direct naar inhoud van 5.7 Ecologie
Plan: Pijnacker-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1926.bp100057-4001

5.7 Ecologie

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

5.7.1 Gebiedsbescherming

De bescherming van gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998 of via bestemmingsplannen van de gemeenten. De Natuurbeschermingswet bepaald wat er wel en niet mag in de beschermde natuurgebieden. Activiteiten die mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor de natuurwaarden mogen niet plaats vinden zonder vergunning. Verder is iedereen verplicht zorgvuldig om te gaan met natuurgebieden, de zogenaamde zorgplicht.

Het plangebied is niet aangewezen als Natura 2000-gebied. In het plangebied liggen ook geen beschermde natuurmonumenten. Het plangebied herbergt wel enkele watergangen en groenstroken die conform het gemeentelijk beleid onderdeel uitmaken van het ecologisch netwerk van Pijnacker.

Doel van het gemeentelijke ecologische beleid is een samenhangend ecologisch netwerk te creëren binnen de gemeente. Door de gebieden die onderdeel zijn van het ecologisch netwerk te beschermen, wordt versnippering van het groen voorkomen. Dit levert een positieve bijdrage aan de verscheidenheid van planten en dieren in de gemeente. In dit bestemmingsplan hebben de waterpartijen en groengebieden die op basis van het ecologisch beleid deel uitmaken van de binnenstedelijke ecologische structuur een aparte dubbelbestemming gekregen. Met het opnemen van de dubbelbestemming wordt het ecologisch netwerk behouden en beschermd tegen bepaalde verstorende werkzaamheden.

5.7.2 Soortenbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. Op grond van de Flora en faunawet is het verboden beschermde planten te vernielen of te beschadigen, beschermde dieren te verstoren, verwonden of te doden. Daarnaast is het verboden rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten te beschadigen, weg te nemen of te vernielen. Ontheffing van deze regels is onder voorwaarde mogelijk voor onder andere bouwprojecten.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het stedelijk gebied van Pijnacker en wordt op enkele kleinschalige ontwikkelingen na, conform de huidige situatie vastgelegd. Ondanks dat het bestemmingsplan hoofdzakelijk van conserverende aard is, is in het kader van dit bestemmingsplan een ecologische quickscan (Ecologische quickscan Pijnacker – Noord, Bijlage 5 Ecologische quickscan) uitgevoerd voor het gehele gebied. De belangrijkste conclusies uit deze quickscan hebben betrekking op mogelijk negatieve effecten voor:

  • Vleermuizen;
  • Vissen;
  • Broedvogels;
  • Planten.

Op de overige soortgroepen wordt geen negatief effect op beschermde soorten (of functies) verwacht.

Vleermuizen
Op basis van een in 2011 gemeentebreed uitgevoerd vleermuizenonderzoek door Regelink Ecologie kan geconcludeerd worden dat in Pijnacker-Noord verblijfplaatsen zijn aangetroffen van de Gewone Dwergvleermuis en de Kleine dwergvleermuis. Beide soorten zijn wettelijke beschermd.

Vissen
Op basis van de Ecologische quickscan (zie Bijlage 5) kan geconcludeerd worden dat enkele sloten/wateren binnen het plangebied mogelijk dienen als leefgebied voor de kleine modderkruiper en de bittervoorn. Het aanleggen van natuurlijke waterberging en de natuurlijke oevers kan negatief effect op dit leefgebied hebben.

Indien bij de herinrichting van de openbare ruimte sprake is van ingrepen bij sloten/wateren dan is het noodzakelijk aanvullend onderzoek op het voorkomen van deze vissoorten uit te voeren.

Broedvogels
In verband met de mogelijke aanwezigheid van beschermde vogels in het gebied is door de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (KNNV) regio Delfland een onderzoek gedaan naar aanwezigheid van vogels. Uit dit onderzoek blijkt dat in het plangebied de Gierzwaluw en de Huismus aanwezig zijn. Van deze soorten zijn de verblijfplaatsen beschermd. Bij werkzaamheden als gevolg van nieuwe initiatieven dient bij de gemeente informatie opgevraagd te worden over de exacte locaties van de beschermde verblijfplaatsen.

