouwperceel gelden er afwijkingsmogelijkheden om de hoeveelheid erfbebouwing te vergroten. Hiervoor geldt het uitgangspunt dat voor grotere bouwpercelen meer mogelijkheden gelden. Verder zijn er mogelijkheden voor erkers opgenomen in de woonbestemmingen.
Indien in de bestaande situatie sprake is van meer oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, dan is dit vastgelegd met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken'.
Er zijn onder voorwaarden verschillende functies bij het wonen toegestaan, zoals aan huis verbonden werkactiviteiten en 'bêd en brochje'. Het uitgangspunt hiervoor is dat deze functies ondergeschikt aan de woonfunctie worden uitgeoefend.
Binnen de woonbestemming is in twee gevallen een afwijkende functie aanwezig die specifiek is geregeld in de bestemming. Uitgangspunt is dat deze functies ter plekke kunnen blijven functioneren volgens de huidige situatie.
Bestemmingsbeschrijving
In de bestemmingen is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen (woonhuizen) en bijbehorende bouwwerken. De hoofdgebouwen moeten in de bouwvlakken gebouwd worden. Er is een afwijkingsmogelijkheid in de bestemmingen opgenomen om het hoofdgebouw onder voorwaarden gedeeltelijk buiten het bouwvlak te bouwen. In de bestemming 'Wonen - 1' zijn wonhuizen met een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,5 en 11 meter toegestaan (een laag met kap), in de bestemming 'Wonen - 2' is dit op 6,5 en 12 meter bepaald (twee lagen met kap). In Wonen - 3 zijn de voormalige boerderijpanden vastgelegd op de bestaande afmetingen.
Bij de woonbestemmingen is ten hoogste 70 m2 aan bijbehorende bouwwerken toegestaan tot een maximaal oppervlak van 50% per bouwperceel. De oppervlakte van het hoofdgebouw telt hier niet in mee. Afhankelijk van de grootte van het bouwperceel kan deze oppervlakte onder voorwaarden vergroot worden tot ten hoogste 200 m2.
In de specifieke gebruiksregels is opgenomen dat de gronden en bouwwerken niet gebruikt mogen worden voor detailhandel en bedrijvigheid, met uitzondering van aan huis verbonden werkactiviteiten en bêd en brochje. Bij deze functies is het van belang dat ze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie, zodat de woonfunctie voor het overgrote deel behouden blijft. De regeling is hierop afgestemd.
Het bestaande aantal woningen is uit te breiden met een afwijkingsmogelijkheid, mits dit niet leidt tot een onevenredige verhoging van de parkeerdruk.
In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Om eenieder de gelegenheid te geven zijn visie naar voren te brengen, wordt een inspraakprocedure gevolgd, zoals die is opgenomen in de gemeentelijke Inspraakverordening.
In dezelfde fase wordt het plan ook voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in het Overleg van het Besluit ruimtelijke ordening. Over alle eventueel ingekomen reacties wordt een standpunt bepaald, waarvan de resultaten in het bestemmingsplan worden verwerkt en die mogelijk kunnen leiden tot aanpassing van dit bestemmingsplan.
Het voorontwerp van het bestemmingsplan "Idskenhuizen 2017" heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening van de gemeente De Fryske Marren met ingang van vrijdag 6 april 2018 tot en met 17 mei 2018 voor iedereen ter inzage gelegen bij de centrale balie van het gemeentehuis Herema State 1 te Joure, het servicepunt Balk (Dubbelstraat 1) en het servicepunt te Lemmer (Vissersburen 88). Daarnaast was het voorontwerpbestemmingsplan (digitaal) te raadplegen via de gemeentelijke website www.defryskemarren.nl en op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een schriftelijke of mondelinge inspraakreactie kenbaar te maken. Van de terinzagelegging is vooraf (i.c. op 5 april 2018) een openbare kennisgeving gedaan -via de website www.officielebekendmakingen.nl- in het Gemeenteblad en de Staatscourant.
Gedurende de periode van terinzagelegging is tevens het overleg met de maatschappelijke instanties ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gevoerd. Het plan is hiertoe op 5 april 2018 per mail onder de aandacht van de diverse instanties gebracht met het verzoek om binnen zes weken te reageren.
Naar aanleiding van de terinzagelegging zijn bij de gemeente De Fryske Marren drie overlegreacties en één zienswijze/(inspraak-)reactie binnengekomen. Tevens is het bestemmingsplan op enkele onderdelen ambtshalve aangepast. De reactienota overleg en inspraak is als Bijlage 4 toegevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan Idskenhuizen 2017 met de daarbij behorende stukken heeft in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met ingang van vrijdag 21 september 2018 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een zienswijze over dit bestemmingsplan bij de raad in te dienen. Wel wordt een ambtshalve wijziging voorgesteld. Deze wijziging is opgenomen in Bijlage 3.
Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, opdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Een combinatie van een exploitatieplan en overeenkomsten is ook mogelijk.
Dit bestemmingsplan (de toegestane functies en de bouwregels) is gebaseerd op de bestaande situatie en geldende regelingen voor het plangebied. Geheel nieuwe bouwplannen (volgens het Bro) worden niet mogelijk gemaakt. De grondexploitatieregeling is niet van toepassing en de vaststelling van een exploitatieplan is daarom niet nodig.
januari 2018.