Plan: | Kockengen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1904.BPkockengenKKG-VG01 |
Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de eventuele ontwikkelingen voor de natuur. Met het inwerking treden van de Flora- en Faunawet krijgt de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van de milieu- en waardenaspecten in de bestemmingsplannen, zie ook paragraaf 2.2.3.
Ondanks dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt is een quickscan Natuurtoets uitgevoerd omdat een deel van het plangebied aansluit op een ecologische verbindingszone (zie bijlage 3). De quickscan is uitgevoerd door Ecogroen advies met de titel "Quickscan natuurtoets bestemmingsplan Kockengen Dorp" en kenmerk 10-175. De onderzoeksresultaten zijn hieronder beschreven.
Ecologische Hoofdstructuur
Langs de watergang de Bijleveld (ten noorden en zuiden van Kockengen) ligt een aantal schraalgraslanden en kleine moerasgebieden die door de provincie Utrecht aangemerkt zijn als ‘bestaande natuur’ en welke opgenomen zijn in de EHS. Deze terreinen liggen direct tegen de begrenzing van het bestemmingsplangebied aan. Tevens is de Bijleveld zelf aangemerkt als ecologische verbindingszone.
Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan zijn negatieve effecten op de ‘wezenlijke kenmerken en waarden’ van het betreffende gebied niet te verwachten. Negatieve effecten zijn ook niet te verwachten als gevolg van mogelijke bestemmingsplanwijzigingen, mits geen onomkeerbare ontwikkelingen plaatsvinden in en langs de Bijleveld (bijv. demping, beschoeiing, etc) omdat deze watergang een functie heeft als ecologische verbindingszone.
Natura 2000-gebied
Ecogroen geeft in de Quickscan aan dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat het dorp Kockengen significant negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied Oostelijke Vechtplassen of andere verderop gelegen Natura 2000-gebieden. Bovendien betreft het in deze situatie een conserverend bestemmingsplan er dan ook geen gewijzigde effecten verwacht als gevolg van het bestemmingsplan.
Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen (bij bestemmingsplanwijzigingen) zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Oostelijke Vechtplassen echter niet op voorhand uit te sluiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij het slopen van bebouwing. De habitatsoort Meervleermuis gebruikt het Natura 2000-gebied namelijk uitsluitend als foerageergebied en heeft kolonies in de omliggende dorpen, mogelijk dus ook in Kockengen. Daarnaast kunnen significant negatieve effecten optreden bij ontwikkelingen met verstrekkende gevolgen, zoals emissies of grondwateronttrekking.
Beschermde natuurmonumenten
Ten noorden en noordwesten van Kockengen ligt Beschermde Natuurmonument Schraallanden Utrecht-West. Dit natuurmonument bestaat uit een viertal kleine reservaten. De reservaten bestaan uit oeverlanden (gras- en hooiland) en moerasgebieden met rietvelden en moerasbos. Het terrein Armenland Ruwiel ligt het dichtst bij Kockengen op een afstand van 2,8 kilometer. Het gebied bestaat uit een vochtig schraalgrasland met veel kenmerkende plantensoorten van blauwgraslanden.
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat het dorp Kockengen significant negatieve effecten heeft op Beschermd Natuurmonument Schraallanden Utrecht-West. Bovendien betreft het in deze situatie een conserverend bestemmingsplan. Bij bepaalde nieuwe ontwikkelingen (bij bestemmingsplanwijzigingen) zijn significant negatieve effecten op Schraallanden Utrecht-West niet uit te sluiten. Het gaat dan wel om (grootschalige) ontwikkelingen met verstrekkende gevolgen, zoals emissies of grondwateronttrekking.
Flora
Tijdens het veldbezoek is een globale inschatting gemaakt van de potenties voor beschermde plantensoorten in het bestemmingsplangebied. Er is geen uitputtende inventarisatie uitgevoerd. In verschillende watergangen zijn onder andere de laag beschermde Zwanenbloem (FF-wet tabel 1) en de minder algemene Krabbenscheer (Rode Lijst: gevoelig) aangetroffen. Genoemde soorten zijn met name aangetroffen in de watergang langs de oostzijde van Kockengen, maar ook her en der binnen de bebouwde kom zelf. Zwaarder beschermde en bedreigde soorten zijn niet waargenomen en worden vanwege het ontbreken van geschikte biotopen ook niet verwacht binnen een groot deel van het bestemmingsplangebied. Wel dient men bij ingrepen aan oude muren, putten en kades alert te zijn op de aanwezigheid van groeiplaatsen van muurplanten, deze groep planten kent in Nederland veel strikt beschermde en bedreigde soorten.
Fauna
Hoewel de natuurwaarden in het plangebied relatief laag zijn, is het voorkomen van sommige beschermde soorten of soortgroepen echter niet uit te sluiten. Het voorkomen van reptielen (Ringslang) en strikt beschermde grondgebonden zoogdieren (zoals Steenmarter, Waterspitsmuis en Noordse woelmuis) en dagvlinders is echter niet aannemelijk. Bij ons zijn geen waarnemingen bekend in en in de omgeving van het bestemmingsplangebied en er slechts beperkt geschikt biotoop aanwezig. Op basis van het veldbezoek en bekende verspreidingsgegevens kan het voorkomen van vleermuizen, jaarrond beschermde broedvogels, strikt beschermde vissen en de strikt beschermde Rugstreeppad, Groene glazenmaker, Gestreepte waterroofkever en Platte schijfhoren echter niet worden uitgesloten. Ten aanzien van het voorkomen van de bepaalde soorten is een aanvullende memo opgesteld. Dit memo is bijgevoegd in bijlage 4 en vormt een aanvulling op de eerder genoemde quickscan.
Situatie plangebied
Bij eventuele toekomstige bestemmingsplanwijzigingen waarbij ruimtelijke ingrepen mogelijk worden gemaakt verplicht de Flora- en faunawet dat een ieder na moet gaan in hoeverre dit negatieve effecten kan hebben op de natuur. Dit ongeacht of een beschermingsregime van toepassing is. De zorgplicht van artikel 2 uit de Flora- en faunawet stelt dat optredende negatieve effecten zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd dienen te worden. Voor schade aan juridisch zwaarder beschermde soorten kan de aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet bij het Ministerie van LNV noodzakelijk zijn.
Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan zijn echter geen negatieve effecten te verwachten voor de flora en fauna. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.