direct naar inhoud van 3.7 Flora en fauna
Plan: Corridor
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1904.BPcorridorBKL-VG02

3.7 Flora en fauna

3.7.1 Kader

Het natuurbeschermingsbeleid en de wet- en regelgeving op het gebied van flora en fauna kennen twee sporen, namelijk een gebiedsgericht en een soortgericht spoor. Als gevolg van ontwikkelingen op Europees niveau heeft de laatste jaren een actualiseringslag plaatsgevonden binnen het nationaal natuurbeschermingsrecht. Met de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig in nationale wetgeving geïmplementeerd.

De twee sporen hebben daarbij elk hun eigen wettelijk verankering. De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden, de Flora en faunawet op de bescherming van soorten.

Het plangebied betreft drie verschillende bedrijventerreinen, een woonwijk en landelijk gebied. Op basis van onderhavig bestemmingsplan worden hoofdzakelijk het bestaande gebruik en de bestaande planologische mogelijkheden vastgelegd. Ten hoogste categorie 3.2 bedrijven worden toegestaan, bestaande bedrijven in een hogere categorie daargelaten. De bedrijventerreinen zijn overwegend reeds bebouwd (een enkele kavel is nog onbebouwd).

De in het plangebied aanwezige natuurlijk ingerichte gronden en bos worden gedetailleerd bestemd en hier worden geen ontwikkelingen voorzien en/of mogelijk gemaakt.

3.7.1.1 Onderzoek

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of een Beschermd natuurmonument. Het dichtstbijzijnde natuurbeschermingswetgebied is het Natura 2000- gebied de Oostelijke Vechtplassen op ca. 2 km afstand van het plangebied.

Gelet op de ligging ten opzichte van dit Natura 2000-gebied is door de Milieudienst onderzocht in hoeverre een significante effecten op het natuurgebied door onderhavig bestemmingsplan te verwachten zijn.

Uit dit onderzoek blijkt dat er op grond van dit bestemmingsplan geen nadelige gevolgen voor het Natura 2000-gebied te verwachten zijn, waardoor het opstellen van een passende beoordeling of het aanvragen van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet niet aan de orde is. Het onderzoek is in de bijlage bij dit bestemmingsplan bijgevoegd.

Op grond van dit bestemmingsplan kunnen aan aantal thans onbebouwde gronden bedrijfsmatig bebouwd worden. Dit betreffen een aantal percelen op bedrijventerrein Breukelerwaard en Keulschevaart. Gelet op de geringe zwaarte van de bedrijfscategorieën die toegestaan zijn op deze gronden, maximaal 3.1 en 3.2 bedrijven, kan gesteld worden dat effecten als gevolg van externe werking door bijvoorbeeld geluid, licht en stikstofdepositie zijn op een afstand van meer dan 2 km niet meer waarneembaar zijn.

Verdere toetsing in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling of het aanvragen van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet is niet aan de orde.

Gebiedsbescherming

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Provincie Utrecht heeft in het Streekplan 2005-2015 de EHS planologisch verankerd. Hierin is omschreven dat de EHS bestaat uit een netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden, tussenliggende agrarische gebieden met natuurwaarden en verbindingen daartussen. Deze verbindingen worden ecologische verbindingszones genoemd.

De centraal door het plangebied van west naar oost lopende watergang de Heicop is aangewezen als ecologische verbindingszone. Aangezien in de omgeving van het plangebied enkel de bestaande gebruiksmogelijkheden worden vastgelegd, is nader onderzoek naar effecten op de ecologische hoofdstructuur niet noodzakelijk. Het gebied rondom de Heicop maakt onderdeel uit van het te ontwikkelen gebeid Hof van Breukelen. Bij de ontwikkeling van dit gebied dient rekening gehouden te worden met de ecologische functie van de watergang.

Soortenbescherming

Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht. In deze wet is de soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn volledig geïmplementeerd. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en met name de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied.

Voor beheergerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen, met geen of slechts geringe ontwikkelingsmogelijkheden, kan in het algemeen gesteld worden dat de uitvoerbaarheid niet ter discussie zal staan. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. Anders ligt het voor (onderdelen van) bestemmingsplannen die een wijziging van het grondgebruik inhouden of bijvoorbeeld het slopen dan wel oprichten van nieuwe bebouwing en/of infrastructuur. Hiervoor dient een uitvoerbaarheids toets flora en fauna te worden uitgevoerd. Voorliggend bestemmingsplan heeft een overwegend beheersmatig karakter, waardoor een natuuronderzoek niet noodzakelijk is.

3.7.1.2 Conclusie

De actualisatie van het bestemmingsplan leidt niet tot (significant) negatieve effecten op gebieden die zijn beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet. Nader onderzoek in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling is derhalve niet noodzakelijk en het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning is niet aan de orde. De Natuurbeschermingswet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

De actualisatie leidt niet tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Het doorlopen van een “Nee, tenzij-toets” is derhalve niet noodzakelijk. Het beleid ten aanzien van de EHS staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

Voorts leidt de actualisatie niet tot het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet wanneer werkzaamheden in het gebied worden uitgevoerd volgens gedragscodes en de regelgeving van de Flora en faunawet.

Verder zijn alleen enkele algemeen beschermde soorten te verwachten in het plangebied. Dit zijn algemeen beschermde soorten (tabel 1 AMvB Ffwet) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet geldt. Aanvullend veldonderzoek naar beschermde soorten is derhalve niet noodzakelijk en het aanvragen van een Flora- en faunawet ontheffing niet aan de orde. De Flora- en faunawet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.