direct naar inhoud van Artikel 37 Algemene afwijkingsregels
Plan: Landelijk Gebied West
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPlgwestLGB-VG02

Artikel 37 Algemene afwijkingsregels

37.1 Algemeen
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages voorzover dit gelet op het gebruik en/of de constructie noodzakelijk is;
    • 2. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen voor het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
    • 4. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat deze bouwhoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot met niet meer dan 5 m inclusief antennes, uitsluitend mits de masten worden geplaatst op gebouwen gelegen binnen het bouwvlak in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden', met een maximum van drie per agrarisch bouwvlak;
    • 5. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, openbare toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
      • de inhoud per gebouwtje niet meer bedraagt dan 60 m³;
      • de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

  • b. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld onder a alleen indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

37.2 Mantelzorg
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het in gebruik nemen (van een deel) van het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg mits:
    • 1. de mantelzorg noodzakelijk is en dat blijkt uit een medische of sociale indicatie. Indien er sprake is van een ouder – kind relatie waarbij de ouders 65 jaar of ouder is (zijn) is geen medische of sociale indicatie noodzakelijk;
    • 2. het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken bereikbaar zijn en blijven voor hulpdiensten;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
    • 4. de oppervlakte welke wordt gebruikt voor mantelzorg niet meer bedraagt dan 120 m².

  • b. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld onder a intrekken na beëindiging van de mantelzorg.

  • c. Na het intrekken van de omgevingsvergunning zoals bedoeld onder b, is degene aan wie de omgevingsvergunning was verleend of dienst rechtsopvolger, en indien sprake was van afhankelijke woonruimte, verplicht de als strijdige situatie te zijner keuze hetzij in de vorige toestand te herstellen, hetzij met het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen.