Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Eijsden
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1903.BPKOM10000EIJ-VA01

Artikel 37 Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed

37.1 Bestemmingsomschrijving
37.1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het beschermen en behouden van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed;
  2. het behouden van de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging.
37.1.2 Verhouding met overige bestemmingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de overige dubbelbestemmingen en bestemmingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 46.3.
37.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht. Bestaande bouwwerken mogen in hun huidige omvang worden gehandhaafd.
37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Oprichten bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 37.2 ten behoeve van het oprichten of aanpassen van de volgende bouwwerken:
  1. waterstaatkundige (kunst)werken;
  2. voorzieningen voor een betere en veiligere afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
  3. voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;
  4. bedrijfsbebouwing voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die redelijkerwijs niet buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd en waarvoor is aangetoond dat er sprake is van een zwaarwegend economisch belang;
  5. een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van bestaande bebouwing;
 
mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat het veilig functioneren van waterstaatswerken is gewaarborgd;
  2. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat er geen sprake is van een feitelijke belemmering van toekomstige vergroting van de afvoer- of bergingscapaciteit;
  3. de situering en uitvoering van bouwwerken dient zodanig te zijn dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  4. de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen moeten duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd moet zijn;
  5. de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen moeten het oprichten van bouwwerken toelaten;
  6. tevens een vergunning is verleend op grond van de Waterwet.