Artikel 38 Algemene wijzigingsregels
38.1 Wijzigingsbevoegdheid archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:
-
a. één of meer bestemmingsvlakken met de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
-
1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
-
b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 2', 'Waarde - Archeologie 3' of 'Waarde - Archeologie 4', toekennen aan gronden, grenzend aan deze bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van bedoelde bestemming, gelet op de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
38.2 Woningsplitsing karakteristieke panden
Burgemeester en wethouders kunnen het plan te wijzigen ten einde het toestaan van extra wooneenheden in monumenten en karakteristieke panden die hoofdgebouwen zijn en reeds worden bewoond, met inachtneming van het volgende:
-
a. woningsplitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
-
b. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
-
c. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast;
-
d. ter plaatse van de gesplitste woning dient de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat de woning aaneengebouwd is en dient te blijven en maximaal 2 wooneenheden zijn toegestaan;
-
e. er dient te worden aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen van de milieuwetgeving en er geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden.
38.3 Ruimte voor ruimte
Burgemeester en wethouders kunnen op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met een bouwvlak aangegeven gronden wijzigen in de bestemming 'Wonen' en de bouw van één nieuwe woning toestaan, uitsluitend indien voortzetting van het betreffende agrarische bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is en wijziging ertoe strekt verpaupering door leegstand tegen te gaan, onder de voorwaarden dat:
-
a. alle bestaande voormalige, cultuurhistorisch niet waardevolle, bedrijfsgebouwen met een ondergrens van 1000 m2 worden gesloopt;
-
b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig worden aangetast;
-
c. op gronden die door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bestemming 'Wonen' hebben gekregen is het bepaalde in artikel 20 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat in afwijking van het bepaalde in artikel 20 lid 20.2, de tot het hoofdgebouw behorende aangebouwde bedrijfsruimte ook als woning mag worden verbouwd en gebruikt;
-
d. de in lid 3.1 genoemde, te beschermen waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;
-
e. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, beschikbaar blijven of komen voor de grondgebonden functies landbouw of natuur, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
f. er wordt aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen van de milieuwetgeving en er geen nadelige gevolgen zijn voor de in de omgeving aanwezige waarden.
38.4 Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Natuur', met dien verstande dat:
-
a. de omliggende functies van aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
-
b. natuurontwikkeling daar daadwerkelijk dient plaats te vinden/te hebben plaatsgevonden;
-
c. de gronden in bezit zijn van een natuurbeschermingsorganisatie of via particulier natuurbeheer als natuurgebied worden ingericht.