Plan: | Corridor |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1904.BPcorridorBKL-VG02 |
Zoals in paragraaf 3.1 bij de Historie is beschreven, kent het plangebied en de directe omgeving een rijk verleden. Zo dankt Breukelen haar bestaan de aan de rivier de Vecht, welke omstreeks 1000 v.Chr. ontstond. Op de oeverwallen van de rivier ontstonden de eerste nederzettingen en later de voor het gebied kenmerkende buitenplaatsen en kastelen. Zo is het oude centrum van Breukelen, het 'ronde dorp' genaamd, ontstaan op een iets boven de omgeving uitstekende woerd.
Het grootste gedeelte van de omgeving van Breukelen is tegen het einde van de 10de eeuw cultuurhistorisch in gebruik genomen. Door de opwarming van het klimaat en veelal droog weer en een groeiende bevolking zorgde voor de ontginning van de vroeger onbegaanbare veenwildernissen.
De cultuurhistorische waarden van het veenweidegebied zijn:
De cultuurhistorische waarden van stroomruggen zijn onder andere:
De ligging van het dorp, en daarmee ook onderhavig plangebied, in een gebied wat al vele eeuwen in gebruik en ontwikkeling is, gecombineerd met de van belang zijnde ligging ten opzichte van watergangen, heeft geresulteerd in meerdere cultuurhistorische aspecten. Deze zijn onder te verdelen in:
Watergangen
De Heicop is een watergang welke reeds in 1385 is aangelegd. De watergang had als doel het lozen overtollig water door in de omgeving werkzame boeren.
Wegen
De in het plangebied gelegen Broekdijk-West heette oorspronkelijk Otterspoorbroekse Dijk. De weg beschermde in de 10de en 11de eeuw de boeren op het oude land ten zuiden van het dorp tegen wateroverlast uit de veenwildernis in het westen. Deze dijk werd vervolgens bij het begin van de grote veenontginningen de voordijk van de ontginning Otterspoorbroek.
Woningen/Boerderijen
Aan de Kanaaldijk-West zijn meerdere karakteristieke voormalige dienstwoningen gelegen. Ondermeer het pontwachtershuisje aan de Kanaaldijk-West en het sluiswachtershuisje aan de Stationsweg zijn tussen 1875 en 1915 gebouwd.
Molen
Vanwege de natte gronden hebben in de omgeving van het plangebied in het verleden vele molens gestaan. In het plangebied is de Kortrijkse molen gelegen welke is aangewezen als Rijksmonument. Deze molen dateert uit het jaar 1696. De molen is nog maalvaardig en in eigendom van de Stichting De Utrechtse Molen. Vanwege de monumentale waarde van de molen, dient de werking van de molen gewaarborgd te worden. In overleg met de Provincie Utrecht is er aan een zone van 100 meter rondom de molen de aanduiding 'molenbiotoop' toegekend.
De gemeente Stichtse Vecht heeft een archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart vastgesteld. Op grond van de verwachtingswaardekaart zijn de gronden in het plangebied aangewezen als gronden met hoge archeologische verwachting, lage archeologische verwachting, middelhoge archeologische verwachting en een terrein van archeologische of hoge archeologische waarde (zie ook paragraaf 4.4.5).
Aangezien onderhavig bestemmingsplan overwegend conserverend van aard is en niet voorziet in nieuwe bodemverstorende activiteiten, is nader archeologisch onderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk. Wel is het ter bescherming van de eventuele archeologische waarden noodzakelijk op de verbeelding en in de regels een zogenaamde "dubbelbestemming Archeologie" op te nemen.
Enkel ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling van een horeca voorziening is specifiek archeologische onderzoek in de vorm van een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek, uitgevoerd door ADC Archeoprojecten, is als onderdeel van bijlage 6 bijgevoegd. Uit het onderzoek zijn geen archeologische waarden in dit gedeelte van het plangebied aangetroffen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt dan ook geadviseerd dit gedeelte van het plangebied archeologisch vrij te geven.
Conclusie
Op basis van de archeologische verwachtingswaardekaart van de gemeente, zoals deze is opgenomen in paragraaf 4.4.5, geldt voor het plangebied een zodanige verwachting dat het noodzakelijk is ten tijde van het uitvoeren van werkzaamheden van een bepaalde omvang archeologische onderzoek uit te voeren. Door het opnemen van dubbelbestemmingen worden de eventuele archeologische waarden beschermd. Voor het gedeelte van het plangebied waar een concrete ontwikkeling is voorzien, is op basis van archeologisch onderzoek aangetoond dat archeologische waarden niet aanwezig zijn.