Planten
In het plangebied van Pijnacker-Noord zijn de groeiplaatsen van de Steenbreekvaren en de Tongvaren aangetroffen. Aangezien de groeiplaatsen van beide planten wettelijk beschermd zijn dient hier bij eventuele ontwikkelingen in het plangebied rekening mee te worden gehouden.

Conclusie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard en leidt naar verwachting niet tot aantasting van de aanwezige beschermde dier- en/of plantsoorten in Pijnacker-Noord. Voor de locaties waar ontwikkelingen zijn gepland dient nader gekeken te worden naar de aanwezigheid van beschermde soorten.

In voorkomend geval zal voor sommige inbreidingslocaties sprake zijn van het nemen van passende mitigerende en compenserende maatregelen. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de inbreidingslocaties.

Ontwikkelingen
In verband met de voorgenomen ontwikkeling van de locaties Stanislas 1 en 2 en de sloop van de bestaande gebouwen ter plaatse, is in november 2010 door Regelink Ecologie & Landschap een vleermuis- en broedvogelonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 6).

Uit het onderzoek blijkt dat:

  • het onderzoeksgebied dient voor de gewone dwergvleermuis als foerageergebied. Het betreft hier echter geen essentieel foerageergebied.
  • in het onderzoeksgebied zijn geen vliegroutes aangetroffen.
  • in de bebouwing zijn geen vaste rust- en/of verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Tijdens de kastencontrole werden twee Gewone Dwergvleermuizen aangetroffen. In beide kasten die aan de zuidkant van Meidoornlaan 11 hangen werd een individu gevonden.
  • in het onderzoeksgebied is geen gedrag vastgesteld dat wijst op verblijfplaatsen van broedvogels aangetroffen.

Met de voorgenomen herontwikkeling van de locatie Stanislas 1 en 2 wordt de Flora- en Faunawet niet overtreden. De aanwezige vleermuiskasten dienen echter wel zorgvuldig verplaatst te worden volgens de in het onderzoek aangegeven aanbevelingen.

Voor de locaties Berkenhof en Rondom Wonen is geen locatiespecifiek onderzoek uitgevoerd. De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft echter in 2011 en 2012 door Regelink Ecologie & Landschap een gemeentebrede flora en fauna inventarisatie laten uitvoeren. Uit deze inventarisatie blijkt dat op de locatie Berkenhof een paarverblijfplaats (circa 10) voor de Gewone Dwergvleermuis is aangetroffen. Waarschijnlijk is hier ook een winterverblijfplaats aanwezig. In het gebied voor de Berkenhof zijn verder geen beschermde soorten aangetroffen zoals de huismus, gierzwaluw of uilen.

Op de ontwikkellocatie van Rondom Wonen is tijdens de gemeentebrede inventarisatie eveneens een paar- en winterverblijfplaats van de Gewone Dwergvleermuis aangetroffen. Daarnaast zijn in dit gebied mogelijk ook nestgelegenheden van de huismus aanwezig. Wanneer ter voorbereiding van de ontwikkelingen op de locaties van Berkenhof en Rondom Wonen werkzaamheden worden uitgevoerd waarbij (mogelijk) negatieve effecten optreden voor de Gewone Dwergvleermuis en de huismus dienen mitigerende maatregelen te worden getroffen. Voorbeelden van deze maatregelen zijn dat een half jaar voorafgaand aan de (sloop)werkzaamheden vleermuiskasten opgehangen dienen te worden. Ten behoeve van de mogelijk aanwezige huismussen in het ontwikkelingsgebied van Rondom Wonen kunnen eveneens speciale nestkasten worden opgehangen.

Tot slot moeten bij de ontwikkeling van de locaties Berkenhof en Rondom Wonen voldoende geschikte verblijfplaatsen voor zowel vleermuizen als huismussen worden gecreëerd. Deze nieuwe voorzieningen dienen in het bouwplan (dus bij de omgevingsvergunningaanvraag) opgenomen te worden conform de soortenstandaard van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Met inachtneming van de bovenstaande aanbevelingen en op basis van de onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat het aspect ecologie geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.